Vijftien hoofdstukken Gisteren las ik een stukje over William Gouge. Hij leefde van 1575 tot 1653. Al als student was hij gewoon elke dag drie keer vijf hoofdstukken uit de Bijbel te lezen. Daar zat ik wat over na te denken. Wij zeggen allemaal dat de Bijbel Gods eigen Woord is. En dus dat dit Boek het belangrijkste Boek van alle boeken is. Wanneer het op de vertaling / invulling van onze opvatting aan komt, is het de vraag of we werkelijk vinden dat dit Boek het meest belangrijke van alle boeken is. Iedereen weet wel dat iets beweren niet zo moeilijk is. Laten zien dat we ménen wat we zeggen, is nog wel eens iets anders. Zeggen dat ik veel van dieren houd, is geen kunst. Goed met dieren omgaan, is wat anders. Zeggen dat ik graag wil slagen voor mijn examen is natúúrlijk, maar er mijn best voor doen om dat diploma te halen, is misschien wel een heel andere zaak. Zo is het ook met de bewering dat wij de Bijbel beschouwen als Gods Woord. Behándelen we de Bijbel ook als zodanig? Stel je voor dat iemand jou ongemerkt tien dagen zou bespioneren, en er een verslag van zou schrijven, wat je doet en hoeveel tijd je aan dingen besteedt. Wat voor gevolgtrekkingen zou zo’n observeerder dan maken wat betreft jouw waardering van de Bijbel? Zou hij of zij dan kunnen zíen dat voor jou de Bijbel het belangrijkste Boek is? Of zou hij na tien dagen observatie heel verbaasd kijken wanneer hij jou hoorde beweren dat de Bijbel het állerbelangrijkste Boek is? En ik …? Zo kan het lezen van de levensgeschiedenis van een kind van God ons soms heel wat denkstof opleveren; beschuldigende denkstof. Voor de goede orde: ik bedoel niet dat we nu vijftien hoofdstukken per dag moeten lezen. Als het goed ligt, heeft Gods Boek de liefde van ons hart en willen we er graag meer en meer van weten. Dan lezen we er in, maar toch lezen we er dan ook niet zomaar in, maar, zoals wijlen dominee Veldjesgraaf in Nederhemert bij het overhandigen van de trouwbijbel eens zei: “Jullie moeten niet veel in de Bijbel lezen, hoor!” Toen ik dat hoorde – en hij pauzeerde een momentje, zodat ik er ook over na kon denken wat ik net hoorde – dacht ik: hoor ik dat goed? Hij vergist zich zeker! Maar nee, ds. Veldjesgraaf vergistte zich niet. Hij zei het met opzet op deze manier, om aandacht te krijgen en om de volgende uitspraak te laten landen en diep in het geheugen te griffen – wat bij mij dus ook gelukt is: “Jullie moeten erin studéren!” Waarom las die William Gouge zoveel in de Bijbel? Ik weet het niet, tenminste: het staat er niet bij geschreven. Toch weet ik het wel. Als ik zijn levensbeschrijving verder lees, is het antwoord heel eenvoudig te raden: omdat God daardoor tot hem sprak. Als dat ooit een keer is gebeurd in ons leven, weten we: de Bijbel is een grote schat. Maarten Luther schreef heel wat boeken en pamfletten. Maar aan het einde van zijn leven maakte hij deze opmerking: als het lezen van mijn geschriften mensen afhoudt van het lezen van de Heilige Schriften, wens ik dat al mijn boeken vandaag nog worden verbrand! De Heilige Schrift. Als een oudere deze rubriek leest, stel uzelf de vraag, nu uw leven bijna aan het einde is: hoeveel van uw kostbare genadetijd hebt u besteed in dingen die werkelijk nuttig zijn? Gods Woord lezen, bepeinzen? … maar ‘s HEEREN wet blijmoedig dag en nacht Herdenkt, bepeinst en ijverig betracht.