Opleidingswijzer (crebo en naam opleiding) 2013

advertisement
BGE/MZ 2014 / 2016
Van ervaring ervaringskennis en
ervaringsdeskundigheid maken.
Opleidingswijzer
Inhoud en examinering van BGE/MZ
2013/2014opleiding
Opleiding BGE/Maatschappelijke zorg
Opleidingswijzer 2013-2014
1
Van ervaring ervaringskennis en ervaringsdeskundigheid maken.
Het doel van de opleidingswijzer is om informatie te verstrekken over de Zadkine BGE/MZ opleiding
niveau 4.
BGE programma ervaringsdeskundigheid in de opleidingsdagen en praktijkdagen.
De studenten van de BGE/MZ starten met de opleiding om hun talent in het ondersteunen en
begeleiden van (jonge) mensen met psychische problemen verder te ontwikkelen. Voor een BGE-er is
ervaringsdeskundigheid een toegevoegde en essentiële kwaliteit. In het lesprogramma van de BGE
zijn de lessen gericht op het ontwikkelen van professionele ervaringsdeskundigheid. In het
lesprogramma is er naast de lessen ruimte voor de ontwikkeling van ervaringsdeskundigheid in de
individuele coaching, de lessen methodisch praktijkbegeleiding in het eerste jaar, supervisie en
intervisie in het tweede jaar. Belangrijke opleidingsonderdelen zijn lessen rond individuele en
groepsgerichte herstelondersteunende zorg, rehabilitatie, ondersteunend omgaan met psychische
aandoeningen, coachende en motiverende gespreksvoering en methodieken als IPS, IMR, WRAP. De
BGE/MZ heeft de intentie om aandacht te besteden aan nieuwe ontwikkelingen in de GGz,
verslavingszorg en maatschappelijke opvang en daarbij af te stemmen met het werkveld. Om dat te
realiseren worden gastdocenten met ervaringsdeskundigheid en experts uit het vak betrokken bij de
lessen. Bij presentaties van studenten worden daarnaast gasten uit het werkveld uitgenodigd om
feedback te geven op de activiteiten en opbrengsten voor studenten. Hiermee beogen we input voor
het opleidingsprogramma te krijgen naast de vierjaarlijkse evaluaties met studenten.
Het opleidingsprogramma is gericht op het ontwikkelen van eigen ervaringsdeskundigheid als
kennisbron. Deze kan ingezet worden in specifieke beroepsprollen en taken als het:
- ondersteunen van individuele herstelprocessen;
- ondersteunen, kartrekken van een herstelwerkgroep of zelfhulpgroep;
- kennis overdragen, adviseren, voorlichten van een team in het omgaan met:
ervaringskennis, herstel, stigma en beeldvorming, en werken vanuit vraagsturing en
empowerment;
- begeleiden van workshops, scholen, trainen vanuit benutten van ervaringsdeskundigheid.
Deze beroepsrollen, waarbij ervaringsdeskundigheid een essentiële kennisbron is, zijn gericht op het
ondersteunen van cliënten bij hun herstelproces in eigen regie en kartrekken van herstelgroepen.
Andere beroepstaken zijn kennis overdragen, voorlichten, trainen en begeleiden van workshops voor
cliënten en collega’s, en het adviseren van collega’s en de organisatie vanuit ervaringsdeskundigheid.
Tijdens de praktijkdagen is het van belang dat studenten ruimte hebben om ervaring op te doen in de
specifieke beroepsrollen. Er wordt in de opleiding zowel aan specifieke ervaringsdeskundige
kerntaken gewerkt als aan de professionele kerntaken MZ met de insteek het benutten van
ervaringsdeskundigheid. Aan het eind van de opleiding ontvangen studenten als ze aan alle eisen
voldoen een kwalificerend diploma MZ niveau 4, certificaten voor supervisie en intervisie/coaching en
een addendum Ervaringsdeskundigheid.
In de opleidingswijzer wordt verder een uitleg gegeven van de MZ kerntaken en werkprocessen,
daarna volgen opleidingseisen ervaringsdeskundigheid, specifieke kwaliteiten voor
ervaringsdeskundigen, fasering in het opleidingsprogramma, de kerntaken ervaringsdeskundigheid,
een schema met de programmering in de opleiding en examinering met name in de algemene vakken
Nederlands, Engels en rekenen.
2
Kerntaken van het beroep, werkprocessen MZ
Het Kenniscentrum Calibris heeft beschreven wat de belangrijkste taken zijn voor het beroep MZ.
De kerntaken. In de BGE/MZ opleiding zijn dat er 3, namelijk:
Kerntaak 1:
Opstellen van een plan van aanpak
Kerntaak 2:
Bieden van ondersteunende, activerende begeleiding en zorg
Kerntaak 3:
Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken
De kerntaak wordt in kleinere taken verdeeld, de werkprocessen. Om de werkprocessen goed te
kunnen uitvoeren heb je een geheel aan kennis, vaardigheden en houding nodig. Werken aan de
kerntaken wordt verbonden aan het overige programma in de opleiding.
Hieronder staat een schema waarin aangegeven wordt welke kerntaken en werkprocessen er zijn. Dit
geeft een beeld van waar de MZ opleiding zich op richt. De examens en het onderwijs richten zich op
deze kerntaken en werkprocessen en de kennis, vaardigheden en (beroeps)houding die nodig zijn om
die werkprocessen te kunnen uitvoeren.
Kerntaak
Kerntaak 1:
Opstellen
van een plan van
aanpak
Kerntaak
Kerntaak 2:
Bieden van
ondersteunende,
activerende
begeleiding en zorg
Werkproces
1.1
Inventariseert hulpvragen van de cliënt
1.2
Schrijft het plan van aanpak
1.3
Specificeert het plan van aanpak tot een activiteitenplan
Kerntaak
Kerntaak 3:
Uitvoeren van
organisatie- en
professiegebonden
taken
Werkproces
3.1
Werkt aan deskundigheidsbevordering en
professionalisering van het beroep
3.2
Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg
3.3
Stemt de werkzaamheden af met betrokkenen
3.4
Voert coördinerende taken uit
3.6
Evalueert de geboden ondersteuning
3
Werkproces
2.1
Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging
2.2
Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden
2.3
Ondersteunt de cliënt bij dagbesteding
2.4
Begeleidt een groep cliënten op sociaal-maatschappelijk
gebied
2.5
Ondersteunt de cliënt bij het voeren van de regie over zijn
leven
2.6
Ondersteunt het sociale systeem
Uitwerking van de kerntaken van het beroep; MZ Persoonlijk Begeleider Specifieke
Doelgroepen niveau 4
Hier volgt een globale samenvatting van het kwalificatiedossier MZ toegespitst op het werkveld van de
BGE-er. In de tekst wordt voor de leesbaarheid in het kader van de opleiding BGE de term BGE-er
gehanteerd in plaats van persoonlijk begeleider specifieke doelgroepen. Een BGE-er werkt vanuit de
principes van herstelondersteunende zorg en empowerment, in de onderstaande tekst wordt in die
context soms afgeweken van de oorspronkelijke tekst in het kwalificatiedossier. Daarnaast heeft een
BGE-er specifieke kerntaken vanuit een eigen beroepscompetentie profiel. (De letters tussen haakjes
verwijzen naar de competenties aan het einde van dit deel.)
Kerntaak 1 Opstellen van een plan van aanpak
Werkproces 1.1 Inventariseert hulpvragen van de cliënt.
De BGE-er onderneemt gerichte stappen om relevante gegevens over de cliënt te krijgen,
bijvoorbeeld door gesprekken met de cliënt en het cliëntsysteem (het sociale systeem van de cliënt) te
voeren, omgang met de cliënt tijdens haar werkzaamheden, het uitvoeren van observaties en het
raadplegen van diverse informatiebronnen, bijvoorbeeld het plan van aanpak of verslagen over de
cliënt (N).
De BGE-er stelt samen met cliënt vast wanneer er voldoende gegevens zijn voor het schrijven van het
plan van aanpak of wanneer nieuwe informatie betreffende de cliënt aanleiding is voor aanpassing
van het plan van aanpak (D).
Ze geeft relevante informatie die ze verkrijgt door aan het (multidisciplinair) team.
Werkproces 1.2 Schrijft het plan van aanpak
De BGE-er analyseert de verzamelde informatie over en met de cliënt en selecteert samen de
relevante informatie en formuleert op basis daarvan doelstellingen voor de begeleiding. Zij stelt samen
met de cliënt doelen voor de begeleiding vast. Samen met de cliënt bedenkt en kiest ze de soort
activiteiten en de vorm van begeleiding die bijdraagt aan het bereiken van de doelstellingen. Met deze
informatie schrijft ze het plan van aanpak (J).
De BGE-er legt het plan van aanpak voor aan de cliënt en het sociaal systeem om instemming te
verkrijgen voor dit plan. Ze licht het plan toe en motiveert gemaakte keuzes (E). Zij stelt in overleg met
de cliënt en het sociaal systeem het plan eventueel bij. Vervolgens legt ze het plan van aanpak ter
vaststelling voor aan het (multidisciplinair) team. Ze licht het plan toe en motiveert gemaakte keuzes.
Indien nodig past de BGE-er het plan van aanpak op verzoek van het team nog aan. Vervolgens legt
zij het plan van aanpak opnieuw voor akkoord voor aan cliënt en het team.
Werkproces 1.3 Specificeert het plan van aanpak tot een activiteitenplan
Op basis van het plan van aanpak stelt de BGE-er samen met de cliënt een activiteitenplan op. Zij
gaat met de cliënt na met welke activiteiten de cliënt gaat werken aan de doelstellingen uit het
werkplan. Zij raadpleegt collega’s en eventueel deskundigen over de specifieke invulling van het
activiteitenplan voor de betreffende cliënt. Op basis van de wensen van de cliënt (R), zijn werkplan en
de aandachtspunten van de collega’s werkt ze het werkplan uit tot een activiteitenplan met
evaluatiemomenten en -criteria.
Kerntaak 2 Bieden van ondersteunende, activerende begeleiding en zorg
Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging
De BGE-er ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke lichamelijke verzorging, toiletgang, mobiliteit en bij
het slaap/waakritme (C). Ze ondersteunt bij de zorg voor een optimaal lichamelijk en geestelijk
welbevinden van de cliënt door gebruik te maken van aangepaste materialen en ruimten. Ze bouwt
een vertrouwensband op met de cliënt door rekening te houden met de privacy en te zorgen voor
gelegenheid om persoonlijke en intieme vraagstukken van de cliënt te kunnen bespreken.
Werkproces 2.2 Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden
De BGE-er ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden. Zij ondersteunt de cliënt bij de organisatie
van het huishouden, zoals bij het uitvoeren van lichte huishoudelijke schoonmaakwerkzaamheden, het
doen van inkopen, het bereiden van maaltijden, het opmaken van bedden, het wassen en strijken van
kleding en textiel, het realiseren van een optimaal woon- en leefklimaat, mobiliteitsvraagstukken, het
doen van de (financiële) administratie, budgettering en het behartigen van financiële belangen. Ze
voorziet in de voorwaarden om de cliënt te laten oefenen of experimenteren met ander gedrag of
4
nieuwe, huishoudelijke vaardigheden (C). Zo zorgt ze er bijvoorbeeld voor dat benodigde materialen
en middelen beschikbaar zijn. Ze zorgt in overleg met de cliënt voor een wenselijke leefsituatie en
houdt daarbij rekening met hygiëne en veiligheid.
Werkproces 2.3 Ondersteunt de cliënt bij dagbesteding
De BGE-er ondersteunt de cliënt bij het realiseren van zijn wensen en behoeften op het gebied van
werk, scholing en vrije tijd overeenkomstig het activiteitenplan ten behoeve van een aangename of
zinvolle dagbesteding (C). Zij gaat samen met de cliënt na op welke wijze invulling wordt gegeven aan
de activiteiten uit het activiteitenplan. Ze reikt voorbeelden, keuzemogelijkheden en alternatieven aan.
Ze creëert de voorwaarden waarin de cliënt zijn behoeften op het gebied van werk, scholing en vrije
tijd kan realiseren door bijvoorbeeld samen met de cliënt naar een opleidingscentrum of het UWV te
gaan. Ze wijst de cliënt de weg in het aanbod van activiteiten op gebied van werk, scholing en vrije tijd
en geeft advies. De BGE-er organiseert activiteiten op het gebied van werk, scholing en vrije tijd,
bereidt deze voor en voert ze uit. Soms delegeert ze deze taken aan een collega. Ze creëert
ontwikkelingsgerichte activiteiten of leersituaties, zodat de cliënt kan oefenen of experimenteren met
ander(e) gedrag en vaardigheden.
Werkproces 2.4 Begeleidt een groep cliënten op sociaal-maatschappelijk gebied
De BGE-er bereidt groepsactiviteiten voor door te zorgen dat gereedschappen, materialen en
apparatuur aanwezig zijn (L) en informeert de cliënten over de activiteit. Bij aanvang van een activiteit
geeft ze uitleg of instructie over de activiteit aan de cliënten en laat o.a. voorbeelden,
keuzemogelijkheden en alternatieven zien.
Ze demonstreert zo nodig het gebruik van gereedschappen, apparatuur en materialen. Tijdens de
activiteit bewaakt ze de voortgang en motiveert zo nodig de cliënten de gestelde doelen te halen. Ze
schakelt flexibel en continu tussen de individuele cliënt en de groep cliënten. Ze observeert en dealt
met de groepsdynamiek en het gedrag van de cliënten. Indien nodig bespreekt ze dit in de groep. Zo
leert zij bijvoorbeeld de cliënten om te gaan met anderen en zich te houden aan afgesproken
(gedrags)regels. De BGE-er bevordert een goed groepsklimaat en voorkomt mogelijk ongewenst
gedrag door te reageren op veranderingen in de situatie door de ondersteuning aan te passen en
stuurt zo nodig de activiteit bij. Bij agressie handhaaft ze de orde en treedt regelend op door
noodzakelijke interventies doelgericht uit te voeren (U). Ze rapporteert veranderingen in het gedrag
van de cliënten aan haar leidinggevende of aan het team.
Werkproces 2.5 Ondersteunt de cliënt bij het voeren van de regie over zijn eigen leven
De BGE-er ondersteunt de cliënt bij het voeren van de regie over zijn eigen leven. Ze maakt afspraken
met de cliënt over wat hij zelf doet en waarvoor diensten van mantelzorgers en/of interne of externe
deskundigen ingezet worden en coördineert de activiteiten rond de regie over het eigen leven van de
cliënt. Ze schakelt deskundigen in om de gestelde doelen c.q. diensten te helpen realiseren (B). De
BGE-er treedt op als aanspreekpunt voor de cliënt en derden. Ze informeert de cliënt over de
geplande ondersteuning en de gemaakte afspraken en koppelt informatie over de cliënt terug aan de
betrokken hulpverleners. Ze schakelt – waar mogelijk – het sociale systeem van de cliënt in om de
regie te voeren wanneer de cliënt zelf daartoe – tijdelijk of permanent – niet in staat is. Indien nodig
neemt ze zelf de regie, tijdelijk of permanent, gedeeltelijk of geheel over. Zo bemiddelt zij bijvoorbeeld
tussen de cliënt en potentiële werkplek, onderwijs of vereniging. Ze bewaakt de kwaliteit en de
continuïteit van de regie van de cliënt over zijn eigen leven.
Werkproces 2.6 Ondersteunt het sociale systeem
De BGE-er ondersteunt en versterkt de relatie tussen de cliënt en het sociale systeem. Ze voert
activiteiten uit om de draagkracht van het sociale systeem van de cliënt te vergroten. Zij informeert
hen, in samenspraak met cliënt, bijvoorbeeld over het verloop van de situatie waarin de cliënt zich
bevindt en geeft tips voor de dagelijkse omgang en ondersteuning van de cliënt (K). Zij verwijst naar
relevante informatiebronnen en naar relevante voorzieningen.
Kerntaak 3 Uitvoeren van organisatie - en professiegebonden taken
Werkproces 3.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep
De BGE-er werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep. Zij leest
vakliteratuur en volgt bijscholingen en voert haar werkzaamheden uit volgens de daar geleerde kennis
en vaardigheden. Ze vraagt om feedback over haar eigen functioneren en geeft feedback aan
anderen. Ze stelt samen met haar leidinggevende een persoonlijk ontwikkelplan op en voert dit uit. Zij
neemt deel aan inhoudelijke discussies met collega’s en anderen over het beroep en levert zo een
5
bijdrage aan visieontwikkeling van het beroep en de beroepsuitoefening en draagt deze visie ook uit
aan anderen (K). De BGE-er zet zich in voor (de belangen van) de beroepsgroep.
Werkproces 3.2 Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg
De BGE-er werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg (T). Zij werkt mee aan het
verbeteren van de kwaliteit van de zorg en ondersteuning door bijvoorbeeld te participeren in
ontwikkel- of intervisiegroepen en door haar kennis van het vakgebied in te zetten bij
verbetertrajecten. Zij bewaakt systematisch de kwaliteit van haar werkzaamheden en signaleert en
rapporteert tijdig knelpunten. Ze neemt deel aan onderzoeken, gebruikt waar mogelijk informatie uit
wetenschappelijk onderzoek en werkt mee aan standaard- en/of protocolontwikkeling. Ze werkt met
kwaliteitszorgsystemen.
Werkproces 3.3 Stemt de werkzaamheden af met betrokkenen
De BGE-er stemt de werkzaamheden af met collega’s, draagt werkzaamheden mondeling en/of
schriftelijk over, eventueel via een cliëntregistratiesysteem, maakt afspraken over de zorg en
begeleiding en over knelpunten daarin. Zij neemt deel aan voor de afstemming van haar
werkzaamheden relevante overlegvormen (E).
Werkproces 3.4 Voert coördinerende taken uit
De BGE-er verdeelt de werkzaamheden, geeft prioriteiten aan en houdt contact met de verschillende
medewerkers (Q). Ze stemt de werkzaamheden van de verschillende medewerkers en eventuele
deskundigen van andere disciplines op elkaar af, ze ziet toe op de uitvoering van de werkzaamheden
en de continuïteit van de zorgverlening en ondersteuning. Ze werkt aan en onderhoudt een actief
netwerk van contacten binnen en buiten de organisatie.
Werkproces 3.6 Evalueert de geboden ondersteuning
De BGE-er evalueert periodiek en aan het eind van het traject, de geboden ondersteuning samen met
cliënt en in overleg met cliëntsysteem. Ze verzamelt relevante gegevens voor de evaluatie en
analyseert deze (M). Op basis daarvan schrijft zij een evaluatieverslag of evalueert zij - indien dit
gewenst is – mondeling met haar leidinggevende (J). Zij bespreekt de gegevens uit de evaluatie met
de cliënt en het team. Zij voert, indien daartoe aanleiding is, in overleg gewenste veranderingen in de
zorg en begeleiding door. De BGE-er evalueert hiernaast ook de door haar uitgevoerde coördinerende
taken.
Competenties
De volgende competenties zijn in het kwalificatiedossier Maatschappelijk Zorg 2011-2012
opgenomen: B, C, D, E, F, H, J, K, L, M, N, Q, R, T, U
B Aansturen
C Begeleiden
D Aandacht en begrip tonen
E Samenwerken en overleggen
F Ethisch en integer handelen
H Overtuigen en beïnvloeden
J Formuleren en rapporteren
K Vakdeskundigheid toepassen
L Materialen en middelen inzetten
M Analyseren
N Onderzoeken
Q Plannen en organiseren
R Op de behoeften en verwachtingen van de ‘klant’ richten
T Instructies en procedures opvolgen
U Omgaan met verandering en aanpassen
Bron: Kwalificatiedossier Maatschappelijke Zorg 2011-2012
6
Inhoudelijke opleidingseisen in de BGE/MZ zijn:
 Onderzoek doen naar eigen levensverhaal, herstelverhaal, ervaringsverhaal.
Engagement en inspiratie komen uit de eigen ervaringen voort. Daarvoor wordt de eigen
levenservaring diepgaand bekeken. Verwerken en bewerken van de eigen ervaringen is nodig
om tot ervaringskennis en ervaringsdeskundigheid te komen. Er wordt gereflecteerd op de
eigen ervaringen met psychische, psychiatrische en verslavingsproblemen, de sociale
gevolgen daarvan (voor leven, leren, werken), reacties en beeldvorming van de
maatschappelijke context, ervaringen met behandeling en begeleiding van professionals,
contacten met lotgenoten en kennen van strategieën die bijdragen aan het eigen
herstelproces.
 De ervaringsverhalen van anderen kennen. Het horen, begrijpen en bevragen van de verhalen
van anderen verruimt de eigen ervaringen en is zo een bijdrage aan ervaringsdeskundigheid.
Daarbij wordt ervaring opgedaan op welke wijze cliënten ondersteund kunnen worden in
onderzoek doen naar hun eigen bronnen van kracht en herstelbevorderende factoren.
 Onderzoeken hoe de eigen ervaringskennis te benutten ten behoeve van cliënten en
collega’s.
 Bekend zijn met de essentiële literatuur en publicaties uit het kennisdomein
’Ervaringsdeskundigheid’.
 Onderzoeken van veelvoorkomende spanningsvelden als omgaan met:
afstand - nabijheid
professioneel - persoonlijk
zorg en hulp - aanmoediging
crisis en terugval - leren en groei
bijzonder - normaal
privé - publiek
twijfel - zekerheid
kwetsbaarheid - kracht
schaamte - trots
Specifieke professionele kwaliteiten van BGE-ers zijn:
 Het bevorderen van empowerment: Faciliteren dat mensen hun eigen kracht kunnen vinden
en gebruiken en zoveel mogelijk regie over het eigen leven kunnen houden. Rolmodel zijn
door aanwezig te zijn, te laten zien dat herstel mogelijk is, ook vanuit schijnbaar uitzichtloze
situaties. Tolk en vertaler kunnen zijn van het perspectief van cliënten zodanig dat
zelfbeschikking en zelfredzaamheid zo groot mogelijk blijven.
 Deskundigheid in leven met psychische / psychiatrische / verslavingsproblemen en herstel.
Kennis over leven met beperkingen, strategieën kennen die de impact van beperkingen en
belemmeringen verminderen, weten hoe om te gaan met behandeling en hulpverleners, met
effecten van stigmatisering. Een unieke kijk ontwikkelen door reflectie en analyse van
dergelijke ervaringen.
 Sensitiviteit, herkenning en erkenning. Er is gevoeligheid ontwikkeld voor de nuances, details
en belevingswereld van mensen met psychiatrische problemen. Aanvoelen wat nodig is en
weten hoe het voelt. Waarnemen en observeren met bewustzijn van ervaringsdeskundigheid.
Zien, herkennen en begrijpen van gedrag en van daaruit vragen stellen, nagaan van
observaties bij cliënten en collega’s. Kunnen duiden van perspectieven. Proactief handelen.
Zelfreflectie is belangrijk en openstaan voor feedback van anderen op de eigen inzet vanuit
ervaringsdeskundigheid (verbaal en non-verbaal).
 Een kritische blik hebben, zelf feedback geven op de kwaliteit van de zorg en cliënten
uitnodigen om feedback te geven. Aandacht hebben voor hoop en dat wat hoopgevend is.
Bijdragen aan een efficiënte begripvolle en vraaggerichte begeleiding.
7
Fasering in de opleiding rond ervaringsdeskundigheid:
Eerste jaar:
In het eerste jaar staat in de lessen ervaringsdeskundigheid het onderzoek van het eigen
ervaringsverhaal centraal. Studenten vertellen soms voor de eerste keer hun hele ervaringsverhaal.
De andere studenten luisteren, stellen vragen en laten de ervaring van hun medestudent op zich in
werken. Dat zijn indrukwekkende bijeenkomsten waarbij herkenning en erkenning een rol spelen,
mensen gaan elkaar beter begrijpen. Je ervaart dat je niet de enige bent. Het ervaringsverhaal
vertellen biedt steun. De focus ligt nog niet op ervaringsdeskundigheid benutten voor anderen, de
specifieke kwaliteiten zijn in ontwikkeling. In de praktijk kan nog niet vereist worden dat studenten
hun ervaringskennis al volledig professioneel kunnen inzetten en benutten.
Het eerste jaar worden definiëringen en concepten rond ervaringsdeskundigheid, herstel,
empowerment, beeldvorming behandeld.
Tijdens de methodische praktijkbegeleiding worden werkervaringen uitgewisseld, middels reflectie en
dialoog wordt geleerd hoe met situaties uit het werk om te gaan. Je hoort hoe het er op andere
plekken toegaat, over cliënten en collega’s, de methodiek, de werksfeer.
Op school wordt verder ook gewerkt aan de specifieke MZ kerntaken en werkprocessen van de
opleiding. Er zijn theorielessen, projectlessen waarin studenten aan opdrachten of projecten werken
en trainingen waarin vaardigheden worden geoefend. In de lessen wordt een verbinding gemaakt met
het beroep.
Daarnaast zijn er algemene vakken: Nederlands, Engels, LLB (leren, loopbaan en burgerschap) en
rekenen. Waar mogelijk wordt in deze lessen een link gelegd naar de beroepspraktijk.
Iedere student krijgt daarnaast coaching; soms in een groepje, soms individueel.
De BPV beslaat 19 uur. In de derde periode kan in de BPV aan de eerste twee examenopdrachten
gewerkt worden. Dit in overleg met de BPV begeleider en de opleidingscoach.
Tweede jaar:
In het tweede jaar komen systematische reflectie, analyse en dialoog vanuit ervaringsdeskundigheid
meer centraal te staan. Er wordt een onderzoeksopdracht gedaan waarin studenten elkaar en
anderen uit het werkveld interviewen met de nadruk op herstel. In dat onderzoek wordt ook de BPV
meegenomen door een werkveldverkenning naar de wensen van de praktijkplek rond het benutten
van ervaringsdeskundigheid. De beroepsrollen en taken ervaringsdeskundigheid richten zich ook op
kennis overdragen. BGE-ers leren adviseren en, voorlichting geven in het omgaan met
ervaringskennis, herstelbevorderend werken, tegengaan van stigma en bevorderen van
empowerment. Daarnaast wordt aandacht besteed aan het begeleiden van workshops en training
geven.
Tijdens de supervisie en intervisie brengen BGE-ers eigen praktijkervaringen in, dilemma’s en
spanningsvelden, successen en actuele eigen issues. De zelfsturing en regie ligt bij de student.
Naast de reguliere praktijkopdrachten wordt ervaring opgedaan met de beroepsrollen; ondersteunen
van individuele herstelprocessen en kartrekken van een herstelwerkgroep, lotgenotengroep of
zelfhulpgroep.
In het tweede leerjaar wordt in de BPV verder gewerkt aan de examenonderdelen voor MZ. Het is de
bedoeling om het tweede jaar alle onderdelen van de opleiding af te ronden.
8
Specifieke kerntaken voor de BGE-er
De BGE/MZ opleiding leidt ook op voor specifieke kerntaken uit het beroepscompetentie profiel van
een ervaringsdeskundige zoals voorlopig is vastgesteld door LIVE in samenwerking met GGz
Nederland. Onderstaand de voor de BGE relevante kerntaken op opleidingsniveau 4.
Cliëntgebonden kerntaken ervaringsdeskundigheid
 De BGE-er creëert een (diagnose) vrije ruimte en nodigt mensen uit om er gebruik van te
maken. Hij laat mensen ruimte om zichzelf te zijn en te worden en te ontdekken waar hun
kracht en interesse ligt.
Activiteiten:
- Maakt eigen ervaringskennis beschikbaar
- Biedt hoop en stelt zich gelijkwaardig op
- Nodigt mensen uit door hen op te zoeken waar zij hun tijd doorbrengen
- Legt individueel en op groepsniveau contact
- Stemt af op de belevingswereld van mensen
- Spreekt in alledaagse taal over levensproblemen en gevoelens en emoties zoals ze
ervaren worden
 De BGE-er creëert ruimte voor het individuele herstelproces.
Activiteiten
- Maakt en houdt contact en verbinding
- Creëert een vertrouwensband en bouwt samenwerkingsrelatie op
- Faciliteert ruimte voor het vertellen en onderzoeken van het eigen verhaal
- Brengt herstelkennis in
- Ondersteunt opbouw zelfbesef, eigenwaarde en het ontdekken, ontwikkelen van eigen
krachtbronnen en handelingsstrategieën (ervaringskennis)
 De BGE-er biedt gevraagde sociale en praktische ondersteuning.
- Faciliteert ruimte en toegang tot hulpbronnen voor het herwinnen van empowerment
- Kan gevraagd motiveren tot het nemen van eigen initiatief en ondersteunen bij het
realiseren daarvan
- Ondersteunt bij het zoeken naar andere mogelijkheden voor hulp binnen en buiten de
psychiatrie
- Ondersteunt bij het organiseren van persoonlijk netwerk, bv. eigen kracht conferentie en
maatschappelijke steunsystemen
- Kan in regie en belang van de ander de zorg kortdurend overnemen als iemand daar
meer bij gebaat blijkt te zijn, komt hier altijd op terug
- Doet wat aan de orde is en biedt gevraagde praktische en sociale steun, bv. door bezoek
aan huis, praktische hulp om ordening in huishouden en administratie, het gezamenlijk
ondernemen van ontspannende activiteiten, begeleiden bij bezoek aan maatschappelijke
instellingen of instanties, ondersteunt bij bemiddeling en conflicthantering met derden etc.
- Biedt ondersteuning bij en tijdens crisismomenten vanuit gemaakte afspraken zoals een
crisiskaart.
 De BGE-er begeleidt groepen bij hun herstel.
- Faciliteert de groepsbijeenkomsten
- Begeleidt de groep in gelijkwaardige uitwisseling, creëert een veilige groepsklimaat door
afspraken te maken, te faseren en ruimte te bieden voor diversiteit
- Stemt aanbod en werkwijze met de deelnemers af door te evalueren
- Bevordert empowerment van de deelnemers en brengt daarvoor ook ervaringskennis in,
bewaakt de focus op kracht en herstel
- Bewaakt de afgesproken structuur of faciliteert het maken van nieuw afspraken
- Laat verantwoordelijkheid bij de groep en de individuele deelnemers
- Ondersteunt het dynamisch balanceren tussen ieders eigen leiderschap en aandacht voor
storingen in de communicatie
9
Organisatiegebonden kerntaken ervaringsdeskundigheid
 De BGE-er ondersteunt het organiseren en inrichten van herstelondersteunende zorg.
- Maakt kwartier voor een vrijplaats voor zelfhulp en herstel met ervaringsdeskundige
ondersteuning door het bepleiten van het belang ervan en het zetten van concrete
stappen voor de realisatie
- Bevordert het centraal stellen van het verhaal van de cliënt in de organisatie
- Bevordert een bescheiden inbreng van het professionele kader in de bejegening van
cliënten
- Kijkt kritisch naar bestaande zorg, herkent wanneer interventies herstelbelemmerend,
herstelondermijnend zijn en gaat het gesprek over het onderwerp aan
- Komt op tegen stigmatisering (ook subtiel), herkent discriminatie en mechanismen voor
uitsluiting, kan patronen ter discussie stellen en omvormen
- Is betrokken bij het selecteren van ervaringsdeskundige collega’s

De BGE-er draagt bij aan coachen, scholen en deskundigheidbevordering van reguliere
hulpverleners en ervaringsdeskundigen
-

De BGE-er adviseert op basis van ervaringsdeskundigheid met een focus op zelfbepaling,
zelfbeschikking en zelfhulp
-
10
Draagt bij aan intervisie met ervaringsdeskundige collega’s (in opleiding)
Coacht reguliere hulpverleners vanuit ervaringsdeskundigheid over herstelondersteunend
werken en het in het oog krijgen en kennis verwerven van herstelprocessen en condities
voor empowerment
De BGE-er geeft advies aan medeteamleden, management en stafafdelingen
Kan afstemmen met professionals en vrijwilligers
Heeft oog voor dilemma’s en spanningsvelden in het ondersteuningsaanbod, kan kritisch
reflecteren op het eigen handelen en zo nodig signalen afgeven in knelsituaties
Kan kritisch kijken naar maatschappelijke kansen en bij bedreigingen gerichte actie
ondernemen binnen de eigen invloedsfeer
Kan voorlichting geven vanuit ervaringsdeskundigheid binnen en buiten de GGz

De BGE-er ontwikkelt en participeert in relevante netwerken, samenwerkend als werknemer of
als zelfstandige in en buiten de GGz.
- Ondersteunt bij het ontwikkelen en versterken van sociale netwerken
- Participeert in netwerken met mensen en partijen op wijk- en buurtniveau
- Participeert in initiatieven rond ervaringsdeskundigheid
- Maakt kwartier in maatschappelijke verbanden en vergroten van mogelijkheden bij
maatschappelijke participatie

De BGE-er beïnvloedt sociaal maatschappelijke processen en creëert maatschappelijke
kansen
- Ontwikkelt anti-stigma activiteiten
- Creëert kansen en mogelijkheden voor maatschappelijke participatie
- Ontwikkelt en participeert om die reden in relevante netwerken
- Werkt samen met andere stakeholders in en buiten de ggz

De BGE-er draagt bij aan onderwijs en onderzoek
- Brengt kennis en ervaring over ervaringsdeskundigheid in bij beroepsonderwijs
- Verzorgt gastlessen en begeleidt de praktijk van ervaringsdeskundigen in
beroepsopleiding
Professiegebonden kerntaken ervaringsdeskundigheid
 De BGE-er reflecteert op het eigen handelen en heeft een lerende en onderzoekende
beroepshouding
- Neemt deel aan intervisiegroepen en met andere ervaringsdeskundige collega’s en met
anderen
- Reflecteert op eigen ervaringen, ervaringskennis en ervaringsdeskundigheid
- Reflecteert ethisch, waarderend en kritisch op de eigen beroepsmatige inzet van
ervaringsdeskundigheid en vraagt daarbij ook feedback aan cliënten en collega’s
- Onderhoudt de eigen professionaliteit door bv. supervisie te nemen
- Levert een bijdrage aan visieontwikkeling en beroepsontwikkeling
 De BGE-er houdt eigen deskundigheid en expertise op peil
- Houdt vakliteratuur bij, volgt bijscholing en legt verbinding met eigen praktijkervaringen
- Houdt verbinding met de eigen roots van ervaringsdeskundigen
- Houdt verbinding met de herstelbeweging
 Levert een bijdrage aan beroepsontwikkeling, de professionele inzet van
ervaringsdeskundigheid
- Levert een bijdrage aan maatschappelijke discussies en discussies in het werkveld over
ontwikkelingen die kwalitatief goed ondersteuningsaanbod betreffen
11
1.1 Programmering
Opleidingsjaar 1 niveau 4
Uren per week
Contacturen per dag:
Introductieweek
Projecten IL
Presentatie project IL
Kennis CL
Vaardigheden VL
Coaching
MWB
Ervaringsdeskundigheid
Rekenen
Nederlands
Engels
BPV
periode 1
periode 2
periode 3
periode 4
1
0.5
1.5
1.5
0.5
1
1
1
1
0.5
1.5
1.5
0.5
1
1
1
0.5
1.5
1.5
0.5
1
1
1
0.5
1.5
1.5
0.5
1
1
1
19
19
Examinering
1
1
19
19
A
B
Opleidingsjaar 2 niveau 4
Uren per week
Contacturen:
Projecten IL
Kennis CL
Vaardigheden VL
Coaching
Supervisie (om de
week)
Intervisie
Ervaringsdeskundigheid
(om de week)
Rekenen
Nederlands
Engels
BPV uitvoering
Presentatie ED
Examinering
12
periode 1
periode 2
periode 3
periode 4
1.5
1.5
1.5
0.5
2
1.5
1.5
1
0.5
2
2
1
1
0.5
2
2
1
1
0.5
2
2
1.5
2
2
1.5
1
1
19
19
C
D
1
1
19
19
E
2. Examinering van de opleiding
Bij de examinering laat je zien dat je de kerntaken van het beroep en ervaringsdeskundigheid
waarvoor je bent opgeleid vakbekwaam kunt uitvoeren. Ook toon je je algemene ontwikkeling aan
door examinering in de vakken Nederlands, rekenen en indien aan de orde voor deze opleiding
moderne vreemde talen.
Examenplan
Meer informatie over de planning, inhoud, organisatie, vorm van de examenonderdelen, wijze van
beoordeling en gebruik van hulpmiddelen staan in de definitieve examenprogrammering. Het prove-tomove examen en de opdrachten ervaringsdeskundigheid worden apart uitgereikt.
Per kerntaak is de eindbeoordeling vastgesteld. Daarnaast wordt vastgesteld of je voldoet aan het
voor deze opleiding geldende niveau voor Nederlandse taal en rekenen. Ook is het een vereiste dat je
aan je inspanning voor Loopbaan en Burgerschap moet voldoen. In het team wordt daartoe een
verantwoordingsdocument gehanteerd. Voor de opleiding op niveau 4, wordt ook vastgesteld of je
voldoet aan het geldende niveau voor Engels.
Nederlands, opleidingsniveau 4
Domeinen:
Examenonderdelen:
Beheersingsniveau:
Deelcijfers:
Leesvaardigheid
Lezen
3F
Cijfer voor lezen en
Mondelinge
Luisteren
3F
luisteren, cijfer met 1
Eindbeoordeling:
decimaal (A) =
taalvaardigheid
landelijk centraal
examen
Schrijfvaardigheid
Spreken
3F
Gemiddeld cijfer voor
Gesprekken voeren
3F
schrijven, spreken en
Schrijven
3F
gesprekken voeren,
Taalverzorging
cijfer met 1 decimaal
en
(B) =
taalbeschouwing
instellingsexamens
Rekenen, opleidingsniveau 4
Domeinen:
Beheersingsniveau:
Eindbeoordeling:
Getallen
3F
Eindcijfer rekenen = gemiddelde van
Verhoudingen
3F
de 4 examenonderdelen afgerond op
Meten en meetkunde
3F
een heel getal = landelijk centraal
Verbanden
3F
examen
Engels, Persoonlijk opleidingsniveau 4
Examenonderdelen:
Beheersingsniveau:
Lezen
B1
Luisteren
B1
Eindcijfer Engels = gemiddelde van
Schrijven
A2
de 5 examenonderdelen afgerond op
Spreken
A2
een heel getal = instellingsexamens
Gesprekken voeren
A2
13
Eindbeoordeling:
Eindcijfer Nederlands =
gemiddelde van A en
B, afgerond op een
heel getal
Óf en op welke manier Nederlands, rekenen en Engels meetellen voor de zak-/slaagbeslissing, is
afhankelijk van het moment waarop jij je diploma haalt:
Je haalt je diploma vóór 1 oktober 2014: in dat geval tellen Nederlands en rekenen niet mee voor
de zak-/slaagbeslissing. Het eindcijfer voor Engels moet tenminste een 5 zijn om je diploma te kunnen
behalen.
Je haalt je diploma tussen 1 oktober 2014 en 1 oktober 2015: in dat geval telt rekenen niet mee
voor de zak-/slaagbeslissing. De eindcijfers voor Nederlands en Engels mogen niet lager dan een 5
zijn en tenminste één van deze vakken moet een 6 of hoger zijn.
Je haalt je diploma na 1 oktober 2015: alledrie de onderdelen tellen mee voor de zak/slaagbeslissing. De eindcijfers mogen niet lager dan een 5 zijn en je mag maar één onvoldoende
hebben. Voor de andere twee onderdelen moet je dus een 6 of hoger hebben.
Voor meer informatie verwijzen we je naar de algemene gids (2013-2014) en de locatiegids (20132014) van de locatie waar je je opleiding volgt. Beide zijn ze te vinden op de website.
14
Download