Berlijn – Die Goldenen Zwanziger Sodom & Gomorra aan de Spree ‘Der Tod ist über der Stadt!’ Freder, de zoon van de Meester van Metropolis In Metropolis (1927) van Fritz Lang, één van de meest vermaarde en met stip de duurste Duitse filmproductie van de jaren ’20, brengt de duivelse robot-kopie van de ingoede (maar gevangengenomen) Maria een groep mannen het hoofd op hol. De beroemde scene, een schitterende montage waarin de koortsdromen van de jonge Freder worden afgewisseld met de verdorven verleidingen van deze ‘Hoer van Babylon’, laat zich lezen als een allegorie van Berlijn in de Weimar-periode: koortsachtig, verdorven, uitzinnig, liederlijk. Goed en kwaad staan in de film – zoals in Weimar – op haast bijbelse wijze tegenover elkaar. Chaos heerst, opstand dreigt en de dood nadert met rasse schreden. Met opengesperde ogen, daarna wegzinkend in zijn bed, ziet de door koorts bevangen zoon van de heerser van Metropolis als in een profetie dat de dood zich meester maakt van de stad. Zijn zeis maait dood en verderf. En inderdaad, na veertien uitzinnige Weimarjaren breekt de meest donkere en verdorven periode aan die Europa ooit heeft gekend. De Weimarrepubliek bleek met terugwerkende kracht één wervelende dodendans die de verschrikking inluidde. De verdorven robot-kopie is zonder enige twijfel gemodelleerd naar de meest beruchte onder de danseressen die de podia van Berlijn met haar erotische en bizarre naaktdansen tot de uitstalkast maakten van dit moderne Babylon: Anita Berber. De kaars van haar leven brandde ‘aan beide kanten, en ook in het midden,’ volgens een commentaar in een documentaire over het zondige Berlijn (Legendary Sin Cities – ‘Berlin: Metropolis of Vice’). Op 29-jarige leeftijd was ze opgebrand, haar lichaam uitgeput door een overdaad aan drugs, drank en seks. Haar begrafenis moet een wonderlijke samenkomst zijn geweest van beroemde kunstenaars, schrijvers, hoeren en junks: ‘Da marschierten neben prominenten Filmregisseuren die Huren der Friedrichstrasse auf, Strichjungen und Hermaphroditen aus dem Eldorado, berühmte Künstler neben Bar-Mixtern, Herren in Zylinder neben den bekanntesten Transvestiten Berlins’. Zo werd deze ‘Godin van de nacht’, ‘vamp’, ‘femme fatale’ – het zijn slechts enkele van haar vele bijnamen die verwijzen naar een liederlijk leven vol (erotische) schandalen – begeleid naar haar laatste rustplaats. Was Anita Berber nog een toonbeeld van zelfgekozen erotisch hedonisme en experiment, velen hadden – zeker in de periode van de hyperinflatie (1922-1924) – nauwelijks iets te kiezen. In de hierna volgende citaten wordt het zondige, verdorven, hedonistische maar soms ook ronduit geëmancipeerde Berlijn in de Weimartijd geschetst: ‘Pepa Ledig was met haar tweeëntwintig jaar al geen leeg en onbeschreven blad meer. Zij was niet onder vreedzame omstandigheden tot rijping gekomen, maar tijdens de jaren van de oorlog, de naoorlogse tijd en de inflatie. Al te gauw wist zij wat het wilde zeggen wanneer een heer als klant in haar schoenwinkel veelbetekenend haar schoot aanraakte met zijn teen. Soms knikte ze…’ (Hans Fallada) ‘Over heel de Kurfürstendamm slenterden met poeder en rouge opgemaakte jonge mannen rond en het waren niet allemaal beroeps; elke schooljongen wilde wel een centje verdienen en in de schemerig verlichte bars kon men regeringsambtenaren en mensen uit de financiële wereld vol tederheid en zonder schaamte dronken zeelui het hof zien maken… Op de ‘verkeerde bals’ van Berlijn dansten honderden als vrouwen geklede mannen en honderden als man geklede vrouwen onder het welwillend oog van de politie… Jonge meisjes schepten trots op over hun perversiteit. Zestien jaar zijn en nog steeds onder de verdenking staan van maagdelijkheid, dat gold destijds op iedere school in Berlijn als een schande’ (Stefan Zweig) ‘Nergens in Europa heerste de seks-ziekte zo hevig als in Duitsland. Gevoelens van betamelijkheid en schijnheiligheid deden de rest van Europa de wat ongewonere seksuitingen onderdrukken of verstoppen. Maar de Duitsers, met hun levenslust en hun gemis aan gevoel voor vormen, lieten hun gevoelens de vrije loop. Seks was een van de weinige genoegens die hen nog restten… Helemaal in het oosten van Berlijn was een grote Diele (danscafé) waarin men van negen uur ’s avonds tot ’s nachts één uur winkeliers, kantoorbedienden en politiemannen van volwassen leeftijd met elkaar kon zien dansen. Ze gingen hartelijk en kameraadschappelijk met elkaar om; de avond betekende voor hen de enige mogelijkheid tot vertier te midden van geestverwante mensen. In politiek opzicht waren de meesten conservatief; met uitzondering van de seks onderschreven zij alle conventies van hun klasse. Zij vertegenwoordigden eigenlijk bijna het normale element van het Duitse seksuele leven.’ (R. Landauer) ‘Als een meisje jou wilde oppikken, geen slet, maar gewoon een winkelmeisje, dan botste zij doodgewoon tegen je op, en nogal stevig.’ (Alec Swan) ‘Binnen twee uur na seksuele gemeenschap vervoege men zich bij de dichtstbijzijnde kliniek.’ (Opschrift in de publieke toiletten in Berlijn in de jaren ’20) ‘Er was een nieuwe Kurfürstendamm-society, die veel verfijnder en selecter feesten ga dan die oplichters van 1920 en die zich gerechtigd achtte tot een steeds krasser vertoon van snobistisch cynisme. Bij een van die gelegenheden die ik in februari 1924 meemaakte, waren de wanden versierd met spreuken als: “Liefde is de dwaze overschatting van het minimale verschil tussen het ene seksuele object en het andere”. De meisjes die waren ingehuurd om dranken te serveren liepen vrijwel naakt, met uitzondering van doorschijnende broekjes, geborduurd met een zijden vijgenblad. Ze waren niet als de ‘bunnies’ in moderne Amerikaanse nachtclubs alleen maar om naar te kijken, maar zij konden vrijelijk worden aangeraakt – dat was bij hun prijs inbegrepen.’ (H. Oswald) ‘Door niets werd men zozeer geconfronteerd met de ziekelijke verwrongenheid van Duitslands naoorlogse mentaliteit als door dat akelige nachtleven van Berlijn. De Potsierlijkheid ervan vernietigde voor velen van ons jongeren alle illusies over seks die sommige mensen hun leven lang behouden. Een jaar in Berlijn onthulde meer over de perversiteiten waaraan mensen in hun laagste driften kunnen toegeven dan een elders doorgebracht normaal mensenleven. Mensen die hun pubertijd beleefden tijdens die ellendige naoorlogse jaren of in het benauwende provincialisme van Centraal-Europa, beschouwden Berlijn als een bedwelmend paradijs. De stad kon niet meer bogen op tradities; het gisteren was onherroepelijk vernietigd; de levensstandaard was onbeschrijflijk laag gezonken. Om de geneugten van het verloren verleden te vervangen, zorgde Berlijn voor een heksenketel van nieuwe sensaties.’ (R. Landauer) * * * Ik heb voor deze samenvatting en voor dit cursusdeel gebruik gemaakt van de volgende boeken: Kroniek van de Weimar Republiek. Voorspel tot Hitler-Duitsland van Alex de Jonge, Vóór de Zondvloed. Berlijn in de jaren twintig van Otto Friedrich en van de documentaire Legendary Sin Cities – ‘Berlin: Metropolis of Vice’. Bovenstaande citaten komen uit de Kroniek van Alex de Jonge.