Trainingsboek Biologie VMBO Basis 2016 Hey jij daar! Welkom op de examentraining Biologie VMBO! Het woord examentraining zegt het al: trainen voor je examen. Tijdens deze training behandelen we de examenstof in blokken en oefenen we ermee. Daarnaast besteden we ook veel aandacht aan de vaardigheden voor je examen; je leert handigheidjes, krijgt uitleg over de meest voorkomende vragen en leert uit welke onderdelen een goed antwoord bestaat. Verder gaan we in op hoe je de stof het beste kunt aanpakken, hoe je verder komt als je het even niet meer weet en vooral ook hoe je zorgt dat je overzicht houdt. Naast de grote hoeveelheid informatie die je krijgt, ga je zelf ook aan de slag met examenvragen. Tijdens het oefenen hiervan zijn er genoeg trainers beschikbaar om je verder te helpen, zodat je leert werken met de goede strategie om je examen aan te pakken. Hierbij is de manier van werken belangrijk, maar je kunt natuurlijk altijd inhoudelijke vragen stellen; ook over de onderdelen die niet klassikaal behandeld worden. Voor iedere vraag zijn er uiteraard uitwerkingen beschikbaar, maar gebruik deze informatie naar eigen inzicht. Vergeet niet dat je op je examen ook geen uitwerkingen krijgt. Sommige vragen worden klassikaal besproken, andere vragen moet je zelf nakijken. Mocht je nog meer willen oefenen na deze examentraining, neem dan een kijkje op www.examentraining.nl. Daar vind je oude examens en ons lesmateriaal van vorig jaar. Na de tips volgen het programma voor vandaag en de bijbehorende opgaven. We verwachten niet dat je alle opgaven binnen de tijd af krijgt, maar probeer steeds zo ver mogelijk te komen. Als je niet verder komt, vraag dan om hulp! We willen je graag leren hoe je er wél uit kunt komen. En onthoud goed, nu hard werken scheelt je straks misschien een heel jaar hard werken… We wensen je heel veel succes vandaag en op je examen straks! Namens het team van de Nationale Examentraining, Eefke Meijer Hoofdcoördinator Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 2 Tips en trics bij het voorbereiden en tijdens je examens Examens voorbereiden Tip 1: Heb vertrouwen in jezelf Laat je niet gek maken door uitspraken als “Nu komt het er op aan”. Het examen is een afsluiting van je hele schoolperiode. Je hebt er dus jaren naartoe gewerkt en hebt in die tijd veel kennis en kunde opgedaan om examen te kunnen doen. In al die jaren ben je nooit wakker geworden om vervolgens te ontdekken dat al je kennis was verdwenen. De beste garantie voor succes is voorbereiden, en dat is nu net wat je al die jaren op school hebt gedaan. Heb vooral vertrouwen in jezelf! Tip 2: Bereid je goed voor Om jezelf goed voor te bereiden op je eindexamen maak je een planning, leer je de stof en oefen je met vragen. Hoe pak je dit nou het beste aan? Begin allereerst met het maken van een overzicht van alle stof en een planning. Je kunt bijvoorbeeld een schema maken met daarin alle hoofdstukken die je moet leren en welke onderwerpen daarbij horen. Daarbij schrijf je wanneer je welk onderdeel gaat leren. Als je aan de slag gaat met leren, zorg dat je op tijd begint en plan dan niet teveel studieuren achter elkaar. Pauzes zijn noodzakelijk, maar zorg ervoor dat ze kort blijven, anders moet je iedere keer opnieuw opstarten. Wissel verschillende vakken af en wissel het leren af met oefenen. Op die manier kun je je beter concentreren en leer je effectiever. Wat je concentratie (en je planning) ook ten goede komt, is leren op vaste tijdstippen. Tip 3: Leer alsof je examens zit te maken Oefenen voor je examen bestaat natuurlijk ook uit het voorbereiden op de situatie zelf. Dit betekent dat je je leeromgeving zoveel mogelijk moet laten lijken op je examensituatie. Zorg dus voor zo min mogelijk afleiding (lees: leg je telefoon weg) en maak je tafel zo leeg mogelijk. Maak ook een keer een proefexamen met een timer of eierwekker erbij, zodat je weet hoe het is om voor langere tijd een examen te maken en zodat je weet hoe je je tijd het beste in kunt delen. Tip 4: Herhaal de geleerde stof Belangrijk is om alle leerstof te herhalen! Wat heb je de vorige dagen ook alweer geleerd? Door te herhalen blijft de stof langer in je hoofd (lange termijn geheugen) en verklein je de kans dat je het weer vergeet. Zorg dat je de dag vóór het examen geen nieuwe stof meer hoeft te leren en dat je alles nog even doorneemt en herhaalt. Tip 5: Leer op verschillende manieren (lezen, schrijven, luisteren, zien en uitspreken) Alleen maar lezen in je boek verandert al snel in staren in je boek zonder dat je nog wat opneemt. Wissel het lezen van de stof in je boek dus af met het schrijven van een samenvatting. Let op dat je in een samenvatting alleen belangrijke punten overneemt, zodat het ook echt een samenvatting wordt. Kijk ook eens op Youtube, daar zijn talloze filmpjes te zien waarin de stof duidelijk wordt uitgelegd. Maak daar gebruik van, want op die manier komt de stof nog beter binnen omdat je er naar hebt kunnen luisteren. Met mindmaps zorg je er voor dat je de stof voor je kunt zien en kunt overzien. Het werkt tot slot heel goed om de Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 3 stof aan iemand uit te leggen die de stof minder goed beheerst dan jij. Door uit te spreken waar de stof over gaat merk je vanzelf waar je nog even in moet duiken en welke onderdelen je prima beheerst. Mindmap: Goed voor jezelf zorgen! Tip 1: Zorg voor voldoende beweging Eigenlijk is leren net als topsport: het vergt een goede voorbereiding, planning, rust, oefenen en concentratie. Om een goede prestatie te leveren, is het belangrijk dat je je fit voelt. Sporten en bewegen tussen het leren door en aan het einde van de dag is daarom aan te raden. Het doorbreekt de sleur van het leren, brengt zuurtstof naar de hersenen, zorgt voor ontspanning en dat je je weer opgeladen voelt om verder te gaan met leren. Tip 2: Zorg voor een goede balans tussen spanning en ontspanning Om een goede prestatie te leveren is er een goede balans nodig tussen spanning en ontspanning. Spanning zorgt ervoor dat je alert bent en ontspanning zorgt ervoor dat je je aandacht erbij kan houden. Teveel spanning is niet goed en teveel ontspanning ook niet. Als je merkt dat je té ontspannen bent en dat daardoor je concentratie en motivatie weg zijn, probeer dan voor jezelf doelen te stellen. Slagen met een 8 gemiddeld bijvoorbeeld, dan komt die gezonde spanning vanzelf. Als je té gespannen bent, probeer dan eens of mindfulness iets is voor jou of ga lekker sporten. Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 4 Tip 3: Zorg voor voldoende slaap Een nachtje doorblokken is geen slim idee. Je hebt namelijk slaap nodig om goed te kunnen functioneren en concentreren. Bovendien, tijdens je slaap wordt alle geleerde informatie van die dag vastgelegd in je geheugen. Langdurig onthouden lukt dus beter als je na het leren gaat slapen, in plaats van eindeloos door te blijven leren. Tip 4: Zorg dat je goed eet en drinkt Het onderzoek naar het verband tussen voeding en geheugen staat weliswaar nog in de kinderschoenen, toch weten we al een aantal handige dingen daarover. En waarom zou je daar geen gebruik van maken? Zo is het inmiddels duidelijk dat je hersenen veel energie nodig hebben in periodes van examens, dus ontbijt elke dag goed. Let dan wel op wat je eet, want brood, fruit en pinda’s leveren meer langdurige energie dan koekjes en snoep. Koffie en thee bevatten cafeïne, wat kan zorgen voor een betere concentratie. Drink er echter niet teveel van; het kan je onrustig maken. En dan het examen zelf De dag is eindelijk gekomen. Je bent er klaar voor en de examens worden uitgedeeld. Je mag beginnen! Tip 1: Blijf rustig en denk aan de strategieën die je hebt geleerd Wat doe je tijdens het examen? - Lees rustig alle vragen - Blijf niet te lang hangen bij een vraag waar je het antwoord niet op weet - Schrijf zoveel mogelijk op maar…. voorkom wel dat je onzinverhalen gaat schrijven. Dat kost uiteindelijk meer tijd dan dat het je aan punten gaat opleveren. - Noem precies het aantal antwoorden, de redenen, de argumenten, de voorbeelden die worden gevraagd. Schrijf je er meer, dan worden die niet meegerekend en dat is natuurlijk zonde van de tijd. - Vul bij meerkeuzevragen maar één antwoord in. Verander je je antwoord, geef dit dan duidelijk aan. - Ga je niet haasten, ook al voel je tijdsdruk. Tussendoor even een mini-pauze nemen is alleen maar goed voor je concentratie. - Let niet op wat klasgenoten doen. Sommige van hen zullen al snel klaar zijn, maar trek je daar niets van aan en ga rustig verder. - Heb je tijd over? Controleer dan of je volledig antwoord hebt gegeven op álle vragen. Hoe saai het ook is, het is belangrijk, je kunt immers gemakkelijk per ongeluk een (onderdeel van een) vraag overslaan. - Tot slot: bedenk van tevoren of je thuis je antwoorden van het zojuist gemaakte examen wilt nakijken. Hoe reageer je als blijkt dat je veel fouten hebt? Heeft dit negatieve of juist positieve invloed op het leerwerk voor de examens die nog komen gaan? Tip 2: Los een eventuele black-out op met afleiding Mocht je toch een black-out krijgen, bedenk dan dat je kennis echt niet verdwenen is. Krampachtig blijven nadenken versterkt de black-out alleen maar verder. Het beste is om Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 5 even iets anders te gaan doen. Ga even naar de WC of leg gewoon even je pen neer. Als je goed bent voorbereid, zit de kennis in je hoofd en komt het vanzelf weer boven. En mocht het bij die ene vraag toch niet lukken, bedenk dan dat je niet alle vragen goed hoeft te hebben om toch gewoon je examen te halen. Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 6 Hoe pak je open vragen en meerkeuzevragen aan? Een examen bestaat vaak uit een mix van open en meerkeuzevragen. Je hebt verschillende strategieën om tot het juiste antwoord te komen. Bij meerkeuzevragen gaat het erom dat je de juiste uitspraak of bewering kiest, bij meerkeuzevragen is het belangrijk dat je antwoord geeft op de vraag, dat je volledig bent of dat je de juiste berekening toepast. Meerkeuzevragen Veel leerlingen vinden meerkeuzevragen lastig. Er staan namelijk vaak meerdere antwoordmogelijkheden die op elkaar lijken. Hoe pak je zo’n vraag nou het handigste aan? Tip 1: Omcirkel en streep de foute antwoorden weg Lees de vraag goed en omcirkel eventueel de belangrijkste kernwoorden uit de vraag. Vervolgens kun je het beste eerst nagaan welk antwoord je zelf zou geven. Daarna vergelijk je dat met alle antwoordmogelijkheden die er staan. Vaak kun je dan al de twee meest foute antwoord wegstrepen. Er blijven dan nog twee antwoorden over. Lees de vraag nogmaals en bekijk welk antwoord van de twee overgebleven antwoorden het meest volledig is. Tip 2: Blijf bij je gevoel Het komt je vast bekend voor: je krijgt een toets terug, waarbij je ziet dat je het goede antwoord toch nog op het laatst hebt veranderd in een antwoord dat fout blijkt te zijn. Daarom: je eerste ingeving blijkt meestal te kloppen. Verander je antwoord alleen als het een extreem wilde gok was, als je nieuwe inzichten hebt gekregen of als je de vraag per ongeluk verkeerd hebt gelezen. Tip 3: Gok als je het antwoord niet weet Het kan natuurlijk gebeuren dat je het antwoord echt niet weet op de vraag. Gok in dat geval het antwoord, wie weet gok je goed. Je hebt immers een kans van 1 op 4 en misschien zelfs groter als je een fout antwoord hebt weg kunnen strepen. Als je moet gokken, kun je dat ‘slim doen’: - Streep foute antwoorden eerst weg - Let op woorden als ‘altijd’, ‘nooit’ of ‘in geen enkel geval’. Vaak zijn die fout. - Laat je niet leiden door de langste zin of het meest ingewikkelde antwoorden. - Heb je bij je vorige vragen al drie keer A geantwoord, trek je daar niets van aan. Een vierde keer A kan ook gewoon. - Bekijk welke antwoorden sterk op elkaar lijken, vaak is een van die twee antwoorden juist. Open vragen Tip 1: Wees volledig Het komt vaak voor dat vragen niet volledig worden beantwoord en dat je daardoor niet alle punten voor die vraag krijgt. Kijk daarom goed wat er precies gevraagd wordt. Let op woorden als: ‘leg uit’, ‘verklaar’, ‘waarom’ etc. Als er gevraagd wordt naar twee redenen, let er dan op dat je ook echt twee redenen geeft. Als je er meer geeft, tellen die niet mee. Nadat Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 7 je het antwoord hebt opgeschreven, lees de vraag dan nog even door en kijk of je volledig bent geweest. Tip 2: Haal informatie uit de bronnen Vaak krijg je bij een vraag een bron erbij. Dit kan een kaart, afbeelding, grafiek, tabel of afbeelding zijn. Het goed bestuderen van de bron kan je al een eind op weg helpen in het beantwoorden van de vraag. Wat zie ik eigenlijk? Wat is de titel? Wat geeft de bron weer? Is er een legenda? Wat staat er op de x-as en y-as? Welke eenheden zijn er gebruikt? Wie is de maker? Staat er een jaartal bij? Tip 3: Schrijf tussenstappen op Je krijgt niet alleen punten voor het juiste antwoord, ook de tussenberekeningen leveren punten op. Het is jammer om die punten te verliezen, terwijl je wel weet hoe het moet. Tip 4: Schrijf nuttige informatie op Weet je het antwoord op de vraag niet, maar weet je wel iets nuttigs te melden over de vraag? Schrijf maar op! Vaak krijg je hier ook punten voor. Zorg er wel voor dat het relevant blijft en dat je geen onzin op gaat schrijven. Tip 5: Zorg dat je alles nog even controleert Je hebt de laatste vraag gemaakt en het liefst wil je zo snel mogelijk naar huis. Blijf toch nog even zitten en controleer je toets nog even. Heb je niet per ongeluk een vraag overgeslagen? Heb je antwoord gegeven op de vraag? Zijn je antwoorden leesbaar? Ben je nog iets vergeten? Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 8 Programma Blok 1 Blok 2 Blok 3 Blok 4 Blok 5 Cellen en stofwisseling Planten en dieren Het lichaam in stand houden Reageren op prikkels Generatie op generatie Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 9 ___________________________________ ___________________________________ Welkom op de examentraining Biologie VMBO Kader/Basis ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Wat gaan we doen? ___________________________________ De dag: • 5 blokken • Uitleg en opgaven maken • Pauzes – Lunch – Diner – Tussendoor ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Het eindexamen ___________________________________ • Tijdens examen – Kader: 45 vragen in 2 uur – Basis: 35 vragen in 1,5 uur – Als je vastzit: kom later terug – Als je het dan nóg niet weet: schrijf IETS op – Werk netjes! – Tijd over: Controleer NOG eens het hele examen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 10 ___________________________________ ___________________________________ Examenvragen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Examenvragen • • • • Lees eerst de vraag Inventariseer gegevens + markeer Geef antwoord Controleer: – Vraag beantwoord? – Eenheden – Significantie ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Typen vragen • • • • Meerkeuze Open Reken Figuur • Altijd geldt: geef zo precies mogelijk antwoord! ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 11 Figuurvragen ___________________________________ • Grafiek lezen – Wat is de titel? – Assen: absoluut of relatief? ___________________________________ • Grafiek tekenen – gebruik gehele papier – grootheden, eenheden, getallen bij de assen – oorzaak (X-as) en gevolg (Y-as) ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Wat wil een vraag van jou? ___________________________________ • Kennis ___________________________________ • Toepassen • Inzicht ___________________________________ Leren herkennen tijdens vragen maken! ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Kennisvraag ___________________________________ • Vraag die de kennis die je bezit bevraagt • Vaak kort antwoord of meerkeuze ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 12 Toepassingsvraag • Vraag waarin je de kennis die je bezit in een nieuwe situatie moet toepassen • Let goed op de eigenschappen van de nieuwe situatie – Welk deel van je kennis wordt hier toegepast? – Is er iets veranderd ten opzicht van je kennis? ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Inzichtsvraag • Vraag waarbij de kennis die je bezit er voor zorgt dat je iets uit deze situatie kunt concluderen • Vaak met behulp van grafieken, tabel of feiten uit de tekst • Vaak langere antwoorden ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Blok 1: Cellen en stofwisseling ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 13 ___________________________________ Dierlijke cel Cellen Organisme Stofwisseling • Cellen hebben: ___________________________________ – Geen celwand – Wel een celkern ___________________________________ ___________________________________ Dierlijke cel ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Planten cel Cellen Organisme Stofwisseling • Cellen hebben: ___________________________________ – Celwand – Celkern – Vacuole – Bladgroenkorrels (plastiden) ___________________________________ Plantencel ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Overzicht van de Rijken Cellen Organisme Stofwisseling ___________________________________ Bacterie Schimmel Aantal cellen 1 1 of meercellig 1 of meercellig 1 of meercellig Plantencel Dierlijke Cel Celwand? Ja Ja Ja Nee Celkern Nee Ja Ja Ja Grote vacuole? Nee Ja Ja Nee Bladgroenkorrels? Nee Nee Ja Nee ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 14 Verschillende niveaus Cellen Organisme ___________________________________ Stofwisseling GROOT klein Orgaanstelsel orgaan weefsel cel ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Weefsel Cellen Organisme Stofwisseling • Plantaardig weefsels ___________________________________ – Transportweefsel – Dekweefsel • Dierlijke weefsels: ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Organen en organenstelsels Cellen Organisme ___________________________________ Stofwisseling • Orgaanstelsel: Groep organen met dezelfde functie ___________________________________ ___________________________________ Ademhalingsstelsel Verteringsstelsel ___________________________________ Bloedvatenstelsel ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 15 ___________________________________ Stofwisseling Cellen Organisme Stofwisseling Opname van stoffen: Voedsel en zuurstof Verbranding ___________________________________ In het lichaam: Transport, Afbreken, Uitscheiden ___________________________________ Door stofwisseling kan een organisme: • Groeien • Ontwikkelen • Voortplanten ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Organisch vs Anorganisch Cellen Organisme ___________________________________ Stofwisseling Organische stoffen (afkomstig van organismen) Anorganische stoffen (komen zowel in organismen voor als in de levenloze natuur) Koolhydraten Mineralen Eiwitten Water ___________________________________ ___________________________________ Vetten Vitamines ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Fotosynthese Cellen Organisme Licht Stofwisseling Glucose ___________________________________ Zuurstof ___________________________________ Fotosynthese Koolstofdioxide & Water ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 16 ___________________________________ Assimilatie Cellen Organisme Stofwisseling ___________________________________ Omzetten van stoffen tot andere stoffen met meer energie ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Verbranding vs. fotosynthese Cellen Organisme ___________________________________ Stofwisseling Fotosynthese: Koolstofdioxide + water + lichtenergie Glucose + zuurstof Verbranding: Glucose + zuurstof koolstofdioxide + water + energie ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Blok 2: Planten en dieren ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 17 ___________________________________ Indeling Planten en dieren Leven Ecosystemen • Soorten: Een groep dieren die zich onderling kan voortplanten en vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen • Rassen: Een groep dieren binnen een soort ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Gewervelde en ongewervelde ___________________________________ • Ongewervelde dieren. Insecten (tracheeën) ___________________________________ Weekdieren (inktvis) • Gewervelde dieren: Vissen Amfibieën Reptielen Vogels Zoogdieren Kieuwen Kieuwen bij jongen, later longen Longen Longen Longen Eieren in water Eieren in water Eieren op het land Eieren op land Geboren Koudbloedig Koudbloedig Koudbloedig Warmbloedig Warmbloedig Beenschubben Huidademhaling Hoornschubben Veren Haren ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Gebit van zoogdieren Planten en dieren Leven Ecosystemen ___________________________________ Planteneter Vleeseter Alleseter ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 18 ___________________________________ Planten ___________________________________ ___________________________________ Doorsnede van een blad ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Insect en windbestuiving Wind • Plakkerig stuifmeel • Grote en uitstekende stamper en meeldraden ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Insect • Geur • Kleur • Nectar • Plakkerig stuifmeel ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Planten ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 19 ___________________________________ Leven Planten en dieren Ecosystemen Leven Levensverschijnselen: • Ademhaling • Voeden • Uitscheiden • Bewegen • Groeien • Voortplanten • Reageren op prikkels ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Ecosystemen Planten en dieren Leven Ecosystemen • Relaties tussen organismen 1. Producenten 2. Reducenten 3. Consumenten ___________________________________ Consumenten Producenten ___________________________________ ___________________________________ Reducenten ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Voedselweb en keten Planten en dieren Leven ___________________________________ Ecosystemen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 20 Piramide van biomassa Planten en dieren Leven ___________________________________ Ecosystemen Consumenten (C3) ___________________________________ Consumenten (C2) Consumenten (C1) ___________________________________ Producenten (P1) ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Functies binnen de kringloop Planten en dieren Leven ___________________________________ Ecosystemen • Planten – Producenten ___________________________________ • Dieren – Consumenten • Bacteriën en schimmels - Reducenten ___________________________________ Energieverloop? Biotische en Abiotische factoren, en de relatie daartussen in een ecosysteem ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Blok 3: Het lichaam in stand houden ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 21 ___________________________________ Verteringstelsel ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Mondholte Voeding Bloed Ademhaling Uitscheiding • Kauwen: voedsel fijn maken • Speeksel ___________________________________ – Vertering koolhydraten – Dood bacteriën – Zorgt dat het voedsel makkelijk door de darmen heen kan glijden ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Maag Voeding Bloed • Tijdelijke opslag Ademhaling Uitscheiding ___________________________________ • Maagsap zuur – Dood ziektekiemen ___________________________________ • Vertering van: – Eiwitten ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 22 ___________________________________ Darmen • Twaalfvingerige darm ___________________________________ – Alvleessap uit de alvleesklier – Gal uit de galblaas • Dunne darm – Darmsap – Sterk vergroot oppervlak ___________________________________ • Verteert: – Eiwit, vet en koolhydraten ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Darmen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Darmen Voeding Bloed Ademhaling Uitscheiding • Brij van onverteerde voedselresten uit de dunne darm ___________________________________ • Opname van water • Bevat veel bacteriën ___________________________________ – Maken vitamines en andere nuttige stoffen • Darmperistaltiek ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 23 ___________________________________ Verteren Voeding Bloed Ademhaling Uitscheiding • Enzymen helpen bij verteren ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Voedingstoffen Voeding Bloed Ademhaling Uitscheiding • Bouwstoffen – Aanmaak nieuwe cellen en weefsels (eiwitten) ___________________________________ • Brandstoffen – Leveren energie (koolhydraten) ___________________________________ • Reservestoffen – Worden opgeslagen om later gebruikt te worden (vet) • Beschermende stoffen ___________________________________ – Houden het lichaam gezond (vitamine) ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Bloedvatenstelsel Voeding Bloed • Slagaders – Van het hart af – Dikke wand geen kleppen – Hoge bloeddruk • Haarvaten – Uitwisseling van stoffen • Aders – Naar het hart toe – Dunne wand met kleppen – Lage bloeddruk Ademhaling Uitscheiding ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 24 ___________________________________ Hart Voeding Bloed Ademhaling Uitscheiding • Transporteert stoffen door het lichaam heen • Kleine en grote bloedsomloop ___________________________________ ___________________________________ • Hart – Kransslagaders – Kransaders ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Bloedvatenstelsel • Bloedplasma (55%) ___________________________________ • Bloeddeeltjes (45%) – Rode bloedcellen • Vervoeren zuurstof ___________________________________ – Witte bloedcellen • Zuiveren het bloed – Bloedplaatjes • Zorgen voor bloedstolling ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Gaswisseling Voeding Bloed Ademhaling Uitscheiding • Functies: 1. Opname van zuurstof 2. Afgifte van koolstofdioxide ___________________________________ • Buikademhaling ___________________________________ – middenrifspier • Borstademhaling – Tussenribspieren • Longblaasjes ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 25 ___________________________________ Lever Voeding Bloed Ademhaling Uitscheiding • Functies – Zet glucose om in glycogeen en slaat dit op – Productie gal – Afbraak van giftige stoffen • Alcohol • Medicijnen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nieren Voeding Bloed Ademhaling Uitscheiding ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nieren Voeding Bloed • Nierschors: – Filtratie van het bloed • Niermerg: – Vorming van urine • Nierbekken: – Verzameling urine en afvoer naar blaas Ademhaling Uitscheiding ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 26 ___________________________________ ___________________________________ Blok 4: Reageren op prikkels ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Prikkels verwerken Zenuwstelsel Hormonen Zintuigen • Functie: Vangen prikkels op uit de omgeving ___________________________________ • Deze prikkels worden omgezet in impulsen • Deze gaan via het zenuwstelsel naar de hersenen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Zenuwstelsel ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 27 ___________________________________ De hersenen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Zenuwcel Zenuwstelsel Hormonen Zintuigen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Zenuwcellen en reflex • Soorten zenuwcellen – Gevoelszenuw – Schakelcel – Bewegingszenuwcel • Reflexen – – – – Terugtrekreflex Strekreflex Kniepeesreflex Pupilreflex ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 28 ___________________________________ Bewust en onbewust Zenuwstelsel Hormonen Zintuigen • Werkt met impulsen ___________________________________ • Bewust zenuwstelsel – Bewuste activiteiten en reflexen ___________________________________ • Onbewust zenuwstelsel – Onbewuste activiteiten ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Leerprocessen Zenuwstelsel Hormonen Zintuigen Stoffen die bepaalde organen beïnvloeden ___________________________________ ___________________________________ Benoemen verschillende Hormoonklieren en functies ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Oren Zenuwstelsel • • • • • • Oorschelp Gehoorgang Trommelvlies Gehoorbeentjes Slakkenhuis Gehoorzenuw Hormonen Zintuigen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 29 ___________________________________ Ogen Zenuwstelsel Hormonen Zintuigen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Ogen Zenuwstelsel Hormonen Zintuigen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Huid Zenuwstelsel Hormonen • Functies van de huid – Bescherming – Gevoel (tast, druk, pijn, temp.) – Temperatuurregulatie (!) Isolerende werking vet Bloedvaten wijder Zweten Kippenvel Zintuigen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 30 ___________________________________ Stoffen in de huid Zenuwstelsel Hormonen Zintuigen • Twee stoffen die in de huid gemaakt worden onder invloed van zonlicht (!!) ___________________________________ – Vitamine D – Pigment • Waarom beschermt pigmentproductie tegen verbranding en huidkanker en waarom is het logisch dat mensen die dicht bij de evenaar wonen een donkerdere huid hebben? ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Huid in lagen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Blok 5: Generatie op generatie ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 31 Voortplantingsorganen (vrouw) ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Voortplantingsorganen (man) ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Bevruchting Voortplanting Embryo en geboorte • Zaadcel: – Kern met DNA en zwemstaart • Eicel: – Grote cel met veel voedsel voor de ontwikkeling Voorbehoeding Planten ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 32 ___________________________________ Ontwikkeling van embryo Voortplanting Embryo en geboorte Voorbehoeding Planten • Youtube filmpje ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Ontwikkeling van foetus Voortplanting • • • • Embryo en geboorte Voorbehoeding Planten Vruchtvliezen Vruchtwater Navelstreng Placenta ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Geboorte Voortplanting Embryo en geboorte Voorbehoeding 3 fasen: 1. Ontsluiting, 2. Uitdrijving, 3. Nageboorte Planten ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 33 ___________________________________ Voorbehoedsmiddelen Voortplanting Embryo en geboorte Voorbehoeding Planten • De pil (voorkomt ovulatie/eisprong) • Het condoom m/v (sperma kan de baarmoeder niet bereiken) • De spiraal (voorkomt innesteling van het embryo) • Het pessarium + zaaddodende pasta (dekt baarmoeder af) • Sterilisatie m/v (zaadleiders/eileiders worden doorgesneden) ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Voortplanting bij planten Voortplanting Embryo en geboorte Voorbehoeding 1. Ongeslachtelijke voortplanting Planten ___________________________________ 2. Geslachtelijke voortplanting (bestuiving) – Windbestuiving – Insectenbestuiving – Overbrenging via water (waterplanten) ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Geslachtelijk voortplanting • Stamper (eicel) • Stuifmeelkorrels (mannelijk) ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 34 Blok 1: Cellen en stofwisseling Luiaards Luiaards zijn zoogdieren die in het tropisch regenwoud in Zuid-Amerika leven. Ze hangen aan takken in bomen, waarvan ze de bladeren eten. Ze bewegen zich heel langzaam. Ze slapen ruim achttien uur per dag. In die tijd verteren ze hun voedsel. 1. Luiaards hebben een langer darmkanaal dan even grote vleeseters, omdat plantaardig voedsel moeilijker te verteren is dan vlees. In de afbeelding is een plantencel weergegeven. Welke letter geeft het deel aan dat vooral moeilijk te verteren is? A. B. C. D. P Q R S In het verteringskanaal van luiaards bevinden zich veel bacteriën die plantencellen goed kunnen afbreken. De afbeelding toont twee verschillende cellen die aangetroffen worden in het verteringskanaal van een luiaard: een bacterie en een cel van een luiaard. 2. Welke letter stelt de dierlijke cel voor? Leg uit waaraan je dat kunt zien in de afbeelding. Levercellen In de afbeelding is een levercel weergegeven. De levercellen worden beschadigd door de giftige stof die het DNA beschadigd. Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 35 3. Welke letter geeft het deel van de cel aan dat dan wordt beschadigd? A. P B. Q C. R Pneumokokken Pneumokokken zijn eencellige ziekteverwekkers die bij veel mensen in de slijmvliezen van neus- en keelholte voorkomen. Meestal veroorzaken ze geen ziekteverschijnselen, maar soms hebben ze ernstige ziekten tot gevolg zoals hersenvliesontsteking of longontsteking. Pneumokokken hebben wel een celwand, maar geen celkern. 4. Tot welke groep behoren deze organismen? A. tot de bacteriën B. tot de dieren C. tot de planten D. tot de schimmels Stofwisseling Een leerling maakt een schema om een aantal processen in de koolstofkringloop weer te geven (zie de afbeelding). Koolstof komt onder andere voor in koolhydraten in een dier. Drie koolhydraten zijn: glucose, glycogeen en zetmeel. 5. Welke koolhydraten komen in cellen van een dier voor? A. alleen glucose en glycogeen B. alleen glucose en zetmeel C. alleen glycogeen en zetmeel D. glucose, glycogeen en zetmeel Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 36 Verschillende cellen 6. Organismen worden ingedeeld in groepen: bacteriën, dieren, planten en schimmels. Je ziet in de tabel twee cellen. Kruis aan bij welke groep elke cel hoort. Organen en orgaanstelsels 7. In de afbeelding zijn drie organen met een letter aangegeven. Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 37 1p 24 In haar eerste levensjaar krijgt Jalien op het verschillende inentingen. Inentingen 8. In haar eerste levensjaar krijgt een baby op het consultatiebureau verschillende inentingen. Hierbij wordt met een naald door verschillende lagen van de huid geprikt. Hoe heet de buitenste laag van de huid? A. Lederhuid B. Onderhuids bindweefsel C. Opperhuid 9. Na de inenting komt er een beetje bloed naar buiten. Al snel stolt heteen bloed en door verschillen Hierbij wordt met naald stopt het bloeden. Je ziet drie verschillende bloeddeeltjes. Hoe heet de buitenste laag van de huid? A lederhuid B onderhuids bindweefsel C opperhuid 1p 25 Na de inenting komt er een beetje bloed naa bloed en stopt het bloeden. Je ziet drie verschillende bloeddeeltjes. Welk type bloeddeeltje heeft als functie het laten stollen van het bloed? A. Bloeddeeltje Q B. Bloeddeeltje R C. Bloeddeeltje S Groeien als kool 10. Koolplanten maken glucose bij de fotosynthese. Deze fotosynthese vindt plaats in de bladeren. Welk type bloeddeeltje heeft als functie het Een blad neemt een gas op dat nodig is voor de A bloeddeeltje Q fotosynthese. Bij de fotosynthese wordt ook een B bloeddeeltje R gas gemaakt dat door het blad wordt afgegeven. Hoe heet het gas dat wordt opgenomen? En C bloeddeeltje S hoe heet het gas dat wordt afgegeven? Het opgenomen gas heet: ......................................................................... Het afgegeven gas heet: ........................................................................... 11 / 17 BB-0191-a-13-1-o Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 38 Blok 2: Planten en dieren Kindergebit De baby kreeg de eerste delen van haar gebit toen ze zes maanden oud was. Het waren delen in haar onderkaak. 1. Welke delen krijgt de baby volgens de foto als eerste? A. Hoektanden B. Knipkiezen C. Knobbelkiezen D. Plooitanden E. Snijtanden 2. Het gebit wordt gepoetst met tandpasta met fluor. De buitenste laag van het gebit wordt daardoor harder. Zo worden de tanden en kiezen beschermd tegen bederf. Hoe heet de buitenste laag van tanden en kiezen? 3. In de mond van de baby maken klieren speeksel. Noteer twee andere typen klieren die een verteringssap produceren. ___________________________________________________________________________ De ooievaar 4. Het Centraal Bureau voor de Statistiek houdt al jaren bij hoeveel jongens en meisjes in Nederland worden geboren. De tabel toont deze geboortecijfers. Maak met de gegevens het staafdiagram af. Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 39 5. Je ziet drie afbeeldingen van dieren in Nederland. Welke twee dieren hebben hetzelfde type ademhalingsorganen? A. De karper en de adder B. De ooievaar en de adder C. De ooievaar en de karper 6. De ooievaar heeft een lange snavel waarmee hij goed kikkers en mollen kan vangen. De afgebeelde vogel heet vliegenvanger. De naam vliegenvanger is goed gekozen, want hij vangt veel vliegen. Aan welk lichaamsdeel zie je dat deze vliegenvanger een insecteneter is? Leg je antwoord uit. Je ziet dat aan: .......................................................................................... want: .......................................................................................................... ................................................................................................................... Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 40 7. Ooievaars kunnen een mol vastgrijpen en doorslikken. Dat is niet zonder gevaar. De slokdarm kan door de scherpe graafklauwen van de mol beschadigd worden. Een mol graaft met die klauwen door de grond en vangt regenwormen als voedsel. Regenwormen eten veel resten van planten, zoals bladeren. Met de vier organismen uit de tekst kan een voedselketen van vier schakels gevormd worden. Schrijf deze voedselketen op. ___________________________________________________________________ Voedselweb Je ziet in de afbeelding een voedselweb met meerdere voedselketens. 8. Organismen worden ingedeeld in consumenten, producenten en reducenten. Komen deze groepen in een voedselweb voor? Kruis je antwoorden aan in de tabel. 9. Welk levenskenmerk stellen de pijlen in het voedselweb voor? A. Reageren op prikkels B. Voeden C. Voortplanting Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 41 Vlinders Je ziet een tekening van een vlinder en een tekening van twee verschillende typen antennen. determineertabel van vlinders 1a De antennen zijn plat. ........................................................... ga naar 2 1b De antennen zijn bol. ............................................................ ga naar 3 2a De vleugels bevatten één of meer “oogjes”. ........................... cleopatra 2b De vleugels bevatten geen “oogjes”. ................................ zomervlinder 3a De voorvleugels hebben één kleur. ....................................... ga naar 4 3b De voorvleugels hebben meerdere kleuren. ............................ atalanta 4a De vleugels bevatten één of meer “oogjes”. .......................... koevinkje 4b De vleugels bevatten geen “oogjes”. ..................................... ga naar 5 5a De aders op de vleugels zijn goed zichtbaar. .......... klein geaderd witje 5b De voorvleugels hebben een zwarte vlek. .............................. koolwitje 10. Hoe heet de afgebeelde vlinder? A. Atlanta B. Cleopatra C. Klein geaderd witje D. Koevinkje E. Koolwitje F. Zomervlinder 11. Hoe heten de ademhalingsorganen van insecten zoals vlinders? A. Kieuwen B. Longen C. Tracheeën Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 42 Blok 3: Lichaam in stand houden Melk 1. De eerste vijf maanden krijgt de baby borstvoeding, daarna flesvoeding. Je ziet een deel van een etiket van flesvoeding. Bevat deze flesvoeding brandstoffen? En bevat deze flesvoeding bouwstoffen? A. Alleen bouwstoffen B. Alleen brandstoffen C. Zowel brandstoffen als bouwstoffen 2. Een deel van de stoffen in de flesvoeding moet verteerd worden. Daarna worden de voedingsstoffen in het bloed opgenomen. Eén bestanddeel in de flesvoeding is onverteerbaar en wordt niet opgenomen in het bloed. Noteer dit bestanddeel. 3. Moeder Loes maakt met poeder en water een halve liter (= 500 mL) van deze flesvoeding. Hoeveel gram poeder moet ze dan gebruiken? A. 7,3 gram B. 50 gram C. 73 gram D. 100 gram 4. De baby maakt, net als ieder mens, deel uit van een voedselkringloop. Is de baby een consument, een producent of een reducent? A. Consument B. Producent C. Reducent Voedingsstoffen uit deze flesvoeding worden opgenomen in het bloed. Het hart pompt die stoffen door het lichaam. Je ziet een deel van de bloedsomloop. 5. Welk bloedvat is aangegeven met letter S? A. Aorta B. Holle ader C. longader D. poortader Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 43 6. Welk bloedvat maakt deel uit van de kleine bloedsomloop? A. Bloedvat Q B. Bloedvat R C. Bloedvat S D. Bloedvat T 7. Welk deel van het hart pompt bloed naar bloedvat R? A. Linkerboezem B. Linkerkamer C. Rechterboezem D. Rechterkamer ___________________________________________________________________ Slikken 8. De huig en het strotklepje hebben een functie bij slikken en ademhalen. Kruis in de tabel aan welk deel de huig afsluit tijdens slikken. En kruis in de tabel aan welk deel het strotklepje tijdens slikken afsluit. Organen printen ___________________________________________________________________ Er is een tekort aan donororganen. Met behulp van een speciale printer Organen willenprinten wetenschappers organen maken. Zo is het gelukt om een aorta en Er is een een blaas tekort te aan donororganen. Met behulp van een speciale printer willen printen. wetenschappers organen maken. Zo is het gelukt om een aorta en een blaas te printen. 1p 1p 1p 2 Je ziet een tekening van het 9. Je ziet een tekening van het bloedvatenstelsel. bloedvatenstelsel. Welke letter geeft het Welke letter geeft het bloedvat aan dat bloedvat aan dat door de wetenschappers is door de wetenschappers is geprint? geprint? A A.letter QQ Letter B B.letter RR Letter C C.letter SS Letter D D.letter TT Letter 10. Davids blaas werkt niet. Zijn blaas wordt vervangen door een geprinte blaas. Hierdoor kan David weer plassen. Hoe heet het deel van de penis waardoor urine zijn lichaam verlaat? A. Urinebuis 3 Davids blaas werkt niet. Zijn blaas wordt vervangen door een geprinte B. Urineleider blaas. Hierdoor kan David weer plassen. C. Zaadleider Hoe heet het deel van de penis waardoor urine zijn lichaam verlaat? A urinebuis B urineleider Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 C zaadleider 4 Davids nieuwe blaas is verbonden met het bloedvatenstelsel. 44 Hoe heet het deel van de penis waardoor urine zijn lichaam verlaat? A urinebuis B urineleider C zaadleider 1p 4 Davids nieuwe blaas is verbonden met het bloedvatenstelsel. 11. Davids nieuwe blaas verbonden het bloedvatenstelsel. In de afbeelding zie In de afbeelding zieisje drie typenmet bloedvaten. jeWelk drie typen bloedvaten. Welk bloedvatbloed vervoert bloed naar type bloedvat vervoert type zuurstofrijk naarzuurstofrijk Davids nieuwe blaas? Davids nieuwe blaas? Medicijnen ___________________________________________________________________ 5 Dennis slikt een pil waarvan de inhoud Medicijnen alleen in een sterk zure alleen omgeving. 12. Dennis slikt vrijkomt een pil waarvan de inhoud In welk deel komt het medicijn dan vrij? vrijkomt in een sterk zure omgeving. In welk deel deel Q dan vrij? komtAhetinmedicijn A.B Inindeel QR deel B.C Inindeel RS deel C.D Inindeel ST deel D. In deel T 1p Een ander medicijn wordt ingespoten in het bloed. Zo’n medicijn komt via het bloed op de plek waar het BB-0191-a-15-1-o 3 / 15 zijn werking heeft. Q R lees verder ► ► ► S 13. Een medicijn dat in de hersenen zijn werking heeft, wordt in een armader ingespoten. Hoe vaak komt dit medicijn minimaal door het hart T voordat het in de hersenen aankomt? A. Nul keer B. één keer C. twee keer ___________________________________________________________________ Hooikoorts 14. Op een zomerse dag zweeft stuifmeel door de lucht. Eenmooie, anderwinderige, medicijn wordt ingespoten in er hetveel bloed. Zo’n medicijn komtAls via stuifmeel in de neus komt, maken witte bloedcellen afweerstoffen. Deze stoffen het bloed op de plek waar het zijn werking heeft. komen in het bloed terecht. Waardoor worden deze stoffen vervoerd? A. Door de bloedplaatjes B. Door de rode bloedcellen 1p 6 C.Een medicijn dat in de hersenen zijn werking heeft, wordt in een armader Door het bloedplasma ingespoten. Hoe vaakdoor komt medicijn minimaal door hetstuifmeel hart voordat 15. Bij inademen dedit neus houdt het neusslijmvlies tegen.het in de hersenen aankomt? Neusademhaling wordt met mondademhaling vergeleken. Een voordeel van A nul keer is dat ingeademde lucht gezuiverd wordt. neusademhaling keertwee andere voordelen op van neusademhaling ten opzichte van B één Schrijf mondademhaling. C twee keer Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 45 16. Niezen zorgt ervoor dat een deel van het neusslijmvlies schoner wordt. In welke volgorde verlaat lucht tijdens niezen het lichaam? A. bronchiën → longblaasjes → luchtpijp → keelholte → neusholte B. longblaasjes → bronchiën → luchtpijp → keelholte → neusholte C. luchtpijp → bronchiën → longblaasjes → keelholte → neusholte Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 46 Ogen en oren Je ziet op de foto dat Jalien het niet leuk vond om geprikt te Ogen en oren worden. Blok 4: Reageren op prikkels Je ziet op de foto dat Jalien het niet leuk vond om geprikt te Ogen en oren Je ziet op deworden. foto dat de baby het niet leuk vond om geprikt te worden. 1p 1. Traanvocht wordt gemaakt door traanklieren. Welk deel in de afbeelding 26 Traanvocht wordt gemaakt door traanklieren. geeft een traanklier aan? Welk deel in de afbeelding geeft een traanklier aan? 1p A B C 26 A. deel B. deel C. deel Traanvocht wordt gemaakt door traanklieren. Welk deel in de afbeelding geeft een traanklier aan? Deel Q Q Deel R R Deel S S A 1p deel Q 2. De babyBmoet weer deel R lachen als ze haar opa ziet. In welk deel van de baby’s ogen 27 Jalien moet weer lachen als ze opa Frans ziet. wordt licht omgezet C deel S in impulsen die naar de hersenen gaan? In welk deel van Jaliens ogen wordt licht omgezet in impulsen die naar de A. In het harde oogvlies hersenen gaan? het hoornvlies 1p B. 27 InJalien moet weer lachen als ze opa Frans ziet. A in C. hetInharde oogvlies netvlies Inhet welk deel van Jaliens ogen wordt licht omgezet in impulsen die naar de B in D. hetInhoornvlies het vaatvlies hersenen gaan? C in het netvlies A in het harde oogvlies 3.D De baby niethoornvlies zo goed meer. Bij het schoonmaken van haar gehoorgang met in het vaatvlies Bhoort in het een wattenstaafje is namelijk oorsmeer tegen een vlies geduwd. C in het netvlies Letter P Dgeeft dit deel aan. in het vaatvlies BB-0191-a-13-1-o Hoe heet deel P? BB-0191-a-13-1-o 12 / 17 lees verder ► ► ► 12 / 17 Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 lees verder ► ► ► 47 4. In welk deel van het gehoororgaan bevinden zich de gehoorzintuigcellen? A. In de gehoorsbeentjes B. In de gehoorszenuw C. In de oorschelp D. In het slakkenhuis ___________________________________________________________________ Olifanten en temperatuur Bij veel dieren zorgt beharing voor isolatie maar bij olifanten juist niet. De dunne beharing van olifanten zorgt voor wind langs de huid. Deze wind zorgt voor afkoeling. Ook bloedvaten in de huid helpen bij afkoeling. 5. De haren in de afbeelding staan rechtovereind. De haarspieren zijn dan aangespannen. Waar bevinden deze haarspieren zich? A. In de lederhuid B. In de opperhuid C. In het onderhuis bindweefsel 6. De bloedvaten in de huid helpen om het lichaam af te koelen. Hoe doen bloedvaten dit? A. Door nauwer te worden B. Door te sluiten C. Door wijder te worden 7. Olifanten hebben geen zweetklieren. Welke letter in de afbeelding geeft een deel aan dat ontbreekt bij olifanten? A. Letter Q B. Letter R C. Letter S Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 48 Mensen kunnen goed inschatten wanneer ze zullen botsen met een wanneer mensen bang zijn. naderend Wetenschappers onderzoeken of dit ook het geval is Gevaar zienvoorwerp. Proefpersonen zien op een beeldscherm een object dat steeds dichterbij wanneer mensen bang zijn. lijkt te komen. Het lijkt alsof het object op het scherm met een bepaalde Proefpersonen zien op een beeldscherm een object dat steeds dichterbij snelheid dichterbij komt. Mensen kunnen inschatten wanneer ze scherm zullen botsen met een lijkt te komen. Hetgoed lijkt alsof het object op het met een bepaalde Je ziet dit op het beeldscherm uitgebeeld. naderenddichterbij voorwerp. Wetenschappers onderzoeken of dit ook het geval is snelheid komt. Gevaar zien wanneer mensen bang zijn. uitgebeeld. Je ziet dit op het beeldscherm Mensen kunnen goed wanneer zeeen zullen botsen een dichterbij naderend Proefpersonen zien inschatten op een beeldscherm object datmet steeds voorwerp. Wetenschappers onderzoeken of dit ook het geval is wanneer mensen lijkt te komen. Het lijkt alsof het object op het scherm met een bepaalde bang zijn. Proefpersonen zien op een beeldscherm een object dat steeds dichterbij snelheid dichterbij komt. lijkt te komen. Het lijkt alsof het object op het scherm met een bepaalde snelheid Je ziet dit op het beeldscherm uitgebeeld. dichterbij komt. Je ziet dit op het beeldscherm uitgebeeld. Het beeldscherm gaat uit. Vervolgens moeten de proefpersonen op een knopbeeldscherm drukken wanneer ze Vervolgens denken dat moeten het object hen zou botsen. Het gaat uit. de met proefpersonen op een knop drukken wanneer ze denken dat het object met hen zou botsen. Een onderzoeksvraag was: “Drukken mannen sneller op de knop bij een dreigend object dan bijwas: een “Drukken onschuldig object?” Een onderzoeksvraag mannen op de knop bij knop een Het beeldscherm gaat uit. Vervolgens moeten de sneller proefpersonen op een Het beeldscherm gaat uit. Vervolgens moeten de proefpersonen op een dreigendwanneer object dan bij eendat onschuldig drukken ze denken het objectobject?” met hen zou botsen. In de afbeelding zie je twee gebruikte objecten. knop drukken wanneer ze“Drukken denken dat het object henknop zoubij botsen. Een onderzoeksvraag was: mannen snellermet op de een dreigend object dan bij een onschuldig object?” In de afbeelding zie je twee gebruikte objecten. onderzoeksvraag was: “Drukken mannen sneller op de knop bij een InEen de afbeelding zie je twee gebruikte objecten. dreigend object dan bij een onschuldig object?” In de afbeelding zie je twee gebruikte objecten. detabel tabelstaat staat hoe lang gemiddeld duurde voordat opknop de knop InInde hoe lang hethet gemiddeld duurde voordat op de werdwerd gedrukt gedrukt nadat het beeld werd. In de het tabel staat hoe langzwart het gemiddeld duurde voordat op de knop werd nadat beeld zwart werd. gedrukt nadat het beeld zwart werd. dreigend object onschuldig object object onschuldig object mannen dreigend 2,5 seconde 5,2 seconde In de tabel staat lang het gemiddeld duurde voordat op de knop werd mannen 2,5 seconde 5,2 vrouwen 2,2hoe seconde 5,8 seconde seconde gedrukt nadat2,2 hetseconde beeld zwart werd. 5,8 seconde 8.vrouwen Je ziet de opstelling van het onderzoek. dreigend object onschuldig object mannen 2,5 seconde De proefpersoon bevindt zich op 405,2 seconde vrouwen 2,2het seconde 5,8 seconde centimeter van beeldscherm. Licht van het beeldscherm gaat door deel P BB-0191-a-15-1-o voordat het op het netvlies valt. 8 / 15 BB-0191-a-15-1-o Hoe heet deel P? 8 / 15 BB-0191-a-15-1-o 8 / 15 Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 lees verder ► ► ► lees verder ► ► ► lees verder ► ► ► 49 9. Waar wordt de proefpersoon zich bewust van het object op het beeldscherm? A. in de grote hersenen B. in de hersenstam C. in de kleine hersenen 10. Leg met behulp van de resultaten uit dat het antwoord op de onderzoeksvraag “ja” is. 11. Bij dit onderzoek moest een proefpersoon bewust nadenken over het moment waarop de botsing zou plaatsvinden. Onbewust reageert iemand veel sneller. Wegduiken voor een tennisbal gaat bijvoorbeeld zo snel dat je er niet over hoeft na te denken. Hoe heet zo’n snelle, onbewuste reactie? Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 50 Blok 5: Generatie op Generatie Nieuw leven 1. Een eicel wordt bevrucht door een mannelijke geslachtscel. Bij planten en bij dieren groeit uit een bevruchte eicel een nieuw organisme. Hoe heet een mannelijke geslachtscel bij dieren? En hoe heet een mannelijke geslachtscel bij planten? Bij dieren: ................................................................................................... Bij planten: ................................................................................................. januari februari 4 5 52 1 2 3 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 week m d w d v z z 13 14 15 week m d w d v z z 26 27 28 29 30 oktober november week m d w d v z z 40 41 42 43 44 44 45 46 47 48 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 26 27 28 29 30 23 30 24 31 25 26 27 28 29 april 1 2 3 4 5 6 7 8 1 2 3 4 5 6 7 6 7 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 8 9 20 27 21 28 22 29 23 24 25 26 mei 9 10 11 12 13 14 15 16 17 16 17 18 19 20 21 22 18 23 30 24 25 26 27 28 29 juli 1 5 maart week m d w d v z z 2 3 4 5 6 7 8 8 9 10 11 12 13 14 9 10 11 12 13 14 15 15 16 17 18 19 20 21 16 17 18 19 20 21 22 23 30 24 31 25 26 27 28 29 22 29 23 30 24 31 25 26 27 28 10 11 12 13 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 juni 18 19 20 21 22 22 23 24 25 26 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 4 5 6 7 1 8 2 9 3 10 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 35 36 37 38 39 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 27 28 29 30 31 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 augustus 31 9 13 14 15 16 17 18 19 12 13 14 15 16 17 18 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 september 20 21 22 23 24 25 26 19 20 21 22 23 24 25 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 december 48 49 50 51 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 52 1 24 31 25 26 27 28 29 30 2. Ingrid is zwanger. Om de 28 dagen werd Ingrid ongesteld. Op 11 mei had Ingrid 1p 3 Ingrid is zwanger. de eerste dag van haar laatste menstruatie. Op een dag daarna was de Om waardoor de 28 dagen Ingrid ongesteld. bevruchting zij inwerd verwachting raakte. Op welke datum was die Op 11 mei had Ingrid de eerste dag van haar laatste menstruatie. bevruchting? Op een dag daarna was de bevruchting waardoor zij in verwachting A. 12 mei raakte. B. 19 mei Op welke datum was die bevruchting? C. 26 mei A 12 mei B 19 mei duurt bij mensen 38 weken, gerekend vanaf de 3. Een zwangerschap C 26 mei bevruchting. Ongeveer twee weken na de bevruchting dacht Loes voor het eerst dat ze misschien in verwachting was. Ze zei: “Ik ben overtijd.” Een zwangerschap bijzwanger mensenis? 38 weken, gerekend vanaf de een aanwijzing dat eenduurt vrouw A. Zebevruchting. verliest menstruatiebloed B. ZeOngeveer is niet ongesteld geworden twee weken na de bevruchting dacht Loes voor het eerst dat ze misschien in verwachting was. Ze zei: “Ik ben overtijd.” Wat is een aanwijzing dat een vrouw zwanger is? A Ze verliest menstruatiebloed. Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 51 B Ze is niet ongesteld geworden. C Ze voelt geen beweging in haar baarmoeder. 1p Wat4is C. Ze voelt geen beweging in haar baarmoeder 4. De zinnen in de tabel gaan over het begin van een zwangerschap. De zinnen in de tabel staan niet in de juiste volgorde. Wat is de juiste volgorde? A. 1-2-3-4 B. 1-2-4-3 C. 1-4-3-2 D. 3-1-2-4 E. 3-1-4-2 F. 3-2-4-1 5. Bij de geboorte kwam het hoofdje als eerste naar buiten. Vader Bart schrok van de vorm van het hoofdje van de baby. De verpleegkundige stelde hem gerust: “De schedel van de baby kan door de geboorte een beetje vervormen. Dat verdwijnt vanzelf na een paar dagen.” Tot welk orgaanstelsel behoort de schedel? 6. Na de geboorte van baby knipte vader Bart de navelstreng door. Na enige tijd had Ingrid opnieuw weeën en volgde de nageboorte. Kruis de drie delen aan die bij de nageboorte afgevoerd worden. 7. Vlak na de geboorte schrok de baby. Ze spreidde haar armpjes wijd uit en opende haar handjes. Dit is een onbewuste reactie. Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 52 Hoe heet zo ́n onbewuste reactie? 8. De toestand van een baby wordt na de geboorte in een cijfer uitgedrukt. Een dokter kijkt naar verschillende karakteristieken van een baby en geeft elk 0, 1 of 2 punten. Die punten worden opgeteld. Een puntentotaal van 7 of hoger is normaal. In de tabel staat aangegeven hoe dit gedaan wordt. Een levenskenmerk waarop wordt gelet met deze test is ademhaling. Noteer een ander levenskenmerk waarop wordt gelet met deze test. 9. De dokter onderzoekt de baby direct na de geboorte. Zij ziet een baby die: een geheel roze huid heeft een goede spierspanning heeft onregelmatig ademt een hartfrequentie van 90 slagen per minuut huilt Welk cijfer geeft zij de baby volgens de tabel? A. 7 B. 8 C. 9 D. 10 10. Na het doorknippen van de navelstreng blijft hiervan een stukje aan de baby vastzitten. Dit stukje navelstreng droogt in. Na ongeveer zes dagen laat het los van de buik. Dat plekje op de buik heet de navel. Bij de pasgeborene werd de navel rood en ging stinken. Ze had een navelinfectie die veroorzaakt was door bacteriën. Welke bloeddeeltjes bestrijden die bacteriën? A. Bloedplaatjes B. Rode bloedcellen C. Witte bloedcellen Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 53 Het consultatiebureau 1p 23 Op het consultatiebureau is tot Jaliens eerste verjaardag regelmatig haar 11. Op het consultatiebureau is tot de eerste verjaardag van de baby regelmatig haar gewicht gemeten. gewicht gemeten.De Deresultaten resultatenstaan staan in in het het diagram. diagram. 9 gewicht (kg) 8,5 8 7,5 7 6,5 6 5,5 5 4,5 4 3,5 0 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 tijd (...1...) Wat opop plaats (...1...) staan? Watmoet moetonder onderhet hetdiagram diagram plaats (…1...) staan? A. Weken A weken B. Maanden B maanden C. Jaren C jaren ___________________________________________________________________ Niet in verwachting 12. Drie manieren om zwangerschap te voorkomen zijn: Gebruik van ‘de pil’ Gebruik van condooms Sterilisatie van de man De werking van deze drie manieren is niet dezelfde. Kruis in de tabel de werking van elke manier aan. BB-0191-a-13-1-o 10 / 17 Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 lees verder ► ► ► 54 Sportbeha 1p Sportbeha 11 Je ziet een sportbeha. Een sportbeha ondersteunt de borsten van een 13. Je ziet een sportbeha. Een sportbeha ondersteunt de borsten van een vrouw vrouw tijdens het sporten. tijdens het sporten. Tot welke geslachtskenmerken behoren de door een sportbeha ondersteunde Tot welke geslachtskenmerken behoren de door een sportbeha organen? ondersteunde A. Alleen totorganen? de primaire geslachtskenmerken A B. alleen tottotdedeprimaire geslachtskenmerken Alleen secundaire geslachtskenmerken Tot de en tot degeslachtskenmerken secundaire geslachtskenmerken B C. alleen totprimaire de secundaire C tot de primaire en tot de secundaire geslachtskenmerken BB-0191-a-15-1-o 6 / 15 Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 lees verder ► ► ► 55 Voor dit examen kunnen maximaal 44 scorepunten worden behaald. 4 Beoordelingsmodel Antwoorden: Vraag Antwoord Scores Blok 1: Cellen en stofwisseling Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend. 1. A 2. T, deze cel heeftcellen geen celwand en wel een celkern Verschillende 3. C 4. A 1 Amaximumscore 2 5. 6. een juiste tabel: bacteriën dieren planten schimmels X X 7. C 8. Cper juiste regel 9. B Nieuw leven 10. Het opgenomen gas heet: koolstofdioxide maximumscore Het afgegeven2gas heet: zuurstof 2 • bij dieren: zaadcel / spermacel • bij planten: stuifmeelkorrel 1 1 3 C 4 B 5 D 6 maximumscore 1 beenderstelsel / bottenstelsel / geraamte / skelet BB-0191-a-13-1-c 1 4 Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 lees verder ► ► ► 56 Blok 2: Planten en dieren 1. E 2. Glazuur Vraag Antwoord 3. Juiste type klieren zijn: Alvleesklier (klieren in de) maag / maagsapkier(en) De ooievaar (klieren in de dunne) darm / (dunne) darmsapklier(en) (klieren in de) lever 30 maximumscore 2 4. Scores voorbeeld van een juist staafdiagram: Scores 5. Antwoord B• de staven van de jongens juist ingetekend 1 6. • de staven van de meisjes juist ingetekend 1 De snavel Voedselweb 31 B De uitleg bevat de notie van de relatie tussen vorm van de snavel / een puntige snavel en dat daarmee makkelijk insecten kunnen worden 28 32 maximumscore 2 2 gevangen. maximumscore 7.deDe juiste voedselketen: plant/bladeren (regen)worm mol ooievaar juist ingevulde • de snavel tabel: 1 8. Vraag • de uitleg bevat de notie van de relatie tussen vorm van de snavel / een komen voor in het komen niet voor in het puntige snavel en datwel daarmee makkelijk insecten kunnen worden voedselweb voedselweb gevangen consumenten X 33 maximumscore 2 producenten X de juiste voedselketen: reducenten X plant/bladeren → (regen)worm → mol → ooievaar 9. B indien drie organismen kruisjes juistiningevuld de juiste volgorde genoemd, te beginnen met een 10. B• vier indien twee kruisjes juist ingevuld 11. C producent indien éénvoedselrelaties of geen kruisjeop juist • de de ingevuld juiste wijze met pijlen aangegeven 29 1 2 1 1 0 1 B Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 Overgewicht 57 Voor dit examen kunnen maximaal 41 scorepunten worden behaald. 4 Beoordelingsmodel Blok 3: Het lichaam in stand houden Vraag Antwoord Scores 1. CAan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend. 2. Voedingsvezel 3. C 4. A Slikken 5. B 6. A 1 Bmaximumscore 1 7. 8. de juist ingevulde tabel: sluit tijdens slikken de luchtpijp af huig strotklepje de neusholte af X X 9. COpmerking 10. AAlleen aan een volledig juist ingevulde tabel 1 scorepunt toekennen. 11. A 12. B 13. C 14. C 15. verwarmen van de lucht bevochtigen van de lucht BB-0191-a-15-1-c 4 keuren van de lucht 16. B Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 lees verder ► ► ► 58 Blok 4: Reageren op prikkels 1. A 2. C 3. Trommelvlies 4. D 5. A 6. C 7. C 8. Glasachtig lichaam 9. A 10. voorbeeld van een juiste uitleg: Mannen drukken 2,7 seconden eerder op de knop bij een dreigend object (dan bij een onschuldig object). Opmerking Als in de uitleg niet naar de getallen uit de tabel wordt verwezen mag geen scorepunt worden toegekend. 11. reflex Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 59 Blok 5: Generatie op generatie 1. 2. 3. Vraag 4. 5. 6. 7 bij dieren: zaadcel/spermacel bij planten: stuifmeelkorrel C B D Antwoord Beenderstelsel / bottenstelsel / geraamte / skelet Scores maximumscore 2 baarmoeder goed is fout is X embryo goed is fout is X (deel van de) navelstreng goed is X fout is placenta goed is X fout is vruchtvliezen goed is X fout is vijf delen goed 7. Reflex vier delenop goed 8. Reageren prikkels of beweging 9. Bdrie of minder goed 10. C 11. 8 Bmaximumscore 1 12. reflex 9 10 2 1 0 maximumscore 1 de juiste antwoorden: → reageren op prikkels → beweging B 13.B 11 C Organen en orgaanstelsels 12 C Melk 13 C 14 maximumscore 1 voedingsvezel 15 C 16 A Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016 Nationale 60