Renée Van Hekken

advertisement
1. Renée Van Hekken uit Schoten behaalde het
kandidaatsdiploma Letteren en Wijsbegeerte aan de Ufsia en
studeerde schilderkunst aan de Academie voor Schone
Kunsten te Antwerpen. Zij is fulltime schrijfster en
textielkunstenares. Tot nu toe publiceerde zij 4 romans en 16
dichtbundels. Constante in haar werk is: schoonheid & verval
en de 19de eeuw.
2. Edith de Gilde komt uit Den Haag. Zij was redactrice van het
prestigieuze internetmagazine Meander. Zij is bestuurslid van de
afdeling letteren, theater en film van de Haagse Kunstkring.
Gedichten van haar zijn gepubliceerd in Verloop / Verlauf
(tweetalige bundel met vertalingen in het Duits door Hans van der
Veen, 2011) en in Vleugels van cement, 2012.
3. Patricia De Landtsheer (Dendermonde) schreef
aanvankelijk poëzie en romans voor volwassenen. Sinds 1993 is zij
fulltime kinder- en jeugdboekenschrijfster. Haar 40ste boek, de
dichtbundel 'Doorheen de duisternis, het licht', verscheen bij C. de
Vries-Brouwers in 2013. Haar thema’s zijn o.a. drugsverslaving,
Wereldoorlog II, heksenvervolging. In haar boeken staan
vriendschap en verdraagzaamheid centraal.
4. Erika De Stercke komt uit Gent. Zij schrijft gedichten
omdat woorden haar raken. Zij vangt bijvoorbeeld flarden
van gesprekken op in de trein en die zinnen beginnen dan
een eigen leven te leiden. Erika de Stercke neemt veelvuldig
deel aan slams in Nederland en België. Zij deed ook mee aan
poëziefestivals zoals Dichters in de Prinsentuin in Groningen
en Onbederf’lijk Vers in Nijmegen.
5. Christina Guirlande werd geboren in Moerzeke bij Hamme
en kreeg een opleiding als onderwijzeres. Publiceerde tot
hiertoe meer dan 50 boeken (jeugd- en kinderboeken,
dichtbundels, novellen). Meer dan 750 verhalen, gedichten
en korte essays werden opgenomen in tijdschriften. Haar
gedichten werden meermaals bekroond en voor haar
jeugdboeken ontving zij o.a. tweemaal de Boekenleeuw en
de Prijs van de Vlaamse jeugd- en Kinderjury.
6. Melissa Leboeuf: dochter van Patricia De Landtsheer.
Schrijft niet alleen graag, maar brengt nog liever teksten op
een podium. Melissa kreeg een opleiding als logopedist en is
stemcoach voor vzw Opendoek. Haar schooltheaterstukken
brengt ze onder de titel Duo Dialoog samen met haar man,
violist Bernard Bertoni. Melissa en Bernard hebben speciaal
voor Publiek Geheim 7 een stukje ingestudeerd!
7. Lut Natens debuteerde in 2002 bij Berghmans Uitgevers
Antwerpen met de bundel Alles krijgt kleur. Met die bundel
won zij ook een prijs in een wedstrijd uitgeschreven door de
stad Aarschot. Twee gedichten van haar werden opgenomen
in een bloemlezing, uitgebracht door Patricia De Landtsheer,
ter gelegenheid van de gedichtendagwedstrijd Symbiose, in
2011 in Dendermonde.
8. Ann van Dessel woont in Wespelaar. Haar gedichten
werden gepubliceerd in literaire tijdschriften en in
bloemlezingen en vielen de voorbije jaren vaak in de prijzen.
Van 2011 tot 2013 was zij dorpsdichter van Haacht. Haar
poëziebundel een kei in duren verscheen in 2012 bij
Uitgeverij P. Ann is actief lid van twee poëzieschrijfgroepen
‘Pazzi di Parole’ en ‘CoLetters’.
9. Annmarie Sauer - Geboren in Ohio, groeide op in België.
Publiceerde talloze poëziebundels en non-fictie werken in het
Nederlands en in het Engels. Vertaalt poëzie van het Engels,
Duits en Frans naar het Nederlands en omgekeerd. Is, zo
zegt zij zelf, intens geboeid door wat zij noemt Native Indian
poetry. Zij is lid van Pen-Vlaanderen en woont tegelijk in
Antwerpen en in de USA. Haar Amerikaans huis is het oude
gasstation in Chloride, Arizona.
VALENTINA
Van ver kwam ze, Valentina.
Een onherbergzaam land achter blauwe ruwe bergen,
Siberie gelijk. Er waren daar diepbruine kronkelpaden, en vreemde
Scheefgezakte huizen, die aan Vrouw Holle uit Anton Pieck’s tekeningen
Deden denken. Gapende gaten, waar ooit misschien bommen insloegen,
Met een felle, venijnige klap.
Vluchten deed ze, Valentina,
Per schip naar een voor haar denkbaar veilige haven, in een kleine
Scheldestad, van toen en nu en ginds weg.
Bloemenventster werd ze, mannen behagen en langsheen de
Glinsterende stroom slenteren, in die kille winter van toen en nu.
De gloednieuwe gebouwen langsheen de stroom staarden haar
Kil aan. Haar verleden op haar rug gebonden, in een dikke bundel
Van dromen.
De dichter nam haar mee naar huis en liet haar niet meer gaan,
In zijn huis tekende Valentina haar verleden, in smalle, doorweven strepen
Van grijs en zwarte tinten.
Haar winterreis vanuit het rauwe, mooie land met de blauwe bergen,
Haar heden is haar thuis.
Valentina’s winterreis. Hij werd haar leiermann. Renée van Hekken 2012-2O13
Renée Van Hekken
Valentina’s winterreis, begeleid“ Valentina” programma. Klarinet en gitaar.
Renée van Hekken, Jan van Poyer, Ramsy Irani. Herfst 2O13.
(Die winterreise, Franz Schubert , Die Leiermann )
VERLOOP
iets was er
iets was er altijd
altijd was er
iets waar je niet bij kon
niets was er
niets wat je doen kon
en ergens daartussen
zat jij en je wachtte
en je wachtte op iets
en je zat en je wachtte
en jij was het wachten
je zat en je wachtte
je wachtte op iets
Edith de Gilde
Uit: ‘Vleugels van cement’, Leiden 2012
Er waren eens twee potloden. Twee gewone
potloden in dezelfde kleur.
Ze lagen naast elkaar op de vensterbank in de
zon.
Op het eerste gezicht zou men zeggen dat ze
beiden even groot waren.
Maar als je goed keek was het ene potlood net
ietsje groter dan het andere. Veel verschil was
er niet. Enkel de punt was ietsje langer.
Het verwaarlozen waard dus, maar goed, het
droeg ertoe bij dat het net iets grotere
potlood zich toch net iets belangrijker voelde
dan het net iets kleinere potlood. Daarom
zullen we vanaf nu het ene GROOT noemen en het
andere KLEIN.
Bah, wat is het hier warm, pufte GROOT.
Zeg dat wel, antwoordde KLEIN.
Ze probeerden een beetje van elkaar weg te
rollen want als je al volop in de zon ligt en
dan nog dicht tegen elkaar, is het hek helemaal
van de dam.
Moet je zien, zei GROOT, achter het raam
bewegen de bladeren aan de bomen. Er is dus
wind en waar wind waait is het fris. Tenminste,
dat veronderstel ik toch.
Ik wou dat ik daar lag. Helemaal in de schaduw
van die grote boom, zei KLEIN.
Of kort bij de vijver waar de fontein heerlijk
water spuit, zuchtte GROOT.
Zullen we het proberen? stelde KLEIN
enthousiast voor.
Oké, daar gaan we, giechelde GROOT.
Ze begonnen hun houten lijfjes zo vlug mogelijk
heen en weer te bewegen.
Maar o wee, GROOT rolde te ver naar de rand van
de vensterbank toe zodat hij naar beneden
tuimelde, terwijl KLEIN, net iets langzamer, op
de rand bleef balanceren.
Angstig probeerde KLEIN zich in evenwicht te
houden om toch maar niet in die afgrijselijke
diepte te belanden.
GROOT, GROOT, piepte hij, alles goed met je?
Durf jij zoiets te vragen terwijl ik hier
helemaal gebroken tussen de pluizen en het stof
lig? mopperde GROOT.
Gebroken? fluisterde KLEIN angstig.
Mijn punt is naar de vaantjes, helemaal
foetsie, snuifde GROOT boos.
O, dan zijn we eindelijk even…
Inderdaad, groot, gromde GROOT.
Zo bedoelde ik het niet, zei KLEIN.
Wat nu gezongen? gromde GROOT.
Hun avontuur was nog niet begonnen en hij had
er al genoeg van.
Die KLEIN ook altijd met zijn lumineuze ideeën,
dacht hij. Maar hij zei niets. Het zou toch
niets uithalen.
De deur van de kamer vloog open. Grote voeten
schuifelden rakelings langs GROOT.
Vlug kneep hij zijn ogen dicht. Hij wou niet
zien hoe hij vertrapt werd.
Wat lig jij hier te liggen? vroeg een heldere
meisjesstem. Jij hoort ergens anders dan in een
gleuf in het parket.
Even gebeurde er niets maar toen werd GROOT
opeens de hoogte in getild.
Plotseling werd alles donker. Voor GROOT het
goed besefte lag hij bovenop KLEIN.
Een beetje verder ontdekte hij een stukje gum
en een bundeltje kleurpotloden, die hem met
verwaand gezicht aankeken.
Wat is er gebeurd? fluisterde GROOT.
Zijn stem was nauwelijks te horen in die enge,
duffe, donkere ruimte waar ze in terechtgekomen
waren.
Ssst, stil toch, piepte KLEIN, we zitten in een
tekenkoker.
Een tekenkoker? vroeg GROOT. Wat is dat nu weer
voor onzin?
De tekenkoker van het meisje. Ze heeft grootse
plannen met ons, zei KLEIN.
Hou nu toch eens je snater, man, siste een rood
potlood. Wees blij dat je werd uitgekozen om
fantastische dingen te doen.
Ik begrijp het niet, gromde GROOT.
Een harde bons waardoor ze dooreen werden
geschud brak de conversatie abrupt af.
Plotseling hapten ze tegelijk naar lucht en
knepen hun ogen dicht voor het verblindende
licht dat op hen neerdwarrelde.
GROOT durfde niet te kijken, KLEIN nog minder.
Toen werden ze opgetild en kwamen in een nog
kleiner kokertje terecht. Even snerpte een
korte pijn door hun lijfje, dan niets meer.
Tot ze opeens heel zacht van links naar rechts,
van boven naar onder, en omgekeerd gleden en
zich heel licht voelden worden.
Het was
waar je
had dat
het bad
of ze uit lucht bestonden, of uit water
zo heerlijk op kunt ronddobberen. GROOT
gevoel ooit eens meegemaakt toen hij in
was getuimeld.
Voor de omtrek neem ik jou, murmelde de stem
van het meisje. En voor het leggen van de
schaduw, ben jij het meest geschikt.
Waar heeft ze het toch over? vroegen GROOT en
KLEIN zich af.
Maar toen de hand van het meisje kringen en
lijnen op een groot wit blad tekende, begon hen
eindelijk iets te dagen.
GROOT en KLEIN voelden zich ineens heel
belangrijk.
Wat een eer wordt ons aangedaan, fluisterde
GROOT. Ze maakt met ons een mooie tekening.
Zonder ons zou dit niet mogelijk zijn, we
moeten onze stelling dringend herzien.
Af! fluisterde het meisje. Ze legde GROOT en
KLEIN naast elkaar op de bank en sprong recht.
Ze keurde wat ze had getekend, knikte tevreden
en huppelde weg.
GROOT en KLEIN snoven diep de heerlijke
bloemengeur op die het meisje achterliet, en
keken naar de wuivende kruinen boven zich.
Toch heerlijk om een tekenpotlood te zijn, zei
KLEIN. Nu hebben wij al het moois van buiten
voor altijd vastgelegd op het blad. Nu kan het
nooit meer weg.
Gelijk heb je, zei GROOT. En toen vielen ze
tegelijk in slaap, want van tekenen word je ook
weleens heel erg moe.
Patricia De Landtsheer
Adem
Het leven kan kort zijn, voor
wie geluk heeft, iets langer,
zelfs de adem ruikt wanneer
het komen gaat.
Hij kruipt tussen de lagen van
de kleigrond, donker en zwaar
en los en speels, zandgrond
de rest, een samenraapsel of
een combinatie van de twee.
De adem vecht tegen het
verzet, hapt toe en bijt van
zich af maar keert, als de tijd
het vraagt
naar zijn bodem terug.
Erika De Stercke
Onvervulde wens
Eén keer in haar leven had ze de zee willen zien
maar zoveel water deed haar aan rampspoed denken
Ze had het ruisen van de golven willen horen
maar de wind maakte haar bang en verward
Ze had blootvoets de duinen willen beklimmen
maar hield zich het liefst op de vlakte
Ze wou de zon op het water zien ondergaan
maar moest voor het donker weer thuis
Ze had schelpjes willen rapen als een kind
wie kon ze dààrmee nog verrassen
Toen jaren later op ieder verweer
een passend weerwoord gevonden was
nam iemand haar mee voor een andere reis
en bracht haar nooit meer terug.
Christina Guirlande
Das Karikatur von Herr Director
Het heeft iets zieligs zoals hij daar in zijn eentje het mannelijke geslacht zit te
verdedigen dat een van nature sterke aanleg heeft om hun zwakheid te proberen
verbergen.
Bij hem lukt het allerminst. Hij zit onderuitgezakt op een stoel alsof hij het ding nooit
eerder zag en nog minder weet wat ermee te doen.
Hij doet mij denken aan een holenmens. Lange, slungelige armen en benen, verwoed
trachtend rechtop te lopen, maar nog steeds niet wetend hoe alles te coördineren. Het
is ook niet gemakkelijk om in het stadium van zijn cerebrale ontwikkeling alle
lichaamsdelen tegelijk te bevelen.
Mensen zoals hij zijn gemaakt om zich met de basale dingen van het leven bezig te
houden: tegen welke boom kan ik het best urineren zonder dat iemand mij ziet?
Welke planten in het oerwoud van de Delhaize – groentenrekken zijn eetbaar en
welke niet? Probeer het even voor ogen te zien: de homo – bijna - erectus (echt
rechtop is zijn soort nooit geraakt) tussen tomaten, prei en selder, druk snuffelend en
likkend.
Plots vangt hij de geur van een wijfje op. Diens jaloerse echtgenoot (een echte erectus
aan zijn spiermassa te oordelen) plukt hem nog net op tijd van haar achterwerk.
Gedaan met shoppen.
Daarom komt meneer directeur een weekje niet werken. De secretaresses noemen het
gniffelend: een ongelukje!
Op het werk lummelt hij een beetje rond, verwoed krabbend aan allerhande jeukende
lichaamsdelen. Zijn paar werkende hersencellen hebben nog niet geleerd dergelijke
prikkels te onderdrukken. Hij slaagt er wonderwel in te gedijen in het complexe milieu
van werknemers dat hem omringt. Zijn innerlijke kalmte, die voortvloeit uit pure
achterlijkheid, is een inspiratie voor velen. Hij heeft geluk, de directeur, dat hij veel
van wat tegen hem gezegd wordt niet begrijpt. Voor hem, als holenmens, is het een
leerproces te kijken hoe monden bewegen en op die manier woorden vormen. Hijzelf
zit nog in het klankstadium. Vooral de langgerekte ‘euh’ is bij de homo - bijna –
erectus een favoriet communicatiemiddel. Is een antwoord op bijna alles en kan in
verschillende intonaties toegepast worden. Geeft ook aanzet tot langer nadenken
zodat hij nog even met rust gelaten wordt.
Aangezien zijn stamgenoten goed voor hem zorgen, hoeft hij niet te denken aan het
gebruiken van moderne apparatuur zoals wasmachines of strijkijzers. Na een lange
dagtaak sleept hij zich naar het hol van zijn moeder waar er rond het vuur genoten
wordt van primitieve kost en wat genegenheid.
We kunnen het hem daarom niet kwalijk nemen dat de directeur niet op onze grieven
ingaat. Hij kan het niet helpen dat de evolutie niet snel genoeg gaat om aan dit soort
mannen de natuurlijke kwaliteiten van een leider te geven.
We kunnen er enkel in berusten dat op een dag dit zielige creatuur een homo habilis,
een èchte handige, tegen het lijf loopt die hem een paar rake klappen geeft en
definitief het zwijgen oplegt. Dat zou meteen het uitsterven van zijn soort betekenen
want aan een wijfje is de directeur – aapmens nooit geraakt. Niet moeilijk, als je nog
niet habilis genoeg bent om iets beters te bouwen dan een grot en niet erectus genoeg
om plezier aan te beleven.
De echte homo sapiens zal wel nooit een directeurszetel bekleden. Want, zonder
feministisch te willen zijn, een slimme man weet al lang dat die plaats beter door een
vrouw wordt ingenomen!
Melissa Leboeuf
broer
het komt goed
zeggen we
straks en morgen
komt alles goed
het rillen
van onze stem
gaat aan jou
voorbij
misschien is het goed zo
denken we
misschien wil jij het zo
dat het als een rimpeling is
die over water glijdt
ongerept en ongehaast
dat het als een pluisje is
dat ver weggeblazen wordt
en daar wacht tot jij ook komt
dat doodgaan niet
nog meer pijn doet
dan in dit ene ogenblik
lut natens
moedertaal
ik ben zes en draag mijn haar in een jongen
het is altijd geen school en moeder is overal
zij is groot als het huis en wij woekeren
door de zomer als een wilde tuin
wanneer ze ontspoort omdat wij te kind
en te veel, dan spreekt ze in zesendertig
ze heeft alles al zesendertig keer gezegd
en wij moeten geen zesendertig keer zeuren
ze heeft ook geen zesendertig handen of denken wij
dat moederdagen zesendertig uren hebben
in mijn ogen is moeder altijd zesendertig
en veel te oud om nog te leren tellen
© ann van dessel
5 minuten – Voor jou
Hier sta ik
vijf minuten ter ere van het woord
woorden werken
werken in
werken in op
het verlangen
is niet naar het woord
kus
zelfstandig naamwoord
bevelende wijs
niet kus
niet kussen
daarop volgt al te vaak
de sloop
wat sloop in
in de ooit gemakkelijke stilte
stilzwijgend, verzwijgend
bezweren, behoeden
behouden, onbehouwen
houden van vaste
roestvaste stemstilte
mijn woord
jullie woord
zwijgen als vermoord
ik sprokkel vasthoud woorden
als aren lezen
noten rapen kraken
en soms zingen
de dingen
rilt de ruimte
knetteren mitrailleurs
vredesduiven koeren
woorden openend en sluitend
als een deur
ach liefste
laten we weer
lachen koesteren
woorden wegen
weggeven
vergeven
vergaan
ondergaan
in kleine dood
woorden
1 mei rood
van anjers en van rozen
adem
mond aan mond
gedeeld
in wolken van rook
in reutel en zucht
woorden slechts lucht
Wat er werkelijk toe doet
daar heb ik geen woorden voor
en is weggelaten –
de kern der dingen onbereikbaar
zo sta ik stil
bij het ongedeelde
niet meegedeelde
en dan kantelt alles
in boze bolle volle
woorden
vol van pijn afgewezen te zijn
woorden kwaad
de spreker slaagt
om tranen te
trotseren in het hart
te hard aangepakt
meerduidig tatert
in de kamerstilte de TV
in onderkoelde leegte
komen woorden naar voren
door noodzaak gedreven
woorden van jouw leven
van mijn leven
van verlangen
en beven
trillen en verstilde traan
dan
worden woorden wit-
de witregel
wit van niet wordende woorden
vlechtplaats
van
verdwijnen
de stem wit van onthechting
wit als het egoloze woord liefdewit als vervreemding
in het stemloze witte woord
kruiswoord wachtwoord paswoord
soms ongepast
een eiland in leegte
witte woede wederwoord
wondewoord en weer
warmtewoord
en wonderwoord
het neewoord en het jawoord
de leegte en het zijn
het samen zijn
beloofd is beloofd
ik geef je mijn woord
luisterwoord snuisterwoord fluisterwoord
op de scheprand van het blad.
annmarie sauer
Download