PowerPoint-presentatie

advertisement
De Jeugdwet
Van recht op jeugdzorg naar jeugdhulpplicht
Inleiding
waarom een stelselherziening?
[introductiefilmpje stelselherziening]
Inleiding
• Jeugdwet: past de structuur van het jeugdstelsel aan;
traject Jeugdwet
•
•
•
•
•
•
wetsvoorstel Jeugdwet (33 684), ingediend bij TK op 28 juni 2013
wetsvoorstel aanvaard door TK, 17 oktober 2013
wetsvoorstel aanvaard door EK, 18 februari 2014
Staatsblad 2014, 105
invoeringswet Jeugdwet
uitvoeringsbesluit Jeugdwet
de wet is op 1 januari 2015 in werking getreden.
N.B. oppassen met parlementaire stukken, want er zijn uiteindelijk niet
ingevoerde (delen van) wetsartikelen.
Doel van de stelselwijziging:
Vereenvoudiging en efficiënter en effectiever maken van het
jeugdstelsel middels,
• omslag naar preventie en eerder ondersteuning,
• versterken van de eigen kracht van de jeugdige, zijn gezin
en de sociale omvang,
• minder snel medicaliseren van problemen,
• integrale aanpak met betere samenwerking rond gezinnen
en hulp op maat: één gezin, één plan, één regisseur
Met de decentralisatie van het jeugdstelsel komt de
bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheid voor het
jeugdterrein te liggen bij de gemeente.
Jeugdwet – inhoudsopgave
H 1.
H 2.
H 3.
H 4.
H 5.
H 6.
H 7.
H 8.
H 9.
H 10.
H 11.
H 12.
begripsbepalingen en reikwijdte
gemeente
gecertificeerde instellingen (GI’s)
eisen aan jeugdhulpaanbieders en GI’s
pleegzorg
gesloten jeugdhulp
gegevensverwerking, privacy en toestemming
financiën en verantwoording
toezicht en handhaving
overgangsrecht
wijziging van andere wetten
slotbepalingen
Enkele begrippen, artikel 1.1 Jw
• jeugdige:
persoon die:
1°. de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt,
2°. de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en ten
aanzien van wie [het jeugdstrafrecht van toepassing is
verklaard]
3°. de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd
van drieëntwintig jaar heeft bereikt en ten aanzien van
wie op grond van de wet:
≈ voortzetting van jeugdhulp aangevangen voor 18e
noodzakelijk is, voor 18e noodzaak van jeugdhulp
bepaald is,
hervatting van jeugdhulp binnen half jaar na 18e
noodzakelijk is
Enkele begrippen, artikel 1.1 Jw
• kinderbeschermingsmaatregel:
voogdij en voorlopige voogdij (…),
ondertoezichtstelling (…) en voorlopige
ondertoezichtstelling (…)
• ouder:
gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of
een ander die een jeugdige als behorend tot zijn
gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een
pleegouder
Enkele begrippen, artikel 1.1 Jw
Jeugdhulpaanbieder
• 1e: natuurlijke persoon die, het verband van natuurlijke personen dat of
de rechtspersoon die bedrijfsmatig jeugdhulp doet verlenen onder
verantwoordelijkheid van het college;
• 2e: solistisch werkende jeugdhulpverlener onder verantwoordelijkheid
van het college.
Gecertificeerde instelling
• Rechtspersoon die in het bezit is van een (voorlopig) certificaat (artikel
3.4 Jw) en die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering
uitvoert.
De gemeente
• integrale aanpak van de jeugdhulp wordt
makkelijker  gemeenten verantwoordelijk
voor alle vormen van jeugdhulp (incl.
specialistisch hulp zoals jeugd-ggz, jeugd-vb en
gesloten jeugdhulp) én de uitvoering van
kinderbeschermingsmaatregelen en
jeugdreclassering
• één bestuurslaag, dus de regie over de hele zorg:
van vroeghulp en gedwongen kader tot passende
nazorg
Partijen in de jeugdzorg
Spelers tot 1 januari 2015
• Provincie
• Bureau jeugdzorg inclusief het AMK
• CIZ (indicaties AWBZ bij beperkingen die geen psychiatrische
grondslag hebben)
Spelers per 1-1-2015
• Gemeente
• AMHK
• Gecertificeerde instellingen
• CIZ (nog maar een kleine rol))
• Raad voor de Kinderbescherming
• Raad voor de Kinderbescherming
• Zorgaanbieders (gesloten) jeugdzorg
• Jeugdhulpaanbieders (= inclusief JeugdGGZ en voormalige
AWBZ)
• Aanbieders van zorg (jeugd-GGZ, AWBZ)
• Zorgkantoren
• Zorgverzekeraars
• Jeugdgezondheidszorg/GGD
• OM, rechtbank/kinderrechter
• Vertrouwenspersoon/cliëntondersteuning
• LBIO (ouderbijdrage)
• Zorgverzekeraars
• Zorgkantoren (alleen nog maar rol bij Wlz)
• Jeugdgezondheidszorg/ GGD
• OM, rechtbank/kinderrechter
• Sociale verzekeringsbank (uitbetalen PGB)
• Centraal Administratie Kantoor (vaststellen en innen
ouderbijdrage bij 24-uurs zorg buitenshuis
• Vertrouwenspersoon/cliëntondersteuning
De gemeente
• taakverdeling binnen gemeente:
- de gemeenteraad: stelt periodiek een plan vast m.b.t.
preventie, jeugdhulp en de uitvoering van kbmaatregelen en jr (art. 2.2, lid 1) en een verordening
m.b.t. de jeugdhulpvoorzieningen (art. 2.9)
- het college van B&W: voert alle overige taken en
verantwoordelijkheden op grond van de Jw uit
- de burgemeester: kan de RvdK manen een zaak voor
te leggen aan de kinderechter (art. 1:255, lid 3)
De gemeente
• verantwoordelijkheid gemeente:
- treffen van voorzieningen (art. 2.3, lid 1)
- zorgen voor kwalitatief en kwantitatief
toereikend aanbod jeugdhulp en GI’s
(art. 2.6, lid 1a)
- zorgen voor toegang tot jeugdhulp en de
crisisdienst (art. 2.6, lid 1b)
- uitvoering kb-maatregelen en jeugdreclassering
(art. 2.4, lid 2)
- AMHK (art. 12a WMO)
De Gemeente
• jeugdhulp (artikel 1.1 Jw):
≈ ondersteuning van en hulp en zorg aan jeugdigen en
hun ouders bij alle opgroei- en opvoedingsproblemen,
psychische problemen en stoornissen
• N.B. enkele terreinen van jeugdhulp (w.o. jeugd-ggz)
overgeheveld vanuit Zvw en AWBZ naar Jw
• N.B. preventie, de uitvoering van kb-maatregelen en
jeugdreclassering vallen niet onder het begrip
jeugdhulp, maar de gemeente is daar wel
verantwoordelijk voor
• N.B. jeugdhulp kan in principe alleen worden
verleend aan jeugdigen tot 18 jaar, tenzij in het kader
vane jeugdstrafrecht of indien jeugdhulp al gestart voor
18
Voorzieningen jeugdhulp
• Onderscheid algemene en individuele voorzieningen
• Geen voorziening o.g.v. Jeugdwet bij aanspraak op
‘andere’ (voorliggende) voorziening (art. 1.2 Jw)
• Bij meerdere oorzaken problematiek  Jeugdwet
(art. 1.2 lid 2 Jw)
• Jeugdwet lex specialis t.o.v. Wmo
• PGB mogelijk bij individuele voorziening (§ 8.1.1
Jw)
Behalve de vrij toegankelijke jeugdhulp en toegang
via de gemeente is de gemeente (college) er in ieder
geval verantwoordelijk voor dat jeugdhulp ook
toegankelijk is na verwijzing via:
• Huisarts, jeugdarts, medisch specialist (2.6, 1g);
De gemeente
• jeugdhulpplicht:
- gemeente gehouden een voorziening te treffen als
de jeugdige en zijn ouders er zelf niet uitkomen
- vervolgens beslist de gemeente of en welke
voorziening de jeugdige nodig heeft
- de gemeente maakt een zelfstandige afweging,
maar is gehouden om te zorgen voor een
deskundige advisering over en beoordeling van de
vraag of een voorziening nodig is
 verleningsbeslissing
• N.B. bezwaar en beroep is mogelijk
Welke gemeente?  woonplaatsbeginsel (1)
1. woonplaats als bedoeld titel 3van Boek 1 van het Bw;
2. ingeval de voogdij over de jeugdige berust bij een
GI: de plaats van het werkelijke verblijf van de
jeugdige;
3. ingeval de woonplaats, bedoeld onder 1° en 2°,
onbekend is dan wel buiten Nederland is: de plaats van
het werkelijke verblijf van de jeugdige op het moment
van de hulpvraag.
4. Ingeval de jeugdige de leeftijd van 18 jaar heeft
bereikt: de woonplaats van de jeugdige bedoeld in art.
1:10 Bw.
Welke gemeente?  woonplaatsbeginsel (2)
• bij ontbreken BRP-adres gezagsdrager: kijken naar plaats
werkelijk verblijf
• bij verhuizing: overleg tussen gemeenten over feitelijke
overdracht
• indien na echtscheiding ouders in twee gemeenten wonen
en jeugdige bij beide verblijft: door rechter of ouders
aangewezen hoofdverblijfplaats telt;
• indien ouders geen hoofdverblijfplaats aanwijzen moeten
gemeenten overleggen;
(criterium: gemeente waar de jeugdhulp binnen het sociale netwerk
georganiseerd kan worden)
De Gemeente
• het college moet bij de bepaling van de aangewezen
vorm van jeugdhulp rekening ouden met de behoeften
en persoonskenmerken van de jeugdige en zijn ouders
en de godsdienstige gezindheid, levensovertuiging en
culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders
(art. 2.3, lid 4)
• het college zorgt ervoor dat hier ook bij de uitvoering
van de kb-maatregelen en jeugdreclassering rekening
mee gehouden wordt (art. 2.4, lid 3)
De gemeente
• laagdrempelige hulp, dichtbij mensen, uitgaand van en ter
versterking van de eigen kracht van gezinnen en hun netwerk
• hoe doen gemeenten dat?
voorbeelden:
- SAVE-teams: [filmpje]
- DH: via CJG´s,
- Apeldoorn: CJG4kracht,
- A´dam: ouder- en kindcentra/-teams
- R´dam: wijkteams
De gecertificeerde instelling
• kb-maatregelen en jeugdreclassering mogen alleen worden
uitgevoerd door GI’s (art. 3.2, lid 1);
een GI biedt zelf geen jeugdhulp (art. 3.2, lid 2)
• certificering geschiedt door het Keurmerkinstituut
• verlening certificaat indien voldaan aan kwaliteitseisen
zoals opgenomen in normenkader (normen aanvullend op
kwaliteitseisen Jw) (art. 3.4, lid 2 en 3)
• certificaat is 2 of 3 jaar geldig, afhankelijk van de ervaring
van de instelling (art. 3.4, lid 5)
• aanvullende (kwaliteits)eisen in H4 JW
De gecertificeerde instelling
• de GI bepaalt of en, zo ja welke jeugdhulp is aangewezen bij de
uitvoering van de kb-maatregel of jr;
• zij overlegt hiertoe met het college (art. 3.5, lid 1), tenzij de
verplichting tot het bieden van jeugdhulp rechtstreeks voortvloeit
uit een strafrechtelijke beslissing (art. 3.5, lid 4).
De Raad voor de Kinderbescherming
• bevoegd tot het doen van onderzoek en het indienen van
verzoeken bij de kinderrechter;
• samenwerkingsprotocollen met gemeenten
 verschillen in werkwijze per gemeente
Gesloten jeugdhulp
• Gesloten jeugdhulp bij ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen en
opneming en verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de
jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen
wordt onttrokken. (art. 6.1.2 lid 2 Jw.)
Soort machtigingen:
- ‘gewone’ gesloten machtiging;
- spoedmachtiging;
- voorwaardelijke machtiging.
Gesloten jeugdhulp
• van toepassing op 18-minners én – onder voorwaarden 18-plussers ten aanzien van wie op het tijdstip waarop zij
18 werden een machtiging gesloten jeugdhulp gold (art.
6.1.1, lid 1)
• gesloten jeugdhulp 18+ mogelijk indien:
a. sprake is van een behandeling die al was begonnen
voor de 18e verjaardag
b. voor de 18e verjaardag een hulpverleningsplan is
vastgesteld
c. toegewerkt wordt naar een andere vorm van jeugdhulp
dan gesloten jeugdhulp
d. de gesloten jeugdhulp niet langer duurt dan
6 maanden na de 18e verjaardag
(art. 6.1.2, lid 4)
Gesloten jeugdhulp
‘gewone’ machtiging (art. 6.1.2) 
• het verzoek behoeft de instemming van een gedragswetenschapper;
• het college of de GI (i.g.v. ots/voogdij)moet hebben bepaald dat een
voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf
bij een pleegouder nodig is
[= verleningsbeslissing];
• bij ontbreken verleningsbeslissing kan de kinderrechter slechts een
machtiging verlenen indien de RvdK heeft verklaard dat aan de
gronden is voldaan (art. 6.1.1, lid 7)
• geldigheidsduur ten hoogste één jaar;
• de vervaltermijn van de machtiging is drie maanden.
Gesloten jeugdhulp
• spoedmachtiging (art. 6.1.3)  indien een
machtiging niet kan worden afgewacht;
• het verzoek behoeft de instemming van een
gedragswetenschapper tenzij onderzoek feitelijk
onmogelijk is.
• de spoedmachtiging geldt tot het tijdstip waarop
een beslissing op een verzoek om een machtiging is
genomen, doch ten hoogste vier weken.
Gesloten jeugdhulp
• voorwaardelijke machtiging (art. 6.1.4) 
▪ slechts indien:
a. [aan de grond is voldaan]
b. (…) de [bedreiging] alleen buiten de accommodatie kan
worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden
• slechts indien een hulpverleningsplan wordt overgelegd
hulpverleningsplan: omschrijving van de voorwaarden en het
toezicht daarop en de in te zetten jeugdhulp; opgesteld door de
jeugdhulpaanbieder(s)
• het college of de GI (i.g.v. ots/voogdij) moet hebben bepaald dat
een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet
zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is; (verleningsbeslissing)
•
•
verzoek behoeft de instemming van gedragswetenschapper
eerste machtiging ten hoogste 6 maanden.
Gesloten jeugdhulp
• verzoekers gesloten jeugdhulp (art. 6.1.8) 
• een verzoek tot het verkrijgen van een machtiging, een
spoedmachtiging of een voorwaardelijke machtiging
wordt ingediend door het college van de woonplaats van
de jeugdige;
• i.g.v. een (verzoek tot) ots, kan het verzoek worden
ingediend door de RvdK of de officier van justitie of de
GI.
De Jeugdwet en het Burgerlijk wetboek,
Boek 1, Titel 14, Afd. 4 artt. 254 – 265k
Ondertoezichtstelling (art. 1:255, lid 1)
• de kinderrechter kan een minderjarige onder toezicht stellen van een GI
indien deze zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt
bedreigd, en:
• a. de zorg die in verband met die bedreiging noodzakelijk is (…) door de
ouder(s) niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
• b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders binnen een gelet op de
persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten
termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding (...) in
staat zijn te dragen.
Hiërarchie verzoekers ots (art. 1:255, lid 2)
• op verzoek van de RvdK of het OM;
• indien de RvdK geen verzoek indient: ook op verzoek van een
ouder en degene die niet de ouder is en de minderjarige als
behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt
Meningsverschil over noodzaak ots
(art. 1:255, lid 3)
• indien de RvdK geen verzoek tot ots indient, terwijl
het college dat wel had gevraagd:
dan kan de burgemeester de RvdK vragen het oordeel
van de kinderrechter omtrent de noodzaak van een ots te
vragen; de RvdK moet dit binnen twee weken doen; bij
noodzaak ots spreekt de kr deze ambtshalve uit.
Duur ots (art. 1:258)
• de duur van de ots is, behoudens verlenging, ten hoogste een jaar
• Vervanging GI (art. 1:259)
• op verzoek van de GI, de RvdK, een met het gezag belaste ouder of
de mj van twaalf jaar of ouder
Uithuisplaatsing art. 1:265b
• Indien noodzakelijk in het belang van de verzorging
en opvoeding kan een minderjarige gedurende dag
en nacht uit huis worden geplaatst
• In het geval van een ots geschiedt plaatsing van de
mj gedurende dag en nacht buiten het gezin
uitsluitend met een machtiging tot uhp. art. 1:265a
Uithuisplaatsing (vervolg)
• hiërarchie verzoekers:
GI of anders RvdK of OM
• i.g.v. verzoek door RvdK of OM 
overleggen verleningsbeslissing van college
noodzakelijk
(kinderrechter kan beslissen op verzoek zonder
verleningsbeslissing indien belang van het kind dit
vergt).
De Jeugdwet en het Strafrecht
• Gevolgen voor het (jeugd)strafrecht (1)
• financiële en bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de
jeugdreclassering bij de gemeenten (art. 2.4, lid 2)
• jr alleen door GI’s (art. 3.2, lid 1)
• leeftijdsgrens voor jr en inzet jeugdhulp in het kader van het
strafrecht in overeenstemming met adolescentenstrafrecht (ASR) 
gemeenten verantwoordelijk voor jr, ook indien opgelegd aan
jeugdige boven 18
(zie definitie jeugdige, art. 1.1)
• Gevolgen voor het (jeugd)strafrecht (2)
• in vonnis moet worden opgenomen aan welke GI de jr wordt
opgedragen (zie art. 11.6 onder D: art. 77aa Sr nw);
de RvdK moet hier aandacht aan besteden in het adviesrapport
• de GI bepaalt welke jeugdhulp aanvullend wordt ingezet in het kader
van de jr, maar moet hierover overleggen met de gemeente
• Gevolgen voor het (jeugd)strafrecht (3)
• gemeenten worden ook verantwoordelijk voor:
- de inzet van jeugdhulp die voortvloeit uit een strafrechtelijke
beslissing (van ovj of rechter), ook in geval van schorsing vh (art. 2.4,
lid 2)
- de jeugdhulp in het kader van nazorg na verblijf in een jji; de
selectiefunctionaris, inrichtingsarts of directeur kunnen dit bepalen
(art. 2.4, lid 2)
• Behalve de vrij toegankelijke jeugdhulp en toegang via de
gemeente is de jeugdhulp ook toegankelijk via:
• Huisarts, jeugdarts, medisch specialist (2.6, 1g);
• Gecertificeerde instelling;
• Kinderrechter, OM, directeur/selectiefunctionaris JJI
• AMHK
Besluit
Jw
• Amvb met nadere regels, o.a. over:
- toegang tot en kwaliteit van jeugdhulp
- certificering
- professionalisering
- gesloten jeugdhulp
• m.n. van belang:
- paragraaf 4.2 over de uitvoering van de kb-maatregelen en
jr door GI’s;
expliciet opgenomen: termijn van 5 werkdagen voor het 1e
contact tussen de GI en de mj en zijn ouders (in het kader
van een ots of jr)
- klachtrecht bij vrijheidsbeperkende maatregelen
Jeugdrecht en Awb
Bestuursorgaan (art. 1:1 Awb)
Onder bestuursorgaan wordt verstaan:
- een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld of
- een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
45
Besluit (art. 1:3 Awb)
Onder besluit wordt verstaan:
een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke
rechtshandeling.
: Schriftelijkheidsvereiste: de besluitvorming zal pas echt duidelijk zijn wanneer dit in een
schriftelijk stuk is neergelegd.
: Publiekrechtelijk: is opgenomen ter onderscheiding van de privaatrechtelijke
rechtshandeling.
: Rechtshandeling: met rechtshandeling wordt duidelijk gemaakt dat het besluit op een
rechtsgevolg is gericht.
Voor de toepassing van de Awb moet het gaan om een besluit in een concreet geval dus geen
besluit van algemene strekking;
Het besluit moet gericht zijn op rechtsgevolg dus niet op een feitelijke handeling.
46
Vereisten aan een besluit
1. De fase van besluitvorming:
a) Eisen die betrekking hebben op de procedure van totstandkoming:
• het besluit moet zorgvuldig zijn voorbereid (artikel 3:2 Awb);
• gebod van onpartijdigheid, zonder vooringenomenheid het ‘fair play’
beginsel, (artikel 2:4 Awb);
• het besluit dient gemotiveerd te worden en de motivering moet de beslissing
kunnen dragen (artikel 3:46Awb);
• de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen moeten worden
afgewogen (artikel 3:4 Awb lid 1).
Horen van belanghebbenden: een beperkte verplichting (artikel 4:7 e.v. Awb).
47
b) Eisen die betrekking hebben op de inhoud van een besluit:
• verbod van détournement de pouvoir (artikel 3:3 Awb);
• de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen
niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
(evenredigheidsbeginsel) (artikel 3:4 lid 2 Awb);
• rechtszekerheidsbeginsel, het besluit dient een heldere en ondubbelzinnige
formulering te bevatten; de betekenis van het besluit mag niet afhankelijk zijn
van de uitleg door een ander;
• vertrouwensbeginsel: gewekte verwachtingen waarop een belanghebbende
redelijkerwijs heeft mogen vertrouwen dienen te worden gehonoreerd;
• gelijkheidsbeginsel: gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden.
48
2. De fase van bekendmaking (artikel 3:40 tot en met 3:42 Awb)
• Indien tegen een beslissing bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden
ingesteld, moet daarvan bij de bekendmaking en bij de mededeling van de
beslissing melding worden gemaakt.
• In de rechtsbeschermingsclausule die onder aan de beslissing is opgenomen
wordt vermeld door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kan
worden gemaakt dan wel beroep kan worden ingesteld (art. 3:45 Awb).
De beslistermijn
De beslissing op aanvraag dient binnen een redelijke termijn te worden gegeven, in
ieder geval binnen een periode van 8 weken (artikel 4:13 lid 2 Awb).
49
De bezwaar- en beroepsprocedure
1. De bezwaarprocedure hoofdstuk 6 en 7, afdeling 7.2 Awb.
• Het bezwaarschrift dient binnen zes weken ingediend te worden (artikel 6:7 Awb).
• Het bestuursorgaan is gehouden de zaak te heroverwegen en op het bezwaar te
beslissen ( art. 7:11 Awb).
• Het bestuursorgaan moet in beginsel binnen zes weken na ontvangst beslissen
op het bezwaarschrift (artikel 7:10 Awb).
Een bezwaar kan op grond van art. 6:2 Awb ook worden ingesteld tegen:
• de schriftelijke weigering een besluit te nemen;
• tegen het niet tijdig nemen van een besluit (fictieve weigering).
50
Beroep tegen een beslissing op bezwaar
2. De Beroepsprocedure
Beroep binnen zes weken bij de bestuursrechter (art. 6:7 Awb; hoofdstuk 8 Awb).
• Er is geen verplichte procesvertegenwoordiging (art. 8:24 Awb).
• Zitting is in beginsel openbaar (art. 8:62 Awb).
• Uitspraak binnen 6 weken tenzij mondeling uitspraak wordt gedaan (art. 8:66 Awb).
• Schadevergoeding bij gegrondverklaring (art. 8:73 Awb).
• Het treffen van een voorlopige voorziening (art. 8:81 Awb).
• Kortsluiting hoofdzaak en voorlopige voorziening (art. 8:86 Awb)
51
Gegrondverklaring beroep
Artikel 8:72
1. De bestuursrechter kan het bestreden besluit vernietigen.
2. De vernietiging van een besluit brengt vernietiging van de rechtsgevolgen mee.
3. De bestuursrechter kan bepalen dat:
• a. de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, of
• b. zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit
4. De bestuursrechter kan, indien toepassing van het derde lid niet mogelijk is,
het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen.
5. De bestuursrechter kan zo nodig een voorlopige voorziening treffen.
6. De bestuursrechter kan bepalen dat, indien of zolang het bestuursorgaan niet
voldoet aan een uitspraak, het een vast te stellen dwangsom verbeurt.
52
DE KINDERECHTER ALS BESTUURSRECHTER
Toetsing in de bestuursrechtelijke procedure
a. Aspecten van openbare orde
De kinderrechter als bestuursrechter zal, voordat aan de toetsing van de rechtmatigheid
van het indicatiebesluit wordt toegekomen, een aantal zaken – ambtshalve – onderzoeken,
dus ook als daar geen beroepsgronden tegen zijn gericht. Het gaat om aspecten van
openbare orde zoals of er wel sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Ook
of degene die procedeert wel rechtstreeks in zijn belang is getroffen (art. 1:2 lid 2 Awb).
Verder of tijdig bezwaar of (hoger) beroep is ingesteld.
CRvB 14-09-2011, LJN BT2780. Beroep gericht tegen een besluit in primo.
In deze zaak bleek dat de kinderrechter als bestuursrechter niet had onderkent dat het
beroep was gericht tegen een besluit in primo. Omdat de bezwaarprocedure nog niet was
doorlopen had het beroep gelet op art. 7:1 Awb niet-ontvankelijk moeten worden
verklaard. De Raad zal, doende hetgeen de kinderrechter als bestuursrechter zou behoren
te doen, het beroep niet-ontvankelijk verklaren en met toepassing van art. 6:15 Awb het
beroepschrift ter behandeling als bezwaarschrift doorsturen naar Bureau Jeugdzorg.
53
CRvB 14-09-2011, LJN BT2780. Geen sprake van aanvraag tot indicatiestelling.
Geen besluit op een aanvraag om een indicatie te stellen ten behoeve van een
minderjarige die jonger is dan twaalf jaar. Op grond van artikel 7, derde lid, van
de Wjz is daarvoor de instemming van de wettelijke vertegenwoordiger vereist.
Indien gezag door beiden ouders wordt uitgeoefend betekent dit dat de beide
ouders zich moeten kunnen vinden in het verzoek om indicatie te stellen. Nu de
moeder niet instemt met het verzoek van vader om een indicatie te stellen, staat
artikel 7lid 3, van de Wjz aan toewijzing van het gevraagde verzoek in de weg.
CRvB 02-02-2011, LJN BP4637. Kortsluiting niet mogelijk.
De Raad stelt vast dat gedurende de behandeling van het verzoek om een
voorlopige voorziening geen sprake was van een ingesteld beroep. Er bestond
derhalve voor de rechtbank als voorzieningenrechter geen bevoegdheid om op
grond van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb uitspraak te doen in de
bodemzaak.
54
b. Rechtmatigheidstoetsing
CRvB 30-11-2011, LJN BU7012.
De Raad voorziet zelf / stelt zelf de indicatie.
De stichting heeft geen besluit genomen ter uitvoering van de aangevallen
uitspraak. De Raad zal daarom, gelet op het belang om tot een finale beslechting
van het geschil te komen, onderzoeken of hij over voldoende informatie
beschikt om met gebruikmaking van zijn bevoegdheid op grond van art. 8:72 lid
3b Awb zelf in de zaak te voorzien. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak
voor zover daarin is bepaald dat de stichting een nieuw besluit op bezwaar dient
te nemen. Met herroeping van het primaire besluit voorziet de Raad zelf.
55
De verleningsbeslissing
Verleningsbeslissing (1)
• het indicatiebesluit is verdwenen
• in plaats daarvan is voor individuele
jeugdhulpvoorzieningen een verleningsbeslissing
noodzakelijk
• Bij jeugdhulp in het vrijwillig kader:
verleningsbeslissing van het college (art. 2.3 lid 1 Jw)
• Bij jeugdhulp in het kader van een
kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering:
verleningsbeslissing van de gecertificeerde instelling
(art. 3.5 lid 1 Jw)
Verleningsbeslissing (2)
• Verleningsbeslissing college in principe op aanvraag
(art.1:3 Awb)
• Veel gemeentelijke verordeningen volgen van Awbafwijkende intakeprocedure
• Voortraject van hulpvraag/onderzoek/verslag zonder
termijnen (afgeleid van Wmo 2015)
• Bovendien lijken gemeenten wisselend om te gaan met
de vraag of een verleningsbeslissing noodzakelijk is
• Gevolgen voor rechtspositie jeugdigen
Rechtsbescherming
• Filmpje ex-staatssecretaris Teeven.
Rechtsbescherming (1)
• verleningsbeslissing = besluit in de zin van de
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
• tegen verleningsbeslissingen van het college in
het vrijwillig kader (voor individuele
voorzieningen) staat bezwaar en beroep in de
zin van de Awb open
• in beroep is sprake van een bestuursrechtelijke
toetsing door de kinderrechter, waarbij rekening
moet worden gehouden met de beleidsvrijheid
van de gemeente. Echter volle toets op resultaat
(vergelijkbaar met Wmo).
Rechtsbescherming (2)
• verleningsbeslissingen in het gedwongen kader staan
op de ‘negatieve lijst’ van de Awb, dus o.g.v. art. 8:5
Awb geen bezwaar en beroep mogelijk
• verleningsbeslissingen in het gedwongen kader
kunnen in de procedure bij de kinderrechter (en
vervolgens in hoger beroep bij het hof en in cassatie)
worden getoetst
• t.a.v. beslissingen tot het toepassen van maatregelen
die de vrijheid van de jeugdige aantasten en
beslissingen omtrent het verlof voorziet de Jw in een
klachtrecht (§ 6.5)
Rechtbank Gelderland d.d.16-02-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:1016
Gesloten jeugdhulp met instemming van ouders met gezag.
Mandaatverlening door het college aan de GI in strijd met
de aard van de bevoegdheid omschreven in artikel 6.1.8. Jeugdwet.
Dit geldt ook voor de mandaatverlening met betrekking tot het
nemen van de verleningsbeslissing, artikel 6.1.2., vijfde lid, Jeugdwet.
Rechtbank Rotterdam d.d. 13-02-2015, ECLI:RBROT:2015:1659
Gesloten jeugdhulp met instemming ouders. GI niet ontvankelijk in verzoek.
(Art 6.1.8. Jw)
Besluiten jeugdhulp op de negatieve lijst van de Awb
Besluit college:
besluit individuele voorziening inhoudende verblijf ivm gesloten
jeugdhulp (art. 2.3 lid 1 Jw). Dit besluit moet overgelegd worden bij een
verzoek om een machtiging gesloten jeugdhulp (art. 6.1.2 lid 5 Jw).
Besluiten GI:
besluit tot het inzetten van jeugdhulp bij de uitvoering van een kbmaatregel of jr (art. 3.5 lid 1 Jw)
Besluiten jeugdhulpaanbieder:
-besluit tot wijziging van het hulpverleningsplan na verlening van een
voorwaardelijke machtiging (art. 6.1.5 Jw);
-het besluit tot opneming van een jeugdige in een gesloten
accommodatie op grond van een voorwaardelijke machtiging (art. 6.1.6
leden 2 en 3 Jw);
-het besluit tot intrekking van de schorsing v/d machtiging
tenuitvoerlegging gesloten jeugdhulp (art. 6.1.12 lid 5 Jw) en;
- besluit tot toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen (art. 6.3.1.
t/m 6.3.5 en 6.3.7) en verlof (art. 6.4.1 Jw)
63
Download