O SOCIAAL E C O N O M I S C H E RAAD VERSLAG van de negentiende vergadering (achtste openbare vergadering) van de Sociaal-Economische Raad, gehouden op Vrijdag 26 October 1951 in het gebouw van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Aanwezig de leden: van den Akker, Alders, Berger Sr, Berger Jr, de Boer, Boersma, Borst, de Bruijn, Charbo, Frietema, van den Heuvel, van Heijst, Holtrop, Hooij, de Jong, Kampschöer, van Lynden van Sandenburg, Mannoury, van Mastrigt, Middelhuis, van Oldenborgh, Oosterhuis, Ruppert, Slotemaker, Suurhoff, Swagerman, Twijnstra, Vas Dias, Veraart, Vermeulen, Verrijn Stuart, Wamsteeker, Zijlstra; de plaatsvervangende leden: Mauritz, Quarles van Ufford. Vertegenwoordigers: Fagel en Muilwijk (Sociale Zaken en Volksgezondheid), Hulst (Financiën), Middelburg (Minister-President en Algemene Zaken), Verloren van Themaat (Economische Zaken). Voorzitter: F. de Vries. Secretariaat: Jansen Pels (Secretaris). (Algemeen Secretaris), Afwezig de leden: Asser, de Gaay Fortman, de Graaff, Kaag, Kiewiet de Jonge, Roemers, van Sandick, Tinbergen, van der Ven, Vos, Zimmerman. 1. Opening. De Voorzitter opent te 14.10 de vergadering. 2a. Verslag. De Voorzitter stelt aan de orde het verslag van de zestiende vergadering (7e openbare vergadering), gehouden op Vrijdag 29 Juni 1951, zoals dit na de gebruikelijke rondzending is vastgesteld. Over het gedrukte verslag zijn geen opmerkingen ontvangen en ook thans •worden geen opmerkingen gemaakt. 2b. Mededelingen. De Voorzifter deelt mede, dat bericht van verhindering is binnengekomen van de heren Asser wegens ongesteldheid, Zimmerman wegens verblijf buitenslands, de Gaay Fortman wegens noodzakelijke aanwezigheid bij een academische plechtigheid en voorts van de heren de Graaff, Kiewiet de Jonge, Niemeijer, van Sandick en Vos. Verder deelt spreker nog mede, dat sedert de vorige vergadering de volgende wijzigingen in de samenstelling van de Raad zijn gekomen: het plaatsvervangende lid de heer Rip is vervangen door de heer Biewenga; het plaatsvervangende lid de heer Goebbels is vervangen door de heer Dohmen en het plaatsvervangende lid de heer Meynen heeft als zodanig ontslag genomen. 3. Vaststelling Verordening tot toekenning van een vacantiebijslag aan het administratief personeel van het secretariaat van de Raad (Stuk R 9a). De Voorzitter deelt mede, dat dit voorstel met toelichting aan de leden is toegezonden. Omtrent deze verordening is overleg gepleegd met de Bedrijfsunie van de samenwerkende organisaties van handels- en kantoorbedienden en daarmede is volledige overeenstemming bereikt. Spreker vraagt of iemand het woord wenst over deze verordening en de daarbij behorende intrekking van de vroeger vastgestelde verordening. De heer Vas Dias heeft indertijd gestemd vóór het voorstel van de heer Berger Sr om de regeling van de vacantiebijslag voor het personeel van de Sociaal-Economische Raad niet te laten uitgaan boven die voor het Rijkspersoneel. De toelichting van deze nieuwe verordening heeft spreker niet tot andere gedachten kunnen brengen en hij kan deze nieuwe verordening dan ook niet ondersteunen. Spreker wil echter niet aandringen op een hoofdelijke stemming. 113 o De heer Hulst merkt op, dat men de vacantiebijslag pleegt te zien als een tegemoetkoming, die los staat van het salaris, zodat wanneer de Regering mee is gegaan met de salarisregeling, die door de Sociaal-Economische Raad is vastgesteld, dit niet behoeft te betekenen, dat zij accoord gaat met in wezen verschillende andere tegemoetkomingen. De Regering heeft de vacantietoeslag voor het Rijkspersoneel moeten beperken tot een zeer laag bedrag uit hoofde van het feit, dat de financiële toestand van het Rijk niet toelaat tot een royaler regeling over te gaan. Dit was een utiliteitsoverweging. Is het niet zo, dat ten aanzien van de Sociaal-Economische Raad eveneens geldt, dat zijn budget eigenlijk niet in die mate ruim is, dat men hier meer kan doen dan de Regering voor haar personeel doet? Bi) het bekijken van de begroting van de Raad ziet spreker daar niet veel ruimte in en dus geldt voor de Raad, evenals voor de Regering, dat men uiterst zuinig moet zijn. De Voorzitter kan de heer Hulst op dit punt gerust stellen. De begroting van de Raad laat ruimte voor het zeer geringe bedrag, dat met deze vacantiebijslag gemoeid is, gezien het beperkte aantal werknemers, dat voor deze bijslag in aanmerking komt. Zij geldt nl. niet voor het gehele personeel, maar slechts voor de lagere salarisgroepen. In de begroting is met dit bedrag ten volle rekening gehouden. De door de heer Hulst ter sprake gebrachte utiliteitsoverweging doet hier dus niet ter zake en, waar dit zo is, bestaat alle reden principieel vast te houden aan het door het Dagelijks Bestuur in de toelichting naar voren gebrachte standpunt. De heer Hulst zegt, dat in verband met het feit, dat ook van de zijde van het bedrijfsleven wordt aangedrongen op consumptiebeperking het meer in de lijn zou liggen hier te gaan in de richting van de Rijksregeling. Er bestaat een principieel verschil tussen een salarisregeling en een vacantietoeslagregeling. De Voorzitter ziet dit verschil niet. Het zou normaal zijn als men al deze dingen in het salaris opnam. Men zou deze bijslag echter een bestemmingssalaris voor een bepaalde besteding kunnen noemen. Het is op het ogenblik zeer 114 moeilijk regelmatig iets voor de vacantie opzij te leggen. Psychologische redenen maken het dus wenselijk voor de lagere inkomens een vacantietoeslag te geven. Dit wordt trouwens ook in het bedrijfsleven steeds meer de gewoonte. Spreker meent, dat, waar de Regering het personeel van de Raad niet onder de ambtenaren rekent, het bedrijfsleven gevolgd moet worden door deze hogere vacantietoeslag te aanvaarden. Bovendien is het grootste deel van het personeel van de Raad overgenomen van de Stichting van den Arbeid, waar een dubbel zo grote vacantietoeslag gold. Daarbij is een zekere verplichting opgenomen deze mensen niet achteruit te doen gaan. Dit is in de toelichting uiteengezet. Het argument van de consumptiebeperping is spreker van te algemene strekking om hier bewijskracht te geven. Geen der aanwezigen verlangt verder het woord of stemming, zodat beide verordeningen zonder hoofdelijke stemming zijn aangenomen. 4. Vaststelling Verordening tot vaststelling van de begroting der inkomsten en uitgaven van de Raad voor 1952 (Stuk R 26). Geen der aanwezigen wenst het woord of hoofdelijke stemming over deze verordening, zodat deze zonder hoofdelijke stemming is aangenomen. 5. Vaststelling Verordening tot vaststelling voor 1952 van het aantal opcenten, als bedoeld bij artikel 54, onder a, van de W e t op de Bedrijfsorganisatie (Verordening heffing opcenten 1952) (Stuk R 28). De Voorzitter deelt mede, dat deze verordening geheel gelijk is aan die voor het dienstjaar 1951. Geen der aanwezigen wenst het woord of hoofdelijke stemming, zodat deze verordening zonder hoofdelijke stemming is aangenomen. 6. Rondvraag en sluiting. Geen der aanwezigen wenst gebruik te maken van de rondvraag en de Voorzitter sluit de vergadering.