Nassaulaan 6 2514 JS Den Haag Telefoon (070) 363 79 55 Aan de staatssecretaris van onderwijs, Fax (070) 356 14 74 cultuur en wetenschappen, E-mail mw. drs. K.Y.I.J. Adelmund, [email protected] Postbus 25000, 2700 LZ Zoetermeer. Ons kenmerk Uw kenmerk Den Haag, OR 980485/345 VO/BOB 1998/29975 20 oktober 1998 9 juli 1998 Onderwerp lichamelijke opvoeding 2 havo/vwo De Onderwijsraad is bij bovengenoemde brief van 9 juli verzocht advies uit te brengen over de examenprogramma’s lichamelijke opvoeding 2 voor havo en vwo. Op verzoek van de Onderwijsraad hebben vanuit de bewegingswetenschappen prof. dr. P. Rispens van de Rijksuniversiteit Groningen en prof. dr. T. Sminia van de VU te Amsterdam als externe deskundigen hun visie gegeven op het examenprogramma vwo, waarbij zij vooral aandacht hebben geschonken aan de mogelijkheden die het vwo–programma biedt in het licht van de voorbereiding op het wo. De Raad heeft in het algemeen veel waardering voor het door de vakontwikkelgroep geleverde werk, ook al zal hij hierna een aantal kritische kanttekeningen maken met name ten aanzien van het v.w.o.programma. Over de meeste examenprogramma’s voor het havo en vwo heeft de Raad al geadviseerd op 5 april 1996 (OR 95000348/Alg.). Enkele programma’s ontbraken toen nog, waaronder dat van lichamelijke opvoeding 2. Bij de advisering over de onderhavige programma’s heeft de Raad dezelfde criteria gehanteerd als destijds. Hij is er daarbij ook van uitgegaan dat lichamelijke opvoeding 2 een functie kan hebben als beroepsvoorbereidend vak voor bepaalde vervolgstudies maar vooral een vak is binnen het algemeen vormend onderwijs. Op de vraag naar de wenselijkheid van het al dan niet opnemen van lichamelijke opvoeding 2 als examenvak behoeft de Raad niet meer in te gaan. Deze vraag is intussen, overigens conform de opvat- Kenmerk: OR 980485/345 Blad: 2 ting van de Onderwijsraad in voornoemd advies, al positief beantwoord. Dit advies richt zich uitsluitend op de uitwerking van de examenprogramma’s. Plaatsbepaling van het vak Lichamelijke opvoeding 2 is gesitueerd binnen het vrije deel van het onderwijs in de tweede fase voortgezet onderwijs. Voor wat het havo betreft geldt voor dit vak een normatieve studielast van 240 uur; met betrekking tot het vwo is dit 280 uur. In ieder geval komt iedere havo- en vwo-leerling in aanraking met lichamelijke opvoeding 1: dat heeft een plaats in het gemeenschappelijk deel van elk profiel in het havo en vwo. Lichamelijke opvoeding 2 is een vak binnen het algemeen vormend onderwijs waarbij in meer algemene zin leerlingen zich bepaalde vaardigheden eigen leren maken waar zij in het vervolgonderwijs veel baat bij zullen hebben, zoals leren organiseren, leren samenwerken. Het past goed bij algemene doelen van de tweede fase. Het is ook een vak dat zeer waardevol kan zijn voor leerlingen die willen doorstromen naar een aantal beroepsopleidingen in het hbo, te weten: fysiotherapie, ergotherapie, sociaal-pedagogische opleidingen, e.d. Op het vwo kan lichamelijke opvoeding 2 voor leerlingen een relevant vak zijn als zij hun opleiding in het wo vervolgen in bijvoorbeeld bewegingswetenschappen, gezondheidswetenschappen en vrijetijdswetenschappen. Voor leerlingen die een vervolgopleiding als genoemd gaan volgen, vormt dit nieuwe keuzevak een waardevolle aanvulling op de vakken die in het vrije deel gekozen kunnen worden. Overigens herhaalt de Raad zijn pleidooi om het vak aan te duiden met de term ‘bewegingsonderwijs’ in plaats van ‘lichamelijke opvoeding’. In zijn advies over lichamelijke opvoeding 1 (zie advies OR 95000348/Alg. d.d. 5 april 1996) sloot hij zich aan bij de redenering van de vakontwikkelgroep dat door middel van bewegingsonderwijs de bewegende mens centraal wordt gesteld, als eenheid van lichaam en geest, terwijl bij de term ‘lichamelijke opvoeding’ het lichaam accent krijgt. Het examenprogramma voor het havo. Het havo-programma kent vijf domeinen: Algemene vaardigheden, Bewegen, Bewegen en regelen, Bewegen en gezondheid, Bewegen en samenleving. De waardering van de Raad voor het werk van de vakontwikkelgroep betreft zeker ook de heldere opzet van het programma. De eindtermen sluiten aan bij de huidige, praktisch georiënteerde uitoefening van het vak lichamelijke opvoeding -hetgeen overigens in gelijke mate geldt voor het vwo-, maar er is meer Kenmerk: OR 980485/345 Blad: 3 toegevoegd. De eindtermen zijn goed gegroepeerd in (sub)domeinen.1 Het accent ligt terecht op het leren regelen van bewegingsactiviteiten, met name op organisatie, inrichting en theoretische achtergronden. De Raad vindt het van belang dat er een examenprogramma ontwikkeld is met als grondslag het praktisch bezig zijn. Streven naar samenhang binnen het vak acht de Raad belangrijk: de meer theoretische onderdelen moeten in samenhang met de praktijk aangereikt worden. Het examenprogramma biedt hiervoor voldoende aanknopingspunten. Als de hierna te noemen randvoorwaarden (met name die ten aanzien van het modelleerplan en de nascholing) op een goede wijze worden gerealiseerd, zal dat ook werkelijk vorm kunnen krijgen. Daarnaast is het relevant dat de samenhang met andere vakken aandacht krijgt. Een goede gelegenheid hiertoe biedt het profielwerkstuk. Met name de mogelijkheid om leerlingen vakoverstijgende profielwerkstukken te laten maken moet volgens de Raad worden benut. Dit geldt vooral voor de profielen ‘cultuur en maatschappij’ en ‘natuur en gezondheid’. Wat de randvoorwaarden betreft zal er nog wel lesmateriaal moeten worden ontwikkeld en zal de SLO een model-leerplan moeten opstellen met het oog op de concrete invulling van het vak. Bovendien zullen veel vakdocenten nader moeten worden geschoold. Niet verwacht mag worden dat zij zonder nascholing in staat zijn de gewenste theoretische verdieping in samenhang met het domein bewegen te verzorgen. Met inachtneming van het vorenstaande beveelt de Raad aan het examenprogramma voor het havo op korte termijn definitief vast te stellen. Het examenprogramma voor het vwo. Het vwo-programma kent naast de domeinen die in het havo-programma voorkomen, het domein ‘Bewegen en wetenschap’, met een studielast van 40 uur. Met dit geringe onderscheid ten opzichte van het havo-programma heeft de Raad veel moeite. De argumentatie in de verantwoording bij de programma’s waarom het havo- en het vwo-programma verder gelijk zouden moeten zijn overtuigt de Raad niet. Hieraan ligt vooral het praktische argument ten grondslag dat de lessen voor havo- en vwo-leerlingen dan gezamenlijk kunnen worden verzorgd. Naar het oordeel van de Raad is hierbij ten onrechte de kwaliteit van het vak voor het vwo ondergeschikt gemaakt aan de praktijk. Het doet onvoldoende recht 1 De Koninklijke Vereniging van Leraren Lichamelijke Opvoeding (KVLO) stelt in haar brief van 14 januari 1998 aan de leden van de vakontwikkelgroep LO2 voor de term ‘dans’ in het subdomein ‘Bewegen en muziek’ te vervangen door de term ‘compositie’. De Raad geeft in overweging deze suggestie welwillend te bekijken. Kenmerk: OR 980485/345 Blad: 4 aan het eigen karakter van beide schooltypen, wanneer het onderscheid tussen havo en vwo gestalte wordt gegeven door een extra onderdeel voor vwo-leerlingen toe te voegen. In de verantwoording bij de examenprogramma’s wordt bovendien gesteld dat in de lessen differentiatie zal plaatsvinden wat betreft de diepgang en dat de weging van de onderdelen in het examendossier zal verschillen, maar deze uitweg -voorzover praktisch realiseerbaar- biedt volgens de Raad onvoldoende compensatie. Hij meent dat een eigen programma voor het vwo noodzakelijk is. Meer dan in het havo-programma zou in het vwo-programma de theoretische verdieping tot uitdrukking moeten komen. Het accent dient, afhankelijk van het gekozen profiel, te liggen op medisch/fysiologische of op sociaal-maatschappelijke aspecten. Een goede afstemming tussen het praktische en theoretische deel van het programma acht de Raad in dit verband geboden. Hij neemt aan dat als het vak lichamelijke opvoeding 2 op de voorgestelde wijze vorm krijgt, het aantrekkelijker wordt voor vwo-leerlingen om dit vak als keuzevak te kiezen. In dit geval dient er nog meer aandacht te zijn voor de inhoudelijke voorbereiding voor het vak en voor de scholing van docenten dan op basis van het voorliggende conceptexamenprogramma al ten aanzien van de randvoorwaarden bij het havo werd geconstateerd.. Aangezien kortom a) de nadruk op praktische oriëntatie geen recht doet aan het vwo-karakter van het onderwijs; b) de theoretische component die in het programma is gebracht door het domein ‘Bewegen en wetenschap’ op te nemen, in de voorstellen onvoldoende tot uitdrukking komt; c) de verdieping van dit programma ten opzichte van het havo-programma nog veel aandacht behoeft, geeft de Raad in overweging het vwo-examenprogramma nog niet vast te stellen. Hij adviseert u met dit nieuwe vak voor het vwo eerst experimenteel ervaringen te laten opdoen. Ten slotte merkt de Raad op dat uw ambtsvoorgangster is vooruitgelopen op de uitkomsten van de adviesprocedure met het geven van toestemming aan zes scholen om per 1 augustus 1998 te starten met lichamelijke opvoeding 2 op basis van een ‘voorlopig’ programma.2 Nu het advies van de Raad ten aanzien van het vwo-programma luidt zoals het luidt, ontstaat een gecompliceerde situatie. Het is te betreuren dat in de brief aan de betreffende scholen niet meer voorbehoud is gemaakt. Een uitweg is 2 De Raad acht het overigens een zeer ongewenste situatie en ook niet nodig dat de definitief vastgestelde examenprogramma’s pas zouden gelden voor leerlingen die per 1 augustus 1999 met het vak starten en het voorlopige programma van kracht zou blijven voor de leerlingen die op 1 augustus 1998 zijn begonnen. De brief van 9 juli 1998 waarbij de toestemming is verleend, behoeft op dit punt correctie. Kenmerk: OR 980485/345 Blad: 5 mogelijk om juist deze scholen aan te wijzen als experimenteerscholen. De scholen die per 1 augustus jl. zijn gestart kunnen op die manier een bijdrage leveren om dit vak te laten uitgroeien tot een volwaardig en voor leerlingen interessant examenvak. Namens de Onderwijsraad, prof. dr. J.M.G. Leune, voorzitter, mr.drs. H.J.M. Hoefnagel, algemeen secretaris.