De rol van woningcorporaties bij het langer

advertisement
Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties
De rol van woningcorporaties bij het langer
zelfstandig wonen
10 juli 2015
DATUM
10 juli 2015
TITEL
De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
ONDERTITEL
Boulevard Heuvelink 104
6828 KT Arnhem
Postbus 1174
6801 BD Arnhem
[email protected]
www.companen.nl
OPDRACHTGEVER
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(026) 351 25 32
@Companen
BTW NL001826517B01
IBAN NL95RABO0146973909
KVK 09035291
AUTEUR(S)
Jeroen Lijzenga
Cathelijne Bouwkamp
Diana Boertien
PROJECTNUMMER
2700.175/G
Inhoud
Samenvatting
Aanleiding en vraagstelling
Werkwijze
Keuzes en overwegingen rond het wonen van ouderen
Keuzes en overwegingen van corporaties en gemeenten
Rolopvatting en verwachtingspatronen
1
1
1
2
3
5
1
Inleiding
1.1 Aanleiding en vraagstelling
1.2 Relaties tussen betrokken partijen
1.3 Werkwijze
1.4 Leeswijzer
8
8
8
9
10
2
Keuzes en overwegingen rond het wonen van ouderen
2.1 Onderzoeksgroepen
2.2 Gemaakte keuzes bij het vinden van een geschikte woning
2.3 Voorkeuren bij verhuizing
2.4 Verwachtingen van ouderen ten aanzien van de corporatie en de gemeente
2.5 Opnieuw verhuizen
2.6 Belemmeringen bij het vinden van een woning
12
12
17
26
33
37
38
3
Keuzes en overwegingen van gemeenten en corporaties
3.1 Keuze van de gesprekspartners
3.2 Beleid van gemeenten en corporaties waarmee is gesproken
3.3 Samenwerking en prestatieafspraken
3.4 Beeld van de behoeften van ouderen
3.5 Maatregelen en instrumenten
3.6 Rolopvattingen en verwachtingspatronen
3.7 De relatie met zorgpartijen
3.8 Aandachtspunten
40
40
40
41
42
44
47
49
50
4
Samenvattende conclusies
4.1 Beelden en verwachting
4.2 Overeenkomsten en discrepanties in beelden en verwachtingen
4.3 Kansen en belemmeringen
4.4 Bijdragen die de Rijksoverheid kan leveren
54
54
54
55
55
Bijlage 1:
Gemeenten en corporaties waarmee diepte-interviews zijn gehouden
1
Bijlage 2:
Onderzoeksverantwoording panelonderzoek
2
Bijlage 3:
Vragenlijst enquête ouderen
4
Samenvatting
Aanleiding en vraagstelling
De meeste mensen geven er de voorkeur aan zo lang mogelijk zelfstandig in hun eigen woning te blijven
wonen, ook als zij behoefte krijgen aan zorg en ondersteuning. Het beleid van de Rijksoverheid is hier
ook op gericht. In de kamerbrief ‘Transitieagenda Langer Zelfstandig Wonen’ van 4 juni 2014 hebben
Minister Blok en staatssecretaris Van Rijn een toelichting gegeven op de aanpak om oudere mensen en
mensen die zorg nodig hebben langer zelfstandig te laten wonen. In de brief wordt er op gewezen dat
de genoemde transitie ook een forse impact zal hebben op de corporatiesector, omdat steeds meer
mensen met een zorgvraag zullen blijven wonen in een corporatiewoning die niet altijd geschikt is voor
het leveren en ontvangen van zorg. Dit vraagt aanpassing van bestaande woningen en het bevorderen
van doorstroming naar geschikte zelfstandige woningen. Om het langer zelfstandig wonen voor ouderen
te bevorderen, is een verdere omslag nodig in het denken van betrokkenen (bewoners, maar ook
corporaties, gemeenten en zorgaanbieders). Rollen en verantwoordelijkheden verschuiven. In het licht
van veranderende relaties, rollen, verantwoordelijkheden en afhankelijkheden is in beeld gebracht wat
gemeenten, corporaties en huurders op lokaal niveau van elkaar verwachten rond de huisvesting van
ouderen en het faciliteren van het zo lang mogelijk zelfstandig wonen, hoe de samenwerking verloopt
en welke aandachtspunten zich voordoen.
De onderzoeksvragen luiden als volgt:
 Welke beelden en verwachtingen hebben ouderen, corporaties en gemeenten van het langer
zelfstandig wonen van huurders in een sociale huurwoning?
 Welke overeenkomsten en discrepanties zijn er tussen deze beelden en verwachtingen?
 Wat zijn de kansen en belemmeringen bij het langer zelfstandig wonen?
 Hoe zien bewoners, corporaties en gemeenten hun rol bij het mogelijk maken van langer zelfstandig
wonen? Waar voelen zij zich verantwoordelijk voor? Wat verwachten ze van andere partijen?
In het verlengde hiervan is geïnventariseerd welke bijdrage de Rijksoverheid kan leveren aan het langer
zelfstandig wonen door ouderen.
Werkwijze
Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van de volgende onderdelen:
1. Een enquête onder een online panel van twee specifieke doelgroepen:
 Recent verhuisde ouderen (65+) die een corporatiewoning hebben betrokken.
 Verhuisgeneigde ouderen (65+), zowel in huur- als een koopwoning.
2. Een serie van 20 diepte-interviews met gemeenten en woningcorporaties over de ervaringen rond
het thema langer zelfstandig wonen, de wijze waarop de samenwerking tussen gemeente en
corporatie verloopt, de verwachtingen die gemeenten en corporaties over en weer hebben en de
mate waarin aan die verwachtingen wordt voldaan. Bij de selectie van de gesprekspartners is
gekozen voor gemeenten en corporaties die de urgentie rond het belang van langer zelfstandig
wonen onderkennen en die op dit punt goed samenwerken.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
1
Keuzes en overwegingen rond het wonen van ouderen
Geschiktheid en aanpasbaarheid huidige woning




Recente verhuisde ouderen die in een corporatiewoning wonen, hebben veelal gekozen voor een
woonvorm die (in de basis) geschikt is om lang zelfstandig te kunnen blijven wonen.
De groep verhuisgeneigde ouderen woont veel vaker dan de recent verhuisden in een woning die
niet zonder meer geschikt is om lang zelfstandig in te blijven wonen.
Respondenten is gevraagd naar de aanpasbaarheid van de eigen woning om deze geschikt te maken
om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen, ook als men met beperkingen te maken
krijgt. Men is hierover behoorlijk positief.
Ruim driekwart van de recent verhuisde ouderen schat in dat hun corporatiewoning voldoende
aanpasbaar is en 16% geeft aan dat de woning al zonder meer geschikt is om lang zelfstandig te
kunnen blijven wonen, ook met beperkingen.
Keuze voor een geschikte woning


De meeste ouderen die recent naar een corporatiewoning zijn verhuisd (61%), hebben bewust de
keuze gemaakt voor een woning die geschikt is om, in hun eigen beleving, zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen. Nog eens 30% geeft aan dat het geen bewuste keuze was, maar
dat de woning wel geschikt is.
Slechts een kleine minderheid (3%) geeft aan dat zij graag een woning hadden willen krijgen die
geschikt is om lang zelfstandig te blijven wonen, maar dat zij een dergelijke woning niet konden
krijgen.
Verhuisgeneigden: verhuiswens nog weinig concreet


Uit de concreetheid van de verhuiswens van de geënquêteerde verhuisgeneigde ouderen (ouderen
die verwachten binnen vijf jaar te zullen verhuizen) blijkt dat verreweg de meesten van hen er nog
niet zeker van zijn dat zij die stap in de komende jaren zullen gaan zetten. Slechts ongeveer één op
de vijf (19%) van de geënquêteerde ouderen met een verhuiswens, is naar eigen zeggen beslist van
plan te verhuizen. Het overgrote deel sluit het niet uit, maar heeft zeker geen concrete plannen.
Deze uitkomst past in het beeld dat ook uit lokale woningmarktonderzoeken van Companen met
betrekking tot het verhuisgedrag van ouderen blijkt; ouderen hebben vaak een grote aarzeling om
te verhuizen uit de woning waar zij al lange tijd wonen en zetten de stap pas als het vanwege
gezondheidsredenen noodzakelijk wordt, of als zij hun woonsituatie beduidend kunnen verbeteren.
Dit beeld komt ook zeer duidelijk naar voren uit de gesprekken die zijn gevoerd met corporaties en
gemeenten, waarin zij stellen dat ouderen vaak kritische consumenten zijn.
Verhuisredenen


Voor het overgrote deel (92%) van de recent verhuisde ouderen speelde de vorige woning (mede)
een rol bij de beslissing om te verhuizen. Bijna de helft van de recent verhuisden koos voor de
nieuwe woning (mede) omdat het een gelijkvloerse woning is (46%). De bereikbaarheid van de
woning zonder drempels, treden of trappen was voor 28% van de groep een reden om voor de
woning te kiezen. Een kleinere woning (25%) met minder onderhoud (22%) en een kleinere tuin of
geen tuin (16%) of een balkon (16%) zijn belangrijke eigenschappen om voor een woning te kiezen.
Ook veiligheid (20%) en comfort (11%) spelen geregeld een rol.
Voor 60% van de recent verhuisde ouderen geldt dat de keuze voor de huidige woning mede werd
bepaald door de locatie van de woning. De meest genoemde redenen zijn dichter bij familie willen
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
2


wonen (17%), dichter bij voorzieningen willen wonen (15%) of in het centrum van de woonplaats
willen wonen (13%).
De verhuisredenen van de verhuisgeneigde ouderen stemmen in hoge mate overeen met de
redenen die recent verhuisden hadden om de stap te zetten naar een nieuwe woning.
Voor bijna de helft (49%) van de recent verhuisde huurders was het feit dat in de nieuwe woning
alle belangrijke woonfuncties op één woonlaag liggen een doorslaggevende reden om voor de
woning te kiezen. De bereikbaarheid van de woning zonder drempels, treden of trappen is voor 27%
een doorslaggevende reden. De huurprijs (33%) en de grootte van de woning (29%) zijn daarnaast
vaak doorslaggevend bij de keuze voor de woning.
Verhuizen vanwege de gezondheidssituatie



Verhuisgeneigde ouderen is gevraagd of de wens om te verhuizen ook samenhangt met de
gezondheidssituatie. Voor 60% van de ouderen speelt dit mee. Het grootste deel van hen (35% van
de verhuisgeneigde ouderen) geeft aan preventief te willen verhuizen, zodat men een geschikte
woning heeft als de gezondheid achteruit mocht gaan.
Van de mensen die al gezondheidsproblemen hebben of verwachten dat zij gezondheidsproblemen
krijgen heeft ongeveer één op de vijf hierover contact opgenomen met de corporatie. Van hen kan
bijna de helft niet aangeven of de corporatie hen voldoende behulpzaam is bij het vinden van een
geschiktere woning. Voor 22% geldt dat zij wel goed worden ondersteund. Daarnaast is 30% van
mening dat de corporatie hen niet voldoende helpt bij het vinden van een geschiktere woning.
De belangrijkste reden om bij gezondheidsproblemen geen contact op te nemen met de
woningcorporaties, is dat er geen directe relatie is met de corporatie; 29% neemt geen contact op
met de corporatie omdat ze niet staan ingeschreven en nog eens 21% heeft er niet aan gedacht
contact op te nemen met de corporatie. Verder is 19% van mening dat de corporatie geen geschikt
aanbod heeft.
Keuzes en overwegingen van corporaties en gemeenten
Beleid






In alle gemeenten waar gesprekken zijn gevoerd is men nadrukkelijk bezig met de ouderenhuisvesting. Dat geldt zowel voor de gemeente als voor de corporatie(s). Dit was immers een van de
selectiecriteria voor de diepte-interviews.
De meeste gemeenten en corporaties geven aan dat er (ruim) voldoende voor ouderen geschikte
woningen beschikbaar zijn. Waar op veel plaatsen in de afgelopen periode grote aantallen huurwoningen specifiek voor senioren (doorgaans met het leeftijdscriterium 55+) zijn gelabeld, wordt nu
op veel plaatsen weer ‘ontlabeld’, omdat de vraag uitblijft.
Het beleid verschuift op veel plaatsen van het beschikbaar maken van specifieke seniorenwoningen
juist naar het zorgen voor voldoende betaalbare huurwoningen, onder meer voor senioren.
In veel gemeenten waarmee is gesproken wordt er op ingezet dat nieuwbouwwoningen levensloopbestendig zijn.
In het kader van de nieuwe Huisvestingswet wordt al veel beleid regionaal afgestemd.
Een specifiek probleem waar grote corporaties die in veel gemeenten werkzaam zijn mee kampen,
is dat het lokale beleid per gemeente sterk kan verschillen. Dat brengt met zich mee dat het voor
dergelijke corporaties moeilijk is zelf een eenduidig beleid te formuleren.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
3
Samenwerking en prestatieafspraken




De samenwerking tussen gemeente en corporatie wordt vrijwel overal zonder aarzeling als ‘goed’
bestempeld. Overleg is laagdrempelig en men weet elkaar snel te vinden.
In alle gemeenten waarmee is gesproken is er in de prestatieafspraken aandacht voor de huisvesting van ouderen. De concreetheid van de afspraken verschilt. Doorgaans zijn in de prestatieafspraken harde aantallen opgenomen waar het de omvang van de beschikbare kernvoorraad
betreft. Vaak is ook in de prestatieafspraken opgenomen dat er aandacht moet zijn voor de
voldoende beschikbaarheid van voor ouderen geschikte woningen, maar dit wordt doorgaans in de
prestatieafspraken niet geconcretiseerd in harde aantallen.
Omdat veel gemeenten momenteel bezig zijn met het opstellen van een nieuwe woonvisie als basis
voor het maken van nieuwe prestatieafspraken, is de verwachting dat in de ‘volgende ronde’
prestatieafspraken op veel plaatsen hierover wel degelijk meer concrete afspraken gemaakt zullen
worden.
In een enkele gemeente waarmee is gesproken, is de intentie om ouderen zo lang mogelijk op hun
eigen plek te laten wonen expliciet opgenomen in de prestatieafspraken.
Maatregelen en instrumenten








Als ouderen terughoudend zijn om te verhuizen dient zich de vraag aan of een goede oplossing
gevonden kan worden in het aanpassen van de huidige woning om deze meer geschikt te maken
voor de oudere bewoners. In de praktijk worden er veel aanpassingen gedaan aan huurwoningen.
Corporaties zijn vaak bereid zelf aanpassingen in hun woningen aan te brengen. Wel staan ze
daarbij vrijwel unaniem op het standpunt dat dergelijke aanpassingen als geriefsverbetering via een
huurverhoging moeten worden bekostigd door de bewoner.
Gemeenten werken mee aan woningaanpassingen door bekostiging via de Wmo. Bij een deel van
de gemeenten waarmee is gesproken, wordt in financiële zin een maximum gesteld aan de
aanpassingen die aan een woning worden gedaan. Het bedrag dat wordt gehanteerd varieert. Het
meest genoemd zijn bedragen die maximaal liggen in de orde van grootte van € 10.000 - € 15.000.
Grote en dure standaardpakketten voor woningaanpassing voldoen vaak niet goed aan de behoefte
van bewoners. Kleinere en goedkopere maatwerkoplossingen kunnen de bewoner vaak beter
helpen.
In de meeste gemeenten waarmee is gesproken is er een programma dat is gericht op het
preventief aanpassen van woningen om er voor te zorgen dat de bewoners zo lang mogelijk
zelfstandig kunnen blijven wonen. Het is de eigen verantwoordelijkheid van bewoners om
vervolgens de benodigde stappen te zetten. Maar het beeld is dat maar weinig mensen concrete
stappen zetten in het preventief aanpassen van hun woning.
Hoewel het laten doorstromen van ouderen naar een geschikte woning, zodat de vrijkomende
eengezinswoning verhuurd kan worden aan een andere doelgroep, in veel gemeenten als een
wenselijk model wordt gezien, zijn er maar weinig gemeenten die hier concrete maatregelen of
instrumenten op inzetten.
Sporadisch wordt door gemeenten en corporaties waarmee is gesproken instrumenten ingezet als
een verhuiskostenvergoeding of huurgewenning. Het algemene beeld is dat hiervan richting
huurders toch onvoldoende stimulans uitgaat om daadwerkelijk te verhuizen. Een
verhuiskostenvergoeding neemt de zorgen over de rompslomp rond een verhuizing niet weg, en na
een periode van huurgewenning zal de huur toch stijgen terwijl het inkomen hetzelfde blijft.
Meer geloof is er in het positieve effect van doorstroommakelaars, organisaties die woonconsumenten met elkaar in contact brengen om een voor beide partijen aantrekkelijke verhuizing
tot stand te brengen en van verhuiscoaches die ouderen ontzorgen bij het verhuizen.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
4
Rolopvatting en verwachtingspatronen
Ouderen over taak gemeente en woningcorporatie






Bijna twee derde (65%) van de ondervraagde recent verhuisde ouderen is van mening dat de
corporatie hen niet voldoende heeft gewezen op het belang van een woning waarin men zo lang
mogelijk zelfstandig kan blijven wonen. Hieruit valt af te leiden dat de verwachtingen op dit punt
hoger waren. Bijna een derde (30%) van de ouderen is van mening dat de corporatie op dit punt
voldoende duidelijkheid heeft gegeven.
Veel ouderen verwachten dat de corporatie en de gemeente hen ontzorgen bij het vinden van een
geschikte woning. Er is kritiek op het feit dat men zelf moet reageren op vrijkomende woningen.
Als mensen zelf aangeven dat zij op zoek zijn naar een geschikte woning om lang zelfstandig te
kunnen blijven wonen, is de helft van hen van mening dat de corporatie hen hierbij voldoende heeft
ondersteund. Een bijna even grote groep (45%) is van mening dat dit niet het geval is.
Meer dan zeven op de tien verhuisgeneigde ouderen (71%) verwacht dat de gemeente zelf een rol
speelt bij het zorgen dat voldoende geschikte woningen voor ouderen beschikbaar zijn en afspraken
maakt met de corporatie hierover (45%). Ook rond de informatieverstrekking over woningaanpassingen en veilig wonen (55%) en het actief informeren over langer zelfstandig wonen (51%)
verwacht men initiatief van de gemeente. Opvallend is dat de helft van de verhuisgeneigde ouderen
een actieve opstelling bij het helpen vinden van een geschikte woning verwacht van de gemeente.
Verder verwacht men dat de gemeente woningaanpassingen doet om woningen geschikt te maken
(43%).
De gemeente heeft in de ogen van de ouderen een verantwoordelijkheid bij het aanbieden van
huishoudelijke hulp (38%), het maken van afspraken met zorgaanbieders over het leveren van
(thuis)zorg (38%) en het aanbieden van vervoer (32%).
Ouderen zien de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten rond het faciliteren van het zo
lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen breder dan de taken en verantwoordelijkheden van de
corporatie.
Gemeenten en corporaties over wensen en gedrag van ouderen




Uit de gesprekken komt een zeer eenduidig beeld naar voren van de beleving van de wensen en
behoeften van ouderen. Alle gemeenten en corporaties geven aan dat ouderen bij voorkeur niet
verhuizen en in hun eigen woning blijven wonen tot het niet meer kan. Een belangrijke drempel is
dat men er in de eigen beeldvorming bij een verhuizing vaak op achteruit gaat; men gaat vaak meer
huur betalen voor een kleinere woning. Dat is voor heel veel mensen psychologisch een moeilijke
stap en reden om af te zien van een verhuizing.
Overigens is het zeker niet uit te sluiten dat dit een argument is dat mensen voor zichzelf gebruiken
terwijl ze zich in een proces bevinden van het langzaam accepteren dat de gezondheid minder kan
gaan worden en dat het wellicht nodig wordt de stap te zetten naar een andere woning. Het
‘onrecht’ de stap te moeten zetten naar een kleinere woning die duurder is dan de eigen woning,
biedt een uitweg om die stap nog even uit te stellen.
Er is ook een aanzienlijke groep ouderen die in hun eigen beleving niet kunnen verhuizen omdat zij
een hogere huur niet kunnen opbrengen.
Daarnaast is er een grote groep ouderen die in een koopwoning woont die onder de huidige marktomstandigheden niet verkocht kan worden voor de prijs die men in gedachten heeft. De vraagprijs
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
5





is vaak gebaseerd op de prijzen tijdens het hoogtepunt van de woningmarkt. Het zakken met de
prijs blijkt voor veel ouderen een bittere pil.
Per saldo zijn de meeste gesprekspartners het er over eens dat veel ouderen weliswaar aangeven te
willen verhuizen naar een voor hen geschiktere woning, maar dit alleen doen als de gezondheidssituatie acuut verslechtert en de stap niet meer te vermijden is, als de partner wegvalt, of als ze hun
woonsituatie duidelijk kunnen verbeteren.
Ouderen die vanwege hun gezondheid nog niet hoeven te verhuizen, kunnen het zich permitteren
zeer kritisch te zijn ten aanzien van een andere woning. Veel ouderen stellen behoorlijke hoge eisen
ten aanzien van bijvoorbeeld een nieuw appartement. Het ontwikkelen en verhuren van appartementen die niet aan hun criteria voldoen is minder kansrijk, zeker als de gevraagde huurprijs in de
ogen van de potentiële huurders hoog is. Het referentiekader is daarbij de huur die men nu betaalt
of de woonlasten die men nu heeft. En vaak hebben ouderen in een koopwoning lage woonlasten
omdat de hypotheek (vrijwel) is afgelost.
Een belangrijk aandachtspunt is dat mensen die uiteindelijk de stap zetten te verhuizen, doorgaans
binnen hun eigen buurt willen verhuizen en niet naar een vreemde omgeving. Zolang men de keus
heeft, is het sociale netwerk zeer bepalend bij de uiteindelijke beslissing om de stap te zetten.
De meeste gemeenten waarmee is gesproken herkennen dat ouderen zo lang mogelijk willen
blijven wonen in de woning waar zij al heel lang in wonen. Dat noopt tot het faciliteren van het
aanpassen van de huidige woning om dat mogelijk te maken. Aan de andere kant wordt ook het
belang gezien van het bevorderen van doorstroming naar voor senioren geschikte woningen, zodat
grote eengezinshuurwoningen vrijkomen voor andere groepen op de woningmarkt. Gemeenten en
corporaties worstelen met de keuzes die dit met zich meebrengt.
Daarbij wordt gesignaleerd dat een grote groep ouderen zich er moeilijk toe kan brengen proactief
bezig te zijn met een mogelijke toekomst met belemmeringen. Dat heeft als gevolg dat mensen er
zeer moeilijk toe zijn te bewegen om te investeren in het preventief aanpassen van hun woning.
Gemeenten en corporaties over zichzelf en elkaar






De meeste gemeenten waarmee is gesproken zien zichzelf opschuiven van een deels uitvoerende
rol naar een regierol. Door de bezuinigingen op de Wmo spelen zij bijvoorbeeld een veel minder
grote rol bij het faciliteren van woningaanpassingen.
Corporaties zien zichzelf als de praktisch uitvoerende organisaties. Maar ze nemen niet alle taken
over die de gemeenten laten liggen omdat er geen budgetten meer voor zijn.
Uit de gesprekken blijkt dat veel gemeenten graag zouden zien dat corporaties meer doen in de
aanpassing van woningen nu dat vanuit de Wmo niet meer kan. Corporaties geven aan ook te
maken te hebben met financiële beperkingen en willen alleen investeren als de kosten via een
huurverhoging kunnen worden terugverdiend.
Per saldo is er voor de bewoner minder mogelijk. Gemeenten en corporaties zijn beide vaak niet
bereid om kosten te nemen.
Een punt van kritiek van gemeenten op de corporaties is dat zij zich in de ogen van de gemeenten
teveel beperken tot het informeren van bewoners en te weinig concrete maatregelen treffen. De
andere kant op is er ook kritiek van de corporatie op de gemeente die zich teveel verschuilt achter
de regierol en te weinig oppakt in de uitvoering.
Gemeenten waarmee is gesproken verwachten van de corporatie meer creativiteit om tot nieuwe
oplossingen te komen en de slag te maken naar ‘verbeterdenken’.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
6
Gemeenten en corporaties over hun relatie met zorgpartijen






De meeste corporaties hebben een relatie met een of meer zorgaanbieders omdat zij vastgoed aan
hen verhuren. Over het algemeen is men behoorlijk positief over deze vorm van samenwerking.
Diverse gemeenten en corporaties waarmee is gesproken signaleren dat zorgpartijen soms een
andere taal spreken dan de gemeente en de corporatie en er over en weer niet altijd het juiste
begrip is. Ook wijken gehanteerde begrippen en definities geregeld af, wat leidt tot misverstanden.
De belangen van zorgpartijen komen ook niet altijd overeen met die van gemeenten en corporaties.
Gemeenten en corporaties waarmee is gesproken ervaren een behoorlijke afstand van zorgkantoren en zorgverzekeraars bij het meedenken en meewerken aan lokale initiatieven. Er wordt
geconstateerd dat regelgeving praktische oplossingen soms in de weg staat, maar dat zorgpartijen
die regelgeving soms ook als excuus gebruiken om zich aan het proces te onttrekken.
Een voorbeeld dat meerdere keren werd genoemd is dat zorgverzekeraars niet investeren in
preventieve woningaanpassingen omdat zij alleen zorgkosten mogen vergoeden en geen fysieke
ingrepen. Zij plukken echter wel de vruchten van die fysieke ingrepen omdat daarmee veel valpartijen en ziekenhuisopnames van ouderen worden voorkomen.
Gemeenten en corporaties zouden graag zien dat dergelijke split incentives in het proces worden
weggenomen, maar ervaren een weinig tegemoetkomende houding van zorgverzekeraars.
Belangrijkste aandachtspunten



Veel gemeenten en corporaties waarmee gesproken is constateren dat ouderen zeer terughoudend
zijn om goed na te denken over een mogelijke toekomst met beperkingen en wat er voor nodig is
om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen. Veel mensen wachten met het doen van
woningaanpassingen tot deze acuut nodig zijn. Op dat moment zijn mensen vaak zelf niet meer in
staat de juiste maatregelen te treffen en moet de gemeente in actie komen.
Veel gemeenten waarmee is gesproken hebben in de afgelopen jaren een beleid gevoerd op het
inrichten van woonzorgzones en clustering van voor senioren geschikt bezit. Daardoor zijn veel voor
ouderen geschikte woningen ook op specifieke locaties in de gemeente beschikbaar. Dan doet zich
het dilemma voor of het in het belang van ouderen is hen uit hun leefomgeving te laten verhuizen
naar een andere plek binnen de gemeente waar zij geen sociaal netwerk hebben. Er wordt immers
een steeds groter beroep gedaan op de zelfredzaamheid van ouderen en op het bijspringen van het
sociale netwerk.
De opnieuw ingevoerde passendheidstoets betekent voor veel corporaties dat er minder ruimte is
om aanpassingen aan woningen door te berekenen in de huurprijs. Corporaties waarmee is
gesproken geven aan dat zij daardoor minder in staat zijn om aanpassingen te doen die het langer
zelfstandig wonen mogelijk maken.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
7
1 Inleiding
1.1 Aanleiding en vraagstelling
De meeste mensen geven er de voorkeur aan zo lang mogelijk zelfstandig in hun eigen woning te blijven
wonen, ook als zij behoefte krijgen aan zorg en ondersteuning. Het beleid van de Rijksoverheid is hier
ook op gericht. In de kamerbrief ‘Transitieagenda Langer Zelfstandig Wonen’ van 4 juni 2014 hebben
Minister Blok en staatssecretaris Van Rijn een toelichting gegeven op de aanpak om oudere mensen en
mensen die zorg nodig hebben langer zelfstandig te laten wonen. In de brief wordt er op gewezen dat
de genoemde transitie ook een forse impact zal hebben op de corporatiesector, omdat steeds meer
mensen met een zorgvraag zullen blijven wonen in een corporatiewoning die niet altijd geschikt is voor
het leveren en ontvangen van zorg. Dit vraagt aanpassing van bestaande woningen en het bevorderen
van doorstroming naar geschikte zelfstandige woningen. Om het langer zelfstandig wonen voor ouderen
te bevorderen, is een verdere omslag nodig in het denken van betrokkenen (bewoners, maar ook
corporaties, gemeenten en zorgaanbieders). Rollen en verantwoordelijkheden verschuiven. Burgers
zullen tijdig moeten nadenken over hoe ze willen wonen als ze op hogere leeftijd mogelijk met
beperkingen te maken krijgen en zullen daar preventief maatregelen voor moeten treffen. De gemeente
treedt steeds meer op als regisseur. Woningcorporaties en zorgaanbieders moeten meer dan in het
verleden met elkaar en met de gemeente overleggen over het op elkaar afstemmen van vraag en
aanbod op het terrein van wonen en zorg. Voor een goed verloop van de transitie naar zo lang mogelijk
zelfstandig thuis wonen, is inzicht nodig in de beeldvorming die de betrokken partijen van elkaar hebben
en in de verwachtingen die er over en weer zijn. Door na te gaan hoe verwachtingen op elkaar aansluiten en de overeenkomsten en discrepanties in beeld te brengen, kunnen kansen en belemmeringen
worden benoemd bij de transitie naar langer zelfstandig thuis wonen.
De onderzoeksvragen luiden als volgt:
 Welke beelden en verwachtingen hebben ouderen, corporaties en gemeenten van het langer
zelfstandig wonen van huurders in een sociale huurwoning?
 Welke overeenkomsten en discrepanties zijn er tussen deze beelden en verwachtingen?
 Wat zijn de kansen en belemmeringen bij het langer zelfstandig wonen?
 Hoe zien bewoners, corporaties en gemeenten hun rol bij het mogelijk maken van langer zelfstandig
wonen? Waar voelen zij zich verantwoordelijk voor? Wat verwachten ze van andere partijen?
In het verlengde hiervan is geïnventariseerd welke bijdrage de Rijksoverheid kan leveren aan het langer
zelfstandig wonen door ouderen.
1.2 Relaties tussen betrokken partijen
Gemeenten en corporaties werken van oudsher samen bij de huisvesting van inwoners met een smalle
beurs. Zij maken daarbij doorgaans afspraken over de benodigde omvang van de voorraad sociale
huurwoningen en de aandacht die er moet zijn voor de huisvesting van specifieke doelgroepen.
Afspraken worden vaak geformaliseerd in de vorm van prestatieafspraken. Huurders zijn inwoner van de
gemeente en klant bij de corporatie. Zij hebben invloed op het beleid dat de gemeente voert door
gebruik te maken van hun stemrecht bij gemeenteraadsverkiezingen. De Wet overleg huurders
verhuurder geeft huurders al een aantal rechten met betrekking tot het beleid van hun verhuurder.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
8
Met het van kracht worden van de herziene Woningwet per 1 juli 2015, verandert er het nodige in de
relaties tussen gemeenten en verhuurders, maar ook in de positie van de huurder.
Figuur 1.1: Relaties tussen corporaties, gemeenten en huurders
Corporatie
Gemeente
Grotere invloed huurders
op woonbeleid
Huurder
Gemeenten krijgen een grotere zeggenschap over de inspanning die de corporatie doet. De gemeente
legt het woonbeleid voor de komende jaren vast in een woonvisie. Uiteraard betrekken gemeenten
corporaties en andere stakeholders bij het traject van het opstellen van de woonvisie; zij hebben de
input van alle betrokken partijen nodig om te komen tot een evenwichtig woonbeleid. De corporatie
moet naar redelijkheid bijdragen aan het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid en doet een ‘bod’ op de
woonvisie. De gemeente beoordeelt wat van de corporatie verwacht mag worden en of het bod
passend is. Dit zet de relatie tussen gemeente en corporatie in een ander licht. Daarbij moet worden
aangetekend dat verwacht mag worden dat gemeenten en corporaties op een constructieve wijze
blijven samenwerken aan de uitvoering van het woonbeleid. De herziene Woningwet geeft huurders
ook een andere positie ten opzichte van gemeenten en corporaties: huurdersorganisaties zitten
voortaan aan tafel bij het maken van de prestatieafspraken tussen de gemeente en hun woningcorporatie.
In het licht van deze relaties, verantwoordelijkheden en afhankelijkheden is in beeld gebracht wat
partijen op lokaal niveau van elkaar verwachten rond de huisvesting van ouderen en het faciliteren van
het zo lang mogelijk zelfstandig wonen, hoe de samenwerking verloopt en welke aandachtspunten zich
voordoen.
1.3 Werkwijze
Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van de volgende onderdelen:
1. Een enquête onder een online panel van twee specifiek doelgroepen:
 Recent verhuisde ouderen (65+) die een corporatiewoning hebben betrokken.
 Verhuisgeneigde ouderen (65+), zowel in een huur- als een koopwoning.
2. Een serie van 20 diepte-interviews met gemeenten en woningcorporaties over de ervaringen rond
het thema langer zelfstandig wonen, de wijze waarop de samenwerking tussen gemeente en
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
9
corporatie verloopt, de verwachtingen die gemeenten en corporaties over en weer hebben en de
mate waarin aan die verwachtingen wordt voldaan.
Enquête onder ouderen
De afwegingen en ervaringen van ouderen rond het zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen zijn in
beeld gebracht door het afnemen van een vragenlijst onder leden van een representatief online panel
van Panel Inzicht. Panel Inzicht is een veldwerkbureau met ruim 240.000 panelleden. In totaal zijn 686
mensen die behoren tot de doelgroepen van het onderzoek geënquêteerd. In bijlage 2 is de werkwijze
van het panelonderzoek nader beschreven.
Onder de onderzoeksgroepen is de volgende respons behaald:
Doelgroep
Recent verhuisde ouderen (65+) in een corporatiewoning
Verhuisgeneigde ouderen (65+)
Recent verhuisde ouderen die opnieuw willen verhuizen (65+)
Totaal
Respons
342
344
109
686
Aan de panelleden is een vragenlijst voorgelegd die inzicht geeft in de afwegingen en keuzes die mensen
maken over hun eigen woonsituatie als zij ouder worden en de wijze waarop zij bezig zijn met het zo
lang mogelijk zelfstandig wonen.
Met het panel wordt niet beoogd met een representatieve afspiegeling van de doelgroep een statistisch
betrouwbaar beeld te geven. Het doel van het panel is een zo breed mogelijk inzicht te krijgen in hoe de
doelgroep in verschillende situaties afwegingen maakt en hoe men omgaat met de keuzeruimte die er
is.
Diepte-interviews met gemeenten en woningcorporaties
De gesprekken met de gemeenten zijn gehouden met beleidsmedewerkers wonen en beleidsmedewerkers zorg. Bij de corporaties is gesproken met de manager wonen, soms aangevuld met een
medewerker die informatie kan geven over de zorgkant en de samenwerking met zorgaanbieders. Er is
gekozen om steeds een gesprek te voeren met een gemeente en met de grootste corporatie met een
duidelijke lokale verankering die werkzaam is in die gemeente. Daardoor is het mogelijk geweest de
input van de gemeente en de corporatie aan elkaar te spiegelen. De selectie van gemeenten en
corporaties is gemaakt op basis van wat bekend was over de aandacht voor ouderenhuisvesting en
wonen en zorg in de prestatieafspraken. Daarbij is ingezoomd op gemeenten en corporaties waarvan op
basis van dit criterium bekend was dat zij de urgentie rond het langer zelfstandig wonen voelen en er
waarschijnlijk actief mee bezig zijn.
Er is gesproken met tien gemeenten en met tien woningcorporaties die, binnen de bovengenoemde
criteria, zoveel mogelijk zijn verspreid over het land. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de
gemeenten en corporaties waarmee is gesproken.
1.4 Leeswijzer


Voor in het rapport is een uitgebreide samenvatting opgenomen.
Hoofdstuk 2 handelt over de afwegingen en keuzes die mensen ten aanzien van hun woonsituatie
maken bij het ouder worden, wat daarbij voor hen belangrijk is en welke eventuele belemmeringen
zij ervaren. Er wordt ook uitgebreid ingegaan op de verwachtingen die ouderen hebben van de rol
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
10

van woningcorporaties en gemeenten bij het mogelijk maken van het zo lang mogelijk zelfstandig
wonen.
In hoofdstuk 3 gaat het over de wijze waarop gemeenten en woningcorporaties bezig zijn met de
ouderenhuisvesting en langer zelfstandig wonen en hoe zij daarbij samenwerken. Specifiek wordt in
dit hoofdstuk ook gekeken naar de verwachtingen die gemeenten en corporaties van elkaar hebben
en de mate waarin die verwachtingen aansluiten bij de eigen rolopvatting. Ook wordt een aantal
aandachtspunten en goede voorbeelden genoemd.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
11
2 Keuzes en overwegingen rond het wonen van
ouderen
In dit hoofdstuk worden de keuzes, afwegingen en verwachtingen rond het zo lang mogelijk zelfstandig
kunnen blijven wonen benaderd vanuit het perspectief van de bewoners. Dit hoofdstuk is gebaseerd op
de uitkomsten van het gehouden enquêteonderzoek onder een panel van ouderen die de afgelopen
jaren zijn verhuisd naar een corporatiewoning en onder ouderen die van plan zijn om de komende jaren
de stap te zetten naar een andere woning.
2.1 Onderzoeksgroepen
Het onderzoek heeft zich zoals aangegeven gericht op twee specifieke groepen ouderen op de woningmarkt: ouderen die recent zijn verhuisd en een corporatiewoning hebben betrokken en ouderen die niet
recent zijn verhuisd maar die wel overwegen om de komende jaren te gaan verhuizen. Een deel van de
ouderen die recent zijn verhuisd naar een corporatiewoning heeft ook weer plannen om de komende
jaren opnieuw te verhuizen. Dit is een interessante groep, omdat het mensen zijn die een keuze voor
een woning hebben gemaakt en vrij snel weer doorverhuizen. Dan is er ook nog een vierde groep
ouderen op de woningmarkt. Dit betreft de mensen die al langer in hun huidige woning wonen en geen
plannen hebben om in de komende jaren te gaan verhuizen. Deze groep ouderen, hoewel waarschijnlijk
de grootste groep, is in het enquêteonderzoek buiten beschouwing gelaten. Zij zijn immers op dit
moment niet bewust bezig met een keuzeproces rond hun woonsituatie en kunnen daarom minder
scherpe informatie geven over de afwegingen die ouderen maken rond het zo lang mogelijk zelfstandig
blijven wonen. Rond het onderwerp van het treffen van preventieve maatregelen in woningen om zo
lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen is het wel een relevante onderzoeksgroep. In het
volgende hoofdstuk komen zij, vanuit de ervaringen van woningcorporaties en gemeenten, ruimschoots
aan bod.
Recent verhuisde ouderen
De geënquêteerde groep recent verhuisde ouderen betreft mensen in de leeftijd van 65 jaar en ouder
die in de afgelopen vijf jaar zijn verhuisd naar hun huidige corporatiewoning. De gemiddelde leeftijd van
de geënquêteerde ouderen bedroeg 69 jaar. Driekwart van de geënquêteerden was in de leeftijd tot en
met 75 jaar. De oudste deelnemer aan de enquête was op het moment van invullen van de vragenlijst
86 jaar.
Verhuisgeneigde ouderen
De geënquêteerde groep verhuisgeneigde ouderen zijn mensen in de leeftijd van 65 jaar en ouder die
hebben aangegeven de komende jaren te overwegen te verhuizen. Zij wonen op dit moment zowel in
huur- als in koopwoningen. Een deel van hen is de afgelopen vijf jaar ook al verhuisd, maar overweegt
dus opnieuw te verhuizen. Evenals bij de geënquêteerde recent verhuisde ouderen, is de gemiddelde
leeftijd van deze groep 69 jaar. Het aandeel ouderen met een hogere leeftijd is echter kleiner dan bij de
recent verhuisden; driekwart heeft een leeftijd tot en met 71 jaar. De oudste geënquêteerde verhuisgeneigde oudere was op het moment van enquêteren evenwel 89 jaar.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
12
Woonduur
Figuur 2.1: Recent naar een corporatiewoning verhuisde ouderen en verhuisgeneigde ouderen (65+). Woonduur
huidige woning, 2015
80%
70%
60%
50%
40%
72%
30%
50%
20%
10%
35%
16%
4%
15%
10%
0%
Minder dan een jaar
1 tot 2 jaar
Recent verhuisde ouderen
3 tot 5 jaar
Langer dan 5 jaar
Verhuisgeneigde ouderen
Bron: Enquête Companen, 2015.
Bij de recent verhuisde ouderen ligt het zwaartepunt in de respons bij de mensen die kort geleden zijn
verhuisd. De helft van de geënquêteerden woont maximaal 2 jaar in de huidige woning, de andere helft
drie tot vijf jaar (een periode van drie jaar).
Logischerwijs wonen de verhuisgeneigde ouderen beduidend langer in hun huidige woning dan de
recent verhuisden. Bijna driekwart van de geënquêteerden onder deze groep (72%) woont langer dan 5
jaar in hun woning. Van deze groep is overigens niet verder nagegaan hoeveel langer dan vijf jaar men al
in de huidige woning woont, maar aangenomen mag worden dat dit geregeld al zeer lange tijd is.
Huidige woning
Recent verhuisde ouderen die in een corporatiewoning wonen, hebben veelal gekozen voor een woonvorm die (in de basis) geschikt is om lang zelfstandig te kunnen blijven wonen.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
13
Figuur 2.2: Recent naar een corporatiewoning verhuisde ouderen (65+) en verhuisgeneigde ouderen. Woningtype
huidige woning, 2015
60%
56%
50%
40%
30%
45%
20%
38%
31%
10%
17%
14%
0%
Eengezinswoning
Appartement
Recent verhuisde ouderen
Seniorenwoning
Verhuisgeneigde ouderen
Bron: Enquête Companen, 2015.
Van de geënquêteerde recent verhuisde ouderen heeft 38% gekozen voor een seniorenwoning en 45%
voor een appartement. Een minderheid (17%) koos voor een eengezinswoning. Het aandeel dat koos
voor een eengezinswoning neemt af naarmate men ouder is. De meeste mensen die voor een
eengezinswoning kozen waren op het moment van enquêteren 65 tot 69 jaar; op het moment van
verhuizen dus minimaal 60 jaar. Maar van de mensen die op het moment van enquêteren 75 jaar of
ouder waren (op het moment van verhuizen dus minimaal 70 jaar), koos 12% nog voor een eengezinswoning. Vanaf 75 jaar (minimaal 70 op het moment van verhuizen) neemt het aandeel ouderen dat kiest
voor een specifieke seniorenwoning aanmerkelijk toe. In de leeftijd tot 75 jaar kiest ruim een derde voor
zo’n woning, vanaf 75 jaar is dit bijna de helft.
De groep verhuisgeneigde ouderen woont veel vaker dan de recent verhuisden in een woning die niet
zonder meer geschikt is om lang zelfstandig in te blijven wonen. Het grootste deel van de
geënquêteerden (56%) woont in een eengezinswoning; 31% woon in een appartement en 14% in een
specifieke seniorenwoning.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
14
Aanpasbaarheid van de woning
Figuur 2.3: Recent naar een corporatiewoning verhuisde ouderen (65+). Aanpasbaarheid huidige woning naar
eigen inschatting, 2015
80%
70%
60%
50%
40%
76%
72%
30%
20%
23%
10%
9%
16%
5%
0%
Woning is aanpasbaar
Woning is niet aanpasbaar
Recent verhuisde ouderen
Woning is al geschikt
Verhuisgeneigde ouderen
Bron: Enquête Companen, 2015.
Respondenten is gevraagd naar de aanpasbaarheid van de eigen woning om deze geschikt te maken om
zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen, ook als men met beperkingen te maken krijgt.
Men is hierover behoorlijk positief. Ruim driekwart van de recent verhuisde ouderen schat in dat hun
corporatiewoning voldoende aanpasbaar is en 16% geeft aan dat de woning al zonder meer geschikt is
om lang zelfstandig in te kunnen blijven wonen, ook met beperkingen. Slechts een klein deel (9%) is van
mening dat de woning niet voldoet en ook niet is aan te passen.
Overigens is een groot deel van de ouderen die aangeven de komende jaren te overwegen te verhuizen,
van mening dat hun woning is aan te passen om er zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen.
Het aandeel dat aangeeft dat de woning niet kan worden aangepast (23%) is echter beduidend hoger
dan bij de recent verhuisden. Deels zal de aanpasbaarheid van de woning een rol spelen bij de potentiële verhuiswens, deels zal dat met andere zaken samenhangen. In paragraaf 2.3 wordt nader ingegaan
op de achtergronden van de verhuiswensen van ouderen.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
15
Verhuisgeneigden
Figuur 2.4: Verhuisgeneigde ouderen (65+). Eigendomscategorie huidige woning, 2015
50%
45%
40%
35%
30%
25%
47%
46%
20%
15%
10%
5%
7%
0%
Huurwoning corporatie
Huurwoning commerciële
verhuurder
Koopwoning
Bron: Enquête Companen, 2015.
Van de verhuisgeneigde ouderen woont bijna de helft (47%) op dit moment in een woning van een
woningcorporatie. Een vrijwel even grote groep woont in een koopwoning. Een naar verhouding klein
deel (7%) woont in een huurwoning van een particuliere- of commerciële verhuurder.
Figuur 2.5: Verhuisgeneigde ouderen (65+). Concreetheid van de wens om de komende jaren te verhuizen, 2015
90%
80%
70%
60%
50%
81%
40%
30%
20%
10%
19%
0%
Beslist van plan te verhuizen
Misschien van plan te verhuizen
Bron: Enquête Companen, 2015.
Uit de concreetheid van de verhuiswens van de geënquêteerde ouderen is af te leiden dat verreweg de
meesten van hen er nog niet zeker van zijn dat zij die stap in de komende jaren zullen gaan zetten. Deze
uitkomst past in het beeld dat ook uit lokale woningmarktonderzoeken door Companen met betrekking
tot het verhuisgedrag van ouderen blijkt; ouderen hebben vaak een grote aarzeling om te verhuizen uit
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
16
de woning waar zij al lange tijd wonen en zetten de stap pas als het vanwege gezondheidsredenen
noodzakelijk wordt of als zij hun woonsituatie beduidend kunnen verbeteren. Dit beeld komt ook zeer
duidelijk naar voren uit de gesprekken die in het kader van dit onderzoek zijn gevoerd met corporaties
en gemeenten (zie hoofdstuk 3). Slechts ongeveer één op de vijf (19%) van de geënquêteerde ouderen
met een verhuiswens, is naar eigen zeggen beslist van plan te verhuizen. Het overgrote deel sluit het
niet uit, maar heeft zeker geen concrete plannen.
Recent verhuisd en opnieuw verhuisgeneigd
Een deel van de recent verhuisde ouderen heeft zoals aangegeven ook weer plannen om de komende
jaren opnieuw te verhuizen. De vraag is wat daarvan de achtergronden zijn. Doen zij dit omdat ze de
verkeerde keus hebben gemaakt? Is er acuut iets in hun situatie veranderd waardoor zij weer willen of
moeten verhuizen? Of zien zij een kans hun woonsituatie te verbeteren zonder dat daar redenen voor
zijn die direct samenhangen met de gezondheidstoestand?
Het woonprofiel van de groep die opnieuw wil verhuizen lijkt sterk op dat van de andere recent
verhuisde ouderen. Ongeveer 20% van hen woont momenteel in een eengezinswoning, ongeveer 45% in
een appartement en ongeveer 35% in een specifieke seniorenwoning. De urgentie waarmee zij willen
verhuizen is vergelijkbaar met die van de andere verhuisgeneigde ouderen; ongeveer 20% weet zeker
dat zij de komende jaren weer gaan verhuizen. Toch hebben zij kennelijk niet de woning gevonden om
voor langere tijd in te blijven wonen. In paragraaf 2.5 van dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de
achtergronden van deze wens om toch opnieuw te verhuizen.
2.2 Gemaakte keuzes bij het vinden van een geschikte woning
Een groot deel van de geënquêteerde ouderen die in de afgelopen vijf jaar zijn verhuisd naar hun
huidige corporatiewoning, woont in een woning die in de basis geschikt is om lang zelfstandig in te
blijven wonen. Daarbij schatten veel ouderen in dat de woning nog verder aanpasbaar is. Verhuisgeneigde ouderen wonen vaker in eengezinswoningen, die in de basis minder geschikt zijn. Deze paragraaf gaat in meer detail in op de geschiktheid van de huidige woning en het keuzeproces van ouderen
bij het vinden van de huidige woning; in hoeverre koos men bewust voor een woning die geschikt is om
zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
17
Woningkenmerken en woningaanpassingen
Tabel 2.1:
Specifieke voorzieningen om het langer zelfstandig wonen mogelijk te maken in de huidige woning bij
recent verhuisde ouderen en verhuisgeneigde ouderen, 2015
Recent verhuisde ouderen
Verhuisgeneigde
(naar een corporatiewoning)
ouderen
Voordeur zonder trappen bereikbaar
86%
84%
Primaire functies op 1 woonlaag
86%
51%
9%
6%
Geschikt voor rollator of rolstoel
74%
44%
Beugels in toilet en badkamer
40%
23%
Verhoogde toiletpot(ten)
57%
40%
Eén-handel-mengkranen in keuken en badkamer
48%
44%
Rookmelders aanwezig
80%
71%
Koolmonoxidemelders aanwezig
23%
19%
Woning voorzien van seniorensloten
26%
11%
Videofoon aanwezig
37%
15%
Valdetector aanwezig
1%
1%
Seniorenalarm aanwezig
7%
4%
Traplift aanwezig
Bron: Enquête Companen, 2015.
Ouderen die recent zijn verhuisd naar een corporatiewoning, beschikken beduidend vaker over een
woning die door specifieke eigenschappen door aanwezige voorzieningen beter geschikt is om lang zelfstandig te blijven wonen dan de groep ouderen die overweegt de komende jaren te verhuizen. Zo is de
groep die in een woning woont waarin alle primaire woonfuncties (woonkamer, keuken, toilet, badkamer en slaapkamer) op één woonlaag aanwezig zijn onder de recent verhuisden beduidend hoger dan
onder de verhuisgeneigden (86% respectievelijk 51%). Ook is de woning bij de recent verhuisden (naar
eigen inschatting) veel vaker geschikt voor gebruik van een rollator of rolstoel. Voorzieningen als
beugels in toiletten en badkamers, verhoogde toiletpotten, seniorensloten (sleutelgat boven de deurklink voor het eenvoudiger kunnen ontsluiten van de deur) en een videofoon zijn veel vaker aanwezig in
de corporatiewoningen van de ouderen die de afgelopen jaren zijn verhuisd. Gesteld kan worden dat
een groot deel van de ouderen die zijn verhuisd naar een corporatiewoning, een woning heeft gekregen
die op belangrijke punten geschikt is om lang zelfstandig te kunnen blijven wonen.
Verhuisredenen
Voor het overgrote deel (92%) van de recent verhuisde ouderen speelde de vorige woning (mede) een
rol bij de beslissing om te verhuizen.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
18
Figuur 2.6: Recent naar een corporatiewoning verhuisde ouderen (65+). Reden om voor de huidige woning te
kiezen, 2015
50%
46%
45%
40%
35%
30%
25%
28%
25%
20%
22%
20%
19%
18%
17%
15%
10%
5%
16%
16%
11%
8%
6%
3%
0%
Bron: Enquête Companen, 2015.
Bijna de helft van de recent verhuisden koos voor de nieuwe woning (mede) omdat het een gelijkvloerse
woning is (46%). De bereikbaarheid van de woning zonder drempels, treden of trappen te hoeven
nemen was voor 28% van de groep een reden om voor de woning te kiezen. Een kleinere woning (25%)
met minder onderhoud (22%) en een kleinere tuin of geen tuin (16%) of een balkon (16%) zijn belangrijke eigenschappen om voor een woning te kiezen. Ook veiligheid (20%) en comfort (11%) spelen
geregeld een rol. Een deel van de recent verhuisde ouderen (18%) noemt de overstap van een koopwoning naar een huurwoning als reden om voor de huidige woning te kiezen. Ongeveer een kwart van
de groep die wilde huren in plaats van kopen maakte de overstap naar de huursector omdat zij goedkoper wilden gaan wonen. Meestal spelen dus andere motieven.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
19
Keuze voor een geschikte woning
Figuur 2.7: Recent naar een corporatiewoning verhuisde ouderen (65+). Mate waarin men bewust heeft gekozen
voor een woning waarin men zo lang mogelijk zelfstandig kan blijven wonen, 2015
70%
60%
50%
40%
30%
61%
20%
30%
10%
5%
3%
0%
Bron: Enquête Companen, 2015.
De meeste ouderen die recent naar een corporatiewoning zijn verhuisd (61%), hebben bewust de keuze
gemaakt voor een woning die geschikt is om, in hun eigen beleving, zo lang mogelijk zelfstandig te
kunnen blijven wonen. Nog eens 30% geeft aan dat het geen bewuste keuze was, maar dat de woning
wel geschikt is. Slecht een kleine minderheid (3%) geeft aan dat zij graag een woning hadden willen
krijgen die geschikt is om lang zelfstandig te blijven wonen, maar dat zij een dergelijke woning niet
konden krijgen. Gesteld kan worden dat de groep ouderen die een plek vindt in een corporatiewoning
uitstekend bediend wordt waar het de geschiktheid van de woning betreft om lang zelfstandig te
kunnen wonen.
Locatie van de woning
De keuze voor een woning hangt niet alleen samen met eigenschappen van de woning zelf, ook de
locatie van de woning en sociale aspecten kunnen een rol spelen. Voor 60% van de recent verhuisde
ouderen geldt dat de keuze voor de huidige woning mede werd bepaald door de locatie van de woning.
Dit behoeft enige nuancering, omdat veel mensen in de categorie ‘anders’ antwoorden hebben gegeven
die wel degelijk betrekking hebben op de woning. Vaak gaat het dan om de vorige woning. Veel mensen
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
20
geven hier aan dat de vorige woning niet meer voldeed of dat zij de woning wegens sloop moesten
verlaten.
Figuur 2.8: Recent naar een corporatiewoning verhuisde ouderen (65+). Redenen om voor de huidige woning te
kiezen die samenhangen met de locatie van de woning, 2015
45%
40%
40%
35%
30%
23%
25%
20%
17%
15%
15%
10%
5%
13%
7%
4%
3%
0%
Bron: Enquête Companen, 2015.
De groep recent verhuisden die specifieke redenen noemt die samenhangen met de locatie van de
huidige woning, willen vaak dichter bij familie wonen (17%), of dichter bij voorzieningen (15%) of het
centrum van de woonplaats in het algemeen (13%).
De afstand waarover ouderen verhuizen is vaak beperkt. De onderstaande figuur brengt de actieradius
in beeld van de recent verhuisde ouderen.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
21
Figuur 2.9: Recent naar een corporatiewoning verhuisde ouderen (65+). Locatie nieuwe woning ten opzichte van
vorige woning, 2015
40%
35%
30%
25%
20%
34%
15%
21%
10%
11%
5%
0%
20%
10%
4%
Bron: Enquête Companen, 2015.
Een kwart van de recent verhuisde ouderen is binnen dezelfde buurt verhuisd, en soms zelfs binnen
dezelfde straat. Nog een 34% is binnen dezelfde woonplaats verhuisd. Ruim één op de tien ouderen
(11%) is verhuisd naar een andere plaats binnen de eigen gemeente en een even grote groep is verhuisd
naar een gemeente die grenst aan de vorige woongemeente. Eén op de vijf ouderen verhuist over een
grotere afstand. Er blijkt een sterke relatie met de verhuisredenen te zijn. Ouderen die verhuizen om
dichter bij familie of vrienden en kennissen te wonen, verhuizen vaak over grotere afstanden. Ouderen
die dichter bij het centrum of dichter bij (zorg)voorzieningen willen wonen, zoeken dat vaak binnen de
eigen woonplaats.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
22
Figuur 2.10: Recent naar een corporatiewoning verhuisde ouderen (65+). Redenen om voor de huidige woning te
kiezen die samenhangen met de nabijheid van familie, 2015
70%
60%
50%
40%
30%
63%
20%
47%
37%
31%
10%
20%
14%
0%
Bron: Enquête Companen, 2015.
Ouderen die verhuizen om dichter bij hun familie te kunnen wonen (17%) doen dat vaak vanwege de
gezelligheid en om vaker contact te kunnen hebben. Van deze groep geldt dat voor 63%. Maar ook het
gevoel van zekerheid dat familie snel ter plaatse kan zijn als er iets gebeurt is voor veel ouderen een
reden (47%). Het ontvangen van hulp en ondersteuning (37%) maar ook het kunnen oppassen op de
kleinkinderen (31%) en het verder kunnen helpen en ondersteunen van de familie (20%) spelen mee.
Mantelzorg wordt expliciet genoemd door 14% van de ouderen die (mede) verhuizen vanwege de nabijheid van familie. N.B.: omdat maar een relatief klein deel van de ondervraagde groep vanwege de nabijheid van familie is verhuisd, is het aantal respondenten waarop de bovenstaande constateringen zijn
gebaseerd vrij laag. Dit betekent dat de gepresenteerde uitkomsten een grotere foutmarge hebben en
daardoor minder nauwkeurig zijn.
Doorslaggevende redenen bij de keuze voor de woning
Zoals beschreven spelen diverse aspecten voor ouderen een rol bij de keuze voor een andere woning.
Om hier een prioritering in aan te brengen is de recent verhuisde ouderen die aan de enquête hebben
deelgenomen gevraagd om aan te geven wat voor hen de drie doorslaggevende redenen zijn geweest
om voor hun huidige woning te kiezen.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
23
Figuur 2.11: Recent naar een corporatiewoning verhuisde ouderen (65+). Doorslaggevende redenen bij de keuze
voor de huidige woning, 2015
60%
50%
49%
40%
33%
30%
29%
27%
20%
12% 12% 12% 11% 11% 11%
10%
10%
8% 7% 7%
6% 5%
2% 2%
0%
Bron: Enquête Companen, 2015
De geschiktheid van hun huidige (corporatie)woning komt weer duidelijk tot uitdrukking als mensen
wordt gevraagd naar de doorslaggevende redenen waarom ze voor hun huidige woning hebben
gekozen. Voor bijna de helft van de huurders was dit het feit dat in de woning alle belangrijke woonfuncties op één woonlaag liggen. De bereikbaarheid van de woning zonder drempels, treden of trappen
is voor 27% een doorslaggevende reden. De huurprijs (33%) en de grootte van de woning (29%) zijn
daarnaast vaak doorslaggevend bij de keuze voor de woning.
De keuze voor een corporatiewoning
Zoals geconstateerd worden ouderen die een plek vinden in een corporatiewoning doorgaans
uitstekend gefaciliteerd waar het de geschiktheid van de woning betreft om zo lang mogelijk zelfstandig
te kunnen blijven wonen. De vraag is hoe bewust ouderen kiezen voor een woning van een woningcorporatie en wat de achtergronden zijn van de keuze voor een corporatiewoning.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
24
Figuur 2.12: Recent naar een corporatiewoning verhuisde ouderen (65+). Keuze voor een corporatiewoning, een
commerciële huurwoning of een koopwoning, 2015
90%
80%
70%
60%
50%
40%
84%
30%
20%
10%
11%
2%
2%
0%
Bron: Enquête Companen, 2015.
Het overgrote deel van de ouderen die recent zijn verhuisd naar een corporatiewoning, heeft zich alleen
gericht op een woning van een woningcorporatie. Het betrof 84% van de ondervraagde ouderen. Ongeveer één op de tien ouderen heeft zich ook georiënteerd op een huurwoning van een commerciële
verhuurder. Sporadisch hebben de ondervraagde ouderen ook overwogen weer een woning te kopen.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
25
Figuur 2.13: Recent naar een corporatiewoning verhuisde ouderen (65+). Reden keuze voor een corporatiewoning,
2015
35%
32%
30%
30%
28%
25%
25%
23%
20%
17%
15%
10%
5%
13%
8%
7%
4%
3%
1%
0%
Bron: Enquête Companen, 2015.
De reden waarom ouderen kozen voor een woning van de woningcorporatie is vaak simpelweg dat zij
voorheen ook al een corporatiewoning huurden. Dit geldt voor ongeveer een derde (32%) van de
verhuisde ouderen. De snelheid waarmee ouderen een woning konden krijgen (opgebouwde inschrijfof woonduur) speelde eveneens vaak een rol (30%). Het feit dat de corporatie een geschikte woning kon
aanbieden was voor 28% van de recent verhuisde ouderen reden om voor een corporatiewoning te
kiezen. Geregeld werd de keuze voor een corporatiewoning ook ingegeven door beperkingen. Een kwart
van de recent verhuisde ouderen gaf aan dat zij alleen bij de woningcorporatie een woning konden
krijgen en 23% gaf aan dat de betaalbaarheid van de corporatiewoning voor hen een belangrijke reden
was. Het aanbod aan corporatiewoningen in de buurt van voorzieningen (13%) en bij het centrum (8%)
was voor een kleiner deel van de verhuisden reden om voor een corporatiewoning te kiezen.
2.3 Voorkeuren bij verhuizing
Naast de recent verhuisden naar een corporatiewoning, is de groep ouderen onderzocht die overwegen
de komende vijf jaar te verhuizen.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
26
Verhuisredenen
Figuur 2.14: Verhuisgeneigde ouderen (65+). Verhuisredenen samenhangend met de woning, 2015
50%
47%
45%
40%
35%
30%
27%
26% 25% 25%
25%
20%
21% 21%
16% 15%
15%
10%
5%
13%
12%
9%
4%
3%
3%
0%
Bron: Enquête Companen, 2015.
De verhuisredenen van de verhuisgeneigde ouderen stemmen in hoge mate overeen met de redenen
die recent verhuisden hadden om de stap te zetten naar een nieuwe woning. Verreweg de meest
genoemde reden is de wens om gelijkvloers te wonen. Van de verhuisgeneigde ouderen noemt (47%)
dit. Verder wordt geregeld genoemd de wens om kleiner te wonen (27%), de wens om een woning te
bewonen die bereikbaar is zonder drempels, treden of trappen (25%), een woning met een kleinere tuin
of zonder tuin (25%) en een woning met minder onderhoud (21%). De wens om goedkoper te gaan
wonen is wat groter bij de verhuisgeneigde ouderen dan als uiteindelijke verhuisreden werd opgegeven
door de recent verhuisden.
Huren of kopen?
Ongeveer één op de vijf verhuisgeneigden (21%) noemt expliciet de wens om te gaan huren in plaats van kopen. De
wens om na verhuizing te gaan huren is echter veel groter dan uit dat cijfer blijkt; van de mensen die nu een woning
huren willen verreweg de meesten blijven huren en van de mensen die nu in een koopwoning wonen wil ongeveer
twee derde bij verhuizing de stap naar een huurwoning maken. Per saldo kiest 80% voor een huurwoning. Bij de
keuze voor een huurwoning richt bijna 60% van de verhuisgeneigden zich op een corporatiewoning. Minder dan 5%
kiest alleen voor een huurwoning van een commerciële of particuliere verhuurder. Een kleine 40% heeft geen
specifieke voorkeur.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
27
Figuur 2.15: Verhuisgeneigde ouderen (65+). Verhuisredenen samenhangend met de locatie van de woning, 2015
60%
51%
50%
40%
30%
21%
20%
15%
15%
15%
10%
7%
5%
4%
0%
Bron: Enquête Companen, 2015.
Ongeveer de helft van de verhuisgeneigde ouderen (49%) wil (mede) vanwege de locatie van de huidige
woning verhuizen. Dat is dan om dichter bij voorzieningen te gaan wonen (21%), dichter bij zorgvoorzieningen te gaan wonen (15%), dichter bij familie te gaan wonen (15%) of dichter bij het centrum
te gaan wonen (eveneens 15%).
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
28
Figuur 2.16: Verhuisgeneigde ouderen (65+). Verhuisredenen samenhangend met de nabijheid van familie, 2015
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
72%
57%
48%
10%
33%
32%
22%
0%
Bron: Enquête Companen, 2015.
Als de nabijheid van familie reden is om te verhuizen, zit daar vaak achter dat men het een prettige
gedachte vindt dat de familie dan snel ter plaatse kan zijn als er iets gebeurt. Dit geldt voor 72% van de
verhuisgeneigde ouderen die wil verhuizen om dichter bij de familie te gaan wonen. In het verlengde
daarvan ligt de wens om hulp en ondersteuning te kunnen ontvangen van familie (48%). Maar ook de
gezelligheid wordt veel genoemd (57%). Het kunnen geven van hulp en ondersteuning (33%) en het
kunnen oppassen op de kleinkinderen (32%) worden eveneens geregeld genoemd. Het ontvangen van
mantelzorg is voor 22% van de verhuisgeneigde ouderen reden om dichter bij de familie te willen
wonen.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
29
Concreetheid van de verhuiswens
Figuur 2.17: Verhuisgeneigde ouderen (65+). Beoogde verhuistermijn, 2015
70%
60%
50%
40%
30%
60%
20%
10%
4%
8%
9%
18%
0%
Bron: Enquête Companen, 2015.
De onzekerheid van de mogelijke verhuizing blijkt ook als gevraagd wordt naar de termijn waarop men
zou willen verhuizen. Een meerderheid (60%) kan nog niet precies aangeven wanneer dat zal zijn (let
wel: het zijn allemaal mensen die hebben aangegeven binnen de komende vijf jaar te willen verhuizen,
maar ze blijken daar geen concrete termijn aan te kunnen hangen).
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
30
Verhuizen vanwege gezondheidsredenen
Figuur 2.18: Verhuisgeneigde ouderen (65+). Mate waarin de verhuiswens samenhangt met de gezondheid, 2015
45%
40%
35%
30%
25%
41%
20%
35%
15%
10%
5%
15%
10%
0%
Bron: Enquête Companen, 2015.
Verhuisgeneigde ouderen is gevraagd of de wens om te verhuizen ook samenhangt met de gezondheidssituatie. Voor 60% van de ouderen speelt dit mee. Het grootste deel van hen (35% van de verhuisgeneigde ouderen) geeft aan preventief te willen verhuizen, zodat men een geschikte woning heeft als
de gezondheid achteruit mocht gaan. Eén op de zeven (15%) van de ouderen geeft aan te willen
verhuizen vanwege gezondheidsproblemen die al spelen en nog een 10% vanwege het feit dat men
gezondheidsproblemen verwacht.
Aan deze twee laatste groepen met (verwachte) gezondheidsproblemen is gevraagd of men contact
heeft opgenomen met de corporatie over de eigen situatie. Ongeveer één op de vijf van deze ouderen
heeft contact opgenomen met de corporatie. Van hen kan bijna de helft niet aangeven of de corporatie
hen voldoende behulpzaam is bij het vinden van een geschiktere woning. Voor 22% geldt dat zij wel
goed worden ondersteund. Daarnaast geeft 30% aan dat zij van mening zijn dat de corporatie hen niet
voldoende helpt bij het vinden van een geschiktere woning. De kritiek spitst zich vaak toe op het feit dat
men zelf moet reageren op vrijkomende woningen, dat er te weinig geschikte woningen vrijkomen of
dat men niets meer hoort. Niet alle kritiek is van toepassing op de corporatie; een deel van de respondenten geeft hier aan dat zij hun huidige koopwoning niet verkocht krijgen.
De belangrijkste reden om bij gezondheidsproblemen geen contact op te nemen met de woningcorporaties, is dat er geen directe relatie is met de corporatie; 29% van de verhuisgeneigden die
vanwege (verwachte) gezondheidsproblemen wil verhuizen neemt geen contact op met de corporatie
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
31
omdat ze niet staan ingeschreven en nog eens 21% heeft er niet aan gedacht contact op te nemen met
de corporatie. Verder is 19% van mening dat de corporatie geen geschikt aanbod heeft en heeft men
daarom geen contact opgenomen. In het verlengde daarvan geeft 4% aan geen contact te hebben
gezocht omdat men snel een woning nodig had.
De voorkeur voor een corporatiewoning
Zoals aangegeven gaat 80% van de verhuisgeneigde ouderen na verhuizing bij voorkeur huren en richt
60% van hen zich uitsluitend op de corporatiesector. Nagegaan is wat daarvan de achtergronden zijn.
Figuur 2.19: Verhuisgeneigde ouderen (65+). Redenen om te kiezen voor een corporatiewoning, 2015
60%
53%
50%
46%
40%
34%
27%
30%
20%
20%
18%
14%
12%
10%
9%
5%
2%
Anders
Corporatie heeft aanbod bij
vrijetijdsbestedingen
Kan bij corporatiewoning op termijn ook
zorg krijgen
Kan bij corporatie snel woning krijgen
Corporatie heeft aanbod bij
zorgvoorzieningen
Corporatie heeft aanbod bij centrum
Corporatie heeft aanbod bij dagelijkse
voorzieningen
Kan bij corporatie geschikte woning krijgen
Kan alleen bij corporatie woning krijgen
Kan alleen bij corporatie betaalbare
woning krijgen
Huur al van corporatie
0%
Bron: Enquête Companen, 2015.
Ook bij de verhuisgeneigde ouderen speelt de bestaande relatie met de woningcorporatie een belangrijke rol bij de voorkeur om een corporatiewoning te huren. Ruim de helft van de verhuisgeneigde
ouderen (53%) kiest voor een corporatiewoning omdat ze al huren van de corporatie. Een bijna even
grote groep (46%) kiest voor de corporatie vanwege het aanbod aan betaalbare woningen of specifiek
het aanbod aan geschikte woningen (27%). Ruim een derde (34%) denkt alleen bij de corporatie een
woning te kunnen krijgen.
Als men juist niet kiest voor een corporatiewoning is dat vooral omdat men niet staat ingeschreven en
het beeld heeft dat het dan erg lang duurt om in aanmerking te komen voor een woning.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
32
De voorkeur voor een geschikte woning
Als ouderen verhuizen kiezen ze vrijwel unaniem voor een woning die specifiek geschikt is om zo lang
mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen. Dit geldt voor 93% van de verhuisgeneigde ouderen.
Figuur 2.20: Verhuisgeneigde ouderen (65+). Eisen die men stelt aan een nieuwe woning, 2015
90%
81%
80%
70%
60%
54%
50%
40%
51%
51%
37%
30%
30%
28%
27%
26%
20%
10%
10%
4%
0%
Bron: Enquête Companen, 2015.
Een nultredenwoning is het ideaal van de verhuisgeneigde ouderen. Van hen geeft 81% aan een gelijkvloerse woning te willen en 54% zoekt een woning die bereikbaar is zonder drempels, treden of trappen.
Ruim de helft (51%) stelt als eis dat de woning geschikt is voor rollator- en rolstoelgebruik. Ook de
nabijheid van voorzieningen wordt belangrijk gevonden, 51% van de verhuisgeneigde ouderen stelt dit
als voorwaarde. Dan is er een aanzienlijk groep die eisen stelt aan de geschiktheid van de woning om
zorg te ontvangen (37%), de aanwezigheid van domoticavoorzieningen (30%), de nabijheid van het
centrum (28%), de nabijheid van zorgvoorzieningen (27%) en de nabijheid van familie, vrienden en
kennissen (26%).
2.4 Verwachtingen van ouderen ten aanzien van de
corporatie en de gemeente
Het vinden van een geschikte woning is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van mensen zelf.
Veel gemeenten en corporaties voeren actief beleid op het zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven
wonen en maken afspraken over de beschikbaarheid van geschikte woningen daarvoor. Het ligt in de lijn
der verwachting dat mensen zich ook tot de corporatie en de gemeente richten als zij op zoek zijn naar
een geschikte woning. Deze paragraaf handelt over de verwachtingen die ouderen op deze punten
hebben ten aanzien van de gemeente en de corporatie en de mate waarin aan die verwachtingen wordt
voldaan.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
33
Verwachtingen ten aanzien van de woningcorporatie
Figuur 2.21: Recent naar een corporatiewoning verhuisde ouderen (65+). Mate waarin de corporatie voldoende
heeft gewezen op het belang van een geschikte woning, 2015
6%
30%
Ja
Nee
Weet niet
65%
Bron: Enquête Companen, 2015.
Ouderen hebben een zeker verwachtingspatroon richting woningcorporaties als het gaat om het geven
van informatie over het belang van de keuze voor een geschikte woning. Uit het feit dat bijna twee
derde (65%) van de ondervraagde recent verhuisde ouderen van mening is dat de corporatie hen niet
voldoende heeft gewezen op het belang van een woning waarin men zo lang mogelijk zelfstandig kan
blijven wonen, valt af te leiden dat de verwachtingen op dit punt hoger waren. Bijna een derde (30%)
van de ouderen is van mening dat de corporatie op dit punt voldoende duidelijkheid heeft gegeven.
Figuur 2.22: Recent naar een corporatiewoning verhuisde ouderen (65+). Mate waarin de corporatie mensen die
daar bewust naar zochten voldoende heeft ondersteund bij het vinden van een geschikte woning, 2015
5%
Ja
45%
50%
Nee
Weet niet
Bron: Enquête Companen, 2015.
Als mensen zelf aangeven dat zij op zoek zijn naar een geschikte woning om lang zelfstandig te kunnen
blijven wonen, is de helft van hen van mening dat de corporatie hen hierbij voldoende heeft ondersteund. Een bijna even grote groep (45%) is van mening dat dit niet het geval is. Een deel van deze
mensen heeft kritiek op het feit dat de corporatie hen niet echt ontzorgt maar dat zij zelf moeten
reageren op aangeboden woningen. Deels ook zouden mensen meer (persoonlijk) geïnformeerd willen
worden over de mogelijkheden die er zijn om een geschikte woning te krijgen en over de mogelijkheden
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
34
van woningaanpassing. En een deel van de mensen is weliswaar van mening dat de corporatie hen niet
voldoende heeft ondersteund, maar dat zij ook niet direct op ondersteuning zaten te wachten.
Figuur 2.23: Verwachtingen van ouderen ten aanzien van corporaties rond het zo lang mogelijk zelfstandig wonen,
2015
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
Recent verhuisde ouderen
Verhuisgeneigde ouderen
Bron: Enquête Companen, 2015.
De verwachtingen die recent verhuisde ouderen hebben ten aanzien van de woningcorporatie hebben
vooral betrekking op het woningaanbod, op ondersteuning en op informatievoorziening. Bijna twee
derde van de ouderen (65%) verwacht dat de corporatie gewoon zorgt voor voldoende geschikt woningaanbod voor ouderen. Ook ten aanzien van het aanbrengen van voorzieningen zijn er veel
verwachtingen. De helft van de recent verhuisde ouderen noemt dit. De derde categorie die veel wordt
genoemd betreft de informatieverstrekking over woningaanpassing en veilig wonen. Ongeveer een
kwart van de ouderen (24%) vindt dat de corporatie actief zou moeten ondersteunen bij het helpen
vinden van een geschikte woning.
De verwachtingen van de verhuisgeneigde ouderen liggen grotendeels in lijn met die van de recent
verhuisde ouderen. Ouderen die nog niet zijn verhuisd leggen meer nadruk op het zorgen voor
voldoende aanbod van geschikte woningen (72%). Maar vooral op het punt van een actieve opstelling
van de corporatie bij het vinden van een geschikte woning verwachten ouderen die nog willen verhuizen
meer van de corporatie dan ouderen die de afgelopen jaren al zijn verhuisd. Van de verhuisgeneigde
ouderen verwacht 46% deze actieve opstellen, twee maal zoveel als bij de recent verhuisde ouderen.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
35
Ten slotte geeft zo’n 15% van de ouderen aan geen verwachtingen te hebben ten aanzien van de
corporatie bij het zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen.
Verwachtingen ten aanzien van de gemeente
De verwachtingen die ouderen hebben van de gemeente bij het mogelijk maken van het langer
zelfstandig kunnen wonen, hebben minder direct betrekking op het vinden van een geschikte woning.
Minder dan 15% van hen neemt hierover contact op met de gemeente. Dat betekent niet dat van de
gemeente geen rol wordt verwacht.
Figuur 2.24: Verwachtingen van ouderen ten aanzien van de gemeenten rond het zo lang mogelijk zelfstandig
wonen, 2015
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
Recent verhuisde ouderen
Niets
Anders
Afspraken met andere verhuurders over
geschikt aanbod
Aanbieden van vervoer
Afspraken met zorgaanbieders over
leveren (thuis)zorg
Actieve opstelling bij helpen vinden
geschikte woningen
Aanbieden huishoudelijke hulp
Afspraken met corporaties over gesschikt
aanbod
Actief informeren over langer zelfstandig
wonen
Aanbrengen voorzieningen in woningen
Goede informatie woningaanpassingen en
veilig wonen
Voldoende aanbod geschikte woningen
0%
Verhuisgeneigde ouderen
Bron: Enquête Companen, 2015.
Verhuisgeneigde ouderen uiten meer verwachtingen ten aanzien van de gemeente rond het zo lang
mogelijk zelfstandig wonen dan ouderen die de afgelopen jaren al zijn verhuisd. Bij alle aandachtpunten
is het aandeel verhuisgeneigde ouderen dat antwoordt hoger dan de groep recent verhuisden. Net als
bij de verwachtingen ten aanzien van de woningcorporatie, is het verschil tussen de groepen het meest
pregnant bij de verwachtingen rond het actief aanbieden van geschikt woningaanbod. De helft van de
verhuisgeneigde ouderen verwacht van de gemeente een actieve opstelling.
Meer dan zeven op de tien verhuisgeneigde ouderen (71%) verwacht dat de gemeente zelf een rol
speelt bij het zorgen dat voldoende geschikte woningen voor ouderen beschikbaar zijn en afspraken
maakt met de corporatie hierover (45%). Ook rond de informatieverstrekking over woningaanpassingen
en veilig wonen (55%) en het actief informeren over langer zelfstandig wonen (51%) verwacht men
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
36
initiatief van de gemeente. Verder verwacht men dat de gemeente woningaanpassingen doet om
woningen geschikt te maken (43%). Dan heeft de gemeente in de ogen van de ouderen een verantwoordelijkheid bij het aanbieden van huishoudelijke hulp (38%), het maken van afspraken met
zorgaanbieders over het leveren van (thuis)zorg (38%) en het aanbieden van vervoer (32%). Ouderen
zien de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten rond het faciliteren van het zo lang mogelijk
zelfstandig kunnen wonen dus ook breder dan zij de taken en verantwoordelijkheden van de corporatie
zien.
2.5 Opnieuw verhuizen
Een deel van de geënquêteerde ouderen is de afgelopen jaren verhuisd, maar is van plan de komende
jaren opnieuw te verhuizen. Kennelijk hebben zij niet de woning gevonden die het hen mogelijk maakt
voor lange tijd zelfstandig te blijven wonen of zijn er andere omstandigheden die een verhuizing
gewenst maken. De ouderen die opnieuw willen verhuizen wonen veelal in een woning die in de basis
geschikt is om lang zelfstandig te kunnen blijven wonen; zo’n 80% woont in een appartement of
specifieke seniorenwoning. De mate waarin de woning al is aangepast voor ouderen ligt gemiddeld op
een wat lager niveau dan bij de totale groep recent verhuisden, maar op een beduidend hoger niveau
dan van de totale groep verhuisgeneigde ouderen. De verhuisredenen die ouderen geven die opnieuw
willen verhuizen, verschillen ook niet heel veel van de totale groep verhuisgeneigde ouderen. Uiteindelijk komt het neer op een aantal specifieke situaties waardoor men opnieuw wil verhuizen:
 Een deel van de ouderen die opnieuw wil verhuizen heeft de keuze gemaakt voor een woning die
minder geschikt is om lang zelfstandig in te kunnen blijven wonen. Zij zoeken nu toch een
gelijkvloerse woning die te bereiken is zonder drempels, treden of trappen.
 Een deel van de ouderen die opnieuw willen verhuizen wil toch dichter bij voorzieningen wonen.
 Een deel wil toch dichter bij familie wonen.
 Soms is een verandering in de persoonlijke situatie reden om opnieuw te willen verhuizen; een
partner is overleden, de gezondheid gaat sneller achteruit dan verwacht, een verandering in
inkomen noopt het zoeken van een goedkopere woning, men gaat trouwen of samenwonen, men
voelt zich door veranderingen in de leefomgeving niet meer thuis in de huidige woning, etc.
Met name de eerste reden, het feit dat men terug komt op de keuze voor de huidige woning (die men
redelijk recent heeft betrokken) en nu een meer geschikte woning zoekt, heeft een mogelijk relatie met
de informatievoorziening van de woningcorporatie en de mate waarin de corporatie ondersteuning
heeft gegeven bij het vinden van een geschikte woning. Van de recent verhuisden die opnieuw willen
verhuizen geeft 41% aan dat zij bewust hadden gekozen voor een woning om zo lang mogelijk
zelfstandig te kunnen blijven wonen. Dat aandeel is lager dan bij de recent verhuisden die geen verhuisplannen meer hebben (61%). Kennelijk was deze groep minder bewust bezig met het zo lang mogelijk
zelfstandig blijven wonen. Maar de groep is ook kritischer op de woningcorporatie op dit punt. Slechts
19% geeft aan dat de corporatie hen bij het zoeken naar de huidige woning heeft gewezen op het
belang van een geschikte woning om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen. Bij de recent
verhuisden die geen nieuwe verhuisplannen hebben was dit 30%. En van de ouderen die opnieuw willen
verhuizen geeft 37% aan dat de corporatie hen voldoende heeft ondersteund bij het vinden van een
geschikte woning, waar dit bij de groep recent verhuisden die niet opnieuw willen verhuizen 50% is.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
37
2.6 Belemmeringen bij het vinden van een woning
Respondenten is gevraagd naar hun ervaringen bij het vinden van een geschikte woning om lang
zelfstandig te kunnen blijven wonen. Aangezien de verhuisgeneigdheid bij een groot deel van de
geënquêteerde groep niet heel urgent is, zijn hier ook niet veel ervaringen mee. Van de respondenten
geeft 66% aan nog geen concrete stappen te hebben gezet om een geschikte woning te vinden. De
meest genoemde acties die wel zijn ondernomen zijn het inschrijven bij een woningcorporatie (25%) en
het inschrijven bij een bureau, makelaar of particuliere woningbemiddelaar (5%). Daarnaast heeft 6% al
meer concrete stappen gezet door te reageren op aangeboden woningen.
Figuur 2.25: Verhuisgeneigde ouderen (65+). Belemmeringen bij het vinden van een geschikte woning, 2015
70%
60%
59%
50%
40%
30%
23%
12%
10%
9%
5%
4%
4%
Anders
13%
Te weinig aanbod aan geschikte koopwoningen
15%
Ik kan te weinig informatie vinden over zo lang mogelijk
zelfstandig wonen
20%
Corporaties hebben te weinig aandacht voor zo lang
mogelijk zelfstandig wonen
Gemeente heeft te weinig aandacht voor zo lang mogelijk
zelfstandig wonen
Te weinig aanbod aan geschikte huurwoningen
Te weinig aanbod aan geschikte woningen
Te weinig aanbod aan betaalbare geschikte woningen
Nee, geen belemmeringen
0%
Bron: Enquête Companen, 2015.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
38
Meer dan de helft van de verhuisgeneigde ouderen (59%) die al stappen hebben gezet om een geschikte
woning te vinden, geeft aan geen belemmeringen te ondervinden. Let wel: veelal heeft men zich alleen
nog maar ingeschreven voor een geschikte woning en is men nog niet actief op zoek naar een andere
woning. De meest gehoorde concrete belemmering (23%) die wordt ervaren, is een gebrek aan betaalbare geschikte woningen in de buurt waar men wil wonen. Ongeveer 15% noemt de beschikbaarheid
van geschikte woningen in de gewenst buurt, in algemene zin. Nog eens 13% noemt een specifiek
gebrek aan geschikte huurwoningen in de gewenste buurt. Een kleine 10% is van mening dat woningcorporaties onvoldoende aandacht hebben voor zo lang mogelijk zelfstandig wonen.
Uit de open vraag die is gesteld over de mogelijk belemmeringen die men ziet en die men tegenkomt,
spreekt een grote bezorgdheid van ouderen over de mogelijkheden om een betaalbare huurwoning te
kunnen krijgen. Een deel van de geënquêteerde ouderen heeft moeite met de stap om dezelfde of een
hogere huur te gaan betalen voor een kleinere woning, maar een aanzienlijk deel ook heeft het idee dat
het voor hen onmogelijk zal zijn een woning te vinden die voor hen überhaupt betaalbaar is.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
39
3 Keuzes en overwegingen van gemeenten en
corporaties
Dit hoofdstuk gaat in op de wijze waarop gemeenten en woningcorporaties bezig zijn met het thema
‘langer zelfstandig wonen’, welk beleid zij voeren, hoe zij rond het thema samenwerken en wat zij van
elkaar verwachten om het ouderen binnen hun werkgebied mogelijk te maken zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen. De gepresenteerde uitkomsten in dit hoofdstuk zijn het resultaat van
20 diepte-interviews die zijn gehouden met gemeenten en woningcorporaties.
3.1 Keuze van de gesprekspartners
Er is gekozen om de diepte-interviews te houden met gemeenten en corporaties waarvan bekend is dat
zij een urgentie voelen rond het thema ‘langer zelfstandig wonen’. Daarom is bij de selectie van de
gesprekspartners als uitgangspunt genomen dat hiervoor in de prestatieafspraken aandacht moet zijn.
Ook is gekozen voor een selectie van gemeenten die een redelijke spreiding kennen over Nederland. In
bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de gemeenten en corporaties waarmee de gesprekken zijn
gevoerd.
3.2 Beleid van gemeenten en corporaties waarmee is
gesproken
In alle gemeenten waar gesprekken zijn gevoerd is men nadrukkelijk bezig met de ouderenhuisvesting.
Dat geldt zowel voor de gemeente als voor de corporatie(s). Dit was immers een van de selectiecriteria
voor de diepte-interviews. De aard van de gemeenten die bij het onderzoek zijn betrokken verschilt
sterk. Van kleinere meer dorpse gemeenten met zeer veel eengezinswoningen en soms een sterke
oriëntatie op de koopsector, tot grote steden met veel appartementen en daarom in de basis veel
geschikte woningen. Van gemeenten die op afzienbare termijn te maken krijgen met bevolkingskrimp en
huishoudenskrimp tot gemeenten die nog volop zullen groeien. De wijze waarop in het beleid wordt
ingezet op ouderenhuisvesting en het faciliteren van het zo lang mogelijk zelfstandig wonen verschilt
dus sterk per gemeente. Toch zijn er een aantal gemeenschappelijke lijnen te benoemen:
 De meeste gemeenten en corporaties geven aan dat er (ruim) voldoende voor ouderen geschikte
woningen beschikbaar zijn. Waar op veel plaatsen in de afgelopen periode grote aantallen huurwoningen specifiek voor senioren (doorgaans met het leeftijdscriterium 55+) zijn gelabeld, wordt nu
op veel plaatsen weer ‘ontlabeld’, omdat de vraag uitblijft. Woningen die gelabeld waren worden
nu ook weer aan andere doelgroepen verhuurd. Overigens, de beschikbaarheid van voldoende voor
senioren geschikte woningen is niet gelijk gespreid binnen gemeenten. Vaak is het aanbod in de
grote kernen meer dan voldoende, maar zijn er juist in de kleinere kernen te weinig geschikte
woningen voor ouderen die in hun eigen leefomgeving willen blijven wonen.
 Het beleid verschuift op veel plaatsen van het beschikbaar maken van specifieke seniorenwoningen
juist naar het zorgen voor voldoende betaalbare huurwoningen, onder meer voor senioren.
 In veel gemeenten waarmee is gesproken wordt er op ingezet dat nieuwbouwwoningen levensloopbestendig zijn.
 In het kader van de nieuwe Huisvestingswet wordt al veel beleid regionaal afgestemd.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
40
Een specifiek probleem waar grote corporaties die in veel gemeenten werkzaam zijn mee kampen, is dat
het lokale beleid per gemeente sterk kan verschillen. Dat brengt met zich mee dat het voor dergelijke
corporaties moeilijk is zelf een eenduidig beleid te formuleren.
3.3 Samenwerking en prestatieafspraken
Goede samenwerking
De samenwerking tussen gemeente en corporatie wordt vrijwel overal zonder aarzeling als ‘goed’
bestempeld. Gemeenten en corporaties werken in de eigen beleving constructief samen rond het thema
van het langer zelfstandig wonen. Overleg is laagdrempelig en men weet elkaar snel te vinden. Bij doorvragen blijkt dat er wel enkele structurele aandachtspunten zijn te benoemen in de samenwerking die
samenhangen met verschillende belangen tussen gemeenten en corporaties en met de eigen rolopvatting in het proces rond de ouderenhuisvesting. Deze aandachtpunten worden verderop in dit
hoofdstuk benoemd.
De lijnen zijn niet altijd even kort
Het beeld dat uit de gesprekken naar voren komt is wel dat de samenwerking tussen gemeente en
corporatie hechter is bij lokaal verankerde corporaties die hun oorsprong hebben in de betreffende
gemeente en dat de afstand tot grote regionaal of landelijk opererende corporaties groter is. Dit is
echter op basis van de gevoerde gesprekken niet goed vast te stellen, omdat door de selectie van
gesprekspartners het zwaartepunt ligt bij lokaal verankerde corporaties. Een van de gesprekken is
gevoerd met een gemeente waar de lokaal verankerde corporatie onlangs is gefuseerd met een grotere
regionaal opererende corporatie. Daar was de ervaring van de gemeente dat het overleg minder laagdrempelig was geworden en een meer formeel karakter had gekregen. Daardoor kon minder snel
worden geschakeld op het niveau van de praktische afstemming.
Prestatieafspraken
In alle gemeenten waarmee is gesproken is er in de prestatieafspraken aandacht voor de huisvesting van
ouderen. De concreetheid van de afspraken verschilt. Doorgaans zijn in de prestatieafspraken harde
aantallen opgenomen waar het de omvang van de beschikbare kernvoorraad betreft, de voorraad
sociale huurwoningen die nodig is voor de huisvesting van de doelgroep met een inkomen tot de grens
van € 34.911. Vaak is ook in de prestatieafspraken opgenomen dat er aandacht moet zijn voor de
voldoende beschikbaarheid van voor ouderen geschikte woningen, maar dit wordt doorgaans in de
prestatieafspraken niet geconcretiseerd in harde aantallen. Omdat veel gemeenten momenteel bezig
zijn met het opstellen van een nieuwe woonvisie als basis voor het maken van nieuwe prestatieafspraken, is de verwachting dat in de ‘volgende ronde’ prestatieafspraken op veel plaatsen wel degelijk
meer concrete afspraken gemaakt zullen worden over benodigde aantallen voor ouderen geschikte
woningen en met name over de benodigde aantallen woningen met verschillende vormen van wonen
met zorg.
Verder worden afspraken gemaakt over het transformeren van zorgvastgoed en wordt aangegeven dat
er bij renovatie van potentieel voor ouderen geschikte complexen aandacht wordt besteedt aan het
aanbrengen van voorzieningen voor ouderen.
In een enkele gemeente waarmee is gesproken, is de intentie om ouderen zo lang mogelijk op hun eigen
plek te laten wonen expliciet opgenomen in de prestatieafspraken.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
41
Een terugkerend thema bij de prestatieafspraken is het inventariseren van de match tussen vraag en
aanbod op het gebied van wonen met zorg. Een deel van de gemeenten en corporaties waarmee is
gesproken beraadt zich op de effecten van de extramuralisering van de lichtere zorgzwaartepakketten
op de vraag naar wonen met zorg in de reguliere woningvoorraad. In prestatieafspraken is geregeld de
intentie opgenomen om dit in elk geval in beeld te zullen brengen en een aantal gemeenten waarmee is
gesproken heeft dit al gedaan of is er mee bezig.
Veel gemeenten bevinden zich op dit moment ook midden in een traject naar een nieuwe woonvisie en
op de meeste plaatsen zullen in de komende periode nieuwe prestatieafspraken worden gemaakt met
de corporaties. Het is nog lang niet overal bekend hoe die prestatieafspraken er inhoudelijk zullen
uitzien. Behalve de betaalbaarheid van de huurwoningenvoorraad in brede zin zal er specifieke aandacht
zijn voor de benodigde omvang van de voorraad huurwoningen met een huur tot de aftoppingsgrenzen
in verband met de recente herinvoering van de passendheidstoets. Gezien het voornemen dat in veel
huidige prestatieafspraken is opgenomen om meer zicht te krijgen op de behoefte aan diverse vormen
van wonen met zorg, mag verwacht worden dat die behoefte in veel prestatieafspraken die de komende
tijd worden gemaakt gekwantificeerd zal worden.
Het beeld dat uit een deel van de gesprekken naar voren komt is dat gemeenten in het kader van het
herijken van hun woonbeleid en het opstellen van nieuwe woonvisies hoge verwachtingen hebben van
de inspanning en de betrokkenheid van corporaties, juist ook bij de huisvesting van speciale kwetsbare
doelgroepen. In trajecten die in deze gemeenten leiden naar de nieuwe woonvisies is veel aandacht
voor het betrekken van alle partijen rond het wonen en het werken aan gezamenlijk begrip en draagvlak.
3.4 Beeld van de behoeften van ouderen
Veel verschillen tussen ouderen
Dé oudere bestaat niet. Er zijn grote verschillen tussen groepen ouderen, naar indicatie / geen indicatie,
gezondheid, leeftijdscategorie, kinderen / geen kinderen, etc. Deze verschillen zijn met de tijd
pregnanter geworden. Dit maakt dat er veel aandacht nodig is bij de huisvesting van ouderen in
complexen met geschikte woningen. Vitale ouderen en sociaal zwakkere en kwetsbare ouderen integreren niet, wat tot problemen kan leiden. Corporaties waarmee is gesproken zien ook een trend
ontstaan dat gelijkgestemden hen benaderen met initiatieven om samen een woonvorm in te richten.
Als het binnen het beleid van de corporatie past gaat men daar in mee.
Aangepaste communicatie
Ook in de communicatie vragen verschillende groepen ouderen een andere benadering. Vitale ouderen
vragen een andere wijze van benaderen dan sociaal zwakke ouderen.
Richten op de ‘tussengroep’
In een van de gemeenten waarmee is gesproken richt men zich bij de communicatie specifiek op ouderen die niet
vitaal meer zijn, maar ook nog niet tot de echt kwetsbare groep gerekend kunnen worden. Voor vitale ouderen hoef
je nog niets te doen is de insteek in de betreffende gemeente, en de echt kwetsbare ouderen zijn al goed in beeld.
De ‘tussengroep’ is nog zelfstandig, maar kan snel afglijden naar de kwetsbare groep. Daarom is het zaak juist die
groep bewust te maken van wat er voor nodig is om met beperkingen zelfstandig te kunnen blijven wonen.
Een deel van de partijen waarmee is gesproken wijst er op dat de informatievoorziening rond het zo
lang mogelijk zelfstandig wonen nog zo goed kan zijn, een deel van de mensen die het betreft wordt
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
42
desondanks nooit bereikt en blijft ongeïnformeerd. Deze groep mensen staat niet open voor informatie
en / of is niet in staat informatie tot zich te nemen.
Bij voorkeur niet verhuizen
Uit de gesprekken komt een zeer eenduidig beeld naar voren van de beleving van de wensen en
behoeften van ouderen. Alle gemeenten en corporaties geven aan dat ouderen bij voorkeur niet
verhuizen en in hun eigen woning blijven wonen tot het niet meer kan. Dat heeft te maken met de
sentimentele overwegingen (willen blijven wonen in het huis waar men vaak al decennia woont en waar
de kinderen zijn opgegroeid), met de nabijheid van het sociale netwerk, met opzien tegen de rompslomp en de kosten die een verhuizing met zich meebrengt, etc. Een belangrijke drempel is ook dat men
er in de eigen beeldvorming bij een verhuizing vaak op achteruit gaat; men gaat vaak meer huur betalen
voor een kleinere woning. Dat is voor heel veel mensen psychologisch een moeilijke stap en reden om af
te zien van een verhuizing. Zelfs als de nieuwe woning beter bij de eigen behoefte past dan de huidige
woning, kunnen veel mensen zich er niet toe brengen de stap te zetten omdat het niet goed voelt om
meer te gaan betalen voor minder woning. Overigens is het zeker niet uit te sluiten dat dit een
argument is dat mensen voor zichzelf gebruiken terwijl ze zich in een proces bevinden van het langzaam
accepteren dat de gezondheid minder kan gaan worden en dat het wellicht nodig wordt de stap te
zetten naar een andere woning. Het ‘onrecht’ de stap te moeten zetten naar een kleinere woning die
duurder is dan de eigen woning, biedt een uitweg om die stap nog even uit te stellen.
Of niet kunnen verhuizen
Maar: zoals uit de enquête blijkt (zie paragraaf 2.6 van het vorige hoofdstuk) is er ook een aanzienlijke
groep ouderen die in hun eigen beleving niet kunnen verhuizen omdat zij een hogere huur niet kunnen
opbrengen. Daarnaast is er een grote groep ouderen die in een koopwoning wonen die onder de huidige
marktomstandigheden niet verkocht kan worden voor de prijs die men in gedachten heeft en die
gebaseerd was op de prijzen tijdens het hoogtepunt van de woningmarkt. Het zakken met de vraagprijs
blijkt voor veel ouderen een bittere pil.
Zoals in hoofdstuk 2 is vastgesteld, richten veel ouderen zich bij een wens om te verhuizen naar een
meer geschikte woning op een woning van een woningcorporatie. Vaak uit ‘gewenning’ omdat zij al bij
een woningcorporatie huren, maar vaak ook vanuit de overtuiging dat alleen de woningcorporatie een
betaalbare geschikte woning kan bieden. Een deel van de verhuisgeneigde ouderen richt zich juist niet
op een corporatiewoning, omdat men niet staat ingeschreven en het beeld heeft dat het dan te lang
duurt om in aanmerking te komen voor een geschikte woning. De animo en mogelijkheden om op hoge
leeftijd een woning te kopen lijken beperkt. Deze groep richt zich dus op de commerciële huursector, of
verhuist niet.
Kritische vraag van ouderen
Per saldo zijn de meeste gesprekspartners het er over eens dat veel ouderen weliswaar aangeven te
willen verhuizen naar een voor hen geschiktere woning, maar dit alleen doen als de gezondheidssituatie
acuut verslechtert en de stap niet meer te vermijden is, of als ze hun woonsituatie duidelijk kunnen
verbeteren. En ouderen die vanwege hun gezondheid nog niet hoeven te verhuizen, kunnen het zich
permitteren zeer kritisch te zijn ten aanzien van een andere woning. Veel ouderen stellen behoorlijke
hoge eisen ten aanzien van bijvoorbeeld een nieuw appartement. De ligging moet goed zijn ten opzichte
van het centrum en voorzieningen, er moet een aparte logeerkamer zijn en een hobbykamer, het
appartement moet een ruim balkon hebben, etc. Het ontwikkelen en verhuren van appartementen die
niet aan die criteria voldoen is minder kansrijk, zeker als de gevraagde huurprijs in de ogen van de
potentiële huurders hoog is. Het referentiekader is daarbij de huur die men nu betaalt of de woonlasten
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
43
die men nu heeft. En vaak hebben ouderen in een koopwoning lage woonlasten omdat de hypotheek
(vrijwel) is afgelost. Overigens, de ervaring is bij een aantal gemeenten dat zelfs mensen die een
indicatie hebben om te verhuizen naar een geschikte woning of woonvorm deze stap nog vaak lang
uitstellen.
Een belangrijk aandachtspunt is dat mensen die uiteindelijk de stap zetten om te willen verhuizen, doorgaans binnen hun eigen buurt willen verhuizen en niet naar een vreemde omgeving. Zolang men de keus
heeft is de sociale component zeer bepalend bij de uiteindelijke beslissing om de stap te zetten. Zoals in
hoofdstuk 2 bleek, is vooral de woning bepalend bij de beslissing om te verhuizen en de locatie in
mindere mate (zie ook figuur 2.18).
Ook wordt gesignaleerd dat een grote groep ouderen zich er moeilijk toe kan brengen proactief bezig te
zijn met een mogelijke toekomst met belemmeringen. Dat heeft als gevolg dat mensen er zeer moeilijk
toe zijn te bewegen om te investeren in het preventief aanpassen van hun woning. In de volgende
paragraaf wordt hier nader op ingegaan.
3.5 Maatregelen en instrumenten
Bij de gemeenten en corporaties waarmee is gesproken, is nagegaan welke maatregelen en
instrumenten er worden ingezet om het zo lang mogelijk zelfstandig wonen mogelijk te maken, zowel in
de huidige woning als door het aanbieden van een meer geschikte woning.
Zo lang mogelijk wonen in de huidige woning?
De meeste gemeenten waarmee is gesproken herkennen dat ouderen zo lang mogelijk willen blijven
wonen in de woning waar zij al heel lang in wonen. Dat noopt tot het faciliteren van het aanpassen van
de huidige woning om dat mogelijk te maken. Aan de andere kant wordt ook het belang gezien van het
bevorderen van doorstroming naar voor senioren geschikte woningen, zodat grote eengezinshuurwoningen vrijkomen voor andere groepen op de woningmarkt. Maar er wordt zoals beschreven ook
breed herkend dat ouderen vaak zeer terughoudend zijn om te verhuizen als dat vanwege de gezondheid nog niet noodzakelijk is en het zich vaak kunnen permitteren om zeer kritisch te zijn bij een
eventuele verhuizing. Gemeenten en corporaties worstelen met de keuzes die dit gedrag met zich
meebrengt. “Ze doen op microniveau niet wat wij op macroniveau willen bereiken.” Oudere bewoners
van een corporatiewoning hebben daarbij een zeer positief beeld van de mogelijkheden om hun huidige
woning aan te passen aan de behoeften die ontstaan bij het ouder worden en hebben vaak geen
intentie om te verhuizen naar een andere woning die eventueel meer geschikt is (zie ook paragraaf 2.1
van het voorgaande hoofdstuk).
Woningaanpassing of verhuizen
Als ouderen terughoudend zijn om te verhuizen dient zich de vraag aan of een goede oplossing
gevonden kan worden in het aanpassen van de huidige woning om deze meer geschikt te maken voor
de oudere bewoners. In de praktijk worden er veel aanpassingen gedaan aan huurwoningen. Corporaties werken hier aan mee, vaak ook zonder dat hiervoor expliciete toestemming nodig is, maar staan
toch geregeld ambivalent tegenover de aanpassingen omdat geïnvesteerd wordt in het aanpassen van
een woning die in de basis niet geschikt is. Toch zijn corporaties ook vaak bereid zelf aanpassingen in
hun woningen aan te brengen. Wel staan ze daarbij vrijwel unaniem op het standpunt dat dergelijke
aanpassingen als geriefsverbetering via een huurverhoging moeten worden bekostigd door de bewoner.
Corporaties zijn in deze zin ook kritisch over wat de aanpassingen de bewoner opleveren en wat ze
kosten. Er is gesproken met een corporatie die niet meewerkt aan woningaanpassingen als dit betekent
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
44
dat de bijbehorende huurverhoging de huurder financieel in de problemen kan brengen. In dat geval
komt de huurder in de betreffende gemeente in aanmerking voor een verhuisindicatie om met voorrang
te kunnen verhuizen naar een geschikte woning. Ook wordt er vaak gekeken naar de gevolgen van
woningaanpassingen voor de toekomstige verhuurbaarheid van de woning en de plannen die de
corporatie vanuit het strategisch voorraadbeleid heeft met de woning. Deze zaken wegen mee in de
beslissing om mee te werken aan woningaanpassing. Tenslotte wordt ook wel gekeken naar de leeftijd
en gezondheidssituatie van de betreffende huurder en wordt een inschatting gemaakt hoe lang nog
gebruik zal worden gemaakt van een eventuele woningaanpassing; een erg zakelijke benadering.
Bij een deel van de gemeenten waarmee is gesproken, wordt in financiële zin een maximum gesteld aan
de aanpassingen die aan een woning worden gedaan. Het bedrag dat wordt gehanteerd varieert. Tijdens
de gesprekken zijn bedragen van € 5.000 tot € 15.000 genoemd. Het meest genoemd zijn bedragen die
maximaal liggen in de orde van grootte van € 10.000 - € 15.000. Soms wordt daarbij aangegeven dat het
een richtlijn is en men zich flexibel opstelt als er wat meer nodig is.
Maatwerk bij woningaanpassing
Grote en dure standaardpakketten voor woningaanpassing voldoen vaak niet goed aan de behoefte van
bewoners. Kleinere en goedkopere maatwerkoplossingen kunnen de bewoner vaak beter helpen. Dit
past in de beleving van gemeenten niet altijd in de werkwijze van corporaties, omdat het leidt tot een
versnippering in de mate waarin woningen zijn aangepast. Het leidt niet tot een ‘geschikte woning’.
Vanuit het oogpunt van het helpen van de bewoner en vanuit kostenoogpunt is de maatwerkoplossing
vaak te prefereren. In één van de gemeenten waarmee is gesproken worden klusteams ingezet, die
tegen een bescheiden vergoeding van vervoers- en materiaalkosten kleine maatwerkingrepen in
woningen doen die ouderen in staat stellen langer zelfstandig te blijven wonen.
Preventieve woningaanpassing op eigen kosten
In de meeste gemeenten waarmee is gesproken is er een programma dat is gericht op het preventief
aanpassen van woningen om er voor te zorgen dat de bewoners zo lang mogelijk zelfstandig kunnen
blijven wonen. Vaak is de gemeente, geregeld samen met de welzijnsorganisatie, de initiatiefnemer. In
de meeste gemeenten waarmee gesprekken zijn gevoerd, is het programma vooral gericht op voorlichting en het bewust maken van ouderen, en is er geen financiële subsidie aan gekoppeld. Het is de
eigen verantwoordelijkheid van bewoners om vervolgens de benodigde stappen te zetten. Maar het
beeld is dat maar weinig mensen concrete stappen zetten in het preventief aanpassen van hun woning.
Vanwege de insteek dat mensen zelf de voorzieningen aanbrengen zijn de programma’s ook vaak
primair gericht op eigenaar-bewoners, en minder vaak op huurders. Hoewel de corporaties vaak wel
betrokken zijn als een van de partijen die informeert over de mogelijkheden.
Zicht op vraag naar aangepaste woningen
Gemeenten waarmee is gesproken signaleren dat vrijkomende ‘Wmo-woningen’, woningen waarin veel
aanpassingen zijn gedaan en voorzieningen zijn aangebracht, vaak niet de juiste nieuwe huurder krijgen.
Zicht op de vraag naar huurwoningen met specifieke aanpassingen ontbreekt vaak op gemeenteniveau.
Er zijn voorbeelden genoemd van aangepaste huurwoningen waar alle voorzieningen weer werden
uitgehaald omdat er geen geschikte huurder werd gevonden, terwijl elders in de gemeente een woning
wordt aangepast omdat er wel degelijk iemand bleek te zijn met behoefte aan een dergelijke woning.
Een partij die zicht heeft op vraag en aanbod in dit hele specifieke segment en als makelaar kan
optreden zou verbetering in deze situatie kunnen brengen.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
45
Bevorderen van de doorstroming
Hoewel het laten doorstromen van ouderen naar een geschikte woning, zodat de vrijkomende
eengezinswoning verhuurd kan worden aan een andere doelgroep, in veel gemeenten als een wenselijk
model wordt gezien, zijn er maar weinig gemeenten die hier concrete maatregelen of instrumenten op
inzetten. Sporadisch worden door gemeenten en corporaties waarmee is gesproken instrumenten
ingezet als een verhuiskostenvergoeding of huurgewenning. Het algemene beeld is dat hiervan richting
huurders toch onvoldoende stimulans uitgaat om daadwerkelijk te verhuizen. Een
verhuiskostenvergoeding neemt de zorgen over de rompslomp rond een verhuizing niet weg, en na een
periode van huurgewenning zal de huur toch stijgen terwijl het inkomen hetzelfde blijft. Meer geloof is
er in het positieve effect van doorstroommakelaars, organisaties die woonconsumenten met elkaar in
contact brengen om een voor beide partijen aantrekkelijke verhuizing tot stand te brengen.
Doorstroommakelaars en verhuiscoaches
Op diverse plaatsen wordt ervaring opgedaan met doorstroommakelaars die ouderen in grote eengezinswoningen
benaderen en met hen proactief de voordelen van verhuizen bespreken en een aantal zorgen en onzekerheden
proberen weg te nemen. Ook neemt men mensen mee om bij concrete appartementencomplexen te gaan kijken.
De eerste ervaringen met het op deze wijze op gang krijgen van doorstroomketens lijken positief. Van de mogelijke
maatregelen en instrumenten om de doorstroming te bevorderen wordt de doorstroommakelaar door veel
gemeenten en corporaties als een kansrijk initiatief gezien, ook als zij zelf nog geen concrete stappen hebben gezet.
Men verwacht er meer van dan van verhuisvergoedingen en huurgewenning. Een bijkomend voordeel is dat een
doorstroommakelaar kan bemiddelen tussen verhuurders als een beoogd appartement niet van de eigen
verhuurder is. Naast de doorstroommakelaar wordt ook geëxperimenteerd met verhuiscoaches. Ouderen zien vaak
op tegen alle rompslomp die een verhuizing met zich meebrengt. Een verhuiscoach ontzorgt en kan helpen een
verhuizing ‘behapbaar’ te maken.
Dat ouderen bij een verhuizing ontzorgt willen worden, bleek ook uit de enquête onder het seniorenpanel. Bijna de helft van de verhuisgeneigde ouderen verwacht van de corporatie een actieve opstelling
bij het voor hen vinden van een geschikte woning (zie ook figuur 2.26). Een doorstroommakelaar of
verhuiscoach kan hierin een goede rol vervullen.
Goede voorbeelden
In de gemeenten waarmee is gesproken zijn nog diverse andere voorbeelden genoemd van initiatieven
met betrekking tot het mogelijk maken zo lang mogelijk zelfstandig te wonen:
 In een van de gemeenten waarmee is gesproken, is een zorgpact gesloten waarin naast gemeente
en corporatie ook de welzijnsinstelling, de huisartsen en de zorgaanbieders zijn vertegenwoordigd.
Samen ontwikkelen deze partijen initiatieven rond wonen met zorg, zoals het plaatsen van
‘zorgunits’ bij bestaande huurwoningen die bekostigd worden door alle partijen die deel uitmaken
van het pact. Ook: huisartsen die kwetsbare mensen opsporen en zorgen dat ze de juiste
ondersteuning krijgen; huistests die mensen bewust maken van het belang van het treffen van
preventieve maatregelen in de woning.
 Soms wordt gewoon een praktische samenwerkingsvorm gezocht. Doordat gemeente, corporaties,
welzijnsorganisaties en zorgaanbieders intensief samenwerken worden praktische oplossingen
gevonden om mensen te helpen. Ook wordt samengewerkt om concrete innovatieve projecten te
ontwikkelen.
 Aanpassing van de openbare ruimte om deze geschikter te maken voor mensen met dementie
(enerzijds door meer herkenningspunten aan te brengen, anderzijds door buurtbewoners te
stimuleren goed op hun buren met beperkingen te letten).
 Aanhaken bij initiatieven om kantoorpanden geschikt te maken voor bewoning, door ook de
doelgroep ‘ouderen’ onder de aandacht te brengen.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
46


Een van de gemeenten waarmee is gesproken is een landelijke gemeente met veel kleine kernen en
buurtschappen. De kernbinding is erg sterk en mensen willen niet verhuizen uit hun eigen dorp of
buurtschap. Veel mensen wonen in grote eengezinskoopwoningen. De bevolking is flink aan het
vergrijzen. De gemeente is trekker bij een initiatief om de woningen in de dorpen en buurtschappen
in het buitengebied aan te sluiten op breedband internet, zodat zorg op afstand kan worden
geleverd. Het probleem is dat veel mensen een internetaansluiting moeten nemen om het project
te laten slagen. Maar de bevolking gebruikt nauwelijks internet en heeft er ook geen behoefte aan.
Een beroep op het preventief nemen van een breedbandaansluiting met het oog op toekomstige
zorg op afstand werkt niet. Men kiest nu de insteek dat een breedbandaansluiting de waarde van
het huis en de potentiële verkoopbaarheid vergroot. Dat lijkt meer effect te sorteren.
Er zijn goede voorbeelden van online platforms die worden ingericht waar ouderen zich kunnen
oriënteren op de mogelijkheden van preventieve woningaanpassing en waar zij ook een test kunnen
invullen om na te gaan hoe veilig en geschikt hun eigen woning is om lang zelfstandig te blijven
wonen.
Andere goede voorbeelden:
 In een van de gemeenten waarmee is gesproken werd een succesvol voorbeeld voorgelegd van een
appartementencomplex waar al veel ouderen wonen. Een deel van de woningen in het complex
werd aangepast voor ouderen met beperkingen. Vervolgens ontstond doorstroming bínnen het
complex; de aangepaste woningen werden betrokken door mensen die al in het complex woonden.
Zo kunnen mensen naar een geschikte woning verhuizen binnen de actieradius van hun sociale
netwerk.
 Bij renovatie van wooncomplexen die beoogd zijn voor senioren moet voldoende aandacht zijn voor
de mogelijkheden om kostenefficiënt direct de benodigde aanpassingen te doen. “Als een toiletpot
wordt vervangen, zorg dan gelijk voor een verhoogde of verstelbare toiletpot.” Dit zijn niet altijd
vanzelfsprekendheden.
 Ook afstemming tussen corporatie en gemeente kan soms beter. Er werd een voorbeeld genoemd
van een corporatie die in een complex voor senioren te weinig oplaadpunten voor scootmobiels
had aangelegd. Maar er was ook geen inzicht in het aantal scootmobiels dat bij ouderen in gebruik
is. De gemeente heeft dat inzicht wel. Beter overleg had problemen kunnen voorkomen.
Gemeente Rotterdam - Programma Langer Thuis
In Rotterdam is het programma Langer Thuis ingevoerd, een programma dat er op is gericht het langer zelfstandig
blijven wonen voor ouderen en mensen met een beperking makkelijker te maken. Het programma Langer Thuis
bestaat uit een aantal deelprojecten die zich richten op onder meer thuistechnologie, het beter afstemmen tussen
gemeente en corporaties over woningaanpassingen en het in het zonnetje zetten van mantelzorgers. Daarnaast is
een innovatieprijsvraag uitgeschreven om te komen met oplossingen om het mensen met beginnende dementie
makkelijker te maken zelfstandig te blijven wonen.
3.6 Rolopvattingen en verwachtingspatronen
Een belangrijk aspect in de samenwerking tussen gemeenten en woningcorporaties bij het mogelijk
maken dat inwoners zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen, is welke rollen de beide organisaties
zichzelf toe-eigenen en welke rollen men van elkaar verwacht. Voor een goede samenwerking is het
essentieel dat men dezelfde urgenties voelt en dezelfde taal spreekt. Dat wordt door zowel gemeenten
als corporaties onderkend.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
47
Gemeente: regierol; corporatie: uitvoering
De meeste gemeenten waarmee is gesproken zien zichzelf opschuiven naar een regierol. Door de
bezuinigingen op de Wmo spelen zij bijvoorbeeld een veel minder grote rol bij het faciliteren van
woningaanpassingen. Corporaties zien zichzelf als de praktische uitvoerende organisaties. Maar ze
nemen niet alle taken over die de gemeenten laten liggen omdat er geen budgetten meer voor zijn. Uit
de gesprekken blijkt dat veel gemeenten graag zouden zien dat corporaties meer doen in de aanpassing
van woningen nu dat vanuit de Wmo niet meer kan. Corporaties geven aan ook te maken te hebben met
financiële beperkingen en willen alleen investeren als de kosten via een huurverhoging kunnen worden
terugverdiend. De corporaties waarmee is gesproken zijn hierin zonder uitzondering heel zakelijk en
rechtlijnig. Per saldo is er voor de bewoner minder mogelijk. Gemeenten en corporaties zijn beiden vaak
niet bereid om kosten te nemen.
Kritische noten
Een punt van kritiek van gemeenten op de corporaties is dat zij zich in de ogen van de gemeenten teveel
beperken tot het informeren van bewoners en te weinig concrete maatregelen treffen, bijvoorbeeld om
de doorstroming daadwerkelijk te bevorderen door het inzetten van een verhuiscoach of een
seniorenmakelaar. Overigens zijn er ook gemeenten die alle begrip hebben voor de financiële positie
van de corporatie en aangeven niet veel verwachtingen te koesteren.
De andere kant op is er ook kritiek van de corporatie op de gemeente die zich teveel verschuilt achter de
regierol. Zo wordt er een voorbeeld genoemd van een complex project met zowel DAEB als niet-DAEB
elementen (sociale huur, commerciële huur en koop, maatschappelijk vastgoed in de plint). De
corporatie kan in de eigen beleving geen trekker blijven van dat project, maar de gemeente neemt die
rol niet over. “De gemeente heeft het vanuit haar regierol steeds over ‘faciliteren’, maar zou moeten
‘doen en betalen’ anders gebeurt er niets meer”. Overigens is er ook waardering voor de wijze waarop
gemeenten hun regierol oppakken en worden gemeenten geprezen voor de wijze waarop ze partijen bij
elkaar brengen rond de ouderenhuisvesting.
Oproep tot creativiteit
Enkele gemeenten waarmee is gesproken verwachten van de corporatie meer creativiteit om tot nieuwe
oplossingen te komen. Corporaties wordt wel eens verweten teveel in onmogelijkheden te denken die
voortkomen uit de mindere financiële ruimte die er is. Door enkele gemeenten waarmee is gesproken
worden corporaties opgeroepen om creatiever te worden en de slag te maken naar ‘verbeterdenken’.
De suggestie wordt gedaan tot het inrichten van een denktank om de slag te maken naar het met
simpele ingrepen leveren van maatwerk om “van één en één drie te maken”. Bij veel gemeenten
waarmee is gesproken bestaat de behoefte om buiten de vaste kaders te treden en praktische en
laagdrempelige oplossingen te gaan inzetten.
Woningaanpassing of een andere rolstoel?
Een creatief voorbeeld dat tijdens de gesprekken werd genoemd, is dat het niet altijd nodig is deuren in een woning
te verbreden om de woning rolstoeltoegankelijk en -doorgankelijk te maken. Het is namelijk ook mogelijk een
smallere rolstoel te produceren, waardoor woningaanpassing niet nodig is. In de betreffende gemeente worden
gesprekken gevoerd met een fabrikant van rolstoelen over de mogelijkheden op dit punt.
Vraag om gegevens
Een van de corporaties waarmee is gesproken ziet voor de gemeente een uitgesproken taak in het
beschikbaar stellen van informatie en kennis over de behoefte aan geschikte woningen en wat er speelt
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
48
rond het zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen. Deze corporatie roept de gemeente nadrukkelijk op
die rol te pakken.
Brede inzet expertise
Een van de gemeenten waarmee is gesproken roept de corporatie op haar expertise rond preventieve
woningaanpassing ook in te zetten om eigenaar-bewoners, desnoods betaald, van dienst te zijn.
3.7 De relatie met zorgpartijen
Naast gemeenten en woningcorporaties hebben zorgpartijen uiteraard een grote rol bij het mogelijk
maken van het langer zelfstandig wonen. Nagegaan is hoe gemeenten en woningcorporaties de samenwerking met zorgpartijen ervaren.
Goede relatie met zorgaanbieders
De meeste corporaties hebben een relatie met een of meer zorgaanbieders omdat zij vastgoed aan hen
verhuren. Over het algemeen is men behoorlijk positief over deze vorm van samenwerking. Veel samenwerking is er ook op het gebied van sloop en transformatie van verouderd zorgvastgoed. De gemeenten
spelen daarbij doorgaans geen actieve rol, maar voeren regie op de wijze waarop wonen met zorg
binnen de gemeente wordt vormgegeven en overlegt veel met de corporaties.
Gemeenten en corporaties ondervinden dat de zorg een snel veranderend speelveld is en dat zorgaanbieders meer ‘materiedeskundig’ zijn dan zij. Het vraagt een inspanning om bij te blijven.
Andere taal
Diverse gemeenten en corporaties waarmee is gesproken signaleren dat zorgpartijen soms een andere
taal spreken dan de gemeente en de corporatie en er over en weer niet altijd het juiste begrip is. Als een
zorgpartij met een kandidaat voor een huurwoning komt die een zorgindicatie heeft, doorziet men niet
dat de corporatie ook nog een inkomenstoets moet doen en de betreffende cliënt wellicht niet in aanmerking komt voor de beoogde huurwoning. Ook wijken gehanteerde begrippen en definities geregeld
af, wat leidt tot misverstanden.
En soms andere belangen
De belangen van zorgpartijen komen ook niet altijd overeen met die van gemeenten en corporaties.
Tijdens de gehouden gesprekken werd het voorbeeld genoemd van een zorgaanbieder die terughoudend was om mee te betalen aan het plaatsen van een zorgunit bij een huurwoning (hoewel dat wel
was afgesproken), omdat de aanbieder elders in de gemeente te maken had met leegstaand intramuraal aanbod. En per saldo kost het inzetten van de zorgunit volgens de betrokken gemeente per jaar
beduidend minder dan een intramurale plek, dus de kosten voor de maatschappij zijn uiteindelijk lager.
Ook worden voorbeelden genoemd van zorgaanbieders die grootschalig zorgvastgoed hebben in wijken
waar behoefte is aan kleinschalig aanbod aan voor ouderen geschikte woningen. Het is dan niet in het
directe belang van de zorgaanbieders om mee te werken aan het leveren van zorg aan ouderen in de
kleinschalige projecten in de wijk.
Kleinschalig aanbieden zorg moeilijk bij scheiden wonen en zorg
Er wordt door diverse gemeenten geconstateerd dat bij het scheiden van wonen en zorg in grootschalige woon-zorgcomplexen het toch lastig blijkt de bewoners de gewenste keuzevrijheid te geven in
de keuze van de zorgaanbieder. In de praktijk is het voor kleinere zorgaanbieders zeer moeilijk om
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
49
renderend zorg aan te bieden in dergelijke complexen. In de praktijk komt het er op neer dat toch één
aanbieder een heel complex bedient.
Kritiek op opstelling zorgkantoren en zorgverzekeraars
Gemeenten en corporaties waarmee is gesproken ervaren een behoorlijke afstand van zorgkantoren en
zorgverzekeraars bij het meedenken en meewerken aan lokale initiatieven. Er wordt geconstateerd dat
regelgeving praktische oplossingen soms in de weg staat, maar dat zorgpartijen die regelgeving soms
ook als excuus gebruiken om zich aan het proces te onttrekken. Een voorbeeld dat meerdere keren
werd genoemd is dat zorgverzekeraars niet investeren in preventieve woningaanpassingen omdat zij
alleen zorgkosten mogen vergoeden en geen fysieke ingrepen. Zij plukken echter wel de vruchten van
die fysieke ingrepen omdat daarmee veel valpartijen en ziekenhuisopnames van ouderen worden voorkomen. Gemeenten en corporaties zouden graag zien dat dergelijke split incentives in het proces
worden weggenomen, maar ervaren een weinig tegemoetkomende houding van zorgverzekeraars. Er
wordt gevraagd dan eerst maar eens aan te tonen dat het de zorgverzekeraar daadwerkelijk geld
scheelt. De zorgverzekeraars zelf ondernemen in de waarneming van de gemeenten en corporaties zelf
geen stappen om hier meer inzicht in te krijgen.
3.8 Aandachtspunten
De organisaties waarmee is gesproken is gevraagd om de aandachtspunten aan te wijzen die zij zien
rond het thema van het zo lang mogelijk zelfstandig wonen van ouderen.
De belangrijkste aandachtspunten
De bevindingen in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op een beperkt aantal interviews met gemeenten en
woningcorporaties. Zij vormen daarmee zeker geen representatief beeld van de situatie in Nederland.
Toch is een aantal aandachtspunten in verschillende gesprekken meerdere malen genoemd. Op basis
daarvan zijn deze als de belangrijkste aandachtspunten aangemerkt.
De terughoudendheid van ouderen om proactief na te denken over hun toekomst
Veel gemeenten en corporaties waarmee is gesproken constateren dat ouderen zeer terughoudend zijn
om goed na te denken over een mogelijke toekomst met beperkingen en wat er voor nodig is om zo lang
mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen. Veel mensen wachten met het doen van woningaanpassingen tot deze acuut nodig zijn. Op dat moment zijn mensen vaak zelf niet meer in staat de
juiste maatregelen te treffen en moet de gemeente in actie komen. Een van de partijen waarmee is
gesproken noemde dit een perverse prikkel die uitgaat van de Wmo: “passiviteit bij het nemen van
verantwoordelijkheid voor de eigen toekomst wordt door de Wmo beloond.”
Geschikt wonen maar buiten het eigen netwerk?
Veel gemeenten waarmee is gesproken hebben in de afgelopen jaren een beleid gevoerd op het
inrichten van woonzorgzones en clustering van voor senioren geschikt bezit. Deze beleidslijn is veelal
losgelaten, maar de effecten van dat beleid zijn nog duidelijk aanwezig. Daardoor zijn veel voor ouderen
geschikte woningen ook op specifieke locaties in de gemeente beschikbaar. Dan doet zich het dilemma
voor of het in het belang van ouderen is hen uit hun leefomgeving te laten verhuizen naar een andere
plek binnen de gemeente waar zij geen sociaal netwerk hebben. Er wordt immers een steeds groter
beroep gedaan op de zelfredzaamheid van ouderen en op het bijspringen van het sociale netwerk.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
50
Passendheidstoets maakt woningaanpassing moeilijk
De opnieuw ingevoerde passendheidstoets dicteert dat corporaties aan 95% van de nieuwe huurders
die op grond van hun inkomen recht hebben op huurtoeslag een woning toewijst met een huur tot de
aftoppingsgrenzen. Voor veel corporaties betekent dit dat zij lagere huren moeten vragen dan zij
zouden vragen als de passendheidstoets er niet zou zijn. Per saldo laat de passendheidstoets minder
ruimte om aanpassingen aan woningen door te berekenen in de huurprijs. Corporaties waarmee is
gesproken geven aan dat zij daardoor minder in staat zijn om aanpassingen te doen die het langer
zelfstandig wonen mogelijk maken. De afspraken die corporaties hebben gemaakt over het verder
verduurzamen van hun woningvoorraad maken dit nog ingewikkelder; ook die ingrepen moeten worden
terugverdiend door het vragen van een hogere huur. De passendheidstoets richt zich specifiek op de
huur bij toewijzing en houdt geen rekening met lagere woonlasten doordat de woning energiezuiniger
is. Corporaties moeten dus keuzes maken en lijken de prioriteit te leggen bij verduurzaming van de
voorraad en niet bij het aanpassen van woningen ten behoeve van het langer zelfstandig wonen.
Aandachtspunten die samenhangen met wet- en regelgeving
Een deel van de aandachtspunten die in de gesprekken zijn geconstateerd, hangt samen met wet- en
regelgeving of raakt daaraan.
Regelgeving tussen verschillende domeinen sluit niet altijd aan
Eerder is al gewezen op de beperkte mogelijkheden die zorgpartijen hebben om mee te investeren in
fysieke woningingrepen, terwijl zij daar indirect wel voordelen van genieten. Een betere afstemming van
de regelgeving tussen domeinen zou volgens partijen waarmee is gesproken leiden tot een rechtvaardiger balans tussen kosten en baten en zou de positie van de cliënt uiteindelijk ten goed komen.
Beleidsmatige afstemming vertaalt zich niet altijd naar de praktijk
Gemeenten en corporaties kunnen beleidsmatig op één lijn zitten, maar in de uitvoering daarvan toch
inefficiënt opereren. Een van de corporaties waarmee is gesproken noemde het voorbeeld van een
huurder die een aangepaste keuken nodig heeft. De gemeente neemt dat niet op met de huurder, maar
dwingt de corporatie in een positie waarin deze een indicatiestelling moet regelen en de huurder moet
vertegenwoordigen richting de gemeente. Dit kost de corporatie veel energie.
Scheefwonen uit noodzaak
Er wordt op gewezen dat het sterke vermoeden bestaat dat veel ouderen in sociale huurwoningen
eigenlijk een wat te hoog inkomen hebben om in een sociale huurwoning te wonen, maar er zijn geen
voor hen betaalbare alternatieven in de vrije sector. Deze mensen maken nooit de overstap naar een
meer geschikte huurwoning.
Statushouders
Sommige gemeenten en corporaties wijzen er op dat momenteel een groot beroep wordt gedaan op
vrijkomende sociale huurwoningen door statushouders en dat daardoor reguliere woningzoekenden,
waaronder ouderen die een geschikte woning zoeken, minder makkelijk bediend kunnen worden.
Brandveiligheid
Als mensen langer zelfstandig wonen in een aangepaste woning, stelt dat eisen aan bijvoorbeeld de
brandveiligheid van woningen. Een gemeente waarmee is gesproken stelt de vraag of hiervoor dezelfde
normen moeten gelden als voor een reguliere woning. Werkt een traplift bijvoorbeeld tijdens een brand
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
51
en is het verantwoord die te gebruiken? Ook wordt geconstateerd dat wellicht veel meer instructie aan
zelfstandig wonende ouderen nodig is over hoe zij moeten handelen bij brand. De ervaring is dat
ouderen niet altijd de juiste prioriteiten stellen bij een noodsituatie. De vraag wordt opgeworpen wie
verantwoordelijk moet zijn voor het verzorgen van die instructie.
Aan de andere kant wordt ook aangegeven dat door de strengere eisen aan brandveiligheid bij voor
ouderen gelabelde woningen er ook wel van wordt afgezien woningen te labelen omdat de kosten dan
lager zijn.
Overige aandachtspunten
Afstand tot voorzieningen
Geconstateerd is dat ouderen graag binnen de eigen buurt verhuizen en moeilijk de stap zetten naar
een plaats waar geschikt aanbod is als dat niet dichtbij hun huidige woning is. Maar in andere
gemeenten wordt geconstateerd dat het aanbieden van voor ouderen geschikte woning alleen kansrijk
is in het centrum van een gemeente nabij voorzieningen.
Mensen zonder vangnet
Er wordt gewezen op een groep ouderen die zelfstandig woont, die niet over een sociaal vangnet
beschikt en de weg niet vinden naar instanties die hen kunnen ondersteunen. Deze mensen kunnen pas
geholpen worden als het eigenlijk al te laat is. Gemeenten en corporaties waarmee is gesproken
verwachten in toenemende mate ook overlastsituaties van mensen met psychische problemen en
dementie die zelfstandig blijven wonen.
Verlies van kennis bij de gemeente
Doordat op veel plaatsen kennis en activiteiten worden geconcentreerd in wijkteams, gaat gespecialiseerde kennis verloren op het centrale niveau. Het risico bestaat dat belangrijke kennis versnippert
raakt. Een risico dat tijdens de gesprekken werd benoemd, is dat mensen tussen wijkteams heen en
weer gaan worden geschoven en dat op het centrale niveau bij de gemeente de kennis ontbreekt om de
situatie op de juiste wijze in te schatten en in te grijpen.
Signaleren sociale wijkteams genoeg?
Sommige corporaties waarmee is gesproken maken zich zorgen of de sociale wijkteams in de gebieden
waar zij werkzaam zijn voldoende zicht hebben op alle problemen die er spelen. Zij vrezen dat een deel
van het signaleren van de problemen van met name kwetsbare groepen in hun woningen op hen zal
aankomen. Zij zien dit niet als hun taak en willen zich puur op het wonen kunnen richten.
Ontlabelen
Zoals eerder aangegeven worden op een aantal plaatsen seniorenwoningen ‘ontlabeld’ omdat ze
moeilijk zijn te verhuren aan de doelgroep waarvoor ze bedoeld zijn. Vaak betreft het geclusterde
woningen in de vroegere woonzorgzones. Dit stelt weer eisen aan de groepen die dan wel tot de
woningen worden toegelaten, om te voorkomen dat het tussenplaatsen van nieuwe doelgroepen leidt
tot ongewenste situaties voor de ouderen die nog wel in dergelijke clusters wonen.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
52
Zorg in ongeschikte woningen
Er wordt door gemeenten waarmee is gesproken gewezen op het probleem van het aanbieden van zorg
in woningen die daarvoor eigenlijk ongeschikt zijn. Dit kan Arbo-technisch tot problemen leiden voor de
zorgaanbieder.
Verkeerde zorg door mantelzorgers
Ook wordt gewezen op het verschijnsel dat mantelzorgers vanuit hun betrokkenheid en goede
bedoelingen soms zorghandelingen verrichten waarvoor zij niet gekwalificeerd zijn. Zo werd er een
voorbeeld genoemd van mantelzorgers die doorligwonden verzorgen.
Kwalitatief minder goede woningaanpassingen
Nu steeds minder woningaanpassingen via de Wmo worden vergoed en woningcorporaties terughoudend zijn in het aanbrengen van voorzieningen in woningen, komt het steeds vaker op ouderen zelf
aan om de noodzakelijke aanpassingen in de woning te (laten) aanbrengen. De zorg bij veel gemeenten
is dat dan wordt gekozen voor goedkope materialen en dat voorzieningen ondeskundig worden
aangebracht, waardoor het risico op ongelukken toeneemt.
Kennisleemte: andere kwetsbare groepen die zelfstandig wonen
Een deel van de corporaties waarmee is gesproken maakt zich minder zorgen over de situatie rond het
langer zelfstandig wonen door ouderen dan over de situatie rond de extramuralisering van kwetsbare
groepen met psychiatrische problemen en met verstandelijke beperkingen. Deze groepen wonen steeds
vaker in reguliere woningen, verspreid binnen gemeenten. Corporaties maken zich zorgen of bij
gemeenten wel voldoende in beeld is hoe groot deze groep is en wat de impact van hun aanwezigheid
kan zijn. De ervaring is volgens de corporaties waarmee is gesproken dat dit voor omwonenden geregeld
leidt tot overlastsituaties en gevoelens van onveiligheid. Bewustwording over de omvang van dit vraagstuk is in de ogen van de betreffende corporaties van groot belang.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
53
4 Samenvattende conclusies
In dit laatste hoofdstuk wordt een beknopte samenvatting gegevens van de belangrijkste conclusies en
worden de onderzoeksvragen beantwoord. Ten slotte worden suggesties gedaan voor een aantal
bijdragen die de Rijksoverheid kan leveren om langer zelfstandig wonen mogelijk te maken.
4.1 Beelden en verwachting
Ouderen
De meeste ouderen willen in de eerste plaats zo lang mogelijk in hun eigen woning blijven wonen. Zij
verwachten van de gemeente en de corporatie dat, als dat nodig wordt, aanpassingen aan de woning
worden gedaan om dat mogelijk te maken. Veel ouderen zijn moeilijk te bewegen om zelf preventief
aanpassingen aan hun woning te doen. Een deel van de ouderen wil verhuizen naar een meer geschikte
woning. Deze groep verwacht van zowel de corporatie als de gemeente dat wordt gezorgd voor
voldoende geschikt woningaanbod en een actieve opstelling bij het vinden van een geschikte woning.
Van de gemeente wordt daarnaast verwacht dat huishoudelijke hulp, vervoer en thuiszorg wordt
aangeboden.
Corporaties
Corporaties richten zich primair op het aanbieden van geschikte woningen en het meewerken aan
aanpassing van minder geschikte woningen. Zij stellen zich daarbij zakelijk op. Bij woningaanpassing
wordt in eerste instantie naar de gemeente gekeken. Als corporaties zelf woningaanpassingen doen,
moeten die investeringen als geriefsverbeteringen in de huur wordt terugverdiend. Van de gemeenten
verwachten corporaties de regierol die de gemeenten ook voor zichzelf zien, het inventariseren van de
opgave die er is en bij elkaar brengen van de partijen die zorg dragen voor het woningaanbod en de
ondersteuning van ouderen. Verder verwachten corporaties van gemeenten dat kennis wordt
ontwikkeld en gedeeld.
Gemeenten
De gemeenten zijn van een deels uitvoerende rol opgeschoven naar vooral een regierol. Dit wordt
ingegeven door enerzijds veranderde wetgeving die die rol van hen vraagt, anderzijds spelen
bezuinigingen hierbij een rol. Van de corporaties verwachten gemeenten vooral dat zorg wordt
gedragen voor voldoende aanbod aan voor ouderen geschikte woningen en wordt meegewerkt aan
woningaanpassing. Tegelijk wordt ook gevraagd om met creatieve oplossingen te komen om met
beperktere middelen meer mogelijk te maken.
4.2 Overeenkomsten en discrepanties in beelden en
verwachtingen
Gemeenten en corporaties verwachten van ouderen een grote eigen verantwoordelijkheid ten aanzien
van het zorgen dat men zo lang mogelijk zelfstandig kan blijven wonen. Dat begint bij het zelf uitvoeren
van preventieve woningaanpassingen. Veel ouderen vinden het moeilijk na te denken over een
toekomst met beperkingen. Dit zet een rem op de wil om preventief de eigen woning aan te passen.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
54
Verder verwachten gemeenten en corporaties dat ouderen zich actief informeren over langer
zelfstandig wonen en over de mogelijkheden te verhuizen naar een geschikte woning. Veel ouderen
leggen de bal bij de gemeenten en de corporaties, stellen hoge eisen aan een nieuwe woning en zijn
alleen tot verhuizen te bewegen als alles klopt, van de locatie en de woning tot het ontzorgen rond de
verhuizing. Zij verwachten van gemeenten en corporaties ook een actieve rol bij het vinden van een
geschikte woning.
Gemeenten en corporaties zijn soms kritisch naar elkaar over de wijze waarop zij hun respectievelijke
rollen oppakken. Gemeenten wordt soms verweten zich te verschuilen achter de regierol en
onvoldoende geld beschikbaar te stellen en mee aan te pakken. Corporaties wordt door gemeenten wel
verweten zich te zakelijk op te stellen en te weinig financieel bij te dragen aan woningaanpassingen.
Corporaties wordt door gemeenten ook verweten teveel te denken in (financiële) onmogelijkheden en
te weinig creatief te zijn in het vinden van goede oplossingen die met weinig middelen kunnen worden
gerealiseerd.
4.3 Kansen en belemmeringen
Een belangrijke belemmering bij het langer zelfstandig wonen hangt samen met de moeite die ouderen
hebben om na te denken over een toekomst met beperkingen en preventief actie te ondernemen. De
terughoudendheid om te verhuizen naar een meer geschikte woning is daar onderdeel van. Omdat
ouderen zo lang mogelijk zelfstandig willen blijven wonen in de woning waar zij al lange tijd wonen
wordt vaak gekozen voor het aanpassen van een woning die in de basis niet geschikt is. Tegelijk is er bij
gemeenten en corporaties de wens mensen door te laten stromen naar een geschikte woning, zodat
grote woningen beschikbaar komen voor andere doelgroepen. Het inzetten van doorstroommakelaars
en verhuiscoaches wordt als kansrijk gezien om mensen toch in beweging te krijgen.
Ook op het punt van wet- en regelgeving doen zich belemmeringen voor. Die zijn vooral ingegeven door
verschillen in regelgeving tussen domeinen, waardoor zich split incentives voordoen. Een neveneffect is
dat de verschillen door partijen worden aangegrepen om ‘niet de partij te hoeven zijn die moet betalen’.
Het wegnemen van de oorzaken van deze split incentives zou belangrijke kansen kunnen opleveren om
partijen te bewegen samen op te trekken in het mogelijk maken van het langer zelfstandig wonen.
De rem die de passendheidstoets zet op het genereren van huurinkomsten voor corporaties, betekent
dat het voor hen moeilijker wordt om te investeren in woningaanpassingen.
De brede expertise van corporaties op het gebied van het hoogwaardig aanbrengen van aanpassingen
aan woningen die het mogelijk maken langer zelfstandig te wonen, zou ook kunnen worden ingezet
buiten de eigen sector, bijvoorbeeld om eigenaar-bewoners te informeren over de mogelijkheden van
woningaanpassing en over verantwoorde manieren om aanpassingen aan hun woning te doen.
Een op maat gesneden wijze van benaderen en informeren van verschillende groepen ouderen biedt
kansen om informatie over langer zelfstandig wonen bij meer mensen te laten landen.
4.4 Bijdragen die de Rijksoverheid kan leveren
Een deel van de gesignaleerde aandachtspunten heeft betrekking op wet- en regelgeving. De
Rijksoverheid is in een positie hierin kritische afwegingen te maken en na te gaan hoe ongewenste
effecten kunnen worden weggenomen. Daarnaast kan het Rijk een rol spelen in het vergaren en delen
van kennis die op lokaal niveau ontbreekt. In deze paragraaf wordt een aantal aandachtspunten
benoemt waarbij de Rijksoverheid een bijdrage zou kunnen leveren.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
55
Omgaan met split incentives
Het is niet altijd transparant wie profiteert van investeringen in projecten waar verschillende partijen bij
betrokken zijn. Daardoor ontstaat de situatie dat partijen zich verschuilen achter allerlei argumenten om
niet de partij te hoeven zijn die betaalt. Meer transparantie kan ertoe leiden dat beter bespreekbaar
wordt wie zou moeten investeren omdat er ook de vruchten van worden geplukt.
In het verlengde daarvan kan onderzoek naar de daadwerkelijke besparingen aan zorgkosten die
worden gerealiseerd door preventieve woningaanpassing helpen om zorgverzekeraars te bewegen tot
een meer actieve opstelling ten aanzien van preventie. Nu lopen gemeenten en corporaties er tegenaan
dat zorgverzekeraars niet willen investeren in preventieve aanpassingen aan de woning omdat niet is
aangetoond dat dit daadwerkelijk tot minder zorgkosten leidt in de toekomst.
Verschillen in regelgeving tussen domeinen
In een aantal gesprekken met gemeenten en corporaties werd naar voren gebracht dat zorgverzekeraars
onder de huidige regelgeving niet kunnen investeren in fysieke ingrepen en alleen zorgkosten kunnen
vergoeden. Dit is een grote drempel bij het realiseren van preventieve ingrepen in woningen waar op
termijn in de optiek van gemeenten en corporaties veel zorgkosten mee kunnen worden bespaard. De
Rijksoverheid is bij uitstek in de positie om kritisch naar dit mogelijke probleem te kijken en desgewenst
zaken beter op elkaar af te stemmen.
Informatievoorziening rond preventieve woningaanpassing
Op veel plaatsen worden projecten georganiseerd rond de bewustmaking van ouderen van het belang
van het preventief treffen van maatregelen in hun woning om er zo lang mogelijk veilig en gezond te
kunnen blijven wonen. Deze projecten hebben doorgaans twee componenten: het informeren en
bewust maken van ouderen en het faciliteren van het zelf treffen van maatregelen door mensen in
contact te brengen met partijen die de woningaanpassingen op een goede manier kunnen doen. In de
gemeenten waarmee is gesproken, moet worden vastgesteld dat met de inspanningen die worden
gedaan, lang niet alle ouderen worden bereikt (informatiemarkten trekken wel belangstelling, maar
deze is beperkt in relatie tot de omvang van de doelgroep). Ook blijkt dat ouderen vervolgens vaak
weinig doen met de informatie; de animo om opvolging te geven en zelf preventieve
woningaanpassingen te (laten) doen is laag. De Rijksoverheid zou een rol kunnen spelen bij het bereiken
van een bredere groep ouderen met de boodschap van het belang van preventieve woningaanpassing.
Inzicht in de behoefte aan wonen met zorg
Een duidelijke kennisleemte doet zich voor rond de behoefte aan vormen van wonen met zorg voor de
verschillende kwetsbare groepen die steeds vaker extramuraal gehuisvest moeten worden. Een groot
deel hiervan betreft ouderen die te maken krijgen met lichamelijke en geestelijke beperkingen. Op dit
moment wordt door de Rijksoverheid al instrumentarium ontwikkeld om die behoefte, ook op lokaal
niveau, beter inzichtelijk te maken.
Inspireren en stimuleren ‘verbeterdenken’
Bij veel gemeenten waarmee is gesproken bestaat de behoefte om buiten de vaste kaders te treden en
praktische en laagdrempelige oplossingen te gaan inzetten bij het faciliteren van het zo lang mogelijk
zelfstandig wonen. Corporaties wordt wel verweten te veel binnen de bestaande kaders te denken en in
het denken vast te lopen op de onmogelijkheden die voortkomen uit gebrek aan financiële ruimte. Aan
de andere kant is ook gesproken met corporaties die juist veel maatwerkinitiatieven ontplooien en met
mooie oplossingen komen. Er wordt door een deel van de geïnterviewde organisaties gesuggereerd een
denktank in te stellen om de slag te maken naar ‘verbeterdenken’ en simpele en laagdrempelige
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
56
oplossingen te creëren waarmee ouderen echt worden geholpen. De Rijksoverheid zou een voortrekkersrol kunnen vervullen bij een dergelijk initiatief.
Informatievoorziening rond brandveiligheid
Een heel praktisch probleem dat is aangestipt tijdens de gesprekken, is de regelgeving en
informatievoorziening rond brandveiligheid in reguliere woningen en wooncomplexen die bewoond
worden door ouderen. Steeds meer ouderen wonen in reguliere wooncomplexen waar vluchtroutes zijn
afgestemd op meer vitale bewoners. Als steeds meer ouderen lang zelfstandig wonen in reguliere
woningen en wooncomplexen, kan dit tot onveilige situaties leiden. Het kan ook leiden tot ontwijkend
gedrag bij het labelen van wooncomplexen. De Rijksoverheid werkt op dit punt al aan de aanpassing van
wet- en regelgeving. In het verlengde daarvan ligt er in de ogen van een deel van de gesprekspartners
een taak in de informatievoorziening aan ouderen rond brandveiligheid en hoe te handelen bij brand.
Gemeenten en corporaties vragen zich af bij wie de verantwoordelijkheid ligt voor het informeren van
ouderen op dit punt. De Rijksoverheid zou hierin een rol kunnen spelen.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
57
Bijlage 1: Gemeenten en corporaties waarmee
diepte-interviews zijn gehouden
Gemeente Aalten
Woningstichting De Woonplaats
Gemeente Nijkerk
Woningstichting Nijkerk
Gemeente Raalte
Salland Wonen
Gemeente Teylingen
Woningstichting Vooruitgang
Gemeente Pijnacker-Nootdorp
Rondom Wonen
Gemeente Arnhem
Stichting Volkshuisvesting Arnhem
Gemeente Woerden
Groen West
Gemeente Rotterdam
Stichting Vestia Groep
Gemeente Hengelo (O)
Welbions
Gemeente Zaanstad
Stichting Zaandams Volkshuisvesting (ZVH)
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
1
Bijlage 2: Onderzoeksverantwoording panelonderzoek
Gebruik van een marktpanel
Het enquêteonderzoek onder ouderen is uitgevoerd onder het panel van Panel Inzicht. Panel Inzicht is
een veldwerkbureau met ruim 240.000 panelleden. Steekproeven worden gericht getrokken naar sociodemografische variabelen. Voor dit onderzoek zijn de volgende groepen huurders geënquêteerd:
 Recent verhuisden in de leeftijd van 65 jaar of ouder die in een corporatiewoning wonen
 Verhuisgeneigden in de leeftijd van 65 jaar of ouder
Benadering gewenste groepen
De onderzoeksgroepen zijn op basis van de van panelleden bekende leeftijd geselecteerd. Voor de
recent verhuisden die in een corporatiewoning wonen is ook een selectie gemaakt op eigendomscategorie van de huidige woning (huur). Of het specifiek een huurwoning van een woningcorporatie
betrof, was op basis van de bekende kenmerken van panelleden op voorhand niet vast te stellen.
Daarom is hier tijdens het afnemen van de enquête op gescreend. Recent verhuisden in een particuliere
of commerciële huurwoning die niet opnieuw willen verhuizen in de komende jaren hebben de
vragenlijst daarom niet ingevuld. Bij de verhuisgeneigden is niet alleen ingezet op het enquêteren van
huurders, ook verhuisgeneigde ouderen die momenteel in een koopwoning wonen hebben de
vragenlijst kunnen invullen.
Internetenquête
Panelleden zijn via e-mail uitgenodigd om deel te nemen aan het onderzoek en hebben de vragenlijst
online ingevuld.
Respons en betrouwbaarheid
De enquête heeft een respons opgeleverd van 686 geslaagde enquêtes, 342 onder recent verhuisde
ouderen die in een corporatiewoning wonen en 453 enquêtes onder verhuisgeneigde ouderen. Tussen
beide groepen is een overlap van 109 respondenten die recent verhuisd zijn naar een corporatiewoning
en de komende jaren ook weer willen verhuizen.
Met deze aantallen geslaagde enquêtes is het mogelijk bij beide hoofdgroepen betrouwbare uitspraken
te doen (95% betrouwbaarheid, 5% onnauwkeurigheidsmarges). In de rapportage wordt ook ingegaan
op de situatie van de recent verhuisden die opnieuw willen verhuizen. De antwoorden van deze groep
zijn vanwege het geringere aantal respondenten met grotere foutmarges omgeven.
Aangetekend moet worden dat met het inzetten van het panel niet is beoogd met een representatieve
afspiegeling van de doelgroep een statistisch betrouwbaar beeld te geven. De samenstelling van het
panel kan afwijken van de werkelijke doelgroep. Het doel van het panel is een zo breed mogelijk inzicht
te krijgen in hoe de doelgroep in verschillende situaties afwegingen maakt en hoe men omgaat met de
keuzeruimte die er is.
Controle en consistentie van gegevens
Om de kwaliteit van de onderzoeksgegevens te waarborgen past Panel Inzicht een kwaliteitsprogramma
toe dat is gebaseerd op de volgende aspecten:
 Double opt-in
 Blacklisting (zwarte lijsten)
 IP controles
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
2


Cookie controles
Controle van de consistentie van de gegevens
Tijdens de analysefase zijn de onderzoeksresultaten extra gecontroleerd op ‘dubieuze’ respondenten
(zogenoemde beroepsinvullers). Hierbij is onder andere gekeken naar consistentie van de antwoorden
om zogenoemde straight-liners te detecteren en is gekeken naar de invulsnelheid van de enquête (zijn
enquêtes verdacht snel ingevuld). Op basis van deze controle is 1 respondent uit de enquêteresultaten
verwijderd.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
3
Bijlage 3: Vragenlijst enquête ouderen
Introductie
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties laat onderzoek doen naar de wensen van
ouderen om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen en wat woningcorporaties en
gemeenten kunnen doen om dit mogelijk te maken. De vragen gaan over de afwegingen die u maakt bij
de keuze voor een nieuwe woning (als u wilt verhuizen) of die u heeft gemaakt (als u recent verhuisd
bent), en over de ervaringen die u hebt bij het zoeken naar een woning die aan uw eisen en wensen
voldoet. De vragenlijst gaat ook in op de rol van woningcorporaties en gemeenten bij het beschikbaar
maken van woningen waarin mensen als ze ouder worden zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven
wonen.
De vragenlijst begint met enkele vragen om te bepalen of u tot de doelgroep van het onderzoek
behoort.
Screening
1.
Wat is uw leeftijd?
….
[Als vraag 1 < 65 -> blok geen doelgroep]
2.
Hoe lang woont u in uw huidige woning?
1) Minder dan een jaar
2) 1 tot 2 jaar
3) 3 tot 5 jaar
4) Langer dan 5 jaar
3.
Bent u van plan de komende vijf jaar te verhuizen naar een andere woning?
1) Ja, beslist
2) Misschien
3) Nee, beslist niet
4.
Hoe woont u momenteel?
1) In een eengezinswoning (rijwoning, hoekwoning, twee-onder-één-kapwoning, vrijstaande
woning)
2) In een appartement (flat, maisonnette, studio, woning boven winkels, benedenwoning,
bovenwoning)
3) In een seniorenwoning
4) In een verzorgings- of verpleegtehuis
5) Anders, namelijk …..
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
4
5.
Woont u in een huurwoning of een koopwoning?
1) Huurwoning van een woningcorporatie (woningstichting of woningbouwvereniging)
2) Huurwoning van de gemeente
3) Huurwoning van een particuliere / commerciële verhuurder
4) Koopwoning
[Als vraag 2 = 4 en vraag 3 = 3 -> blok geen doelgroep]
[Als vraag 2 < 4 en vraag 5 = 2, 3 of 4 -> blok geen doelgroep]
[Als vraag 4 > 3 -> blok geen doelgroep]
6.
Kunt u aangeven aan welke van de onderstaande kenmerken uw huidige woning voldoet?
Ja
De voordeur is zonder trappen bereikbaar
Nee
Weet niet









De woning is geschikt voor rollator- of rolstoel
gebruik
In toilet en badkamer zijn beugels aangebracht






In de woning zijn verhoogde toiletpotten geplaatst



In keuken en badkamer zijn éénhendel-mengkranen aangebracht
In de woning zijn rookmelders aanwezig






In de woning zijn koolmonoxidemelders aanwezig






In de woning is een videofoon aanwezig



In de woning is een valdetector aanwezig






Vanaf de voordeur zijn de woonkamer, keuken,
toilet, badkamer en slaapkamer zijn zonder
trappen bereikbaar
In de woning is een traplift aanwezig
De woning is voorzien van seniorensloten (sleutelgat bóven de deurklink)
De woning is voorzien van een seniorenalarm
(personenalermering waarbij u met een druk op
de knop hulp inschakelt)
7.
Denkt u dat uw woning aanpasbaar is om deze beter geschikt te maken om zo lang mogelijk
zelfstandig te blijven wonen, ook als u ouder wordt en wellicht te maken krijgt met beperkingen?
1) Ja, mijn woning is aanpasbaar
2) Nee, mijn woning is niet aanpasbaar
3) Mijn woning is al helemaal geschikt en hoeft niet aangepast te worden
[Als vraag 2 < 4 en vraag 5 = 1: doelgroep1]
[Als vraag 3 = 1 of 2: doelgroep2]
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
5
Geen doelgroep
Het onderzoek richt zich op mensen in de leeftijd van 65 jaar en ouder die de afgelopen jaren zijn
verhuisd naar een woning van een woningcorporatie (of gemeente) of de komende jaren van plan zijn te
verhuizen. Omdat u in de voorgaande vragen heeft aangegeven dat dit voor u niet van toepassing is,
behoort u niet tot de doelgroep van dit onderzoek. Wij hebben verder geen vragen voor u. Hartelijk
dank dat u de moeite hebt willen nemen om de vragenlijst in te vullen.
-> einde vragenlijst
Recent verhuisden
[Als niet doelgroep1 -> blok verhuisgeneigden]
8.
U hebt aangegeven dat u in de afgelopen vijf jaar bent verhuisd naar uw huidige woning. Wat waren
voor u de belangrijkste redenen om te verhuizen die samenhangen met uw vorige woning? (U kunt
meerdere antwoorden geven).
1) Ik wilde een kleinere woning
2) Ik wilde een grotere woning
3) Ik wilde een gelijkvloerse woning
4) Ik wilde een woning die bereikbaar is zonder treden / drempels / trappen
5) Ik wilde gaan huren in plaats van kopen
6) Ik wilde goedkoper gaan wonen in verband met een verandering in inkomen (pensioen, VUT,
uitkering)
7) Ik wilde een woning met een kleinere tuin of geen tuin
8) Ik wilde een woning met een grotere tuin
9) Ik wilde een woning met een balkon
10) Ik wilde een woning met minder onderhoud
11) Ik wilde meer comfort in de woning
12) Ik wilde een veiligere woning
13) Anders, namelijk…..
14) Geen redenen die samenhangen met de woning
9.
Hoe ver staat uw huidige woning bij uw vorige woning vandaan?
1) In dezelfde straat
2) In dezelfde buurt
3) In een andere buurt binnen dezelfde plaats
4) In een andere plaats binnen dezelfde gemeente
5) In een andere gemeente aangrenzend aan de vorige gemeente waar ik woonde
6) Een verdere afstand
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
6
10. Wat waren voor u de belangrijkste redenen om te verhuizen die samenhangen met locatie van uw
vorige woning? (U kunt meerdere antwoorden geven).
1) Ik wilde dichter bij familie wonen
2) Ik wilde dichter bij vrienden en / of kennissen wonen
3) Ik wilde dichter bij dagelijkse voorzieningen wonen
4) Ik wilde dichter bij zorgvoorzieningen wonen
5) Ik wilde dichter bij het centrum wonen
6) Ik wilde dichter bij vrijetijdsbesteding wonen
7) Anders, namelijk…..
8) Geen redenen die samenhangen met de locatie van de vorige woning
11. (Als vraag 10 = 1) U hebt aangegeven dat het voor u belangrijk was om dichter bij familie te wonen.
Wat was daarvan de reden? (U kunt meerdere antwoorden geven)
1) Vanwege de gezelligheid / vaker contact kunnen hebben
2) Vanwege het ontvangen van hulp / ondersteuning door familie
3) Vanwege het ontvangen van mantelzorg door familie
4) Vanwege het kunnen helpen / ondersteunen bij familie
5) Vanwege het kunnen oppassen / zorgen voor kleinkinderen
6) Omdat het een prettige gedachte is dat familie snel te plaatse kan zijn als er iets gebeurt
7) Anders, namelijk …..
8) Anders, namelijk …..
9) Anders, namelijk …..
12. Heeft u bij uw laatste verhuizing bewust gekozen voor een woning waarin u zo lang mogelijk zelfstandig kunt blijven wonen, ook als u ouder wordt en wellicht te maken krijgt met beperkingen?
1) Ja, ik heb daar bewust voor gekozen
2) Nee, ik heb daar niet bewust voor gekozen, maar mijn woning is wel geschikt om zo lang
mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen
3) Nee, ik heb daar niet bewust voor gekozen, en mijn woning is ook niet geschikt om zo lang
mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen
4) Ik wilde een woning die geschikt is om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen,
maar kon zo’n woning niet krijgen
13. U hebt gekozen voor een woning van een woningcorporatie (woningstichting of woningbouwvereniging). Hebt u ook overwogen een woning te huren van een commerciële verhuurder of een
woning te kopen?
1) Alleen gericht op een woning van een woningcorporatie
2) Ook overwogen te huren van een commerciële verhuurder, maar niet om te kopen
3) Ook overwogen te kopen, maar niet om te huren van een commerciële verhuurder
4) Ook overwogen te huren van een commerciële verhuurder of te kopen
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
7
14. Wat waren de doorslaggevende redenen bij uw keuze voor een woning van een woningcorporatie
(woningstichting of woningbouwvereniging)? (U kunt maximaal 3 antwoorden geven)
1) Ik kon alleen een woning krijgen van de woningcorporatie
2) Ik huurde al een woning van de woningcorporatie
3) Ik kon bij de woningcorporatie een betaalbare woning krijgen
4) Ik kon bij de woningcorporatie snel een woning krijgen
5) Ik wilde niet meer kopen
6) Ik kon bij de woningcorporatie een woning krijgen die geschikt is om lang zelfstandig te blijven
wonen
7) Ik verwacht dat ik bij een woningcorporatiewoning op termijn ook zorg kan krijgen
8) De woningcorporatie had woningaanbod in de buurt van dagelijkse voorzieningen
9) De woningcorporatie had woningaanbod in de buurt van zorgvoorzieningen
10) De woningcorporatie had woningaanbod in de buurt van het centrum
11) De woningcorporatie had woningaanbod in de buurt van vrijetijdsbesteding
12) Anders, namelijk…..
13) Anders, namelijk…..
14) Anders, namelijk…..
15) Weet niet
15. Heeft de woningcorporatie u, toen u uw huidige woning zocht, gewezen op het belang van een
woning waarin u zo lang mogelijk zelfstandig kunt blijven wonen?
1) Ja
2) Nee
3) Weet niet
16. (Als vraag 12 = 1 of 4) Heeft de woningcorporatie u voldoende ondersteund bij het vinden van een
woning waarin u zo lang mogelijk zelfstandig kunt blijven wonen?
1) Ja
2) Nee
3) Weet niet
17. (Als vraag 16 = 2 of 3) Wat had de woningcorporatie beter kunnen doen?
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
8
18. Wat verwacht u van een woningcorporatie om er voor te zorgen dat oudere mensen zo lang
mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen? (U kunt meerdere antwoorden geven).
1) Voldoende aanbod aan voor ouderen geschikte woningen
2) Een goede informatievoorziening over woningaanpassingen en veilig wonen voor ouderen
3) Een actieve opstelling bij het helpen vinden van geschikte woningen
4) Het aanbrengen van voorzieningen in woningen (beugels, verhoogde toiletpot, mengkranen,
traplift etc.)
5) Het organiseren van huishoudelijke hulp
6) Het organiseren van vervoer (regiotaxi)
7) Het maken van afspraken met zorgaanbieders over het leveren van (thuis)zorg
8) Anders, namelijk …..
9) Anders, namelijk …..
10) Anders, namelijk …..
11) Ik verwacht niets van de woningcorporatie op dit punt
19. Wat waren voor u de doorslaggevende redenen om te kiezen voor uw huidige woning? (U kunt
maximaal 3 antwoorden geven)
1) De grootte
2) De huurprijs
3) Alle belangrijke woonfuncties (woonkamer, slaapkamer, keuken, toilet, badkamer) op 1 woonlaag
4) De woning is bereikbaar zonder treden / drempels / trappen
5) De geschiktheid om in de toekomst zorg te kunnen ontvangen (ruimte rond het bed)
6) De interne maatvoering (breedte deuren, draaicirkels rollator- of rolstoel)
7) De aanwezigheid van domoticavoorzieningen (videofoon, alarmering, valdetectie etc.) of de
mogelijkheid deze op termijn aan te laten brengen
8) De aanwezigheid van een tuin
9) De afwezigheid van een tuin
10) De aanwezigheid van een balkon
11) De woning vergt weinig onderhoud
12) Het comfort van de woning
13) De nabijheid van familie / vrienden / kennissen
14) De nabijheid van dagelijkse voorzieningen
15) De nabijheid van zorgvoorzieningen
16) De nabijheid van het centrum
17) De nabijheid van vrijetijdsbesteding
18) Anders, namelijk …..
19) Anders, namelijk …..
20) Anders, namelijk …..
20. (Als vraag 12 = 1 of 4) Heeft u, toen u op zoek was naar uw huidige woning, contact gehad met uw
gemeente over het vinden van een woning die geschikt is om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen
wonen?
1) Ja
2) Nee
-> vraag 23
3) Weet niet
-> vraag 23
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
9
21. Heeft dit contact met de gemeente u verder geholpen bij het vinden van een woning om zo lang
mogelijk zelfstandig in te kunnen blijven wonen?
1) Ja
2) Nee
3) Weet niet
22. (Als vraag 21 = 2 of 3) Wat had de gemeente beter kunnen doen?
23. Wat verwacht u van de gemeente om er voor te zorgen dat oudere mensen zo lang mogelijk
zelfstandig kunnen blijven wonen? (U kunt meerder antwoorden geven).
1) Voldoende aanbod aan voor ouderen geschikte woningen
2) Een goede informatievoorziening over woningaanpassingen en veilig wonen voor ouderen
3) Het actief informeren van oudere mensen over wat er voor nodig is om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen wonen
4) Een actieve opstelling bij het helpen vinden van geschikte woningen
5) Het aanbrengen van voorzieningen in woningen (beugels, verhoogde toiletpot, mengkranen,
traplift etc.)
6) Afspraken maken met de woningcorporaties over het aanbod aan geschikte woningen
7) Afspraken maken met andere verhuurders over het aanbod aan geschikte woningen
8) Het maken van afspraken met zorgaanbieders over het leveren van (thuis)zorg
9) Het aanbieden van huishoudelijke hulp
10) Het aanbieden van vervoer (regiotaxi)
11) Anders, namelijk …..
12) Anders, namelijk …..
13) Anders, namelijk …..
14) Ik verwacht niets van de gemeente op dit punt
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
10
Verhuisgeneigden
[Als niet doelgroep2 -> blok afsluiting]
24. U hebt aangegeven de komende jaren (misschien) te willen verhuizen. Kunt u aangeven wat voor u
de belangrijkste redenen zijn om te willen verhuizen die samenhangen met uw huidige woning?
(U kunt meerdere antwoorden geven).
1) Ik wil een kleinere woning
2) Ik wil een grotere woning
3) Ik wil een gelijkvloerse woning
4) Ik wil een woning die bereikbaar is zonder treden / drempels / trappen
5) Ik wil gaan huren in plaats van kopen
6) Ik wil gaan kopen in plaats van huren
7) Ik wil goedkoper gaan wonen in verband met een verandering in inkomen (pensioen, VUT,
uitkering)
8) Ik wil een woning met een kleinere tuin of geen tuin
9) Ik wil een woning met een grotere tuin
10) Ik wil een woning met een balkon
11) Ik wil een woning met minder onderhoud
12) Ik wil meer comfort in de woning
13) Ik wil een veiligere woning
14) Anders, namelijk…..
15) Geen redenen die samenhangen met de woning
25. Kunt u aangeven wat voor u de belangrijkste redenen zijn om te verhuizen die samenhangen met
de locatie van uw huidige woning? (U kunt meerdere antwoorden geven).
1) Ik wil dichter bij familie wonen
2) Ik wil dichter bij vrienden en / of kennissen wonen
3) Ik wil dichter bij dagelijkse voorzieningen wonen
4) Ik wil dichter bij zorgvoorzieningen wonen
5) Ik wil dichter bij het centrum wonen
6) Ik wil dichter bij vrijetijdsbesteding wonen
7) Anders, namelijk…..
8) Geen redenen die samenhangen met de locatie van de woning
26. (Als vraag 25 = 1) U hebt aangegeven dat het voor u belangrijk is om dichter bij familie te gaan
wonen. Wat is daarvan de reden? (U kunt meerdere antwoorden geven)
10) Vanwege de gezelligheid / vaker contact kunnen hebben
11) Vanwege het ontvangen van hulp / ondersteuning door familie
12) Vanwege het ontvangen van mantelzorg door familie
13) Vanwege het kunnen helpen / ondersteunen bij familie
14) Vanwege het kunnen oppassen / zorgen voor kleinkinderen
15) Omdat het een prettige gedachte is dat familie snel te plaatse kan zijn als er iets gebeurt
16) Anders, namelijk …..
17) Anders, namelijk …..
18) Anders, namelijk …..
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
11
27. Op welke termijn wilt u verhuizen?
1) Binnen een half jaar
2) Binnen een jaar
3) Binnen twee jaar
4) Binnen vijf jaar
5) Weet niet
28. Heeft uw verhuiswens te maken met de mate waarin uw huidige woning geschikt is om met uw
gezondheidssituatie in te wonen?
1) Ja, vanwege problemen met mijn gezondheid die nu al spelen
2) Ja, omdat ik weet dat mijn gezondheid de komende tijd achteruit zal gaan
3) Ja, omdat ik voorbereid wil zijn mocht mijn gezondheid achteruit gaan
4) Nee
29. (Als vraag 28 = 1 of 2) Hebt u contact opgenomen met de woningcorporatie in uw woonplaats over
uw situatie?
1) Ja
2) Nee
-> vraag 32
30. Is de woningcorporatie behulpzaam bij het vinden van een geschikte woning om zo lang mogelijk
zelfstandig te kunnen blijven wonen?
1) Ja
2) Nee
3) Weet niet
31. Kunt u dat toelichten?
-> vraag 33
32. Waarom hebt u geen contact opgenomen met de woningcorporatie? (U kunt meerdere antwoorden
geven)
1) Ik sta niet ingeschreven bij een woningcorporatie
2) Ik had snel een woning nodig
3) Ik had te weinig inschrijftijd opgebouwd
4) Er is te weinig aanbod van woningcorporaties in de buurt waar ik wilde wonen
5) Ik kende geen woningcorporaties
6) Woningcorporaties hebben het soort woning dat ik zoek niet
7) Ik heb er niet aan gedacht te kijken bij een woningcorporatie
8) Anders, namelijk …..
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
12
33. Wilt u als u verhuist een huurwoning of een koopwoning?
1) Huurwoning
2) Koopwoning
34. (Als vraag 33 = 1) Wilt u een woning huren van een woningcorporatie of van een particuliere- of
commerciële verhuurder?
1) Woningcorporatie
2) Particuliere of commerciële verhuurder
3) Geen voorkeur
35. (Als vraag 34 = 1) Waarom kiest u expliciet voor een woning van een woningcorporatie? (U kunt
meerdere antwoorden geven)
1) Ik denk dat ik alleen een woning kan krijgen van een woningcorporatie
2) Ik huur al een woning van de woningcorporatie
3) Ik kan bij de woningcorporatie een betaalbare woning krijgen
4) Ik kan bij de woningcorporatie snel een woning krijgen
5) Ik kan bij de woningcorporatie een woning krijgen die geschikt is om lang zelfstandig te blijven
wonen
6) Ik verwacht dat ik bij een woningcorporatiewoning op termijn ook zorg kan krijgen
7) De woningcorporatie heeft woningaanbod in de buurt van dagelijkse voorzieningen
8) De woningcorporatie heeft woningaanbod in de buurt van zorgvoorzieningen
9) De woningcorporatie heeft woningaanbod in de buurt van het centrum
10) De woningcorporatie heeft woningaanbod in de buurt van vrijetijdsbestedingen
11) Anders, namelijk…..
12) Anders, namelijk…..
13) Anders, namelijk…..
36. (Als vraag 34 = 2) Waarom sluit u een woning van een woningcorporatie uit? (U kunt meerdere
antwoorden geven).
1) Ik wil niet huren van een woningcorporatie
2) Ik sta niet ingeschreven bij een woningcorporatie
3) Bij een woningcorporatie duurt het te lang voor je aan de beurt bent
4) De woningcorporatie heeft geen geschikte woningen in de buurt waar ik wil wonen
5) Ik ken geen woningcorporaties
6) Woningcorporaties hebben het soort woningen dat ik zoek niet
7) Anders, namelijk …..
8) Anders, namelijk …..
9) Anders, namelijk …..
37. Wilt u, als u gaat verhuizen, een woning die specifiek geschikt is om zo lang mogelijk zelfstandig in
te kunnen blijven wonen (een nultredenwoning, eventueel met aanvullende voorzieningen)?
1) Ja
2) Nee
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
13
38. Welke eisen stelt u aan een nieuwe woning om er zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven
wonen? (U kunt meerdere antwoorden geven)
1) Een gelijkvloerse woning
2) Een woning die bereikbaar is zonder treden / drempels / trappen
3) Een woning die geschikt is om zorg te ontvangen (ruimte rond het bed)
4) Een woning die geschikt is voor rollator- of rolstoelgebruik
5) Een woning met domoticavoorzieningen (videofoon, alarmering, valdetectie etc.)
6) Een woning in de buurt van familie / vrienden / kennissen
7) Een woning in de buurt van dagelijkse voorzieningen
8) Een woning in de buurt van zorgvoorzieningen
9) Een woning in de buurt van het centrum
10) Een woning in de buurt van vrijetijdsbesteding
11) Anders, namelijk …..
12) Anders, namelijk …..
13) Anders, namelijk …..
Vraag 39 overslaan als deze vraag bij doelgroep 1 al is beantwoord
39. Wat verwacht u van een woningcorporatie om er voor te zorgen dat oudere mensen zo lang
mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen? (U kunt meerdere antwoorden geven).
1) Voldoende aanbod aan voor ouderen geschikte woningen
2) Een goede informatievoorziening over woningaanpassingen en veilig wonen voor ouderen
3) Een actieve opstelling bij het helpen vinden van geschikte woningen
4) Het aanbrengen van voorzieningen in woningen (beugels, verhoogde toiletpot, mengkranen,
traplift etc.)
5) Het organiseren van huishoudelijke hulp
6) Het organiseren van vervoer (regiotaxi)
7) Het maken van afspraken met zorgaanbieders over het leveren van (thuis)zorg
8) Anders, namelijk …..
9) Anders, namelijk …..
10) Anders, namelijk …..
11) Ik verwacht niets van de woningcorporatie op dit punt
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
14
Vraag 40 Overslaan als deze vraag bij doelgroep 1 al is beantwoord.
40. Wat verwacht u van de gemeente om er voor te zorgen dat oudere mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen? (U kunt meerder antwoorden geven).
1) Voldoende aanbod aan voor ouderen geschikte woningen
2) Een goede informatievoorziening over woningaanpassingen en veilig wonen voor ouderen
3) Het actief informeren van oudere mensen over wat er voor nodig is om zo lang mogelijk
zelfstandig te kunnen wonen
4) Een actieve opstelling bij het helpen vinden van geschikte woningen
5) Het aanbrengen van voorzieningen in woningen (beugels, verhoogde toiletpot, mengkranen,
traplift etc.)
6) Afspraken maken met de woningcorporaties over het aanbod aan geschikte woningen
7) Afspraken maken met andere verhuurders over het aanbod aan geschikte woningen
8) Het maken van afspraken met zorgaanbieders over het leveren van (thuis)zorg
9) Het aanbieden van huishoudelijke hulp
10) Het aanbieden van vervoer (regiotaxi)
11) Anders, namelijk …..
12) Anders, namelijk …..
13) Anders, namelijk …..
14) Ik verwacht niets van de gemeente op dit punt
41. Hebt u al concrete stappen gezet om een nieuwe woning te vinden en zo ja, welke? (U kunt
meerdere antwoorden geven).
1) Nee, nog geen stappen gezet
2) Ja, ingeschreven bij een woningcorporatie
3) Ja, ingeschreven bij een organisatie voor ouderenhuisvesting
4) Ja, ingeschreven bij een bureau, makelaar, particuliere woningbemiddelaar etc.
5) Ja, gereageerd op advertenties met aanbiedingen van woningen / woonruimte
6) Ja, gezocht via vrienden / kennissen (via via)
7) Ja, gezocht via Facebook / Twitter / anders sociale media
8) Ja, gezocht via een briefje bij de supermarkt / bibliotheek e.d.
9) Ja, anders, namelijk …..
42. Loopt u tegen belemmeringen aan of voorziet u belemmeringen bij het vinden van een woning
waarin u zo lang mogelijk zelfstandig kunt blijven wonen, en zo ja, welke belemmeringen? (U kunt
meerdere antwoorden geven)
1) Nee, geen belemmeringen
2) Ja, er is te weinig aanbod aan geschikte woningen in de buurt waar ik wil wonen
3) Ja, er is te weinig aanbod aan betaalbare geschikte woningen in de buurt waar ik wil wonen
4) Ja, er is te weinig aanbod aan geschikte huurwoningen in de buurt waar ik wil wonen
5) Ja, er is te weinig aanbod aan geschikte koopwoningen in de buurt waar ik wil wonen
6) Ja, ik kan te weinig informatie vinden over zo lang mogelijk zelfstandig wonen
7) Ja, woningcorporaties hebben te weinig aandacht voor zo lang mogelijk zelfstandig wonen
8) Ja, de gemeente heeft te weinig aandacht voor zo lang mogelijk zelfstandig wonen
9) Anders, namelijk …..
10) Anders, namelijk …..
11) Anders, namelijk …..
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
15
43. (Als vraag 42 > 1) Kunt u dat toelichten?
Afsluiting
44. Wat zijn de vier cijfers van uw postcode?
………………..
45. Dit is het einde van de vragenlijst, hartelijk dank voor uw medewerking. Als u nog nadere
aanvullingen of opmerkingen hebt rond het thema zo lang mogelijk zelfstandig wonen, dan kunt u
die hier aangeven.
2700.175/G | De rol van woningcorporaties bij het langer zelfstandig wonen
16
Download