Trainingsboek Biologie VMBO Basis 2016

advertisement
Trainingsboek Biologie VMBO Basis
2016
Hey jij daar!
Welkom op de examentraining Biologie VMBO! Het woord examentraining zegt het al:
trainen voor je examen. Tijdens deze training behandelen we de examenstof in blokken en
oefenen we ermee. Daarnaast besteden we ook veel aandacht aan de vaardigheden voor je
examen; je leert handigheidjes, krijgt uitleg over de meest voorkomende vragen en leert uit
welke onderdelen een goed antwoord bestaat. Verder gaan we in op hoe je de stof het beste
kunt aanpakken, hoe je verder komt als je het even niet meer weet en vooral ook hoe je
zorgt dat je overzicht houdt.
Naast de grote hoeveelheid informatie die je krijgt, ga je zelf ook aan de slag met
examenvragen. Tijdens het oefenen hiervan zijn er genoeg trainers beschikbaar om je verder
te helpen, zodat je leert werken met de goede strategie om je examen aan te pakken. Hierbij
is de manier van werken belangrijk, maar je kunt natuurlijk altijd inhoudelijke vragen stellen;
ook over de onderdelen die niet klassikaal behandeld worden.
Voor iedere vraag zijn er uiteraard uitwerkingen beschikbaar, maar gebruik deze informatie
naar eigen inzicht. Vergeet niet dat je op je examen ook geen uitwerkingen krijgt. Sommige
vragen worden klassikaal besproken, andere vragen moet je zelf nakijken.
Mocht je nog meer willen oefenen na deze examentraining, neem dan een kijkje op
www.examentraining.nl. Daar vind je oude examens en ons lesmateriaal van vorig jaar.
Na de tips volgen het programma voor vandaag en de bijbehorende opgaven. We
verwachten niet dat je alle opgaven binnen de tijd af krijgt, maar probeer steeds zo ver
mogelijk te komen. Als je niet verder komt, vraag dan om hulp! We willen je graag leren hoe
je er wél uit kunt komen. En onthoud goed, nu hard werken scheelt je straks misschien een
heel jaar hard werken…
We wensen je heel veel succes vandaag en op je examen straks!
Namens het team van de Nationale Examentraining,
Eefke Meijer
Hoofdcoördinator
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
2
Tips en trics bij het voorbereiden en tijdens je examens
Examens voorbereiden
Tip 1: Heb vertrouwen in jezelf
Laat je niet gek maken door uitspraken als “Nu komt het er op aan”. Het examen is een
afsluiting van je hele schoolperiode. Je hebt er dus jaren naartoe gewerkt en hebt in die tijd
veel kennis en kunde opgedaan om examen te kunnen doen. In al die jaren ben je nooit
wakker geworden om vervolgens te ontdekken dat al je kennis was verdwenen. De beste
garantie voor succes is voorbereiden, en dat is nu net wat je al die jaren op school hebt
gedaan. Heb vooral vertrouwen in jezelf!
Tip 2: Bereid je goed voor
Om jezelf goed voor te bereiden op je eindexamen maak je een planning, leer je de stof en
oefen je met vragen. Hoe pak je dit nou het beste aan?
Begin allereerst met het maken van een overzicht van alle stof en een planning. Je kunt
bijvoorbeeld een schema maken met daarin alle hoofdstukken die je moet leren en welke
onderwerpen daarbij horen. Daarbij schrijf je wanneer je welk onderdeel gaat leren.
Als je aan de slag gaat met leren, zorg dat je op tijd begint en plan dan niet teveel studieuren achter elkaar. Pauzes zijn noodzakelijk, maar zorg ervoor dat ze kort blijven, anders
moet je iedere keer opnieuw opstarten.
Wissel verschillende vakken af en wissel het leren af met oefenen. Op die manier kun je je
beter concentreren en leer je effectiever. Wat je concentratie (en je planning) ook ten goede
komt, is leren op vaste tijdstippen.
Tip 3: Leer alsof je examens zit te maken
Oefenen voor je examen bestaat natuurlijk ook uit het voorbereiden op de situatie zelf. Dit
betekent dat je je leeromgeving zoveel mogelijk moet laten lijken op je examensituatie. Zorg
dus voor zo min mogelijk afleiding (lees: leg je telefoon weg) en maak je tafel zo leeg
mogelijk. Maak ook een keer een proefexamen met een timer of eierwekker erbij, zodat je
weet hoe het is om voor langere tijd een examen te maken en zodat je weet hoe je je tijd het
beste in kunt delen.
Tip 4: Herhaal de geleerde stof
Belangrijk is om alle leerstof te herhalen! Wat heb je de vorige dagen ook alweer geleerd?
Door te herhalen blijft de stof langer in je hoofd (lange termijn geheugen) en verklein je de
kans dat je het weer vergeet. Zorg dat je de dag vóór het examen geen nieuwe stof meer
hoeft te leren en dat je alles nog even doorneemt en herhaalt.
Tip 5: Leer op verschillende manieren (lezen, schrijven, luisteren, zien en uitspreken)
Alleen maar lezen in je boek verandert al snel in staren in je boek zonder dat je nog wat
opneemt. Wissel het lezen van de stof in je boek dus af met het schrijven van een
samenvatting. Let op dat je in een samenvatting alleen belangrijke punten overneemt, zodat
het ook echt een samenvatting wordt. Kijk ook eens op Youtube, daar zijn talloze filmpjes te
zien waarin de stof duidelijk wordt uitgelegd. Maak daar gebruik van, want op die manier
komt de stof nog beter binnen omdat je er naar hebt kunnen luisteren. Met mindmaps zorg
je er voor dat je de stof voor je kunt zien en kunt overzien. Het werkt tot slot heel goed om de
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
3
stof aan iemand uit te leggen die de stof minder goed beheerst dan jij. Door uit te spreken
waar de stof over gaat merk je vanzelf waar je nog even in moet duiken en welke onderdelen
je prima beheerst.
Mindmap:
Goed voor jezelf zorgen!
Tip 1: Zorg voor voldoende beweging
Eigenlijk is leren net als topsport: het vergt een goede voorbereiding, planning, rust, oefenen
en concentratie. Om een goede prestatie te leveren, is het belangrijk dat je je fit voelt.
Sporten en bewegen tussen het leren door en aan het einde van de dag is daarom aan te
raden. Het doorbreekt de sleur van het leren, brengt zuurtstof naar de hersenen, zorgt voor
ontspanning en dat je je weer opgeladen voelt om verder te gaan met leren.
Tip 2: Zorg voor een goede balans tussen spanning en ontspanning
Om een goede prestatie te leveren is er een goede balans nodig tussen spanning en
ontspanning. Spanning zorgt ervoor dat je alert bent en ontspanning zorgt ervoor dat je je
aandacht erbij kan houden. Teveel spanning is niet goed en teveel ontspanning ook niet. Als
je merkt dat je té ontspannen bent en dat daardoor je concentratie en motivatie weg zijn,
probeer dan voor jezelf doelen te stellen. Slagen met een 8 gemiddeld bijvoorbeeld, dan
komt die gezonde spanning vanzelf. Als je té gespannen bent, probeer dan eens of
mindfulness iets is voor jou of ga lekker sporten.
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
4
Tip 3: Zorg voor voldoende slaap
Een nachtje doorblokken is geen slim idee. Je hebt namelijk slaap nodig om goed te kunnen
functioneren en concentreren. Bovendien, tijdens je slaap wordt alle geleerde informatie van
die dag vastgelegd in je geheugen. Langdurig onthouden lukt dus beter als je na het leren
gaat slapen, in plaats van eindeloos door te blijven leren.
Tip 4: Zorg dat je goed eet en drinkt
Het onderzoek naar het verband tussen voeding en geheugen staat weliswaar nog in de
kinderschoenen, toch weten we al een aantal handige dingen daarover.
En waarom zou je daar geen gebruik van maken? Zo is het inmiddels duidelijk dat je
hersenen veel energie nodig hebben in periodes van examens, dus ontbijt elke dag goed.
Let dan wel op wat je eet, want brood, fruit en pinda’s leveren meer langdurige energie dan
koekjes en snoep. Koffie en thee bevatten cafeïne, wat kan zorgen voor een betere
concentratie. Drink er echter niet teveel van; het kan je onrustig maken.
En dan het examen zelf
De dag is eindelijk gekomen. Je bent er klaar voor en de examens worden uitgedeeld. Je
mag beginnen!
Tip 1: Blijf rustig en denk aan de strategieën die je hebt geleerd
Wat doe je tijdens het examen?
- Lees rustig alle vragen
- Blijf niet te lang hangen bij een vraag waar je het antwoord niet op weet
- Schrijf zoveel mogelijk op maar…. voorkom wel dat je onzinverhalen gaat schrijven. Dat
kost uiteindelijk meer tijd dan dat het je aan punten gaat opleveren.
- Noem precies het aantal antwoorden, de redenen, de argumenten, de voorbeelden die
worden gevraagd. Schrijf je er meer, dan worden die niet meegerekend en dat is natuurlijk
zonde van de tijd.
- Vul bij meerkeuzevragen maar één antwoord in. Verander je je antwoord, geef dit dan
duidelijk aan.
- Ga je niet haasten, ook al voel je tijdsdruk. Tussendoor even een mini-pauze nemen is
alleen maar goed voor je concentratie.
- Let niet op wat klasgenoten doen. Sommige van hen zullen al snel klaar zijn, maar trek je
daar niets van aan en ga rustig verder.
- Heb je tijd over? Controleer dan of je volledig antwoord hebt gegeven op álle vragen. Hoe
saai het ook is, het is belangrijk, je kunt immers gemakkelijk per ongeluk een (onderdeel van
een) vraag overslaan.
- Tot slot: bedenk van tevoren of je thuis je antwoorden van het zojuist gemaakte examen
wilt nakijken. Hoe reageer je als blijkt dat je veel fouten hebt? Heeft dit negatieve of juist
positieve invloed op het leerwerk voor de examens die nog komen gaan?
Tip 2: Los een eventuele black-out op met afleiding
Mocht je toch een black-out krijgen, bedenk dan dat je kennis echt niet verdwenen is.
Krampachtig blijven nadenken versterkt de black-out alleen maar verder. Het beste is om
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
5
even iets anders te gaan doen. Ga even naar de WC of leg gewoon even je pen neer. Als je
goed bent voorbereid, zit de kennis in je hoofd en komt het vanzelf weer boven. En mocht
het bij die ene vraag toch niet lukken, bedenk dan dat je niet alle vragen goed hoeft te
hebben om toch gewoon je examen te halen.
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
6
Hoe pak je open vragen en meerkeuzevragen aan?
Een examen bestaat vaak uit een mix van open en meerkeuzevragen. Je hebt verschillende
strategieën om tot het juiste antwoord te komen. Bij meerkeuzevragen gaat het erom dat je
de juiste uitspraak of bewering kiest, bij meerkeuzevragen is het belangrijk dat je antwoord
geeft op de vraag, dat je volledig bent of dat je de juiste berekening toepast.
Meerkeuzevragen
Veel leerlingen vinden meerkeuzevragen lastig. Er staan namelijk vaak meerdere
antwoordmogelijkheden die op elkaar lijken. Hoe pak je zo’n vraag nou het handigste aan?
Tip 1: Omcirkel en streep de foute antwoorden weg
Lees de vraag goed en omcirkel eventueel de belangrijkste kernwoorden uit de vraag.
Vervolgens kun je het beste eerst nagaan welk antwoord je zelf zou geven. Daarna vergelijk
je dat met alle antwoordmogelijkheden die er staan. Vaak kun je dan al de twee meest foute
antwoord wegstrepen. Er blijven dan nog twee antwoorden over. Lees de vraag nogmaals en
bekijk welk antwoord van de twee overgebleven antwoorden het meest volledig is.
Tip 2: Blijf bij je gevoel
Het komt je vast bekend voor: je krijgt een toets terug, waarbij je ziet dat je het goede
antwoord toch nog op het laatst hebt veranderd in een antwoord dat fout blijkt te zijn.
Daarom: je eerste ingeving blijkt meestal te kloppen. Verander je antwoord alleen als het een
extreem wilde gok was, als je nieuwe inzichten hebt gekregen of als je de vraag per ongeluk
verkeerd hebt gelezen.
Tip 3: Gok als je het antwoord niet weet
Het kan natuurlijk gebeuren dat je het antwoord echt niet weet op de vraag. Gok in dat geval
het antwoord, wie weet gok je goed. Je hebt immers een kans van 1 op 4 en misschien zelfs
groter als je een fout antwoord hebt weg kunnen strepen.
Als je moet gokken, kun je dat ‘slim doen’:
- Streep foute antwoorden eerst weg
- Let op woorden als ‘altijd’, ‘nooit’ of ‘in geen enkel geval’. Vaak zijn die fout.
- Laat je niet leiden door de langste zin of het meest ingewikkelde antwoorden.
- Heb je bij je vorige vragen al drie keer A geantwoord, trek je daar niets van aan. Een
vierde keer A kan ook gewoon.
- Bekijk welke antwoorden sterk op elkaar lijken, vaak is een van die twee antwoorden
juist.
Open vragen
Tip 1: Wees volledig
Het komt vaak voor dat vragen niet volledig worden beantwoord en dat je daardoor niet alle
punten voor die vraag krijgt. Kijk daarom goed wat er precies gevraagd wordt. Let op
woorden als: ‘leg uit’, ‘verklaar’, ‘waarom’ etc. Als er gevraagd wordt naar twee redenen, let
er dan op dat je ook echt twee redenen geeft. Als je er meer geeft, tellen die niet mee. Nadat
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
7
je het antwoord hebt opgeschreven, lees de vraag dan nog even door en kijk of je volledig
bent geweest.
Tip 2: Haal informatie uit de bronnen
Vaak krijg je bij een vraag een bron erbij. Dit kan een kaart, afbeelding, grafiek, tabel of
afbeelding zijn. Het goed bestuderen van de bron kan je al een eind op weg helpen in het
beantwoorden van de vraag. Wat zie ik eigenlijk? Wat is de titel? Wat geeft de bron weer? Is
er een legenda? Wat staat er op de x-as en y-as? Welke eenheden zijn er gebruikt? Wie is
de maker? Staat er een jaartal bij?
Tip 3: Schrijf tussenstappen op
Je krijgt niet alleen punten voor het juiste antwoord, ook de tussenberekeningen leveren
punten op. Het is jammer om die punten te verliezen, terwijl je wel weet hoe het moet.
Tip 4: Schrijf nuttige informatie op
Weet je het antwoord op de vraag niet, maar weet je wel iets nuttigs te melden over de
vraag? Schrijf maar op! Vaak krijg je hier ook punten voor. Zorg er wel voor dat het relevant
blijft en dat je geen onzin op gaat schrijven.
Tip 5: Zorg dat je alles nog even controleert
Je hebt de laatste vraag gemaakt en het liefst wil je zo snel mogelijk naar huis. Blijf toch nog
even zitten en controleer je toets nog even. Heb je niet per ongeluk een vraag
overgeslagen? Heb je antwoord gegeven op de vraag? Zijn je antwoorden leesbaar? Ben je
nog iets vergeten?
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
8
Programma
Blok 1
Blok 2
Blok 3
Blok 4
Blok 5
Cellen en stofwisseling
Planten en dieren
Het lichaam in stand houden
Reageren op prikkels
Generatie op generatie
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
9
___________________________________
___________________________________
Welkom op de examentraining
Biologie VMBO
Kader/Basis
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Wat gaan we doen?
___________________________________
De dag:
• 5 blokken
• Uitleg en opgaven maken
• Pauzes
– Lunch
– Diner
– Tussendoor
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Het eindexamen
___________________________________
• Tijdens examen
– Kader: 45 vragen in 2 uur
– Basis: 35 vragen in 1,5 uur
– Als je vastzit: kom later terug
– Als je het dan nóg niet weet: schrijf IETS op
– Werk netjes!
– Tijd over: Controleer NOG eens het hele examen
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
10
___________________________________
___________________________________
Examenvragen
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Examenvragen
•
•
•
•
Lees eerst de vraag
Inventariseer gegevens + markeer
Geef antwoord
Controleer:
– Vraag beantwoord?
– Eenheden
– Significantie
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Typen vragen
•
•
•
•
Meerkeuze
Open
Reken
Figuur
• Altijd geldt: geef zo precies mogelijk
antwoord!
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
11
Figuurvragen
___________________________________
• Grafiek lezen
– Wat is de titel?
– Assen: absoluut of relatief?
___________________________________
• Grafiek tekenen
– gebruik gehele papier
– grootheden, eenheden, getallen bij de assen
– oorzaak (X-as) en gevolg (Y-as)
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Wat wil een vraag van jou?
___________________________________
• Kennis
___________________________________
• Toepassen
• Inzicht
___________________________________
Leren herkennen tijdens vragen maken!
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Kennisvraag
___________________________________
• Vraag die de kennis die je bezit bevraagt
• Vaak kort antwoord of meerkeuze
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
12
Toepassingsvraag
• Vraag waarin je de kennis die je bezit in een
nieuwe situatie moet toepassen
• Let goed op de eigenschappen van de nieuwe
situatie
– Welk deel van je kennis wordt hier toegepast?
– Is er iets veranderd ten opzicht van je kennis?
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Inzichtsvraag
• Vraag waarbij de kennis die je bezit er voor
zorgt dat je iets uit deze situatie kunt
concluderen
• Vaak met behulp van grafieken, tabel of feiten
uit de tekst
• Vaak langere antwoorden
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Blok 1: Cellen en stofwisseling
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
13
___________________________________
Dierlijke cel
Cellen
Organisme
Stofwisseling
• Cellen hebben:
___________________________________
– Geen celwand
– Wel een celkern
___________________________________
___________________________________
Dierlijke cel
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Planten cel
Cellen
Organisme
Stofwisseling
• Cellen hebben:
___________________________________
– Celwand
– Celkern
– Vacuole
– Bladgroenkorrels
(plastiden)
___________________________________
Plantencel
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Overzicht van de Rijken
Cellen
Organisme
Stofwisseling
___________________________________
Bacterie
Schimmel
Aantal cellen
1
1 of meercellig 1 of meercellig 1 of meercellig
Plantencel
Dierlijke Cel
Celwand?
Ja
Ja
Ja
Nee
Celkern
Nee
Ja
Ja
Ja
Grote vacuole?
Nee
Ja
Ja
Nee
Bladgroenkorrels?
Nee
Nee
Ja
Nee
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
14
Verschillende niveaus
Cellen
Organisme
___________________________________
Stofwisseling
GROOT

klein
Orgaanstelsel  orgaan weefsel cel
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Weefsel
Cellen
Organisme
Stofwisseling
• Plantaardig weefsels
___________________________________
– Transportweefsel
– Dekweefsel
• Dierlijke weefsels:
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Organen en organenstelsels
Cellen
Organisme
___________________________________
Stofwisseling
• Orgaanstelsel: Groep organen met dezelfde
functie
___________________________________
___________________________________
Ademhalingsstelsel
Verteringsstelsel
___________________________________
Bloedvatenstelsel
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
15
___________________________________
Stofwisseling
Cellen
Organisme
Stofwisseling
Opname van stoffen:
Voedsel en zuurstof  Verbranding
___________________________________
In het lichaam:
Transport, Afbreken, Uitscheiden
___________________________________
Door stofwisseling kan een organisme:
• Groeien
• Ontwikkelen
• Voortplanten
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Organisch vs Anorganisch
Cellen
Organisme
___________________________________
Stofwisseling
Organische stoffen
(afkomstig van organismen)
Anorganische stoffen
(komen zowel in organismen
voor als in de levenloze
natuur)
Koolhydraten
Mineralen
Eiwitten
Water
___________________________________
___________________________________
Vetten
Vitamines
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Fotosynthese
Cellen
Organisme
Licht
Stofwisseling
Glucose
___________________________________
Zuurstof
___________________________________
Fotosynthese
Koolstofdioxide
&
Water
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
16
___________________________________
Assimilatie
Cellen
Organisme
Stofwisseling
___________________________________
Omzetten van stoffen tot andere
stoffen met meer energie
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Verbranding vs. fotosynthese
Cellen
Organisme
___________________________________
Stofwisseling
Fotosynthese:
Koolstofdioxide + water + lichtenergie  Glucose + zuurstof
Verbranding:
Glucose + zuurstof  koolstofdioxide + water + energie
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Blok 2: Planten en dieren
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
17
___________________________________
Indeling
Planten en dieren
Leven
Ecosystemen
• Soorten: Een groep dieren die zich onderling
kan voortplanten en vruchtbare nakomelingen
kunnen krijgen
• Rassen: Een groep dieren binnen een soort
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Gewervelde en ongewervelde
___________________________________
• Ongewervelde dieren.
Insecten (tracheeën)
___________________________________
Weekdieren (inktvis)
• Gewervelde dieren:
Vissen
Amfibieën
Reptielen
Vogels
Zoogdieren
Kieuwen
Kieuwen bij jongen,
later longen
Longen
Longen
Longen
Eieren in water
Eieren in water
Eieren op het land
Eieren op land
Geboren
Koudbloedig
Koudbloedig
Koudbloedig
Warmbloedig
Warmbloedig
Beenschubben
Huidademhaling
Hoornschubben
Veren
Haren
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Gebit van zoogdieren
Planten en dieren
Leven
Ecosystemen
___________________________________
Planteneter
Vleeseter
Alleseter
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
18
___________________________________
Planten
___________________________________
___________________________________
Doorsnede van een blad
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Insect en windbestuiving
Wind
• Plakkerig stuifmeel
• Grote en uitstekende
stamper en meeldraden
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Insect
• Geur
• Kleur
• Nectar
• Plakkerig stuifmeel
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Planten
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
19
___________________________________
Leven
Planten en dieren
Ecosystemen
Leven
Levensverschijnselen:
• Ademhaling
• Voeden
• Uitscheiden
• Bewegen
• Groeien
• Voortplanten
• Reageren op prikkels
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Ecosystemen
Planten en dieren
Leven
Ecosystemen
• Relaties tussen organismen
1. Producenten
2. Reducenten
3. Consumenten
___________________________________
Consumenten
Producenten
___________________________________
___________________________________
Reducenten
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Voedselweb en keten
Planten en dieren
Leven
___________________________________
Ecosystemen
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
20
Piramide van biomassa
Planten en dieren
Leven
___________________________________
Ecosystemen
Consumenten (C3)
___________________________________
Consumenten (C2)
Consumenten (C1)
___________________________________
Producenten (P1)
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Functies binnen de kringloop
Planten en dieren
Leven
___________________________________
Ecosystemen
• Planten – Producenten
___________________________________
• Dieren – Consumenten
• Bacteriën en schimmels - Reducenten
___________________________________
Energieverloop?
Biotische en Abiotische factoren, en de relatie
daartussen in een ecosysteem
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Blok 3: Het lichaam in stand houden
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
21
___________________________________
Verteringstelsel
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Mondholte
Voeding
Bloed
Ademhaling
Uitscheiding
• Kauwen: voedsel fijn maken
• Speeksel
___________________________________
– Vertering koolhydraten
– Dood bacteriën
– Zorgt dat het voedsel makkelijk door de darmen
heen kan glijden
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Maag
Voeding
Bloed
• Tijdelijke opslag
Ademhaling
Uitscheiding
___________________________________
• Maagsap  zuur
– Dood ziektekiemen
___________________________________
• Vertering van:
– Eiwitten
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
22
___________________________________
Darmen
• Twaalfvingerige darm
___________________________________
– Alvleessap uit de alvleesklier
– Gal uit de galblaas
• Dunne darm
– Darmsap
– Sterk vergroot oppervlak
___________________________________
• Verteert:
– Eiwit, vet en koolhydraten
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Darmen
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Darmen
Voeding
Bloed
Ademhaling
Uitscheiding
• Brij van onverteerde voedselresten uit de
dunne darm
___________________________________
• Opname van water
• Bevat veel bacteriën
___________________________________
– Maken vitamines en
andere nuttige stoffen
• Darmperistaltiek
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
23
___________________________________
Verteren
Voeding
Bloed
Ademhaling
Uitscheiding
• Enzymen helpen bij verteren
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Voedingstoffen
Voeding
Bloed
Ademhaling
Uitscheiding
• Bouwstoffen
– Aanmaak nieuwe cellen en weefsels (eiwitten)
___________________________________
• Brandstoffen
– Leveren energie (koolhydraten)
___________________________________
• Reservestoffen
– Worden opgeslagen om later gebruikt te worden
(vet)
• Beschermende stoffen
___________________________________
– Houden het lichaam gezond (vitamine)
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Bloedvatenstelsel
Voeding
Bloed
• Slagaders
– Van het hart af
– Dikke wand geen kleppen
– Hoge bloeddruk
• Haarvaten
– Uitwisseling van stoffen
• Aders
– Naar het hart toe
– Dunne wand met kleppen
– Lage bloeddruk
Ademhaling
Uitscheiding
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
24
___________________________________
Hart
Voeding
Bloed
Ademhaling
Uitscheiding
• Transporteert stoffen door het lichaam heen
• Kleine en grote
bloedsomloop
___________________________________
___________________________________
• Hart
– Kransslagaders
– Kransaders
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Bloedvatenstelsel
• Bloedplasma (55%)
___________________________________
• Bloeddeeltjes (45%)
– Rode bloedcellen
• Vervoeren zuurstof
___________________________________
– Witte bloedcellen
• Zuiveren het bloed
– Bloedplaatjes
• Zorgen voor bloedstolling
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Gaswisseling
Voeding
Bloed
Ademhaling
Uitscheiding
• Functies:
1. Opname van zuurstof
2. Afgifte van koolstofdioxide
___________________________________
• Buikademhaling
___________________________________
– middenrifspier
• Borstademhaling
– Tussenribspieren
• Longblaasjes
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
25
___________________________________
Lever
Voeding
Bloed
Ademhaling
Uitscheiding
• Functies
– Zet glucose om in glycogeen en slaat dit op
– Productie gal
– Afbraak van giftige stoffen
• Alcohol
• Medicijnen
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nieren
Voeding
Bloed
Ademhaling
Uitscheiding
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nieren
Voeding
Bloed
• Nierschors:
– Filtratie van het bloed
• Niermerg:
– Vorming van urine
• Nierbekken:
– Verzameling urine
en afvoer naar blaas
Ademhaling
Uitscheiding
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
26
___________________________________
___________________________________
Blok 4: Reageren op prikkels
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Prikkels verwerken
Zenuwstelsel
Hormonen
Zintuigen
• Functie: Vangen prikkels op uit de omgeving
___________________________________
• Deze prikkels worden omgezet in impulsen
• Deze gaan via het zenuwstelsel naar de
hersenen
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Zenuwstelsel
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
27
___________________________________
De hersenen
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Zenuwcel
Zenuwstelsel
Hormonen
Zintuigen
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Zenuwcellen en reflex
• Soorten zenuwcellen
– Gevoelszenuw
– Schakelcel
– Bewegingszenuwcel
• Reflexen
–
–
–
–
Terugtrekreflex
Strekreflex
Kniepeesreflex
Pupilreflex
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
28
___________________________________
Bewust en onbewust
Zenuwstelsel
Hormonen
Zintuigen
• Werkt met impulsen
___________________________________
• Bewust zenuwstelsel
– Bewuste activiteiten en reflexen
___________________________________
• Onbewust zenuwstelsel
– Onbewuste activiteiten
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Leerprocessen
Zenuwstelsel
Hormonen
Zintuigen
Stoffen die bepaalde organen
beïnvloeden
___________________________________
___________________________________
Benoemen verschillende
Hormoonklieren en functies
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Oren
Zenuwstelsel
•
•
•
•
•
•
Oorschelp
Gehoorgang
Trommelvlies
Gehoorbeentjes
Slakkenhuis
Gehoorzenuw
Hormonen
Zintuigen
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
29
___________________________________
Ogen
Zenuwstelsel
Hormonen
Zintuigen
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Ogen
Zenuwstelsel
Hormonen
Zintuigen
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Huid
Zenuwstelsel
Hormonen
• Functies van de huid
– Bescherming
– Gevoel (tast, druk, pijn, temp.)
– Temperatuurregulatie (!)
Isolerende werking vet
Bloedvaten wijder
Zweten
Kippenvel
Zintuigen
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
30
___________________________________
Stoffen in de huid
Zenuwstelsel
Hormonen
Zintuigen
• Twee stoffen die in de huid gemaakt worden
onder invloed van zonlicht (!!)
___________________________________
– Vitamine D
– Pigment
• Waarom beschermt pigmentproductie tegen
verbranding en huidkanker en waarom is het
logisch dat mensen die dicht bij de evenaar
wonen een donkerdere huid hebben?
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Huid in lagen
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Blok 5: Generatie op generatie
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
31
Voortplantingsorganen (vrouw)
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Voortplantingsorganen (man)
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Bevruchting
Voortplanting
Embryo en geboorte
• Zaadcel:
– Kern met DNA
en zwemstaart
• Eicel:
– Grote cel met
veel voedsel voor
de ontwikkeling
Voorbehoeding
Planten
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
32
___________________________________
Ontwikkeling van embryo
Voortplanting
Embryo en geboorte
Voorbehoeding
Planten
• Youtube filmpje
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Ontwikkeling van foetus
Voortplanting
•
•
•
•
Embryo en geboorte
Voorbehoeding
Planten
Vruchtvliezen
Vruchtwater
Navelstreng
Placenta
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Geboorte
Voortplanting
Embryo en geboorte
Voorbehoeding
3 fasen:
1. Ontsluiting, 2. Uitdrijving, 3. Nageboorte
Planten
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
33
___________________________________
Voorbehoedsmiddelen
Voortplanting
Embryo en geboorte
Voorbehoeding
Planten
• De pil (voorkomt ovulatie/eisprong)
• Het condoom m/v (sperma kan de
baarmoeder niet bereiken)
• De spiraal (voorkomt innesteling van het
embryo)
• Het pessarium + zaaddodende pasta (dekt
baarmoeder af)
• Sterilisatie m/v (zaadleiders/eileiders worden
doorgesneden)
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Voortplanting bij planten
Voortplanting
Embryo en geboorte
Voorbehoeding
1. Ongeslachtelijke voortplanting
Planten
___________________________________
2. Geslachtelijke voortplanting (bestuiving)
– Windbestuiving
– Insectenbestuiving
– Overbrenging via water (waterplanten)
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Geslachtelijk voortplanting
• Stamper (eicel)
• Stuifmeelkorrels
(mannelijk)
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
34
Blok 1: Cellen en stofwisseling
Luiaards
Luiaards zijn zoogdieren die in het tropisch regenwoud in Zuid-Amerika leven. Ze
hangen aan takken in bomen, waarvan ze de bladeren eten. Ze bewegen zich heel
langzaam. Ze slapen ruim achttien uur per dag. In die tijd verteren ze hun voedsel.
1. Luiaards hebben een langer darmkanaal dan even grote vleeseters, omdat
plantaardig voedsel moeilijker te verteren is dan vlees. In de afbeelding is een
plantencel weergegeven. Welke letter geeft het deel aan dat vooral moeilijk te
verteren is?
A.
B.
C.
D.
P
Q
R
S
In het verteringskanaal van luiaards bevinden zich veel bacteriën die plantencellen
goed kunnen afbreken. De afbeelding toont twee verschillende cellen die
aangetroffen worden in het verteringskanaal van een luiaard: een bacterie en een cel
van een luiaard.
2. Welke letter stelt de dierlijke cel voor? Leg uit waaraan je dat kunt zien in de
afbeelding.
Levercellen
In de afbeelding is een levercel weergegeven. De levercellen worden beschadigd
door de giftige stof die het DNA beschadigd.
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
35
3. Welke letter geeft het deel van de cel aan dat dan wordt beschadigd?
A. P
B. Q
C. R
Pneumokokken
Pneumokokken zijn eencellige ziekteverwekkers die bij veel mensen in de
slijmvliezen van neus- en keelholte voorkomen. Meestal veroorzaken ze geen
ziekteverschijnselen, maar soms hebben ze ernstige ziekten tot gevolg zoals
hersenvliesontsteking of longontsteking. Pneumokokken hebben wel een celwand,
maar geen celkern.
4. Tot welke groep behoren deze organismen?
A. tot de bacteriën
B. tot de dieren
C. tot de planten
D. tot de schimmels
Stofwisseling
Een leerling maakt een schema om een aantal processen in de koolstofkringloop
weer te geven (zie de afbeelding).
Koolstof komt onder andere voor in koolhydraten in een dier. Drie koolhydraten zijn:
glucose, glycogeen en zetmeel.
5. Welke koolhydraten komen in cellen van een dier voor?
A. alleen glucose en glycogeen
B. alleen glucose en zetmeel
C. alleen glycogeen en zetmeel
D. glucose, glycogeen en zetmeel
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
36
Verschillende cellen
6. Organismen worden ingedeeld in groepen:
bacteriën, dieren, planten en schimmels.
Je ziet in de tabel twee cellen.

Kruis aan bij welke groep elke cel hoort.
Organen en orgaanstelsels
7. In de afbeelding zijn drie organen met een letter aangegeven.
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
37
1p
24
In haar eerste levensjaar krijgt Jalien op het
verschillende inentingen.
Inentingen
8. In haar eerste levensjaar krijgt een baby op het
consultatiebureau verschillende inentingen.
Hierbij wordt met een naald door verschillende
lagen van de huid geprikt. Hoe heet de
buitenste laag van de huid?
A. Lederhuid
B. Onderhuids bindweefsel
C. Opperhuid
9. Na de inenting komt er een beetje bloed naar buiten.
Al snel
stolt
heteen
bloed
en door verschillen
Hierbij
wordt
met
naald
stopt het bloeden.
Je ziet drie verschillende bloeddeeltjes.
Hoe heet de buitenste laag van de huid?
A lederhuid
B onderhuids bindweefsel
C opperhuid
1p
25
Na de inenting komt er een beetje bloed naa
bloed en stopt het bloeden.
Je ziet drie verschillende bloeddeeltjes.
Welk type bloeddeeltje heeft als functie het laten stollen van het bloed?
A. Bloeddeeltje Q
B. Bloeddeeltje R
C. Bloeddeeltje S
Groeien als kool
10. Koolplanten maken glucose bij de fotosynthese.
Deze fotosynthese vindt plaats in de bladeren.
Welk type bloeddeeltje heeft als functie het
Een blad neemt een gas op dat nodig is voor de
A bloeddeeltje Q
fotosynthese.
Bij de fotosynthese wordt ook een
B bloeddeeltje R
gas gemaakt dat door het blad wordt afgegeven.
 Hoe heet het gas dat wordt opgenomen? En C bloeddeeltje S
hoe heet het gas dat wordt afgegeven?
Het opgenomen gas heet: .........................................................................
Het afgegeven gas heet: ...........................................................................
11 / 17
BB-0191-a-13-1-o
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
38
Blok 2: Planten en dieren
Kindergebit
De baby kreeg de eerste delen van haar gebit toen ze zes maanden oud was. Het
waren delen in haar onderkaak.
1. Welke delen krijgt de baby volgens de foto als eerste?
A. Hoektanden
B. Knipkiezen
C. Knobbelkiezen
D. Plooitanden
E. Snijtanden
2. Het gebit wordt gepoetst met tandpasta met fluor. De buitenste laag van het gebit
wordt daardoor harder. Zo worden de tanden en kiezen beschermd tegen bederf.

Hoe heet de buitenste laag van tanden en kiezen?
3. In de mond van de baby maken klieren speeksel.

Noteer twee andere typen klieren die een verteringssap produceren.
___________________________________________________________________________
De ooievaar
4. Het Centraal Bureau voor de Statistiek houdt al jaren bij hoeveel jongens en
meisjes in Nederland worden geboren.
De tabel toont deze geboortecijfers.
 Maak met de gegevens het staafdiagram af.
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
39
5. Je ziet drie afbeeldingen van dieren in Nederland.
Welke twee dieren hebben hetzelfde type ademhalingsorganen?
A. De karper en de adder
B. De ooievaar en de adder
C. De ooievaar en de karper
6. De ooievaar heeft een lange snavel waarmee hij goed kikkers en mollen kan
vangen.
De afgebeelde vogel heet vliegenvanger.
De naam vliegenvanger is goed gekozen, want hij vangt veel vliegen.

Aan welk lichaamsdeel zie je dat deze vliegenvanger een insecteneter
is? Leg je antwoord uit.
Je ziet dat aan: ..........................................................................................
want: ..........................................................................................................
...................................................................................................................
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
40
7. Ooievaars kunnen een mol vastgrijpen en doorslikken. Dat is niet zonder gevaar.
De slokdarm kan door de scherpe graafklauwen van de mol beschadigd
worden.
Een mol graaft met die klauwen door de grond en vangt regenwormen
als voedsel. Regenwormen eten veel resten van planten, zoals bladeren.
Met de vier organismen uit de tekst kan een voedselketen van vier schakels
gevormd worden.

Schrijf deze voedselketen op.
___________________________________________________________________
Voedselweb
Je ziet in de afbeelding een voedselweb met meerdere
voedselketens.
8. Organismen worden ingedeeld in consumenten,
producenten en reducenten.
 Komen deze groepen in een voedselweb voor? Kruis
je antwoorden aan in de tabel.
9. Welk levenskenmerk stellen de pijlen in het voedselweb
voor?
A. Reageren op prikkels
B. Voeden
C. Voortplanting
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
41
Vlinders
Je ziet een tekening van een vlinder en een tekening van twee verschillende typen
antennen.
determineertabel van vlinders
1a De antennen zijn plat. ........................................................... ga naar 2
1b De antennen zijn bol. ............................................................ ga naar 3
2a De vleugels bevatten één of meer “oogjes”. ........................... cleopatra
2b De vleugels bevatten geen “oogjes”. ................................ zomervlinder
3a De voorvleugels hebben één kleur. ....................................... ga naar 4
3b De voorvleugels hebben meerdere kleuren. ............................ atalanta
4a De vleugels bevatten één of meer “oogjes”. .......................... koevinkje
4b De vleugels bevatten geen “oogjes”. ..................................... ga naar 5
5a De aders op de vleugels zijn goed zichtbaar. .......... klein geaderd witje
5b De voorvleugels hebben een zwarte vlek. .............................. koolwitje
10. Hoe heet de afgebeelde vlinder?
A. Atlanta
B. Cleopatra
C. Klein geaderd witje
D. Koevinkje
E. Koolwitje
F. Zomervlinder
11. Hoe heten de ademhalingsorganen van insecten zoals vlinders?
A. Kieuwen
B. Longen
C. Tracheeën
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
42
Blok 3: Lichaam in stand houden
Melk
1. De eerste vijf maanden krijgt de baby borstvoeding, daarna flesvoeding. Je ziet
een deel van een etiket van flesvoeding.
Bevat deze flesvoeding brandstoffen?
En bevat deze flesvoeding bouwstoffen?
A. Alleen bouwstoffen
B. Alleen brandstoffen
C. Zowel brandstoffen als bouwstoffen
2. Een deel van de stoffen in de flesvoeding moet verteerd worden. Daarna worden
de voedingsstoffen in het bloed opgenomen.

Eén bestanddeel in de flesvoeding is onverteerbaar en wordt niet
opgenomen in het bloed. Noteer dit bestanddeel.
3. Moeder Loes maakt met poeder en water een halve liter (= 500 mL) van deze
flesvoeding.
Hoeveel gram poeder moet ze dan
gebruiken?
A. 7,3 gram
B. 50 gram
C. 73 gram
D. 100 gram
4. De baby maakt, net als ieder mens, deel uit van een
voedselkringloop. Is de baby een consument, een
producent of een reducent?
A. Consument
B. Producent
C. Reducent
Voedingsstoffen uit deze flesvoeding worden
opgenomen in het bloed.
Het hart pompt die stoffen
door het lichaam. Je ziet een deel van de bloedsomloop.
5. Welk bloedvat is aangegeven met letter S?
A. Aorta
B. Holle ader
C. longader
D. poortader
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
43
6. Welk bloedvat maakt deel uit van de kleine bloedsomloop?
A. Bloedvat Q
B. Bloedvat R
C. Bloedvat S
D. Bloedvat T
7. Welk deel van het hart pompt bloed naar bloedvat R?
A. Linkerboezem
B. Linkerkamer
C. Rechterboezem
D. Rechterkamer
___________________________________________________________________
Slikken
8. De huig en het strotklepje hebben een functie bij
slikken en ademhalen.

Kruis in de tabel aan welk deel de huig
afsluit tijdens slikken.
En kruis in de tabel aan
welk deel het strotklepje tijdens slikken afsluit.
Organen printen
___________________________________________________________________
Er is een tekort aan donororganen. Met behulp van een speciale printer
Organen
willenprinten
wetenschappers organen maken. Zo is het gelukt om een aorta en
Er is een
een blaas
tekort te
aan
donororganen. Met behulp van een speciale printer willen
printen.
wetenschappers organen maken. Zo is het gelukt om een aorta en een blaas te
printen.
1p
1p
1p
2
Je ziet een tekening van het
9. Je ziet een tekening van het
bloedvatenstelsel.
bloedvatenstelsel.
Welke letter geeft het
Welke letter geeft het bloedvat aan dat
bloedvat aan dat door de wetenschappers is
door de wetenschappers is geprint?
geprint?
A A.letter
QQ
Letter
B B.letter
RR
Letter
C C.letter
SS
Letter
D D.letter
TT
Letter
10. Davids blaas werkt niet. Zijn blaas wordt
vervangen door een geprinte blaas. Hierdoor
kan David weer plassen.
Hoe heet het deel
van de penis waardoor urine zijn lichaam
verlaat?
A. Urinebuis
3
Davids blaas werkt niet. Zijn blaas wordt vervangen door een geprinte
B. Urineleider
blaas.
Hierdoor kan David weer plassen.
C. Zaadleider
Hoe heet het deel van de penis waardoor urine zijn lichaam verlaat?
A urinebuis
B urineleider
Nationale
Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
C zaadleider
4
Davids nieuwe blaas is verbonden met het bloedvatenstelsel.
44
Hoe heet het deel van de penis waardoor urine zijn lichaam verlaat?
A urinebuis
B urineleider
C zaadleider
1p
4
Davids nieuwe blaas is verbonden met het bloedvatenstelsel.
11. Davids
nieuwe blaas
verbonden
het bloedvatenstelsel.
In de afbeelding zie
In de afbeelding
zieisje
drie typenmet
bloedvaten.
jeWelk
drie typen
bloedvaten.
Welk
bloedvatbloed
vervoert
bloed naar
type bloedvat
vervoert type
zuurstofrijk
naarzuurstofrijk
Davids nieuwe
blaas?
Davids nieuwe blaas?
Medicijnen
___________________________________________________________________
5
Dennis slikt een pil waarvan de inhoud
Medicijnen
alleen
in een sterk
zure alleen
omgeving.
12. Dennis
slikt vrijkomt
een pil waarvan
de inhoud
In
welk
deel
komt
het
medicijn
dan
vrij?
vrijkomt in een sterk zure omgeving. In welk
deel
deel Q dan vrij?
komtAhetinmedicijn
A.B Inindeel
QR
deel
B.C Inindeel
RS
deel
C.D Inindeel
ST
deel
D. In deel T
1p
Een ander medicijn wordt ingespoten in het bloed.
Zo’n medicijn komt via het bloed op de plek waar het
BB-0191-a-15-1-o
3 / 15
zijn werking heeft.
Q
R
lees verder ► ► ►
S
13. Een medicijn dat in de hersenen zijn werking
heeft, wordt in een armader ingespoten.
Hoe
vaak komt dit medicijn minimaal door het hart
T
voordat het in de hersenen aankomt?
A. Nul keer
B. één keer
C. twee keer
___________________________________________________________________
Hooikoorts
14. Op een
zomerse
dag zweeft
stuifmeel
door de lucht.
Eenmooie,
anderwinderige,
medicijn wordt
ingespoten
in er
hetveel
bloed.
Zo’n medicijn
komtAls
via
stuifmeel in de neus komt, maken witte bloedcellen afweerstoffen. Deze stoffen
het bloed op de plek waar het zijn werking heeft.
komen in het bloed terecht.
Waardoor worden deze stoffen vervoerd?
A. Door de bloedplaatjes
B. Door de rode bloedcellen
1p
6 C.Een
medicijn
dat in de hersenen zijn werking heeft, wordt in een armader
Door
het bloedplasma
ingespoten.
Hoe vaakdoor
komt
medicijn
minimaal
door hetstuifmeel
hart voordat
15. Bij inademen
dedit
neus
houdt het
neusslijmvlies
tegen.het in de
hersenen aankomt?
Neusademhaling
wordt met mondademhaling vergeleken.
Een voordeel van
A nul keer is dat ingeademde lucht gezuiverd wordt.
neusademhaling
keertwee andere voordelen op van neusademhaling ten opzichte van
B één
Schrijf
mondademhaling.
C twee
keer
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
45
16. Niezen zorgt ervoor dat een deel van het neusslijmvlies schoner wordt. In welke
volgorde verlaat lucht tijdens niezen het lichaam?
A. bronchiën → longblaasjes → luchtpijp → keelholte → neusholte
B. longblaasjes → bronchiën → luchtpijp → keelholte → neusholte C. luchtpijp → bronchiën → longblaasjes → keelholte → neusholte
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
46
Ogen en oren
Je ziet op de foto dat Jalien het
niet leuk vond om geprikt te
Ogen en oren
worden.
Blok 4: Reageren op prikkels
Je ziet op de foto dat Jalien het
niet leuk vond om geprikt te
Ogen en oren
Je ziet op deworden.
foto dat de baby het niet leuk
vond om geprikt te worden.
1p
1. Traanvocht wordt gemaakt door
traanklieren.
Welk deel in de afbeelding
26 Traanvocht wordt gemaakt door traanklieren.
geeft een traanklier aan?
Welk deel in de afbeelding geeft een traanklier aan?
1p
A
B
C
26
A.
deel
B.
deel
C.
deel
Traanvocht wordt gemaakt door traanklieren.
Welk deel in de afbeelding geeft een traanklier aan?
Deel Q
Q
Deel R
R
Deel S
S
A
1p
deel Q
2. De babyBmoet
weer
deel
R lachen als ze haar opa ziet.
In welk deel van de baby’s ogen
27 Jalien moet weer lachen als ze opa Frans ziet.
wordt licht
omgezet
C deel S in impulsen die naar de hersenen gaan?
In welk
deel
van
Jaliens
ogen wordt licht omgezet in impulsen die naar de
A. In het
harde
oogvlies
hersenen
gaan?
het hoornvlies
1p B.
27 InJalien
moet weer lachen als ze opa Frans ziet.
A in C.
hetInharde
oogvlies
netvlies
Inhet
welk
deel van Jaliens ogen wordt licht omgezet in impulsen die naar de
B in D.
hetInhoornvlies
het
vaatvlies
hersenen gaan?
C in het netvlies
A in het harde oogvlies
3.D De
baby
niethoornvlies
zo goed meer. Bij het schoonmaken van haar gehoorgang met
in het vaatvlies
Bhoort
in het
een wattenstaafje
is namelijk oorsmeer tegen een vlies geduwd.
C in het netvlies
Letter P Dgeeft
dit
deel
aan.
in het vaatvlies
BB-0191-a-13-1-o
 Hoe heet deel P?
BB-0191-a-13-1-o
12 / 17
lees verder ► ► ►
12 / 17
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
lees verder ► ► ►
47
4. In welk deel van het gehoororgaan bevinden zich de gehoorzintuigcellen?
A. In de gehoorsbeentjes
B. In de gehoorszenuw
C. In de oorschelp
D. In het slakkenhuis
___________________________________________________________________
Olifanten en temperatuur
Bij veel dieren zorgt beharing voor isolatie maar bij olifanten juist niet. De dunne
beharing van olifanten zorgt voor wind langs de huid. Deze wind zorgt voor afkoeling.
Ook bloedvaten in de huid helpen bij afkoeling.
5. De haren in de afbeelding staan rechtovereind. De haarspieren zijn dan
aangespannen.
Waar bevinden deze haarspieren zich?
A. In de lederhuid
B. In de opperhuid
C. In het onderhuis bindweefsel
6. De bloedvaten in de huid helpen om het lichaam af te koelen. Hoe doen
bloedvaten dit?
A. Door nauwer te worden
B. Door te sluiten
C. Door wijder te worden
7. Olifanten hebben geen zweetklieren.
Welke letter in de afbeelding geeft een deel
aan dat ontbreekt bij olifanten?
A. Letter Q
B. Letter R
C. Letter S
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
48
Mensen kunnen goed inschatten wanneer ze zullen botsen met een
wanneer mensen bang zijn.
naderend
Wetenschappers onderzoeken of dit ook het geval is
Gevaar
zienvoorwerp.
Proefpersonen
zien op een beeldscherm een object dat steeds dichterbij
wanneer mensen bang zijn.
lijkt te komen. Het lijkt alsof het object op het scherm met een bepaalde
Proefpersonen zien op een beeldscherm een object dat steeds dichterbij
snelheid
dichterbij
komt.
Mensen
kunnen
inschatten
wanneer
ze scherm
zullen botsen
met
een
lijkt
te komen.
Hetgoed
lijkt alsof
het object
op het
met een
bepaalde
Je
ziet
dit
op
het
beeldscherm
uitgebeeld.
naderenddichterbij
voorwerp.
Wetenschappers onderzoeken of dit ook het geval is
snelheid
komt.
Gevaar
zien
wanneer
mensen
bang zijn. uitgebeeld.
Je
ziet dit
op het
beeldscherm
Mensen
kunnen
goed
wanneer zeeen
zullen
botsen
een dichterbij
naderend
Proefpersonen zien inschatten
op een beeldscherm
object
datmet
steeds
voorwerp. Wetenschappers onderzoeken of dit ook het geval is wanneer mensen
lijkt te komen. Het lijkt alsof het object op het scherm met een bepaalde
bang zijn.
Proefpersonen zien op een beeldscherm een object dat steeds dichterbij
snelheid dichterbij komt.
lijkt te komen. Het lijkt alsof het object op het scherm met een bepaalde snelheid
Je ziet dit op het beeldscherm uitgebeeld.
dichterbij komt.
Je ziet dit op het beeldscherm uitgebeeld.
Het beeldscherm gaat uit. Vervolgens moeten de proefpersonen op een
knopbeeldscherm
drukken wanneer
ze Vervolgens
denken dat moeten
het object
hen zou botsen.
Het
gaat uit.
de met
proefpersonen
op een
knop drukken wanneer ze denken dat het object met hen zou botsen.
Een onderzoeksvraag was: “Drukken mannen sneller op de knop bij een
dreigend
object dan bijwas:
een “Drukken
onschuldig
object?”
Een
onderzoeksvraag
mannen
op de knop
bij knop
een
Het
beeldscherm
gaat uit. Vervolgens
moeten
de sneller
proefpersonen
op een
Het
beeldscherm
gaat
uit.
Vervolgens
moeten
de
proefpersonen
op
een
dreigendwanneer
object dan
bij eendat
onschuldig
drukken
ze denken
het objectobject?”
met hen zou botsen.
In
de
afbeelding
zie je
twee
gebruikte
objecten.
knop
drukken wanneer
ze“Drukken
denken
dat
het object
henknop
zoubij
botsen.
Een
onderzoeksvraag
was:
mannen
snellermet
op de
een dreigend
object
dan
bij
een
onschuldig
object?”
In de afbeelding zie je twee gebruikte objecten.
onderzoeksvraag
was:
“Drukken
mannen sneller op de knop bij een
InEen
de afbeelding
zie je twee
gebruikte
objecten.
dreigend object dan bij een onschuldig object?”
In de afbeelding zie je twee gebruikte objecten.
detabel
tabelstaat
staat
hoe
lang
gemiddeld
duurde
voordat
opknop
de knop
InInde
hoe
lang
hethet
gemiddeld
duurde
voordat
op de
werdwerd
gedrukt
gedrukt
nadat
het
beeld
werd.
In
de het
tabel
staat
hoe
langzwart
het gemiddeld
duurde voordat op de knop werd
nadat
beeld
zwart
werd.
gedrukt nadat
het beeld
zwart werd.
dreigend
object
onschuldig object
object onschuldig
object
mannen dreigend
2,5 seconde
5,2 seconde
In
de tabel staat
lang het gemiddeld
duurde voordat op de knop werd
mannen
2,5
seconde
5,2
vrouwen
2,2hoe
seconde
5,8 seconde
seconde
gedrukt nadat2,2
hetseconde
beeld zwart werd.
5,8 seconde
8.vrouwen
Je ziet de opstelling
van het onderzoek.
dreigend object onschuldig object
mannen
2,5 seconde
De proefpersoon
bevindt zich op 405,2 seconde
vrouwen
2,2het
seconde
5,8 seconde
centimeter van
beeldscherm. Licht
van het beeldscherm gaat door deel P
BB-0191-a-15-1-o
voordat het op het netvlies valt. 8 / 15
BB-0191-a-15-1-o  Hoe heet deel P?
8 / 15
BB-0191-a-15-1-o
8 / 15
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
lees verder ► ► ►
lees verder ► ► ►
lees verder ► ► ►
49
9. Waar wordt de proefpersoon zich bewust van het object op het beeldscherm?
A. in de grote hersenen B. in de hersenstam C. in de kleine hersenen 10. Leg met behulp van de resultaten uit dat het antwoord op de onderzoeksvraag
“ja” is.
11. Bij dit onderzoek moest een proefpersoon bewust nadenken over het moment
waarop de botsing zou plaatsvinden. Onbewust reageert iemand veel
sneller.
Wegduiken voor een tennisbal gaat bijvoorbeeld zo snel dat je er niet
over hoeft na te denken.
 Hoe heet zo’n snelle, onbewuste reactie?
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
50
Blok 5: Generatie op Generatie
Nieuw leven
1. Een eicel wordt bevrucht door een mannelijke geslachtscel. Bij planten en bij
dieren groeit uit een bevruchte eicel een nieuw organisme.

Hoe heet een mannelijke geslachtscel bij dieren?
En hoe heet een mannelijke geslachtscel bij planten?
Bij dieren: ...................................................................................................
Bij planten: .................................................................................................
januari
februari
4
5
52
1
2
3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
week
m
d
w
d
v
z
z
13 14 15
week
m
d
w
d
v
z
z
26 27 28 29 30
oktober
november
week
m
d
w
d
v
z
z
40 41 42 43 44
44
45 46 47
48
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
26
27
28
29
30
23 30
24 31
25
26
27
28
29
april
1
2
3
4
5
6
7
8
1
2
3
4
5
6
7
6
7
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
8
9
20 27
21 28
22 29
23
24
25
26
mei
9
10
11
12
13
14
15
16 17
16
17
18
19
20
21
22
18
23 30
24
25
26
27
28
29
juli
1
5
maart
week
m
d
w
d
v
z
z
2
3
4
5
6
7
8
8
9
10
11
12
13
14
9
10
11
12
13
14
15
15
16
17
18
19
20
21
16
17
18
19
20
21
22
23 30
24 31
25
26
27
28
29
22 29
23 30
24 31
25
26
27
28
10 11 12 13
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
juni
18 19 20 21
22
22 23 24 25
26
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
4
5
6
7
1 8
2 9
3 10
25
26
27
28
29
30
31
32 33 34
35
35
36 37 38 39
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
27
28
29
30
31
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
augustus
31
9
13
14
15
16
17
18
19
12
13
14
15
16
17
18
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
september
20
21
22
23
24
25
26
19
20
21
22
23
24
25
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
december
48 49 50 51
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
52
1
24 31
25
26
27
28
29
30
2. Ingrid is zwanger.
Om de 28 dagen werd Ingrid ongesteld.
Op 11 mei had Ingrid
1p
3
Ingrid is zwanger.
de eerste dag van haar laatste menstruatie. Op een dag daarna was de
Om waardoor
de 28 dagen
Ingrid ongesteld.
bevruchting
zij inwerd
verwachting
raakte.
Op welke datum was die
Op 11 mei had Ingrid de eerste dag van haar laatste menstruatie.
bevruchting?
Op een dag daarna was de bevruchting waardoor zij in verwachting
A. 12 mei
raakte.
B. 19 mei
Op welke datum was die bevruchting?
C. 26 mei
A 12 mei
B 19 mei duurt bij mensen 38 weken, gerekend vanaf de
3. Een zwangerschap
C 26 mei
bevruchting.
Ongeveer
twee weken na de bevruchting dacht Loes voor het eerst
dat ze misschien in verwachting was. Ze zei: “Ik ben overtijd.”
Een
zwangerschap
bijzwanger
mensenis?
38 weken, gerekend vanaf de
een
aanwijzing
dat eenduurt
vrouw
A. Zebevruchting.
verliest menstruatiebloed
B. ZeOngeveer
is niet ongesteld
geworden
twee weken
na de bevruchting dacht Loes voor het eerst dat ze
misschien in verwachting was. Ze zei: “Ik ben overtijd.”
Wat is een aanwijzing dat een vrouw zwanger is?
A Ze verliest menstruatiebloed.
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
51
B Ze is niet ongesteld geworden.
C Ze voelt geen beweging in haar baarmoeder.
1p
Wat4is
C. Ze voelt geen beweging in haar baarmoeder
4. De zinnen in de tabel gaan over het begin van een zwangerschap.
De zinnen in de tabel staan niet in de juiste volgorde.
Wat is de juiste volgorde?
A. 1-2-3-4
B. 1-2-4-3
C. 1-4-3-2
D. 3-1-2-4
E. 3-1-4-2
F. 3-2-4-1
5. Bij de geboorte kwam het hoofdje als eerste naar buiten.
Vader Bart schrok van
de vorm van het hoofdje van de baby.
De verpleegkundige stelde hem gerust:
“De schedel van de baby kan door de geboorte een beetje vervormen. Dat
verdwijnt vanzelf na een paar dagen.”

Tot welk orgaanstelsel behoort de schedel?
6. Na de geboorte van baby knipte vader Bart de
navelstreng door. Na enige tijd had Ingrid opnieuw
weeën en volgde de nageboorte.
 Kruis de drie delen aan die bij de nageboorte
afgevoerd worden.
7. Vlak na de geboorte schrok de baby. Ze spreidde haar armpjes wijd uit en
opende haar handjes. Dit is een onbewuste reactie.
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
52
 Hoe heet zo ́n onbewuste reactie?
8. De toestand van een baby wordt na de geboorte in een cijfer uitgedrukt. Een
dokter kijkt naar verschillende karakteristieken van een baby en geeft elk 0, 1 of 2
punten. Die punten worden opgeteld.
Een puntentotaal van 7 of hoger is
normaal. In de tabel staat aangegeven hoe dit gedaan wordt.
Een levenskenmerk waarop wordt gelet met deze test is ademhaling.

Noteer een ander levenskenmerk waarop wordt gelet met deze test.
9. De dokter onderzoekt de baby direct na de geboorte. Zij ziet een baby die:
 een geheel roze huid heeft
 een goede spierspanning heeft
 onregelmatig ademt
 een hartfrequentie van 90 slagen per minuut
 huilt
Welk cijfer geeft zij de baby volgens de tabel?
A. 7
B. 8
C. 9
D. 10
10. Na het doorknippen van de navelstreng blijft hiervan een stukje aan de baby
vastzitten. Dit stukje navelstreng droogt in. Na ongeveer zes dagen laat het los
van de buik. Dat plekje op de buik heet de navel. Bij de pasgeborene werd de
navel rood en ging stinken. Ze had een navelinfectie die veroorzaakt was door
bacteriën.
Welke bloeddeeltjes bestrijden die bacteriën?
A. Bloedplaatjes
B. Rode bloedcellen
C. Witte bloedcellen
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
53
Het consultatiebureau
1p
23
Op het consultatiebureau is tot Jaliens eerste verjaardag regelmatig haar
11. Op het consultatiebureau is tot de eerste verjaardag van de baby regelmatig haar
gewicht
gemeten.
gewicht
gemeten.De
Deresultaten
resultatenstaan
staan in
in het
het diagram.
diagram.
9
gewicht
(kg)
8,5
8
7,5
7
6,5
6
5,5
5
4,5
4
3,5
0
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
tijd (...1...)
Wat
opop
plaats
(...1...)
staan?
Watmoet
moetonder
onderhet
hetdiagram
diagram
plaats
(…1...)
staan?
A.
Weken
A weken
B. Maanden
B maanden
C. Jaren
C jaren
___________________________________________________________________
Niet in verwachting
12. Drie manieren om zwangerschap te voorkomen zijn:
 Gebruik van ‘de pil’
 Gebruik van condooms
 Sterilisatie van de man
De werking van deze drie manieren is niet dezelfde.

Kruis in de tabel de werking van elke manier aan.
BB-0191-a-13-1-o
10 / 17
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
lees verder ► ► ►
54
Sportbeha
1p
Sportbeha
11
Je ziet
een sportbeha. Een sportbeha ondersteunt de borsten van een
13. Je
ziet
een
sportbeha.
Een sportbeha ondersteunt de borsten van een vrouw
vrouw tijdens
het sporten.
tijdens het sporten.
Tot welke geslachtskenmerken behoren de door een sportbeha ondersteunde
Tot welke geslachtskenmerken behoren de door een sportbeha
organen?
ondersteunde
A. Alleen totorganen?
de primaire geslachtskenmerken
A B.
alleen
tottotdedeprimaire
geslachtskenmerken
Alleen
secundaire
geslachtskenmerken
Tot de
en tot degeslachtskenmerken
secundaire geslachtskenmerken
B C.
alleen
totprimaire
de secundaire
C tot de primaire en tot de secundaire geslachtskenmerken
BB-0191-a-15-1-o
6 / 15
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
lees verder ► ► ►
55
Voor dit examen kunnen maximaal 44 scorepunten worden behaald.
4 Beoordelingsmodel
Antwoorden:
Vraag
Antwoord
Scores
Blok 1: Cellen en stofwisseling
Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend.
1. A
2.
T, deze cel heeftcellen
geen celwand en wel een celkern
Verschillende
3. C
4. A
1 Amaximumscore 2
5.
6. een juiste tabel:
bacteriën
dieren
planten
schimmels
X
X
7. C
8. Cper juiste regel
9. B
Nieuw leven
10.
 Het opgenomen gas heet: koolstofdioxide
 maximumscore
Het afgegeven2gas heet: zuurstof
2
• bij dieren: zaadcel / spermacel
• bij planten: stuifmeelkorrel
1
1
3
C
4
B
5
D
6
maximumscore 1
beenderstelsel / bottenstelsel / geraamte / skelet
BB-0191-a-13-1-c
1
4
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
lees verder ► ► ►
56
Blok 2: Planten en dieren
1. E
2. Glazuur
Vraag
Antwoord
3. Juiste
type klieren zijn:
 Alvleesklier
 (klieren in de) maag / maagsapkier(en)
De ooievaar
 (klieren in de dunne) darm / (dunne) darmsapklier(en)
 (klieren in de) lever
30
maximumscore
2
4.
Scores
voorbeeld van een juist staafdiagram:
Scores
5. Antwoord
B• de staven van de jongens juist ingetekend
1
6. • de staven van de meisjes juist ingetekend
1

De
snavel
Voedselweb
31 B  De uitleg bevat de notie van de relatie tussen vorm van de snavel / een
puntige snavel en dat daarmee makkelijk insecten kunnen worden
28 32 maximumscore
2 2
gevangen.
maximumscore
7.deDe
juiste
voedselketen: plant/bladeren  (regen)worm  mol  ooievaar
juist
ingevulde
•
de
snavel tabel:
1
8.
Vraag
• de uitleg bevat de notie van de relatie tussen vorm van de snavel / een
komen
voor in
het
komen
niet
voor in
het
puntige snavel
en datwel
daarmee
makkelijk
insecten
kunnen
worden
voedselweb
voedselweb
gevangen
consumenten
X
33 maximumscore 2
producenten
X
de juiste voedselketen:
reducenten
X
plant/bladeren → (regen)worm → mol → ooievaar
9. B
indien
drie organismen
kruisjes juistiningevuld
de juiste volgorde genoemd, te beginnen met een
10.
B• vier
indien
twee kruisjes juist ingevuld
11.
C producent
indien
éénvoedselrelaties
of geen kruisjeop
juist
• de
de ingevuld
juiste wijze met pijlen aangegeven
29
1
2
1 1
0 1
B
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
Overgewicht
57
Voor dit examen kunnen maximaal 41 scorepunten worden behaald.
4 Beoordelingsmodel
Blok 3: Het lichaam in stand houden
Vraag
Antwoord
Scores
1. CAan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend.
2. Voedingsvezel
3. C
4.
A
Slikken
5. B
6. A
1 Bmaximumscore 1
7.
8. de juist ingevulde tabel:
sluit tijdens slikken
de luchtpijp af
huig
strotklepje
de neusholte af
X
X
9. COpmerking
10. AAlleen aan een volledig juist ingevulde tabel 1 scorepunt toekennen.
11. A
12. B
13. C
14. C
15.
 verwarmen van de lucht
 bevochtigen van de lucht
BB-0191-a-15-1-c
4
 keuren van de lucht
16. B
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
lees verder ► ► ►
58
Blok 4: Reageren op prikkels
1. A
2. C
3. Trommelvlies
4. D
5. A
6. C
7. C
8. Glasachtig lichaam
9. A
10. voorbeeld van een juiste uitleg:
Mannen drukken 2,7 seconden eerder op de
knop bij een dreigend object (dan bij een onschuldig object). Opmerking
Als in de uitleg niet naar de getallen uit de tabel wordt verwezen mag
geen scorepunt worden toegekend. 11. reflex
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
59
Blok 5: Generatie op generatie
1.


2.
3.
Vraag
4.
5.
6.
7
bij dieren: zaadcel/spermacel
bij planten: stuifmeelkorrel
C
B
D Antwoord
Beenderstelsel / bottenstelsel / geraamte / skelet
Scores
maximumscore 2
baarmoeder
goed is
fout is
X
embryo
goed is
fout is
X
(deel van de) navelstreng
goed is
X
fout is
placenta
goed is
X
fout is
vruchtvliezen
goed is
X
fout is
vijf delen goed
7. Reflex
vier delenop
goed
8. Reageren
prikkels of beweging
9. Bdrie of minder goed
10. C
11.
8 Bmaximumscore 1
12. reflex
9
10
2
1
0
maximumscore 1
de juiste antwoorden:
→ reageren op prikkels
→ beweging
B
13.B
11
C
Organen en orgaanstelsels
12
C
Melk
13
C
14
maximumscore 1
voedingsvezel
15
C
16
A Examentraining | Biologie | VMBO Basis | 2016
Nationale
60
Download