Uitwerking LES 6 N

advertisement
Uitwerking LES 6
N –CURSSUS
2014-2015
1) C
De letter “L” wordt in de elektronica gebruikt voor een:
A) condensator ( is letter C)
B) weerstand ( is letter R )
C) spoel (juist L is de spoel of (zelf) inductie)
2) A
De zelfinductie van een spoel:
A) neemt toe bij meer windingen (kleinere lengte, grotere diameter en een kern )
B) neemt af bij meer windingen (is dus fout)
C) is niet afhankelijk van het aantal windingen (is WEL afhankelijke ……….)
3) B
De eenheid van zelfinductie is:
A) Ohm (is de eenheid van een weerstand.)
B) Henry.( juist, L zelfinductie uitgedrukt in Henry)
C) Farad (is de eenheid van een condensator.)
4) B
Henry is de eenheid van:
A) capaciteit (heeft Farad als eenheid.)
B) Capaciteit.(zie ook vraag 3)
C) Frequentie (heeft de eenheid Hertz)
5) A
Een spoel is aangesloten op een sinusvormige wisselspanning juist is:
A) bij verlaging van de frequentie neemt de stroom door de spoel toe.(juist)
B) bij verlaging van de spanning neemt de stroom door de spoel NIET toe. (wet van Ohm)
C) Bij verlaging van de frequentie neemt de stroom door de spoel NIET af (maar toe.)
De wisselstroom weerstand van een spoel neemt toe bij een toenemende frequentie en dus
zal bij een verlaging van de frequentie de ~weerstand lager worden .
~ weerstand inductieve reactantie XL = 2πƒL (afhankelijk van zelfinductie en frequentie)
6) A
In een tijdschriftartikel wordt gesproken over “82mH” deze aanduiding behoort bij een:
A) Spoel ( 82mH is 82 mili Henry (10¯³) waarbij Henry de eenheid is van een spoel)
B) Condensator (is de eenheid Farad (F)
C) weerstand (is de eenheid Ohm (Ω)
7) B
De zelfinductie van een spoel in de kring van de eindtrap van een 145MHz zender is over
het algemeen:
A) veel groter dan die van een 28MHz zender (onjuist)
B) veel kleiner dan die van een 28MHz zender (juist zie onder)
C) ongeveer gelijk aan die van een 28MHz zender (onjuist)
Onthoudt: hoe hoger de frequentie hoe kleiner de waarden van de onderdelen dit is gelijk
aan de regel frequentie hoog golflengte kleiner.
8) B
Een spoel is aangesloten op een sinusvormige wisselspanning juist is:
A) bij verlaging van de spanning neemt de stroom door de spoel NIET toe. (wet van Ohm)
B) bij verlaging van de frequentie neemt de stroom door de spoel toe.
C) Bij verlaging van de frequentie neemt de stroom door de spoel NIET af maar toe.
Helaas door een fout de zelfde vraag als vraag 5 zie de toelichting aldaar.
Kort gezegd de ~weerstand wordt lager bij een lagere frequentie.
XL
~R
Lineair verband frequentie 2 x hoger ~R ook 2x hoger
Wisselstroom weerstand XL = 2 πƒL. Dus alleen afhankelijk van de
frequentie ƒ en zelfinductie L => windingen, doorsnede, kern,lengte.
ƒ
PA4TON ©
1
Uitwerking LES 6
N –CURSSUS
2014-2015
9) A
In een voedingsapparaat wordt de aangeboden (aangesloten) netspanning omgezet naar een
andere wisselspanning (waarde) door:
A) Transformator (transformeren omzetten)
B) de gelijkrichter (maakt van een wisselspanning een gelijkspanning)
C) het filter (selecteert of blokkeert een wisselspanning)
10) B
Eén van de toepassingen van een transformator is niet juist:
A) wijzigen van wisselspanning ( afhankelijk van wikkel verhouding primair/secundair)
B) versterken van vermogen (het vermogen is aan beide zijde theoretische gelijk)
C) aanpassen van antenne aan kabel (of impedantie aanpassing b.v. Luidspreker)
* geen examen eis !
Impedantie aanpassing geschied door het kwadraat van de wikkelverhouding.
B.v. 75 naar 300 Ohm is een impedantie verhouding van 1 : 4 en is de wikkelverhouding
√4 =2 B.v. trafo wikkelverhouding 1 : 3 met weerstand van 50Ω wordt in impedantie
getransformeerd met het kwadraat dus 3² = 9 x 50Ω =450 Ω
11) B
Een LF uitgangstransformator van een ontvanger:
A) verzorgt de geluidsversterking (dit is het doel van een versterker)
B) past de LF eindtrap en de luidspreker op elkaar aan (juiste antwoord)
C) voorkomt dat er wisselstroom door de luidspreker loopt (geluid is wisselstroom! )
12) A
De secundaire spanning van een transformator:
A) kan hoger of lager zijn ( is afhankelijk van de wikkelverhouding primair/secundair)
B) is altijd hoger dan de primair spanning (alleen als de secundair meer windingen heeft)
C) is altijd lager dan de primair spanning (alleen als de secundair minder windingen heeft)
13) C
C.
2.500 Ω (juiste antwoord zie onder)
Gegeven: trafo verhouding P : S = 1 :5, primaire spanning 10V~, secundaire stroom 20mA
Gevraagd: de weerstand R aangesloten op de secundaire zijde is:
Oplossing: P : S = 1: 5
10 : 5 x 10 dus is de secundaire zijde 50 Volt
U= I x R => R = U/I => 50V / 20mA, Volt delen door mA geeft KΩ dus 5/2 = 2,5 KΩ
Het antwoord is in Ω (Ohm) en dus 2,5 x 1000 = 2.500Ω
PA4TON ©
2
Download