Anatomie / fysiologie Circulatie Bloeddruk FHV2009 / Cxx53 11+12 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 1 Stellingen n.a.v. vorig college • Het ventrikelseptum van het hart is dikker dan het atriumseptum van het hart. • Een hart dat over de top van de Frank Starling-curve is, geeft bij een grotere vulling minder pompkracht. • De coronair arteriën voorzien het hart van bloed. – Dit gebeurt meer tijdens de diastolische fase dan tijdens de systolische fase van de hartactie. FHV2009 / Cxx53 11+12 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 2 Stellingen, vervolg • De hoogte van de bloeddruk wordt door meerdere factoren bepaald. – Een van die factoren is de afterload. • Bij lichamelijke inspanning neemt de cardiac output toe. – Dit gebeurt eerder via prikkeling van het sympatische dan het parasympatische zenuwstelsel FHV2009 / Cxx53 11+12 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 3 Bloeddruk • Tensie (druk) in mm Kwik (Hg), gemeten met bloeddrukmeter ook wel RR (RivaRocci) FHV2009 / Cxx53 11+12 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 4 Bloeddruk • van 120 à 130 mmHg tot 15 mmHg arterieel tot zelfs 0 mm Hg veneus • Systole en diastole (systolische tensie 120 mmHg, diastolische tensie 80 mmHg) oftewel 120 over 80 noteren als 120/80 • Groot verschil inspanning en rust! FHV2009 / Cxx53 11+12 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 5 Windketel functie FHV2009 / Cxx53 11+12 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 6 Windketel effect 200 mm Hg 120 mm Hg 80 mm Hg 20 mm Hg Drukverschillen zonder wk-effect FHV2009 / Cxx53 11+12 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie Met wk-effect 7 MAP (Mean Arterial Pressure) • Ook wel uitsluitend aangeduid als ‘mean’ • Uit te rekenen door: Systole + 2 x Diastole 3 Bijvoorbeeld 120 + 2x80/3 = 90 (93,33) Waarom 2 x diastole? FHV2009 / Cxx53 11+12 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 8 Arteriële bloeddruk • Het hart pompt bloed in de slagaders→ de elastische wand rekt uit → drukstijging = systolische druk (120 mm Hg druk) • Hartdiastole → druk daalt in de slagaders = diastolische druk (80 mm Hg druk) door de windketelfunctie • systole • Polsdruk = systolische - diastolische druk FHV2009 / Cxx53 11+12 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 9 Bloeddrukregulatie • Bloedverdeling => Vasoconstrictie en vasodilatatie • systolisch => hartkracht (f x SV) en vaatelasticiteit van de grote vaten (aorta) • diastolisch => perifere weerstand en vulling vaatbed (inclusief samenstelling bloed) FHV2009 / Cxx53 11+12 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 10 Neurale bloeddrukregulatie • receptoren in bloedvaten, arcus aorta en a. carotis splitsing = vasodilatatie • receptoren in myocard = versnelling hartactie en spiercontractie krachtiger • receptoren in arteriolen en venen = geeft selectieve vasoconstrictie • allen relatie met vasomotorisch centrum • Bloeddrukstijging gaat gepaard met stijging contractiliteit FHV2009 / Cxx53 11+12 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 11 Perifere weerstand • vasodilatoren – histamine • vasoconstrictoren – adrenaline – renine • viscositeit van het bloed FHV2009 / Cxx53 11+12 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 12 Vaatvulling • Hormonen – ADH (Anti-Diuretisch Hormoon = antiplashormoon) – aldosteron FHV2009 / Cxx53 11+12 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 13 Bloeddrukregulatie • Zenuwstelsel: vasomotorisch centrum – sympathisch (hogere bloeddruk) – parasympathisch (lagere bloeddruk) • Hormonaal – snel; adrenaline, bijniermerg, spanning vaatwand histamine (vasodilatatie) – Langzaam nier: • renine angiotensine • aldosteron • ADH (anti-diuretisch hormoon) – Vasopressine (hypothalamus Na+ en Cl- / hypofyse achterkwab) FHV2009 / Cxx53 11+12 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 14 FHV2009 / Cxx53 11+12 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 15 Pulsus paradoxes Bij gezonde personen daalt de bloeddruk tijdens inspiratie met 510 mm Hg als gevolg van afname slagvolume, doordat uitgezette longen meer bloed bevatten. Deels gecompenseerd door uitzetting hart Als er bij inademing een daling optreedt van dan 10 mm Hg is er sprake van een pulsus paradoxus Dus als het hart niet voldoende kan uitzetten, bijvoorbeeld bij pericarditis pericarditis = ontsteking van de buitenste vliezen van het hart FHV2009 / Cxx53 11+12 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 16 Orthostatische hypotensie • een daling van de bloeddruk als men van een liggende positie snel overeind komt • Voorbeeld: je slaapt en gaat snel staan • Wat gebeurd er? • Te late reactie van het sympathisch zenuwstelsel om de frequentie en de contractiekracht van het hart te verhogen FHV2009 / Cxx53 11+12 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 17 Preload • Einddiastolisch volume = hoeveelheid bloed aanwezig op einde van diastole in rechter- of linker ventrikel • Het slagvolume neemt toe naarmate de ventrikel een hoger einddiastolisch volume heeft (rekking myofibrillen) • wet van Frank-Starling FHV2009 / Cxx53 11+12 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 18 Frank-Starlingeffect FHV2009 / Cxx53 11+12 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 19 Contractiliteit • O.i.v. sympatisch en parasympatisch zenuwstelsel • Hoeveelheid energie ter beschikking • Contractie-interval • Medicamenteus beïnvloedbaar FHV2009 / Cxx53 11+12 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 20 Afterload • Weerstand die ventrikels moeten overwinnen om bloed te verpompen in de uitstroomvaten (aorta en arteria pulmonalis) • Afterload wordt dus bepaald door weerstand in de uitstroomvaten (elasticiteit vaten, windketelfunctie) • Gezond hart geen problemen • Cardiaal belast > probleem FHV2009 / Cxx53 11+12 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 21