PowerPoint-presentatie

advertisement
Examenprogramma VWO 2010
Domein: Golven en straling
Subdomein: Radioactiviteit
Samenvatting
Ioniserende straling
ISP
Inhoud
1
2
3
4
5
Soorten ioniserende straling
Radioactief verval
Effecten van ioniserende straling
Kernsplijting en kernfusie
Kernenergie
ISP
Examenprogramma VWO 2010
2
1 Soorten ioniserende straling
•
•
•
•
•
•
•
•
ISP
Atoombouw
Röntgenbuis
Röntgenstraling
Kernstraling
Ioniserend vermogen
Doordringend vermogen
Bronnen
Detectie
Examenprogramma VWO 2010
3
Atoombouw
• kern (protonen en neutronen) en elektronenwolk
(elektronen in schillen)
• atoomnummer Z: aantal protonen
in de kern
• massagetal A: aantal nucleonen
(of kerndeeltjes: protonen en
neutronen)
• notatie: ZA X
• isotopen: hetzelfde aantal protonen (Z) in de kern
(dus: hetzelfde element X), maar verschillend aantal
neutronen (N) in de kern en dus verschillend
massagetal (A = Z + N)
ISP
Examenprogramma VWO 2010
4
Röntgenbuis
•
•
•
•
door verhitting kathode K komen elektronen vrij
elektronen worden versneld door spanning UAK
elektronen botsen tegen anode A
interactie met atomen van anodemateriaal geeft
röntgenstraling
ISP
Examenprogramma VWO 2010
5
Röntgenstraling
• bij interactie met atomen van het anodemateriaal
worden elektronen afgeremd of veranderen van
richting en zenden fotonen uit – remstraling
• sommige elektronen schieten een elektron weg uit
één van de binnenschillen van het atoom, waarna
het gat wordt opgevuld door een elektron uit een
hogere schil – karakteristieke röntgenstraling
• fotonenergie: Ef = h·f
ISP
Examenprogramma VWO 2010
6
Kernstraling
• instabiele kern verandert in een andere kern onder
uitzending van α-, β- of γ-straling
4
• α-straling: heliumkernen ( 2 He )
• β-straling: elektronen ( -10 e ) – ontstaat doordat een
neutron in de atoomkern vervalt tot een proton en
een elektron
• γ-straling: fotonen – ontstaat doordat de atoomkern
vanuit een aangeslagen toestand terugvalt naar de
grondtoestand
ISP
Examenprogramma VWO 2010
7
Ioniserend vermogen
• bij doordringen van straling in een stof wordt energie
afgegeven aan elektronen in de buitenste schillen
van de atomen
• stralingsdeeltje (α,β) of foton (röntgen,γ) stoot bij
botsing een elektron uit het atoom: ionisatie
ISP
Examenprogramma VWO 2010
8
Doordringend vermogen
• α- en β-straling: dracht
• dracht R: afstand waarover het stralingsdeeltje al zijn
energie heeft afgegeven aan het materiaal – hangt af
van de soort straling, de energie van het stralingsdeeltje en de dichtheid van het materiaal
ISP
Examenprogramma VWO 2010
9
Doordringend vermogen
• röntgen- en γ-straling: halveringsdikte
• halveringsdikte d1/2: afstand waarover een materiaal
de helft van de invallende fotonen heeft geabsorbeerd – hangt af van de fotonenergie en de dichtheid
van het materiaal
• de intensiteit Id van de
doorgelaten straling neemt
exponentieel af met de
dikte d van het materiaal:
I d = I0
ISP
 
1 d/d1/2
2
Examenprogramma VWO 2010
10
Ioniserend en doordringend vermogen
soort straling
ioniserend
vermogen
doordringend
vermogen
• α-straling
groot
klein
• β-straling
matig
klein
klein
matig
groot
groot
• röntgenstraling
• γ-straling
ISP
Examenprogramma VWO 2010
11
Bronnen
natuurlijke stralingsbronnen: achtergrondstraling
• kosmos
• bodem, water en lucht > voedsel en bouwmaterialen
•
•
•
•
•
kunstmatige stralingsbronnen
medische toepassingen: diagnose en therapie
kernreactoren, opslagplaatsen van radioactief afval
deeltjesversnellers
consumentenproducten zoals rookmelders en beeldschermen
fall-out door nucleaire rampen en kernbomproeven
ISP
Examenprogramma VWO 2010
12
Detectie
•
•
•
•
•
•
Geiger-Müller telbuis
gasgevulde metalen cilinder (kathode) met op de
cilinderas een metalen draad (anode)
spanning van 1 kV
vooral gevoelig voor βdeeltjes
deeltje veroorzaakt ionisatie
van één of meer gasatomen
vrijgemaakte elektronen versnellen naar anode en
ioniseren daarbij meer gasatomen: er ontstaat een
lawine van elektronen die een spanningspuls levert
elektronische teller telt het aantal pulsen
ISP
Examenprogramma VWO 2010
13
Detectie
•
•
•
•
•
•
•
Bellenvat
vat met doorzichtige vloeistof
temperatuur vloeistof vlak onder kookpunt
invallende straling zorgt voor
ionisaties
door drukverlaging gaat de
vloeistof spontaan koken: rond
de ionen vormen zich dampbellen
banen van de deeltjes zijn zichtbaar als bellenspoor
gekromde banen onder invloed van magnetisch veld
meestal wordt een foto van het bellenspoor gemaakt
ISP
Examenprogramma VWO 2010
14
Detectie
•
•
•
Dradenkamer
een rij dicht op elkaar liggende anode-draden is
gespannen tussen twee kathode-platen
invallende straling zorgt voor ionisaties
de draden detecteren de door ionisatie vrijgekomen
elektronen
een computerprogramma
berekent het ionisatiespoor
deeltje
•
kathode-platen
anode-draden
ISP
Examenprogramma VWO 2010
15
Detectie
•
•
•
•
Dosismeter
bevat materiaal dat de energie
van de invallende straling
absorbeert
vroeger een fotografische film – na ontwikkelen
bepaalt de zwarting de dosis
tegenwoordig thermoluminescentie – straling brengt
atomen in aangeslagen toestand, na verhitting komt
energie vrij in de vorm van licht: de lichtintensiteit
bepaalt de dosis.
uitvoering als badge
ISP
Examenprogramma VWO 2010
16
2 Radioactief verval
• Halveringstijd
• Activiteit
• Vervalvergelijking
ISP
Examenprogramma VWO 2010
17
Halveringstijd
• bij radioactief verval verandert een instabiele kern in
een andere kern onder uitzending van α-, β- of γstraling
• de halveringstijd t1/2 is de tijd waarin de helft van het
aanwezige aantal instabiele kernen vervalt
• het aantal aanwezige instabiele kernen Nt neemt
exponentieel af in de loop van de tijd t:
N t = N0
1 t/t1/2
2
 
= N 0 e -λ t
• vervalconstante:
λ=
ISP
ln 2
t1/2
Examenprogramma VWO 2010
18
Activiteit
• de activiteit A is het aantal vervallende kernen per
seconde:
ΔN
A=Δt
• eenheid: becquerel (Bq)
• de activiteit At neemt exponentieel af in de loop van
de tijd t:
1 t/t
At = A0  2 
= A0 e -λ t
• vervalkromme
1/2
ISP
Examenprogramma VWO 2010
19
Vervalvergelijking
• α-verval:
A
Z
X
A- 4
Z -2
Y + 42 He
• het α-deeltje is een heliumkern
• behoudsprincipes:
massagetal: A = (A – 4) + 4
atoomnummer: Z = (Z – 2) + 2
ISP
Examenprogramma VWO 2010
4
2
A
Z
X
A-4
Z-2
Y
He
20
Vervalvergelijking
0
-1
e (β - deeltje)
• β–-verval:
A
Z
A
X  Z +1
Y + -10 e
• het β–-deeltje is een elektron
• behoudsprincipes:
βmassagetal: A = A + 0
atoomnummer: Z = (Z + 1) – 1
• bij β–-verval vervalt een neutron in de kern tot een
proton en een elektron:
A
Z
X
A
Z+1
Y
n  11p + -10 e
1
0
• het elektron wordt door de kern uitgestoten
ISP
Examenprogramma VWO 2010
21
Vervalvergelijking
• β+-verval:
A
Z
X  Z A- 1Y + 01e
• het β+-deeltje is een positron: het antideeltje van het
A
elektron
ZX
• behoudsprincipes:
+
β
massagetal: A = A + 0
atoomnummer: Z = (Z – 1) + 1
A
Z-1Y
+
• bij β -verval vervalt een proton in de kern tot een
neutron en een positron:
1
1
p  01n + 01 e
• het positron wordt door de kern uitgestoten
ISP
Examenprogramma VWO 2010
22
Vervalvergelijking
Y  AZ Y + γ
• het γ-deeltje is een foton
• na α- of β-verval bezit de kern vaak nog teveel
energie: de kern bevindt zich in een aangeslagen
toestand (aangegeven door de letter m achter het
massagetal)
• de kern raakt deze energie kwijt door het uitzenden
van een γ-foton
• γ-straling wordt dus uitgezonden in combinatie met
α- of β-straling
ISP
Y
A
Z
Y
γ
• γ-verval:
Am
Z
Am
Z
Examenprogramma VWO 2010
23
Vervalvergelijking
• K-vangst:
A
Z
X + -10 e  Z A- 1Y
• de kern trekt een elektron uit de K-schil de kern in
• daar combineert het ‘ingevangen’ elektron met een
proton tot een neutron:
p + -10 e  01n
1
1
• het ‘gat’ in de K-schil wordt gevuld door een elektron
uit de L- of M-schil onder uitzenden van een röntgenfoton
ISP
Examenprogramma VWO 2010
24
3 Effecten van ioniserende
straling
•
•
•
•
•
ISP
Bron – straling – ontvanger
Bestraling en besmetting
Dosis en dosisequivalent
Beschermingsmaatregelen
Afwegen van risico’s
Examenprogramma VWO 2010
25
Bron – straling – ontvanger
• schema:
besmetting
ioniserende
straling
bron
radioactiviteit
radioactieve stof
radioactief verval
activiteit
halveringstijd
ISP
ontvanger
bestraling
soorten straling
ioniserend vermogen
doordringend vermogen
Examenprogramma VWO 2010
dosis
dosisequivalent
absorptie
halveringsdikte
26
Bestraling en besmetting
• bij bestraling absorbeert een ontvanger straling ‘van
buitenaf’: uitwendige bestraling
• bij besmetting heeft een ontvanger zelf radioactieve
stoffen binnengekregen (op of in het lichaam) en
ontvangt daardoor straling ‘van binnenuit’: inwendige
bestraling
besmetting
ioniserende
straling
bron
radioactiviteit
ISP
ontvanger
bestraling
Examenprogramma VWO 2010
27
Dosis en dosisequivalent
• de dosis D is de geabsorbeerde stralingsenergie per
kilogram van het absorberende materiaal:
Estr
D=
m
• eenheid: gray (Gy) (1 Gy = 1J/kg)
• het dosisequivalent H is de dosis, gecorrigeerd voor
het biologisch effect (of de aangerichte schade) van
de verschillende soorten straling:
H=Q D
• eenheid: sievert (Sv)
• weegfactor: Qα = 20 en Qβ = Qγ = Qrö = 1
ISP
Examenprogramma VWO 2010
28
Beschermingsmaatregelen
• het jaarlijkse dosisequivalent van zo’n 2 mSv als
gevolg van de natuurlijke achtergrondstraling is
onontkoombaar
• de ontvangen extra dosis moet zo laag mogelijk zijn
en onder de dosislimiet blijven
• er zijn drie mogelijkheden om het stralingsrisico voor
stralingswerkers te beperken:
• verkorten van de tijd dat de stralingswerker met de
bron bezig is
• afscherming van de bron
• vergroten van de afstand tot de bron
ISP
Examenprogramma VWO 2010
29
Afwegen van risico’s
• toepassingen moeten gerechtvaardigd zijn
• de ontvangen stralingsdosis moet zo laag mogelijk
zijn en onder de dosislimiet blijven
• bij medisch diagnostische stralingstoepassingen
steeds nagaan of er alternatieven zijn (zoals MRI of
echoscopie)
• voor medisch therapeutische stralingstoepassingen
(bestraling) geldt een andere afweging: het risico van
niet behandelen tegenover het risico van de
stralingsdosis
• deze stralingsdosis valt niet onder de dosislimiet
ISP
Examenprogramma VWO 2010
30
4 Kernsplijting en kernfusie
• Bindingsenergie en massadefect
• Bindingsenergie per nucleon
• Energie bij kernsplijting en kernfusie
ISP
Examenprogramma VWO 2010
31
Bindingsenergie en massadefect
• de energie die nodig is voor het afbreken
van de atoomkern tot ‘losse’ nucleonen
(protonen en neutronen) – en dus de energie
die vrijkomt bij het opbouwen van die kern
uit ‘losse’ nucleonen – is de bindingsenergie Eb
• de totale massa van de ‘losse’ nucleonen is
groter dan de massa van de kern
• het verschil in massa is het massadefect Δm
• volgens de equivalentie van massa en
energie (E = m·c2) geldt:
Eb
E b = Δm c 2
ISP
Examenprogramma VWO 2010
32
Bindingsenergie per nucleon
• de bindingsenergie Eb gedeeld door het massagetal A
is de bindingsenergie per nucleon: Eb/A
• de bindingsenergie per
nucleon hangt af van
het massagetal – en is
dus per element
splijting
verschillend
fusie
• bij fusie van twee lichte
kernen en bij splijting
van een zware kern komt
bindingsenergie vrij
ISP
Examenprogramma VWO 2010
33
Energie bij kernsplijting en kernfusie
• de vrijkomende energie bij kernsplijting of kernfusie
is gelijk aan het verschil in bindingsenergie van de
kernen voor en na de reactie
• de vrijkomende energie is te berekenen uit het
massadefect: het verschil tussen de som van de
kernmassa’s voor en na de reactie
E = Δm c 2 = (Σmvoor - Σmna ) c 2
• de kernmassa m is te berekenen uit de atoommassa
(gecorrigeerd voor de aanwezige elektronen) en de
atomaire massa-eenheid u
ISP
Examenprogramma VWO 2010
34
5 Kernenergie
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
ISP
Kernsplijting
Kettingreactie
Kernreactor
Splijtstofstaven
Moderator
Regelstaven
Splijtstofcyclus
Kernafval
Veiligheidsaspecten
Milieuaspecten
Examenprogramma VWO 2010
35
Kernsplijting
• bij beschieting met neutronen kan een zware
atoomkern splijten
• een voorbeeld is de splijting van de uraniumisotoop
U-235:
235
92
89
1
U+ 01n  144
Ba
+
Kr
+
3
56
36
0n
235
92
94
1
U+ 01n  140
Xe
+
Sr
+
2
54
38
0n
• bij deze splijtingsreactie is sprake van een massadefect: er komt energie vrij in de vorm van kinetische
energie van de splijtingsproducten
• de splijtingsproducten zijn instabiel en vervallen
onder uitzenden van α-, β- en/of γ-straling
ISP
Examenprogramma VWO 2010
36
Kettingreactie
• bij de splijting van U-235 ontstaan twee of drie vrije
neutronen
• deze vrije neutronen kunnen op hun beurt weer
nieuwe uraniumkernen splijten: zo ontstaat een
kettingreactie.
ISP
Examenprogramma VWO 2010
37
Kernreactor
• in een kernreactor is sprake van een gecontroleerde
kettingreactie van kernsplijtingen om energie vrij te
maken: elke kernsplijting veroorzaakt één volgende
kernsplijting
• de energie wordt gebruikt om stoom te maken
• de stoom drijft een turbine/
generator-combinatie aan
• de kerncentrale levert elektrische energie
ISP
Examenprogramma VWO 2010
38
Splijtstofstaven
• in de kernreactor zit de splijtstof (U-235) in splijtstofstaven
• natuurlijk uranium bestaat vooral uit U-238 en slechts
voor 0,7% uit het splijtbare U-235
• voor het kernsplijtingsproces is verrijkt uranium met
3 tot 5% U-235 nodig
• uit het U-238 in de splijtstofstaven ontstaat plutonium
(Pu-239) door absorptie van neutronen:
238
92
ISP
0
U+ 01n  239
Pu
+
2
94
-1 e
Examenprogramma VWO 2010
39
Moderator
• voor splijting van een uraniumkern is een langzaam
neutron nodig
• de neutronen die ontstaan bij splijting van een
uraniumkern zijn hoog energetisch
• om deze neutronen zodanig af te remmen dat ze een
nieuwe uraniumkern kunnen splijten –
en zo de kettingreactie in stand kunnen
houden – is een moderator nodig
• in een kerncentrale is de moderator
meestal water
ISP
Examenprogramma VWO 2010
40
Regelstaven
• de kettingreactie van kernsplijtingen wordt onder
controle gehouden met regelstaven
• deze regelstaven bestaan uit een materiaal dat
neutronen absorbeert zonder dat er verdere reacties
optreden: boor of cadmium
• in een kritische reactor veroorzaakt precies één van
de bij splijting vrijkomende neutronen een nieuwe
splijtingsreactie
• de kernreactor levert dan een constant vermogen
ISP
Examenprogramma VWO 2010
41
Splijtstofcyclus
• schema:
productie
splijtstofstaven
uraniumverrijking
uraniumwinning
ISP
kerncentrale
opwerking
splijtstofstaven
radioactief
afval
Examenprogramma VWO 2010
42
Kernafval
• in een kerncentrale, maar ook in ziekenhuizen en
onderzoekscentra wordt kernafval geproduceerd
• laag- en middelradioactief afval zoals kleding, papier,
water- en luchtfilters wordt in Nederland bovengronds opgeslagen bij de COVRA
• hoogradioactief kernsplijtingsafval gaat vanuit
Nederland naar Frankrijk voor opwerking
• bij opwerking wordt het overgebleven uranium en het
gevormde plutonium uit het kernsplijtingsafval
gehaald voor hergebruik als splijtstof
ISP
Examenprogramma VWO 2010
43
Veiligheidsaspecten
• in een Nederlandse kerncentrale wordt zorgvuldig
gelet op de veiligheid door:
• ontwerp van de centrale met veiligheidsomhulling
• correct onderhoud van de centrale
• regels en procedures bij het werken met de
centrale
• toezicht van de overheid op naleving van de regels
ISP
Examenprogramma VWO 2010
44
Milieuaspecten
• bij normaal functioneren levert een kerncentrale een
extra stralingsdosis van niet meer dan 10 μSv per
jaar per persoon
• een kerncentrale van 1000 MW verbruikt per dag 3,2
kg uranium, een kolencentrale heeft voor eenzelfde
energieproductie 10.600 ton steenkool nodig
• de voorraden splijtstof (uranium) en fossiele brandstof (aardgas, aardolie en steenkool) zijn eindig
• een thermische centrale (op fossiele brandstof)
draagt bij aan versterking van het broeikaseffect, een
kerncentrale levert hoogradioactief kernsplijtingsafval
ISP
Examenprogramma VWO 2010
45
Informatie
• onder achtergrondinformatie op het leerlingendeel
van deze website staat aanvullende informatie over
onder andere de eigenschappen, de effecten en de
toepassingen van ioniserende straling
ISP
Examenprogramma VWO 2010
46
Download