Eerst waren er mensen, en toen goden en toen God – een ontdekking met gevolgen. Het klinkt gelovige mensen als onzin in de oren, wat hierboven staat. Dat kan natuurlijk nooit, want God is toch altijd eerst? Daar is Hij God voor, per definitie is God eerst! Dus waar hebben we het over? Over een ontdekking, ik word geacht een enigszins persoonlijk verhaal te houden over hoe ik daarbij uitkwam. Dat zult u krijgen. Geboren in gereformeerd Drachten., de wereld zoals die er volgens de gereformeerden uitzag helemaal meebeleefd, een gelovige jeugd, ik wist niet beter dan wat ik meekreeg, jaren lang. Er wordt daaraan geknabbeld. Vanaf het moment dat je merkt: hé, er zijn anderen die het anders doen, en dat zijn ook nette mensen, komt de vraag op waarom je het doet zoals het je altijd is geleerd. In modern jargon gezegd: waar ben ik eigenlijk mee bezig als gelovig opgevoed gereformeerde jongeman. De dominee preekte over geloof, bekering, wedergeboorte, en dat was kennelijk niet hetzelfde. Wat was het dan wel? Waar gaat het dan precies over? Het zijn de kerkdiensten die mij op het verkeerde pad hebben gebracht, het vraagpad, het uitzoekpad. Ik ging theologie studeren, niet alleen omdat ik wou weten waar het over ging, maar toch, het was een impuls die mij nooit meer heeft verlaten. Kan dat samengaan: gelovige zijn en tegelijk je afvragen wat iemand doet als hij gelooft? Jawel. Wie kan beter beoordelen wat Nederlands is, dan iemand die zelf Nederlands spreekt? Maar je zet wel jezelf in je onderzoek op het spel. En, wat kwam eruit? In 1974 schreef ik Zonder Geloof Vaart Niemand Wel, een boekje waarin ik even beslist als argeloos een blad omsloeg. ‘Alle spreken over boven komt van beneden, ook de uitspraak dat iets van boven komt’. Niemand zei er wat van. De Gereformeerde Synode viel over Adam en Eva, maar geen hond roerde zijn tong over deze regel. Dat kwam pas later. En tegenwoordig staat hij zelfs in van Dale. Wat zijn onze geloofsuitspraken dan? Daar was ik weer terug bij de vraag die me altijd al had beziggehouden. Ik noemde ze ontwerpen, nader: zoekontwerpen, kijken of je vindt wie in die ontwerpen (van beneden) is uitgetekend. Zoeken dus. Totdat ik, verder peinzend over wat een ontwerp was, een nieuwe ontdekking deed, heel simpel. In de lange wordingsgeschiedenis van mens en wereld moeten er eerst mensen zijn geweest, voordat er religie kon ontstaan, en eerst religie wezen voordat van goden of God sprake was. Zegt de bijbel dan niet dat God er eerst was? Precies, het was voor mij de definitieve bevestiging. Want wie schreven de bijbel? Mensen, joodse voorgangers, op zoek naar hun roots, toen ze in de ballingschap zaten: waar komen we vandaan? Hun antwoord: aan het begin van de keten staat Israels God. Het zijn mensen die zeggen: eerst was God er. Er is maar één manier om er onderuit te komen, en dat wisten onze vroede vaderen heel goed: de bijbel zelf komt van Boven, via mensen, maar dan toch via mensen van God zelf. Mijn verhaal wordt vervelend, want wie zeggen dat? Dat zeggen mensen, de vaderen van vroeger. Lees Schiften, ik heb daar een uitvoerig hoofdstuk over: de bijbelbeschouwing als de rots waarop het schip der kerk is vastgelopen. De bijbel als boek dat ons inlicht, zo al niet over mens en wereld dan toch over God, want waar zou je het anders vandaan moeten halen? Gods Woord als informatie van God over God. Zo werd van ouds de bijbel gelezen. Maarwel verbeterd! Niet de bijbel zoals hij over God spreekt, want zo is God niet. Hij eet niet een hapje mee met Abraham, hij zoekt niet de hof van Eden af waar Adam en Eva zich hebben verstopt, hij overlegt niet in de hemel wat er gebeuren moet nu de mensen met hun toren bijna tot de hemel zijn gekomen, hij wordt niet toornig en dreigt niet heel het mensdom te verdelgen, enzovoorts. Van Origenes tot H.Bavinck noemen de kerkleraren de bijbeltaal ‘aanpassing’ van de Allerhoogste aan zijn ongeletterde schepselen. God is anders, niet die mensvormige, maar het enig en eenvoudig geestelijk wezen, hetwelk wij God noemen (Artikel 1 van de NGB), maar dat wezen komt in de bijbel niet voor. Daar loopt God bij wijze van spreken op straat, houdt Hij een twistgesprek met Mozes, kapittelt David, enzovoorts. Als een uitvergroot mens wordt Hij ons getekend.. Is God persoonlijk? Heikele vraag, lees ik in de kerkrubrieken. Maar natuurlijk is God persoonlijk. Dat gehannes met God – ik heb een poosje geprobeerd het bij te houden, maar het werd teveel, te chaotisch, teveel elk wat wils. Het is alsof je bij zorgverzekering zit: mensen stellen zelf hun pakket God samen. Het collectieve pakket ligt bij de kerken, maar als elk met z’n eigen god aan de haal gaat, blijven er voor het collectieve pakket hoe langer hoe minder inschrijvers over. Niets op tegen, principieel maakt het ook geen verschil: het collectieve pakket is van beneden, zoals ook het individuele dat is. Behalve dan dat de samenhang eruit is Een kleine toevoeging aan de ontdekking. Waar komt de god van de christelijke kerk vandaan? Het heeft eeuwen geduurd voor de christenheid volmondig durfde te erkennen: onze god is eigenlijk israels god, die we hebben hem geannexeerd. Daar eindigt dan weer de zoektocht: Israël is het fundament. Maar waar komt Israels god dan vandaan? Hij stamt uit de wereld van de goden. Lees het O.T maar, god is daar soortnaam, en de goden onderscheiden zich van elkaar door hun eigennaam (HEERE die van Israels god). Met als prachtige climax: de HEERE is god! Dan heeft Israels god het gewonnen, en kan god ook eigennaam worden, God. Maar de trekken van de volksgod – ik ben er voor jullie en jullie zijn er voor mij – blijven om hem heen hangen, ze hangen ook om de god van de christelijke kerk heen, het nieuwe volk van God. Maar het liep spaak. Alleen de gelovigen het volk van God? Of is ‘volk van God’ verkeerde taal? Alle mensen horen bij God, gelovig of niet gelovig, God heeft ze allemaal lief? Of heeft zo’n regel ook geen zin, als liefhebben ook kan bestaan in handen en voeten laten afhakken, zoals in de Conga en Rwanda, of een tsunami beschikken die honderdduizenden laat verdrinken? Geen wonder dat mensen hun eigen pakket samenstellen. Niet de God van de christelijke leer, maar iets moet er toch wezen. Iets? Hoe komen brave christenen erbij, als Hij in de bijbel een mond heeft om mee te praten, een hand om mee te straffen of te redden, een gemoed om in liefde of toorn te ontbranden? Waarom, o christenen, die god van de bijbel ingeruild voor dat enige eeuwige wezen dat tenslotte verdampt tot Iets? Omdat de christenheid door de bank genomen niets wil weten van: eerst waren er mensen en toen goden en toen God. Want dat brengt mee dat de geloofsvoorstellingen een erfenis zijn van vroeger, van verre voorouders, en wat hun makelij betreft ‘van verbeelding’. Geen dragers van informatie over een Andere Wereld, maar vertegenwoordigers van een kijk op de werkelijkheid, een kijk van mensen van vroeger, van mensen in een heel andere wereld, die hun religieuze voorstellingen op de platte chaos legden to make sense of it. Dat is wat religie van huis uit is. Nu de gevolgen van de ontdekking 1. Alles kwijt, de christelijke leer naar de schroothoop, God bestaat niet? Om met het laatste te beginnen: natuurlijk bestaat God, in het verhaal. Daarbuiten kom je hem niet tegen, zoals je ook Tom Poes niet buiten het verhaal tegenkomt, maar alleen in je gedachten. Haal je God op straat dan verdampt hij tot Iets en later tot niets. Straf op de zonde, dat mensen de bijbel lezen als inlichtingenboek over tijd en eeuwigheid. De bijbel is taal, is tekst, de dominee zegt: de tekst voor hedenmorgen is … en dan doet hij wat men in de literatuur ook doet: een tekst uitleggen. Niets weg dus, niets geen afbraak, als je maar afstapt van de dwangidee dat de bijbel ‘van kennis’ moet zijn in plaats van ‘van verbeelding’. En verbeelding werkt! Waarheden houd je erop na, verbeelding zet in beweging. 2. Dat brengt mij op nog een gevolg: mensen, die wondere wezens, die de chaos waaruit ze zelf ontsprongen waren, bedwongen door onder woorden te brengen wat uit zichzelf geen betekenis meebracht. In den beginne was het woord, jawel, en wie waren de eerste sprekers van woorden? Mensen. In de genesisverhalen vertelden ze zichzelf wie ze waren. Niet dat we ze dat zomaar nazeggen. Adam is akkerbouwer, nou ik zie hier geen akkers. En Eva is uit de rib van de man. Daar zie ik ook niet veel in. Maar het punt is: je moet het zelf aandurfden: een orde aanbrengen. Alles kwijt? Je krijgt jezelf terug, je zelfbesef. In Schiften heb ik eens de vraag gesteld: Zijn we voor de gek gehouden? Nu geef ik nog een ander antwoord: wij zijn klein gehouden. Een zondaar doet het nooit goed, zijn bestaan moet hem vergeven worden, leert de christelijke kerk. Klein gehouden door ons eigen christelijk verhaal. Maar dat hoeft dus helemaal niet, we zijn het zelf die het onszelf aandoen. 3. En de gevolgen voor de christelijke kerk? In de kerk, las ik in mijn dagblad, hebben de mensen kennelijk niets meer te zoeken, vandaar die afkalving. Een ramp? Kennelijk niet zo ervaren door wat men in kerkelijke kring dan ‘de wereld’ noemt. Maar in mijn ogen ook niet voor de kerk zelf: zij gaat aan haar succes ten onder. De kerk heeft gedaan wat elk reëel bestaande religie deed en moest doen: een orde opleggen aan wat van huis uit een ordeloze chaos was. En dat is gelukt. De christelijke religie is geabsorbeerd en getransformeerd in een cultureel christendom: onze westerse cultuur. En die opbloeiende religiositeit dan buiten de kerk? Anton van Harskamp noemde haar Nieuwe Religiositeit, en inderdaad, ze helemaal nieuw, en begint bij Schleiermacher en de Romantiek. Religie is niet de goddelijke orde, die je moet volgen, die orde zit wel goed. Religie is de persoonlijke ervaring, elk mens de zijn persoonlijke ervaring. Dat is de nieuwe religiositeit. Wat op tegen? Nee, behalve dat je er geen wereld mee kunt bouwen en bewaren. De reëel bestaande religies kunnen dat trouwens ook niet, hebben dat nooit gekund. Ze komen voor hun waarheid op, tot op vandaag, en maken mensen aan hun waarheid ondergeschikt. Was die Welt im innersten zusammenhält, moet boven onze religies uitgaan, anders zijn mensen niet veilig. Wat dat is? Ik noem dat het oerwoord in en achter onze woorden. En vind dat prachtig uitgedrukt in de verontrustende vraag: waar is Abel uw broeder? Mensen zijn belangrijker dan goden en God. 4. En de reëel bestaande kerken dan? Die moeten de situatie onder ogen zien. Als de kerk niet meer voor het eeuwig heil nodig is, dan blijven de mensen meedoen of niet meedoen, naar behoefte. En behoeften, al dan niet religieus gekleurd, behoeften waaraan de christelijke kerk, met haar eeuwenlang ervaring, kan voldoen, zijn er in menigte. Levenswijsheid, levenskunst, ik noem maar wat. Rituelen. Mystiek. Ik heb in Hetzelfde anders zien eens een rijtje van die behoeften gemaakt. Kerken kunnen, door erin te voorzien, het einde der tijden er bij wijze van spreken mee halen! Behalve als ze op de oude voet doorgaan, en het antwoord niet alleen al weten, maar het er ook nog eens in willen stampen. Daarmee blokkeren ze de menselijke zoektocht: wie het al weet zoekt niet meer. Er is een prachtig gedicht van C.O.Jellema over her kerkje van Fransum, dat ergens, ergens diep in het Groningse platteland, nog boven het gras en de bomen uitkomt, verlaten. Aan het slot van het gedicht zegt de dichter, zittend tussen de verweerde zerken: Zo ben je het mooist: Dicht, van uitblijvend antwoord de schrijn. H.M.Kuitert September 2006