Das (Meles meles, Europese das) Biotoop: in een dassenburcht, vooral te vinden in bossen, ook te vinden in bosjes nabij akkers. Uiterlijke kernmerken: witte vacht op de kop en de staartpunt. Vooral een grijze vacht, en heeft twee zwarte strepen op de kop. Deze strepen maken een gedeelte van de oren zwart. De oren hebben ook witte puntjes. De snuit is wit. De onderzijde bestaat gedeeltelijk uit grijze en witte vacht. Dieet: alleseter, maar eet vooral regenwormen. http://www.naturfoto.cz/fotografie/sejna/jezevec-lesni-4182jlnf.jpg Hermelijn (Mustela erminea) Biotoop: open bossen, weiden en rotsig terrein. Ook te vinden in de buurt van boerderijen, grote tuinen en parken. Uiterlijke kenmerken: voornamelijk een bruine vacht met een witte onderzijde. Niet bijzonder groot. Staart heeft een zwarte punt aan het uiteinden. Aan het begin van de winter verliezen ze hun bruine vacht en maken een witte wintervacht aan met dezelfde zwarte staartpunt. De wintervacht is afhankelijk van de temperatuur, in sommige landen kunnen ze van de winter gewoon een bruine vacht hebben. Dieet: carnivoor, roofdier. Over het algemeen eten ze woelmuizen, maar ze kunnen ook vogels en konijnen eten. http://wbesusterengraetheide.nl/wp-content/uploads/Kopjes%20pagina%E2%80%99s/h001.jpg https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/4/44/Mustela.erminea.jpg/266px-Mustela.erminea.jpg Wezel (Mustela nivalis) Biotoop: redelijk verspreid in alle open gebieden, als er maar woelmuizen zijn. Uiterlijke kenmerken: lijkt veel op de wezel, bruine vacht, witte vacht aan de onderzijde. Grootste verschil is dat de wezel kleiner is, geen wintervacht heeft en geen zwarte staartpunt heeft. Dieet: carnivoor, roofdier. Eet voornamelijk woelmuizen. Hij eet ook hagedissen, kikkers, vogels, eieren en insecten en verder alle andere kleine dieren die het kan overmeesteren. https://www.ivn.nl/sites/ivn/files/styles/medium/public/nieuwsbericht/images/201304/28%20mei%20Wezel.jpg?itok=4m_wcPRL Gele lis (Iris pseudacorus) Biotoop: in heel Europa te vinden, aan de oevers van beken, rivieren, slootjes, plassen, natte gebieden. Uiterlijke kenmerken: gele kroonbladen, altijd met drie. Lange, dunne bladeren, die vanuit de stengel groeien en een gladde stengel. http://thumbs.dreamstime.com/z/gele-lis-10030851.jpg Pitrus (Juncus effusus) Biotoop: vooral vochtige en zure gebieden in heel Europa en Noord-Amerika. Uiterlijke kenmerken: groeit in groepen van meerdere stengels. Lange, gladde stengels met bruine, kleine bloemetjes. De bladeren lijken op de stengel en zitten eromheen gerold. http://www.bosschemilieugroep.nl/Heempark/images/Planten/hp-Pitrus-01.jpg Watergentiaan (Nymphoides peltata) Biotoop: stilstaande of traag stromende voedselrijke wateren met een diepte van 1.5 meter. Uiterlijke kenmerken: gele bloemen met vijf kroonbladen. Bladeren zijn rond, hartvormig en glanzen. https://www.ivn.nl/sites/ivn/files/styles/large/public/afdelingcontentpagina/fotos/vawa_wplanten_nymphoidespeltata640.jpg?itok=viAiRKma Biezenknoppen (Juncus conglomeratus) Biotoop: vochtige, zure en voedselrijke gronden. Uiterlijke kenmerken: lange, gladde stengel en kleine, bruine, opeengehoopte bloemen. Bladeren lijken op de stengel. Lijkt bijzonder veel op de pitrus, door maar één kenmerk te onderscheiden. Het merg van biezenknoppen is niet in vakjes verdeeld zoals bij de pitrus. https://www.ivn.n l/afdeling/valkenswaard-waalre/biezenknoppen-juncus-conglomeratus Veldhondstong (Cynoglossum officinale) De veldhondstong is vooral te vinden op zonnige, open plaatsen die nogal droog zijn en rijk aan kalk. Ook houdt de plant van humusarme grond. De plant wordt zo’n 30 tot 80 centimeter, met een grijze, behaarde stengel. De bladeren zijn onderaan kort gesteeld, terwijl ze hoger op de plant stengelomvattend zijn. De bladeren zijn zelf langwerpig, ongetand, ongekarteld. De bloemen zijn vaak een bruinrode kleur die later in het seizoen paars wordt en in sommige gevallen zelfs wit. http://www.biopix.nl/photos/jcs-cynoglossum-officinale-62725.jpg