Concept Multidisciplinaire behandeling van - CME

advertisement
5
Conceptrichtlijn Multidisciplinaire
behandeling van kwetsbare ouderen
rondom chirurgische ingrepen
10
15
20
25
30
INITIATIEF
Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG)
35
MET ONDERSTEUNING VAN
Kennisinstituut van Medisch Specialisten
FINANCIERING
De richtlijnontwikkeling werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS)
5
10
Colofon
CONCEPTRICHTLIJN MULTIDISCIPLINAIRE BEHANDELING VAN KWETSBARE OUDEREN RONDOM
CHIRURGISCHE INGREPEN
© NVKG 2015
Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie
Postbus 2704, 3500 GS Utrecht
Tel. (030)2823930
Email: [email protected]
Website: www.nvkg.nl
15
20
25
30
35
40
45
Alle rechten voorbehouden.
De tekst uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd
gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch,
mechanisch door fotokopieën of enige andere manier, echter uitsluitend na voorafgaande
toestemming van de uitgever. Toestemming voor gebruik van tekst(gedeelten) kunt u schriftelijk
of per e-mail en uitsluitend bij de uitgever aanvragen. Adres en e-mailadres: zie boven.
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
2
Inhoudsopgave
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Samenstelling van de werkgroep ..................................................................................................... 5
Samenvatting van de aanbevelingen ............................................................................................... 6
Hoofdstuk 1 Algemene inleiding .................................................................................................... 15
Hoofdstuk 2 Methodiek richtlijnontwikkeling................................................................................ 18
Hoofdstuk 3 Generieke zorgpad ..................................................................................................... 27
Hoofdstuk 4 Proximale femurfractuur – preoperatieve traject ..................................................... 34
4.1
Welke risicofactoren voor mortaliteit en verlies van functionaliteit dienen preoperatief
in kaart gebracht te worden? ..................................................................................................... 34
Bijlage 1 Zoekverantwoordingen ........................................................................................... 42
Bijlage 2 Exclusietabellen ....................................................................................................... 44
Bijlage 3 Evidence tabellen .................................................................................................... 47
4.2
Hoe komt men tot een weloverwogen medisch besluit voor het al dan niet chirurgisch
behandelen van een patiënt met een proximale femurfractuur? ............................................. 57
Bijlage 1 Zoekverantwoording ............................................................................................... 62
Bijlage 2 In- en exclusietabel .................................................................................................. 63
Bijlage 3 Nottingham Hip Fracture Score ............................................................................... 64
4.3
Bij welke patiënten met een proximale femurfractuur is multidisciplinaire evaluatie en
medebehandeling geïndiceerd?................................................................................................. 66
Hoofdstuk 5 Proximale femurfractuur – postoperatief herstel ..................................................... 68
5.1
Welke maatregelen kunnen functioneel herstel bevorderen en mortaliteit voorkomen
bij een kwetsbare oudere patiënt na een heupoperatie? ......................................................... 70
Bijlage 1: Meervoudig geriatrisch interventieprogramma bij een proximale femurfractuur 83
5.2
Wat is het beleid met betrekking tot bijvoeding bij kwetsbare ouderen met een
proximale femurfractuur? .......................................................................................................... 84
Bijlage 1 Zoekverantwoording ............................................................................................... 94
Bijlage 2 exclusietabel ............................................................................................................ 97
Bijlage 3 Evidence tabellen .................................................................................................... 99
Hoofdstuk 6 Proximale femurfractuur – organisatie van zorg ..................................................... 110
6.1
Welke disciplines/behandelcomponenten bevorderen de revalidatie van een kwetsbare
oudere patiënt na een heupoperatie? ..................................................................................... 111
Bijlage 1 Zoekverantwoording ............................................................................................. 119
Bijlage 2 exclusietabel .......................................................................................................... 121
Bijlage 3 Evidence tabellen .................................................................................................. 124
6.2
Aan welke organisatorische voorwaarden dient te worden voldaan bij de
multidisciplinaire zorg voor kwetsbare ouderen rondom een heupoperatie?........................ 131
6.3
Wat zijn rondom een heupoperatie de belangrijkste aspecten van de communicatie
met de kwetsbare oudere patiënt en diens naasten? ............................................................. 137
Bijlage 1 Zoekverantwoording ............................................................................................. 140
Hoofdstuk 7 Colorectaal carcinoom – preoperatieve traject....................................................... 142
7.1
Welke risicofactoren en co-morbiditeit dienen preoperatief in kaart gebracht te
worden? ................................................................................................................................... 142
Bijlage 1 Zoekstrategieën ..................................................................................................... 148
Bijlage 2 Exclusietabel .......................................................................................................... 149
7.2
Hoe komt men tot een weloverwogen besluitvorming voor het al dan niet chirurgische
behandelen van een patiënt met een colorectaal carcinoom? ............................................... 150
Hoofdstuk 8 Colorectaal carcinoom – peroperatieve traject....................................................... 154
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
3
5
10
15
20
Bijlage 1 Zoekverantwoordingen ......................................................................................... 160
Bijlage 2 Exclusietabel .......................................................................................................... 161
Bijlage 3 Evidence tabellen .................................................................................................. 162
Bijlage 4 Overzicht predictieve scores voor postoperatief risico op negatieve uitkomsten 169
Hoofdstuk 9 Colorectaal carcinoom – postoperatief herstel ....................................................... 170
Bijlage 1 Zoekverantwoordingen ......................................................................................... 180
Bijlage 2 Exclusietabel .......................................................................................................... 184
Bijlage 3 evidence tabellen .................................................................................................. 185
Hoofdstuk 10 Colorectaal carcinoom – organisatie van zorg ...................................................... 196
10.1
Hoe dient het zorgpad voor kwetsbare ouderen rondom een colorectale ingreep
eruit te zien? ............................................................................................................................ 196
10.2
Wat zijn rondom een colorectaal carcinoom de belangrijkste aspecten van de
communicatie met de kwetsbare oudere patiënt en diens naasten? ..................................... 203
Bijlage 1 Zoekverantwoordingen ......................................................................................... 206
Hoofdstuk 11 Implementatieplan ................................................................................................ 207
Hoofdstuk 12 Kwaliteitsindicatoren ............................................................................................. 218
Hoofdstuk 13 Kostenoverwegingen: structurele geriatrische medebehandeling bij proximale
femurfracturen ............................................................................................................................. 238
Bijlage 1 Verslag invitational conference ..................................................................................... 242
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
4
Samenstelling van de werkgroep
5
10
15
Kerngroep:
- Dhr. A.J. Arends (voorzitter), klinisch geriater Havenziekenhuis te Rotterdam, secretaris
Kwaliteit Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG) te Utrecht
- Mevr. dr. W.M.U. van Grevenstein Gastro-intestinaal en oncologisch chirurg UMC Utrecht
- Dhr. dr. J.H. Hegeman, traumachirurg Ziekenhuisgroep Twente (ZGT) en voorzitter
wetenschappelijk commissie van de Dutch Hip Fracture Audit (DHFA)
- Dhr. dr. G.J. Izaks, internist-ouderengeneeskunde
- Mevr. dr. A.H.W. Schiphorst, chirurg, fellow gastro-intestinale chirurgie Diakonessenhuis te
Utrecht
- Dhr. dr. A.J.H. Vochteloo, orthopedisch chirurg Orthopedisch Centrum Oost-Nederland
- Dhr. H.H. Wijnen, klinisch geriater Rijnstate Arnhem
-
20
25
-
Mevr. J. Andela, verpleegkundig specialist geriatrie Martini Ziekenhuis Groningen (per april
2014)
Mevr. C. Koebrugge, verpleegkundige geriatrie Deventer Ziekenhuis (tot april 2014)
Mevr. M. Jansen, verpleegkundig specialist geriatrische traumatologie Rijnstate Arnhem
Mevr. dr. M.C.O. van den Nieuwenhuyzen, anesthesioloog Ikazia Ziekenhuis Rotterdam
Mevr. A. Schuurhuis, anesthesioloog UMC Utrecht
Mevr. dr. E.M. Vreeburg, specialist ouderengeneeskunde Vivium Naarderheem
Met ondersteuning van:
- Dhr. ir. T.A. van Barneveld, directeur Kennisinstituut van Medisch Specialisten
- Mevr. dr. W.A. van Enst, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
- Mevr. K. Venhorst, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
5
Samenvatting van de aanbevelingen
5
10
15
Onderstaande is een samenvatting van de aanbevelingen uit de richtlijn ‘Multidisciplinaire
behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen’. In deze samenvatting
ontbreken de overwegingen die tot de aanbevelingen hebben geleid. Lezers van deze
samenvatting worden voor deze informatie verwezen naar de volledige richtlijn. Deze
samenvatting van aanbevelingen staat niet op zichzelf. Bij medische besluitvorming dient rekening
te worden gehouden met de omstandigheden en voorkeuren van de patiënt. Diagnostiek,
behandeling en procedures met betrekking tot de individuele patiënt berusten op wederzijdse
communicatie tussen patiënt, arts en andere zorgverleners.
Uitgangsvraag 3
Wat zijn kernelementen in het zorgpad voor kwetsbare ouderen bij chirurgische behandelingen?
Aanbevelingen
Stel in ieder ziekenhuis een algemeen zorgpad op voor kwetsbare ouderen die behandeld worden
door een snijdend specialisme. Onderdelen van dit zorgpad zijn

pre- en peri-operatieve risicoschatting en/ of inventarisatie;

multidisciplinaire beoordeling;

monitoring en behandeling door professionals met chirurgische en geriatrische
competenties;

snelle en actieve bevordering van postoperatief herstel;

monitoren en behandelen van complicaties;

vroegtijdige planning van revalidatie en follow-up.
Gebruik deze generieke module als blauwdruk bij richtlijnen voor snijdende specialismen, zeker bij
aandoeningen die veelvuldig voorkomen bij kwetsbare ouderen.
20
Uitgangsvraag 4.1
Welke risicofactoren voor mortaliteit en verlies van functionaliteit dienen preoperatief in kaart
gebracht te worden bij de patiënt met een proximale femurfractuur?
Aanbevelingen
Breng preoperatief bij elke patiënt met een proximale femurfractuur de volgende risicofactoren
voor een verhoogde mortaliteit en verlies van functionaliteit in kaart:

leeftijd

geslacht

fractuurtype

BMI

co-morbiditeiten

voedingstoestand

labwaarden (tenminste hemoglobine, albumine en creatinine/eGFR)

ASA-classificatie

woonsituatie

cognitieve status/dementie

mobiliteitsniveau
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
6

ADL-niveau
Corrigeer bij patiënten met een proximale femurfractuur de volgende redenen voor uitstel van
de operatie zo spoedig mogelijk, zodat operatie wel mogelijk is:

anemie

stollingsafwijkingen

ondervulling

elektrolytstoornissen

ontregelde diabetes mellitus

symptomatisch hartfalen

corrigeerbare hartritmestoornissen of cardiale ischaemie

pneumonie

exacerbatie copd
Verricht bij de patiënt met een proximale femurfractuur binnen 24 uur een echografie van het
hart wanneer er sprake is van verdenking op een (ernstige) aortaklep stenose.
5
Uitgangsvraag 4.2
Hoe komt men tot een weloverwogen medisch besluit voor het al dan niet chirurgisch behandelen
van een kwetsbare oudere patiënt met een proximale femurfractuur?
Behandel een proximale femurfractuur bij patiënten met een levensverwachting langer dan zes
weken in principe operatief, ook als ze een sterk verhoogd perioperatief risico op complicaties
hebben.
Overweeg bij patiënten met een proximale femurfractuur het gebruik van de Nottingham Hip
Fracture Score om het risico op een verhoogde mortaliteit beter in te kunnen schatten.
Neem de beslissing om een patiënt met een proximale femurfractuur niet te opereren samen
met de patiënt of diens wettelijk vertegenwoordiger en het multidisciplinaire behandelteam.
10
Overweeg bij patiënten met een proximale femurfractuur met een levensverwachting korter dan
zes weken ook een operatieve behandeling, maar dan als onderdeel van palliatieve zorg.
Zorg voor adequate pijnstilling als er besloten wordt om een patiënt met een proximale
femurfractuur niet te opereren.
15
Uitgangsvraag 4.3
Bij welke patiënten met een proximale femurfractuur is multidisciplinaire evaluatie en
medebehandeling geïndiceerd?
Aanbevelingen
Zet structureel ortho-geriatrische behandeling in, die pre-operatief begint, bij patiënten van 70
jaar en ouder met een proximale femurfractuur.
Overweeg ortho-geriatrische behandeling bij patiënten jonger dan 70 jaar met een proximale
femurfractuur en een of meer van de volgende risicofactoren:

Hoge leeftijd
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
7











5
Mannelijk geslacht
Intertrochantaire fractuur
laag BMI
aanwezigheid van co-morbiditeiten
slechte voedingstoestand
afwijkende labwaarden (tenminste hemoglobine, albumine en creatinine/eGFR)
hoge ASA classificatie
niet zelfstandig wonend
slechte cognitieve status/dementie
slechte mobiliteit
Laag ADL niveau
Uitgangsvraag 5.1
Welke maatregelen kunnen functioneel herstel bevorderen en mortaliteit voorkomen bij een
kwetsbare oudere patiënt na een operatie voor een proximale femurfractuur?
Aanbevelingen
Breng bij kwetsbare oudere patiënten met een proximale femurfractuur de problemen in kaart op
fysiek, psychisch, functioneel en sociaal gebied, om op basis daarvan een meervoudige
geriatrische interventie in te zetten. Het CGA, zoals beschreven in de richtlijn addendum CGA, is
hiervoor een geschikt instrument.
Monitor bij kwetsbare oudere patiënten met een proximale femurfractuur in de postoperatieve
fase de klinische toestand en het ontstaan van complicaties. Corrigeer de ongewenste
klinische veranderingen (Hb, bloeddruk, vullingsstatus etc.) en behandel complicaties zo vroeg
mogelijk.
Overweeg bij kwetsbare oudere patiënten met een proximale femurfractuur inzet van een
dagprogramma met activiteitenbegeleiding om vroegtijdig mobiliseren te faciliteren en het
dag/nachtritme te verbeteren om de kans op een delier of pneumonie te verkleinen.
10
Zet voor preventie van een delier bij kwetsbare oudere patiënten met een proximale
femurfractuur een meervoudig niet medicamenteus interventieprogramma in conform de richtlijn
delier.
Overweeg bij kwetsbare oudere patiënten met een proximale femurfractuur met een verhoogd
aspiratierisico (CVA, parkinson, institutionalisering, delier) een slikscreening te verrichten. Neem
in samenspraak met een logopedist aanvullende maatregelen bij aanwezigheid van een
slikstoornis om aspiratie te voorkomen.
Volg bij kwetsbare oudere patiënten met een proximale femurfractuur de 4-5-6 regel om de
indicatie voor bloedtransfusie te bepalen. Overweeg laagdrempelige transfusie indien daar reden
toe is, zoals bij klinische symptomen of hemodynamische instabiliteit.
Verwijder bij kwetsbare oudere patiënten met een proximale femurfractuur blaaskatheters zo
spoedig mogelijk, bij voorkeur binnen 24 uur na de operatie.
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
8
Geef kwetsbare oudere patiënten met een proximale femurfractuur een onderhoudsdosering
colecalciferol van ten minste 800 IE per dag en doe een spiegelbepaling om te kijken of deze
dosering adequaat is (ophogen bij <75nmol/L). Indien een spiegelbepaling lastig of onwenselijk is,
kan ook pragmatisch worden gekozen voor een hogere onderhoudsdosis, zoals 1600 IE/dag.
Overweeg om kwetsbare oudere patiënten met een proximale femurfractuur die niet buiten
komen en geen vitamine D suppletie krijgen een oplaaddosering van 25.000 IE colecalciferol/week
gedurende 6 weken te geven.
Geef kwetsbare oudere patiënten met een proximale femurfractuur bij een zuivelintake van drie
eenheden per dag of minder standaard dagelijks 500 mg calcium. Geef bij afwezige zuivelintake
1000 mg calciumsuppletie per dag.
5
Uitgangsvraag 5.2
Wat is het beleid met betrekking tot bijvoeding bij de kwetsbare oudere patiënt met een
proximale femurfractuur?
Verstrek patiënten met een proximale femurfractuur van 70 jaar of ouder met een (risico op)
ondervoeding (SNAQ score ≥ 2 of MUST score ≥ 1) extra eiwit en energie in de vorm van verrijkte
voeding, snacks en of drinkvoeding gedurende tenminste 8 weken. Ga hierbij uit van een
minimale eiwitintake van tenminste 1,2 g/kg lichaamsgewicht per dag en een extra energieintake van tenminste 400 kcal per dag.
Overweeg om andere patiënten (SNAQ score 0 tot 1 en MUST score 0) met een proximale
femurfractuur van 70 jaar of ouder tot en met de 4e dag postoperatief ook standaard extra eiwit
en energie in de vorm van verrijkte voeding, snacks en of drinkvoeding te verstrekken volgens
bovenstaande aanbeveling.
Zorg dat bij kwetsbare oudere patiënten met een proximale femurfractuur en ernstige
ondervoeding een aanvullend voedingsbeleid door een diëtiste ingezet wordt, conform
locoregionale ziekenhuisprotocollen voor ondervoeding.
10
15
Uitgangsvraag 6.1
Welke disciplines/behandelcomponenten bevorderen de revalidatie van een kwetsbare oudere
patiënt na een operatie voor een proximale femurfractuur?
Aanbevelingen
Zorg ervoor dat de multidisciplinaire revalidatie bij kwetsbare ouderen na een operatie voor een
proximale femurfractuur geleverd wordt in een geïntegreerde multidisciplinaire setting.
Multidisciplinaire revalidatie bij kwetsbare ouderen na een operatie voor een proximale
femurfractuur bij bestaat bij voorkeur uit de volgende basis componenten:
orthogeriatrische assessment;
snelle preoperatieve optimalisatie van de algehele conditie;
vroegtijdige identificatie van individuele doelen en indicatiestelling voor geriatrische
revalidatie (triage) door een specialist ouderengeneeskunde om op korte termijn goede
mobiliteit en daarmee onafhankelijkheid te verkrijgen, en om ervoor te zorgen dat de
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
9
-
5
patiënt terug kan naar de woonsituatie van voor de opname alsmede het verkrijgen van
gezondheid op lange termijn;
continue en gecoördineerde multidisciplinaire controle;
gerelateerde diensten, zoals geestelijke gezondheid, valpreventie, osteoporosezorg,
eerstelijns zorg en maatschappelijk werk;
bestuurlijke afspraken voor de klinische zorg- en dienstverlening gedurende alle stadia
van het zorgpad en de revalidatie, ook buiten de zorginstelling.
Uitgangsvraag 6.2
Aan welke organisatorische voorwaarden dient te worden voldaan bij de multidisciplinaire zorg
voor de kwetsbare oudere patiënt met een proximale femurfractuur?
Aanbevelingen
Zorg bij kwetsbare ouderen die een operatie voor een proximale femurfractuur ondergaan voor
geïntegreerde ortho-geriatrische zorg, bestaande uit de volgende componenten:
een zorgpad (zo mogelijk in een digitaal EPD) vanaf SEH tot aan ontslag;
een multidisciplinair behandelteam;
preoperatief consult geriater / internist-ouderengeneeskundige;
fast-track procedure op de Spoed Eisende Hulp;
operatie idealiter uitvoeren tijdens de dag van opname, of tijdens de volgende
kalenderdag na opname op de SEH;
operatie tijd reserveren in het reguliere programma;
structurele visite op afdeling door een zorgprofessional met chirurgische en geriatrische
competenties die een coördinerende functie heeft (bv. VS / PA).
Overweeg om bovenstaande te organiseren in een geriatrisch-traumatologische unit.
10
Uitgangsvraag 6.3
Wat zijn rondom een operatie voor een proximale femurfractuur de belangrijkste aspecten van de
communicatie met de kwetsbare oudere patiënt en diens naasten?
Aanbevelingen
Betrek de kwetsbare oudere patiënt met een proximale femurfractuur en, indien aan de orde, de
wettelijk vertegenwoordiger, zo veel mogelijk bij besluitvorming volgens het model van
gezamenlijke besluitvorming.
Verstrek algemeen begrijpelijke informatie (mondeling en schriftelijk) over de behandeling en zorg
bij een proximale femurfractuur aan de kwetsbare oudere patiënt en, indien aan de orde, aan de
wettelijk vertegenwoordiger. Besteed daarbij aandacht aan de volgende punten:
diagnose
behandelopties
type anesthesie
type analgesie en andere medicatie
chirurgische procedures
mogelijke complicaties
postoperatieve zorg
revalidatie programma
lange termijn resultaten
hoofdbehandelaarschap – medebehandelaarschap
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
10
-
behandelbeperkingen
Geef de kwetsbare oudere patiënt met een proximale femurfractuur en, indien aan de orde, de
wettelijk vertegenwoordiger, de mogelijkheid om vragen te stellen over de verstrekte informatie
5
Uitgangsvraag 7.1
Welke risicofactoren en co-morbiditeit dienen preoperatief in kaart gebracht te worden bij de
patiënt met een colorectaal carcinoom?
Aanbevelingen
Breng bij alle patiënten van ≥70 jaar die wegens een colorectale maligniteit een indicatie voor
chirurgische behandeling hebben, pre-operatief systematisch de (aanwezigheid van de)
volgende factoren in kaart:
ASA-klasse
beperkingen in algemeen functioneren (ADL en IADL) en afhankelijkheid van formele of
informele hulp.
cognitieve stoornissen en dementie.
beperkingen in de mobiliteit en loopstoornissen.
verlaagde stemming en depressie.
comorbiditeit (cardiovasculair, pulmonaal, renaal).
slechte voedingstoestand
alcoholgebruik
10
Uitgangsvraag 7.2
Hoe komt men tot een weloverwogen besluitvorming voor het al dan niet chirurgische behandelen
van een kwetsbare oudere patiënt met een colorectaal carcinoom?
Aanbevelingen
Formuleer bij de besluitvorming over een chirurgische ingreep bij een kwetsbare oudere patiënt
met een colorectaal carcinoom systematisch en zo precies mogelijk wat de behandeling toevoegt
aan de levensverwachting, wat de behandeling bijdraagt aan vermindering van de klachten, wat
de nadelen (lasten) van de behandeling zijn en welke andere mogelijkheden er voor behandeling
zijn.
15
Stel voor de besluitvorming over een chirurgische ingreep bij een kwetsbare oudere patiënt met
een colorectaal carcinoom een behandelteam samen dat tenminste bestaat uit een chirurgisch
oncoloog, medisch oncoloog, klinisch geriater of internist-ouderengeneeskunde en
verpleegkundige of verpleegkundig specialist met relevante ervaring in de oncologie en
ouderengeneeskunde.
Maak (locaal of regionaal) afspraken zodat het samengestelde behandelteam voor de
besluitvorming over een chirurgische ingreep bij een kwetsbare oudere patiënt met een
colorectaal carcinoom kan beschikken over expertise op het gebied van radiotherapie,
anesthesiologie en palliatieve geneeskunde.
Organiseer de werkwijze voor besluitvorming over een chirurgische ingreep bij een kwetsbare
oudere patiënt met een colorectaal carcinoom zó dat:
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
11
-
-
5
het behandelteam tenminste éénmaal voor de operatie fysiek bij elkaar komt om de
overwegingen en besluitvorming voor een individuele patiënt te bespreken;
het behandelteam bij voorkeur tenminste éénmaal met de huisarts van de patiënt overlegt
om de informatie verkregen bij de (hetero)anamnese en haar eigen aannames te toetsen
en zo nodig aan te passen;
één lid van het behandelteam verantwoordelijk is voor de communicatie met de patiënt
en zijn familie;
één lid van het behandelteam verantwoordelijk is voor de coördinatie van het operatieve
traject.
Uitgangsvraag 8
Welke risicofactoren dienen peroperatief in kaart gebracht te worden bij de patiënt met een
colorectaal carcinoom?
Aanbevelingen
Overweeg bij de kwetsbare oudere patiënt die een colorectale ingreep ondergaat registratie van
peroperatieve factoren om een postoperatief beleid in te richten. Hiervoor lijkt de Surgical Apgar
Score een bruikbaar instrument, maar kunnen ook de POSSUM, NSQIP of de E-PASS worden
gebruikt.
Indien bij een chirurgische ingreep voor een colorectaal carcinoom de SAS wordt toegepast, stelt
de werkgroep de volgende afkapwaarden voor:
SAS 1-4: Voer langduriger een intensieve postoperatieve controle van vitale parameters op
de meest voorkomende complicaties uit, naar analogie van de monitoring op de
verkoeverkamer. Overweeg consultatie van de geriater of internist ouderengeneeskunde.
Zorg bij voorkeur ook na ontslag uit het ziekenhuis voor intensieve begeleiding van de
patiënt.
SAS 5-6: Overweeg consultatie van de geriater of internist ouderengeneeskunde bij
aanwijzingen op een gemiddeld postoperatief risico, zoals bij specifiek te verwachten
complicaties bij bekende comorbiditeit.
10
Uitgangsvraag 9
Welke (medisch inhoudelijke) maatregelen dienen er genomen te worden om het herstel van de
kwetsbare oudere patiënt na een colorectale ingreep te bevorderen?
15
Aanbevelingen
Opereer de kwetsbare oudere patiënt met een colorectaal carcinoom in matige of slechte
conditie op korte termijn, maar goed voorbereid. Dit houdt in met goed inzicht in en optimale
behandeling van cardiopulmonale aandoeningen en met goed inzicht in de risicofactoren
voor/het risico op postoperatieve complicaties zoals bijv. hartfalen, pneumonie, delier,
functieverlies.
Pas prehabilitatie bij de kwetsbare oudere patiënt met een colorectaal carcinoom alleen toe in
wetenschappelijke (effectiviteits)studies.
Opereer de kwetsbare oudere patiënt met een coloncarcinoom bij voorkeur minimaal invasief
om het aantal (cardiale en pulmonale) complicaties te beperken.
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
12
Besteed in het postoperatieve traject van kwetsbare ouderen met een colorectaal carcinoom
aandacht aan voeding (in principe direct weer enteraal voeden mits de klinische toestand dit
toelaat), vroegtijdig mobiliseren, en herkenning en behandeling van cardiopulmonale
complicaties, delier en stemmingsklachten. Leg dit bij voorkeur vast in een multidisciplinair
ERAS-protocol.
5
Uitgangsvraag 10.1
Hoe dient het zorgpad voor de kwetsbare oudere patiënt rondom een colorectale ingreep eruit te
zien?
Aanbevelingen
Doe bij alle patiënten van 70 jaar en ouder met een colorectaal carcinoom met een indicatie
voor een chirurgische interventie een preoperatieve risicoschatting op geriatrische
problematiek, die de uitkomsten negatief beïnvloed. Doe dit door:
1.
geriatrische competenties toe te voegen aan de peroperatieve risicoschatting door de
anesthesioloog of;
2.
door het getrapte model van screening op kwetsbaarheid en, bij een positieve uitslag,
geriatrische beoordeling. Zie ook de onderstaande figuur:
Patient ≥ 70
Preoperatieve
risicoscreening op
kwestbaarheid
Geriatrische
beoordeling
Doe de risicoscreening bij patiënten van 70 jaar en ouder met een colorectaal carcinoom bij
voorkeur op de preoperatieve polikliniek.
10
Breng bij patiënten van 70 jaar en ouder met een colorectaal carcinoom en een indicatie voor
een chirurgische interventie, in het geval er wordt gekozen voor het getrapte model, na positieve
screening op kwetsbaarheid bij geriatrische beoordeling de problemen in kaart op somatisch,
psychisch, functioneel en sociaal gebied, om op basis daarvan een meervoudige geriatrische
interventie in te zetten. Het CGA, zoals beschreven in de richtlijn CGA, is hiervoor een geschikt
instrument.
Overweeg structurele medebehandeling door een specialist met geriatrische competenties bij
kwetsbare oudere patiënten met een colorectaal carcinoom.
15
Uitgangsvraag 10.2
Wat zijn rondom een colorectaal carcinoom de belangrijkste aspecten van de communicatie met
de kwetsbare oudere patiënt en diens naasten?
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
13
Aanbevelingen
Betrek op basis van de voorkeuren van de kwetsbare oudere patiënt met een colorectaal
carcinoom, de patiënt maximaal bij de besluitvorming volgens het model van gezamenlijke
besluitvorming. Betrek, afhankelijk van het oordeelsvermogen van de patiënt, de wettelijk
vertegenwoordiger daarbij.
Pas gezamenlijke besluitvorming bij de kwetsbare oudere patiënt met een colorectaal carcinoom
toe volgens het vier fasen model: voorbereiding, choice talk, option talk en decision talk.
5
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
14
Hoofdstuk 1 Algemene inleiding
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Aanleiding voor het maken van de richtlijn
Waarom is het belangrijk een richtlijn voor dit onderwerp te ontwikkelen?
De bevolking van Nederland is geleidelijk aan het vergrijzen (Nationaal Kompas Volksgezondheid).
Dit houdt in dat het aandeel ouderen in de totale bevolking toeneemt. Daarbij neemt het aandeel
mensen van 80 jaar of ouder bovendien sterker toe dan dat van mensen tussen 65-80 jaar, de
zogenaamde dubbele vergrijzing. Het gevolg hiervan is dat een steeds grotere en steeds oudere
groep mensen in aanmerking komt voor medische behandeling waaronder zowel acute als
electieve chirurgische ingrepen.
Chirurgische ingrepen bij ouderen stellen andere eisen aan het operatieve traject. Dit hangt in
hoge mate samen met de diverse lichamelijke veranderingen die optreden bij veroudering zoals
afname van de hart-, long- nier- en hersenfuncties (Abdulla, 2013). Deze veranderingen leiden tot
afname van de reservecapaciteit en toename van de kwetsbaarheid. Het gevolg is dat ouderen
grote kans hebben op peri- en postoperatieve complicaties en een hoog risico op blijvend
functieverlies na operatie. Daarbij is bovendien sprake van twee tegengestelde ontwikkelingen.
Waar ziekenhuizen streven naar steeds kortere opnameduur, en moderne anesthesie- en
operatietechnieken dit steeds beter mogelijk maken, heeft een sterk groeiende groep (oudere)
patiënten in de postoperatieve fase meer tijd en aandacht nodig voor herstel.
Een andere belangrijke reden om het operatieve traject voor ouderen aan te passen is de afname
in (resterende) levensverwachting die gepaard gaat met veroudering. In 2014 was de resterende
levensverwachting van een 80-jarige Nederlandse vrouw ongeveer tien jaar en voor een 80-jarige
man ongeveer acht jaar (CBS Statline); op 90-jarige leeftijd was dit respectievelijk vijf jaar en vier
jaar. Hoewel deze getallen naar verwachting de komende jaren nog zullen stijgen, is het belangrijk
om te bedenken dat levensverwachting een gemiddelde is. Voor een 80- of 90-jarige met veel comorbiditeit is de resterende levensverwachting vaak aanzienlijk korter. Daardoor is de tijd dat
deze ouderen baat kunnen hebben bij een acute of electieve chirurgische ingreep, de time to
benefit, ook korter. Dit heeft implicaties voor zowel de besluitvorming als het behandelplan bij
ouderen met een indicatie voor operatie.
Op individueel niveau vertonen mensen, en ook ouderen, grote variatie. Dit geldt niet alleen voor
de hierboven genoemde co-morbiditeit, kwetsbaarheid en time to benefit maar ook voor aspecten
als bijvoorbeeld levensvisie, behandelvoorkeuren en sociaal netwerk. Dit heeft tot gevolg dat het
standaard operatieve traject voor veel ouderen niet het beste is maar dat het operatieve traject
van besluitvorming tot postoperatief herstel op één of meerdere punten beter op maat gesneden
moet worden.
Doel van de richtlijn
Wat is het doel (beoogde effect) van de richtlijn?
Deze Richtlijn beoogt de zorg voor de kwetsbare oudere in het operatieve traject te verbeteren
door aanbevelingen te doen over een gestructureerde multidisciplinaire aanpak. Deze aanpak ligt
voor de hand, omdat zowel veroudering als het operatieve traject vele facetten kent en hun
onderlinge samenhang voor een enkele discipline moeilijk te overzien is. De uitkomsten van
operatieve behandeling van ouderen zullen waarschijnlijk verbeteren als de diverse medische
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
15
disciplines die bij de behandeling betrokken zijn, goed met elkaar samenwerken en belangrijke
kennis uit elkaars vakgebied voor de kwetsbare patiënt aanwenden (KNMG, 2010).
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Afbakening van de richtlijn
Om welke patiëntengroep gaat het?
Deze Richtlijn is met name gericht op de kwetsbare oudere die een operatie moet ondergaan.
Hoewel een éénduidige definitie van kwetsbaarheid ontbreekt, wordt het bestaan van het
verschijnsel waarbij een kleine verstoring ouderen fysiek en mentaal uit balans brengt, door clinici
breed onderkend. Het is belangrijk om te onderkennen dat ouderen ook kwetsbaar kunnen zijn
als er geen sprake is van overduidelijk falen van een orgaansysteem. Dit is waarschijnlijk te
verklaren door het verlies aan reservecapaciteit van de vitale functies die van belang zijn om een
operatie met anesthesie goed te doorstaan en daarna weer te herstellen.
Daarnaast wordt in de Richtlijn onderscheid gemaakt tussen acute en electieve operaties. Dit
onderscheid is van belang omdat een acute operatie voor alle patiënten een hoger risico op
complicaties en overlijden met zich meebrengt. Kwetsbare ouderen hebben hieronder extra te
lijden. Het voorgestelde behandeltraject voor acute operaties is daarom vanaf de eerste stap
anders.
Welke uitgangsvragen worden in de richtlijn beantwoord?
Bij de uitgangsvragen is het operatieve traject voor de proximale femurfractuur genomen als
voorbeeld van een acute operatie en dat voor het colorectaal carcinoom als voorbeeld van een
electieve operatie bij kwetsbare ouderen. Bij beide uitgangsvragen wordt aandacht besteed aan
de meerwaarde van de geriatrische evaluatie en medebehandeling in het hele operatieve traject,
de preoperatieve voorbereiding, de peroperatieve factoren die van belang zijn voor een goed
herstel en de postoperatieve behandeling en organisatie van zorg voor kwetsbare ouderen.
Wat zijn de mogelijke interventies/therapieën of (diagnostische) testen?
Operatieve trajecten bij ouderen worden gekenmerkt door een hoog risico op complicaties en
overlijden, en een langerdurende herstel. Bij sommigen is zelfs sprake van blijvend functieverlies
na operatie. Operatieve trajecten kunnen worden verbeterd door een betere inschatting van de
kwetsbaarheid en het risico op complicaties, de ontwikkeling van interventies die het risico op
complicaties verkleinen, en van interventies en zorgpaden die het postoperatieve herstel
bevorderen.
Wat zijn de belangrijkste en voor de patiënt relevante uitkomstmaten?
Mortaliteit, complicatierisico en kans op recidief zijn veelgebruikte uitkomstmaten voor
chirurgische behandelingen. Veel ouderen hebben echter een (relatief) korte resterende
levensverwachting en een beperkte time to benefit. Daardoor worden voor hen andere
uitkomsten ook belangrijk en soms zelfs belangrijker. Ouderen kunnen in hun voorkeur voor
uitkomsten van operatie echter sterk verschillen. Daarom is ook op dit gebied een beter op maat
gesneden aanpak wenselijk. Het kan zowel voor behandelaars als patiënten zinvol zijn om al in een
vroege fase van het operatieve traject met elkaar over de gewenste uitkomst en de haalbaarheid
hiervan te spreken. Een gestructureerde aanpak kan daarbij meer duidelijkheid geven.
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
16
5
10
15
20
25
Beoogde gebruikers van de richtlijn
Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die betrokken zijn bij de zorg
voor kwetsbare ouderen die een operatie ondergaan. De betrokken beroepsgroepen zijn alle
specialismen die ouderen opereren of ouderen voor operatie aanbieden, anesthesiologen, klinisch
geriaters, internisten-ouderengeneeskunde en specialisten ouderengeneeskunde.
Definities en begrippen
In deze richtlijn worden de operatieve trajecten bij kwetsbare ouderen met een proximale
femurfractuur en met een colorectaal carcinoom uitgewerkt als voorbeelden. Voor de teksten
over proximale femurfractuur is gezocht en gebruik gemaakt van wetenschappelijke literatuur
waarin gekeken is naar patiënten met een heupfractuur. Bij het zoeken en selecteren van
literatuur is uitgegaan van deze bredere patiëntenpopulatie, omdat in de literatuur vaak geen
onderscheid is gemaakt tussen patiënten met verschillende soorten heupfracturen.
Waar in deze richtlijn coloncarcinoom wordt geschreven, kan ook colorectaal carcinoom worden
gelezen.
Literatuur
Abdulla A, Rai GS (Eds). The Biology of Ageing and Its Clinical Implication: A Practical Handbook. Radcliffe Publishing, London,
UK, 2013.
CBS Statline. http://statline.cbs.nl/Statweb/
KNMG standpunt Sterke medische zorg voor kwetsbare ouderen. 2010.
Nationaal Kompas Volksgezondheid. http://www.nationaalkompas.nl/bevolking/vergrijzing/huidig/
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
17
Hoofdstuk 2 Methodiek richtlijnontwikkeling
5
10
15
20
25
30
35
40
45
AGREE
Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen volgens het rapport Medisch Specialistische
Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit
(www.kwaliteitskoepel.nl). Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of
Guidelines for Research & Evaluation II) (www.agreetrust.org), dat een internationaal breed
geaccepteerd instrument is en op de ‘richtlijnen voor richtlijn’ voor de beoordeling van de
kwaliteit van richtlijnen (www.zorginstituutnederland.nl).
Geldigheid
Deze richtlijn is ontwikkeld op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie.
Uiterlijk in 2021 bepaalt het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie of
deze richtlijn nog actueel is. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep geïnstalleerd om de richtlijn
te herzien. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen
aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.
De Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie is als houder van deze richtlijn de
eerstverantwoordelijke voor de actualiteit van deze richtlijn. De andere aan deze richtlijn
deelnemende wetenschappelijk verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de
verantwoordelijkheid en informeren de eerstverantwoordelijke over relevante ontwikkelingen
binnen hun vakgebied.
Werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2013 een werkgroep ingesteld, bestaande uit
vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor kwetsbare
oudere patiënten die geopereerd moeten worden voor een proximale femurfractuur of een
colorectaal carcinoom (zie hiervoor de samenstelling van de werkgroep).
De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. De
werkgroep werkte gedurende drie jaar aan de totstandkoming van de richtlijn. De werkgroep is
verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.
Belangenverklaring
De werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste vijf jaar een (financieel
ondersteunde) betrekking onderhielden met commerciële bedrijven, organisaties of instellingen
die in verband staan met het onderwerp van de richtlijn. Tevens is navraag gedaan naar
persoonlijke financiële belangen, belangen door persoonlijke relaties, belangen d.m.v.
reputatiemanagement, belangen vanwege extern gefinancierd onderzoek, en belangen door
kennisvalorisatie. De belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het
Kennisinstituut van Medisch Specialisten, een overzicht vindt u hieronder:
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
18
Werkgroeplid Functie
A.J. Arends
M. Jansen
C.
KoebruggeAaftink
H. Hegeman
klinisch geriater en
medisch manager
Geriatrie in het
Havenziekenhuis
Rotterdam (fulltime)
0,2fte gedetacheerd naar
Spijkenisse Medisch
Centrum
Nevenfuncties
Persoonlijke
financiele
belangen
geen
deelname SIG
geriatrische
traumatologie
(onbetaald)
voorzitter cie
Richtlijnen NVKG
(onbetaald)
voorzitter
adviescommissie
richtlijnen raad
Kwaliteit
(vacatiegelden)
lid raad Kwaliteit
namens NVKG
(onbetaald)
0,05 fte
gedetacheerd naar
verpleeghuis Pniel in
R'dam en consulent
diverse
verpleeghuizen - via
werkgever
verpleegkundig specialist geen
geen
Geriatrieverpleegkundige 0-uren contract als
geen
werkzaam op polikliniek wijkverpleegkundige
geriatrie in het Deventer (betaald)
Ziekenhuis
chirurg - traumachirurg
voorzitter stichting
geen
Ziekenhuisgroep Twente 'Netwerk voor
(ZGT)
Geriatrische
Traumatologie
(onbetaald)voorzitter
NVT werkgroep
'heupfracturen'
(onbetaald)
founding member of
the 'International
Persoonslijke
relaties
Kennisvalorisatie Overige belangen
geen
Reputatiemanagement Extern
gefinancierd
onderzoek
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
Ik geef lezingen over
traumatologische
onderwerpen,
geriatrische
traumatologie en
osteoporose
waarvoor ik
sprekervergoedingen
heb ontvangen van
DePuy Synthes en Eli
Lilly in de afgelopen
Geriatric Fracture
Society (onbetaald)
Anne
Vochteloo
orthopedisch chirurg
Orthopedisch Centrum
Oost-Nederland
W.M.U. van
Grevenstein
E.M.
Vreeburg
Chirurg
Ik ben betaald
geen
"consultant" geweest
bij Biomet om een
zogenaamde "white
paper" (een literatuur
overzicht) te
schrijven over alle
aspecten van
patienten met een
proximale
femurfractuur. Dit
was een eenmalige
opdracht in 2011.
Deze white paper
wordt binnekort naar
alle ziekenhuizen in
Nederland gestuurd
al bijlage bij een
informatie folder
over Collum Care,
een zorgpad van
Biomet.
geen
specialist
regio bestuur
ouderengeneeskunde
Verenso (onbetaald)
Vivium Naarderheem (28
uur), stafdocent en
regiocoördinator
opleiding VUMC/Gerion
(8 uur)
geen
geen
geen
geen
geen
2 jaar.
De stichting
'Netwerk voor
Geriatrische
Traumatologie' waar
ik voorzitter van ben,
wordt ondersteund
door DePuy Synthes
dmv een educational
grant.
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
20
Hugo Wijnen
Klinisch Geriater
G.J. Izaks
Internistouderengeneeskunde,
Universitair Centrum
Ouderengneeskunde,
UMC Groningen
A. Schuurhuis anesthesioloog in het
UMCU
Werkgroep Medisch
specialist 2015
Rijnstate Ziekenhuis
Arnhem (betaald).
Voorzitter Special
Interest Group
Geriatische
Traumatotologie van
de Nederlandse
vereninging voor
Klinische Geriatrie
(onbetaald).
Lid Stichting Netwerk
voor Geriatrische
Traumatologie
(onbetaald).
Onderzoeker
(onbetaald).
geen
Contacten met
DePuy Synthes
(project
manager) voor
faciliteren
bijeenkomsten
Special Interest
Group
Geriatrische
Traumatologie
met betrekking
tot
vergaderlocatie.
Contacten met
De Puy Synthes
(project
manager) voor
faciliteren
bijeenkomsten
Special Interest
Group
Geriatrische
Traumatologie
met betrekking
tot
vergaderlocatie.
Lid werkgroep
nvt
Medische Specialist
2015 Rijnstate
Ziekenhuis Arnhem
voor strategische
positionering Rijnstate
Ziekenhuis bij invoering
integrale DBC-tarieven
2015.
geen
geen
geen
in het UMCU:
-voorzitter
reanimatiecomissies
-lid centrale MIP
-lid antistollingscie
-lid antibioticacie
-lid ledenraad
stafconvent (in
visitatie cie en cie
kwaliteit)
-SIRE onderzoeken
geen
geen
voorzitter UASV:
Utrechtse academische
specialisten vereniging
Expertise met
betrekking tot
het Zorgpad
Geriatische
Traumatologie,
geen relatie met
private partijen.
17-02-2014:
geen
Biomet
Nederland B.V.,
Dordrecht:
subsidie voor
evaluatie van
"heupstraat"
(gezamelijk met
de afdelingen
Traumachirurgie
en Orthopedie
UMCG
geen
geen
Lid Stichting Netwerk
voor Geriatische
Traumatologie.
Het bouwen van de
database voor
wetenschappelijk
onderzoek door
Stichting Netwerk
voor Geriatische
Traumatologie, is
mogelijk gemaakt
middels financiële
ondersteuning door
DePuy Synthes.
geen
geen
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
21
J. AndelaReijenga
A. Schiphorst
van calamiteiten
- voorzitter
specialisten
vereniging UMCU
Bij de Ned. Ver. voor
Anesthesiologie:
-voorzitter cie
Richtlijnen en
Indicatoren
-lid cie kwaliteit
-neemt deel aan
verschillende
richtlijnwerkgroepen
Orde: lid van UAS
Verpleegkundig Specialist geen
geriatrie
ATOS Heelkunde,
Diakonestenhuis
Utrecht -> betaalde
functie
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
22
5
Knelpuntenanalyse
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur
de knelpunten. Tevens zijn er tijdens een invitational conference knelpunten aangedragen door
de volgende partijen: Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie; Nederlandse Vereniging
voor Intensive Care; Verenso; Ergotherapie Nederland; CZ; VGZ; Inspectie voor de
Gezondheidszorg; Diëtisten Verpleeg- en verzorgingshuizen; Verpleegkundigen & Verzorgenden
Nederland; Nederlandse Internisten Vereniging en Nederlandse Vereniging voor Heelkunde. Een
verslag hiervan kunt u vinden als Bijlage 1 aan het eind van de richtlijn.
10
15
20
25
30
35
40
45
Patiëntenparticipatie
De Centrale Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO) is uitgenodigd voor de invitational
conference aan het begin van het ontwikkeltraject en voor de commentaarfase aan het eind van
het ontwikkeltraject. Er heeft tussentijds overleg plaatsgevonden met de patiëntenfederatie NPCF
over het besteden van aandacht aan het patiëntenperspectief voor deze richtlijn. Gedurende het
ontwikkeltraject zijn hier verder geen gerichte acties op ondernomen.
Uitgangsvragen en uitkomstmaten
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur
concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep
de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per
uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste
als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens
hun relatieve belang als cruciaal, belangrijk en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep,
voor zover mogelijk, wat zij voor een bepaalde uitkomstmaat een klinisch relevant verschil vond,
dat wil zeggen wanneer de verbetering in uitkomst een verbetering voor de patiënt is.
Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur
Voor de afzonderlijke uitgangsvragen werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar
gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd
aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde
artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De
werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf
opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te
beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekactie of gebruikte trefwoorden van de
zoekactie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in het hoofdstuk van desbetreffende
uitgangsvraag.
Kwaliteitsbeoordeling individuele studies
Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde
methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (bias) te
kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de methodologische checklijsten.
5
10
15
Samenvatten van de literatuur
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk
weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden
beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij voldoende overeenkomsten tussen de studies
werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review
Manager 5.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
A) Voor interventievragen
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE
staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie
http://www.gradeworkinggroup.org/) (Atkins, 2004).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog,
matig, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van vertrouwen in de
literatuurconclusie (zie http://www.guidelinedevelopment.org/handbook/).
GRADE
Hoog
Matig
Laag
Zeer laag
Definitie
- er is veel vertrouwen dat het ware effect van behandeling dichtbij het
geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
- het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert als er verder
onderzoek wordt gedaan.
- er is matig vertrouwen dat het ware effect van behandeling dichtbij het
geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
- het is mogelijk dat de conclusie verandert als er verder onderzoek wordt
gedaan.
- er is beperkt vertrouwen dat het ware effect van behandeling dichtbij het
geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
- het is waarschijnlijk dat de conclusie verandert als er verder onderzoek
wordt gedaan.
- er is weinig vertrouwen dat het ware effect van behandeling dichtbij het
geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
- de conclusie is zeer onzeker.
20
B) Voor vragen over waarde diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose
Bij dit type vraagstelling kan GRADE (nog) niet gebruikt worden. De bewijskracht van de conclusie
is bepaald volgens de EBRO-methode (Van Everdingen, 2004).
25
30
Formuleren van de conclusies
Voor vragen over waarde diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose is het
wetenschappelijke bewijs samengevat in een of meerdere conclusie, waarbij het niveau van het
meest relevante bewijs is weergegeven.
Bij interventievragen verwijst de conclusie niet naar één of meer artikelen, maar wordt getrokken
op basis van alle studies samen (body of evidence). Hierbij maakten de werkgroepleden de balans
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
24
op van elke interventie. Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten
voor de patiënt afgewogen.
5
10
15
20
25
30
35
Overwegingen
Voor een aanbeveling zijn naast het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk,
zoals de expertise van de werkgroepleden, patiëntenvoorkeuren, kosten, beschikbaarheid van
voorzieningen of organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van
de literatuursamenvatting, vermeld onder het kopje ‘Overwegingen’.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven een antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare
wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen.
Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met
de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals
coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur).
Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag
maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Daarnaast is er een apart
hoofdstuk met kostenoverwegingen opgesteld. Dit hoofdstuk gaat in op de financiële gevolgen
van structurele geriatrische medebehandeling bij patiënten met een proximale femurfractuur.
Indicatorontwikkeling
Gelijktijdig met het ontwikkelen van de conceptrichtlijn werden er interne kwaliteitsindicatoren
ontwikkeld om het toepassen van de richtlijn in de praktijk te volgen en te versterken. Meer
informatie over de methode van indicatorontwikkeling is op te vragen bij het Kennisinstituut van
Medisch Specialisten ([email protected]).
Kennislacunes
Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de
resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de
werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is. De kennislacunes
worden per hoofdstuk indien van toepassing weergegeven.
40
45
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor
commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar
aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door
de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen
voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd.
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
25
5
Implementatie
In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie
van de richtlijn en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk
gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of
belemmeren.
Een implementatieplan maakt onderdeel uit van deze richtlijn. Daarnaast werden indicatoren
ontwikkeld om de implementatie van de richtlijn in de praktijk te bevorderen.
10
15
20
Juridische betekenis van richtlijnen
Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften, maar bevatten op ‘evidence’ gebaseerde inzichten
en aanbevelingen waaraan zorgverleners moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen.
Aangezien deze aanbevelingen hoofdzakelijk gebaseerd zijn op ‘algemeen bewijs voor optimale
zorg voor de gemiddelde patiënt’, kunnen zorgverleners op basis van hun professionele
autonomie zo nodig in individuele gevallen afwijken van de richtlijn. Afwijken van richtlijnen kan
in bepaalde situaties zelfs noodzakelijk zijn. Wanneer van de richtlijn wordt afgeweken, dient dit
– indien relevant – in overleg met de patiënt te gebeuren. Afwijkingen van de richtlijn dienen altijd
beargumenteerd en gedocumenteerd te worden.
Literatuur
25
Adviescommissie Richtlijnen - Raad Kwaliteit. Medisch specialistische richtlijnen 2.0. 2012.
AGREE Next Steps Consortium. Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation (AGREE) II Instrument. www.agreetrust.org.
Van Everdingen JJE, Burgers JS, Assendelft WJJ, et al. Evidence-based richtlijnontwikkeling. Bohn Stafleu Van Loghum 2004.
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
26
Hoofdstuk 3 Generieke zorgpad
5
10
15
Uitgangsvraag
Wat zijn kernelementen in het zorgpad voor kwetsbare ouderen bij chirurgische behandelingen?
Inleiding
Bij patiënten met een proximale femurfractuur is aangetoond dat standaard protocollaire
behandeling met zorgpaden leidt tot betere uitkomsten (zie modules uit deze richtlijn over de
proximale femurfractuur). Dit is ook de algemene ervaring binnen de oncologie (zie modules uit
deze richtlijn over het colorectaal carcinoom). Binnen dit generieke hoofdstuk wordt daarom een
algemeen zorgpad voorgesteld voor kwetsbare ouderen die een indicatie hebben voor een
operatieve interventie. Deze module kan gebruikt worden door:
ziekenhuizen om de zorg voor kwetsbare ouderen met een operatieve indicatie vorm te
geven;
richtlijnwerkgroepen om een module over chirurgische indicaties specifiek te maken voor
kwetsbare ouderen.
20
25
30
35
40
45
Zoeken en selecteren
De generieke aanbevelingen die in deze module worden gedaan, zijn gebaseerd op de conclusies
en aanbevelingen van de modules over perioperatief beleid bij een proximale-femur fractuur
(acuut) en een colorectaal carcinoom (electief). Zodoende wordt voor alle onderbouwende
literatuur verwezen naar de hierboven genoemde modules en is er geen aparte systematische
literatuuranalyse uitgevoerd.
Overwegingen
Risicofactoren
Bij kwetsbare ouderen die in aanmerkingen komen voor een chirurgische ingreep inventariseren
we preoperatief risicofactoren, die van invloed zijn op de uitkomst. Daarbij wordt niet alleen
gekeken naar bekende uitkomsten als postoperatieve complicaties, heroperatie en mortaliteit,
maar ook naar typisch geriatrische uitkomstmaten uit het functionele domein, als mobiliteit, ADLzelfredzaamheid en institutionalisatie. Bij iedere zorgvraag of aandoening zijn bepaalde
risicofactoren relevant. Bij de onderzochte aandoeningen, de proximale femurfractuur en het
coloncarcinoom, werden de volgende gemeenschappelijke risicofactoren voor verhoogde
mortaliteit en/of functieverlies geïdentificeerd:
- een hogere leeftijd;
hogere ASA-classificatie;
comorbiditeit;
preoperatief al bestaande beperkingen in de ADL-functie;
afhankelijkheid;
cognitieve functiestoornissen;
stoornissen in de mobiliteit;
verminderde voedingstoestand.
Deze risicofactoren dienen naast de aandoening-specifieke risicofactoren in ieder geval
preoperatief in kaart gebracht te worden. Van belang is ook risicofactoren in kaart te brengen die
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
27
zelfs in een (sub)acute situatie als een proximale femurfractuur nog gecorrigeerd kunnen worden,
zoals een anemie, stollingsafwijkingen, ondervulling en elektrolytstoornissen, ontregelde diabetes
en acute cardiale of pulmonale problematiek.
5
10
15
20
25
30
Selectie van personen met risico op functieverlies
De werkgroep is van mening dat per patiëntengroep moet worden beoordeeld hoeveel personen
een verhoogde kwetsbaarheid of verhoogd risico op functieverlies hebben. Als deze groep relatief
groot is, vindt de werkgroep het zinvol bij alle patiënten structurele medebehandeling van een
klinisch geriater of internist-ouderengeneeskunde in te zetten.
De leeftijd van de patiënt is de belangrijkste risicofactor voor slechtere uitkomsten als risico op
postoperatieve complicaties, functieverlies en mortaliteit. Om deze reden worden nu in vrijwel
alle ziekenhuizen de patiënten boven de 70 jaar gescreend op kwetsbaarheid als onderdeel van
het VMS Veiligheidsprogramma. Het ligt daarom voor de hand om in elk type zorgpad de
standaard screening, medebehandeling of participatie in een multidisciplinair overleg te beperken
tot dezelfde leeftijdsgroep (≥70 jaar).
Acute zorgvragen
De werkgroep adviseert om bij de ontwikkeling van zorgpaden voor acute zorgvragen uit te gaan
van kenmerken van de patiëntengroep. Het percentage patiënten met verhoogde kwetsbaarheid
in de patiëntengroep is daarbij een belangrijke factor om mee te wegen. Dit zorgpad wordt
toegepast bij alle patiënten.
Electieve zorgvragen
De werkgroep is van mening dat bij de ontwikkeling van zorgpaden voor electieve zorgvragen
uitgegaan dient te worden van kenmerken van individuele patiënten die baat kunnen hebben bij
structurele medebehandeling door een klinisch geriater of internist-ouderengeneeskunde. Dit kan
bijvoorbeeld door geriatrische expertise te betrekken bij het multidisciplinair overleg of door
preoperatief te screenen op kwetsbaarheid. Beide opties worden hieronder beschreven.
Het onderscheid tussen acute en electieve zorgvragen wordt gemaakt, omdat bij een electieve
indicatie meer tijd is en een patiënt beter beoordeeld kan worden.
35
40
45
Multidisciplinair overleg
Een mogelijkheid bij patiënten met een indicatie voor electieve chirurgie is de klinisch geriater of
internist-ouderengeneeskunde standaard te betrekken bij een multidisciplinair overleg waarin alle
oudere patiënten worden besproken en een behandelplan voor hen wordt opgesteld. In situaties
waarin een dergelijk multidisciplinair overleg standaard preoperatief plaats vindt, zoals in de
oncologie, kan op die wijze geriatrische expertise toegevoegd worden en kunnen eventueel ook
patiënten geselecteerd worden die in aanmerking komen voor een uitgebreide geriatrische
analyse.
Preoperatieve risicoscreening
Preoperatieve risicoscreening naar factoren die de postoperatieve uitkomst beïnvloeden kan op
verschillende wijzen worden vormgegeven. De werkgroep is echter van mening dat hiervoor altijd
competenties in de geriatrie nodig zijn. Er is onvoldoende bewijs dat screeningstools sensitief en
specifiek genoeg zijn om alle kwetsbare ouderen te identificeren (Richtlijn Addendum CGA, 2013).
In de dagelijkse praktijk worden deze screeningsinstrumenten echter wel gebruikt vanuit het idee
dat geriatrische expertise zo het meest effectief kan worden ingezet. Er zijn tools die ontwikkeld
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
28
zijn om kwetsbaarheid te meten (de Richtlijn CGA bij consult en medebehandeling noemt de
Identification of Seniors at Risk-Hospitalized patients ISAR-HP), en tools om domeinen van
kwetsbaarheid te meten (VMS-bundel kwetsbare ouderen).
5
10
15
Een screeningstool kan afgenomen worden door de chirurg bij de indicatiestelling op de
polikliniek, maar een andere logische plaats is de preoperatieve polikliniek anesthesiologie waar
de risicoschatting plaatsvindt voor de operatie. Enerzijds worden alle patiënten preoperatief al
gezien door de anesthesiologie waardoor het eenvoudiger is om een preoperatieve
risicoscreening te doen dan wanneer dit op de aparte poli’s van de verschillende snijdende
specialismen wordt gedaan. Anderzijds zijn de anesthesieverpleegkundigen en de anesthesioloog
meer getraind in het herkennen en schatten van risico’s. Zij kunnen daarvoor zelf interventies
inzetten of verwijzen naar het preoperatief spreekuur van de klinisch geriater of internistouderengeneeskunde. In de meeste ziekenhuizen wordt voor andere specialismen als longarts en
cardioloog op dezelfde wijze gewerkt.
Onafhankelijk van welke werkwijze er gekozen wordt moet een specialist met geriatrische
expertise betrokken zijn bij een protocol waarin de risico’s en de interventies beschreven worden.
Lokaal kunnen afspraken worden gemaakt wie verantwoordelijk is voor de interventies.
20
25
30
35
40
45
Globaal zijn er twee werkwijzen om de preoperatieve risicoscreening in te zetten. De eerste is
geriatrische competenties inzetten op de preoperatieve polikliniek van de anesthesiologie. De
tweede werkwijze is een getrapt model met screening op kwetsbaarheid als eerste stap waarbij
alleen bij positief gescreende patiënten een volledig geriatrisch onderzoek wordt uitgevoerd (de
tweede stap). De klinisch geriater of internist-ouderengeneeskunde brengt de problemen van de
patiënt in kaart op de vier domeinen somatisch, psychisch, functioneel en sociaal. Het CGA zoals
beschreven in de richtlijnen CGA en CGA bij consult en medebehandeling is hiervoor een geschikt
instrument.
Geriatrische medebehandeling
Een geriatrische medebehandeling kan variëren in een preoperatieve screening met adviezen voor
de hoofdbehandelaar, meebeslissen in de keus voor de behandeling (bijvoorbeeld in een
multidisciplinair overleg) of een intensieve begeleiding perioperatief. Er zijn opnieuw
verschillende methoden mogelijk om aandacht te geven aan geriatrische aspecten.
Hoewel er geen wetenschappelijke onderbouwing is voor het vormgeven van een bepaalde
structuur, is er in algemene zin wel informatie over de meerwaarde van een CGA. In de richtlijn
CGA is beschreven dat het uitvoeren van een CGA op een klinische afdeling Geriatrie leidt tot
betere functionele uitkomsten (Richtlijn CGA, 2010). In de richtlijn CGA bij consult en
medebehandeling (2013) is beschreven dat een CGA op een geriatrische traumatologie-unit
eveneens leidt tot betere uitkomsten op functionele parameters. Er is geen bewijs dat consulten
of medebehandeling door een klinisch geriater of internist-ouderengeneeskunde op
verpleegafdelingen van andere specialismen (liaisonmodel) leidt tot betere uitkomsten voor
kwetsbare ouderen. In de literatuur wordt daarover gepostuleerd dat dit verband houdt met
onvoldoende regie over het doorvoeren van adviezen. De werkgroep is daarom van mening dat
het voor het liaisonmodel een minimum vereiste is dat het personeel op chirurgische
verpleegafdelingen over voldoende competenties in de geriatrie bezit en hierin actief wordt bijen nageschoold. Mocht de verwachting zijn dat de implementatie hiervan onvoldoende is te
borgen, moet structurele medebehandeling door klinisch geriater of internistouderengeneeskunde overwogen worden.
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
29
5
10
15
20
25
30
35
Overdracht
Vaak is een deel van de kennis over de kwetsbaarheid al aanwezig bij de huisarts. Om directe
toegang tot het zorgpad voor kwetsbare ouderen te borgen moet deze in de overdracht naar het
ziekenhuis worden vermeld. Zeker bij onduidelijke of atypische symptomatologie is het zinvol dat
de klinisch geriater of de internist-ouderengeneeskunde de toegang is tot het zorgpad voor
kwetsbare ouderen. Directe behandeling en begeleiding van de geriatrische problematiek, zoals
de omgang met cognitieve stoornissen is dan geborgd. Verder is deze specialist direct betrokken
bij de keuze voor de diagnostiek en therapie in het licht van geriatrische problemen en doelen.
Besluitvorming en communicatie
In dit proces zijn verschillende behandelaren betrokken, die allen hun specifieke expertise
inbrengen voor multidisciplinaire besluitvorming. Voor iedere ingreep bij kwetsbare ouderen geldt
dat daarbij een snijdend specialist, een anesthesioloog, een medisch specialist met geriatrische
competenties en een verpleegkundige of verpleegkundig specialist betrokken moet zijn. Dit kan
per aandoening uitgebreid worden met andere disciplines. Bij de besluitvorming moet
systematisch en zo precies mogelijk geformuleerd worden wat de behandeling toevoegt aan de
levensverwachting, wat de behandeling bijdraagt aan vermindering van de klachten, wat de
nadelen (lasten) van de behandeling zijn en welke andere mogelijkheden er voor behandeling zijn.
Uiteraard is dit bij een electieve behandeling gemakkelijker te realiseren dan in een acute situatie,
echter ook daar dient het proces met de beschikbare informatie zo volledig mogelijk te worden
doorlopen.
Gezamenlijke besluitvorming
Daarna dient met de patiënt en diens wettelijk vertegenwoordiger volgens het model van de
gezamenlijke besluitvorming het advies te worden besproken. Dit model van gezamenlijke
besluitvorming bij kwetsbare ouderen wordt vormgeven volgens de vier fasen:
1.
voorbereiding: hierin wordt in kaart gebracht welke behandelbeslissingen in het verleden
zijn genomen, of alle problemen voldoende in kaart zijn gebracht, wie de gesprekspartner
is en wat de levensvisie en beleving van de patiënt is, en worden de behandeldoelen
geïdentificeerd;
2.
choice talk: het uitwisselen van informatie en de uitleg dat er keuzes mogelijk zijn;
3.
option talk: beschrijven en overwegen van alle opties met voor- en nadelen;
4.
decision talk: het komen tot een gezamenlijk besluit eventueel met behulp van
keuzehulpen.
Van groot belang is daarbij goed te beoordelen of de patiënt wilsbekwaamheid ter zake is.
Eventueel kan een wettelijk vertegenwoordiger betrokken worden bij de besluitvorming.
40
45
Vervolgens maken de verschillende behandelaren heldere afspraken over wie op welk moment de
hoofdbehandelaar is en stemmen adviezen goed met elkaar af en dragen deze over. Dit dient ook
genoteerd te worden in het dossier en gecommuniceerd met de patiënt. Bij de keuze van de
hoofdbehandelaar dienen alle relevante problemen in samenhang en de competenties van de
verschillende behandelaren betrokken te worden en niet alleen een keus gemaakt te worden op
basis van de geplande interventie. Initieel is de hoofdbehandelaar over het algemeen de snijdend
specialist. Ook in het postoperatieve beloop moet er weer een goede overdracht zijn en moeten
voor- en nadelen van medicamenteuze en andere interventies goed worden afgewogen, waarbij
ook het risico op geriatrische complicaties moet worden meegewogen (zoals delier, vallen,
ondervoeding etc.).
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
30
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Prehabilitatie
In een electieve situatie kan naast behandeling van een aantal gemakkelijk te corrigeren factoren,
zoals een afwijkende stollingsstatus of een anemie ook gekozen worden voor prehabilitatie. Voor
een aantal aandoeningen is een licht positief effect beschreven op de kwaliteit van leven en de
opnameduur. Bij prehabilitatie kunnen verschillende interventies ingezet worden. Deze zijn
gericht op verbetering van de voedingstoestand, stemming en (cardiopulmonale) conditie van de
patiënt. In het kader van prehabilitatie is het zinvol om de conditie en mobiliteit van kwetsbare
ouderen, zeker in het geval van cardiale of pulmonale aandoeningen, te optimaliseren door middel
van cardiale en pulmonale oefeningen. Anderzijds is het niet uitgesloten dat prehabilitatie ook
ongewenste en negatieve effecten heeft aangezien de interventies bij prehabilitatie een belastend
kunnen zijn voor kwetsbare ouderen. Mogelijk zijn er zelfs negatieve oncologische effecten. Voor
een efficiënte inzet van interventies en een optimaal resultaat zou volgens de werkgroep de
prehabilitatie afgestemd moeten worden op de problemen en behoeften van de individuele
patiënt. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door de prehabilitatie vorm te geven op basis van het
geriatrisch assessment en/of de POSSUM score. Gezien het beperkte bewijs en de belasting voor
kwetsbare ouderen gebeurt dit bij voorkeur in studieverband.
Peroperatieve risico-inventarisatie
Naast preoperatieve risicoschatting, is het ook mogelijk om peroperatieve factoren te meten en
registeren om zodoende de risicoschatting van postoperatieve complicaties tijdens het operatieve
proces bij te stellen. Hiervoor zijn verschillende methoden beschikbaar. Diverse auteurs geven aan
dat een score voor intra-operatieve `events` en hun effect op vitale parameters die gemakkelijk
kan worden vastgesteld aan het einde van de operatie/ verkoeverperiode, een bijdrage zou
kunnen leveren aan het postoperatieve beleid. Bij kwetsbare ouderen zou kennis van
peroperatieve factoren, in samenhang met de kennis van het preoperatieve onderzoek, indicatie
kunnen zijn voor gerichte extra of langdurigere bewaking op PACU of medium care, of
medebehandeling door een klinisch geriater of internist-ouderengeneeskunde om dreigende
complicaties zo snel mogelijk op het spoor te komen. Daarom moet worden overwogen om
peroperatieve factoren te registreren en deze mee te wegen wanneer het postoperatieve beleid
wordt vastgesteld. Bij een ongunstig peroperatief beloop is het verder te overwegen om ook in
het traject na ontslag te kiezen voor intensievere zorg, zoals vermelding in de overdracht aan de
vervolgbehandelaar, huisarts of specialist ouderengeneeskunde en sneller in te zetten op
geriatrische revalidatie of extra zorg en ondersteuning in de thuissituatie door bijvoorbeeld
hometeams.
Postoperatief herstel (revalidatie)
In de postoperatieve fase is het van belang om snel te starten met rehabilitatie/ revalidatie en de
risico’s, zoals die preoperatief zijn ingeschat te monitoren en te behandelen. De revalidatie moet
in ieder geval bestaan uit het zo snel en veel mogelijk mobiliseren van de patiënt en het snel
starten en uitbreiden van orale voeding. Het ERAS-protocol zoals gebruikt in de gastro-intestinale
chirurgie geeft daarvoor concrete aanbevelingen.
De inzet van een dagprogramma met activiteitenbegeleiding, het vroegtijdig mobiliseren, uit bed
komen en aankleden zal het dag/nachtritme verbeteren en de kans op een delier of pneumonie
verkleinen. Tot slot moeten in de postoperatieve fase, mede afhankelijk van het beloop gedurende
de ziekenhuisopname, tijdig nagedacht worden over het revalidatietraject op langere termijn en
de follow-up.
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
31
5
10
15
20
25
30
35
40
Complicaties
Op oudere leeftijd is de incidentie van de typisch chirurgische complicaties hoger. Daarnaast
ontstaan ook veel vaker geriatrische complicaties. Verder dient er dient rekening gehouden te
worden met geriatrische presentatie van complicaties zoals symptoomarmoede,
symptoomverandering en ook symptoomomdraaiing.
De belangrijkste complicaties zijn cardiopulmonale complicaties, waaronder de postoperatieve
pneumonie. Een andere veel voorkomende complicatie is het delier. Voor het beperken van de
postoperatieve pulmonale complicaties en de kans op delier wordt bij voorkeur een maagsonde
direct na operatie verwijderd en worden drains, infusen en katheters zo min mogelijk gebruikt en
zodra enigszins mogelijk verwijderd.
In de richtlijn Delier volwassenen (2013) wordt aanbevolen om op basis van een risicoschatting
door een multidisciplinair team te bepalen of er gericht aandacht moet uitgaan naar het
voorkómen of behandelen van cognitieve stoornissen en/of desoriëntatie, uitdroging en/of
obstipatie, hypoxie, infectie, immobiliteit, pijn, ondervoeding, sensore deprivatie en
slaapstoornissen. Bij tekenen van een delier dienen verpleegkundigen te monitoren op
dehydratie, urineretentie, vallen, infecties of neurologische aandoeningen.
Ter preventie van bovenstaande en andere complicaties is proactieve monitoring en snelle
interventie van groot belang. Deze monitoring wordt bemoeilijkt door typisch geriatrische
aspecten zoals een andere symptomatologie, multimorbiditeit en polyfarmacie en de
aanwezigheid of het ontstaan van cognitieve stoornissen. Daarnaast zijn functionele beperkingen,
zowel sensorisch als in de mobiliteit en ADL-functie en bij slikken en voeding, prevalent. Dit vereist
regelmatige beoordeling van de algemene toestand van de patiënt en van vitale parameters en
resultaten van aanvullend onderzoek. Controle op anemie, nierfunctie- en electrolietstoornissen
en infectieparameters dient laagdrempelig te worden gedaan. Ook moet de medicatie
stelselmatig worden beoordeeld om deze aan te kunnen passen aan de dan actuele situatie.
Hierboven werd al de meerwaarde van geriatrische medebehandeling beschreven. Voor patiënten
met een proximale femurfractuur laat divers onderzoek zien dat er meerwaarde is in een
multidisciplinaire behandeling, waarbij zowel chirurgische als geriatrische competenties aanwezig
zijn. In de module Structurele medebehandeling bij de richtlijn CGA (2012) wordt de meerwaarde
beschreven van structurele ortho-geriatrische behandeling, zich uitend in onder andere minder
complicaties en herstel tot oorspronkelijk functieniveau. Het is niet ondenkbaar dat dit ook voor
andere groepen kwetsbare ouderen geldt maar dit is ook niet aangetoond.
Tot slot moeten in de postoperatieve fase, mede afhankelijk van het beloop gedurende de
ziekenhuisopname tijdig nagedacht worden over revalidatietraject en follow-up.
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
32
Aanbevelingen
Stel in ieder ziekenhuis een algemeen zorgpad op voor kwetsbare ouderen die behandeld worden
door een snijdend specialisme. Onderdelen van dit zorgpad zijn

pre- en peri-operatieve risicoschatting en/ of inventarisatie;

multidisciplinaire beoordeling;

monitoring en behandeling door professionals met chirurgische en geriatrische
competenties;

snelle en actieve bevordering van postoperatief herstel;

monitoren en behandelen van complicaties;

vroegtijdige planning van revalidatie en follow-up.
Gebruik deze generieke module als blauwdruk bij richtlijnen voor snijdende specialismen, zeker bij
aandoeningen die veelvuldig voorkomen bij kwetsbare ouderen.
5
Kennishiaten
Zie modules uit deze richtlijn over proximale femurfractuur en over colorectaal carcinoom.
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
33
Hoofdstuk 4 Proximale femurfractuur – preoperatieve traject
5
10
Uitgangsvraag
4.1 Welke risicofactoren voor mortaliteit en verlies van functionaliteit dienen preoperatief in
kaart gebracht te worden bij de patiënt met een proximale femurfractuur?
4.2 Hoe komt men tot een weloverwogen medisch besluit voor het al dan niet chirurgisch
behandelen van een kwetsbare oudere patiënt met een proximale femurfractuur?
4.3 Bij welke patiënten met een proximale femurfractuur is multidisciplinaire evaluatie en
medebehandeling geïndiceerd?
4.1
15
20
25
30
Welke risicofactoren voor mortaliteit en verlies van functionaliteit dienen preoperatief
in kaart gebracht te worden bij de patiënt met een proximale femurfractuur?
Inleiding
Het is van belang om preoperatief op de hoogte te zijn van aanwezige risicofactoren voor
mortaliteit en verlies van functionaliteit, zowel voor perioperatieve veiligheid als voor het
adequaat kunnen voorlichten van patiënt en familie over de prognose. Er is echter geen
eenduidigheid in de wijze waarop risicofactoren preoperatief in kaart worden gebracht. Verder
blijkt in de praktijk dat preoperatieve cardiale risico inventarisatie vaak een (logistiek) knelpunt is.
In deze module wordt daarom onderzocht welke risicofactoren op welke wijze in kaart gebracht
dienen te worden bij ouderen die een operatie voor een proximale femurfractuur ondergaan. Met
deze kennis kunnen er indien nodig vervolgens perioperatief extra maatregelen worden genomen.
Methode literatuuranalyses
In de databases Medline (OVID) en Embase is gezocht naar literatuur waarin de volgende
vraagstelling werd onderzocht:
“Welke afzonderlijke factoren zijn van invloed op de mortaliteit en het postoperatief functioneren
bij patiënten die een heupoperatie ondergaan?”
35
40
45
In eerste instantie werd breed gezocht voor bovenstaande onderzoeksvraag. Deze
literatuurzoekactie leverde 264 treffers op. In eerste instantie werden hiervan alleen de
systematische reviews bekeken (n=12). Hieruit kwam één systematische review van voldoende
kwaliteit naar voren voor de uitkomstmaat mortaliteit (Hu et al., 2011). Om deze reden is er voor
mortaliteit vervolgens een aanvullende zoekactie uitgevoerd naar studies vanaf 2011.
Deze literatuurzoekactie leverde 118 treffers op.
Om meer specifiek te kunnen zoeken naar studies voor postoperatief functioneren, is deze
uitkomstmaat specifieker gedefinieerd als de postoperatieve Katz-score of postoperatieve
Barthel-score. De Katz-score wordt gebruikt om iemands vermogen om ADL-activiteiten uit te
voeren te beoordelen (Katz et al., 1976). De Katz schaal bestaat uit 6 gebieden, waarop iemand
afhankelijk of onafhankelijk functioneert. Bij afhankelijkheid scoort iemand 1 punt, waardoor er
in totaal een score tussen de 0 (totale onafhankelijkheid) en 6 (totale afhankelijkheid) wordt
gehaald. De Bartel-index meet de mate waarin ADL-activiteiten zelfstandig uitgeverd kunnen
worden (Mahoney and Barthel, 1965). Daarbij mogen hulpmiddelen gebruikt worden. Meestal
worden tien items gescoord, waarbij de scores variëren van een tweepuntsschaal tot een
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
34
5
10
15
20
25
30
35
40
45
vierpuntsschaal. In totaal kunnen er maximaal 20 punten gescoord worden, waarbij een hogere
score een grotere onafhankelijkheid betekent. Er zijn echter meerdere versies van de Barthel index
in omloop, waarbij de puntenschaal kan verschillen. Een aparte literatuurzoekactie naar deze
uitkomstmaten leverde 154 treffers op. De zoekverantwoordingen zijn weergegeven in bijlage 1
van deze module.
Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria:

onderzoek bij patiënten die operatief behandeld worden aan een proximale femurfractuur;

observationeel onderzoek of systematische review van observationeel onderzoek;

geen interventiestudie;

onderzoek naar de prognostische waarde van afzonderlijke factoren (geen verzamelscores);

analyse uitgevoerd op basis van een controlegroep of met behulp van een univariaat of
multivariaat analyse;

prospectieve dataverzameling;

N≥50;

er wordt gekeken naar de uitkomstmaten mortaliteit binnen drie maanden, mortaliteit
binnen 12 maanden, Katz-score of Barthel-score;

Engelstalig.
Op basis van titel en abstract werden in totaal 75 originele studies geselecteerd, waarvan 41 met
uitkomstmaat mortaliteit en 34 met uitkomstmaat postoperatief functioneren (Katz of Barthel).
Na het lezen van de volledige teksten bleven hier nog twaalf studies van over, waarvan zeven met
uitkomstmaat mortaliteit en vijf met uitkomstmaat postoperatief herstel. De redenen voor
exclusie zijn weergegeven in bijlage 2. De geïncludeerde studies zijn opgenomen in evidence
tabellen, te vinden in bijlage 3, en meegenomen in de literatuuranalyse. In de evidencetabellen
zijn alleen de data opgenomen die gerelateerd zijn aan de vraagstelling.
Samenvatting literatuur
Prognostische factoren voor mortaliteit
De meta analyse van Hu et al. (2012) is als leidend artikel genomen voor deze systematische
literatuuranalyse. Hu et al. betreft een analyse van 75 studies (65 prospectief, 10 retrospectief
met prospectieve dataverzameling) van in totaal 64.316 patiënten. De studies waren gericht op
het eindpunt mortaliteit. Van deze 65 studies waren 55 (64%) van gemiddelde of hoge kwaliteit.
Op basis van de hoeveelheid en de kwaliteit van de gevonden studies, werd in het artikel van Hu
et al. een maat voor de bewijskracht van de associatie van een risicofactor met mortaliteit
gegeven. De bewijskracht betrof het niveaus strong, moderate, low of conflicting. De laatste
categorie betrof één punt: ras; blank versus niet-blank. Hierop zal niet verder worden ingegaan.
De literatuursearch naar risicofactoren voor mortaliteit vanaf 2011 leverde nog zes relevante
artikelen op van hoge kwaliteit (Nirantharakumar et al., 2013; Neuhaus et al., 2012; Lin et al.,
2011; Kim et al., 2012; Pugely et al., 2014; Uzoigwe et al., 2012). In deze zes artikelen werden geen
nieuwe risicofactoren voor mortaliteit gevonden, wel bevestiging van verschillende door Hu
gevonden factoren, in de tabel met een * aangegeven. In sommige gevallen is daardoor de
bewijskracht voor deze factoren een niveau omhoog gegaan.
Onderstaande tabel geeft weer voor welke risicofactoren een associatie met mortaliteit is
gevonden en hoe sterk de bewijskracht hiervoor is op basis van alle gevonden artikelen.
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
35
Risicofactoren voor mortaliteit
- Hogere leeftijd*
- Mannelijk geslacht
- Wonen in verpleeghuis*
- beperkte mobiliteit
- laag ADL niveau
- Hoge ASA score*
- Slechte mentale status
- Meerdere comorbiditeiten
- Dementie/cognitieve stoornis*
- Diabetes
- Kanker*
- Hartaandoeningen
Matig bewijs
- Intertrochantere fractuur (t.o.v. collum)
- Lage BMI
- Laag albumine/ ondervoeding
- Laag hemoglobine
- Hoog creatinine
- Chronisch nierfalen
- Chronische longziekte
Zwak bewijs
- Alleen leven
- Ziekenhuisopname in voorgaand jaar
- Slecht sociaal functioneren
- Roken
- Laag lymfocyten gehalte
- Hoog kalium gehalte
- Hoog troponine T
- Hoge hartslag
- Cerebrovasculaire ziekte
- Spijsverteringsziekte
- Delier
- Depressie
* (ook) een uitkomst van een of meerdere van de 6 studies waarmee de literatuuranalyse van Hu et al. is aangevuld.
Sterk bewijs
5
10
Prognostische factoren voor verslechtering van functionaliteit
Er werden vijf studies gevonden naar prognostische factoren voor de uitkomstmaat Katz score of
Barthel index. Alle vijf betroffen prospectieve cohort studies. De studies van Krogseth et al. (2014)
en Beaupre et al. (2007) keken naar de verslechtering in de Barthel index zes maanden na een
heupoperatie ten opzichte van voor de operatie. De studie van Di Monaco et al. (2007) keek naar
de Barthel index op het moment van ontslag van de revalidatie-afdeling en de studie van Sylliaas
et al. (2012) keek naar de Barthel index 3 maanden na een heupoperatie. De studie van Al-Ani et
al. (2010) keek naar de Katz score 12 maanden na een heupoperatie. De tabel hieronder geeft een
overzicht van de significante prognostische factoren die in de verschillende studies gevonden
werden.
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
36
Krogseth,
2014
Sylliaas, 2012
Uitkomstmaat
Verschil in Barthel index zes maanden
postoperatief ten opzichte van preoperatief.
Barthel index <20 drie maanden postoperatief
Gevonden significante factoren
Leeftijd
-
5
10
15
20
25
30
Al-Ani, 2010
Beaupre,
2007
Katz score 12 maanden postoperatief
Verschil in gemodificeerde Barthel index 6
maanden postoperatief ten opzichte van
preoperatief
Di Monaco,
2007
Barthel index na ontslag revalidatie-afdeling
-
Leeftijd
Gevallen binnen een halfjaar voor de
heupfractuur
Binnen hulpmiddelen nodig voor lopen
Buiten hulpmiddelen nodig voor lopen
Barthel index preoperatief
NEADL (Nottingham Extended Activities of
Daily Living) preoperatief
MMSE preoperatief
Katz score preoperatief
Leeftijd
Verwijzing vanuit langdurige zorg
MMSE <22
Ernstige Charlson Comorbidity Score
Leeftijd
Neurologische verslechtering
Leeftijd en MMSE (Mini Mental State Examination) werden in meerdere studies als prognostische
factoren gevonden voor de Barthel index na een heupoperatie. Vanwege het beperkte aantal
studies dat voor de beantwoording van deze uitgangsvraag gevonden werd en het verschil in de
definiëring van de uitkomstmaat, is de bewijskracht voor leeftijd als prognostische factor matig en
voor MMSE als prognostische factor zwak.
Omdat alle andere prognostische factoren voor de Barthel index maar in één studie als significant
werden gevonden, kunnen hier verder geen uitspraken over worden gedaan. Omdat er maar één
studie werd gevonden waarin gekeken werd naar prognostische factoren voor de uitkomstmaat
Katz score, kan ook hier geen uitspraak over worden gedaan.
Overwegingen
Prognostische factoren voor een verhoogde mortaliteit en verslechtering van functionaliteit
Uit de gevonden literatuur komen een aantal factoren naar voren waarvoor matig tot sterk bewijs
is dat deze factoren samenhangen met een verhoogde mortaliteit. Samengevat betreft het de
volgende 12 factoren:
leeftijd
geslacht
fractuurtype
BMI
co-morbiditeiten
voedingstoestand
labwaarden (tenminste hemoglobine, albumine en creatinine/eGFR)
ASA-classificatie
woonsituatie
cognitieve status/dementie
mobiliteitsniveau
ADL-niveau
Voor een aantal van deze factoren zijn aanwijzingen in de literatuur gevonden dat deze ook
samenhangen met postoperatief verlies van functionaliteit. De meeste van bovengenoemde
factoren zijn niet-beïnvloedbaar.
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
37
De werkgroep is van mening dat bovengenoemde twaalf factoren preoperatief in kaart moeten
worden gebracht om een inschatting te kunnen maken van de kans op overlijden en verlies van
functionaliteit.
5
Het overgrote deel van deze twaalf risicofactoren is eenvoudig vast te stellen (leeftijd, geslacht,
BMI, fractuurtype, co-morbiditeiten, ASA classificatie, labwaarden (tenminste hemoglobine,
albumine en creatinine/eGFR) en woonsituatie. Het mobiliteits- en ADL niveau wordt vaak bepaald
met behulp van de Katz-ADL score, echter er zijn diverse andere bruikbare scores.
10
De werkgroep is van mening dat de cogitieve status al voor operatie beoordeeld moet worden.
Hiervoor zijn verschillende meetinstrumenten beschikbaar, zoals bijvoorbeeld de MMSE. Deze
kunnen losstaand of als onderdeel van een CGA worden toegepast. Er moet echter rekening mee
worden gehouden dat de beoordeling van de cognitieve status preoperatief door verschillende
factoren zoals bijvoorbeeld delier, pijn of een lawaaiige omgeving vertekend kan worden. Daarom
is het belangrijk om de beoordeling postoperatief te herhalen. Het meest geschikte moment
hiervoor is afhankelijk van het beloop van het postoperatieve herstel.
15
20
25
30
35
40
45
Redenen voor uitstel van de operatie
Bij de preoperatieve beoordeling van de patiënt kunnen risicofactoren naar voren komen
waarvoor het wenselijk is om preoperatief verder onderzoek te doen of extra maatregelen te
nemen. In sommige gevallen leidt dit echter tot uitstel van de operatie, wat op zichzelf weer een
risico met zich meebrengt voor de patiënt. Een voorbeeld hiervan is het doen van preoperatieve
cardiale risico inventarisatie.
In de NICE richtlijn Hip Fracture van het National Clinical Guideline Centre (UK) is preoperatieve
beoordeling behandeld in het hoofdstuk 6, “Timing of surgery” (NICE, 2011). Hierin wordt gesteld
dat er maar weinig redenen zijn om een operatie voor een proximale femurfractuur uit te stellen,
wetend dat het sowieso vaak kwetsbare patiënten met meerdere comorbiteiten betreft.
Er wordt een aantal afwijkingen benoemd die een legitieme reden tot uitstel van de ingreep
kunnen zijn, te weten:
anemie
stollingsafwijking
ondervulling
elektrolytstoornissen
ontregelde diabetes mellitus
symptomatisch hartfalen
corrigeerbare hartritmestoornissen of cardiale ischaemie
pneumonie
exacerbatie copd
Deze factoren zijn in het algemeen goed te corrigeren binnen 24 uur. De NICE richtlijn adviseert
derhalve om de bovengenoemde afwijkingen zo spoedig mogelijk te corrigeren en de patiënt dan
te opereren. Kortom, er is een aantal afwijkingen die legitimeren om de operatie voor een
proximale femurfractuur uit te stellen, deze zijn echter in het algemeen voldoende te corrigeren
binnen 24 uur. De werkgroep is van mening dat dit dan ook zo snel mogelijk moet gebeuren om
de patiënt operabel te maken.
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
38
Een factor die regelmatig leidt tot uitstel van een operatie is onduidelijkheid over de indicatie voor
echografie van het hart. Het gaat dan om patiënten met kleplijden, waarvan de ernst niet eerder
of recent gekwantificeerd is als onderdeel van de preoperatieve screening.
5
Twee retrospectieve cohort studies lieten zien dat preoperatief cardiaal onderzoek (echo en of
stress testen) geen indicatie voor een angiogram, angioplastiek en/of cardiale chirurgie
opleverden. Dit leidde echter wel tot meer uitstel van de operatie, meer invasieve methoden van
monitoring en meer medicatiewijzigingen (Ricci et al, 2007; O’Heireamhoin et al., 2011).
10
In de NICE richtlijn wordt de indicatie voor cardiaal onderzoek als onderdeel van preoperatieve
screening niet specifiek besproken (NICE, 2011).
15
20
25
30
35
40
45
In de Nederlandse richtlijn “preventie van perioperatieve cardiale complicaties bij niet-cardiale
chirurgie” wordt gesteld dat bij iedereen boven de 40 jaar met de verdenking op een aortaklep
stenose een echografie zou moeten worden verricht . Dit vanwege de verhoogde kans op cardiale
complicaties perioperatief (NVA, 2009). In dezelfde richtlijn wordt ook gesteld dat heup chirurgie
een intermediair risico heeft op cardiale complicaties.
In de Schotse richtlijn voor heupfracturen bij ouderen (SIGN, 2009) staat het volgende:
Echografie van het hart is geïndiceerd bij verdenking op een aorta klep stenose, om de
diagnose te bevestigen en voor risico inschatting.
De indicatie voor een echo van het hart wordt gebaseerd op medische voorgeschiedenis,
lichamelijk onderzoek en een ECG en mag de operatie niet onnodig uitstellen.
Om onnodig uitstel van de operatie te voorkomen, is goede beschikbaarheid van echografie
van het hart noodzakelijk.
In de richtlijn van het American College of Cardiology and the American Hart Association wordt
geadviseerd om bij patiënten die een orthopedisch ingreep ondergaan lichamelijk onderzoek en
een ECG te verrichten (ACC/AHA, 2007). Verder onderzoek, zoals een echografie van het hart,
wordt niet geadviseerd, behalve in de volgende gevallen:
Instabiel coronair syndroom.
Symptomatische decompensatio cordis.
Significante ritmestoornissen; instabiele tachycardie (snel atriumfibrilleren en (supra)
venticulaire tachycardie) of een hooggradig hart blokkade (Mobitz II of 3e graads AV block).
Ernstig kleplijden (verwacht aortaklepoppervlakte <1 cm2).
Een recente Nederlandse studie liet zien dat strikt hanteren van de criteria van de
bovengenoemde Amerikaanse richtlijn onnodig cardiologisch onderzoek kan voorkomen, leidend
tot minder consultatie van de cardioloog (Smeets et al., 2012).
Bovenstaande in overweging nemende, stelt de werkgroep dat ten aanzien van cardiale risico
inschatting bij proximale femurfractuur patiënten met de verdenking op een (ernstige) aortaklep
stenose echografie van het hart zou moeten worden verricht. Dit gezien de verhoogde kans op
cardiale complicaties perioperatief. De werkgroep is van mening dat er een goede
beschikbaarheid van echografie van het hart moet zijn om onnodige uitstel van de operatie te
voorkomen.
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
39
Aanbevelingen
Breng preoperatief bij elke patiënt met een proximale femurfractuur de volgende risicofactoren
voor een verhoogde mortaliteit en verlies van functionaliteit in kaart:

leeftijd

geslacht

fractuurtype

BMI

co-morbiditeiten

voedingstoestand

labwaarden (tenminste hemoglobine, albumine en creatinine/eGFR)

ASA-classificatie

woonsituatie

cognitieve status/dementie

mobiliteitsniveau

ADL-niveau
Corrigeer bij patiënten met een proximale femurfractuur de volgende redenen voor uitstel van
de operatie zo spoedig mogelijk, zodat operatie wel mogelijk is:

anemie

stollingsafwijkingen

ondervulling

elektrolytstoornissen

ontregelde diabetes mellitus

symptomatisch hartfalen

corrigeerbare hartritmestoornissen of cardiale ischaemie

pneumonie

exacerbatie copd
Verricht bij de patiënt met een proximale femurfractuur binnen 24 uur een echografie van het
hart wanneer er sprake is van verdenking op een (ernstige) aortaklep stenose.
5
Kennishiaten
Er is een gebrek aan onderzoek naar betrouwbare risicofactoren en predictiemodellen voor het
verlies van functionaliteit na een operatie voor een proximale femurfractuur.
10
Literatuur
15
20
Al-Ani AN, Flodin L, Söderqvist A, et al. Does rehabilitation matter in patients with femoral neck fracture and cognitive
impairment? A prospective study of 246 patients. Arch Phys Med Rehabil. 2010;91(1):51-7.
American College of Cardiology (ACC) / American Hart Association (AHA) Task Force. Guidelines on perioperative
cardiovascular evaluation and care for non cardiac surgery. J Am Coll Cardiol, 2007; 50 (17): e1 59- e241.
Beaupre LA, Cinats JG, Jones CA, et al. Does functional recovery in elderly hip fracture patients differ between patients
admitted from long-term care and the community? J Gerontol A Biol Sci Med Sci. 2007;62(10):1127-33.
Di Monaco M, Vallero F, Di Monaco R, et al. Hip-fracture type does not affect the functional outcome after acute in-patient
rehabilitation: a study of 684 elderly women. Eura Medicophys. 2007;43(4):439-44.
Hu F, Jiang C, Shen J, et al. Preoperative predictors for mortality following hip fracture surgery: a systematic review and metaanalysis. Injury. 2012;43(6):676-85.
Katz S, Akpom CA. 12. Index of ADL. Medical care. 1976 May;14(5 Suppl):116-118.
Kim SM, Moon YW, Lim SJ, et al. Prediction of survival, second fracture, and functional recovery following the first hip fracture
surgery in elderly patients. Bone. 2012;50(6):1343-50.
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
40
5
10
15
20
25
Krogseth M, Wyller TB, Engedal K, et al. Delirium is a risk factor for institutionalization and functional decline in older hip
fracture patients. J Psychosom Res. 2014;76(1):68-74.
Lin WP, Wen CJ, Jiang CC, et al. Risk factors for hip fracture sites and mortality in older adults. J Trauma. 2011;71(1):191-7.
Mahoney FI, Barthel DW. Functional evaluation: the Barthel Index. Maryland State Med J. 1965;14:61-5.
National Clinical Guideline Centre (NICE). Hip fracture. The management of hip fracture in adults. London (UK): National
Institute for Health and Clinical Excellence (NICE); 2011 Jun.
Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA). Richtlijn Preventie van perioperatieve cardiale complicaties bij nietcardiale chirurgie. Utrecht: NVA; 2009.
Neuhaus V, King J, Hageman MG, et al. Charlson comorbidity indices and in-hospital deaths in patients with hip fractures. Clin
Orthop Relat Res. 2013;471(5):1712-9.
Nirantharakumar K, Toulis KA, Wijesinghe H, et al. Impact of diabetes on inpatient mortality and length of stay for elderly
patients presenting with fracture of the proximal femur. J Diabetes Complications. 2013;27(3):208-10.
O'hEireamhoin S, Beyer T, Ahmed M, et al. The role of preoperative cardiac investigation in emergency hip surgery. J Trauma.
2011;71(5):1345-7.
Pugely AJ, Martin CT, Gao Y, et al. A risk calculator for short-term morbidity and mortality after hip fracture surgery. J Orthop
Trauma. 2014;28(2):63-9.
Ricci WM, Della Rocca GJ, Combs C, et al. The medical and economic impact of preoperative cardiac testing in elderly patients
with hip fractures. Injury. 2007;38 Suppl 3:S49-52.
Scottish Intercollegiate Guidelines Network (SIGN). Management of hip fracture in older people. A national clinical guideline.
Edinburg: SIGN; 2009 June.
Smeets SJ, Poeze M, Verbruggen JP. Preoperative cardiac evaluation of geriatric patients with hip fracture. Injury.
2012;43(12):2146-51.
Sylliaas H, Thingstad P, Wyller TB, et al. Prognostic factors for self-rated function and perceived health in patient living at
home three months after a hip fracture. Disabil Rehabil. 2012;34(14):1225-31.
Uzoigwe CE, Burnand HG, Cheesman CL, et al. Early and ultra-early surgery in hip fracture patients improves survival. Injury.
2013;44(6):726-9.
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
41
Bijlage 1 Zoekverantwoordingen
Database
Medline
(OVID)
Engels,
Nederlands
1948-mrt
2014
Zoektermen
1 exp Femoral Fractures/ (28799)
2 ((hip* or ((femur* or femoral*) adj3 (neck or proximal))) adj4 fracture*).tw. (18288)
3 ((trochanteric or intertrochanteric or subtrochanteric) adj3 fracture*).ti,ab. (2749)
4 or/1-3 (34763)
5 exp aged/ or *Aging/ (2360173)
6 (frail* or elderly).ti,ab. or aged.ti. (211142)
7 geriatric*.mp,kw. (76891)
8 5 or 6 or 7 (2434622)
9 4 and 8 (17845)
13 "Comorbidity"/ (65929)
14 "Prognosis"/ (351977)
15 *"Health Status Indicators"/ (8929)
16 13 or 14 or 15 (421227)
17 (predictor* adj3 mortality).ti,ab. (9224)
18 9 and 17 (71)
19 mortality/ or hospital mortality/ or survival rate/ (174893)
20 mortality.ti,ab. (455531)
21 19 or 20 (566390)
22 16 and 21 (74492)
23 9 and 22 (375)
24 18 or 23 (422)
25 (meta-analysis/ or meta-analysis as topic/ or (meta adj analy$).tw. or ((systematic* or
literature) adj2 review$1).tw. or (systematic adj overview$1).tw. or exp "Review Literature
as Topic"/ or cochrane.ab. or cochrane.jw. or embase.ab. or medline.ab. or (psychlit or
psyclit).ab. or (cinahl or cinhal).ab. or cancerlit.ab. or ((selection criteria or data
extraction).ab. and "review"/)) not (Comment/ or Editorial/ or Letter/ or (animals/ not
humans/)) (202606)
26 24 and 25 (14)
27 limit 26 to (dutch or english) (12)
28 Epidemiologic studies/ or case control studies/ or exp cohort studies/ or Case
control.tw,kw. or (cohort adj (study or studies)).tw,kw. or Cohort analy$.tw,kw. or (Follow
up adj (study or studies)).tw,kw. or (observational adj (study or studies)).tw,kw. or
Longitudinal.tw,kw. or Retrospective.tw,kw. or Prospective.tw,kw. or Cross
sectional.tw,kw. or Cross-sectional studies/ [Onder exp cohort studies vallen ook
longitudinale, prospectieve en retrospectieve studies] (1948244)
29 24 and 28 (292)
30 Epidemiologic studies/ or case control studies/ or exp cohort studies/ or Case
control.tw. or (cohort adj (study or studies)).tw. or Cohort analy$.tw. or (Follow up adj
(study or studies)).tw. or (observational adj (study or studies)).tw. or Longitudinal.tw. or
Retrospective.tw. or prospective.tw. or Cross sectional.tw. or Cross-sectional studies/
[Onder exp cohort studies vallen ook longitudinale, prospectieve en retrospectieve
studies] (1948069)
31 24 and 30 (292)
32 limit 31 to (dutch or english) (262)
33 32 not 27 (256) – 252 uniek
Totaal
264
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
42
Database
Medline
(OVID)
SR
geen
beperking,
RCTs
en
observationeel
onderzoek
vanaf 2011 tot
apr 2014
Zoektermen
Update review Hu - Preoperative predictors for mortality following hip fracture surgery:
a systematic review and meta-analysis.
1 exp Femoral Fractures/ (28960)
2 ((hip* or ((femur* or femoral*) adj3 (neck or proximal))) adj4 fracture*).tw. (18406)
3 ((trochanteric or intertrochanteric or subtrochanteric) adj3 fracture*).ti,ab. (2773)
4 or/1-3 (34953)
5 exp aged/ or *Aging/ (2376940)
6 (frail* or elderly).ti,ab. or aged.ti. (212699)
7 geriatric*.mp,kw. (77403)
8 5 or 6 or 7 (2451871)
9 4 and 8 (17972)
10 "Nottingham Hip Fracture Score as a predictor of one year mortality in patients
undergoing surgical repair of fractured neck of femur.".m_titl. (1)
11 Preoperative predictors for mortality following hip fracture surgery.m_titl. (1)
12 10 or 11 (2)
13 "Comorbidity"/ or Comorbidit*.ti. or Co-morbidit*.ti. or multimorbidit*.ti. or multimorbidit*.ti. (69158)
14 "Prognosis"/ (354872)
15 *"Health Status Indicators"/ (9000)
16 13 or 14 or 15 (427246)
17 (predictor* or prognosis or prognostic).ti,ab. (537076)
18 9 and 17 (1067)
19 mortality/ or hospital mortality/ or survival rate/ or morbidity/ (194964)
20 (mortality or survival).ti,ab. (967179)
30 or/19-20 (1033249)
31 13 or 14 or 15 or 17 (784977)
32 9 and 30 and 31 (605)
33 limit 32 to (dutch or english) (528)
34 (meta-analysis/ or meta-analysis as topic/ or (meta adj analy$).tw. or ((systematic* or
literature) adj2 review$1).tw. or (systematic adj overview$1).tw. or exp "Review
Literature as Topic"/ or cochrane.ab. or cochrane.jw. or embase.ab. or medline.ab. or
(psychlit or psyclit).ab. or (cinahl or cinhal).ab. or cancerlit.ab. or ((selection criteria or
data extraction).ab. and "review"/)) not (Comment/ or Editorial/ or Letter/ or (animals/
not humans/)) (205959)
35 33 and 34 (16)
36 limit 33 to yr="2011 -Current" (168)
37 (exp clinical trial/ or randomized controlled trial/ or exp clinical trials as topic/ or
randomized controlled trials as topic/ or Random Allocation/ or Double-Blind Method/
or Single-Blind Method/ or (clinical trial, phase i or clinical trial, phase ii or clinical trial,
phase iii or clinical trial, phase iv or controlled clinical trial or randomized controlled trial
or multicenter study or clinical trial).pt. or random*.ti,ab. or (clinic* adj trial*).tw. or
((singl* or doubl* or treb* or tripl*) adj (blind$3 or mask$3)).tw. or Placebos/ or
placebo*.tw.) not (animals/ not humans/) (1353483)
38 36 and 37 (23)
39 Epidemiologic studies/ or case control studies/ or exp cohort studies/ or Case
control.tw,kw. or (cohort adj (study or studies)).tw,kw. or Cohort analy$.tw,kw. or
(Follow up adj (study or studies)).tw,kw. or (observational adj (study or studies)).tw,kw.
or Longitudinal.tw,kw. or Retrospective.tw,kw. or Prospective.tw,kw. or Cross
sectional.tw,kw. or Cross-sectional studies/ [Onder exp cohort studies vallen ook
longitudinale, prospectieve en retrospectieve studies] (1967914)
40 36 and 39 (119)
41 38 or 40 (123) – 118 uniek
Totaal
118
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
43
Bijlage 2 Exclusietabellen
Uitkomstmaat mortaliteit na 3 of 12 maanden:
Auteur, jaartal
Inclusie/Exclusie
Syst. Review (1e search)
Sandhu, 2013
Exclusie
Hu, 2012
Laulund, 2012
Inclusie
Exclusie
Prospectief -vanaf 2011 (2e
search t.b.v. update Hu,
2012)
Uit search naar prognostische factoren voor ADL
Bellelli, 2012
Exclusie
Morghen, 2011
Exclusie
Juliebo, 2010
Exclusie
Bellelli, 2008
Exclusie
Elliot, 2003
Exclusie
Uit search naar prognostische factoren voor mortaliteit
Ahluwalia, 2012
Exclusie
Reden van exclusie
Kijkt alleen naar prognostische waarde cardiale
troponine. Voorkeur gaat uit naar bredere syst
review
Kijkt alleen naar bloedwaarden als prognostische
factoren. Voorkeur gaat uit naar updaten van een
brede review naar prognostische factoren
mortaliteit na heupoperatie.
Andere uitkomstmaat: walking ability
Mortaliteit en institutionalisatie is samengenomen
als één uitkomstmaat
Is al van voor 2011 en al meegenomen in review van
Hu
Is al van voor 2011 en al meegenomen in review van
Hu
Is al van voor 2011 en al meegenomen in review van
Hu
Alarcon, 2011
Exclusie
Buecking, 2012
Caretta, 2011
Clement, 2012
Exclusie
Exclusie
Exclusie
Clement, 2013
Exclusie
Dubljanin-Raspopovic,
2012
Dubljanin-Raspopovic,
2013
Gao, 2012
Gronskag, 2012
Exclusie
Gaat
niet
over
heupfracturen,
andere
patiëntpopulatie
Kijkt naar prognostische waarde van een
onderverdeling van patiënten in zeven groepen
Retrospectieve dataverzameling
Retrospectieve dataverzameling
Andere zoekvraag: kijkt naar incidentie mortaliteit
bij verschillende soorten facturen
Andere vraagstelling: kijkt naar predictors for
fixation failure. Ook gekeken naar mortaliteit, maar
slechts beperkt met t-test.
Kijkt naar postoperatieve prognostische factoren
Exclusie
Kijkt naar postoperatieve prognostische factoren
Exclusie
Exclusie
Gulcelik, 2011
Holt, 2012
Khan, 2013
Kieffer, 2013
Kim, 2012
Kirkland, 2011
Laulund, 2012
Librero, 2012
Lin, 2011
Exclusie
Exclusie
Exclusie
Exclusie
Inclusie
Exclusie
Exclusie
Exclusie
Exclusie
Meta-analyse van interventiestudies
Niet één HR voor leeftijd berekent, maar drie
verschillend
HR’s
voor
verschillende
leeftijdsgroepen. Nu niet bekend of mortaliteit
significant verschilt voor deze groepen.
Retrospectieve dataverzameling
Kijkt naar postoperatieve prognostische factoren
Retrospectieve dataverzameling
Retrospectieve dataverzameling
Neuhaus, 2013
Nirantharakumar, 2013
Pimlott, 2011
Inclusie
Inclusie
Exclusie
Retrospectieve dataverzameling
Meta-analysis met andere selectiecriteria
Retrospectieve dataverzameling
Kijkt alleen naar mortaliteit op lange termijn als
uitkomstmaat
Retrospectieve dataverzameling
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
44
Pioli, 2012
Exclusie
Pugely, 2014
Robinson, 2012
Inclusie
Exclusie
Stewart, 2011
Sun, 2011
Exclusie
Exclusie
Tarazona-Santabalbina,
2012
Thiagarajah, 2011
Uzoigwe, 2012
Uzoigwe, 2013
Valizadeh, 2012
Exclusie
Vochteloo, 2011
Exclusie
Exclusie
Exclusie
Inclusie
Exclusie
Uitkomstmaat Katz en Barthel:
Auteur, jaartal
Inclusie/Exclusie
Buecking, 2014
Exclusie
Doshi, 2014
Exclusie
Krogseth, 2014
Eschbach, 2013
Inclusie
Exclusie
Di Monaco, 2012
Kammerlander, 2012
Sylliaas, 2012
Di Monaco, 2011
Exclusie
Exclusie
Inclusie
Exclusie
Di Monaco, 2011b
Exclusie
Al-Ani, 2010
Feng, 2010
Inclusie
Exclusie
Di Monaco, 2009
Exclusie
Di Monaco, 2009b
Exclusie
Rosler, 2009
Exclusie
Shyu, 2008
Exclusie
Beaupre, 2007
Di Monaco, 2007
Inclusie
Exclusie
Di, 2007b
Exclusie
Di Monaco, 2007c
Hakkinen, 2007
Di Monaco, 2006
Inclusie
Exclusie
Exclusie
Heeft patiëntengroep opgesplitst naar drie groepen
met verschillend IADL waarden. Geen overall
resultaten voor mortaliteit
Geen univariaat of multivariaat analyse gedaan.
Alleen gekeken naar verschil in mortaliteit tussen
verschillende soorten fracturen.
Andere uitkomstmaat: 5-jaarsoverleving
Kijkt naar postoperatieve cyokine waarde als
prognostische factor
Retrospectieve dataverzameling
N<50
Andere PICO
Case-control studie. Vergelijkt mortaliteit tussen
patiënten met heupfractuur en patiënten zonder
heupfractuur
Gedeeltelijk retrospectieve dataverzameling
Reden van exclusie
Barthel-score meegenomen als prognostische factor
en niet als outcome of interest
Geen univariaat of multivariaat analyse gedaan. Alleen
gekeken naar verschil in Barthel tussen <85 jr en groep
85+.
Barthel-score meegenomen als prognostische factor
en niet als outcome of interest
Retrospectieve dataverzameling
N<50
Kijkt naar postoperatieve spiermassa als prognostische
factor voor Barthel
Kijkt naar postoperatieve fracture burden als
prognostische factor voor Barthel
Barthel-score wordt vergeleken tussen verschillende
groepen met depressieve symptomen en/of cognitieve
verslechtering.
Daarnaast
meegenomen
als
prognostische factor voor mortaliteit, maar niet in
regressiemodel als outcome of interest
Kijkt naar postoperatieve IGF waarden als
prognostische factor voor Barthel
Prognostische
factor
is
niet
preoperatief
(postoperatief vallen)
Kijkt alleen naar mobility items van de Barthel-score als
uitkomstmaat
Vergelijkt uitkomsten, waaronder Barthel Index,
tussen patiëntgroepen met verschillende mate van
depressie. Geen regressie analyse uitgevoerd.
Kijkt naar postoperatieve spiermassa als prognostische
factor voor Barthel
Barthel-score meegenomen als prognostische factor
en niet als outcome of interest
Niet vrij verkrijgbaar
Retrospectieve dataverzameling
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
45
Di Monaco, 2006b
Exclusie
Di Monaco, 2006 c
Exclusie
Di Monaco, 2005
Exclusie
Di Monaco, 2004
Di Monaco, 2003
Di Monaco, 2003b
Muller, 2003
Di, 2002
Di, 2002b
Exclusie
Exclusie
Exclusie
Exclusie
Exclusie
Exclusie
Simanski, 2002
Milisen, 1998
Diamond, 1997
Exclusie
Exclusie
Exclusie
Svensson, 1996
Exclusie
Niet vrij verkrijgbaar
Kijkt naar postoperatieve serumlevels 25(OH)D3 en
parathyroid hormone als prognostische factoren voor
Barthel
Kijkt naar postoperatieve spiermassa als prognostische
factor voor Barthel
Kijkt naar postoperatieve serumlevels 25(OH)D3 als
prognostische factor voor Barthel
Retrospectieve dataverzameling
Retrospectieve dataverzameling
Retrospectieve dataverzameling
Duitstalig
Retrospectieve dataverzameling
Kijkt alleen naar postoperatieve factoren die
correleren met verandering in Barthel index
postoperatief
Duitstalig
N<50
Niet vrij verkrijgbaar. Prognostische factoren voor
Barthel index score lijken overigens ook niet
onderzocht, uit abstract lijtk dat enkel is gekeken naar
veranderingen in Barthel index score voor en na
operatie.
ADL meegenomen als prognostische factor en niet als
outcome of interest
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
46
Bijlage 3 Evidence tabellen
5
Evidence table for systematic reviews
Research question: What are preoperative predictors for 1 year and 3 month mortality after hip fracture surgery?
Study
Study characteristics
Prognostic factors for 1 year mortality
Prognostic factors for 3 month mortality
reference
Hu, 2011
Type of study: systematic review Strong evidence
Strong evidence
and meta-analysis of non- Advanced age
interventional studies
Male gender
Nursing home or facility living residence
Moderate evidence
Country: China
Poor preoperative walking capacity
Male gender (3 moderate quality studies)
Poor activities of daily living
Source of funding: Not reported.
Higher ASA grading
Limited evidence
Poor mental state
Comorbidities (1 high quality study and 1
Literature search up to: February Multiple comorbidities
moderate quality study)
26th, 2011
Dementia or cognitive impairment
Advanced age (2 moderate quality studies)
Diabetes
Functional status/ ADL (2 low quality
Inclusion
criteria:
Non- Cancer
studies)
interventional studies exploring the Cardiac disease
preoperative
predictors
for
Evidence from just 1 study
mortality following hip fracture Moderate evidence
Total serum protein (1 high quality study)
surgery. Predictors could be Intertrochanteric fracture (vs femoral neck) (2 Cardiovascular disease (1 moderate quality
identified by controlled groups, high quality studies)
study)
univariate analyses or multivariate Low BMI (2 high quality studies)
Low mental status (1 moderate quality
analysis.
Low serum albumin or malnutrition (2 high study)
quality studies)
Delirium (1 low quality study)
Exclusion criteria: Studies with Low haemoglobin (0 high quality studies)
Dementia (1 low quality study)
retrospectively collected data, High serum creatinine (0 high quality studies)
interventional studies, studies Chronic renal disease (1 high quality study)
controlled to patients without Chronic pulmonary disease (1 high quality Conflicting evidence
fractures, sample size <50 and study)
studies with insufficient outcome
data or studies not in English.
Limited evidence
Living alone (1 high quality study)
N of included studies:
Previous year hospital admission (2 moderate
N=75 (N=64.316 patients)
quality studies)
 16 cohorts
Poor social function (1 moderate quality study)
 54 cross-sectional
Smokers (1 high quality study and 1 moderate
 5 case-control
quality study)
Comments
Prognostic factors for 3 mnth mortality
were not presented in Hu et al., 2011.
Therefore we looked at individual studies
of which a follow-up of 3 months was
reported (ref 11, 93, 95, 13, 98 and 28).
Level of evidence was determined
according to the following criteria:
Strong evidence: Min 3 high quality
studies with consistent findings
Moderate evidence: min 3 moderate
quality studies with consistent findings
Limited evidence: min 2 low quality
studies with consistent findings
Conflicting evidence: converse findings
in >25% of studies
Quality of studies was determined
according to the following criteria:
High quality: Multivariate analysis
performed AND quality score rank ≥70%
Moderate quality: Multivariate analysis
performed AND quality score rank <70%
OR no multivariate analysis performed
AND quality score rank ≥60%
Low quality: No multivariate analysis
performed and a quality score rank <60%
Quality score was determined according
to the following criteria (1 point was
given for each criterion, max total score
= 9 points):
- N≥200 and participation rate ≥80%
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
47
65
prospective
and
10
retrospective using prospectively
collected data.
Low blood lymphocyte count (2 moderate
quality studies)
High serum potassium (1 moderate quality
study)
High serum troponin T (2 moderate quality
studies)
High heart rate at admittance (1 high quality
study and 1 moderate quality study)
Cerebrovascular disease (2 moderate quality
studies)
Digestive disease (1 high quality study)
Delirium (1 moderate quality study)
Depression (1 high quality study)
- Cases and controls drawn from same
population or representative selection of
general hip fracture population
- Cohort design
- Prospective design
- Follow up ≥1 yr
- Withdrawals and conservative
treatment patients ≤10%
- Frequencies of most important
outcomes given
- Multivariate analysis performed or
cohort study adjusted for age and gender
- Appropriate analysis techniques used
Conflicting evidence
Races: whites or not
5
10
Table for quality assessment for systematic reviews
Research question: What are preoperative predictors for 1 year and 3 month mortality after hip fracture surgery?
Study
Appropriate
Comprehensive
Description
of Description
of Appropriate adjustment for Assessment of Enough
Potential risk of
reference
and
clearly and systematic included
and relevant
potential confounders in scientific quality similarities
publication bias
focused
literature
excluded
characteristics of observational studies?5
of
included between studies taken
into
question?1
search?2
studies?3
included
studies?6
to
make account?8
(first
studies?4
combining them
author,
reasonable?7
publication
year)
Yes/no/unclear Yes/no/unclear
Yes/no/unclear
Yes/no/unclear
Yes/no/unclear/notapplicable Yes/no/unclear
Yes/no/unclear
Yes/no/unclear
Hu, 2011
yes
yes
no
yes
yes
yes
Not applicable
no
1.
Research question (PICO) and inclusion criteria should be appropriate and predefined
2.
Search period and strategy should be described; at least Medline searched; for pharmacological questions at least Medline + EMBASE searched
3.
Potentially relevant studies that are excluded at final selection (after reading the full text) should be referenced with reasons
4.
Characteristics of individual studies relevant to research question (PICO), including potential confounders, should be reported
5.
Results should be adequately controlled for potential confounders by multivariate analysis (not applicable for RCTs)
6.
Quality of individual studies should be assessed using a quality scoring tool or checklist (Jadad score, Newcastle-Ottawa scale, risk of bias table etc.)
7.
Clinical and statistical heterogeneity should be assessed; clinical: enough similarities in patient characteristics, intervention and definition of outcome measure to allow pooling? For
pooled data: assessment of statistical heterogeneity using appropriate statistical tests (e.g. Chi-square, I2)?
8.
An assessment of publication bias should include a combination of graphical aids (e.g., funnel plot, other available tests) and/or statistical tests (e.g., Egger regression test, HedgesOlken). Note: If no test values or funnel plot included, score “no”. Score “yes” if mentions that publication bias could not be assessed because there were fewer than 10 included studies.
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
48
9.
5
Sources of support (including commercial co-authorship) should be reported in both the systematic review and the included studies. Note: To get a “yes,” source of funding or support
must be indicated for the systematic review AND for each of the included studies.
Evidence table for prognostic studies
Research question: What are preoperative predictors for 1 year and 3 month mortality after hip fracture surgery? (update Hu, 2011)
Study reference
Study
Patient
Prognostic factor(s)
Follow-up
Outcome measures and
characteristics
characteristics
effect size
Nirantharakumar, Type of study: Inclusion criteria: Prognostic factor:
Endpoint of follow-up: Significant
predictors
of
2012
Prospective
patients over 65 yr Diabetes
discharge
inpatient mortality:
cohort study
old with diagnosis
Advancing age
of prox femur Method of measurement:
male gender
Setting:
fracture
Multivariate
analyses
higher CCI (comorbidity score)
University
including age and gender
lower albumin concentrations
hospital
Exclusion criteria:
higher
creatinine
Not reported
concentrations
Country:
Birmingham, UK N= 1468
Neuhaus, 2012
Source
of
funding:
National
Institute
for
Health Research
(NIHR) through
the
Collaborations
for Leadership in
Applied Health
Research
and
Care
for
Birmingham and
Black Country
(CLAHRC-BBC)
programme.
Type of study:
Retrospective
cohort study
Setting:
National
hospital
Comments
Mean age:
83 yr
Sex: 23,5% M /
76,5% F
Inclusion criteria: all
adult patients who
sustained
hip
fractures.
Exclusion criteria:
Not reported
Prognostic factor:
Charlson
Comorbidity
Indices (CCI)
Endpoint of follow-up:
discharge
Method of measurement:
Multivariate
analysis
including age and gender
Significant
predictors
of
inpatient mortality:
Adverse events
Chest or abdominal trauma
Head trauma
Atrial fibrillation
Sex (male)
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
49
Kim, 2012
Country: USA
N= 6.137.965
Source
of
funding:
Gottfried und
Julia BangerterRhyner-Stiftung,
Switzerland;
Marti Keuning
Eckhardt
Stichting, The
Netherlands;
Skeletal
Dynamics LLC
and
Wright
Medical
Technology,
USA.
Type of study:
prospective
cohort study
Mean age:
79 (range 18-99)
Setting:
University
hospital
Country: Korea
Source
funding:
reported
of
Not
Charlson Comorbidity Index
Pertrochanteric fracture (vs
transcervical)
Multiple fractures
Days of care
Arthroplasty (vs internal
fixation)
Hypertensive
disease
(protecting effect)
Hypothyroidism (protecting
effect)
Sex: 27% M / 73% F
Inclusion criteria:
noninstitutionalized
patients > 60 yr with
first-time,
lowtrauma
hip
fractures treated by
surgery.
Exclusion criteria:
patients
with
previous fractured
hips
Prognostic factor:
Factor
representing
prefracture
baseline
conditions
Endpoint of follow-up: Min
24 months
Method of measurement:
Multivariate
logistic
regression
and
COX
regression models.
N= 415
Significant predictors of 1-yr
mortality:
Age >80 yr
Residence (living with family)
Cognitive impairment
Cancer
ASA classification
Significant predictors of 2-yr
mortality:
Age >80 yr
Residence (living with family)
Previous fracture
Cancer
Mean age:
75.1 (range: 60-96)
Sex: 32% M / 68% F
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
50
Pugely, 2014
Type of study:
Retrospective
study
Setting: multiple
institutions
Country: US
Source
of
funding:
statistical
analyses
was
supported by a
grant from the
Iowa
Orthopaedic
Society
Inclusion criteria:
Patients
undergoing open
and closed fracture
fixation, cases of
hemiarthroplasty
and cases of total
hip arthroplasty.
Exclusion criteria:
patients
with
inclomplete
perioperative data.
Prognostic
factor:
demographics,
preoperative health and
comorbidities,
preoperative
laboratory
values
and
operative
variables.
Endpoint of follow-up: 30
days
Significant predictors of 30day mortality:
Age >80
Gender (male)
Being dependent (partially or
totally)
Active cancer
Higher ASA classification (3 or
4)
Endpoint
discharge
Significant predictors of inhospital mortality:
Age
Gender
Source of admission (fracture
in hospital vs at home)
ASA grade
Time to surgery
Method of measurement:
multivariate
logistic
regression
N= 4331
Mean age: 81 yr
Sex: 28% M / 72% F
Uzoigwe, 2012
Type of study:
Retrospective
review
Setting: general
hospital
Inclusion criteria:
Patients >18 yrs
with a neck of
femur fracture.
Prognostic
factor:
Demographic
characteristics, time to
surgery and ASA grade
Exclusion
NR
Method of measurement:
multivariate
logistic
regression
criteria:
Country: UK
of
follow-up:
N= 2056
Source
funding: NR
of
Mean age:
(range 21-105)
81
Sex: 28% M / 72% F
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
51
Risk of bias table for prognostic studies
Research question: What are preoperative predictors for 1 year and 3 month mortality after hip fracture surgery? (update Hu, 2011)
Study reference
N≥200
and Cases
and Cohort design?
Prospective
Follow-up
Withdrawals
participation
controls drawn
design?
sufficiently
and
(first
author, rate ≥80%?
from
same
long
and conservative
year
of
population or
complete?
treatment
publication)
representative
patients ≤10%?
selection
of
(yes/no/unclear general
hip (yes/no/unclear (yes/no/unclear
(yes/no/unclear
)
fracture
)
)
(yes/no/unclear )
population?
)
Nirantharakuma
r, 2012
Neuhaus, 2012
Lin 2011
Kim, 2012
Pugely, 2014
Uzoigwe, 2012
Frequencies of
most important
outcomes
given?
(yes/no/unclear
)
Multivariate
analysis
performed or
cohort
study
adjusted
for
age
and
gender?
(yes/no/unclear
)
Appropriate
analysis
techniques
used?
(yes/no/unclear
)
yes
(yes/no/unclear
)
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
Yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
no
yes
yes
no
no
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
(The criteria used in this checklist are adapted from Hu et al., 2011)
5
Evidence table for prognostic studies
Research question: What are preoperative predictors for decline in functional status measured by Katz’s or Barthe’s ADL after hip fracture surgery?
Study
Study
Patient
Prognostic factor(s)
Follow-up
Outcome measures and effect
reference
characteristics
characteristics
size
Krogseth,
Type of study: Inclusion
criteria: Prognostic
factor: Endpoint of follow-up: 6 Significant
predictors
of
2014
prospective
Patients >65 yr, demographic characterics
months
difference in Barthel Index
cohort study
admitted with hip
prefracture - 6 months
fracture, living at Method of measurement:
postfracture among patients
Setting:
one home
prior
to linear regression analysis
living at home:
university
fracture.
Age
hospital and one
general hospital, Exclusion criteria:
both in Oslo
inability to speak
Norwegian, length
Country: Norway
of stay less than
48h, severe aphasia,
head
trauma,
Comments
This study investigates the
association between delirium
and functional decline. Delirium
however is an postoperative
factor and therefore does not
fit within the study analysis for
this guideline.
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
52
Sylliaas,
2012
Source of funding:
The
Medical
Research
Program, Faculty
of
Medicine,
University
of
Oslo, The SouthEastern Norway
Regional Health
Authority
and
Tom
Wilhelmsen’s
Foundation.
Type of study:
prospective
cohort study
Setting:
one
university
hospital and two
general hospitals
Country: Norway
Source of funding:
NR
terminal
illness,
prior inclusion in
same study for
previous fracture.
N= 207
Mean age: 83
Sex: 27% M / 73% F
Inclusion
criteria:
patients >65 yr
admitted
with
traumatic
hip
fracture and treated
surgically
Exclusion criteria:
institutionalized
permanently before
the hip fracture,
metastatic cancer as
a presumed reason
for the fracture,
expected remaining
lifetime was less
than 6 months, or
hip fracture was
part of a multiple
trauma.
Prognostic factor: age,
gender, whether they lived
alone or not, use of walking
aids and whether they had
experienced a fall before
that causing the most recent
fracture during the previous
6 months.
Endpoint of follow-up: 3
months
Significant predictors of Barthel
Index <20 3 moths postfracture:
Age
Fallen in 6 moths prefracture
Indoor walking aids used
Outdoor walking aids used
Barthel index prefracture
NEADL prefracture
MMSE during acute phase
Method of measurement:
Multivariate logistic or linear
regression analysis
N= 277
Mean age:
(range 65-96)
82,4
Sex: 18% M / 82% F
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
53
Al-Ani,
2010
Type of study:
Prospective
cohort study
Setting:
university
hospitals
4
Country: Sweden
Beaupre,
2007
Source of funding:
Stockholm
Hip
Fracture Group,
Stockholm
County Council
Research
Fund
for
clinical
studies, National
Board of Health
and
Welfare,
Stockholm
County Council,
Karolinska
Institute,
ALF
project funding,
King Gustaf the V
and
Queen
Victoria’s
Freemasons
Foundation
Type of study:
Prospective
cohort study
Setting:
two
hospitals in one
tertiary
health
region
Country: Canada
Inclusion criteria:
Patients >65 yr,
admitted
with
nondisplaced
Garden I to II or
displaced Garden III
to IV femoral neck
fractures
and
cognitive
impairment
and
able
to
walk.
Cognitive
impairment
was
defined
as
previously
diagnosed dementia
or low score (0-2
points
according
SPMSQ).
Exclusion
NR
Prognostic factor: age, sex,
ASA-score,
prefracture
walkig ability, predracture
Katz score, number of
comorbidities,
type
of
racture, surgical method,
discharge to rehabilitation
unit, living situation, major
complications
and
reoperation.
Endpoint of follow-up: 12
months
Significant predictors of Katz
score at 12 months:
Katz score before fracture
Endpoint of follow-up: 6
months
Significant
predictors
of
difference in Modified Barthel
Index between baseline and 6
months postfracture:
Age
Admission from long time care
MMSE <22
Severe Charlson Comorbidity
Score
Method of measurement:
multivariate analysis
criteria:
N= 246
Mean
age:
(range 68-103)
85
Sex: 27,6% M /
72,4% F
Inclusion
criteria:
patients
>64
admitted with hip
fracture,
living within local
calling distance
Exclusion criteria:
patients with a
pathological
fracture
(e.g.,
Prognostic factor: Long-term
care or community dwelling,
MMSE, CCI, acute care
hospital services, baseline
characteristics
Method of measurement:
multiple linear regression
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
54
Source of funding:
Alberta Heritage
Foundation for
Medical
Research,
the
University
Hospital
Foundation, the
Royal Alexandra
Hospital
Foundation, and
the
Edmonton
Orthopaedic
Research
Committee.
tumor, Paget’s) or
recurrent
hip
fracture, those who
were
already
enrolled, proxy or
patient respondents
who were unable to
communicate
in
English, or those
who were without
telephone access
N= 663 eligible, 451
participated
Mean age: 81,8
Di Monaco,
2007
Type of study:
prospective
cohort study
Setting:
rehabilitation
ward
Country: Italy
Source of funding:
NR
Sex: 22% M / 78% F
Inclusion criteria:
White
women
admitted with first
time hip fractures
Exclusion criteria:
hip fractures from
major trauma or
cancer
affecting
bone, arthroplasty,
death or acute
diseases
Prognostic factor: age,
pressure ulcers, cognitive
impairment,
neurologic
impairment, Barthel Index
before
rehabilitation,
infections, BMD and BMI.
Endpoint of follow-up: till
discharge (median 36 days)
Method of measurement:
multiple regression analysis
Significant predictors of Barthel
Index after rehabilitation:
Age
Neurologic impairment
All prognostic factors were
measured
postoperative,
before rehabilitation. Pressure
ulcers, infections, cognitive
impairment and Barthel index
probably have been influenced
by operation and so do not fit
within the analysis of this
guideline.
N= 684
Mean age: 78
Sex: 0% M / 100% F
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
55
Risk of bias table for prognostic studies
Research question: What are preoperative predictors for decline in functional status measured by Katz’s or Barthe’s ADL after hip fracture surgery?
Study
N≥200
and Cases
and Cohort design?
Prospective
Follow-up
Withdrawals
Frequencies of
reference
participation
controls drawn
design?
sufficiently long and
most important
rate ≥80%?
from
same
and complete?
conservative
outcomes
population or
treatment
given?
representative
patients ≤10%?
selection
of
general
hip
(first
fracture
author,
population?
year
of
publication (yes/no/unclear (yes/no/unclear (yes/no/unclear (yes/no/unclear (yes/no/unclear (yes/no/unclear (yes/no/unclear
)
)
)
)
)
)
)
)
Krogseth,
yes
Yes
yes
yes
yes
No
yes
2014
Sylliaas,
yes
yes
yes
yes
yes
yes
yes
2012
Al-Ani,
yes
No
(only yes
yes
yes
yes
yes
2010
cognitive
impaired)
Beaupre,
no
yes
yes
yes
yes
yes
yes
2007
Di Monaco, yes
No
(only yes
yes
yes
yes
yes
2007
women)
(The criteria used in this checklist are adapted from Hu et al., 2011)
Multivariate
analysis
performed or
cohort
study
adjusted for age
and gender?
Appropriate
analysis
techniques
used?
(yes/no/unclear
)
Yes
(yes/no/unclear
)
Yes
yes
Yes
yes
Yes
no
Yes
no
Yes
Conceptrichtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen
56
4.2
5
10
15
20
Hoe komt men tot een weloverwogen medisch besluit voor het al dan niet chirurgisch
behandelen van een kwetsbare oudere patiënt met een proximale femurfractuur?
Inleiding
De behandeling van een proximale femurfractuur heeft in principe als doel terugkeer naar het
niveau van functioneren van vóór de fractuur. Bij een hoge kans op mortaliteit binnen 30 dagen
kan het doel van operatie echter veranderen in palliatie van de patiënt. Wanneer verwacht wordt
dat de patiënt op zeer korte termijn zal overlijden, kan een operatie ook onvoldoende “winst”
opleveren en zal er besloten worden om niet te opereren.
De wijze waarop men tot het besluit komt voor het al dan niet opereren wordt op dit moment niet
volgens een standaard procedure gedaan. In de huidige praktijk ligt dit besluit bij de
hoofdbehandelaar (traumachirurg of orthopedisch chirurg-traumatoloog). Hierbij worden zo
nodig collega’s van diverse specialismen in consult gevraagd om een uitspraak te doen over de
risico’s op hun vakgebied. In welke mate de verschillende overwegingen worden meegewogen bij
het komen tot een besluit, is afhankelijk van de verkregen adviezen, ervaringen en voorkeuren
van de zorgverlener.
Deze module is gericht op de medische gronden die een rol spelen binnen de keuze van de
behandelaars om al dan niet te opereren. De definitieve beslissing wordt samen met de patiënt
en of diens wettelijk vertegenwoordiger genomen, waarbij andere dan “harde” medische factoren
uiteraard ook een rol spelen. Deze gezamenlijke besluitvorming wordt in de module buiten
beschouwing gelaten en verder besproken in de module “Wat zijn rondom een heupoperatie de
belangrijkste aspecten van de communicatie met de kwetsbare oudere patiënt en diens naasten?”.
25
Methode literatuuranalyse
In de databases Medline (OVID) en Embase is gezocht naar literatuur waarin de volgende
vraagstelling werd onderzocht:
30
35
40
45
“Welke prognostische modellen zijn bekend voor het voorspellen van de mortaliteit binnen 3
maanden voor patiënten die een heupoperatie ondergaan?”
In eerste instantie is gekeken naar de resultaten van de search die werd uitgevoerd voor de
module ”Welke risicofactoren voor mortaliteit en verlies van functionaliteit dienen preoperatief in
kaart gebracht te worden?”. Om meer specifiek te zoeken naar prognostische modellen is
daarnaast een aparte search uitgevoerd. Deze literatuurzoekactie leverde 225 treffers op. De
zoekverantwoording is weergegeven in bijlage 1 van deze module.
Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria:
onderzoek bij patiënten die operatief behandeld worden aan een proximale femurfractuur;
onderzoek naar de ontwikkeling of validering van een prognostische model voor de
uitkomstmaat mortaliteit tijdens ziekenhuisopname, binnen één maand of binnen drie
maanden;
Engelstalig.
Op basis van titel en abstract werden in totaal 19 originele studies geselecteerd. Na het lezen van
de volledige teksten bleven hier nog 9 studies van over. De redenen voor exclusie zijn
weergegeven in bijlage 2.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 57
5
10
De geïncludeerde studies zijn niet opgenomen in evidence tabellen. De reden om dit niet te doen
is omdat deze zoekvraag in eerste instantie alleen dient om een overzicht te krijgen van welke
prognostische modellen bekend zijn en uit welke individuele factoren deze bestaan. Vervolgens is
door de richtlijnwerkgroep beoordeeld hoe bruikbaar deze modellen zijn om voor een
heupoperatie het risico in te kunnen schatten op vroegtijdig overlijden. Dit werd gedaan door te
kijken welke van deze modellen het beste aansluit bij de prognostische factoren die gevonden
werden in de search voor de module “in kaart brengen van risicofactoren”.
Samenvatting literatuur
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de gevonden studies, de naam van de
prognostische modellen die hierin beschreven worden en de individuele factoren waaruit deze
modellen bestaan.
Auteur, jaar
Dawe, 2013
Naam model
Sernbo-score
Uitkomstmaat
30-dagen mortaliteit
Frost, 2011
Nomogram
In-hospital mortaliteit
Gold, 2012
Admission Norton Scale
Scores (ANSS)
In-hospital mortaliteit
Krishnan, 2014
Frailty Index
30-dagen & in-hospital mortaliteit
Moppett, 2012
Nottingham
Hip
Fracture Score (NHFS)
30-dagen mortaliteit
Pugely, 2014
Risk calculator
30-dagen mortaliteit
Thomas, 1996
Belfast Score (uit 1986)
In-hospital mortaliteit
Newcastle
1987)
Score
Individuele factoren in model
Leeftijd
Sociale situatie
Mobiliteit
Mentale status
Leeftijd
Geslacht
Hartfalen
Cardiovasculaire ziekte
Leverziekte
Nierziekte
kanker
fysieke conditie
mentale conditie
activiteit
mobiliteit
incontinentie
51 gebreken op verschillende
aspecten, waaronder motivatie, zelfbeoordeelde gezondheid, cognitieve
beoordelingen,
klok&
gezichtstekeningen, comorbiditeit,
incontinentie,
mobiliteit
en
functionele afhankelijkheid.
leeftijd
geslacht
Hb bij opname
AMTS
(Abbreviated
Mental Test Score)
Institutionalisatie
Aantal comorbiditeiten
Kanker
Leeftijd
Geslacht
Functionele status
Kanker
ASA
Algemene gezondheid
Sociale status
(uit
-
Leeftijd
Algemene gezondheid
Mentale status
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 58
Van Zeeland,
2011
Wang, 2008
Physiologic
and
Operative Severity Score
for the enumeration of
Mortality and Morbidity
(POSSUM)
In-hospital mortaliteit
30-dagen mortaliteit
12 fysiologische variabelen:
Leeftijd
Hartproblemen
Ademhalingsproblemen
Systolische bloeddruk
Hartslag
Glagow Coma Score
Ureum bloedwaarden
Natrium bloedwaarden
Kalium bloedwaarden
Hemoglobine
WBC
ECG
6 operatieve variabelen:
Grootte van de ingreep
Aantal operaties in 30
dagen
Bloedverlies
Besmetting
Kanker
Timing
5
10
Er zijn bij de search negen modellen gevonden die mortaliteit proberen te voorspellen bij
proximale femurfractuur patiënten. De meeste scores gebruiken intra- en postoperatieve
parameters zoals bloedverlies en bepaalde complicaties, waardoor ze niet bruikbaar zijn om
preoperatief het risico in te schatten.
De Nottingham Hip Fracture Score (NHFS) lijkt de meest bruikbare score voor in de dagelijkse
praktijk, aangezien de benodigde parameters vaak al standaard gemeten worden en deze ook
goed aansluiten bij de factoren die preoperatief in kaart gebracht dienen te worden volgende de
module ”Welke risicofactoren voor mortaliteit en verlies van functionaliteit dienen preoperatief in
kaart gebracht te worden?”. Daarnaast is deze score gevalideerd is in een groot cohort. De NHFS
is te vinden in bijlage 3.
15
Overwegingen
De werkgroep is van mening dat het zinvol kan zijn om een prognostisch model te gebruiken om
een betere inschatting van het al dan niet verhoogd zijn van het risico op overlijden in te schatten.
Hiervoor lijkt de Nottingham Hip Fracture Score een praktisch instrument.
20
De NICE richtlijn adviseert, op basis van de consensus, om zelfs bij terminale patiënten met een
proximale femurfractuur toch een operatie te overwegen binnen het multidisciplinaire team voor
heupfracturen (NICE, 2011). De operatie wordt gezien als onderdeel van palliatieve zorg
(pijnstilling door fractuurfixatie).
Verder stelt men in de NICE richtlijn dat er rekening dient te worden gehouden met de
persoonlijke voorkeur van de patiënt met betrekking tot revalidatie en de wensen van patiënt
omtrent het einde van zijn leven. NICE adviseert dus gezamenlijke besluitvorming, waarop verder
in wordt gegaan in de module “Wat zijn rondom een heupoperatie de belangrijkste aspecten van
de communicatie met de kwetsbare oudere patiënt en diens naasten?”.
25
30
De werkgroep is van mening dat bij de overgrote meerderheid van de patiënten het evident is dat
de patiënt moet worden geopereerd. Daar waar dat niet zo is moet er intercollegiaal overleg
plaatsvinden, het liefst door toetsing binnen de multidisciplinaire behandelgroep voor proximale
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 59
5
10
15
femurfractuur patiënten. Hierbij moeten de volgende aspecten worden meegenomen in de
beslissing om al dan niet te opereren, in willekeurige volgorde:
1.
Wens van de patiënt of diens wettelijk vertegenwoordiger
2.
Co-morbiditeit en daarmee hoe hoog het perioperatieve risico is op direct overlijden
3.
Bij een te verwachten levensduur van meer dan 6 weken is de primaire insteek om te
opereren omdat niet-opereren een slechter alternatief is vanwege pijn, kans op decubitus
en andere complicaties t.g.v. de bestaande pre-fractuur comorbiditeit
4.
Bij een te verwachten levensduur van minder dan 6 weken is een operatie onderdeel van
palliatieve zorg (pijn vermindering door fractuur fixatie en comfortabeler maken om te
verplegen)
Er zullen goede afspraken moeten worden gemaakt over behandelbeperkingen bij palliatief
opereren. In het geval dat er besloten wordt niet te opereren, moet er worden gezorgd voor
adequate pijnstilling om het de patiënt comfortabel te maken.
Aanbevelingen
Behandel een proximale femurfractuur bij patiënten met een levensverwachting langer dan zes
weken in principe operatief, ook als ze een sterk verhoogd perioperatief risico op complicaties
hebben.
Overweeg bij patiënten met een proximale femurfractuur het gebruik van de Nottingham Hip
Fracture Score om het risico op een verhoogde mortaliteit beter in te kunnen schatten.
Neem de beslissing om een patiënt met een proximale femurfractuur niet te opereren samen
met de patiënt of diens wettelijk vertegenwoordiger en het multidisciplinaire behandelteam.
20
Overweeg bij patiënten met een proximale femurfractuur met een levensverwachting korter dan
zes weken ook een operatieve behandeling, maar dan als onderdeel van palliatieve zorg.
Zorg voor adequate pijnstilling als er besloten wordt om een patiënt met een proximale
femurfractuur niet te opereren.
25
Kennishiaten
Er is gebrek aan onderzoek naar betrouwbare predictiemodellen voor korte termijn mortaliteit na
een operatie voor een proximale femurfractuur. Daarnaast is onderzoek wenselijk naar het
postoperatieve beloop en de (kosten)effectiviteit van een operatie (als onderdeel van palliatie) bij
patiënten met een proximale femurfractuur met een hoog risico op korte termijn mortaliteit.
30
Literatuur
35
Dawe EJ, Lindisfarne E, Singh T, et al. Sernbo score predicts survival after intracapsular hip fracture in the elderly.
Ann R Coll Surg Engl. 2013;95(1):29-33.
Frost SA, Nguyen ND, Black DA, et al. Risk factors for in-hospital post-hip fracture mortality. Bone.
2011;49(3):553-8.
Gold A, Sever R, Lerman Y, et al. Admission Norton scale scores (ANSS) and postoperative complications following
hip fracture surgery in the elderly. Arch Gerontol Geriatr. 2012;55(1):173-6.
Krishnan M, Beck S, Havelock W, et al. Predicting outcome after hip fracture: using a frailty index to integrate
comprehensive geriatric assessment results. Age Ageing. 2014;43(1):122-6.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 60
5
10
Moppett IK, Parker M, Griffiths R, et al. Nottingham Hip Fracture Score: longitudinal and multi-assessment. Br J
Anaesth. 2012;109(4):546-50.
National Clinical Guideline Centre (NICE). Hip fracture. The management of hip fracture in adults. London (UK):
National Institute for Health and Clinical Excellence (NICE); 2011 Jun.
Pugely AJ, Martin CT, Gao Y, et al. A risk calculator for short-term morbidity and mortality after hip fracture
surgery. J Orthop Trauma. 2014;28(2):63-9.
Thomas M, Eastwood H. Re-evaluation of two simple prognostic scores of outcome after proximal femoral
fractures. Injury. 1996;27(2):111-5.
Van Zeeland ML, Genovesi IP, Mulder JW, et al. POSSUM predicts hospital mortality and long-term survival in
patients with hip fractures. J Trauma. 2011;70(4):E67-72.
Wang TJ, Zhang BH, Gu GS. Evaluation of POSSUM scoring system in the treatment of osteoporotic fracture of
the hip in elder patients. Chin J Traumatol. 2008;11(2):89-93.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 61
Bijlage 1 Zoekverantwoording
Database
Medline
(OVID)
Nederlands,
Engels
1948-dec.
2014
Zoektermen
1 exp Femoral Fractures/ (30865)
2 ((hip* or ((femur* or femoral*) adj3 (neck or proximal))) adj4 fracture*).tw. (19960)
3 ((trochanteric or intertrochanteric or subtrochanteric) adj3 fracture*).ti,ab. (2976)
4 or/1-3 (37424)
5 exp aged/ or *Aging/ (2525478)
6 (frail* or elderly).ti,ab. or aged.ti. (228816)
7 geriatric*.mp,kw. (82716)
8 5 or 6 or 7 (2607195)
9 4 and 8 (19371)
16 ("Nottingham Hip Fracture Score" or NHFS or "Frailty index" or Sernbo or POSSUM or
"Orthopedic Multidimensional Prognostic Index" or Ortho-MPI).ti,ab. (1527)
17 *decision support techniques/ (7466)
18 exp *Health Status Indicators/ (26455)
19 exp *trauma severity indices/ (2422)
20 *algorithms/ (61416)
21 (predictor* or prognosis or prognostic).ti,ab. (587712)
22 (index or score* or model*).ti. (465091)
23 16 or 17 or 18 or 19 or 20 or 21 or 22 (1116659)
24 9 and 23 (1585)
25 mortality/ or hospital mortality/ or survival rate/ or mortality.ti,ab. (618700)
26 24 and 25 (405)
Minus eerdere search – HF – preoperatieve risicofactoren (voor mortaliteit) dd. 26-032014
60 oude search
61 limit 60- oude search- to up=20140326-20141212 (46)
62 26 not 60 (248)
63 23 and 25 and 61 (29)
64 62 or 63 (277)
65 limit 64 to (dutch or english) (237)
66 from 64 keep 1-277 (277)
67 from 65 keep 1-237 (237) – het kan zijn dat er nog wat overlap is met de oude search
bij recente artikelen.
225 uniek
Totaal
225
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 62
Bijlage 2 In- en exclusietabel
Auteur, jaartal
Albertsson, 2007
Inclusie/Exclusie
Exclusie
Dawe, 2013
Esrud, 2007
Inclusie
Exclusie
Frost, 2011
Gold, 2012
Krishnan, 2014
Lin, 2010
Moppett, 2012
Patel, 2014
Inclusie
Inclusie
Inclusie
Exclusie
Inclusie
Exclusie
Pugely, 2014
Schnell, 2010
Stewart, 2011
Thomas, 1996
Van Zeeland, 2011
Vitale, 2012
Inclusie
Exclusie
Exclusie
Inclusie
Inclusie
Exclusie
Vitale, 2014
Wang, 2008
Wiles, 2011
Zampini, 2014
Exclusie
Inclusie
Exclusie
Exclusie
Reden van exclusie
Andere uitkomstmaat: is een model om nieuwe
fracturen of mortaliteit op langere termijn (twee jaar) te
voorspellen.
Andere uitkomstmaat: adverse outcomes (inclusief
mortaliteit) op lange termijn (gemiddeld 9 jaar followup)
Andere uitkomstmaat: mortaliteit binnen één jaar
Andere uitkomstmaat: mortaliteit binnen één en binnen
twee jaar
Andere uitkomstmaat: mortaliteit binnen één jaar
Andere uitkomstmaat: mortaliteit binnen vijf jaar
Systematische review naar prognostische modellen voor
mortaliteit na heupoperatie (zowel op lange als op korte
termijn). Relevante modellen reeds individueel
meegenomen.
Andere uitkomstmaat: mortaliteit binnen een half jaar
Andere uitkomstmaat: mortaliteit binnen één jaar
Betreft een commentaar op Patel, 2014
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 63
Bijlage 3 Nottingham Hip Fracture Score
Variable
Points
Age 66-85 yrs
3
Age ≥86
4
Male
1
Hb ≤10 g/dl on admission
1
AMTS ≤6/10 on admission
1
Living in institution
1
More than one comorbidity
1
Acive malignancy in last 20 yrs
1
*AMTS = Abbreviated Mental Test Score. Deze score wordt op de volgende pagina weergegeven.
5
Bij een score van 4 punten of minder wordt er gesproken van een laag risico op 30 dagen
mortaliteit, bij 5 punten of meer wordt er gesproken van een hoog risico op 30 dagen mortaliteit.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 64
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 65
4.3
5
Bij welke patiënten met een proximale femurfractuur is multidisciplinaire evaluatie en
medebehandeling geïndiceerd?
Inleiding
In de huidige praktijk bestaat er grote variatie in de selectie van patiënten met een proximale
femurfractuur die multidisciplinair geëvalueerd en mede behandeld worden. Daarbij speelt de
samenstelling en expertise van het multidisciplinaire behandelteam, vaak lokaal bepaald, een
belangrijke rol. Dit kan leiden tot onder- of overdiagnostiek met onder- of overbehandeling tot
gevolg.
10
In deze module wordt onderzocht bij welke patiënten multidisciplinaire evaluatie en
medebehandeling gestart dienen te worden, zodat voor iedere patiënt de juiste zorgverleners
worden ingezet en onder- of overbehandeling kan worden voorkomen.
15
Methode literatuuranalyse
Voor deze module wordt verwezen naar het systematische literatuuronderzoek dat is uitgevoerd
voor de richtlijn “CGA bij consultatie en medebehandeling”, module “Structurele
medebehandeling”. In dit literatuuronderzoek is uitgezocht wat de meerwaarde is van structurele
ortho-geriatrische medebehandeling ten opzichte van standaard behandeling, waarbij de geriater
op indicatie in medebehandeling wordt gevraagd.
20
25
30
35
40
Samenvatting literatuur
Uit het literatuuronderzoek voor de richtlijn “CGA bij consultatie en medebehandeling”, module
“Structurele medebehandeling”, blijkt de meerwaarde van structurele ortho-geriatrische
medebehandeling, zich uitend in onder andere minder complicaties en herstel tot oorspronkelijk
functieniveau. Voor alle details wordt naar de betreffende module verwezen.
Overwegingen
Op basis van het literatuuronderzoek voor de richtlijn “CGA bij consultatie en medebehandeling”,
module “Structurele medebehandeling”, kan worden gesteld dat structurele ortho-geriatrische
medebehandeling van duidelijk bewezen toegevoegde waarde is. Dit wordt gesteund door het
VMS programma onderdeel “Kwetsbare ouderen” (VMS, 2009). Derhalve beveelt de werkgroep
aan om bij alle patiënten van 70 jaar en ouder structurele ortho-geriatrische behandeling te
starten. De werkgroep is van mening dat de structurele ortho-geriatrische behandeling
preoperatief begint.
De werkgroep is van mening dat ook patiënten die jonger zijn dan 70 jaar, maar wel al meerdere
risicofactoren voor een verhoogde mortaliteit en verlies van functionaliteit hebben, moeten
worden beschouwd als een kwetsbare oudere.
Aanbevelingen
Zet structureel ortho-geriatrische behandeling in, die pre-operatief begint, bij patiënten van 70
jaar en ouder met een proximale femurfractuur.
45
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 66
Overweeg ortho-geriatrische behandeling bij patiënten jonger dan 70 jaar met een proximale
femurfractuur en een of meer van de volgende risicofactoren:

Hogere leeftijd

Mannelijk geslacht

Intertrochantaire fractuur

laag BMI

aanwezigheid van co-morbiditeiten

slechte voedingstoestand

afwijkende labwaarden (tenminste hemoglobine, albumine en creatinine/eGFR)

hoge ASA classificatie

niet zelfstandig wonend

slechte cognitieve status/dementie

slechte mobiliteit

Laag ADL niveau
5
Kennishiaten
N.v.t.
Literatuur
10
VMS.
Praktijkgids
Kwetsbare
Ouderen.
2009.
Geraadpleegd
http://www.vmszorg.nl/_page/vms_inline?nodeid=4571&subjectid=6702&configid=6484
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 67
via:
Hoofdstuk 5 Proximale femurfractuur – postoperatief herstel
5
Uitgangsvraag
Hoe kan het herstel van de kwetsbare oudere patiënt na een operatie voor een proximale
femurfractuur worden bevorderd?
5.1
10
15
20
25
30
35
40
45
5.2
Welke maatregelen kunnen functioneel herstel bevorderen en mortaliteit voorkomen bij
een kwetsbare oudere patiënt na een operatie voor een proximale femurfractuur?
Wat is het beleid met betrekking tot bijvoeding bij de kwetsbare oudere patiënt met een
proximale femurfractuur?
Algemene inleiding
Het herstel na een heupoperatie verloopt bij kwetsbare oudere patiënten vaak trager dan bij
jongere en/of fittere patiënten: slechts de helft van alle patiënten bereikt het preoperatieve
niveau van functioneren (Magaziner et al. 1990; Morris et al., 2002). Bij 10-20% van de patiënten
is het functioneel verval zo groot dat opname in een verpleeghuis noodzakelijk is (Braithwaite et
al. 2003; Singh et al. 2012).
Zowel de NICE richtlijn heupfractuur als de richtlijn Comprehensive Geriatrische Assessment (CGA)
bij consult en medebehandeling adviseren structurele geriatrische medebehandeling bij
kwetsbare oudere patiënten met een proximale femurfractuur om het herstel te bevorderen en
complicaties te voorkomen (NICE, 2011; NVKG, 2013). De basis van deze structurele geriatrische
medebehandeling is het in kaart brengen van de patiënt op de vier domeinen: somatisch,
psychisch, functioneel en sociaal. Het CGA zoals beschreven in de richtlijn CGA bij consult en
medebehandeling is hiervoor een geschikt instrument (NVKG, 2013). Door het in kaart brengen,
interpreteren en wegen van de problematiek op de vier domeinen kan worden bepaald welke
interventies ingezet dienen te worden om functionaliteit te verbeteren en mortaliteit te
voorkomen. Welke interventies dit precies kunnen of moeten zijn, is op dit moment echter
onduidelijk.
Er zijn studies die specifiek kijken naar het effect van geriatrische medebehandeling bij patiënten
met een proximale femurfractuur. In deze studies omvat de geriatrische medebehandeling een
meervoudige geriatrische interventie. Het effect van de verschillende interventies afzonderlijk
blijft hierdoor onduidelijk. Het effect van enkelvoudige geriatrische interventies specifiek bij
patiënten met een proximale femurfractuur is niet of beperkt onderzocht, behalve het effect van
bijvoeding dat in meerdere RCT’s onderzocht is.
Vanwege bovenstaande heeft de werkgroep besloten om de volgende twee uitgangsvragen op te
stellen:
1.
Welke maatregelen kunnen functioneel herstel bevorderen en mortaliteit voorkomen bij
een kwetsbare oudere patiënt na een operatie voor een proximale femurfractuur?
2.
Wat is het beleid met betrekking tot bijvoeding bij kwetsbare ouderen met een proximale
femurfractuur?
Literatuur
50
Braithwaite RS, Col NF, Wong JB. Estimating hip fracture morbidity, mortality and costs. J Am Geriatr Soc. 2003;51(3):364-70.
Magaziner J, Simonsick EM, Kashner TM, et al. Predictors of functional recovery one year following hospital discharge for hip
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 68
5
10
fracture: a prospective study. J Gerontol. 1990;45(3):M101-7.
Morris AH, Zuckerman JD; AAOS Council of Health Policy and Practice, USA. American Academy of Orthopaedic Surgeons.
National Consensus Conference on Improving the Continuum of Care for Patients with Hip Fracture. J Bone Joint Surg
Am. 2002;84-A(4):670-4.
National Clinical Guideline Centre (NICE). Hip fracture. The management of hip fracture in adults. London (UK): National
Institute for Health and Clinical Excellence (NICE); 2011 Jun.
Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG). Richtlijn Comprehensive Geriatric Assessment (CGA) bij consult en
medebehandeling. Addendum behorende bij de richtlijn CGA (NVKG). Utrecht: NVKG; 2013.
Singh NA, Quine S, Clemson LM, et al. Effects of high-intensity progressive resistance training and targeted multidisciplinary
treatment of frailty on mortality and nursing home admissions after hip fracture: a randomized controlled trial. J Am
Med Dir Assoc. 2012;13(1):24-30.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 69
5.1
5
10
15
20
25
30
Welke maatregelen kunnen functioneel herstel bevorderen en mortaliteit voorkomen bij
een kwetsbare oudere patiënt na een operatie voor een proximale femurfractuur?
Inleiding
Zowel de NICE richtlijn heupfractuur als de richtlijn Comprehensive Geriatrische Assessment (CGA)
bij consult en medebehandeling adviseren structurele geriatrische medebehandeling bij
kwetsbare oudere patiënten met een proximale femurfractuur om het herstel te bevorderen en
complicaties te voorkomen (NICE, 2011; NVKG, 2013).
Dit hoofdstuk gaat verder in op de interventies die ingezet kunnen of moeten worden in het kader
van geriatrische medebehandeling bij kwetsbare oudere patiënten met een proximale
femurfractuur om het herstel te bevorderen en mortaliteit te voorkomen.
Methode literatuuranalyse
Voor deze vraag is gekeken naar de systematische literatuuranalyse die werd uitgevoerd voor de
module structurele medebehandeling van de richtlijn CGA bij consult en medebehandeling (NVKG,
2013). De vraagstelling voor deze literatuuranalyse is: “Heeft structurele geriatrische
medebehandeling een meerwaarde ten opzichte van de gebruikelijke zorg op een niet geriatrische
afdeling?”
Er is alleen gekeken naar de studies in deze literatuuranalyse die betrekking hebben op patiënten
met een proximale femurfractuur. Deze studies kijken naar de effectiviteit van geriatrische
medebehandeling, waar de meervoudige geriatrische interventie deel van uitmaakt. De
meervoudige geriatrische interventie in deze studies bestaat uit een aantal enkelvoudige
interventies die in aard en aantal per studie verschillen. Om deze reden is besloten om geen
aanvullende systematische literatuuranalyse te verrichten naar de effectiviteit van de
enkelvoudige geriatrische interventies afzonderlijk.
Conclusies
Overgenomen van de module structurele medebehandeling van de richtlijn CGA bij consult en
medebehandeling (NVKG, 2013).
Het is aangetoond dat structurele medebehandeling danwel structurele
ortho-geriatrische medebehandeling door een geriatrisch team bij patiënten
ouder dan 70 jaar met proximale femurfractuur, leidt tot minder postNiveau 2
operatieve complicaties tijdens de ziekenhuisopname.
Bron (B: Fisher et al., 2006; Friedman et al., 2009; Lundstrum et al., 1998;
Stenvall et al., 2007a; Stenvall et al., 2007b; Vidan et al., 2005)
Niveau 3
Er zijn aanwijzingen dat structurele ortho-geriatrische medebehandeling voor
patiënten ouder dan 70 jaar met proximale femurfractuur de kans op herstel
tot oorspronkelijk functieniveau en de kans op behoud van de mobiliteit
vergroot.
Bron (B: Leung et al., 2011; Lundstrum et al., 1998; Shyu et al., 2008; Stenvall
et al., 2007a; Swanson et al., 1998; Vidan et al., 2005)
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 70
Niveau 3
Er zijn aanwijzingen dat structurele ortho-geriatrische medebehandeling de
kans op vallen en het valrisico verlaagt.
Bron (B: Stenvall et al., 2007b)
Niveau 3
Er zijn aanwijzingen dat structurele ortho-geriatrische medebehandeling voor
patiënten ouder dan 70 jaar met proximale femurfractuur de kans op ontslag
naar oorspronkelijke woonsituatie verhoogd.
Bron (B: Lundstrum et al., 1998; Stenvall et al., 2007b)
Niveau 3
Er zijn aanwijzingen dat structurele ortho-geriatrische medebehandeling voor
patiënten ouder dan 70 jaar met proximale femurfractuur de kans op
mortaliteit na 30 dagen en na één jaar verminderd.
Bron (B: Leung et al., 2011; Shyu et al., 2008)
Niveau 3
Er zijn aanwijzingen dat structurele geriatrische medebehandeling bij
patiënten ouder dan 70 jaar met proximale femurfractuur het aantal
opnamedagen in het ziekenhuis verkort.
Bron (B: Friedman et al., 2009; Naglie et al., 2003; Stenvall et al., 2007a;
Stenvall et al., 2007b; Swanson et al., 1998;)
Niveau 2
Het is aannemelijk/waarschijnlijk dat standaard geïntegreerde orthopedische
en geriatrische zorg voor patiënten ouder dan 70 jaar met proximale
femurfractuur de kans op overlijden in het ziekenhuis verminderd.
Bron (A2: Fisher et al., 2006 ; Vidan et al., 2005)
5
10
15
20
Overwegingen
Elf van de veertien geïncludeerde studies uit de systematische literatuuranalyse van de richtlijn
CGA bij consult en medebehandeling, onderzoeken het effect van een meervoudige interventie in
het kader van orthogeriatrische behandeling (Fisher et al., 2006; Friedman et al., 2009; Leung et
al., 2011; Lundstrum et al., 1998; Naglie et al., 2002; Stenvall et al., 2007a; Stenvall et al., 2007b;
Shyu et al., 2008; Vidan et al., 2005). Het geheel van meerdere multidisciplinaire
behandelcomponenten gezamenlijk, blijkt tot verbeterde uitkomsten te leiden bij de kwetsbare
oudere patiënt met een proximale femurfractuur. Het betreft hier met name de uitkomsten
afname van complicaties en beter functioneel herstel.
De bevindingen van de systematische literatuuranalyse uit de richtlijn CGA bij consult en
medebehandeling worden bevestigd door een recente meta-analyse naar de effecten van een
geriatrische medebehandeling bij patiënten met een proximale femurfractuur (Grigoryan et al.,
2014). Grigoryan stelde vast dat een structurele geriatrische medebehandeling leidt tot afname
van mortaliteit na een heupoperatie, waarbij verder onderzoek nodig is om de hiervoor beste
organisatievorm vast te stellen.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 71
Ook zijn recentelijk twee gerandomiseerde studies gepubliceerd (Prestmo et al., 2015; Watne et
al., 2014) die beiden een verbetering van mobiliteit vaststelden door een geriatrische
medebehandeling met een meervoudige interventie gebaseerd op een geriatrische assesment.
5
10
15
20
25
De meervoudige interventies in bovenstaande studies worden niet altijd even nauwkeurig
omschreven en wanneer beschreven, blijken de behandelcomponenten zeer heterogeen.
Daarnaast variëren de meervoudige interventies ook op individueel niveau, aangezien de
samenstelling van de interventie in het merendeel van de studies mede wordt bepaald op basis
van de geriatrische beoordeling van de patiënt (Lundstrum et al., 1998; Stenvall et al., 2007; Vidan
et al., 2005, Friedman et al., 2009, Swanson et al., 1998).
Hoewel de meervoudige interventie in eerder genoemde studies effectief blijken te zijn, is dus
onduidelijk wat het effect van de afzonderlijke interventies is op herstel en mortaliteit na een
proximale femurfractuur. Om deze reden kan op basis van deze studies geen specifieke uitspraak
worden gedaan over welke interventies ingezet kunnen worden om het postoperatief herstel van
de kwetsbare oudere patiënt met een proximale femurfractuur te bevorderen.
Om meer inzicht te krijgen in (mogelijke) effecten van enkelvoudige interventies op functioneel
herstel en mortaliteit bij een kwetsbare oudere met een proximale femurfractuur, zal hieronder
worden ingegaan op een aantal interventies die in meerdere studies bij een geriatrische
medebehandeling zijn toegepast, namelijk:
1.
vroeg mobiliseren;
2.
monitoring;
3.
preventie van complicaties;
4.
medicatiereview;
5.
vitamine d suppletie;
6.
calciumsuppletie.
30
Voor een uitgebreid overzicht van interventies die ingezet kunnen worden in het kader van de
orthogeriatrische medebehandeling, wordt verwezen naar bijlage 1.
35
Vroeg mobiliseren
Vroeg mobiliseren op de 1e dag na de operatie is een belangrijk onderdeel om in de postoperatieve
fase complicaties te voorkomen. In de richtlijn proximale femurfractuur die op dit moment in
ontwikkeling is, zal dit onderdeel verder worden onderbouwd.
Ondanks het ontbreken van bewijs is de werkgroep van mening dat een dagprogramma met
activiteitenbegeleiding kan bijdragen aan het vroegtijdig mobiliseren en het verbeteren van het
dag/nachtritme om daarmee complicaties te voorkomen.
40
45
Monitoring
In de NICE richtlijn heupfractuur wordt aanbevolen om het in kaart brengen van de geriatrische
problematiek postoperatief te continueren en de klinische toestand van patiënten te blijven
monitoren (NICE, 2011). Ook de richtlijn delier beveelt aan om patiënten met een verhoogd
delierrisico te monitoren op fysiologische veranderingen die een delier kunnen luxeren (NVKG,
2013).
In orthogeriatrische studies is dagelijks monitoren van klinische veranderingen en complicaties
een essentieel onderdeel van de meervoudige interventie (Friedman et al., 2008, Vidan et al.,
2005, Zuckermann et al 1992, Naglie et al 2002, Fisher et al 2006,. Wyller et al., 2012, Sletvold et
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 72
5
10
15
20
25
30
35
40
45
al 2011). Belangrijke elementen die in deze orthogeriatrische studies worden gemonitord zijn
vitale functies, vullingsstatus, mictie en defaecatie, voedingstoestand, Hb, nierfunctie en het
ontstaan van een delier en andere complicaties in een zo vroeg mogelijk stadium. Op basis van
klinisch monitoren worden ongewenste fysiologische veranderingen zo vroeg mogelijk
gecorrigeerd en complicaties in een zo vroeg mogelijk stadium vastgesteld en behandeld.
Ondanks het ontbreken van bewijs, is de werkgroep van mening dat monitoren van de klinische
toestand van een kwetsbare oudere patiënt van essentieel belang is om complicaties te
voorkomen of in een zo vroeg mogelijk stadium op te sporen en te behandelen.
Preventie van complicaties
Kwetsbare ouderen met een heupfractuur hebben vaak comorbiditeit waardoor de kans op
postoperatieve complicaties toeneemt (Belmont et al., 2014; Roche et al., 2005). Vervolgens
hebben deze postoperatieve complicaties weer een grote invloed op de mortaliteit en het
functioneel herstel (Belleli et al., 2014; Dolan et al., 2000; Lawrence et al., 2002; Marcantonio et
al., 2000). Om deze reden wordt hieronder ingegaan op de preventie van een aantal complicaties,
namelijk:
delier;
pneumonie;
anemie;
urineweginfecties.
Er is voor deze complicaties gekozen vanwege de hoge prevalentie ervan bij kwetsbare oudere
patiënten met een proximale femurfractuur en de grote invloed op het postoperatieve herstel.
Daarnaast is rekening gehouden met het te behalen effect door de inzet van preventieve
(orthogeriatrische) interventies. Voor het beleid rondom diverse andere complicaties, zoals
cardiale complicaties, trombosebeen en wondinfecties, wordt verwezen naar de desbetreffende
richtlijnen.
Delier
Het delier is de meest voorkomende complicatie bij patiënten met een proximale femurfractuur.
Het postoperatief optreden van een delier varieert sterk in verschillende studies van 16 tot 61%
(Gustafson et al., 1988; Marcantonio et al., 2000; Morrison et al., 2003). Dit is te verklaren door
verschillen in meetmethoden en onderzochte populaties. Het delier bij patiënten met een
proximale femurfractuur heeft invloed op het postoperatief functioneel herstel en is geassocieerd
met een verhoogde mortaliteit (Belleli et al., 2014; Dolan et al. 2000; Lee et AL., 2011;
Marcantonio et al. 2000). De preventie van het delier is daarom van groot belang.
In de richtlijn delier wordt aanbevolen om op basis van een risico-assessment door een
multidisciplinair team te bepalen of er gericht aandacht moet worden besteed aan het voorkomen
of behandelen van cognitieve stoornissen en/of desoriëntatie, uitdroging en/of obstipatie,
hypoxie, infectie, immobiliteit, pijn, ondervoeding, sensore deprivatie, medicatie review en
slaapstoornissen (NVKG, 2013). Deze aanbeveling is mede gebaseerd op de studie van
Marcantonio et al. (2000), die met een meervoudige interventie op deze behandelaspecten bij
patiënten met een proximale femurfractuur de prevalentie van het delier significant deed
afnemen.
De meervoudige interventie om een delier te voorkomen, toont sterke overeenkomsten met de
meervoudige interventie die in orthogeriatrische studies is verricht. Het delier is dan ook de
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 73
5
10
15
20
complicatie die het meeste wordt beïnvloed door de inzet van een meervoudige orthogeriatrische
interventie (Friedman et al., 2008; Fisher et al., 2006; Lundstrum et al., 1998; Marcantonio et al.,
2001). Dit laatste onderstreept het belang om bij de kwetsbare oudere patiënt met een proximale
femurfractuur een meervoudige, niet medicamenteuze interventie in te zetten ter bevordering
van het herstel en ter preventie van een delier. Voor aanvullende informatie omtrent
delierpreventie wordt verder verwezen naar de richtlijn Delier (NVKG, 2013).
Vanwege de hoge prevalentie is de werkgroep van mening dat het risico op een delier bij iedere
patiënt van 70 jaar of ouder met een proximale femurfractuur als verhoogd dient te worden
beschouwd. Dit betekent dat bij iedere patiënt van 70 jaar of ouder met een proximale
femurfractuur een meervoudig interventieprogramma op de behandelaspecten cognitieve
stoornissen en/of desoriëntatie, uitdroging en/of obstipatie, hypoxie, infectie, immobiliteit, pijn,
ondervoeding, sensore deprivatie, medicatie review en slaapstoornissen uitgevoerd dient te
worden.
Pneumonie
Pulmonale complicaties treden frequent op na een heupoperatie, met een prevalentie van 9%
(Roche et al., 2005). Het optreden van pulmonale complicaties leidt tot een hogere mortaliteit en
een langere opnameduur (Berry et al., 2009; Cameron et al.,2010; Roche et al., 2005).
25
Bij evaluatie van orthogeriatrische interventies wordt in diverse studies een afname van
pulmonale complicaties gevonden (Friedman et al., 2008; Fisher et al., 2006; Swanson et al., 1998;
Vidan et al.,2005). Welke onderdelen van de multimodale interventie, waaronder snel opereren,
snel mobiliseren en vroegdiagnostiek van complicaties, in deze studies een aandeel hebben in de
afname van pulmonale complicaties is niet duidelijk.
30
De richtlijn ‘Preventie peri-operatieve pulmonale complicaties’ benoemt als preventieve
interventie het snel, frequent en voldoende lang mobiliseren van de patiënt (NVA, 2012). De
richtlijn gaat niet in op de wijze van het toedienen van vocht en voeding om aspiratie en daarmee
pneumonie te voorkomen.
35
40
45
Bij patiënten met een proximale femurfractuur blijkt postoperatief relatief vaak een
oropharyngeale dysfagie voor te komen. Een studie met standaard slikscreening na een proximale
femurfractuur vond een prevalentie van 33% (Love et al., 2013). In deze studie worden dementie,
delier, institutionalisatie, pulmonale en neurologische aandoeningen als risicofactoren voor
oropharyngeale dysfagie gevonden. Het is daarom goed mogelijk dat de hoge prevalentie van
pneumonie deels verklaard wordt door de hoge prevalentie van oropharyngeale dysfagie.
De slikscreening is gebaseerd op de slikvolumetest, waarbij er vanuit een theelepel volume
opgebouwd wordt naar een glas water. Bij elke stap wordt geobserveerd op kenmerken van
verslikken. Een limiet van minder dan 20 ml wijst op een slikstoornis. De slikscreening, gebaseerd
op slikscreening bij CVA patiënten, is eenvoudig af te nemen door een daarin geschoolde
verpleegkundige. De prevalentie oropharyngeale dysfagie en pneumonie bij patiënten met een
proximale femurfractuur is hoog en de slikscreening is relatief gemakkelijk uit te voeren en weinig
belastend voor de patiënt. Om deze reden is de werkgroep van mening dat standaard uitvoeren
van slikscreening bij patiënten met een proximale femurfractuur te overwegen valt. Dit geldt met
name voor patiënten met een verhoogd risico op oropharyngeale dysfagie, zoals patiënten met
een delier, dementie, een neurologische aandoening of geïnstitutionaliseerde patiënten. Bij
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 74
aanwezigheid van een slikstoornis dienen aanvullende maatregelen in samenspraak met een
logopediste genomen te worden om aspiratie te voorkomen.
10
Anemie
Volgens de richtlijn bloedtransfusie dient bloedtransfusie plaats te vinden volgens de vier-vijf-zes
regel (Sanquin, 2011):
bij gezonden/ASA I: transfunderen bij Hb < 4 mmol/L;
bij 60+ en ASA II,III: transfunderen bij Hb <5;
bij ASA IV, sepsis, shock en symptomatische cerebrovasculaire schade: transfunderen bij Hb
<6.
15
Kwetsbare ouderen hebben bij opname voor een proximale femurfractuur vaak al een anemie en
ontwikkelen postoperatief vaak diepe anemieën die transfusie behoeven. Anemie na een
proximale femurfractuur is geassocieerd met een slechter herstel van niveau van functioneren en
een toename van mortaliteit, opnameduur en heropname (Halm et al 2004; Lawrence et al., 2003).
5
20
25
30
35
40
45
In de Cochrane review van Brunskill et al. (2015) wordt een restrictief transfusiebeleid vergelen
met liberaal transfunderen bij patiënten die geopereerd worden vanwege een proximale
femurfractuur. Hieruit blijkt dat een restrictief transfusiebeleid, bestaande uit een
transfusietrigger van 5.0 mmol/L, gelijkwaardig is aan een liberaal transfusiebeleid (Brunskill et al.,
2015). In de meeste studies van deze review worden patiënten met een symptomatische anemie
of hemodynamische instabiele patiënten echter geëxcludeerd. De onderzoekspopulaties bestaan
dus meestal uit mobiele vitale ouderen, terwijl de immobiele kwetsbare oudere ontbreekt.
Daarnaast bestaat er in de meeste studies onduidelijkheid omtrent het moment van transfusie.
De Cochrane review stelt dan ook dat aanvullend onderzoek noodzakelijk is naar effecten van pre, peri- en postoperatieve bloedtransfusies met inclusie van hemodynamisch instabiele en
symptomatisch patiënten.
Tenslotte is er recent een studie verschenen die afname van mortaliteit bij een zeer liberaal
transfusiebeleid (transfusietrigger 7 mmol/L) laat zien bij zeer kwetsbare patiënten, zoals
verpleeghuispatiënten (Gregersen et al., 2015). Deze studie suggereert dat geïnstitutionaliseerde
ouderen baat hebben bij een liberaler transfusiebeleid dan de huidige 4-5-6 regel.
De werkgroep wil benadrukken dat clinici de 4-5-6 regel als standaard beleid dienen te hanteren.
De werkgroep wil daar echter op aanvullen dat bij patiënten met symptomatische anemie,
gekenmerkt door tachycardie, hypotensie of hypoxemie, of bij hemodynamisch instabiele
patiënten laagdrempelige transfusie te overwegen valt, ook al voldoet patiënt niet aan de 4-5-6
regel.
Urineweginfecties
Een urineweginfectie is de meest voorkomende infectie bij patiënten met een proximale
femurfractuur. Urineweginfecties zijn een belangrijke oorzaak van het delier bij patiënten met een
proximale femurfractuur (Dovjak et al., 2013). Het perioperative gebruik van blaaskatheters speelt
hierbij waarschijnlijk een belangrijke rol. Zo was in een studie van Johanssson et al. de pevalentie
van een positieve urinekweek bij patiënten met een proximale femurfractuur met een
verblijfskatheter 61%, terwijl een positieve urinekweek slechts bij 32% van de patiënten
voorkwam die intermitterend werden gekathetriseerd (Johansson et al., 2002). In de Amerikaanse
richtlijn voor de preventie van urineweginfecties bij gebruik van blaaskatheters, wordt
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 75
geadviseerd om blaaskatheters binnen 24 uur na de operatie te verwijderen (Gould et al., 2010).
Deze aanbeveling wordt ook gedaan door de richtlijnwerkgroep.
5
10
15
Medicatiereview
Met betrekking tot medicatiegebruik wil de werkgroep benadrukken dat het bij de kwetsbare
oudere patiënten geïndiceerd is om het gebruik van valrisicoverhogende medicatie, waaronder
opiaten, antipsychotica en benzodiazepinen, te saneren om het valrisico zoveel mogelijk te
beperken (Salonoja et al., 2012; Sjöberg et al., 2013; Thorell et al., 2014). Daarnaast sluit de
werkgroep aan bij de richtlijn delier, waarin gesteld wordt dat de kans op een delier beperkt dient
te worden door delierluxerende medicatie zoveel mogelijk te staken (NVKG, 2013).
Behalve het saneren van medicatie, dient medicatie op indicatie ook perioperatief in dosering
aangepast te worden. Sterk wisselende bloeddrukken en vullingsstatus perioperatief vereisen
vaak aanpassing van de dosering antihypertensiva en diuretica. Ontstaan van delier of
postoperatieve misselijkheid vergt vaak aanpassing van de dosering opiaten (NVKG, 2013; NVA,
2012).
20
Ook abrupt staken van psychofarmaca met een grotere kans op een onttrekkingsdelier dient
vermeden te worden (NVKG, 2013). Tenslotte dient er aandacht te zijn voor gewenste toevoeging
van vitamine D en calciumcarbonaat en het starten van bisfosfonaten zes weken na de proximale
femurfractuur (zie ook hieronder).
25
Gezien het bovenstaande is beoordeling van medicatie met gerontofarmacologische kennis van
groot belang, gebruikmakend van de aan de Nederlandse situatie aangepaste STOPP (Screening
Tool of Older Person’s Presciptions) en START (Screening Tool to Alert doctors to Right Treatment)
criteria (NHG, 2012).
30
35
40
45
Vitamine D suppletie
Onderhoudsdosis
Vitamine D deficiëntie (<50nmol/L) en insufficiëntie( < 75nmol/L) komen vaak voor bij kwetsbare
ouderen met een proximale femurfractuur, waarbij de gezamenlijke prevalentie boven de 90% ligt
(Maier et al. 2013; Ramason et al., 2014). 45% heeft een ernstige vitamine D deficiëntie (< 25
nmol/L), met name patiënten die voor de proximale femurfractuur geen vitamine D suppletie
kregen (Maier et al., 2013).
Als normaalwaarde voor vitamine D worden door Endocrine Society en the Institute of Medicine
(IOM) respectievelijk 75 en 50 nmol/L aangehouden (Aloia et al., 2011; Holick et al, 2011). Een
normaalwaarde vitamine D (250HD) lager dan 75nmol/L zou tot verminderde spierkracht leiden
(Beaudart et al., 2014). Daarnaast zou een normaalwaarde van boven de 75nmol/L tot een
optimale calciumabsorptie vanuit de darm en een optimale PTH suppressie leiden (Holick et al.,
2011; Rizzoli et al., 2013).
De Gezondheidsraad adviseert een onderhoudsdosering vitamine D van 800 IE/dag bij kwetsbare
ouderen en geïnstitutionaliseerde patiënten (Gezondheidsraad, 2012). Om een vitamine D spiegel
van tenminste 75 nmol/L te bereiken zou de dagelijks aanbevolen onderhoudsdosering van de
Gezondheidsraad van 800IE/dag bij kwetsbare ouderen mogelijk onvoldoende zijn (Chel et al.,
2008; Premaor et al., 2008). Een onderhoudsdosering van 1500 IE colecalciferol leidt volgens
onderzoek wel tot vitamine D spiegels boven de 75 nmol/l (Bacon et al., 2009; Ish Shalom et al.,
2008). Mede daarom adviseert de werkgroep gerontofarmacologie van de NVKG om bij een
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 76
5
10
15
20
25
30
35
40
45
onderhoudsdosering van 800 IE per dag, na zes maanden een spiegelbepaling te doen (WKGF,
2013). Bij een spiegel vitamine D onder de 75nmol/L dient de onderhoudsdosering vitamine D
opgehoogd te worden. Wanneer het bepalen van de spiegel lastig of onwenselijk is voor de
patiënt, adviseert de werkgroep gerontofarmacologie een pragmatische aanpak, waarbij de
onderhoudsdosering bij voorbaat wordt opgehoogd. Ook de Endocrine Society beveelt in haar
vitamine D richtlijn uit 2011 een onderhoudsdosering bij volwassenen en ouderen aan van 1500
tot 2000IE colecalciferol (Holick et al., 2011).
Bij patiënten met een proximale femurfractuur is één gerandomiseerde studie verricht met een
hoge onderhoudsdosering van 2000 IE colecalciferol per dag versus de reguliere
onderhoudsdosering van 800 IE colecalciferol per dag (Bischoff-Ferrari et al., 2010). In deze studie,
met een representatieve proximale femurfractuur populatie, vonden tijdens 12 maanden followup significant minder heropnames plaats in de interventiegroep van 2000IE colecalciferol per dag.
Dit kwam met name door een significante reductie van vallen en infecties.
De therapeutische breedte van vitamine D is groot, waardoor de kans op negatieve bijwerkingen
klein is. De maximaal veilige dagelijkse dosis bedraagt 4000 tot 10.000IE colecalciferol per dag
(Aloia et al., 2011, Rizolli et al., 2013). Door de CBO richtlijn osteoporose wordt echter een
bovengrens van maximaal 2000 IE colecalciferol per dag geadviseerd (NVvR, 2011).
In lijn met het advies van de Gezondheidsraad adviseert de werkgroep voor patiënten van 70 jaar
en ouder met een proximale femurfractuur om standaard suppletie met colecalciferol van
minimaal 800 IE/dag te geven. Oudere patiënten met een proximale femurfractuur kennen echter
een hoge prevalentie van, vaak ernstige, vitamine D deficiëntie. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat
een dosering van 800 IE/dag niet altijd volstaat in het bereiken van vitamine D spiegels van
>75nmol/L. Ook zijn er aanwijzingen dat een hogere dosering colecalciferol bij deze
patiëntengroep leidt tot minder heropnames gerelateerd aan vallen en infecties. Om deze
redenen is de werkgroep van mening dat bij een dosering van 800 IE colecalciferol per dag altijd
gecontroleerd dient te worden of deze dosis adequaat is. Als een spiegelbepaling niet mogelijk of
onwenselijk is, is het bij voorbaat ophogen van de dosis tot bijvoorbeeld 1600 IE/dag aangewezen.
Een dagelijkse onderhoudsdosering van 1600 IE colecalciferol per dag ligt onder de maximaal
veilige dagelijkse onderhoudsdosering van 2000-4000 IE per dag.
Oplaaddosis
Wanneer bij patiënten met een proximale femurfractuur sprake is van een vitamine D deficiëntie,
zou gekozen kunnen worden voor een oplaaddosering vitamine D suppletie. Mede vanwege de
lange halfwaardetijd van tenminste twee weken, wordt bij een ernstige vitamine D deficiëntie met
een onderhoudsdosering van 800IE colecalciferol per dag pas een stabiele bloedwaarde bereikt
na twee tot drie maanden (Chel et al., 2008; Jones et al., 2014; Premaor et al., 2008). Met een
oplaaddosering kan deze stabiele waarde reeds binnen vier weken worden bereikt (Bacon et al.,
2009; Sanders et al., 2010).
Bij kwetsbare ouderen met een proximale femurfractuur zijn twee studies gedaan naar het effect
van een oplaaddosering vitamine D in de postoperatieve fase. In de studie van Papaioannou et al.
(2011) werd een eenmalige oplaaddosering ergocalciferol van 50.000 of 100.000IE vergeleken met
een placebo bij patiënten met een proximale femurfractuur. Er werd geen versnelde normalisatie
van de vitamine D spiegel behaald (Papaioannou et al., 2011). De onderzoekspopulatie in deze
studie betroffen proximale femurfractuurpatiënten met een atypische gemiddelde vitamine D
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 77
spiegel tijdens baseline van 46 en 58 nmol/L. Daarnaast werd gesuppleerd met het minder potente
ergocalciferol.
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In een recente meta-analyse wordt geconcludeerd dat het veronderstelde effect van een
oplaaddosering colecalciferol (versnelde botmineralisatie, verbeterde spierkracht en loopsnelheid
en secundaire fractuurpreventie) bij patiënten met een proximale femurfractuur en een vitamine
D deficiëntie, tot op heden niet is aangetoond (Zheng et al., 2015). De grootste studies van deze
meta-analyse includeerden echter veel patiënten met een milde vitamine D deficiëntie (> 40
nmol/L).
Een zeer hoge oplaaddosering colecalciferol van 500.000 IE leidt tot significant meer vallen en
fracturen (Sanders et al., 2010). Daarom worden hoge oplaaddoseringen vermeden en wordt de
oplaaddosering verdeeld in meerdere giften over een periode van een aantal weken. De vitamine
D richtlijn van de Endocrine Society beveelt bij patiënten met een vitamine D deficiënte aan om
een wekelijkse dosis van 50.000 IE vitamine D2 of D3 gedurende acht weken te geven om de
deficiëntie te behandelen (Holick et al, 2011). In de richtlijn osteoporose wordt aanbevolen om bij
ernstige vitamine D deficiënties, met name bij symptomen, een oplaaddosis vitamine D te geven
van 10.000 IE colecalciferol/dag gedurende 10 dagen (NVvR, 2011). In de richtlijn van de National
Osteoporosis Society wordt bij symptomatische vitamine D deficiëntie of voor het starten met
potente antiresorptieve osteoporose medicatie, zoals zolendroninezuur of denosumab, een
oplaaddosering tot 300.000 IE colecalciferol aanbevolen. Deze dosis kan verdeeld worden in
wekelijkse of dagelijkse doseringen over zes tot twaalf weken (Aspray et al., 2014). Andere
richtlijnen (zien af van oplaaddoseringen, vanwege het ontbreken van bewijs voor de positieve
effecten van deze handelwijze (Dawson Hughes B et al., 2010).
Een lage wekelijkse oplaaddosering van 25.000 IE/week benadert de fysiologische situatie van
vitamine D productie door zonexpositie, equivalent aan 10.000-25000IE colecalciferol (Holick et
al., 2011). Daarnaast leidt deze dosering minder vaak tot hypercalciurie (Zwart et al., 2013). Mede
hierom adviseert de werkgroep gerontofarmacologie van de Nederlandse Vereniging voor
Klinische Geriatrie een oplaaddosis van 25.000 IE colecalciferol per week gedurende 6 weken bij
een vermoeden op een vitamine D deficiëntie (WKGF, 2013).
Er is geen bewijs voor klinische effectiviteit van een oplaaddosering met colecalciferol bij
kwetsbare ouderen met een proximale femurfractuur. Echter, in het beperkte aantal studies
waarin dit effect is onderzocht, zijn vooral patiënten met milde vitamine D deficiëntie
geïncludeerd. De werkgroep is van mening dat een oplaaddosering colecalciferol van 25.000 IE per
week gedurende zes weken zonder spiegelbepaling vooraf wel aangewezen kan zijn bij kwetsbare
ouderen met een proximale femurfractuur die niet buiten komen en geen vitamine D suppletie
hebben gehad. De belangrijkste overwegingen hiervoor zijn:
een oplaaddosering zorgt mogelijk voor een versnelling van positieve therapeutische
effecten van normalisatie van de vitamine D spiegel;
een gift van 25.000 IE colecalciferol benadert de fysiologische vitamine D productie door
zonexpositie en geeft weinig hypercalciurie
bij patiënten met een proximale femurfractuur is de prevalentie van (ernstige) vitamine D
deficiëntie en insufficiëntie erg hoog
het eerst verrichten van vitamine D diagnostiek bij patiënten met een proximale
femurfractuur heeft een beperkte meerwaarde, brengt hogere kosten met zich mee, kan
tot vertraging van de behandeling leiden en kan de behandeling compliceren
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 78
5
10
15
20
Calciumsuppletie
Er zijn diverse meta-analysen verricht die laten zijn dat suppletie van vitamine D in combinatie
met calcium bij patiënten met een proximale femurfractuur tot minder secundaire fracturen leidt
(DIPART Group, 2010; Boonen et al., 2007; Tang et al., 2007). Dit kan een reden zijn om bij
patiënten met een proximale femurfractuur naast vitamine D ook calciumsuppletie te geven. In
de recente Cochrane analyse van Avenell et al. (2014) werden geen aanwijzingen gevonden voor
oversterfte bij calciumsuppletie. Wel was er een verhoogd risico op gastro-intestinale symptomen
en nierziekten (Avenell et al., 2014).
De richtlijn Osteoporose en fractuurpreventie (2011) stelt met betrekking tot calciumsuppletie dat
vier zuiveleenheden per dag voorzien in de dagelijkse calciumbehoefte van 1000 tot 1200 mg per
dag (NVvR, 2011). Zij adviseren om bij een zuivelintake van drie eenheden per dag of minder
calciumsuppletie te starten, waarbij 500 mg calciumcarbonaat meestal volstaat. Bij het ontbreken
van zuivelintake, dient suppletie met dagelijks 1000 mg calcium plaats te vinden.
Op basis van de resultaten uit de literatuur en de aanbevelingen uit de richtlijn Osteoporose, is de
werkgroep van mening dat bij patiënten van 70 jaar en ouder en een proximale femurfractuur:
met een zuivelintake van drie eenheden per dag of minder, 500 mg calciumsuppletie dient
plaats te vinden
bij afwezige zuivelintake 1000 mg calciumsuppletie dient plaats te vinden
Aanbevelingen
Breng bij kwetsbare oudere patiënten met een proximale femurfractuur de problemen in kaart op
fysiek, psychisch, functioneel en sociaal gebied, om op basis daarvan een meervoudige
geriatrische interventie in te zetten. Het CGA, zoals beschreven in de richtlijn addendum CGA, is
hiervoor een geschikt instrument.
Monitor bij kwetsbare oudere patiënten met een proximale femurfractuur in de postoperatieve
fase de klinische toestand en het ontstaan van complicaties. Corrigeer de ongewenste
klinische veranderingen (Hb, bloeddruk, vullingsstatus etc.) en behandel complicaties zo vroeg
mogelijk.
25
Overweeg bij kwetsbare oudere patiënten met een proximale femurfractuur inzet van een
dagprogramma met activiteitenbegeleiding om vroegtijdig mobiliseren te faciliteren en het
dag/nachtritme te verbeteren om de kans op een delier of pneumonie te verkleinen.
Zet voor preventie van een delier bij kwetsbare oudere patiënten met een proximale
femurfractuur een meervoudig niet medicamenteus interventieprogramma in conform de richtlijn
delier.
Overweeg bij kwetsbare oudere patiënten met een proximale femurfractuur met een verhoogd
aspiratierisico (CVA, parkinson, institutionalisering, delier) een slikscreening te verrichten. Neem
in samenspraak met een logopedist aanvullende maatregelen bij aanwezigheid van een
slikstoornis om aspiratie te voorkomen.
Volg bij kwetsbare oudere patiënten met een proximale femurfractuur de 4-5-6 regel om de
indicatie voor bloedtransfusie te bepalen. Overweeg laagdrempelige transfusie indien daar reden
toe is, zoals bij klinische symptomen of hemodynamische instabiliteit.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 79
Verwijder bij kwetsbare oudere patiënten met een proximale femurfractuur blaaskatheters zo
spoedig mogelijk, bij voorkeur binnen 24 uur na de operatie.
Geef kwetsbare oudere patiënten met een proximale femurfractuur een onderhoudsdosering
colecalciferol van ten minste 800 IE per dag en doe een spiegelbepaling om te kijken of deze
dosering adequaat is (ophogen bij <75nmol/L). Indien een spiegelbepaling lastig of onwenselijk is,
kan ook pragmatisch worden gekozen voor een hogere onderhoudsdosis, zoals 1600 IE/dag.
Overweeg om kwetsbare oudere patiënten met een proximale femurfractuur die niet buiten
komen en geen vitamine D suppletie krijgen een oplaaddosering van 25.000 IE colecalciferol/week
gedurende 6 weken te geven.
Geef kwetsbare oudere patiënten met een proximale femurfractuur bij een zuivelintake van drie
eenheden per dag of minder standaard dagelijks 500 mg calcium. Geef bij afwezige zuivelintake
1000 mg calciumsuppletie per dag.
5
10
Kennishiaten
Meer onderzoek is wenselijk naar het voorkomen en behandelen van postoperatieve complicaties,
zoals delier, pneumonie en urineweginfecties bij kwetsbare oudere patiënten.
Daarnaast is onderzoek gewenst naar (kosten)effectief van vitamine D en calciumsuppletie bij
kwetsbare oudere patiënten met een proximale femurfractuur.
15
20
25
30
35
40
Literatuur
Aloia JF. Clinical Review: The 2011 report on dietary reference intake for vitamin D: where do we go from here? J Clin
Endocrinol Metab. 2011 Oct;96(10):2987-96. doi: 10.1210/jc.2011-0090. Epub 2011 Jul 27.
Aspray TJ, Bowring C, Fraser W, et al. National osteoporosis society vitamin D guideline summary. Age Ageing. 2014;43(5):5925.
Avenell A, Mak JC, O'Connell D. Vitamin D and vitamin D analogues for preventing fractures in post-menopausal women and
older men. Cochrane Database Syst Rev. 2014;4:CD000227.
Bacon CJ, Gamble GD, Horne AM, et al. High-dose oral vitamin D3 supplementation in the elderly. Osteoporos Int.
2009;20(8):1407-15.
Beaudart C, Buckinx F, Rabenda V, et al. The effects of vitamin D on skeletal muscle strength, muscle mass, and muscle power:
a systematic review and meta-analysis of randomized controlled trials. J Clin Endocrinol Metab. 2014;99(11):4336-45.
Bellelli G, Mazzola P, Morandi A, et al. Duration of postoperative delirium is an independent predictor of 6-month mortality
in older adults after hip fracture. J Am Geriatr Soc. 2014;62(7):1335-40.
Belmont PJ Jr, Garcia EJ, Romano D, et al. Risk factors for complications and in-hospital mortality following hip fractures: a
study using the National Trauma Data Bank. Arch Orthop Trauma Surg. 2014;134(5):597-604.
Berry SD, Samelson EJ, Bordes M, et al. Survival of aged nursing home residents with hip fracture. J Gerontol A Biol Sci Med
Sci. 2009;64(7):771-7.
Bischoff-Ferrari HA, Dawson-Hughes B, Staehelin HB, et al. Fall prevention with supplemental and active forms of vitamin D:
a meta-analysis of randomised controlled trials. BMJ. 2009 1;339:b3692.
Bischoff-Ferrari HA, Willett WC, Wong JB, et al. Prevention of nonvertebral fractures with oral vitamin D and dose
dependency: a meta-analysis of randomized controlled trials. Arch Intern Med. 2009;169(6):551-61.
Boonen S, Lips P, Bouillon R, et al. Need for additional calcium to reduce the risk of hip fracture with vitamin d
supplementation: evidence from a comparative metaanalysis of randomized controlled trials. J Clin Endocrinol Metab.
2007;92(4):1415-23. Epub 2007 Jan 30.
Brunskill SJ, Millette SL, Shokoohi A, et al. Red blood cell transfusion for people undergoing hip fracture surgery. Cochrane
Database Syst Rev. 2015;4:CD009699.
Cameron ID, Chen JS, March LM, et al. Hip fracture causes excess mortality owing to cardiovascular and infectious disease in
institutionalized older people: a prospective 5-year study. J Bone Miner Res. 2010;25(4):866-72.
Chel V, Wijnhoven HA, Smit JH, et al. Efficacy of different doses and time intervals of oral vitamin D supplementation with or
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 80
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
without calcium in elderly nursing home residents. Osteoporos Int. 2008;19(5):663-71.
Dawson-Hughes B, Mithal A, Bonjour JP, et al. IOF position statement: vitamin D recommendations for older adults.
Osteoporos Int. 2010;21(7):1151-4.
DIPART(Vitamin D Individual Patient Analysis of Randomized Trials) Group. Patient level pooled analysis of 68 500 patients
from seven major vitamin D fracture trials in US and Europe. BMJ. 2010;340:b5463.
Dolan MM, Hawkes WG, Zimmerman SI, et al. Delirium on hospital admission in aged hip fracture patients: prediction of
mortality and 2-year functional outcomes. J Gerontol A Biol Sci Med Sci. 2000;55(9):M527-34.
Dovjak P, Iglseder B, Mikosch P, Get al. Treatment and prevention of postoperative complications in hip fracture patients:
infections and delirium. Wien Med Wochenschr. 2013;163(19-20):448-54.
Fisher AA, Davis MW, Rubenach SE, et al. Outcomes for Older patients with hip fractures: the Impact of orthopedic and
geriatric medicine cocare. J. Orthop. Trauma. 2006;20:172-180.
Friedman SM, Mendelson DA, Bingham KW, et al. Impact of a comanaged geriatric fracture center on short-term hip fracture
outcomes. Arch Intern Med. 2009;169(18):1712-1717.
Friedman SM, Mendelson DA, Kates SL, et al. Geriatric co-management of proximal femur fractures: total quality management
and protocol-driven care result in better outcomes for a frail patient population. J Am Geriatr Soc. 2008;56(7):134956.
Gezondheidsraad. Evaluatie van de voedingsnormen voor vitamine D. Den Haag: Gezondheidsraad, 2012; publicatienr.
2012/15.
Gould CV, Umscheid CA, Agarwal RK, et al. Guideline for prevention of catheter-associated urinary tract infections 2009. Infect
Control Hosp Epidemiol. 2010;31(4):319-26.
Gregersen M, Borris LC, Damsgaard EM. Postoperative blood transfusion strategy in frail, anemic elderly patients with hip
fracture: the TRIFE randomized controlled trial. Acta Orthop. 2015;86(3):363-72.
Grigoryan KV, Javedan H, Rudolph JL. Orthogeriatric care models and outcomes in hip fracture patients: a systematic review
and meta-analysis. J Orthop Trauma. 2014;28(3):e49-55.
Gustafson Y, Berggren D, Brännström B, et al. Acute confusional states in elderly patients treated for femoral neck fracture. J
Am Geriatr Soc. 1988;36(6):525-30.
Halm EA, Wang JJ, Boockvar K, et al. The effect of perioperative anemia on clinical and functional outcomes in patients with
hip fracture. J Orthop Trauma. 2004;18(6):369-74.
Holick MF, Binkley NC, Bischoff-Ferrari HA, et al. Evaluation, treatment, and prevention of vitamin D deficiency: an Endocrine
Society clinical practice guideline. J Clin Endocrinol Metab. 2011;96(7):1911-30. doi: 10.1210/jc.2011-0385.
Ish-Shalom S, Segal E, Salganik T, et al. Comparison of daily, weekly, and monthly vitamin D3 in ethanol dosing protocols for
two months in elderly hip fracture patients. J Clin Endocrinol Metab. 2008;93(9):3430-5.
Johansson I, Athlin E, Frykholm L, et al. Intermittent versus indwelling catheters for older patients with hip fractures. J Clin
Nurs. 2002;11(5):651-6.
Jones KS, Assar S, Harnpanich D, et al. 25(OH)D2 half-life is shorter than 25(OH)D3 half-life and is influenced by DBP
concentration and genotype. J Clin Endocrinol Metab. 2014;99(9):3373-81.
Lawrence VA, Hilsenbeck SG, Noveck H, et al. Medical complications and outcomes after hip fracture repair. Arch Intern Med.
2002;162(18):2053-7.
Lawrence VA, Silverstein JH, Cornell JE, et al. Higher Hb level is associated with better early functional recovery after hip
fracture repair. Transfusion. 2003;43(12):1717-22.
Lee HB, Mears SC, Rosenberg PB, et al. Predisposing factors for postoperative delirium after hip fracture repair in individuals
with and without dementia. J Am Geriatr Soc. 2011;59(12):2306-13.
Leung AH, Lam T, Cheung W, et al. An orthogeriatric Collaborative Intervention Program for Fragility Fractures: A
Retrospective Cohort Study. The journal of Trauma Injury, Infection and Critical care. 2011;71:5.
Love AL, Cornwell PL, Whitehouse SL. Oropharyngeal dysphagia in an elderly post-operative hip fracture population: a
prospective cohort study. Age Ageing. 2013;42(6):782-5.
Lundstrum M, Edlund A, Lundstrom G, et al. Reorganisation of nursing and medical care to reduce the incidence of
postoperative delirium and improve rehabilitation outcome in elderly patients treaded for femoral neck fractures.
Scand J Caring Sci. 1998;13:193-200.
Maier S, Sidelnikov E, Dawson-Hughes B, Eet al. Before and after hip fracture, vitamin D deficiency may not be treated
sufficiently. Osteoporos Int. 2013;24(11):2765-73.
Marcantonio ER, Flacker JM, Michaels M, et al. Delirium is independently associated with poor functional recovery after hip
fracture. J Am Geriatr Soc. 2000;48(6):618-24.
Morrison RS, Magaziner J, Gilbert M, et al. Relationship between pain and opioid analgesics on the development of delirium
following hip fracture. J Gerontol A Biol Sci Med Sci. 2003;58(1):76-81.
Naglie G, Tansey C, Kirkland JL, et al. Interdisciplinary care for elderly people with hip fracture: a randomized controlled trial.
CMAJ. 2002;167(1):25-32.
National Clinical Guideline Centre (NICE). Hip fracture. The management of hip fracture in adults. London (UK): National
Institute for Health and Clinical Excellence (NICE); 2011 Jun.
Nederland Huisartsen Genootschap (NHG). Multidisciplinaire richtlijn polyfarmacie bij ouderen, 2012. Utrecht: NHG; 2012
Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV). Richtlijn proximale femurfractuur. In ontwikkeling.
Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA). Richtlijn postoperatieve pijn. Utrecht: NVA; 2012.
Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA). Richtlijn preventie van perioperatieve pulmonale complicaties bij niet-
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 81
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
pulmonale chirurgie bij patiënten met een verhoogd risico op pulmonale complicaties. Utrecht: NVA; 2012.
Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG). Richtlijn Comprehensive Geriatric Assessment (CGA) bij consult en
medebehandeling. Addendum behorende bij de richtlijn CGA (NVKG). Utrecht: NVKG; 2013.
Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG). Richtlijn Delier Volwassenen. Utrecht: NVKG; 2013.
Nederlandse Vereniging voor Reumatologie (NVvR). Richtlijn Osteoporose en Fractuurpreventie. Utrecht: NVvR; 2011.
Papaioannou A, Kennedy CC, Giangregorio L, et al. A randomized controlled trial of vitamin D dosing strategies after acute
hip fracture: no advantage of loading doses over daily supplementation. BMC Musculoskelet Disord. 2011;12:135.
Premaor MO, Scalco R, da Silva MJ, et al. The effect of a single dose versus a daily dose of cholecalciferol on the serum 25hydroxycholecalciferol and parathyroid hormone levels in the elderly with secondary hyperparathyroidism living in a
low-income housing unit. J Bone Miner Metab. 2008;26(6):603-8.
Prestmo A, Hagen G, Sletvold O, et al. Comprehensive geriatric care for patients with hip fractures: a prospective, randomised,
controlled trial. Lancet. 2015;385(9978):1623-33.
Ramason R, Selvaganapathi N, Ismail NH, et al. Prevalence of vitamin d deficiency in patients with hip fracture seen in an
orthogeriatric service in sunny singapore. Geriatr Orthop Surg Rehabil. 2014;5(2):82-6.
Rizzoli R, Boonen S, Brandi ML, et al. Vitamin D supplementation in elderly or postmenopausal women: a 2013 update of the
2008 recommendations from the European Society for Clinical and Economic Aspects of Osteoporosis and
Osteoarthritis (ESCEO). Curr Med Res Opin. 2013;29(4):305-13.
Roche JJ, Wenn RT, Sahota O, et al. Effect of comorbidities and postoperative complications on mortality after hip fracture in
elderly people: prospective observational cohort study. BMJ. 2005;331(7529):1374.
Salonoja M, Salminen M, Vahlberg T, et al. Withdrawal of psychotropic drugs decreases the risk of falls requiring treatment.
Arch Gerontol Geriatr. 2012;54(1):160-7.
Sanders KM, Stuart AL, Williamson EJ, et al. Annual high-dose oral vitamin D and falls and fractures in older women: a
randomized controlled trial. JAMA. 2010;303(18):1815-22.
Sanquin, Landelijke Gebruikersraad Bloedvoorziening. Richtlijn bloedtransfusie. Utrecht: CBO; 2011.
Shyu YI, Liang J, Wu CC, et al. A pilot investigation of the short-term effects of an interdisciplinary intervention program on
elderly patients with hip fracture in Taiwan. J Am Geriatr Soc. 2005;53(5):811-8.
Sjöberg C, Wallerstedt SM. Effects of medication reviews performed by a physician on treatment with fracture-preventing
and fall-risk-increasing drugs in older adults with hip fracture-a randomized controlled study. J Am Geriatr Soc.
2013;61(9):1464-72.
Sletvold O, Helbostad JL, Thingstad P, et al. Effect of in-hospital comprehensive geriatric assessment (CGA) in older people
with hip fracture. The protocol of the Trondheim Hip Fracture trial. BMC Geriatr. 2011;11:18.
Stenvall M, Olofsson B, Lundstrom M, et al. A multidisciplinary, multifactorial intervention program reduces postoperative
falls and injuries after femoral neck fracture. Osteoporosis, Int. 2007a;18:167-175.
Stenvall M, Olofsson B, Nyberg L, et al. Improved performance in activiteits of daily living and mobility after a multidisciplinary
postoperative rehabilitation in older people withfemoral neck fracture: randomized controlled trial with 1-year
follow-up. J. Rehabil.Med. 2007b;39:232-238.
Swanson C, Day GA, Yelland CE, et al. The management of elderly patients with femoral fractures. A randomised controlled
trial of early intervention versus standard care. MJA 1998;169:515-518.
Tang BM, Eslick GD, Nowson C, et al. Use of calcium or calcium in combination with vitamin D supplementation to prevent
fractures and bone loss in people aged 50 years and older: a meta-analysis. Lancet. 2007;370(9588):657-66.
Thorell K, Ranstad K, Midlöv P, et al. Is use of fall risk-increasing drugs in an elderly population associated with an increased
risk of hip fracture, after adjustment for multimorbidity level: a cohort study. BMC Geriatr. 2014;14:131.
Vidan M, Serra JA, Riquilme G, et al. Efficacy of Comprehensive Geriatric Intervention in Older Patients Hospitalized for Hip
Fracture: A Randomized Controlled Trial. JAGS. 2005;53:1476-1482.
Watne LO, Torbergsen AC, Conroy S, et al. The effect of a pre- and postoperative orthogeriatric service on cognitive function
in patients with hip fracture: randomized controlled trial (Oslo Orthogeriatric Trial). BMC Med. 2014;12:63.
Werkgroep Klinische Gerontofarmacologie (WKGF) van Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie. Standpunt Vitamine
D. Utrecht: NVKG; 2013 Okt.
Wyller TB, Watne LO, Torbergsen A, et al. The effect of a pre- and post-operative orthogeriatric service on cognitive function
in patients with hip fracture. The protocol of the Oslo Orthogeriatrics Trial. BMC Geriatr. 2012;12:36.
Zheng YT, Cui QQ, Hong YM, et al. A meta-analysis of high dose, intermittent vitamin D supplementation among older adults.
PLoS One. 2015 Jan 20;10(1):e0115850.
Zuckerman JD, Sakales SR, Fabian DR, et al. Hip fractures in geriatric patients. Results of an interdisciplinary hospital care
program. Clin Orthop Relat Res. 1992;(274):213-25.
Zwart SR, Parsons H, Kimlin M, et al. A 250 μg/week dose of vitamin D was as effective as a 50 μg/d dose in healthy adults,
but a regimen of four weekly followed by monthly doses of 1250 μg raised the risk of hypercalciuria. Br J Nutr.
2013;110(10):1866-72.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 82
Bijlage 1: Meervoudig geriatrisch interventieprogramma bij een proximale femurfractuur
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
Componenten van het meervoudig interventieprogramma ter voorkoming van complicaties, bevordering van
functioneel herstel en afname van mortaliteit bij de kwetsbare oudere patiënt met een proximale femurfractuur:
Medebehandeling van geriater voor structureel en uitgebreide assessment van lichamelijke, psychische,
sociale en functionele status op basis waarvan een behandelplan met interventies wordt uitgevoerd (CGA)
 Bij voorkeur dient de geriater bij opname al betrokken te worden
 Creëer een orthogeriatrische afdeling waarbij er een multidisciplinair team aanwezig is waarbij zowel
de geriater als orthopeed/chirurg behandelaar zijn.
Snel opereren, bij voorkeur binnen 1 dag
Toedienen van zuurstof tenminste de eerste 24 uur na operatie
Snel verwijderen van infusen en blaaskatheters, bij voorkeur 1e dag postoperatief
Monitor hoog-risico patiënten op complicaties en behandel deze in een zo vroeg mogelijk stadium door;
 frequent controle van lichaamsfuncties (temperatuur, bloeddruk, pols, saturatie hartfrequentie)
 observeer vullingsstatus (bijhouden vochtbalans of frequent gewichtscontrole)
 Indien sprake van fors positieve vochtbalans overweeg tijdelijk diuretica
 Indien sprake van fors negatieve vochtbalans overweeg infusie
 observeer mictie en defecatie
 Observeer minimaal tot 24 uur na verwijderen van de katheter à demeuer eventuele urineresidu
na mictie middels bladder.
 Overweeg bij aanhoudende urineresiduen om een urinesediment af te nemen om
urineweginfectie uit te sluiten
 Start bij opname met laxantia. Bij uitblijven defecatie drie dagen postoperatief laxeer middels
klysma.
 controle Hb en nierfunctie postoperatief, controleer laagdrempelig infectieparameters
 Bij anemie postoperatief volgt 4-5-6 regeling,
 Bij symptomatische anemie, gekenmerkt door tachycardie, hypotensie, hypoxemie of
hemodynamisch instabiele patiënten laagdrempelige transfusie te overwegen, ook al voldoet
patiënt niet aan de 4-5-6 regel
 Bij postoperatieve dyspneu en koorts overweeg laagdrempelig van het maken van een X-thorax
 Overweeg sterk om bij een verdenking op een pneumonie al te starten met antibiotica
 Pas goede mondhygiëne toe
 observeer delirante kenmerken (screening middels DOS )
 zet preventieve maatregelen in, betrek familie evt. rooming in
 voorkom fixeren
 zet vloersensoren in
 Stimuleer dag/nachtritme, zet activiteitenbegeleiding in of maak een dagprogramma
 behandel slechte voedingstoestand of voedselinname
 Screen bij opname op ondervoeding
 Houdt de 1e drie dagen postoperatief een voedingslijst bij. Bij onvoldoende of matige intake
consulteer laagdrempelig een diëtiste voor aanvullende voeding
 Voer een slikscreening uit bij patiënten met een verhoogd aspiratierisico (CVA,
 Parkinson, institutionalisering, delier). Neem bij een slikstoornis aanvullende maatregelen in
samenspraak met logopediste om aspiratie te voorkomen
Vroeg mobiliseren,
 bij voorkeur dag na operatie starten met mobiliseren onder begeleiding van een fysiotherapeut
Voor kom decubitus door preventieve maatregelen te nemen
Geef tenminste tot en met de 4e postoperatieve dag energie- en eiwitverrijkte voeding, snacks en/of
drinkvoeding met tenminste 400 kcal en 20 gram eiwit/dag.
Geef bij patiënten met een ernstige vitamine D deficiëntie of patiënten die voor de fractuur geen vitamine
D suppletie kregen een tijdelijke verhoging van 6x 25.000 of 10 x 10000IE vitamine D om de
fractuurgenezing te bevorderen
Geef bij een zuivelintake van drie eenheden of minder per dag standaard calciumsuppletie
Doe een Medicatiereview en staak medicatie die risico op delier en vallen vergroten
 Denk aan benzodiazepinen, antipsychotica
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 83
5.2
5
10
15
Wat is het beleid met betrekking tot bijvoeding bij de kwetsbare oudere patiënt met een
proximale femurfractuur?
Inleiding
Structurele geriatrische medebehandeling bij kwetsbare ouderen met een proximale
femurfractuur leidt tot zowel verbetering van functionaliteit als afname van mortaliteit (Leung et
al., 2011; Lundstrum et al., 1998; Shyu et al., 2008; Stenvall et al., 2007a; Swanson et al., 1998;
Vidan et al., 2005;). Door sterke verschillen in de meervoudige interventies van een geriatrische
medebehandeling, is het lastig te bewijzen welke afzonderlijke onderdelen tot deze effecten
leiden (zie module 4.1).
Ondervoeding is één van de weinig factoren die geassocieerd is met mortaliteit bij een proximale
femurfractuur (zie module “Welke risicofactoren voor mortaliteit en verlies van functionaliteit
dienen preoperatief in kaart gebracht te worden?”) en die ook beïnvloedbaar is. Het effect van
bijvoeding op mortaliteit en herstel na een proximale femurfractuur is als afzonderlijk onderdeel
van de geriatrische medebehandeling door middel van diverse RCT’s onderzocht. Om inzicht te
krijgen in de effecten van bijvoeding op mortaliteit en functioneel herstel is voor deze module een
systematische literatuuranalyse verricht naar de effecten van bijvoeding op mortaliteit en
functioneel herstel.
20
Methode literatuuranalyse
Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is een systematische literatuuranalyse verricht
naar de volgende vraagstelling:
25
30
35
40
45
Wat is het effect van bijvoeding ten opzichte van geen bijvoeding op mortaliteit, complicaties,
opnameduur en functioneren na een heupoperatie bij oudere patiënten (65+)?
Zoeken en selecteren van literatuur
In de databases Medline (OVID) en Embase is gezocht naar literatuur over bijvoeding bij oudere
patiënten met een proximale femurfractuur. Omdat bij de werkgroep een Cochrane review uit
2010 bekend was (Avenell et al., 2010), is vanaf 2008 gezocht naar systematische reviews en RCT’s.
De zoekverantwoording is weergegeven in bijlage 1 van deze module. De literatuurzoekactie
leverde 205 treffers op. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria:

(quasi-)gerandomiseerd onderzoek of systematische review van (quasi-)gerandomiseerd
onderzoek;

de studie vindt plaats bij oudere patiënten (≥65 jaar) die een heupoperatie hebben
ondergaan;

er wordt een vergelijking gemaakt tussen postoperatieve bijvoeding en geen bijvoeding;

bijvoeding werd standaard toegediend ongeacht de voedingstoestand.

er wordt gekeken naar de uitkomstmaten mortaliteit, morbiditeit/complicaties en/of
ligduur;

in eerste instantie is ook gekeken naar de uitkomstmaat functioneel herstel. Bij nader inzien
is deze uitkomstmaat toch buiten beschouwing gelaten omdat de definitie ervan in iedere
studie anders is. Deze heterogeniteit zorgt ervoor dat resultaten van de studies niet gepoold
kunnen worden en de bewijskracht van de studies beperkt is.
Vanwege de beperkte belasting van de interventie bijvoeding is uitgegaan van klinische relevantie
bij afname van de opnameduur met gemiddeld 1 dag.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 84
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In eerste instantie is gekeken naar de systematische reviews. Hieruit blijkt de Cochrane review van
Avenell uit 2010 de meest recente systematische review waarin de vraagstelling is onderzocht
(Avenell et al., 2010). Vervolgens is gekeken naar recent gepubliceerde gerandomiseerde trials om
de Cochrane review van Avenell te actualiseren. Op basis van titel en abstract zijn 23 originele
studies geselecteerd. Na het lezen van de volledige tekst blijven hier nog 2 studies van over (Anbar
et al., 2013; Myint et al., 2013). De redenen voor exclusie zijn weergegeven in bijlage 2. De
overgebleven studies zijn opgenomen in evidence tabellen, te vinden in bijlage 3, en meegenomen
in de literatuuranalyse. In de evidence tabellen zijn alleen de data opgenomen die gerelateerd zijn
aan de vraagstelling.
Samenvatting literatuur
Beschrijving studies
De literatuursearch levert een Cochrane review op en twee aanvullende RCT’s (Avenell et al., 2010;
Anbar et al., 2013; Myint et al., 2013). De Cochrane review includeert 24 (quasi-) gerandomiseerde
studies waarin het effect van bijvoeding na een heupoperatie wordt onderzocht bij oudere
patiënten. Mortaliteit en morbiditeit/complicaties zijn als primaire uitkomstmaten meegenomen
en ligduur als secundaire uitkomstmaat. De vergelijkingen die in de diverse studies worden
onderzocht, zijn in te delen in vijf groepen:
1. Energie- en eiwit verrijkte voedingssupplementen versus geen voedingssupplementen;
2. Voedingssupplementen met een hoog eiwitgehalte versus voedingssupplementen met een
laag eiwitgehalte of zonder eiwit;
3. Vitaminesupplementen versus geen vitaminesupplementen;
4. Isonitrogeen ornitine alphaketogluteraat versus peptidesupplement;
5. Extra begeleiding door een voedingsassistent versus controlegroep.
De laatste twee groepen worden slechts in één studie onderzocht en worden in deze analyse
buiten beschouwing gelaten. De eerste groep kan verder opgesplitst worden in de volgende
subgroepen:
orale toediening
orale toediening en toediening via een neussonde
orale en intraveneuze toediening
toediening via een neussonde
In de studie van Anbar et al. wordt het effect onderzocht van het toedienen van orale
supplementen met extra calorieën en eiwit. De bijvoeding in de interventiegroep bevat 355 kcal
en 9,9 tot 13,5 gram per dag extra en wordt toegediend aan de hand van het energieverbruik in
rust. De interventiegroep bestaat uit 22 patiënten en de controlegroep uit 28 patiënten.
Mortaliteit, complicaties en ligduur zijn meegenomen als uitkomstmaten. De inname van energie
in de interventiegroep is gemiddeld 344 kcal hoger dan de controlegroep. De hoeveelheid extra
eiwitten in de interventiegroep is niet vermeld.
De interventiegroep In de studie van Myint et al. krijgt per dag 500 kilocalorieën en 18-24 gram
eiwit bovenop de standaard ziekenhuisvoeding. De voedingssupplementen worden gegeven in de
vorm van een drank. De interventiegroep bestaat uit 61 patiënten en de controlegroep uit 60
patiënten. Ook in deze studie zijn mortaliteit, complicaties en ligduur meegenomen als
uitkomstmaten. De inname van energie in de interventiegroep is gemiddeld 353kcal extra. De
hoeveelheid extra eiwitten in de interventiegroep is niet vermeld.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 85
Resultaten
1.
Energie- en eiwit verrijkte voedingssupplementen versus geen voedingssupplementen
5
10
Mortaliteit
Uit de Cochrane review (Avenell et al., 2010) blijkt dat voedingssupplementen (via een neussonde,
oraal, of intraveneus) geen significant effect hebben op mortaliteit na een proximale
femurfractuur . Ook een aanvulling van deze Cochrane analyse met de studies van Anbar et al. en
Myint et al. laat geen significant effect zien op mortaliteit ten opzichte van geen
voedingssupplementen (zie figuur 5.1). Dit geldt voor orale voedingssupplementen (RR 0.72,
95%CI: 0.41 – 1.27) en voor alle andere voedingssupplementen (RR 0.75, 95%CI: 0.50 – 1.12).
Figuur 5.1. Effect van bijvoeding (via neussonde, oraal of intraveneus) versus geen bijvoeding op mortaliteit
15
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 86
5
10
Complicaties
De analyse van de Cochrane review is geüpdatet met de recente studie van Anbar et al. (zie figuur
5.2). De studie van Myint et al. keek ook naar complicaties, maar telde het totaal aantal episodes
met complicaties per patiënt bij elkaar op. De resultaten konden daarom niet meegenomen in
onderstaande analyse. Het gepoolde effect geeft een indicatie dat energie- en eiwit verrijkte
voedingssupplementen ten opzichte van geen voedingssupplementen tot verlaging van het aantal
complicaties leiden, zoals wondinfecties, decubitus, diep veneuze trombose, luchtweg- en
urineweginfecties en cardiovasculaire aandoeningen. Dit effect is echter niet significant (RR 0.68,
95%CI: 0.45 – 1.03). De gemiddelde incidentie van complicaties in de studies bedraagt 46%. Dit
betekent dat de absolute risicoreductie 13% is en dat ongeveer acht patiënten behandeld moeten
worden om één complicatie te voorkomen (NNT: 8).
Figuur 5.2. Effect van bijvoeding versus geen bijvoeding op complicaties (random-effects model)
15
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 87
5
10
15
20
25
30
35
Ligduur
De ligduur in het ziekenhuis is in zes studies dusdanig gerapporteerd dat het mogelijk is om de
data te poolen. Het gepoolde resultaat laat zien dat het geven van energie- en eiwit verrijkte
voedingssupplementen ten opzichte van het niet geven van voedingssupplementen leidt tot een
significante verlaging van de ligduur (zie figuur 5.3). Dit geldt zowel voor orale
voedingssupplementen (Mean difference -1,76 dagen, 95%CI: -3.45 – -0.07), als voor alle soorten
voedingssupplementen gezamenlijk (Mean difference -1,71 dagen, 95%CI: -3.39 – -0.02). Voor de
subgroep bijvoeding via neussonde wordt geen significant effect gevonden.
Figuur 5.3. Effect van bijvoeding versus geen bijvoeding op ligduur
2.
Voedingssupplementen met een hoog eiwitgehalte versus voedingssupplementen met een
laag eiwitgehalte of zonder eiwit
Mortaliteit
De Cochrane review laat zien dat er geen significant effect is van voedingssupplementen met een
hoog eiwitgehalte (15-30 gram per dag) ten opzichte van voedingssupplementen met een laag
eiwitgehalte of zonder eiwit op mortaliteit (RR 1.42, 95%CI: 0.85 – 2.37).
Complicaties
De studies in de Cochrane review geven onvoldoende informatie om een gepoolde analyse te
kunnen uitvoeren voor het effect van voedingssupplementen met een hoog eiwitgehalte ten
opzichte van voedingssupplementen met een laag eiwitgehalte of zonder eiwit op complicaties.
Een studie vindt geen verschillen in complicaties tussen de groepen. Een andere studie
rapporteert een lager aantal complicaties in de interventiegroep, maar dit verschil is niet
significant (RR 0.85, 99%CI 0.66 – 1.08).
Ligduur
De ligduur in het ziekenhuis is in twee studies zo gerapporteerd dat het mogelijk is om de data te
poolen. Het gepoolde resultaat laat geen significant effect zien van voedingssupplementen met
een hoog eiwitgehalte ten opzichte van voedingssupplementen met een laag eiwitgehalte of
zonder eiwit (Mean difference -1,30 dagen, 95%CI: -3.31 – 0.71).
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 88
5
10
3.
Vitaminesupplementen versus geen vitaminesupplementen
De Cochrane review beschrijft twee studies waarin de uitkomsten van het geven van
vitaminesupplementen ten opzichte van geen supplementen zijn onderzocht. De
vitaminesupplementen bestaan in een studie uit intraveneus thiamine (vit B1; 250 mg/day; 300x
aanbevolen dosis), riboflavine (vit B2; 3,6x aanbevolen dosis), pyridoxine (vit B6; 42x aanbevolen
dosis), nicotinamide (vit B3; 13x aanbevolen dosis) en ascorbinezuur (vit C; 13x aanbevolen dosis).
In de andere studie bestaan de vitaminesupplementen uit orale toediening van 1 mcg 1-alphahydroxycholecalciferol (vit D) en 1 gr calciumcarbonaat per dag.
15
Mortaliteit
In de Cochrane review wordt geen significant effect gevonden van vitaminesupplementen ten
opzichte van geen vitaminesupplementen op mortaliteit (RR 1.37, 99%CI 0.33 – 5.62).
20
Complicaties
In de Cochrane review wordt geen significant effect gevonden van vitaminesupplementen ten
opzichte van geen vitaminesupplementen op complicaties (RR 1.32, 99%CI 0.65 – 2.69; RR 2.84,
95%CI 0.41 – 19.48).
25
Ligduur
In de Cochrane review wordt geen significant effect gevonden van vitaminesupplementen ten
opzichte van geen vitaminesupplementen op de ligduur (Mean Difference 6 dagen, 99%CI -15-75
– 27.75).
30
35
Bewijskracht van de literatuur
De bewijskracht van alle conclusies is met een niveau verlaagd vanwege de slechte kwaliteit van
de studies en het hoge risico op bias. In veel studies is de methodologie onvolledig beschreven
(bijvoorbeeld methode van randomisatie, blindering en intention-to-treat analysis). Voor verdere
details wordt verwezen naar de Cochrane review en naar de tabel met risk of bias in bijlage 3.
Daarnaast geldt dat veel conclusies gebaseerd zijn op studies met een beperkt aantal patiënten.
Hierdoor zijn resultaten mogelijk niet significant en imprecies (breed betrouwbaarheidsinterval).
Om deze reden wordt de bewijskracht voor de conclusies met betrekking tot
voedingssupplementen met een hoog eiwitgehalte en vitaminesupplementen met twee niveaus
verlaagd en wordt de bewijskracht van conclusies met betrekking tot (orale)
voedingssupplementen met een niveau verlaagd.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 89
Conclusies
Laag
Er zijn geen aanwijzingen dat energie- en eiwit verrijkte voedingssupplementen een
gunstig effect hebben op mortaliteit ten opzichte van normale voeding bij oudere
patiënten die een heupoperatie hebben ondergaan.
Laag
Er zijn aanwijzingen dat energie- en eiwit verrijkte voedingssupplementen leiden tot
minder complicaties ten opzichte van normale voeding bij oudere patiënten die een
heupoperatie hebben ondergaan.
Laag
Er zijn aanwijzingen dat energie- en eiwit verrijkte voedingssupplementen leiden tot
een kortere ligduur ten opzichte van normale voeding bij oudere patiënten die een
heupoperatie hebben ondergaan.
Zeer laag
Er zijn geen aanwijzingen dat voedingssupplementen met een hoog eiwitgehalte een
effect hebben op mortaliteit, complicaties en ligduur ten opzichte van
voedingssupplementen met een laag eiwitgehalte of normale voeding bij oudere
patiënten die een heupoperatie hebben ondergaan.
Zeer laag
Er zijn geen aanwijzingen dat vitaminesupplementen een effect hebben op
mortaliteit, complicaties en ligduur ten opzichte van normale voeding bij oudere
patiënten die een heupoperatie hebben ondergaan.
5
10
15
20
25
30
Overwegingen
Bijvoeding
De Cochrane review van Avenell et al. (2010) liet geen duidelijk effect zien van bijvoeding op
mortaliteit, complicaties, ligduur en functionele status. Dit kan mogelijk worden verklaard door de
methodologische tekortkomingen en beperkte omvang van de geïncludeerde studies. Door het
aanvullen van de meta-analyses van Avenell et al. (2010) met meer recente studies, wordt wel een
afname van opnameduur gevonden en een indicatie voor mogelijke afname van complicaties door
standaard bijvoeding bij patiënten met een proximale femurfractuur (Myint et al., 2013; Anbar et
al., 2013).
In de richtlijn Ondervoeding bij de Geriatrische Patiënt werd tevens literatuuronderzoek naar het
effect van bijvoeding, maar dan alleen bij ondervoede geriatrische patiënten. Op basis van het
literatuuronderzoek werd geconcludeerd dat eiwit- en energie suppletie bij de geriatrische patiënt
met ondervoeding mogelijk een vermindering van sterfte en afname van complicaties geeft
(NVKG, 2013). De studies waarin een positief effect werd aangetoond, suppleerden met 400
kcal/dag of meer (Chapman et al., 2009; McMurdo et al., 2009; Milne et al., 2009; Persson et al.,
2007; Starke et al., 2011). De afname van sterfte en complicaties ging gepaard met een toename
in het gewicht van de ondervoede patiënten die voedingssupplementen kregen (Milne et al.,
2009). Op basis van de literatuuranalyse doet de richtlijn ‘Ondervoeding bij de Geriatrische
Patiënt’ de aanbeveling om geriatrische patiënten die ondervoed zijn of een risico op
ondervoeding hebben extra energie en eiwit te verstrekken in de vorm van verrijkte voeding,
snacks en/of drinkvoeding.
Op basis van de resultaten van het literatuuronderzoek in de richtlijn Ondervoeding bij de
Geriatrische Patiënt kan verwacht worden dat het positieve effect van standaard bijvoeding bij
patiënten met een proximale femurfractuur, zoals gevonden in de systematische literatuuranalyse
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 90
van deze module, groter wordt wanneer deze alleen wordt toegediend aan patiënten die
ondervoed zijn of een verhoogd risico op ondervoeding hebben.
5
10
15
20
25
Er bestaat echter geen consensus over de diagnose ondervoeding. Bij patiënten met een
proximale femurfractuur is de prevalentie van ondervoeding, afhankelijk van de gehanteerde
criteria, 8-33% (Avenell et al., 2010; Eneroth et al., 2005; Koval et al., 1999; Pérez Durillo et al.,
2011). Bij de klinisch opgenomen geriatrische patiënt is dit 32% tot 61% (NVKG, 2013). De
prevalentie van risicofactoren voor ondervoeding (verminderde functionele status, dementie,
aantal comorbiditeiten en langere opnameduur in het ziekenhuis) bij kwetsbare oudere patiënten
met een proximale femurfractuur is hoog, waardoor 60-80% ondervoed is of een verhoogd risico
op ondervoeding heeft (Drevet et al., 2014).
Om een onderscheid te maken tussen geen ondervoeding en (verhoogd risico op) ondervoeding
beveelt de richtlijn Ondervoeding bij de Geriatrische Patiënt aan om de MNA-SF te gebruiken
(NVKG, 2013). Deze vragenlijst is in de dagelijkse klinische praktijk bewerkelijk voor de gemiddelde
traumatologische of orthopedische ziekenhuisafdeling. De SNAQ (alternatief MUST) die in de
klinische setting veel gebruikt wordt, kan echter alleen goed onderscheid maken tussen patiënten
met ondervoeding (SNAQ score 2-3, MUST score 1-2) en geen ondervoeding (SNAQ score 0-1,
MUST score 0), waardoor patiënten met een verhoogd risico op ondervoeding niet goed herkend
worden (Kruizinga et al., 2005).
Er bestaat geen consensus over de gewenste duur van bijvoeding. Voor patiënten die een
chirurgische ingreep ondergaan en ondervoed zijn, blijkt bijvoeding gedurende acht weken
positieve effecten te hebben op het postoperatief herstel (Beattie et al., 2000; NVA, 2007). Bij
patiënten die een colorectale ingreep ondergaan en die niet ondervoed zijn, is ook aangetoond
dat postoperatief vroeg starten van enterale voeding en bijvoeding de eiwithuishouding positief
beïnvloedt, de wondgenezing bevordert en indecties voorkomt (Basse et al., 2000; Fearon et al.,
2003; NVA, 2007).
30
Tenslotte is van belang dat de normale dagelijkse energie- en eiwitbehoefte van respectievelijk
25-35 kcal/kg/dag en 1.2-1,5 gram eiwit/kg/dag perioperatief verhoogd zijn. Deze verhoging is
nodig om een katabool metabolisme te voorkomen en daarmee optimale wondgenezing en
revalidatie te faciliteren (Bauer et al., 2013; NVA, 2007; Weimann et al., 2006).
35
De werkgroep adviseert de richtlijn ‘Ondervoeding bij de Geriatrische Patiënt’ te volgen voor het
starten met bijvoeding: verstrek aan patiënten met een proximale femurfractuur van 70 jaar of
ouder met (een risico op) ondervoeding extra eiwit en energie in de vorm van verrijkte voeding,
snacks en of drinkvoeding. Deze bijvoeding moet leiden tot een eiwit-intake van tenminste 1,2
gram eiwit/kg lichaamsgewicht per dag en een extra energie-intake van tenminste 400 kcal per
dag.
40
45
Als aanvulling op de richtlijn ‘Ondervoeding bij de Geriatrische Patiënt’ wil de werkgroep
meegeven om alle patiënten van 70 jaar en ouder met een proximale femurfractuur standaard
tenminste tot en met de 4e postoperatieve dag energie- en eiwitverrijkte bijvoeding, snacks en/of
drinkvoeding te geven, vanwege:
aanwijzingen uit de systematische literatuuranalyse dat standaard bijvoeding mogelijk
complicaties voorkomt en opnameduur verkort bij oudere patiënten met een proximale
femurfractuur
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 91
-
5
-
10
15
-
de hoge prevalentie van ondervoeding of risico op ondervoeding bij kwetsbare ouderen met
een proximale femurfractuur;
Postoperatief vroeg starten van enterale voeding en/of bijvoeding positieve effecten heeft
op de eiwithuishouding, op de wondgenezing en op het voorkomen van infecties bij
patiënten die een colorectale ingreep ondergaan en niet ondervoed zijn.
de verhoogde dagelijkse energie- en eiwitbehoefte bij alle patiënten met een proximale
femurfractuur;
de SNAQ en MUST minder goed in staat zijn om patiënten met een verhoogd risico op
ondervoeding op te sporen;
het screenen en selecteren van oudere patiënten met een verhoogd risico op ondervoeding
met de MNA-SF niet opweegt tegen het standaard bijvoeden bij alle oudere patiënten met
een proximale femurfractuur, gezien de complexiteit van het implementeren van de MNASF in de klinische setting en de daarvoor benodigde investeringen in menskracht en
middelen.
Tenslotte dienen aanvullende maatregelen genomen te worden bij patiënten die ondervoed zijn
op advies van diëtiste en conform locoregionaal ziekenhuisbeleid voor de behandeling van
ondervoeding.
20
Aanbevelingen
Verstrek patiënten met een proximale femurfractuur van 70 jaar of ouder met een (risico op)
ondervoeding (SNAQ score ≥ 2 of MUST score ≥ 1) extra eiwit en energie in de vorm van verrijkte
voeding, snacks en of drinkvoeding gedurende tenminste 8 weken. Ga hierbij uit van een
minimale eiwitintake van tenminste 1,2 g/kg lichaamsgewicht per dag en een extra energieintake van tenminste 400 kcal per dag.
Overweeg om andere patiënten (SNAQ score 0 tot 1 en MUST score 0) met een proximale
femurfractuur van 70 jaar of ouder tot en met de 4e dag postoperatief ook standaard extra eiwit
en energie in de vorm van verrijkte voeding, snacks en of drinkvoeding te verstrekken volgens
bovenstaande aanbeveling.
Zorg dat bij kwetsbare oudere patiënten met een proximale femurfractuur en ernstige
ondervoeding een aanvullend voedingsbeleid door een diëtiste ingezet wordt, conform
locoregionale ziekenhuisprotocollen voor ondervoeding.
25
30
Kennishiaten
Vergelijkend onderzoek naar de (kosten)effectiviteit van het geven van bijvoeding in verschillende
samenstellingen en hoeveelheden en voor verschillende tijdsperioden is wenselijk. Daarbij dient
gekeken te worden naar voor de kwetsbare oudere patiënt relevante uitkomstmaten, zoals
functionele beperkingen, woonsituatie en complicaties.
Literatuur
35
Anbar R, Beloosesky Y, Cohen J, et al. Tight calorie control in geriatric patients following hip fracture decreases complications:
a randomized, controlled study. Clin Nutr. 2014;33(1):23-8.
Avenell A, Handoll HH. Nutritional supplementation for hip fracture aftercare in older people. Cochrane Database Syst Rev.
2010;(1):CD001880.
Basse L, Hjort Jakobsen D, Billesbolle P, et al. A clinical pathway to accelerate recovery after colonic resection. Ann Surg
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 92
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
2000;232(1):51-7.
Bauer J, Biolo G, Cederholm T et al. Evidence-Based Recommendations for Optimal Dietary Protein Intake in Older People: A
Position Paper From the PROT-AGE Study Group JAMDA 2013;14:542-559.
Beattie AH, Prach AT, Baxter JP, et al. A randomised controlled trial evaluating the use of enteral nutritional supplements
postoperatively in malnourished surgical patiënts. Gut 2000;46(6):813- 8.
Basse L, Thorbol JE, Lossl K, et al. Colonic surgery with accelerated rehabilitation or conventional care. Dis Colon Rectum
2004;47(3):271-7; discussion 277-8.
Chapman IM, Visvanathan R, Hammond AJ, et al. Effect of testosterone and a nutritional supplement, alone and in
combination, on hospital admissions in undernourished older men and women. Am J Clin Nutr. 2009;89(3):880-9.
Drevet S, Bioteau C, Mazière S, et al. Prevalence of protein-energy malnutrition in hospital patients over 75 years of age
admitted for hip fracture. Orthop Traumatol Surg Res. 2014;100(6):669-74.
Eneroth M, Olsson U-B, Thorngren K-G. Insufficient fluid and energy intake in hospitalised patients with hip fracture. A
prospective randomised study of 80 patients. Clin Nutr. 2005;24(2):297–303.
Fearon KC, Luff R. The nutritional management of surgical patiënts: enhanced recovery after surgery. Proc Nutr Soc
2003;62(4):807-11.
Koval KJ, Maurer SG, Su ET, et al. The effects of nutritional status on outcome after hip fracture. J Orthop Trauma.
1999;13(3):164–169.
Kruizenga HM, Seidell JC, Vet HCW de, et al. Development and validation of a hospital screening tool for malnutrition: the
short nutritional assessment questionnaire (SNAQ). Clin Nutr. 2005;24:75-82.
Leung AH, Lam T, Cheung W, et al. An orthogeriatric Collaborative Intervention Program for Fragility Fractures: A
Retrospective Cohort Study. The journal of Trauma Injury, Infection and Critical care. 2011;71:5.
Lundstrum M, Edlund A, Lundstrom G, et al. Reorganisation of nursing and medical care to reduce the incidence of
postoperative delirium and improve rehabilitation outcome in elderly patients treaded for femoral neck fractures.
Scand J Caring Sci. 1998;13:193-200.
McMurdo MET, Price RJG, Shields M, et al. Should Oral Nutritional Supplementation Be Given to Undernourished Older
People upon Hospital Discharge? A Controlled Trial. J Am Geriatr Soc 2009;57:2239–45.
Milne AC, Potter J, Vivanti A, et al. Protein and energy supplementation in elderly people at risk from malnutrition. Cochrane
Database Syst Rev. 2009;15(2):CD003288.
Myinth M, Wu J, Wong E, et al. Clinical benefits of oral nutritional supplementation for elderly hip fracture patients: a single
blind randomised controlled trial Age and Ageing 2012; 0: 1–7.
Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA). Richtlijn perioperatief voedingsbeleid. Utrecht: NVA;2007
Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrische (NVKG). Richtlijn ondervoeding bij de geriatrische patiënt. Utrecht:
NVKG;2013.
Pérez Durillo FT, Ruiz López MD, Bouzas PR, et al. [Nutritional status in elderly patients with a hip fracture]. Nutrición
hospitalaria: organo oficial de la Sociedad Española de Nutrición Parenteral y Enteral . 2011;25(4):676–681.
Persson M, Hytter-Landahl A, Brismar K, et al. Nutritional supplementation and dietary advice in geriatric patients at risk of
malnutrition. Clin Nutr. 2007;26(2):216-24.
Shyu YI, Liang J, Wu CC, et al. Interdisciplinary intervention for hip fracture in older Taiwanese: benefits last for 1 year. J
Gerontol A Biol Sci Med Sci. 2008;63(1):92-7.
Starke J, Schneider H, Alteheld B, et al. Short-term individual nutritional care as part of routine clinical setting improves
outcome and quality of life in malnourished medical patients. Clin Nutr. 2011;30(2):194-201.
Stenvall M, Olofsson B, Nyberg L, et al. Improved performance in activiteits of daily living and mobility after a multidisciplinary
postoperative rehabilitation in older people withfemoral neck fracture: randomized controlled trial with 1-year
follow-up. J. Rehabil.Med. 2007b;39:232-238.
Swanson C, Day GA, Yelland CE, et al. The management of elderly patients with femoral fractures. A randomised controlled
trial of early intervention versus standard care. MJA. 1998;169:515-518.
Vidan M, Serra JA, Riquilme G, et al. Efficacy of Comprehensive Geriatric Intervention in Older Patients Hospitalized for Hip
Fracture: A Randomized Controlled Trial. JAGS. 2005;53:1476-1482.
Weimann A, Braga M, Harsanyi L, et al. ESPEN Guidelines on Enteral Nutrition: Surgery including organ transplantation. Clin
Nutr. 2006;25(2):224-44.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 93
Bijlage 1 Zoekverantwoording
Database
Medline
(OVID)
2008-nov.
2014
Engels,
Nederlands
Zoektermen
(review van Avenell: Nutritional supplementation for hip fracture aftercare in older people
(Cochrane Review)
1 exp Femoral Fractures/ (30668)
2 ((hip* or ((femur* or femoral*) adj3 (neck or proximal))) adj4 fracture*).tw. (19740)
3 ((trochanteric or intertrochanteric or subtrochanteric) adj3 fracture*).ti,ab. (2942)
4 or/1-3 (37101)
5 exp aged/ or *Aging/ (2507168)
6 (frail* or elderly).ti,ab. or aged.ti. (226450)
7 geriatric*.mp,kw. (82020)
8 5 or 6 or 7 (2587466)
9 4 and 8 (19204)
16 exp food/ (1090115)
17 food*.ti,ab. (300099)
18 diet*.ti,ab. (407481)
19 exp diet/ (204169)
20 exp diet therapy/ (43867)
21 nutri*.ti,ab. (267302)
22 Nutrition Therapy/ (944)
23 exp nutrition disorders/ (272451)
24 exp nutritional support/ (38760)
25 supplement*.ti,ab. (224647)
26 weigh*.ti,ab. (766708)
27 exp body weight/ (367313)
28 exp dietary fats/ (73333)
29 exp dietary proteins/ (81291)
30 exp dietary carbohydrates/ (25426)
31 or/16-30 (2663957)
32 exp calcium, dietary/ (9210)
33 exp phosphorus, dietary/ (1073)
34 exp magnesium/ (62356)
35 Magnesium.ti,ab. (44850)
36 exp potassium, dietary/ (789)
37 exp sodium, dietary/ (8804)
38 chloride*.ti,ab. (115927)
39 exp sulfur/ (12261)
40 sulphate*.ti,ab. (32784)
41 sulfate*.ti,ab. (123017)
42 exp iron, dietary/ (2281)
43 exp fluoride/ (31382)
44 fluoride*.ti,ab. (33879)
45 exp trace elements/ (271355)
46 trace element*.ti,ab. (13108)
47 trace metal*.ti,ab. (4848)
48 micronutrient*.ti,ab. (8968)
49 Zinc.ti,ab. (85511)
50 Copper.ti,ab. (71953)
51 selen*.ti,ab. (29774)
52 Manganese.ti,ab. (23637)
53 Molybdenum.ti,ab. (6945)
54 Chromium.ti,ab. (17032)
55 Cobalt.ti,ab. (22992)
56 iodi#e*.ti,ab. (60877)
57 or/32-56 (817111)
58 exp vitamins/ (272110)
59 vitamin*.ti,ab. (156597)
60 ascorb*.ti,ab. (36177)
61 thiamin*.ti,ab. (10439)
62 riboflavin*.ti,ab. (7927)
Totaal
205
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 94
Embase
(Elsevier)
63 pyridox*.ti,ab. (12749)
64 niacin*.ti,ab. (4205)
65 fola*.ti,ab. (21289)
66 Folic.ti,ab. (14993)
67 Biotin.ti,ab. (23299)
68 cobalamin*.ti,ab. (3727)
69 retino*.ti,ab. (101752)
70 caroten*.ti,ab. (22698)
71 exp Carotenoids/ (69029)
72 tocopher*.ti,ab. (18127)
73 Calcitriol.ti,ab. (3961)
74 dihydrotachysterol.ti,ab. (307)
75 Cholecalciferol.ti,ab. (1664)
76 Alfacalcidol.ti,ab. (459)
77 Alphacalcidol.ti,ab. (89)
78 or/58-75 (494308)
79 or/31,57,78 (3325000)
80 9 and 79 (3450)
81 limit 80 to (yr="2008 -Current" and (dutch or english)) (982)
89 aftercare/ (6686)
90 "Postoperative Complications"/ (294872)
91 (follow* or postoperative* or post-operative* or rehabil* or aftercare).ti,ab. (2827912)
92 exp Rehabilitation/ (156681)
93 "Quality of Life"/ (125082)
94 (QoL or ADL or recovery or "quality of life").ti,ab. (482384)
95 "Recovery of Function"/ (34190)
96 (after adj3 care).ti,ab. (10719)
97 "Treatment Outcome"/ (668012)
98 "Length of Stay"/ (61196)
99 (Length adj3 stay).ti,ab. (41903)
100 or/89-99 (3812253)
101 81 and 100 (582)
102 (meta-analysis/ or meta-analysis as topic/ or (meta adj analy$).tw. or ((systematic* or
literature) adj2 review$1).tw. or (systematic adj overview$1).tw. or exp "Review Literature
as Topic"/ or cochrane.ab. or cochrane.jw. or embase.ab. or medline.ab. or (psychlit or
psyclit).ab. or (cinahl or cinhal).ab. or cancerlit.ab. or ((selection criteria or data
extraction).ab. and "review"/)) not (Comment/ or Editorial/ or Letter/ or (animals/ not
humans/)) (228748)
103 101 and 102 (31) – 28 uniek
104 (exp clinical trial/ or randomized controlled trial/ or exp clinical trials as topic/ or
randomized controlled trials as topic/ or Random Allocation/ or Double-Blind Method/ or
Single-Blind Method/ or (clinical trial, phase i or clinical trial, phase ii or clinical trial, phase
iii or clinical trial, phase iv or controlled clinical trial or randomized controlled trial or
multicenter study or clinical trial).pt. or random*.ti,ab. or (clinic* adj trial*).tw. or ((singl*
or doubl* or treb* or tripl*) adj (blind$3 or mask$3)).tw. or Placebos/ or placebo*.tw.) not
(animals/ not humans/) (1453355)
105 101 and 104 (201)
106 105 not 103 (178) – 157 uniek
‘('femur fracture'/exp/mj OR ((trochanteric OR intertrochanteric OR subtrochanteric OR
hip) NEAR/3 fracture*):ab,ti OR ((femur* OR femoral*) NEAR/4 fracture*):ab,ti)
AND ('aged'/exp/mj OR 'aging'/exp/mj OR frail*:ab,ti OR elderly:ab,ti OR aged.ti. OR
geriatric*:ab,ti)
AND ('food'/exp/mj OR 'diet'/exp/mj OR 'diet therapy'/exp OR 'nutritional
disorder'/exp/mj OR 'body weight'/exp/mj OR 'fat intake'/exp/mj OR 'protein
intake'/exp/mj OR 'carbohydrate diet'/exp/mj OR ('calcium intake'/exp OR 'phosphate
intake'/exp OR 'magnesium'/exp OR 'potassium intake'/exp OR 'sodium intake'/exp OR
'sulfur'/exp AND o AND 'iron intake'/exp) OR 'fluoride'/exp OR 'trace element'/exp OR
'vitamin'/exp/mj OR 'carotenoid'/exp/mj OR (food*:ab,ti OR diet*:ab,ti OR nutri*:ab,ti OR
supplement*:ab,ti OR weigh*:ab,ti OR magnesium:ab,ti OR chloride*:ab,ti OR
sulphate*:ab,ti OR sulfate*:ab,ti OR fluoride*:ab,ti OR (trace NEAR/1 (element* OR
metal*)):ab,ti OR micronutrient*:ab,ti OR zinc:ab,ti OR copper:ab,ti OR selen*:ab,ti OR
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 95
manganese:ab,ti AND molybdenum:ab,ti) OR chromium:ab,ti OR cobalt:ab,ti OR
iodine*:ab,ti OR vitamin*:ab,ti OR ascorb*:ab,ti OR thiamin*:ab,ti OR riboflavin*:ab,ti OR
pyridox*:ab,ti OR niacin*:ab,ti OR fola*:ab,ti OR folic:ab,ti OR biotin:ab,ti OR
cobalamin*:ab,ti OR retino*:ab,ti OR caroten*:ab,ti OR tocopher*:ab,ti OR calcitriol:ab,ti
OR dihydrotachysterol:ab,ti OR cholecalciferol:ab,ti OR alfacalcidol:ab,ti OR
alphacalcidol:ab,ti)
AND ([dutch]/lim OR [english]/lim) AND [embase]/lim AND [2008-2014]/py
AND
('aftercare'/exp/mj
OR
'postoperative
complication'/exp/mj
OR
'rehabilitation'/exp/mj OR 'quality of life'/exp/mj OR 'convalescence'/exp/mj AND
'treatment outcome'/exp/mj OR 'length of stay'/exp/mj OR follow*:ab,ti OR
postoperative*:ab,ti OR 'post operative':ab,ti OR rehabil*:ab,ti OR aftercare:ab,ti OR
qol:ab,ti OR adl:ab,ti OR recovery:ab,ti OR 'quality of life':ab,ti OR (after NEAR/3 care):ab,ti
OR ((length NEAR/3 j3):ab,ti AND stay:ab,ti))
AND ('meta analysis'/de OR cochrane:ab OR embase:ab OR psychlit:ab OR cinahl:ab OR
medline:ab OR (systematic NEAR/1 (review OR overview)):ab,ti OR (meta NEAR/1
analy*):ab,ti OR metaanalys*:ab,ti OR 'data extraction':ab OR cochrane:jt OR 'systematic
review'/de NOT ('animal experiment'/exp OR 'animal model'/exp OR 'nonhuman'/exp NOT
'human'/exp)
4 referenties, 4 uniek
clinical trial'/exp OR 'randomization'/exp OR 'single blind procedure'/exp OR 'double blind
procedure'/exp OR 'crossover procedure'/exp OR 'placebo'/exp OR 'prospective study'/exp
OR rct:ab,ti OR random*:ab,ti OR 'single blind':ab,ti OR 'randomised controlled trial':ab,ti
OR 'randomized controlled trial'/exp OR placebo*:ab,ti NOT 'conference abstract':it
41 referenties, 16 uniek
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 96
Bijlage 2 exclusietabel
Auteur, jaartal
Systematische reviews
Grigg, 2014
Inclusie/Exclusie
Reden van exclusie
Exclusie
Dewey, 2011
Exclusie
Onduidelijk wat voor soort studies geïncludeerd
werden, Cochrane review van Avenell wordt niet
beschreven in artikel terwijl het dezelfde zoekvraag
betreft, studies zijn niet beoordeeld op kwaliteit.
Betreft een samenvatting van de Cochrane review
van Avenell, 2010.
Avenell, 2010
Mak, 2010
Inclusie
Exclusie
RCT’s
Anbar, 2014
Bell, 2014
Inclusie
Exclusie
Flodin, 2014
Exclusie
Liu, 2014
Exclusie
Malafarina, 2013
Exclusie
Myint, 2013
Reider, 2013
Inclusie
Exclusie
Shyu, 2013
Exclusie
Wyers, 2013
Exclusie, maar meenemen onder
overwegingen
Breedveld-Peters, 2012
Exclusie
Silverman, 2012
Exclusie
Singh, 2012
Exclusie
Cameron, 2011
Exclusie
Fabian, 2011
Exclusie
Hoekstra, 2011
Exclusie
Rondanelli, 2011
Exclusie
Betreft een bredere zoekvraag naar behandeling
oudere patiënt met heupfractuur. Bijvoeding is
daarin wel meegenomen, maar review is minder
specifiek en niet recenter dan Avenell, 2010.
Niet gerandomiseerde before and after studie.
Vergelijkt twee modellen van voedingszorg:
geïndividualiseerd en multidisciplinair.
Andere uitkomstmaat: kijkt naar effect op
botdichtheid
Geen gerandomiseerd onderzoek. Betreft een
retrospectieve data-analyse.
Betreft een studieprotocol, nog geen resultaten
beschikbaar.
Geen gerandomiseerd onderzoek en andere
zoekvraag
Andere zoekvraag: onderzoekt effect van
gecombineerde interventies en niet van bijvoeding
alleen.
Andere uitkomstmaten (gewicht en kwaliteit van
leven). Kijkt ook naar kosten-effectiviteit. Hebben
wij niet gedefinieerd als uitkomstmaat voor
literatuuranalyse, maar wel interessant om mee te
nemen.
Betreft een procesevaluatie. Uitkomstmaten zijn
o.a. therapietrouwheid en opvolgen van het
protocol door zorgverleners
Andere zoekvraag: onderzoekt effect van
denosumab op kwaliteit van leven en nieuwe
fracturen bij vrouwen met verschillende soorten
fracturen.
Andere vergelijking: intensief gewichten heffen vs.
doelgerichte multidisciplinaire interventie.
Betreft een pilot studie. 35% van de vrouwen heeft
fracturen anders dan heupfractuur. Data is niet
apart te analyseren voor patiënten met
heupfractuur.
Betreft een kleine studie met als primaire
uitkomstmaten
diverse
plasmawaarden.
Opnameduur ook bekeken, maar beperkte
rapportage van resultaten.
Niet gerandomiseerde studie. Bekijkt ook andere
uitkomstmaten,
namelijk
voedingsstatus,
lichaamscelmassa en kwaliteit van leven.
Verkeerde patiëntpopulatie: geïnstitutionaliseerde
oudere patiënten (m.n. hartpatiënten, slechts een
deel met heupfractuur)
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 97
Tevens verkeerde uitkomstmaten: kwaliteit van
leven, kracht en aminozuur profiel.
Botella-Carretero, 2010
Exclusie
Onderzoekt het effect van perioperatieve
bijvoeding, niet alleen postoperatief.
Miller, 2010
Exclusie
Betreft een studieprotocol, nog geen resultaten
Wyers, 2010
Exclusie
Betreft een studieprotocol, nog geen resultaten.
Gunnarsson, 2009
Exclusie
Niet
gerandomiseerd,
quasi-experimenteel
onderzoek.
Botella-Carretero, 2008
Exclusie
Betreft studie van voor juli 2008. Is reeds
geïncludeerd in Cochrane review van Avenell.
Pedersen, 2008
Exclusie
Andere zoekvraag: onderzoekt effect van
gecombineerde interventies waarvan bijvoeding
slechts een onderdeel is.
Thomas, 2008
Exclusie
Is alleen een studie-protocol, nog geen resultaten.
Ook andere zoekvraag: onderzoekt effect van
gecombineerde interventie en niet van bijvoeding
alleen.
* Volledige referenties zijn op te vragen bij het Kennisinstituut van Medisch Specialisten
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 98
Bijlage 3 Evidence tabellen
5
Evidence table for systematic reviews
Research question: What is the effect of nutrtitional supplementation for hip fracture aftercare in older people?
Study
Study characteristics
Patient characteristics
Intervention (I)
reference
Avenell,
Type of study: systematic Important
patient Intervention:
2010
review and meta-analysis of characteristics at baseline:
(quasi-)
randomised
A: 1 L Clinifeed Iso (4.2 MJ or 1000
controlled trials
N, mean age(yr)
kcal, 28 g protein, 270 mosmol/L) via
A: 122, 68-92
fine bore nasogastric tube using
Country: UK
B: 59, 70-85
peristaltic pump, and normal ward
C: 90, mean 84
diet, with free access to snacks and
Source of funding: University D: 10, not given but drinks.
of Teeside, Middlesbrough
“elderly”
University of Aberdeen,
E: 109, mean 84
B:
Cetornan
(ornithine
aChief Scientist Office of the F: 60, ≥60
ketoglutarate) 20 g/d (0.293 MJ or 70
Scottish Government Health G: 59, mean 82
kcal, 2.73 g N), presumed orally
Directorates
H: 318, mean 84
I: 80, mean 81
C: Four 10 g packets a day of VegenatLiterature search up to: July J: 171, mean 82.6
med Proteina (Vegenat SA, Badajoz,
2008
K: 97, not given
Spain) each providing 9 g protein and
L: 32, mean 86
38 kcal, dissolved in water, milk or
Inclusion criteria: (quasi-) M: 140, mean 83.6
soup from diet.
randomised controlled trials N: 37, mean 74
OR
of nutritional supplements O: 103, mean 81
Two 200 ml bricks a day (Resource
post
hip
fracture; P: 34, all over 60
Hiperproteico, Novartis Medical
participants were older Q: 51, mean 83
Nutrition, Barcelona) providing total
people (most participants R: 46, mean 83
of 37.6 g protein and 500 kcal.
>65 yr); interventions were S: 82, men 80.7
started within the first month T: 61, mean 81.8
D: Participant offered oral nutritional
after hip fracture and given U: 18, mean 75.6
supplement Fresubin (Fresenius)
for up to one year.
V: 57, mean 79
calculated to make up deficit
W: 40, mean 84
between intake from normal hospital
Exclusion criteria: studies X: 72, mean 82
diet and requirement. Fresubin
that examined the secondary
provides 4.2 kJ or 1 kcal/ml, as 15%
prevention of osteoporotic Sex (%female/%male):
protein energy, 30% fat energy and
fractures after hip fracture; A: 100/0
55% carbohydrate energy
studies that focused on B: 100/0
Control (C)
Control:
A: Normal ward
diet, with free
access to snacks
and drinks
B: Pro-up (defined
formula
peptide
supplement, 0.293
MJ or 70 kcal, 2.73 g
N), presumed orally
C: no oral nutrition
supplements
D: Normal hospital
diet
E: Routine care
F: No supplement
G:
Standard
hospital diet
H:
Nurse
and
dietitian led care,
including routine
provision of oral
nutritional
supplements to all
participants
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 99
Outcome measures and
effect size
1. Mortality (all cause)
Effect measure: RR [99% CI]:
A: 0.70 [ 0.21, 2.37 ]
B: Not estimable
C: Not estimable
D: Not estimable
E: 1.18 [ 0.09, 14.78 ]
F: 0.37 [ 0.33, 5.62 ]
G: 0.71 [ 0.23, 2.24 ]
H: 0.57 [ 0.29, 1.11 ]
I: 0.11 [ 0.00, 4.95 ]
J: 1.63 [ 0.72, 3.71 ]
K: Not estimable
L: 0.41 [ 0.05, 3.13 ]
M: 15.00 [ 0.36, 629.78 ]
N: Not reported
O: Not estimable
P: 6.16 [ 0.15, 255.68 ]
Q: 0.22 [ 0.01, 3.47 ]
R: Not reported
S: 1.33 [ 0.20, 8.77 ]
T: Not estimable
U: 0.11 [ 0.00, 4.17 ]
V: 0.74 [ 0.16, 3.37 ]
W: 0.22 [ 0.01, 3.47 ]
X: 0.66 [ 0.10, 4.21 ]
2. Morbidity/Complications
(e.g.
wound
infections,
pressure sores, deep venous
thrombosis, respiratory and
Comments
Interventions
could be divided
into 5 groups:
1. Multinutrient
supplements vs
control
a.
Oral
supplements (C, D,
E, G, L, O, P, Q, T,
W)
b.
Nasogastric
tube feeding (A, K,
M, U)
c.
Nasogastric
tube feeding and
oral supplements
(V)
d.
Intravenous
feeding and oral
supplements (I)
2. High protein
supplements vs
low- or nonprotein
supplements (J, R,
S, X)
3.
Vitamin
supplement
vs
control (F, N)
4. Isonitrogenous
ornithine alphaketogluterate vs
younger people, people with
multiple trauma or people
with pathological fractures;
studies
with
mixed
populations if separate data
were not available; studies
evaluating intravenous fluid
administration
in
the
immediate post-operative
period
for
hydration
purposes.
N of included studies:
24
A: Bastow, 1983
B: Bean, 1994
C: Botella-Carretero, 2008
D: Brown, 1992
E: Bruce, 2003
F: Day, 1988
G: Delmi, 1990
H: Duncan, 2006
I: Eneroth, 2006
J: Espaulella, 2000
K: Gallagher, 1992
L: Hankins, 1996
M: Hartgrink, 1998
N: Hoikka, 1980
O: Houwing, 2003
P: Madigan, 1994
Q: Miller, 2006
R: Neumann, 2004
S: Schürch, 1998
T: Stableforth, 1998
U: Sullivan, 1998
V: Sullivan, 2004
W: Tidermark, 2004
X: Tkatch, 1992
C: 79/21
D: 100/0
E: 100/0
F: 73/27
G: 90/10
H: 100/0
I: 79/21
J: 79/21
K: not given, male and
female
L: 84/16
M: 87/13
N: 78/22
O: 82/18
P: 73/27
Q: 82/18
R: 72/28
S: 90/10
T: 100/0
U: 6/94
V: 32/68
W: 100/0
X: 87/13
Although 17 trials had
comparability
of
the
groups at baseline (item d)
or only a small chance of
confounding, details of the
nutritional status of the
groups were often missing.
Related to this is the lack
of
information
on
anthropometric
parameters.
E: One 235 ml can of Sustagen Plus
daily (Mead Johnston), providing 352
kcal or 1.47 MJ, 17.6 g protein, 11.8 g
fat, 44.2 g carbohydrate, 376 mcg
retinol equivalents, 1.2 mcg vitamin
D, 2.4 mg vitamin E, 15 mg vitamin C,
0.4 mg thiamin, 0.5 mg riboflavin, 8.7
mg niacin, 0.6 mg vitamin B6, 0.9 mcg
vitamin
B12, 71 mcg folate, 1.9 mg
pantothenic acid, 14 mcg biotin, 259
mg sodium, 491 mg potassium, 371
mg chloride, 263 mg calcium, 261 mg
phosphorus, 3.8 mg iron, 106 mg
magnesium, 3.8 mg zinc, 41 mcg
iodine, 0.4 mg copper, 0.6 mg
manganese, 19 mcg selenium, 19 mcg
chromium, 47 mcg molybdenum;
chocolate and vanilla flavours.
Dietitian carried out preliminary taste
test and offered encouragement and
strategies to help with compliance,
e.g. ways to alter taste and timing of
supplement.
F: Intravenous Parentrovite IVHP
(containing 250 mg thiamine
hydrochloride, 4 mg riboflavine, 50
mg
pyridoxine, 160 mg nicotinamide, 500
mg ascorbic acid, 1 g anhydrous
dextrose)
G: 250 ml oral nutritional supplement
(1.06 MJ or 254 kcal, 20.4 g protein,
29.5 g carbohydrate, 5.8 g lipid, 525
mg calcium, 750 IU vitamin A, 25 IU
vitamin D3, nicotinamide, folate,
calcium
pantothenate,
biotin,
minerals; and vitamins E, B1, B2, B6,
B12, C)
I: Usual hospital
diet.
J: 200 ml oral
supplement in 3
flavours (0.65 MJ or
155 kcal as 25.3 g
carbohydrate and 6
g fat),
prepared
by
pharmaceutical
company
K: Normal diet and
snacks
L: Standard hospital
diet
M:
Standard
hospital diet
N: Placebo and 1 g
calcium as calcium
carbonate daily
O:
Placebo
supplement was a
non-caloric, waterbased drink with
sweeteners,
colourants
and
flavourings
in
similar
packaging, look and
taste not identical
to
active
supplement; and
regular diet
P: standard hospital
diet
Q:
Attention
control. Usual care
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 100
urinary
infections,
cardiovasculair events)
Effect measure: RR [99% CI]:
A: Not reported
B: Not estimable
C: 1.07 [ 0.61, 1.87 ]
D: Not reported
E: Not reported
F: 1.32 [ 0.65, 2.69 ]
G: 0.43 [ 0.11, 1.66 ]
H: 0.90 [ 0.71. 1.15 ]
I: 0.21 [ 0.08, 0.59 ]
J: 0.85 [ 0.66, 1.08 ]
K: Not reported
L: 0.59 [ 0.17, 1.99 ]
M: Not reported
N: 2.84 [ 0.41, 19.48 ]
O: Not reported
P: 1.00 [ 0.26, 3.89 ]
Q: Not reported
R: Not reported
S: Not reported
T: Not estimable
U: 1.09 [ 0.64, 1.86 ]
V: 1.11 [ 0.66, 1.87 ]
W: 0.60 [ 0.11, 3.27 ]
X: Not reported
3. Length of hospital and
rehabilitation unit stay
Mean difference (days) [99%
CI]:
A: Not estimable
B: Not estimable
C: Not estimable
D: -21.00 [ -65.15 to 23.15 ]
E: 1.10 [ -3.53, 5.73 ]
F: 6 [ -15.75, 27.75 ]
G: Not estimable
peptide
supplement (B)
5.
Dietetic
assistants vs usual
care (H)
For
no
intervention
group statistically
significant effects
on mortality or
morbidity/
complications
were found.
H: additional attention of dietetic
assistant (previous NHS experience,
given 14 day period of orientation
and training), working closely with
specialist dietitian. Asked to ensure
participants met nutritional needs,
including by: checking personal and
cultural food preferences; coordinating appropriate meal orders
with catering staff; ordering
nutritional supplements; provision of
feeding aids; assisting with food
choice, portion size and positioning at
mealtimes; sitting with, encouraging
and feeding; collecting information to
aid nutritional assessment by
dietitian.
I: 1000 ml Vitrimix (Kabi Pharmacia
AB, Sweden) intravenously (amino
acids, fat, carbohydrate, electrolytes
daily for 3 days (100 kcal, 53 g protein
daily), then 7 days oral Fortimel 400
ml (400 kcal.day; Nutricia AB,
Netherlands). Trace elements (Tracel,
Kabi Pharmacia AB), water and fat
soluble vitamins (Soluvit Novum and
Vitalipid Novum, Kabi Pharmacia AB)
were added to Vitrimix.
J: 200 ml oral supplement in 3
flavours (0.62 MJ or 149 kcal, 20 g
protein, 1.5 g carbohydrate, 7 g fat,
800 mg calcium, 3 IU vitamin A, 1.7
mg thiamin, 2.02 mg riboflavin, 2.25
mg pyridioxine, 5.5 mcg vitamin B12,
122.25 mg vitamin C, 25 IU vitamin
D3, 10 mg calcium pantothenate,
16.87 mg vitamin E, 0.45 mg biotin,
500 mcg folic acid, 22.5 mg
and
general
nutrition
and
exercise
advice.
Twice weekly visits
on weeks
1 to 6, once weekly
on weeks 7 to 12.
R: Ensure liquid
supplement (Ross
Labs,
Columbus,
Ohio,
USA)
providing per 8 oz
can: 250 kcal, 8.
8 g protein, 40 g
carbohydrate, 6.1 g
fat, 1250 IU vitamin
A, 100 IU vitamin D,
7.5 IU vitamin E, 20
mcg vitamin K, 30
mg vitamin C, 100
mcg folic acid, 0.38
mg thiamin, 0.43
mg riboflavin, 0.50
mg
vitamin B6, 1.50
mcg vitamin B12,
5.0 mg niacin, 100
mg choline, 75 mcg
biotin, 2.5 mg
pantothenic
acid,
200
mg
sodium, 370 mg
potassium, 310 mg
chloride, 300 mg
calcium, 300 mg
phosphorus, 100
mg magnesium, 38
mcg iodine, 1.3 mg
manganese, 0.50
mg copper, 3.8 mg
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 101
H: Not estimable
I: Not estimable
J: -0.8 [ -3.62, 2.02 ]
K: Not estimable
L: Not estimable
M: Not estimable
N: Not reported
O: Not reported
P: 1.00 [ -8.51, 10.51 ]
Q: Not estimable
R: -4.8 [-12.29, 2.69 ]
S: Not estimable
T: Not reported
U: 14.50 [ -24.34, 53.34 ]
V: Not estimable
W: Not estimable
X: Not estimable
nicotinamide),
prepared
by
pharmaceutical company (Clinical
Nutrition S.A., Spain)
K: Small-bore nasogastric tube
providing 3.90 MJ or 933 kcal, 33 g
protein each night; normal diet and
snacks
L: Oral supplement of 250 ml
Sustagen twice daily (total daily
intake 22.5 g protein, 10 g fat, 60 g
carbohydrate, 1.712 MJ or 409 kcal
energy, 500 mcg vitamin A, 6.6 mcg
vitamin D, 50.8 mg vitamin C, 1.2 mg
thiamin, 1.15 mg riboflavin, 13 mg
niacin, 1.3 mcg vitamin B12, 825 mg
calcium, 670 mg phosphorus, 8 mg
iron, 66 mcg iodine, 1.2 g potassium,
370 mg sodium) plus standard
hospital diet
M: Nasogastric tube feed of 1 L
Nutrison Steriflo Energy-plus ( 340
mosmol/L, 6.28 MJ or 1500 kcal, 60 g
protein, 184 g carbohydrate, 58 g fat,
800 mg sodium, 1350 mg potassium,
1250 mg chloride, 570 mg calcium,
570 mg phosphate, 200 mg
magnesium, 10 mg iron, 10 mg zinc,
1.5 mg copper, 3 mg manganese, 1
mg fluoride, 50 mcg molybdenum, 43
mcg selenium, 33 mcg chromium, 0.1
mg iodide, 670 mcg retinol
equivalents, 5 mcg vitamin D, 8.1 mg
alpha tocopherol, 40 mcg vitamin K, 1
mg thiamin,
1.1 mg riboflavin, 26 mg niacin, 4 mg
pantothenic acid, 1.3 mg vitamin B6,
130 mcg folic acid, 2 mcg
zinc, 4.5 mg iron, 18
mcg
selenium, 30 mcg
chromium, 38 mcg
molybdenum
S: Placebo without
protein
made
isocaloric
by
addition
of
maltodextrins, plus
oral 200,000 IU
vitamin D3 once at
baseline
during
study
T: Ward diet alone
U: Standard care of
3 meals daily
V: Standard care
W:
Standard
treatment
X: 250 ml of oral
supplement alone
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 102
vitamin B12, 100 mcg biotin, 50 mg
vitamin C, 200 mg choline) plus
normal hospital diet. If participant
removed tube, replaced a maximum
of 3 times.
N:
1
mcg
1-alphahydroxycholecalciferol and 1 g
calcium as calcium carbonate daily
O: 400 ml/day oral supplement (600
kcal or 2.51 MJ, 40 g protein, 6 mg
arginine, 20 mg zinc, 500
mg vitamin C, 200 mg vitamin E as
alpha-tocopherol, 4 mg carotenoids
(Cubitan,
NV
Nutricia,
The
Netherlands)); and regular diet
P: 250 ml oral supplement prepared
by dietitian from ProMod (protein
powder) and Polyjoule (glucose
polymer) providing 1.30 MJ or 310
kcal; 16 g protein, 41.4 g
carbohydrate, 9.2 g fat, 0.19 mg
riboflavin,
245
mg
calcium,
phosphorus 171 mg, and standard
hospital diet.
OR
One multivitamin/mineral tablet
daily (ELEVIT RDI, Roche) providing
750 mcg vitamin A, 1.1
mg thiamin, 1.7 mg riboflavin, 20 mg
nicotinamide, 7 mg pantothenic acid,
1.9 mg pyridoxine, 2 mcg vitamin
B12, 200 mcg biotin, 200 mcg folic
acid, 30 mg vitamin C, 200 IU vitamin
D3, 15 IU vitamin E, 125 mg calcium,
100 mg magnesium, 125 mg
phosphorus, 5 mg iron, 1 mg copper,
1 mg manganese, 7.5 mg zinc 250 ml),
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 103
plus oral supplement as above, and
standard hospital diet
Q: Nutrition only intervention:
Fortisip (Nutricia Australia Pty Ltd)
oral protein and energy supplement
(1.5 kcal/ml, 16% protein, 35% fat,
49% carbohydrate) to provide 45% of
estimated
energy
intakes.
(Individually
prescribed
and
delivered.) Four doses of equal
volume given by nurses from drug
trolley, continued after hospital
discharge as twice per day or more.
Once weekly visits on weeks 7 to 12.
R: Boost HP high protein liquid
supplement
(Mead
Johnson,
Evansville, Indiana, USA) providing
per 8 oz can: 240 kcal, 15 g protein,
33 g carbohydrate, 6 g fat, 1110 IU
vitamin A, 89 IU vitamin D, 6. 7 IU
vitamin E, 27 mcg vitamin K, 13.3 mg
vitamin C, 89 mcg folic acid, 0.33 mg
thiamin, 0.4 mg riboflavin, 0.47 mg
vitamin B6, 1.33 mcg vitamin B12, 4.7
mg niacin, 56 mg choline, 67 mcg
biotin, 2. 3 mg pantothenic acid, 220
mg sodium, 490 mg potassium, 350
mg chloride, 240 mg calcium, 220 mg
phosphorus, 90 mg magnesium,
33mg iodine, 0.67 mg manganese,
0.47 mg copper, 3.3 mg zinc, 4 mg
iron, 15.8 mcg selenium, 27 mcg
chromium, 16.9 mcg molybdenum
S: Oral protein supplement (1.05 MJ
or 250 kcal, 20 g protein, 3.1 g fat,
35.7 g carbohydrate, 1000
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 104
IU vitamin A, 30 mcg vitamin K1, 20
mg vitamin C, 550 mg calcium, 91 mg
magnesium, 429 mg
phosphorus, 228 mg sodium) plus
oral 200,000 IU vitamin D3 once at
baseline during study
T: Encouraged to drink flavoured,
Carnation Instant Breakfast in 300 ml
milk (1.34 MJ or 320 kcal, 18. 5 g
protein, 11 g fat, 40 g carbohydrate,
vitamins and minerals) plus ward diet
U: Nasogastric feeding via small
bowel (or more proximally if low risk
of aspiration): 1375 ml of polymeric
enteral formula (Promote, Ross
Laboratories, 85.8 g protein, 4.31 MJ
or 1031 kcal non-nitrogenous energy,
71.5 g carbohydrate, 35.8 g fat, 88
mcg vitamin K, 77 mcg selenium, 110
mcg
chromium,
165
mcg
molybdenum, 165 mg carnitine, 165
mg taurine), given at 125 ml/h over
11 hours, plus standard care of 3
meals daily
V: Harris-Benedict equation with
stress and activity factors used to
predict requirements to make up
deficit after food intake calculated given as Promote (Ross Laboratories),
1000 kcal, 62.5 g protein, 130g
carbohydrate, 26 g fat per litre, if
deficit > 480 kcal/day. If deficit 240480 kcal/day, participant asked to
drink supplement instead of tube
feeding. Tube feeding begun at 50
ml/hour and increased by 25 ml/hour
to maximum of 125 ml/hour. Given
with standard care.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 105
W: Fortimel protein rich liquid oral
supplement, 20 g protein/200 ml,
unclear if 200 or up to 400 ml/day
Study
reference
(first
author,
publication
year)
5
10
Appropriate
and
clearly
focused
question?1
Comprehensive
and systematic
literature
search?2
Description
of
included
and
excluded
studies?3
Yes/no/unclear
yes
Yes/no/unclear
yes
Yes/no/unclear
yes
X: Protein supplement (20.4 g protein
from milk) in 250 ml of oral
supplement (5.8 g fat, 29.5 g
carbohydrate, 525 mg calcium, 70 mg
magnesium, 270 mg phosphorus, 25
IU vitamin D3, 750 IU vitamin A)
Description
of Appropriate adjustment for
relevant
potential confounders in
characteristics of observational studies?5
included
studies?4
Yes/no/unclear/notapplicable
Assessment of
scientific quality
of
included
studies?6
Enough
similarities
between studies
to
make
combining them
reasonable?7
Yes/no/unclear
Yes/no/unclear
yes
Potential risk of
publication bias
taken
into
account?8
Yes/no/unclear
Yes/no/unclear
yes
Avenell,
Not applicable
yes
yes
2010
1.
Research question (PICO) and inclusion criteria should be appropriate and predefined
2.
Search period and strategy should be described; at least Medline searched; for pharmacological questions at least Medline + EMBASE searched
3.
Potentially relevant studies that are excluded at final selection (after reading the full text) should be referenced with reasons
4.
Characteristics of individual studies relevant to research question (PICO), including potential confounders, should be reported
5.
Results should be adequately controlled for potential confounders by multivariate analysis (not applicable for RCTs)
6.
Quality of individual studies should be assessed using a quality scoring tool or checklist (Jadad score, Newcastle-Ottawa scale, risk of bias table etc.)
7.
Clinical and statistical heterogeneity should be assessed; clinical: enough similarities in patient characteristics, intervention and definition of outcome measure to allow pooling? For
pooled data: assessment of statistical heterogeneity using appropriate statistical tests (e.g. Chi-square, I2)?
8.
An assessment of publication bias should include a combination of graphical aids (e.g., funnel plot, other available tests) and/or statistical tests (e.g., Egger regression test, HedgesOlken). Note: If no test values or funnel plot included, score “no”. Score “yes” if mentions that publication bias could not be assessed because there were fewer than 10 included studies.
9.
Sources of support (including commercial co-authorship) should be reported in both the systematic review and the included studies. Note: To get a “yes,” source of funding or support
must be indicated for the systematic review AND for each of the included studies.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 106
Evidence table for intervention studies
Research question: What is the effect of nutrtitional supplementation for hip fracture aftercare in older people? (update Avenell, 2010)
Study
Study
Patient
Intervention (I)
Comparison / control Follow-up
reference characteristics characteristics
(C)
Anbar,
Type of study: Inclusion criteria:
Hospital food + oral Usual hospital food Length of follow-up:
2013
Unblinded RCT Patients >65 yr nutritional
(1800 kcal and 80 g Unclear (until discharge?)
submitted
to supplements with an protein) and a fixed
Setting:
surgery for hip energy
goal dose of ONS if already Loss-to-follow-up:
Orthofracture
determined
by prescribed prior to All patients completed
geriatric unit.
repeated
resting hospitalization.
the study, no drop-outs.
Exclusion criteria:
energy
expenditure
Country: Israel Presented
>48h (REE)
measurement
after
injury, using
indirect
Source
of receiving steroids calorimetry (IC).
funding: Not and/or
reported
immunosuppression Supplements
were
therapie, oncologic started 24h after
diseases, multiple surgery and were
fractures, diagnosed provided in the form of
dementia or in need Ensure plus, containing
for
supplemental 355 kcal and 13.5 g
nasal oxygen which protein, or Glucerna,
precludes
containing 237 kcal
measurement
of and 9.9 g protein.
REE.
Patient, family and
N total: 50
caregivers
were
N intervention: 22
educated
regarding
N control: 28
the importance of
nutritional support and
Age ± SD:
more attention was
I: 82.3 ±6.1
given to personal food
C: 83.7 ±6.4
preferences.
Sex:
I: 27.3% M
C: 39.3% M
Groups comparable
at baseline?
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 107
Outcome measures and
effect size
Mortality:
I: 0/22 (0%)
C: 2/28 (7%)
p= 1.0
Complications:
I: 6/22 (27.3%)
C: 18/28 (64.3%)
p= 0.012
Length of stay in hospital:
I: 10.1 ± 3.2
C: 12.5 ±5.5
p= 0.061
Comments
Power analyses showed
that each group needed
at least 33 patients. In
view of the slow
recruitment the study
was discontinued after
50 patients.
Significant
lower
complication rate in the
intervention group was
mainly due to a reduction
in the number of
infectious complications
(in
particular
pneumonia).
Myint,
2013
Type of study:
Single-blinded
RCT
Setting:
Rehabilitation
department
Country: Hong
Kong
Source
funding:
Funding
provided
Kowloon
Hospital
of
by
yes
Inclusion criteria:
Patients ≥60 yr with
low-impact
osteoporotic
fracture of the
procimal
femur,
surgically repaired
within 4 wks before
recruitment.
Exclusion criteria:
Requiring
tube
feeding, unstable
medical condition,
BMI
≥25,
malignancy,
conditions
with
contraindication for
high-protein diet,
mentally
incapacitated and
inability
to
communicate
or
understand written
consent.
Oral liquid nutritional
supplement (given in
two portions, in total
18-24g protein and
500 kcal per day) on
top
of
standard
hospital diet (including
vitamin D supplement
of 800-1000 IU per day
and calcium tablets
containing 1200 mg of
elemental calcium).
Intervention
was
started within 3 days
after
hospital
admission and given
until discharge or 28
days.
Standard hospital diet
(including vitamin D
supplement of 8001000 IU per day and
calcium
tablets
containing 1200 mg of
elemental calcium).
Length of follow-up:
Deaths until 6 months
after
discharge.
Measurements
took
place until 4 weeks after
discharge.
Loss-to-follow-up
intervention:
N (%): 4 patients (7%)
defaulted follow-up after
discharge
Reasons: 2 refusal, 2
medical complications
Loss-to-follow-up control:
N (%): 4 patients (7%)
defaulted follow-up after
discharge
Reasons: all refusal
N total: 121
N intervention: 61
N control: 60
Age ± SD:
I: 80.9 ± 6.5
C: 81.7 ± 6.4
Sex:
I: 31.1% M
C: 66.7% M
Groups comparable
at baseline?
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 108
Mortality:
I: 1/61 (1.6%)
C: 1/60 (1.7%)
p= 0.748
Power was calculated
based on serum albumin
level
as
primary
outcome.
Complications:
I: 30/61 (49%)
C: 60/60 (100%)
p= 0.068
Overall
number
of
infection
episodes
showed
significant
reduction
in
the
intervention group. Total
number of complications
shows no significant
reduction, but a trend.
Length of stay in hospital:
I: 26.2 ± 8.2
C: 29.9 ± 11.2
p= 0.040
Yes
5
10
15
20
Risk of bias table for intervention studies
Research question: What is the effect of nutrtitional supplementation for hip fracture aftercare in older people? (update Avenell, 2010)
Study
Describe
Bias
due
to Bias
due
to Bias
due
to Bias
due
to Bias
due
to Bias due to loss to Bias
due
to
referenc
method of inadequate
inadequate
inadequate
inadequate
selective outcome follow-up?5
violation of
e
randomisati
concealment
of blinding
of blinding of care blinding
of reporting on basis
intention to treat
on1
allocation?2
participants
to providers
to outcome assessors of the results?4
analysis?6
(first
treatment
treatment
to
treatment
author,
allocation?3
allocation?3
allocation?3
(unlikely/likely/uncl
publicati
(unlikely/likely/uncl
(unlikely/likely/uncl ear)
(unlikely/likely/uncl
on year)
ear)
(unlikely/likely/uncl (unlikely/likely/uncl (unlikely/likely/uncl ear)
ear)
ear)
ear)
ear)
Anbar,
Computer
unlikely
unlikely
likely
unlikely
unlikely
unlikely
unlikely
2013
generated
Myint,
Sealed
unlikely
unlikely
unlikely
unlikely
Unlikely
unlikely
unlikely
2013
opaque
envelope
1.
Randomisation: generation of allocation sequences have to be unpredictable, for example computer generated random-numbers or drawing lots or envelopes. Examples of inadequate
procedures are generation of allocation sequences by alternation, according to case record number, date of birth or date of admission.
2.
Allocation concealment: refers to the protection (blinding) of the randomisation process. Concealment of allocation sequences is adequate if patients and enrolling investigators cannot
foresee assignment, for example central randomisation (performed at a site remote from trial location) or sequentially numbered, sealed, opaque envelopes. Inadequate procedures are
all procedures based on inadequate randomisation procedures or open allocation schedules..
3.
Blinding: neither the patient nor the care provider (attending physician) knows which patient is getting the special treatment. Blinding is sometimes impossible, for example when
comparing surgical with non-surgical treatments. The outcome assessor records the study results. Blinding of those assessing outcomes prevents that the knowledge of patient
assignement influences the proces of outcome assessment (detection or information bias). If a study has hard (objective) outcome measures, like death, blinding of outcome assessment
is not necessary. If a study has “soft” (subjective) outcome measures, like the assessment of an X-ray, blinding of outcome assessment is necessary.
4.
Results of all predefined outcome measures should be reported; if the protocol is available, then outcomes in the protocol and published report can be compared; if not, then outcomes
listed in the methods section of an article can be compared with those whose results are reported.
5.
If the percentage of patients lost to follow-up is large, or differs between treatment groups, or the reasons for loss to follow-up differ between treatment groups, bias is likely. If the
number of patients lost to follow-up, or the reasons why, are not reported, the risk of bias is unclear
6.
Participants included in the analysis are exactly those who were randomized into the trial. If the numbers randomized into each intervention group are not clearly reported, the risk of
bias is unclear; an ITT analysis implies that (a) participants are kept in the intervention groups to which they were randomized, regardless of the intervention they actually received, (b)
outcome data are measured on all participants, and (c) all randomized participants are included in the analysis.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 109
Hoofdstuk 6 Proximale femurfractuur – organisatie van zorg
5
Uitgangsvraag
Op welke wijze dient de organisatie van zorg vormgegeven te worden in het perioperatieve traject
bij een acuut te opereren kwetsbare oudere patiënt met een proximale femurfractuur?
6.1
10
6.2
6.3
Welke disciplines/behandelcomponenten bevorderen de revalidatie van een kwetsbare
oudere patiënt na een operatie voor een proximale femurfractuur?
Aan welke organisatorische voorwaarden dient te worden voldaan bij de multidisciplinaire
zorg voor de kwetsbare oudere patiënt met een proximale femurfractuur?
Wat zijn rondom een operatie voor een proximale femurfractuur de belangrijkste aspecten
van de communicatie met de kwetsbare oudere patiënt en diens naasten?
15
20
25
30
35
40
45
50
Algemene inleiding
Op dit moment wordt de organisatie rondom de acute zorg voor kwetsbare ouderen met een
proximale femurfractuur vaak gekenmerkt door een gebrek aan uniformiteit met betrekking tot
behandelurgentie op de Spoedeisende Hulp en het ontbreken van consultatie van meerdere
specialismen bij de aanwezigheid van comorbiditeit. Standaard protocollaire behandeling met
zorgpaden ontbreekt regelmatig, evenals een multidisciplinaire proactieve benadering in
samenwerking met de klinisch geriater / internist-ouderengeneeskundige om complicaties te
beperken of te voorkomen. Daarnaast is de doorstroming naar (revalidatie)bedden in
verpleeghuizen in de meeste ketens niet geoptimaliseerd, hetgeen leidt tot een te lange
opnameduur, met een verhoogd complicatierisico en onnodige toename van kosten als gevolg
(Allen et al., 2012; Bachmann et al., 2010; Handoll et al., 2009; Hung et al., 2012; Johansen et al.,
2012). Het lijkt derhalve zinvol om in deze richtlijn nader in te gaan op de wijze waarop de
organisatie van zorg rond de (kwetsbare) oudere patiënt met een proximale femurfractuur
vormgegeven dient te worden. Hiervoor wordt een antwoord gezocht op de volgende drie
deelvragen:
6.1 Welke disciplines/behandelcomponenten bevorderen de revalidatie van een kwetsbare
oudere patiënt na een heupoperatie?
6.2 Aan welke organisatorische voorwaarden dient te worden voldaan bij de multidisciplinaire
zorg voor kwetsbare ouderen rondom een heupoperatie?
6.3 Wat zijn rondom een heupoperatie de belangrijkste aspecten van de communicatie met de
kwetsbare oudere patiënt en diens naasten?
Literatuur
Allen J, Koziak A, Buddingh S, et al. Rehabilitation in patients with dementia following hip fracture: a systematic review.
Physiother Can. 2012;64(2):190-201.
Bachmann S, Finger C, Huss A, et al. Inpatient rehabilitation specifically designed for geriatric patients: systematic review and
meta-analysis of randomised controlled trials. BMJ. 2010;340:c1718.
Handoll HH, Cameron ID, Mak JC, et al. Multidisciplinary rehabilitation for older people with hip fractures. The Cochrane
database of systematic reviews. 2009(4):CD007125.
Hung WW, Egol KA, Zuckerman JD, et al. Hip fracture management: tailoring care for the older patient. JAMA.
2012;307(20):2185-94.
Johansen I, Lindbak M, Stanghelle JK, et al. Independence, institutionalization, death and treatment costs 18 months after
rehabilitation of older people in two different primary health care settings. BMC Health Serv Res. 2012;12:400.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 110
6.1
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Welke disciplines/behandelcomponenten bevorderen de revalidatie van een kwetsbare
oudere patiënt na een operatie voor een proximale femurfractuur?
Inleiding
De preoperatieve omstandigheden van patiënten met een proximale femurfractuur kunnen qua
mobiliteit en onafhankelijkheid sterk verschillen. Het valt te verwachten dat het algemeen welzijn
van de patiënt op de langere termijn mede afhankelijk zal zijn van de mogelijkheid om terug te
keren naar de woonsituatie en het participatieniveau van voor de opname. Het lijkt derhalve zinvol
om de individuele doelen van de patiënt voor wat betreft revalidatie vroegtijdig te identificeren
en hier vanuit verschillende disciplines gericht (geriatrische) revalidatie op in te zetten. In deze
module wordt nader in te gaan op de vraag of geïndividualiseerde multidisciplinaire (geriatrische)
revalidatie een positief effect heeft op de behandelresultaten bij oudere patiënten met een
proximale femurfractuur.
Methode literatuuranalyse
In de databases Medline (OVID) en Embase is gezocht naar literatuur waarin de volgende
vraagstelling werd onderzocht:
“Wat is het effect van revalidatie binnen het ziekenhuis begeleid door een multidisciplinaire team
ten opzichte van standaard revalidatie binnen het ziekenhuis?”
Omdat er een Cochrane review uit 2009 naar deze vraagstelling is, is er gezocht vanaf 2009 naar
systematische reviews en RCT’s (Handoll et al., 2009). De zoekverantwoording is weergegeven in
bijlage 1 van deze module. De literatuurzoekactie leverde 287 treffers op. Studies werden
geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria:
(quasi-)gerandomiseerd onderzoek of systematische review van (quasi-)gerandomiseerd
onderzoek;
de studie vindt plaats bij oudere patiënten (≥65 jaar) die een heupoperatie hebben
ondergaan;
er wordt een vergelijking gemaakt tussen revalidatie binnen het ziekenhuis (“inpatient”)
door een multidisciplinair team en standaard revalidatiezorg binnen het ziekenhuis;
er wordt gekeken naar de uitkomstmaten mortaliteit, functioneel herstel (verbetering in
Katz score of verbetering in loopvaardigheden) en/of kwaliteit van leven;
Engelstalig.
In eerste instantie werd gekeken naar de systematische reviews. Hieruit bleek de Cochrane review
de meest recente systematische review waarin de vraagstelling werd onderzocht (Handoll et al.,
2009). Vervolgens werd gekeken naar recent gepubliceerde gerandomiseerde trials om de
Cochrane review te updaten. Op basis van titel en abstract werden 39 originele studies
geselecteerd. Na het lezen van de volledige tekst bleven hier nog één studie van over (Shyu et al.,
2013). De redenen voor exclusie zijn weergegeven in bijlage 2. De geïncludeerde studies zijn
opgenomen in evidence tabellen, te vinden in bijlage 3, en meegenomen in de literatuuranalyse.
In de evidencetabellen zijn alleen de data opgenomen die gerelateerd zijn aan de vraagstelling.
Naast bovenstaande literatuuranalyse is ook gekeken naar de literatuurbevindingen met
betrekking tot bovenstaande vraagstelling in de NICE richtlijn voor heupfracturen (NICE, 2011).
Voor de NICE richtlijn is systematisch literatuuronderzoek gedaan (tot september 2010) naar het
verschil tussen multidisciplinaire revalidatie binnen het ziekenhuis en standaard revalidatie voor
de uitkomstmaten kosteneffectiviteit, functionele status, verblijfsduur in de tweedelijns zorg,
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 111
5
10
15
20
25
30
35
40
45
mortaliteit, institutionalisatie, heropname en kwaliteit van leven. Onder multidisciplinaire
revalidatie wordt hier verstaan revalidatie op een orthogeriatrische revalidatie-afdeling of iets
soortgelijks (multidisciplinaire beoordeling op een revalidatie-afdeling) of revalidatie d.m.v. de
inzet van een speciaal programma voor heupfracturen. Dit programma betreft bijvoorbeeld orthogeriatrische en multidisciplinaire beoordeling, optimalisatie van de toestand voor operatie en
vroegtijdige identificatie van individuele revalidatiedoelen.
Samenvatting literatuur
Beschrijving studies
De literatuursearch leverde een Cochrane review op en één aanvullende RCT’s (Handoll et al.,
2009; Shyu et al., 2013). De Cochrane review includeert dertien (quasi-) gerandomiseerde studies
waarin het effect van multidisciplinaire revalidatie na een heupoperatie wordt onderzocht bij
oudere patiënten. Twee van deze studies betreffen revalidatie die met name vanuit de
thuissituatie plaatsvindt en zijn daarom voor deze analyse buiten beschouwing gelaten. De overige
elf studies uit de Cochrane review betreffen allen met name revalidatie binnen het ziekenhuis.
In de studie van Shyu et al. (2013) wordt het effect onderzocht van een zorgmodel bestaande uit
geriatrische consultatie door een geriater en geriatrisch verpleegkundigen, een voortdurend
revalidatieprogramma door een fysiotherapeut, geriatrisch verpleegkundigen en een
revalidatiearts en vroegtijdige ontslagplanning door geriatrisch verpleegkundigen. De
interventiegroep bestaat uit 101 patiënten en de controlegroep uit 99 patiënten. Inclusie criteria
waren: patiënten > 60 jaar opgenomen voor chirurgie van unilaterale heup fractuur, prefractuur
Chinese Barthel index > 70. Exclusie criteria: Ernstige cognitieve stoornis, compleet onvermogen
om instructies op te volgen (<10 bij afnemen van de Chinese mini-mental status) of terminaal ziek
zijn. Mortaliteit en kwaliteit van leven zijn meegenomen als uitkomstmaten.
Resultaten
Mortaliteit
De gepoolde resultaten in de Cochrane review van Handoll et al. (2009) lieten geen significant
verschil zien tussen multidisciplinaire revalidatie en standaard zorg in mortaliteit aan het einde
van de follow-up (RR 0.90, 95%CI 0.76-1.64, 11 studies N= 2334) en mortaliteit bij ontslag uit het
ziekenhuis (RR 0.77, 95%CI 0.56-1.06, 9 studies N= 1020). Ook in de studie van Shyu et al. werd
geen verschil gevonden in mortaliteit tot 12 maanden na ontslag (in beide groepen 5% mortaliteit).
Functioneren
In de studie van Shyu et al. worden geen resultaten beschreven voor functioneren. In de Cochrane
review is functioneren meegenomen als secundaire uitkomstmaat. Vanwege de verschillen tussen
studies in hoe functioneren is gedefinieerd en gemeten, was het niet mogelijk om de resultaten
te poolen. Voor deze analyse is functioneren gedefinieerd als toenemende afhankelijkheid van de
patiënt gebaseerd op de Katz score en geen herstel of verslechtering van de loopvaardigheden.
De afhankelijkheid van de patiënt op basis van de Katz score werd in twee studies gemeten. Kennie
et al. (1988) rapporteerden een toename in afhankelijkheid bij 22/43 patiënten in de
interventiegroep en bij 28/35 patiënten in de controlegroep (RR 0.64, 95%CI 0.46-0.89). Stenvall
et al. (2007) rapporteerden een toename in afhankelijkheid bij 35/84 patiënten in de
interventiegroep en bij 49/76 patiënten in de controlegroep (RR 0.65, 95%CI 0.48-0.88).
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 112
5
10
15
20
25
30
35
Geen herstel of verslechtering van de loopvaardigheden werd ook in twee studies gemeten. Naglie
et al. (2002) rapporteerden geen herstel of verslechtering in loopvaardigheden bij 22/43 patiënten
in de interventiegroep en bij 28/35 patiënten in de controlegroep (RR 0.99, 95%CI 0.76-1.29). Shyu
et al. (2008) rapporteerden geen herstel of verslechtering in loopvaardigheden bij 35/84 patiënten
in de interventiegroep en bij 49/76 patiënten in de controlegroep (RR 0.59, 95%CI 0.37-0.95).
Kwaliteit van leven
In de Cochrane review worden geen resultaten beschreven op de kwaliteit van leven. In de studie
van Shyu et al. is kwaliteit van leven beoordeeld aan de hand van de SF-36 vragenlijst. Na één jaar
follow-up scoorde de interventiegroep significant beter op onderdelen betreffende het fysieke
functioneren, namelijk fysiek functioneren, fysieke beperkingen en totaalscore op fysieke
gezondheid, en onderdelen betreffende gezondheidsuitkomsten, namelijk vitaliteit en sociaal
functioneren. Er werd geen totaalscore voor de kwaliteit van leven berekend.
Bewijskracht van de literatuur
De Cochrane review heeft de geïncludeerde studies gecontroleerd op bias. Er werd geconcludeerd
dat bij een aantal studies sprake is van risico op bias, zoals significante verschillen tussen de
onderzoeksgroepen in patiëntkenmerken, waardoor de betrouwbaarheid van de resultaten in het
gevaar komt. Voor verdere details wordt verwezen naar de Cochrane review. Vanwege het risico
op bias wordt het niveau van bewijskracht voor de conclusies met betrekking tot de
uitkomstmaten mortaliteit en functioneren met één niveau verlaagd.
Toenemende afhankelijkheid van de patiënt en geen herstel of verslechtering van
loopvaardigheden werden in slechts twee studies onderzocht. Het beperkte aantal patiënten zorgt
daarmee voor onnauwkeurigheid, waarvoor het niveau van bewijskracht voor de conclusies met
betrekking tot deze uitkomstmaten met één niveau wordt verlaagd. Bij de resultaten voor geen
herstel of verslechtering in loopvaardigheden is daarnaast sprake van inconsistentie, waarvoor het
niveau van bewijskracht voor de conclusies voor deze uitkomstmaat met nog één niveau worden
verlaagd.
Voor de uitkomstmaat kwaliteit van leven was slechts één studie beschikbaar. Het beperkte aantal
onderzochte patiënten zorgt voor risico op onnauwkeurigheid, waarvoor het niveau van
bewijskracht voor de conclusie met betrekking tot deze uitkomstmaat met één niveau wordt
verlaagd. Ook werden er geen resultaten voor kwaliteit van leven gerapporteerd, maar enkel
resultaten voor de individuele items in de vragenlijst voor kwaliteit van leven. De conclusie voor
kwaliteit van leven wordt daarom met nog twee niveaus verlaagd.
Conclusies
Matig
Er zijn geen aanwijzingen dat er verschillen zijn in mortaliteit bij ontslag en na één
jaar tussen multidisciplinaire revalidatie en standaard revalidatiezorg voor oudere
patiënten die een heupoperatie hebben ondergaan.
Laag
Er is beperkt bewijs dat het risico op toenemende afhankelijkheid kleiner is bij
multidisciplinaire behandeling ten opzichte van bij standaard revalidatiezorg voor
oudere patiënten die een heupoperatie hebben ondergaan.
Zeer laag
Er is geen bewijs dat er verschillen zijn in het risico op verslechtering of geen
verbetering van de loopvaardigheden tussen multidisciplinaire revalidatie en
40
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 113
standaard revalidatiezorg voor oudere patiënten die een heupoperatie hebben
ondergaan.
Zeer laag
5
10
15
20
25
Er is zeer beperkt bewijs dat de kwaliteit van leven, door beter fysiek functioneren,
betere vitaliteit en beter sociaal functioneren, na één jaar beter is bij
multidisciplinaire behandeling ten opzichte van bij standaard revalidatiezorg voor
oudere patiënten die een heupoperatie hebben ondergaan.
Samenvatting literatuur - Literatuurbevindingen uit de NICE richtlijn voor heupfracturen
Op basis van het systematische literatuuronderzoek werden door NICE conclusies getrokken.
Hierbij werd er onderscheid gemaakt tussen de volgende modellen:
Geriatric Orthopaedic Rehabilitation Unit (GORU) / Mixed Assessment and Rehabilitation Unit
(MARU)
In sommige ziekenhuizen wordt de patiënt na operatie en initiële mobilisatie in een vroeg stadium
ontslagen naar een geriatrisch-orthopedische revalidatie unit (Geriatric Orthopaedic
Rehabilitation Unit = GORU). Dit is een separate revalidatie afdeling die geleid wordt door een
geriater. Daarnaast zijn er “generieke” revalidatie afdelingen die patiënten aannemen met een
variatie aan medische, chirurgische of orthopedische aandoeningen (Mixed Assessment and
Rehabilitation Unit = MARU). Beide vormen van klinische revalidatie zijn gezamenlijk geanalyseerd
vanwege het feit dat er geen onderzoek is gedaan naar het verschil tussen beide modellen.
Hip Fracture Programme (HFP):
Dit samenwerkingsmodel wordt gebruikt voor heup fractuur patiënten. Er is een geriatrisch
medisch team dat de patiënt preoperatief in kaart brengt, en in toenemende mate
verantwoordelijk wordt voor de postoperatieve medische zorg, multidisciplinaire revalidatie en
ontslagplanning.
Conclusies
Hieronder volgen de conclusies uit de NICE richtlijn met betrekking tot multidisciplinaire
behandeling op een (orthogeriatrische) revalidatie-afdeling. De bewijskracht werd beoordeeld
met behulp van GRADE:
Hoog
Er is een statistisch significante en klinisch relevante afname van decubitus (RR 0.31
95%CI 0.15-0.67) bij multidisciplinaire revalidatie ten opzichte van bij standaard
zorg.
Matig
Er is statistisch significante, maar klinisch niet relevante verbetering in herstel van
ADL na één jaar follow-up (RR voor geen herstel 0.78; 95%CI 0.63-0.96) bij
multidisciplinaire revalidatie ten opzichte van bij standaard zorg.
Laag
Er is statistisch significante, maar klinisch niet relevante verbetering in de mate van
onafhankelijkheid (Katz score) na één jaar follow-up (RR 0.64; 95%CI 0.51-0.81) bij
multidisciplinaire revalidatie ten opzichte van bij standaard zorg.
30
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 114
Laag
Er is statistisch significante, maar klinisch niet relevante afname in ernstig delier (RR
0.4; 95%CI 0.18-0.89) bij multidisciplinaire revalidatie ten opzichte van bij standaard
zorg.
Laag
Er is geen statistisch significant verschil in het kunnen verplaatsen van bed naar stoel
(RR 0.96; 95%CI 0.69-1.34) tussen multidisciplinaire revalidatie en standaard zorg.
Matig
Er is geen statistisch significant verschil in mortaliteit (RR 0.79; 95%CI 0.52-1.21) of
in functionele uitkomst (RR 0.99; 95%CI 0.76-1.29) na 6 maanden follow-up tussen
multidisciplinaire revalidatie en standaard zorg.
Matig
Er is geen statistisch significant verschil in mortaliteit na 12 maanden follow-up (RR
0.95; 95%CI 0.74-1.23) of mortaliteit bij ontslag (RR 0.78; 95%CI 0.54-1.13) tussen
multidisciplinaire revalidatie en standaard zorg.
Laag
Er is geen statistisch significant verschil in ligduur (MD 1.32; range -12.83 – 15.47) of
heropname (RR 0.86; 95%CI 0.67-1.12) in het ziekenhuis tussen multidisciplinaire
revalidatie en standaard zorg.
5
Hieronder volgen de conclusies uit de NICE richtlijn met betrekking tot een heup fractuur
programma. De bewijskracht werd beoordeeld met behulp van GRADE:
Matig
Er is statistisch significante en klinische relevante verbetering in functionele
uitkomst (RR 0.79; 95%CI 0.65-0.97) na één jaar follow-up met HFP ten opzichte van
bij standaard zorg.
Laag
Er is statistisch significante en klinisch relevante vermindering in mortaliteit bij
ontslag (RR 0.27; 95%CI 0.07-0.96) bij HFP ten opzichte van bij standaard zorg.
Matig
Er is geen statistisch significant verschil in mortaliteit (RR 0.81; 95%CI 0.61-1.06) en
heropname (RR 1.14; 95%CI 0.87-1.48) na één jaar follow-up tussen HFP en
standaard zorg.
Laag
Er is geen statistisch significant verschil in ligduur (MD -6.06; range -14.5 – 2.38 ) in
het ziekenhuis tussen HFP en standaard zorg.
N.v.t.
HFP is meer kosteneffectief dan multidisciplinaire behandeling op een (orthogeriatrische) revalidatie-afdeling of standaard zorg voor intramurale
multidisciplinaire revalidatie van patiënten met een proximale femurfractuur.
10
15
20
Overwegingen
In bovenstaande literatuuranalyse werden uiteindelijke twaalf (quasi-) gerandomiseerde studies
meegenomen waarin gekeken wordt naar het effect van multidisciplinaire revalidatie binnen het
ziekenhuis na een heupoperatie bij oudere patiënten (Handoll et al., 2009; Shyu et al., 2013). De
analyse leverde beperkt bewijs op dat multidisciplinaire behandeling ten opzichte van standaard
zorg voor een lager risico zorgt op een toenemende afhankelijkheid na de heupoperatie.
Daarnaast is er zeer beperkt bewijs dat multidisciplinaire behandeling ten opzichte van standaard
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 115
zorg leidt tot een hogere kwaliteit van leven, door beter fysiek functioneren, betere vitaliteit en
beter sociaal functioneren één jaar na de operatie.
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In de NICE richtlijn voor heupfracturen werd systematische literatuuronderzoek verricht naar de
effecten van multidisciplinaire revalidatie (NICE, 2011). In de richtlijn werd onderscheid gemaakt
tussen de volgende modellen: Geriatric Orthopaedic Rehabilitation Unit (GORU) / Mixed
Assessment and Rehabilitation Unit (MARU) en het Hip Fracture Programme (HFP). Met
betrekking tot multidisciplinaire behandeling op een (orthogeriatrische) revalidatie-afdeling werd
geconcludeerd dat multidisciplinaire revalidatie leidt tot een klinisch relevante afname van
decubitus. Daarnaast werd er een statistisch significante verbetering gevonden in herstel van ADL
na één jaar follow-up, de mate van onafhankelijkheid (Katz score) na één jaar follow-up en een
afname in ernstig delier. De verschillen waren volgens NICE echter niet klinisch relevant te
noemen. Het HFP leidde tot statistisch significante en klinische relevante verbetering in
functionele uitkomsten na één jaar follow-up en vermindering in mortaliteit bij ontslag bij ten
opzichte van bij standaard zorg. Daarnaast werd geconcludeerd dat het HFP meer kosteneffectief
is dan multidisciplinaire behandeling op een (orthogeriatrische) revalidatieafdeling of standaard
zorg voor intramurale multidisciplinaire revalidatie van patiënten met een proximale
femurfractuur.
De GORU en MARU vormen van multidisciplinaire revalidatie zijn voorbeelden van zorg die
geleverd worden binnen het Britse zorgstelsel en zijn daardoor mogelijk niet goed te vertalen naar
de Nederlandse situatie. Het HFP daarentegen lijkt op het Nederlandse model van geïntegreerde
multidisciplinaire zorg voor kwetsbare ouderen rondom een heupoperatie. Dit model wordt in
vraag 1.2 verder uitgewerkt.
Op de uitgangsvraag “Welke disciplines/behandelcomponenten bevorderen de revalidatie van
een kwetsbare oudere patiënt na een heupoperatie?” werd geen antwoord gevonden in de
bestudeerde literatuur. De beschikbare literatuur kon alleen antwoord geven op de vraag of
multidisciplinaire revalidatie leidt tot betere uitkomsten van zorg, zonder dat daarbij werd
gekeken naar de verschillende behandelcomponenten afzonderlijk. De NICE richtlijn heupfractuur
doet op basis van de gevonden literatuur echter wel een aanbeveling over componenten die
belangrijk kunnen zijn in het leveren van multidisciplinaire zorg revalidatie voor kwetsbare
ouderen rondom een heupoperatie (Nice, 2011). De aanbeveling luidt als volgt:
Bij opname dienen patiënten een Heup Fractuur Programma aangeboden te krijgen die bestaat
uit de volgende componenten:
orthogeriatrisch assessment;
snelle preoperatieve optimalisatie van de algehele conditie;
vroegtijdige identificatie van individuele doelen voor multidisciplinaire geriatrische
revalidatie om op korte termijn goede mobiliteit en daarmee onafhankelijkheid te
verkrijgen, en om ervoor te zorgen dat de patiënt terug kan naar de woonsituatie van voor
de opname alsmede het verkrijgen van gezondheid op lange termijn;
continue en gecoördineerde multidisciplinaire controle;
integratie van gerelateerde diensten, zoals geestelijke gezondheid, valpreventie,
osteoporosezorg, eerstelijns zorg en sociale diensten;
bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de klinische zorg- en dienstverlening gedurende alle
stadia van het zorgpad en de revalidatie, ook buiten de zorginstelling.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 116
5
Daarnaast zou multidisciplinaire revalidatie volgens de NICE richtlijn voor heupfracturen moeten
bestaan uit de volgende basis elementen: medische zorg, verpleegkundige zorg, fysiotherapie,
diëtetiek, ergotherapie en sociale zorg. Aanvullende elementen zouden kunnen zijn: farmacologie
en klinische psychologie (NICE, 2011).
Aansluitend bij de aanbevelingen uit de NICE richtlijn heupfracturen, is de werkgroep tot de
aanbevelingen van deze module gekomen. Daarbij dient echter met een aantal aspecten rekening
te worden gehouden.
10
Het standaard inzetten van multidisciplinaire zorg zou kunnen leiden tot toename van de kosten.
De werkgroep heeft echter in deze richtlijn geen onderzoek gedaan naar de kosteneffectiviteit van
de multidisciplinaire behandeling in de Nederlandse situatie. Wel werd er voor deze richtlijn een
budget impact analyse verricht, die beschreven staat in het implementatiehoofdstuk.
15
Ook is de beschikbaarheid van het aantal geriaters en internist-ouderengeneeskundigen niet
geïnventariseerd. Dit zou er toe kunnen leiden dat het op dit moment niet mogelijk is om in heel
Nederland multidisciplinaire zorg voor kwetsbare ouderen rondom een heupoperatie te
implementeren conform de onderstaande aanbevelingen.
20
Tevens is de aanwezigheid van multidisciplinaire revalidatiezorg, zoals geboden in Nederlandse
verpleeghuizen, uniek. In Nederland worden patiënten snel ontslagen uit het ziekenhuis waarbij
ketensamenwerking en een goede indicatiestelling (Triage) voor geriatrische revalidatiezorg zeer
belangrijk zijn. Deze unieke vorm van het leveren van zorg wordt niet weerspiegeld in de
internationale literatuur.
25
Aanbevelingen
Zorg ervoor dat de multidisciplinaire revalidatie bij kwetsbare ouderen na een operatie voor een
proximale femurfractuur geleverd wordt in een geïntegreerde multidisciplinaire setting.
Multidisciplinaire revalidatie bij kwetsbare ouderen na een operatie voor een proximale
femurfractuur bij bestaat bij voorkeur uit de volgende basis componenten:
orthogeriatrische assessment;
snelle preoperatieve optimalisatie van de algehele conditie;
vroegtijdige identificatie van individuele doelen en indicatiestelling voor geriatrische
revalidatie (triage) door een specialist ouderengeneeskunde om op korte termijn goede
mobiliteit en daarmee onafhankelijkheid te verkrijgen, en om ervoor te zorgen dat de
patiënt terug kan naar de woonsituatie van voor de opname alsmede het verkrijgen van
gezondheid op lange termijn;
continue en gecoördineerde multidisciplinaire controle;
gerelateerde diensten, zoals geestelijke gezondheid, valpreventie, osteoporosezorg,
eerstelijns zorg en maatschappelijk werk;
bestuurlijke afspraken voor de klinische zorg- en dienstverlening gedurende alle stadia
van het zorgpad en de revalidatie, ook buiten de zorginstelling.
30
Kennishiaten
Meer vergelijkend onderzoek is wenselijk naar de (kosten)effectiviteit van verschillende modellen
van multidisciplinaire revalidatie en de individuele disciplines of behandelcomponenten die daar
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 117
deel van uitmaken. Daarbij dient gekeken te worden naar voor kwetsbare ouderen belangrijke
uitkomstmaten, zoals postoperatief functioneren en welzijn.
5
10
15
20
Literatuur
Handoll HH, Cameron ID, Mak JC, et al. Multidisciplinary rehabilitation for older people with hip fractures. The Cochrane
database of systematic reviews. 2009(4):CD007125.
Kennie DC, Reid J, Richardson IR, et al. Effectiveness of geriatric rehabilitative care after fractures of the proximal femur in
elderly women: a randomised clinical trial. BMJ 1988;297(6656):1083–6.
Naglie G, Tansey C, Kirkland JL, et al. Interdisciplinary inpatient care for elderly people with hip fracture: A randomized
controlled trial. Canadian Medical Association Journal 2002;167(1):25–32.
National Clinical Guideline Centre (NICE). Hip fracture. The management of hip fracture in adults. London (UK): National
Institute for Health and Clinical Excellence (NICE); 2011 Jun.
Shyu YI, Liang J, Tseng MY, et al. Comprehensive and subacute care interventions improve health-related quality of life for
older patients after surgery for hip fracture: a randomised controlled trial. Int J Nurs Stud. 2013;50(8):1013-24.
Shyu YI, Liang J, Wu CC, et al. Interdisciplinary intervention for hip fracture in older Taiwanese: benefits last for 1 year. Journals
of Gerontology Series A - Biological Sciences and Medical Sciences 2008;63 (1):92–7.
Stenvall M, Olofsson B, Nyberg L, et al. Improved performance in activities of daily living and mobility after a multidisciplinary
postoperative rehabilitation in older people with femoral neck fracture: a randomized controlled trial with 1-year
follow-up. Journal of Rehabilitation Medicine 2007;39(3):232–8
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 118
Bijlage 1 Zoekverantwoording
Database
Medline
(OVID)
2009-mrt
2014
Embase
(Elsevier)
Zoektermen / overeenkomstig zoektermen Cochrane review:
Handoll HHG, Cameron ID, Mak JCS, Finnegan TP. Multidisciplinary rehabilitation for older
people with hip fractures. Cochrane Database of Systematic Reviews 2009, Issue 4. Art. No.:
CD007125. DOI: 10.1002/14651858.CD007125.pub2.
1 exp Femoral Fractures/ (28773)
2 ((hip* or ((femur* or femoral*) adj3 (neck or proximal))) adj4 fracture*).tw. (18269)
3 ((trochanteric or intertrochanteric or subtrochanteric) adj3 fracture*).ti,ab. (2739)
4 or/1-3 (34720)
5 exp aged
/ or *Aging/ (2357859)
6 (frail* or elderly).ti,ab. or aged.ti. (210683)
7 geriatric*.mp,kw. (76773)
8 5 or 6 or 7 (2431947)
9 4 and 8 (17817)
10 Physical Therapy Modalities/ or rehabilitation/ or activities of daily living/ or early
ambulation/ or occupational therapy/ or Critical Pathways/ or "Physical Therapy (Specialty)"/
(104975)
11 Rehabilitation Nursing/ (1103)
12 (rehab* or (early adj1 (mobil* or discharg* or ambulat*)) or occupational therap* or
physiotherap* or physical therap* or multidisciplin*).tw. (180546)
13 (geriatr* or geriatr*-orthop* or orthop?edic-geriatr* or ortho*-geriatr* or
orthogeriatr*).tw. (32706)
14 hospital at home.tw. (279)
15 exp Hospitalization/ (155441)
16 or/10-15 (417281)
17 9 and 16 (3374)
18 limit 17 to (yr="2009 -Current" and (dutch or english or french or german)) (931)
19 (meta-analysis/ or meta-analysis as topic/ or (meta adj analy$).tw. or ((systematic* or
literature) adj2 review$1).tw. or (systematic adj overview$1).tw. or exp "Review Literature as
Topic"/ or cochrane.ab. or cochrane.jw. or embase.ab. or medline.ab. or (psychlit or psyclit).ab.
or (cinahl or cinhal).ab. or cancerlit.ab. or ((selection criteria or data extraction).ab. and
"review"/)) not (Comment/ or Editorial/ or Letter/ or (animals/ not humans/)) (201933)
20 18 and 19 (40)
21 (exp clinical trial/ or randomized controlled trial/ or exp clinical trials as topic/ or randomized
controlled trials as topic/ or Random Allocation/ or Double-Blind Method/ or Single-Blind
Method/ or (clinical trial, phase i or clinical trial, phase ii or clinical trial, phase iii or clinical trial,
phase iv or controlled clinical trial or randomized controlled trial or multicenter study or clinical
trial).pt. or clinic$ trial$1.tw. or (clinic$ adj trial$1).tw. or ((singl$ or doubl$ or treb$ or tripl$)
adj (blind$3 or mask$3)).tw. or Placebos/ or placebo$.tw. or randomly allocated.tw. or
(allocated adj2 random$).tw.) not (animals/ not humans/) (1088625)
22 18 and 21 (168)
23 22 not 20 (155)
'femur fracture'/exp/mj OR ((trochanteric OR intertrochanteric OR subtrochanteric OR hip)
NEAR/3 fracture*):ab,ti OR ((femur* OR femoral*) NEAR/4 fracture*):ab,ti
Totaal
287
AND ('physical medicine'/exp/mj OR 'rehabilitation'/exp/mj OR 'mobilization'/exp/mj OR 'daily
life activity'/exp/mj OR 'rehabilitation nursing'/exp OR 'rehabilitation care'/exp OR rehab*:ab,ti
OR (early NEAR/1 (mobil* OR discharg* OR ambulat*)):ab,ti OR ((occupational OR physical)
NEAR/1 therap*):ab,ti OR physiotherap*:ab,ti OR multidisciplin*:ab,ti OR geriatr*:ab,ti OR
(geriatr* NEAR/1 orthop*):ab,ti OR (ortho* NEAR/1 geriatr*):ab,ti OR orthogeriatr*:ab,ti OR
'hospital at home':ab,ti OR 'hospitalization'/exp/mj)
AND ('aged'/exp/mj OR 'aging'/exp/mj OR frail*:ab,ti OR elderly:ab,ti OR aged:ti OR
geriatric*:ab,ti) AND ([dutch]/lim OR [english]/lim OR [french]/lim OR [german]/lim) AND
[embase]/lim AND [2009-2014]/py
'meta analysis'/de OR cochrane:ab OR embase:ab OR psychlit:ab OR cinahl:ab OR medline:ab
OR (systematic NEAR/1 (review OR overview)):ab,ti OR (meta NEAR/1 analy*):ab,ti OR
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 119
metaanalys*:ab,ti OR 'data extraction':ab OR cochrane:jt OR 'systematic review'/de)) – (28) –
15 uniek
Cochrane
(Wiley)
AND ('clinical trial'/exp OR 'randomization'/exp OR 'single blind procedure'/exp OR 'double
blind procedure'/exp OR 'crossover procedure'/exp OR 'placebo'/exp OR 'prospective
study'/exp OR rct:ab,ti OR random*:ab,ti OR 'single blind':ab,ti OR 'randomised controlled
trial':ab,ti OR 'randomized controlled trial'/exp OR placebo*:ab,ti) NOT 'conference abstract':it
('meta analysis'/de OR cochrane:ab OR embase:ab OR psychlit:ab OR cinahl:ab OR medline:ab
OR (systematic NEAR/1 (review OR overview)):ab,ti OR (meta NEAR/1 analy*):ab,ti OR
metaanalys*:ab,ti OR 'data extraction':ab OR cochrane:jt OR 'systematic review'/de)) (111) –
77 uniek
1
MeSH descriptor: [Femoral Fractures] explode all trees
#2
((trochanteric or intertrochanteric or subtrochanteric or hip) near/3 fracture*):ab,ti
or ((femur* or femoral*) near/4 fracture*):ab,ti
#3
#1 or #2
#4
MeSH descriptor: [Aged] explode all trees
#5
MeSH descriptor: [Aging] explode all trees
#6
frail:ab,ti or frailty:ti or elderly:ab,ti or aged:ti or geriatric:ab,ti
#7
#4 or #5 or #6
#8
#3 and #7
#9
MeSH descriptor: [Physical Therapy Modalities] explode all trees
#10
MeSH descriptor: [Rehabilitation] explode all trees
#11
MeSH descriptor: [Activities of Daily Living] explode all trees
#12
MeSH descriptor: [Early Ambulation] explode all trees
#13
MeSH descriptor: [Occupational Therapy] explode all trees
#14
MeSH descriptor: [Critical Pathways] explode all trees
#15
MeSH descriptor: [Physical Therapy Specialty] explode all trees
#16
rehab*:ab,ti or (early near/1 (mobil* or discharg* or ambulat*)):ab,ti or
((occupational or physical) near/1 therap*):ab,ti or physiotherap*:ab,ti or multidisciplin*:ab,ti
or geriatr*:ab,ti or (geriatr* near/1 orthop*):ab,ti or (ortho* near/1 geriatr*):ab,ti or
orthogeriatr*:ab,ti or 'hospital at home':ab,ti
#17
MeSH descriptor: [Hospitalization] explode all trees
#18
MeSH descriptor: [Rehabilitation Nursing] explode all trees
#19
'hospital at home':ab,ti
#20
#9 or #10 or #11 or #12 or #13 or #14 or #15 or #16 or #17 or #18 or #19
#21
#8 and #10 Publication Date from 2009 to 2014 (14) – 3 uniek
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 120
Bijlage 2 exclusietabel
Auteur, jaartal
Systematische reviews
Allen, 2012
Inclusie/Exclusie
Reden van exclusie
Exclusie
Auais, 2012
Exclusie
Bachmann, 2010
Exclusie
Cameron, 2010
Exclusie
Chen, 2011
Chudyk, 2009
Exclusie
Exclusie
Feehan, 2011
Exclusie
Verkeerde patiëntenpopulatie: patiënten
met dementie na heupoperatie
Onderzoekt een andere interventie:
uitgebreide bewegingstherapie
Bredere onderzoeksvraag: effect van
revalidatieprogramma’s specifiek voor
(alle soorten) geriatrische patiënten.
Andere onderzoeksvraag: effect van
interventies op preventie van vallen.
Niet-systematische review
Bredere onderzoeksvraag: effect van
verschillende revalidatieprogramma’s na
heupfractuur bij ouderen. Betreft met
name intensiveren van programma’s en
niet
zozeer
multidisciplinaire
behandeling.
Andere onderzoeksvraag: wat is het
effect van acitviteit/beweging?
Handoll, 2009
Sherrington, 2011
Inclusie
Exclusie
RCT’s (T.b.v. update Handoll, 2009 - vanaf april 2009 t/m 19 maart 2014)
Al-Ani, 2010
Exclusie
Anbar, 2014
Exclusie
Barone, 2009
Exclusie
Bell, 2014
Exclusie
Breedveld-Peters, 2012
Exclusie
Chin, 2013
Exclusie
Chong, 2010
Exclusie
Cook, 2011
Exclusie
Di Monaco, 2012
Exclusie
Dubljajin-Raspopovic, 2012
Exclusie
Onderzoekt een andere interventie:
bewegingstherapie
Niet gerandomiseerd onderzoek met
andere onderzoeksvraag: wat zijn
prognostische factoren voor mobiliteit en
ADL bij cognitieve verslechterde ouderen
met heupfractuur.
Andere onderzoeksvraag: effect van
bijvoeding op complicaties.
Niet gerandomiseerd onderzoek met
andere onderzoeksvraag: wat zijn
prognostische
factoren
voor
de
therapietrouwheid aan een programma
betreffende vroegtijdige mobilisatie en
gewichtheffen na een heupoperatie
Niet gerandomiseerde before- and after
studie met andere onderzoeksvraag: wat
is het effect van multimodale
multidisciplinaire voedingszorg ten
opzichte
van
geïndividualiseerde
voedingszorg.
Andere onderzoeksvraag: betreft een
procesevaluatie om uitvoerbaarheid van
een trial naar voedingssupplementen uit
te voeren.
Andere onderzoeksvraag: onderzoekt het
effect van pijnstilling
Geen origineel onderzoek, betreft een
niet-systematische review
Betreft een studieprotocol, nog geen
resultaten beschikbaar
Andere onderzoeksvraag: effect van
aanbevelingen voor valpreventie
Andere onderzoeksvraag: wat zijn
prognostische
factoren
voor
mobiliteitsstatus bij ontslag?
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 121
Dubljajin-Raspopovic, 2013
Exclusie
Edgren, 2013
Exclusie
Gambatesa, 2013
Exclusie
Giaquinto, 2010
Exclusie
Gregersen, 2011
Exclusie
Hoekstra, 2011
Exclusie
Johansen, 2012
Koren-Hakim, 2012
Exclusie
Exclusie
Latham, 2014
Exclusie
Lin, 2009
Exclusie
Liu, 2014
Exclusie
Maggi, 2010
Exclusie
Mangione, 2010
Exclusie
McGilton, 2012
Exclusie
Morghen, 2011
Exclusie
Munin, 2010
Exclusie
Portegijs, 3013
Exclusie
Andere onderzoeksvraag: wat zijn
prognostische factoren voor functionele
status bij ontslag?
Cross-sectionele studie met andere
onderzoeksvraag:
relatie
tussen
balanszekerheid, functionele balans en
fysieke onmogelijkheden.
Andere onderzoeksvraag: wat is het
effect van patiëntgerichte behandeling?
Andere onderzoeksvraag: wat is het
effect
van
hydrotherapie
na
heupoperatie?
Niet gerandomiseerd onderzoek, focus
op home-based revalidatie
Niet-gerandomiseerd onderzoek naar
multidisciplinaire
voedingszorg
vs
standaard zorg
Niet gerandomiseerd onderzoek
Geen interventie-onderzoek. Betreft
onderzoek naar de relatie tussen
voedingsstatus
en
diverse
postoperatieve uitkomstmaten
Andere onderzoeksvraag: onderzoekt het
effect van een bewegingsprogramma
voor thuis
Niet gerandomiseerd onderzoek met
andere onderzoeksvraag: wat is het
effect van een planning voor ontslag?
Betreft een secundaire analyse van
studie van Shyu, 2013 met focus op
voedingsstatus als uitkomstmaat. Bekijkt
ook functionele uitkomsten, maar dan in
relatie tot voedingsstatus.
Geen interventie-onderzoek. Betreft
onderzoek naar de relatie tussen
wachttijd tot operatie en postoperatieve
mortaliteit en beperkingen.
Andere onderzoeksvraag: wat is het
effect van oefeningen voor thuis om de
beenkracht te versterken? Betreft een
pilot studie.
Betreft een studieprotocol. Nog geen
resultaten
beschikbaar.
Patiëntenpopulatie bestaat daarnaast
alleen uit ouderen met heupfractuur en
cognitieve beperkingen.
Geen interventie-onderzoek. Betreft
onderzoek naar de relatie tussen baseline
cognitieve status en postoperatieve
loopvaardigheden.
Betreft geen interventie-onderzoek.
Betreft onderzoek om in kaart te brengen
welke activiteiten in diverse revalidatieinstellingen worden ondernomen voor
patiënten na een heupoperatie.
Betreft een secundaire analyse van een
RCT
naar
een
intensiever
revalidatieprogramma
met
thuisoefeningen. Daarbij wordt gefocust
op de uitkomstmaat perceptie van
omgevingsbarrièrs
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 122
Romeo, 2011
Exclusie
Savino, 2013
Exclusie
Shyu, 2010
Exclusie
Shyu, 2013
Shyu, 2013b
Inclusie
Exclusie
Singh, 2012
Exclusie
Stenvall, 2012
Exclusie
Tseng, 2012
Exclusie
Visschedijk, 2013
Exclusie
Wu, 2013
Exclusie
Yu-Yahiro, 2009
Exclusie
Ziden, 2010
Exclusie
Andere
onderzoeksvraag:
kosteneffectiviteit
van
cognitieve
gedragstherapie voor postoperatieve
depressie
bij
risicopatiënten
na
heupoperatie.
Geen interventie-onderzoek. Betreft
onderzoek naar de relatie tussen
handdruk en loopherstel
Betreft dezelfde onderzoekspopulatie als
Shyu, 2008 en dezelfde uitkomstmaten,
maar dan gemeten na 2 jaar follow-up
(de follow-up in Shyu 2008 betreft 1 jaar).
Zelfde studiepopulatie als Shyu, 2013,
maar
kijkt
naar
verkeerde
uitkomstmaten (volledig herstel in ADL,
risico op depressie en risico op
ondervoeding)
Focus
ligt
op
oefentherapie
(gewichtheffen) voor thuis, niet inpatient
multidisciplinaire revalidatie
Betreft zelfde populatie als Stenvall 2007,
die reeds geïncludeerd is in de Cochrane
review van Handoll. Deze studie betreft
een subanalyse van alleen patiënten met
dementie.
Betreft dezelfde onderzoekspopulatie als
Shyu, 2008 die al geïncludeerd is in
Cochrane review. Kijkt naar verschil
tussen groepen in traject van functioneel
herstel gemeten over 2 jaar. Is andere
uitkomstmaat.
Geen
interventiestudie.
Betreft
onderzoek naar de relatie tussen angst
voor vallen en tijd na fractuur en andere
psychologische factoren.
Geen
interventiestudie.
Betreft
onderzoek naar de relatie tussen
verkregen en benodigde zorg en herstel.
Betreft een beschrijving van een
bewegingsprogramma voor thuis en een
evaluatie
van
de
uitvoerbaarheid/implementatie.
Onderzoekt lange termijn effecten van
een home-based revalidatieprogramma.
* Volledige referenties zijn op te vragen bij het Kennisinstituut van Medisch Specialisten
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 123
Bijlage 3 Evidence tabellen
Evidence table for systematic reviews
Research question: What is the effect of multidisciplinary rehabilitation for hip fracture aftercare in older people?
Study
Study characteristics
Patient characteristics
Intervention (I)
reference
Handoll,
Type of study: systematic review Important
patient Intervention:
2009
and meta-analysis of (quasi-) characteristics at baseline:
randomised controlled trials
A: Accelerated rehabilitation and early
N, mean age(yr)
discharge: early assessment by
Country: Australia
A: 252, mean 84 yr
physician experienced in rehabilitation
B: 66, mean 82.5 yr
and geriatric medicine to assess
Source of funding: University of C: 108, Mean age not stated
rehabilitation
goals,
early
Teesside, Middlesbrough, UK and D: 378, mean 79 yr
commencement, greater emphasis on
Rehabilitation Studies Unit, Faculty E: 222, mean 81 yr
retraining for physical independence,
of Medicine, University of Sydney, F: 260, mean 80 yr
closer family care-giver contact and
Australia. External soruces: The G: 108, mean79 and 84 yr
more detailed discharge planning.
Cochrane
Collaboration, H: 280, mean 84 yr
Prioritisation Project Fund.
I: 71, mean 81 yr
B: Accelerated discharge (<48h
J: 162, mean 78 yr
postsurgery)
and
home-based
Literature search up to: April 2009 K: 199, mean 82 yr
interdisciplinary rehabilitation. Home
L: 71, mean 78 yr
visits
by
physiotherapists,
Inclusion
criteria:
(quasi-) M: 321, mean 82 yr
occupational
therapists,
speech
randomised controlled trials of
pathologists, social workers and
post-surgical
care
using Sex (%female/%male):
therapy aides. Standard therapy
multidisciplinary rehabilitation of A: 83%/17%
service provided as required. Weekly
older people (most participants B: 67%/33%
multidisciplinary conference attended
>65 yr) with hip fracture. C: 100% women
by specialist in rehabilitation or
Multidisciplinary rehabilitation is D: 74%/26%
geriatrician.
supervised by a geriatrician, a E: 100% women
rehabilitation physician or a F: 72%/28%
C: Joint geriatric and orthopaedic
specialised clinician in geriatrics or G: 100% women
management involving early postrehabilitation and is compared H: 80%/20%
admission assessment by geriatrician,
with usual care.
I: 76%/24%
joint decision for transfer to orthoJ: 68.5%/31.5%
geriatric ward, joint clinical rounds
Exclusion criteria: Not reported.
K: 74%/26%
once a week, joint responsibility for
L: 78%/22%
rehabilitation
programme,
joint
N of included studies:
M: 81.5%/18.5%
decisions about and facilitation of
13
discharge or transfer, joint junior
medical staff.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 124
Control (C)
Outcome
measures
and effect size
Control:
Inpatient rehabilitation
vs usual care
A: Conventional care and
rehabilitation (of these 56%
had
multidisciplinary
rehabilitation).
B: Usual or conventional
care
(routine
interdisciplinary
hospital
care and rehabilitation in
hospital).
C:
Orthopaedic
management
on
orthopaedic rehabilitation
unit. Geriatrician available
for advice.
D: Usual orthopedic care.
E: Usual orthopaedic care in
orthopaedic ward. Referral
to geriatrician by letter.
F: Discharge to local
community
hospitals,
treatment by GP with
physiotherapists
usually
available.
G: Routine orthopaedic care
in orthopaedic admission
ward.
H:
Usual
care
on
orthopaedic unnits which
included access to geriatric
1. Mortality
1a. mortality at end of
follow-up.
Effect
measure: RR [99% CI]:
0.90 [0.76-1.07]
A: 0.98 [0.59-1.64]
C: 1.29 [0.57-2.92
D: 1.21 [0.83-1.75]
E: 0.78 [0.43-1.44]
F: 0.92 [0.51-1.66]
G: 0.56 [0.28-1.09]
H: 0.79 [0.44-1.44]
J: 1.03 [0.38-2.79]
K: 0.85 [0.46-1.56]
L: 0.72 [0.24-2.16]
M: 0.76 [0.49-1.17]
1b.
mortality
at
discharge.
Effect
measure: RR [99% CI]:
0.77 [0.56-1.06]
C: 1.29 [0.57-2.92]
D: 1.02 [0.56-1.85]
E: 0.40 [0.13-1.18]
F: 1.03 [0.30-3.45]
G: 1.25 [0.35-4.40]
H: 0.53 [0.22-1.28]
K: 0.82 [0.44-1.44]
L: 1.87 [0.13-5.83]
M: 0.12 [0.002-0.92]
Comments
A: Cameron, 1993
B: Crotty, 2003
C: Fordham, 1986
D: Galvard, 1995
E: Gilchrist, 1988
F: Huusko, 2002
G: Kennie, 1988
H: Naglie, 2002
I: Ryan, 2006
J: Shyu, 2008
K: Stenvall, 2007
L: Swanson, 1998
M: Vidan, 2005
Although 17 trials had
comparability of the groups at
baseline (item d) or only a small
chance of confounding, details
of the nutritional status of the
groups were often missing.
Related to this is the lack of
information
on
anthropometric parameters.
D: Geriatric rehabilitation: transfer to
geriatric hospital and weekly visit by
orthopedic surgeon.
E: Combined ortho-geriatric care in
special designated unit. Weekly ward
round with a geriatrician, an
orthopaedic senior registrar and a
senior ward nurse; followed by a case
conference with in addition a
physiotherapist,
occupational
therapist and a social worker.
F: Intensive geriatric rehabilitation
within hospital: multidisciplinary
geriatric team (geriatrician, trained GP,
nurses,
occupational
therapists,
physiotherapists, social workers,
neuropsychologists)
provided
intensive rehabilitation programme
based in geriatric ward. During first 2
months, independent living patients
were
visited
10
times
by
physiotherapists.
G:
Multidisciplinary
care
(GP,
geriatrician and advice when needed
from orthopaedic specialist) in
orthopaedic beds at peripheral
hospital. Day to day care by GP,
geriatrician attended each week 2
ward rounds and one multidisciplinary
team conference.
H: Interdisciplinary care consisting of
routine postoperative surgical care
plus daily medical care by internistgeriatrician, and regular care by
physiotherapist,
occupational
therapist, social worker and clinical
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 125
consultation and allied
health care professionals if
requested.
I:
Less
intensive
rehabilitation: 6 or more
face-to-face contacts per
week from members of a
multidisciplinary
rehabilitation
team
(physiotherapist,
occupational
therapist,
speech
and
language
therapist
or
therapy
assistant).
J: Usual care on trauma or
orthopaedic ward. Some
consultations
of
other
disciplines made depending
on patient’s condition.
K: Usual care on specialist
orthopaedic ward. Care
included
that
by
physiotherapists,
occupational therapist and
care staff, not including
dietician.
L: Standard orthopaedic
management including daily
visits from physiotherapist.
Social
worker
or
occupational therapist by
request, geriatrician on
referral.
M: Usual orthopaedic care:
management
by
orthopaedic surgeon and
nurses. Counselling from
different specialists as
required.
2. Functional outcome
Effect measure: RR
[99% CI]:
Measures of physical
functioning
varied
between studies, and
data pooling was either
inappropriate or not
possible. Data were
often incomplete.
2a. More dependent
(based on Katz index) at
1 year
G: 0.64 [0.46-0.89]
K: 0.65 [0.48-0.88]
2b.
Nonrecovery/decline
in
walking at long term
follow-up
H: 0.99 [0.76-1.29]
J: 0.59 [0.37-0.95]
3. quality of life
No data
nurse specialist. Twice weekly
interdisciplinary rounds to set goals
and monitor progress.
I: Intensive rehabilitation: 6 or more
face-to-face contacts per week from
members of a multidisciplinary
rehabilitation team (physiotherapist,
occupational therapist, speech and
language therapist or therapy
assistant).
J: Interdisciplinary programme of
geriatric consultation, continuous
rehabilitation and discharge planning.
Assessment
by
geriatrician,
rehabilitation by physiotherapist,
geriatric nurses, and rehabilitation
physician.
K: Geriatric unit specializing in geriatric
orthopaedic care. Multidisciplinary
team providing assessments and
rehabilitation program.
L:
Accelerated
rehabilitation
programme involving multidisciplinary
team
(orthopaedic
surgeon,
geriatrician,
nurse-coordinator,
physiotherapist,
occupational
therapist, social worker) based in
orthopaedic ward.
M: Multidisciplinary care: geriatric
team (geriatrician, rehabilitation
specialist, specific social worker. Daily
geriatric assessment, physical therapy,
assessment of social environment and
a comprehensive treatment plan.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 126
5
10
15
Table for quality assessment for systematic reviews
Research question: What is the effect of multidisciplinary rehabilitation for hip fracture aftercare in older people?
Study
Appropriate
Comprehensive
Description
of Description
of Appropriate adjustment for Assessment of Enough
Potential risk of
reference
and
clearly and systematic included
and relevant
potential confounders in scientific quality similarities
publication bias
focused
literature
excluded
characteristics of observational studies?5
of
included between studies taken
into
(first
question?1
search?2
studies?3
included
studies?6
to
make account?8
author,
studies?4
combining them
publication
Yes/no/unclear/notapplicable
reasonable?7
year)
Yes/no/unclear
Yes/no/unclear
Yes/no/unclear Yes/no/unclear
Yes/no/unclear
Yes/no/unclear
Yes/no/unclear
Handoll,
yes
yes
yes
yes
Not applicable
yes
yes
yes
2009
1.
Research question (PICO) and inclusion criteria should be appropriate and predefined
2.
Search period and strategy should be described; at least Medline searched; for pharmacological questions at least Medline + EMBASE searched
3.
Potentially relevant studies that are excluded at final selection (after reading the full text) should be referenced with reasons
4.
Characteristics of individual studies relevant to research question (PICO), including potential confounders, should be reported
5.
Results should be adequately controlled for potential confounders by multivariate analysis (not applicable for RCTs)
6.
Quality of individual studies should be assessed using a quality scoring tool or checklist (Jadad score, Newcastle-Ottawa scale, risk of bias table etc.)
7.
Clinical and statistical heterogeneity should be assessed; clinical: enough similarities in patient characteristics, intervention and definition of outcome measure to allow pooling? For
pooled data: assessment of statistical heterogeneity using appropriate statistical tests (e.g. Chi-square, I2)?
8.
An assessment of publication bias should include a combination of graphical aids (e.g., funnel plot, other available tests) and/or statistical tests (e.g., Egger regression test, HedgesOlken). Note: If no test values or funnel plot included, score “no”. Score “yes” if mentions that publication bias could not be assessed because there were fewer than 10 included studies.
9.
Sources of support (including commercial co-authorship) should be reported in both the systematic review and the included studies. Note: To get a “yes,” source of funding or support
must be indicated for the systematic review AND for each of the included studies.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 127
Evidence table for intervention studies
Research question: What is the effect of multidisciplinary rehabilitation for hip fracture aftercare in older people? (update Handoll, 2009)
Study
Study
Patient
Intervention (I)
Comparison / control Follow-up
Outcome measures and
reference characteristics characteristics
(C)
effect size
Shyu,
Type of study: Inclusion criteria: The subacute care Usual care: Patients are Length of follow-up: 12 Mortality at end of
2013
RCT
Patients >60 yr model consisted of usually sent directly to months after discharge
follow-up:
submitted
to geriatric consultation, the hospital emergency
I: 5/101 (5%)
Setting:
surgery
for a
continuous room and are cared for Loss-to-follow-up:
C: 5/99 (5%)
Teaching
unilateral
hip rehabilitation
by
orthopaedists.
hospital
fracture,
programme, and early Consultations
for Intervention
HRQoL- Health Related
prefracture
discharge-planning
internal medicine care N (%): 9/101 (9%)
Quality of Life (SF36):
Country:
Chinese Barthel intervention.
are occasionally made Reasons: mortality (5) The SF-36 exists of
Taiwan
index >70
depending on the and refusal (4)
several dimensions, there
Comprehensive
patient’s
condition.
is no total score. At the
Source
of Exclusion criteria: geriatric assessment Physical therapy usually Control
end of follow-up the
funding:
Severe cognitive and
medical starts on the second or N (%): 14/99 (14%)
intervention
group
National
impairment,
supervision
were third day without any Reasons: mortality (5) scored better in physicalHealth
completely
provided initially by the in-home rehabilitation and refusal (9)
related function (physical
Research
unable to follow geriatric nurse before provided or telephone
functioning, disability due
Institute
of instructions (<10 surgery.
The follow-ups. Patients are
to physical health and
Taiwan
on Chinese mini- geriatrician examined encouraged
to
physical
component
mental
state high-risk patients who ambulate
with
summary) and in health
examination) or were >80 years old, at protected
weight
outcomes (vitality and
terminally ill.
high operative risk, had bearing for 3 months.
social functioning)
poor nutritional status,
N total: 200
had
cognitive
N intervention: impairment
or
101
disorientation, or had
N control: 99
unstable
comorbid
conditions.
The
Age:
geriatrician
then
76 (age per suggested
various
intervention
strategies
to
the
group
not primary surgeon.
reported)
Rehabilitation started
Sex:
on the first day after
32.7-40.4%
M surgery and continued
(sex
per into the home setting
intervention
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 128
Comments
Three programmes are
studies, of which one is
usual care, one is mainly
inpatient rehabilitation and
one is mainly focused on
home-based rehabilitation.
Only
the
programme
focused
on
inpatient
rehabilitation versus usual
care is desribed here, as the
other comparements are
not relevant in our case.
group
reported)
not
Groups
comparable at
baseline?
Yes
(no
significant
differences)
after
hospital
discharge.
In-hospital
rehabilitation included
one visit per day by a
geriatric nurse and at
least two assessments
by a physical therapist.
For
in-home
rehabilitation, subjects
received four nursing
visits in the first month
after discharge, four
visits from 2 to 4
months
following
discharge, and one visit
each time from a
physical
therapist
within the first week,
third week, and third
month after discharge.
Geriatric
nurses
provided
structured
discharge assessment
with
home
environment
assessment, referral,
and reminders for
clinical
follow-up.
Within 3
days
after
each
patient’s discharge, the
geriatric nurse visited
his/her home to assess
its environment and to
suggest environmental
modifications.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 129
5
10
15
Risk of bias table for intervention studies
Research question: What is the effect of multidisciplinary rehabilitation for hip fracture aftercare in older people? (update Handoll, 2009)
Study
Describe
Bias
due
to Bias
due
to Bias
due
to Bias
due
to Bias
due
to Bias due to loss to Bias
due
to
referenc
method of inadequate
inadequate
inadequate
inadequate
selective outcome follow-up?5
violation of
e
randomisati
concealment
of blinding
of blinding of care blinding
of reporting on basis
intention to treat
on1
allocation?2
participants
to providers
to outcome assessors of the results?4
analysis?6
treatment
treatment
to
treatment
(first
allocation?3
allocation?3
allocation?3
author,
publicati
(unlikely/likely/uncl (unlikely/likely/uncl (unlikely/likely/uncl (unlikely/likely/uncl (unlikely/likely/uncl (unlikely/likely/uncl (unlikely/likely/uncl
on year)
ear)
ear)
ear)
ear)
ear)
ear)
ear)
Shyu,
Throw of a unlikely
unlikely
Unlikely
Unclear
Unclear
unlikely
Not applicable
2013
dice by a
neutral
person
1.
Randomisation: generation of allocation sequences have to be unpredictable, for example computer generated random-numbers or drawing lots or envelopes. Examples of inadequate
procedures are generation of allocation sequences by alternation, according to case record number, date of birth or date of admission.
2.
Allocation concealment: refers to the protection (blinding) of the randomisation process. Concealment of allocation sequences is adequate if patients and enrolling investigators cannot
foresee assignment, for example central randomisation (performed at a site remote from trial location) or sequentially numbered, sealed, opaque envelopes. Inadequate procedures are
all procedures based on inadequate randomisation procedures or open allocation schedules..
3.
Blinding: neither the patient nor the care provider (attending physician) knows which patient is getting the special treatment. Blinding is sometimes impossible, for example when
comparing surgical with non-surgical treatments. The outcome assessor records the study results. Blinding of those assessing outcomes prevents that the knowledge of patient
assignement influences the proces of outcome assessment (detection or information bias). If a study has hard (objective) outcome measures, like death, blinding of outcome assessment
is not necessary. If a study has “soft” (subjective) outcome measures, like the assessment of an X-ray, blinding of outcome assessment is necessary.
4.
Results of all predefined outcome measures should be reported; if the protocol is available, then outcomes in the protocol and published report can be compared; if not, then outcomes
listed in the methods section of an article can be compared with those whose results are reported.
5.
If the percentage of patients lost to follow-up is large, or differs between treatment groups, or the reasons for loss to follow-up differ between treatment groups, bias is likely. If the
number of patients lost to follow-up, or the reasons why, are not reported, the risk of bias is unclear
6.
Participants included in the analysis are exactly those who were randomized into the trial. If the numbers randomized into each intervention group are not clearly reported, the risk of
bias is unclear; an ITT analysis implies that (a) participants are kept in the intervention groups to which they were randomized, regardless of the intervention they actually received, (b)
outcome data are measured on all participants, and (c) all randomized participants are included in the analysis.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 130
6.2
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Aan welke organisatorische voorwaarden dient te worden voldaan bij de
multidisciplinaire zorg voor kwetsbare ouderen rondom een heupoperatie?
Inleiding
Bij een kwetsbare oudere patiënt met meerdere medische, psychologische en /of sociale
problemen, staat multidisciplinaire zorg centraal in de behandeling. Oudere patiënten die een
proximale femurfractuur hebben, zijn bij uitstek kwetsbare patiënten. Dat de reguliere
behandeling voor deze patiëntengroep onvoldoende is, wordt in de internationale literatuur vanaf
de jaren 90 van de vorige eeuw benoemd. Er worden verschillende behandelconcepten
beschreven, waarbij aan de chirurgische behandeling geriatrische (medische dan wel
verpleegkundige) expertise wordt toegevoegd. In de NICE richtlijn voor heupfracturen wordt
gesteld dat elke patiënt met een proximale femurfractuur een Heup Fractuur Programma
aangeboden dient te krijgen, waarin een geriatrisch medisch team gezamenlijk
verantwoordelijkheid draagt voor de patiënt (NICE, 2011) (zie ook de module “Welke
disciplines/behandelcomponenten bevorderen de revalidatie van een kwetsbare oudere patiënt
na een heupoperatie?”).
Slechts een beperkt aantal studies doet logistieke aanbevelingen om multidisciplinaire zorg voor
kwetsbare ouderen te optimaliseren (Handoll et al., 2009; Giusti et al., 2011; Grigoryan et al.,
2014; Kammerlander et al., 2010). In deze uitgangsvraag zal ingegaan worden op de vraag aan
welke organisatorische voorwaarden de multidisciplinaire zorg voor kwetsbare ouderen rondom
een heupoperatie in Nederland zou moeten voldoen.
Methode literatuuranalyse
Voor deze uitgangsvraag werd geen search verricht. Reden hiervoor is dat er slechts beperkt
literatuur beschikbaar is aangaande dit specifieke onderwerp. Daarnaast dient opgemerkt te
worden dat de organisatie van zorg per land zo verschillend is, dat algemene conclusies uit
internationale literatuur moeilijk te vertalen zijn naar de Nederlandse situatie. Wel is er een
inventarisatie gedaan onder de Nederlandse ziekenhuizen waarvan bekend is dat ze al een vorm
van multidisciplinaire zorg voor de behandeling van de kwetsbare oudere patiënt met een
proximale femurfractuur hebben ingericht. Belangrijke kenmerken van de verschillende
geïnventariseerde organisatiemodellen zijn weergegeven in de tabel onderaan de overwegingen.
Samenvatting literatuur
Niet van toepassing
Overwegingen
Het National Clinical Guideline Centrum (UK) heeft namens het National Institute for Health &
Clinical Excellence (NICE) in 2011 een richtlijn geformuleerd betreffende de behandeling van de
heupfractuur van de volwassen patiënt (NICE, 2011). Hierin is een sectie opgenomen met
betrekking tot “Multidisciplinary management”. Deze sectie van de NICE richtlijn wordt tevens in
de module “Welke risicofactoren voor mortaliteit en verlies van functionaliteit dienen
preoperatief in kaart gebracht te worden?” besproken.
Kammerlander et al. (2010) deden een systematisch literatuuronderzoek naar de diverse
behandelmodellen voor “ co-managed care” bij de snel groeiende geriatrische populatie met een
proximale femurfractuur. Het doel van dit onderzoek was om de verschillen tussen de diverse
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 131
5
10
15
20
25
30
35
40
45
behandelmodellen te laten zien. Artikelen die in aanmerking kwamen voor analyse dienden te
gaan over het evalueren van een multidisciplinaire benadering van de intramurale behandeling
van oudere patiënten met een proximale femurfractuur. Daarbij dienden in ieder geval een
geriater en orthopedisch chirurg betrokken te zijn. Van de 656 mogelijk relevante citaties konden
21 full-text artikelen geëxtraheerd worden en deze werden onderverdeeld in 4 groepen. De 4
groepen werden als volgt gedefinieerd: 1) orthopedische afdeling met een geriatrische consult
service op verzoek, 2) orthopedische afdeling met een dagelijkse geriatrische consult service, 3)
geriatrische- of revalidatieafdeling met orthopedische consult service, 4) orthopedische afdeling
met geïntegreerde geriatrische zorg. In de groep met de geïntegreerde zorg werd de laagste
ziekenhuismortaliteit (1.1%), de kortste opnameduur (7.4 dagen) en de snelste tijd tot operatie
(1.4 dagen van opname tot aan operatie) gevonden. Vanwege de heterogeniteit van de groepen
konden geen uitspraken worden gedaan over het percentage complicaties en het niveau van de
ADL activiteiten. De auteurs concludeerden dat op basis van de systematische review geen
uitspraak gedaan kan worden over welk model het beste is, wel dat er een trend is richting de
behandelmodellen die geïntegreerde zorg gebruiken. Geïntegreerde zorg kan worden samengevat
als een combinatie van alle positieve kenmerken die werden gevonden in de literatuur. Hieronder
worden genoemd de integratie van de geriater in de trauma-unit, het hebben van een
multidisciplinair team, het urgentie geven aan de behandeling van geriatrische fractuurpatiënten
en het opstellen van behandelprotocollen.
Grigoryan et al. (2014) deden een systematisch literatuuronderzoek naar de effecten van
verschillende orthogeriatrische samenwerkingsmodellen. Studies werden geïncludeerd als ze een
multidisciplinaire benadering van de behandeling van heupfracturen beschreven, waarbij een
orthopedisch chirurg en een geriater betrokken waren. De gevonden studies werden gegroepeerd
in 3 categorieën: 1) routinematige geriatrische consultatie, 2) geriatrische klinische afdeling met
orthopedische consultatie, 3) gezamenlijke behandeling. Na het bestuderen van 1480 citaties
bleven er 18 studies (9094 patiënten) over die voldeden aan de inclusie criteria. De overall metaanalyse van alle studies liet zien dat ortho-geriatrische samenwerking (van alle soorten
categorieën) leidde tot een significante daling van de ziekenhuismortaliteit (RR 0.60; 95%CI 0.430.84) en de lange termijn mortaliteit (RR 0.83; 95%CI 0.74-0.94). De opnameduur was significant
lager, met name in het gezamenlijke behandelmodel (standarized mean difference -0.61 dag;
95%CI -0.95—0.28), hoewel hierbij rekening dient te worden gehouden met enige onzekerheid als
gevolg van heterogeniteit van de onderzoekspopulatie. Aanvullende studies zijn nodig om te
beoordelen wat het beste model van ortho-geriatrische samenwerking is en of deze
samenwerking ook gaat leiden tot betere functionele uitkomsten.
Het doel van de multidisciplinaire zorg voor kwetsbare ouderen rondom een heupoperatie is om
een kwalitatief hoogwaardige behandeling te bieden vanuit een proactieve benadering om
functieverlies zoveel te mogelijk te beperken dan wel te voorkomen. Daarbij dient te worden
gestreefd naar optimalisatie van de logistiek van het behandelproces. In de organisatie van de
multidisciplinaire zorg zijn een aantal belangrijke thema’s te onderscheiden. Deze worden
hieronder beschreven. Vanwege de beperkte beschikbaarheid van wetenschappelijke literatuur
over dit onderwerp en de problemen bij het vertalen van internationale literatuur naar de
Nederlandse situatie, is onderstaande tekst voornamelijk tot stand gekomen op basis van expert
opinion van de richtlijnwerkgroep.
1. Hoofdbehandelaarschap.
Met betrekking tot het hoofdbehandelaarschap zijn er globaal twee vormen te onderscheiden. In
de meest gevallen is de traumachirurg of traumaorthopeed de hoofdbehandelaar en primair
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 132
5
verantwoordelijk voor operatieve of conservatieve behandeling van de fractuur. Geriatrische
medebehandeling vindt plaats door de geriater of internist-ouderengeneeskunde, waarbij zij een
coördinerende functie hebben, adviezen geven omtrent het voorkomen en behandelen van
complicaties en interveniëren bij ontregeling van comorbiditeit. Op aanwijzing van de geriatrisch
medebehandelaar vindt consultatie plaats van overige specialismen.
Daarnaast zijn er ziekenhuizen waar de klinisch geriater of internist-ouderengeneeskundige de
hoofdbehandelaar is.
10
15
20
25
30
35
40
45
2. Klinische zorgpaden.
Klinische zorgpaden zijn ontwikkeld om te komen tot een eenduidig en welomschreven beleid van
opname op de SEH tot aan ontslag. Het geeft richting aan het te voeren beleid, welke uitgevoerd
dient te worden door verschillende zorgverleners (Medisch Specialist / Verpleegkundig Specialist
/ Physician Assistant / AIOS / ANIOS / verpleegkundigen / fysiotherapeuten) onder supervisie van
de medisch specialist. In deze multidisciplinaire zorgpaden worden zowel traumachirurgische als
geriatrische aandachtspunten beschreven.
3. Spoed Eisende Hulp.
De SEH is voor een kwetsbare patiënt geen goede omgeving. Gestreefd moet worden om de
patiënt zo kort mogelijk op de SEH te laten verblijven (Singer et al., 2011). Met behulp van een
fast-track procedure dient de oudere patiënt opgevangen te worden en zo mogelijk binnen 2 uur
opgenomen te worden op een verpleegafdeling. De patiënt wordt standaard op een antidecubitus matras verpleegd. Op de SEH dient een aantal standaard onderzoeken te worden
afgenomen, waarna de patiënt naar de verpleegafdeling kan worden ontslagen. Voorbeelden
hiervan zijn: röntgendiagnostiek en bloedonderzoek onder andere ten behoeve van de detectie
van deficiënties.
4. De verpleegafdeling en het multidisciplinaire behandelteam.
Er zijn aanwijzingen dat de kwaliteit die geleverd wordt op een geïntegreerde afdeling beter is dan
een afdeling waar dit geïntegreerde zorgmodel niet geïmplementeerd is. Het is dan ook te
adviseren om een aantal bedden op een verpleegafdeling te labelen voor patiënten van 70 jaar en
ouder met een proximale femurfractuur. Indien geen bed preoperatief beschikbaar is en de
patiënt opgenomen wordt op een andere afdeling, dan is een zo spoedig mogelijke overplaatsing
naar de speciale unit gewenst. Indien dit niet mogelijk is, dient er zorg voor gedragen te worden
dat de zorg aan de patiënt op de bewuste afdeling optimaal is. De werkgroep is van mening dat
het multidisciplinaire behandelteam op de afdeling minimaal bestaat uit:
Verpleegkundigen met aandachtsgebied traumatologie/orthopedie en de oudere patiënt
Fysiotherapeut
Diëtist
Op indicatie: ergotherapeut, transferverpleegkundige, logopedist, psycholoog,
activiteitentherapeut.
5. Operatie faciliteiten.
De werkgroep is van mening dat oudere patiënten met een proximale femurfractuur tijdens de
dag van opname, of tijdens de volgende kalenderdag na opname geopereerd dienen te worden
om postoperatieve complicaties tot het minimum te beperken (Egol et al., 2009; Rae et al., 2007;
Shiga et al., 2008). Het is niet nodig om deze patiëntencategorie in de avond of nacht te opereren,
maar het is beter om dit subacuut gepland te doen. Voor de tijd tot de operatie wordt verder
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 133
verwezen naar de herziene richtlijn “Proximale femurfracturen” (initiatief Nederlandse Vereniging
voor Heelkunde) die naar verwachting in 2016 opgeleverd zal worden.
5
10
15
20
25
30
35
40
6. Zorgprofessional met chirurgische en geriatrische competenties.
Een belangrijk deel van de zorg aan de patiënt met een proximale femurfractuur wordt geleverd
op de verpleegafdeling. Kwaliteit en continuïteit van zorg zijn hier derhalve erg belangrijk.
De laatste jaren wordt in toenemende mate deze zorg geleverd door een Verpleegkundig
Specialist (VS) / Physician Assistent (PA). Deze worden veelal specifiek opgeleid voor deze taak. De
werkzaamheden van de VS/PA op de afdeling kunnen de volgende zijn:
Coördineren van zorg
Verrichten van dagelijkse zaalvisite
Diagnostiek aanvragen, bespreken van de uitslagen met de superviserende specialismen en
vervolgens opstellen van het behandelplan
1e aanspreekpunt voor patiënt, familie en ketenpartners
Interpreteren van osteoporoseonderzoek en start medicatie
Verzorgen van de medische overdracht bij ontslag.
Bewaken van de kwaliteit van zorg onder andere d.m.v. bijhouden patiëntenbestand met
variabelen voor monitoring zorgpad (wachttijd OK, ligduur, complicaties, etc.)
Beheren en borging van zorgpaden en protocollen.
Maken en beheren van patiëntenvoorlichtingsmateriaal (folders) in samenwerking met
afdelingsverpleegkundigen en bureau communicatie
Verzorgen van interne en externe scholing
Ondersteunen en/of verrichten wetenschappelijk onderzoek
Uitvoeren van poliklinische follow-up van heup fractuur patiënten
Contact houden met keten partners, o.a. voor maken van afspraken m.b.t. uitstroom
patiënten
Al deze facetten van de organisatie van zorg kunnen een bijdrage leveren aan het doel van de
multidisciplinaire behandeling: vanuit een proactieve benadering complicaties en functieverlies
zoveel mogelijk te beperken dan wel te voorkomen.
Er zijn internationaal, maar ook in Nederland in de afgelopen jaren diverse initiatieven ontplooid
ter verbetering van de multidisciplinaire zorg voor kwetsbare ouderen met een proximale
femurfractuur. In 2008 werd in Nederland het eerste Centrum voor Geriatrische Traumatologie
geopend. Deze nieuwe vorm van multidisciplinaire zorg leidde tot betere behandeluitkomsten op
korte termijn voor de oudere patiënt met een proximale femurfractuur (Folbert et al., 2011).
Ondertussen zijn er in diverse ziekenhuizen verschillende geriatrisch-traumatologische
organisatiemodellen ontwikkeld. In tabel 1 hieronder worden de kenmerken van enkele van deze
modellen beschreven.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 134
Tabel 6.1. Kenmerken van de diverse organisatiemodellen in Nederland
A
B
C
D
Aantal patiënten (per jaar)
300
270*4
300
230
Gemiddelde ligduur (dagen)
9
9
8
6
Hoofdbehandelaar
- traumachirurg / trauma-orthopeed
- geriater / internist-oudergeneeskundige
x
H
300
?
I
520
6
x
*0
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Zorgpaden
x
x
-
x
x
x
x
x
x
Fasttrack SEH
x
-
-
-
x
x
x
x
x
OK faciliteiten
- acute zorg planbaar op OK
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Verpleegafdeling
- gelabelde bedden
- bedden capaciteit
x
12
x
8
-
-
x
8
x
8
-
x
6
x
9
x
x
x
x
*1
*2
*5
*5
x
*6
x
x
*5
*6
x
x
*7
*7
x
x
x
x
x
x
x
x
x
-
x
x
x
x
x
-
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
-
x
x
x
x
x
2
-
1
1
1
1
1
1
Gestructureerd MDO (x / week)
15
G
170
?
x
Multidisciplinair behandelteam
- Anesthesioloog
x
- Verpleegkundige met geriatrische
x
aantekening
- Fysiotherapeut
x
- Ergotherapeut
x
- Diëtetist
x
10
F
200
9
Samenwerkingsvorm
- postoperatief consult
- medebehandeling op chirurgische afdeling
- geïntegreerde afdeling
x
Verantwoordelijk voor afdeling
- Verpleegkundig Specialist / Physician
x
Assistent
- ANIOS / AIOS
*6
- Medisch Specialist
*6
5
x
*0
E
300
8
2
x
x
x
x
x
Osteoporosezorg
x
*3
x
x
x
x
x
x
x
*0 op indicatie (delier, pneumonie, hartfalen etc.) wordt geriater op dag 4 hoofdbehandelaar, op dag 8 vindt bij aanhoudende
medische problematiek fysieke overplaatsing plaats naar de afdeling geriatrie indien er geen zicht op ontslag is
*1 VS dagelijks visite van maandag t/m vrijdag, AIOS orthopedie lopen maandag - vrijdag dagelijks visite, AIOS geriatrie 3 maal
per week, in weekenden AIOS orthopedie/chirurgie 1e aanspreekpunt, AIO geriatrie loopt ook op indicatie visite
*2 klinisch geriater grote visite 1x/week samen met AIOS orthopedie en geriatrie en VS
*3 osteoporose zorg vindt poliklinisch plaats bij die patiënten die niet woonachtig zijn in het verpleeghuis in een
gecombineerde poliklinische controle van orthopedie/chirurgie en geriatrie
*4 naast de speciale unit worden vanwege plaatsgebrek 50-100 patiënten jaarlijks buiten de unit in het ziekenhuis
opgenomen i.v.m. een proximale femurfractuur
*5 Visite in het weekend door A(N)IOS of medisch specialist
*6 Visite in het weekend door medisch specialist
*7 Combinatie doordeweeks van PA er met A(N)IOS. Iedere dag in de ochtend papieren visite met superviseerde
traumachirurg / fellow. In de weekenden visite door A(N)IOS


Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 135
Aanbevelingen
Zorg bij kwetsbare ouderen die een operatie voor een proximale femurfractuur ondergaan voor
geïntegreerde ortho-geriatrische zorg, bestaande uit de volgende componenten:
een zorgpad (zo mogelijk in een digitaal EPD) vanaf SEH tot aan ontslag;
een multidisciplinair behandelteam;
preoperatief consult geriater / internist-ouderengeneeskundige;
fast-track procedure op de Spoed Eisende Hulp;
operatie idealiter uitvoeren tijdens de dag van opname, of tijdens de volgende
kalenderdag na opname op de SEH;
operatie tijd reserveren in het reguliere programma;
structurele visite op afdeling door een zorgprofessional met chirurgische en geriatrische
competenties die een coördinerende functie heeft (bv. VS / PA).
Overweeg om bovenstaande te organiseren in een geriatrisch-traumatologische unit.
5
10
15
20
25
30
Kennishiaten
Meer vergelijkend onderzoek is wenselijk naar de (kosten)effectiviteit van verschillende modellen
van ortho-geriatrische zorg. Daarbij dient ook gekeken te worden naar voor kwetsbare ouderen
belangrijke uitkomstmaten, zoals postoperatief functioneren en welzijn.
Literatuur
Egol KA, Strauss EJ. Perioperative considerations in geriatric patients with hip fracture: what is the evidence? J Orthop Trauma
2009;23:386–394
Folbert E, Smit R, van der Velde D, et al. Multidisciplinair zorgpad voor oudere patiënten met een heupfractuur: resultaten
van implementatie in het Centrum voor Geriatrische Traumatologie, Almelo. Nederlands Tijdschrift voor
Geneeskunde 2011;155(26):1162-8
Giusti A, Barone A, Razzano M, et al. Optimal setting and care organization in the management of older adults with hip
fracture. European journal of physical and rehabilitation medicine. 2011;47(2):281-96. Epub 2011/05/11.
Grigoryan KV, Javedan H, Rudolph JL. Orthogeriatric care models and outcomes in hip fracture patients: a systematic review
and meta-analysis. Journal of orthopaedic trauma. 2014;28(3):e49-55.
Handoll HH, Cameron ID, Mak JC, et al. Multidisciplinary rehabilitation for older people with hip fractures. The Cochrane
database of systematic reviews. 2009(4):CD007125.
Kammerlander C, Roth T, Friedman SM, et al. Ortho-geriatric service—a literature review comparing different models.
Osteoporos Int 2010;21 (Suppl 4):S637–S646
National Clinical Guideline Centre (NICE). Hip fracture. The management of hip fracture in adults. London (UK): National
Institute for Health and Clinical Excellence (NICE); 2011 Jun.
Rae HC, Harris IA, McEvoy L, et al. Delay to surgery and mortality after hip fracture. ANZ J Surg 2007;77:889–891
Shiga T, Wajima Zi, Ohe Y. Is operative delay associated with increased mortality of hip fracture patients? Systematic review,
meta-analysis, and meta-regression: [Le delai operatoire est-il associe a une mortalite accrue chez les patients atteints
d’une fracture de la hanche? Synthese systematique, meta-analyse et meta-regression]. Can J Anaesth 2008;55:146–
154
Singer AJ, Thode HC, Jr, Viccellio P, et al. The association between length of emergency department boarding and mortality.
Acad Emerg Med. 2011;18(12):1324–1329
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 136
6.3
5
10
15
Wat zijn rondom een heupoperatie de belangrijkste aspecten van de communicatie met
de kwetsbare oudere patiënt en diens naasten?
Inleiding
Goed getimede en duidelijke informatie, zowel mondeling als op papier, kan stress en onzekerheid
bij patiënt en familie en/of mantelzorgers reduceren en kan leiden tot een betere uitkomst van
zorg. Deze module gaat daarom verder in op de belangrijke aspecten van communicatie met de
patiënt en diens naasten rondom een heupoperatie. Aandachtspunten hierbij zijn informed
consent, bespreken van behandelbeperkingen, duidelijkheid omtrent het te verwachten beloop
tijdens opname en de revalidatie daarna en duidelijkheid omtrent het behandelteam en de
contactpersonen.
Methode literatuuranalyse
Er werd een oriënterende search verricht naar shared decision-making bij patiënten met een
proximale femur fractuur. De zoekverantwoording is weergegeven in bijlage 1 van deze module.
Dit leverde echter geen artikelen op van voldoende hoge kwaliteit. Wel werden er een aantal
artikelen gevonden over de perceptie van de patiënten ten aanzien van de gevolgen van een
heupfractuur. Deze artikelen zijn meegenomen onder de overwegingen.
20
Samenvatting literatuur
Niet van toepassing.
25
30
35
40
45
Overwegingen
In de NICE richtlijn over heupfracturen (2011) is een sectie opgenomen met betrekking tot
informatieverstrekking aan patiënten (NICE, 2011). In de literatuursearch voor deze richtlijn werd
geen gerandomiseerde onderzoek gevonden. Echter, naast het zoeken naar gerandomiseerde
studies werd ook gekeken naar observationeel en kwalitatief onderzoek waarin het
patiëntenperspectief of interventies ten aanzien van patiënteducatie werden onderzocht.
Patiënten gaven aan dat het geven van kwalitatief goede adviezen, geruststelling, informatie en
educatie belangrijk waren voor het herstelproces. De volgende punten kwamen hierbij naar voren:
een positieve houding van en stimulering door de zorgprofessional is belangrijk;
patiënten waarderen aandacht (in tijd), gegeven adviezen en uitleg. Dit lijkt belangrijk in het
herstel proces;
patiënten dienen behandeld te worden met respect, en voorzien te worden van een
duidelijke uitleg m.b.t. hun situatie en hun herstel proces.
Patiënten die een proximale femurfractuur hadden doorgemaakt werden gevraagd welke
adviezen zij andere patiënten met een proximale femurfractuur zouden geven gebaseerd op hun
eigen ervaring. De voornaamste adviezen die werden gegeven waren:
houd vast aan een positieve houding;
volg het advies van de experts op en participeer zoveel als mogelijk in het revalidatie proces;
blijf mobiel.
Magasi et al. (2009) onderzochten of consumenten informatie betreffende de kwaliteit van
revalidatievoorzieningen gebruiken en begrijpen. Er werden meerdere barrières geïdentificeerd
waardoor de participanten in de studie geen goede informatie betreffende kwaliteit konden
verkrijgen of deze informatie niet goed konden begrijpen. Hierdoor kondne patiënten ook geen
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 137
5
10
15
20
25
30
35
40
45
adequate besluiten nemen met betrekking tot de kwaliteit van de revalidatievoorzieningen.
Geconcludeerd werd dat aanbieders van revalidatie de verantwoordelijkheid hebben om
informatie met betrekking tot de kwaliteit zo te presenteren dat consumenten deze informatie
kunnen gebruiken en begrijpen.
McBride et al. (2011) deden onderzoek onder een algemene populatie naar de perceptie van de
gevolgen van een proximale femurfractuur. Onder de algemene populatie bestond het vermoeden
dat de gevolgen van een proximale femurfractuur niet zo ernstig zijn. Vragenlijsten werden
gebruikt om informatie te krijgen over de perceptie bij deze algemene populatie omtrent de
epidemiologie, etiologie, presentatie, behandeling en fysieke en sociale uitkomsten na een
proximale femurfractuur. Een significante meerderheid van de geïnterviewden onderschatte de
opnameduur in het ziekenhuis en de mortaliteit na een proximale femurfractuur. De meesten
wisten wel dat er een soort van een operatie zou moeten volgen. De auteurs concludeerden dat
gedetailleerde advisering van de patiënt en zijn familie belangrijk is om realistische verwachtingen
te creëren en ze voor te bereiden op de mogelijke uitkomsten. Schriftelijke informatie kan hierbij
bruikbaar zijn om de patiënt en zijn of haar familie de kans te geven om de relevante informatie
te bestuderen en om hier vervolgens vragen over te kunnen stellen.
Milte et al. (2013) onderzochten de voorkeuren van kwetsbare ouderen met betrekking tot de
doelen van revalidatie na een proximale femurfractuur. Er werd een sterke voorkeur gevonden
voor het verbeteren van de mobiliteit en het participeren in een revalidatie programma waarbij
de pijn en geleverde inspanning “matig” is. Een negatieve voorkeur werd gevonden als het ging
om zeer pijnlijk interventies waarbij de inspanning die geleverd moet worden hoog is (2 uur per
dag gedurende 2 maanden).
Er zijn nauwelijks tot geen literatuurgegevens beschikbaar over de vraag wat de belangrijkste
aspecten zijn van communicatie met de kwetsbare oudere patiënt en diens naasten rondom een
operatie voor een proximale femur fractuur. Onderstaande tekst is daarom een expert opinion
van de werkgroep. Daarnaast is gebruik gemaakt van hoofdstuk 13 “Patient and carer views and
information” uit de richtlijn over heupfracturen van het National Clinical Guideline Centrum (UK)
(NICE, 2011).
Gezamenlijke besluitvorming bij de oudere patiënt is van belang. In het rapport Shared Decision
Making & Zelfmanagement, opgesteld in opdracht van de Raad voor Volksgezondheid en Zorg
(RVZ), worden verschillende modellen op een rij gezet (Ouwens et al., 2012). Er is consensus dat
gezamenlijke besluitvorming ideaal is, maar er kunnen situaties zijn dat het proces van
besluitvorming meer volgens de andere modellen gaat. Dit kan het geval zijn in de acute setting
bij kwetsbare ouderen die een proximale femurfractuur hebben opgelopen.
Naast het naleven van de gebruikelijke informed consent richtlijnen, zoals die van de KNMG
(2001), lijkt het zinvol om een aantal specifieke onderwerpen te bespreken met de patiënt en de
familie. Deze onderwerpen zijn de gestelde diagnose, type anesthesie, type analgesie en andere
medicatie, de chirurgische procedures, mogelijke complicaties, de postoperatieve zorg, het
revalidatie
programma,
lange
termijn
resultaten,
hoofdbehandelaarschap
en
medebehandelaarschap en de behandelbeperkingen Tevens is het belangrijk om naast het
mondelinge informed consent schriftelijk en/of visueel voorlichtingsmateriaal ter beschikking te
stellen, zodat de patiënt en zijn familie de kans krijgen om de relevante informatie te bestuderen.
Vervolgens moet de mogelijkheid bestaan om hier vragen over te kunnen stellen.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 138
Aanbevelingen
Betrek de kwetsbare oudere patiënt met een proximale femurfractuur en, indien aan de orde, de
wettelijk vertegenwoordiger, zo veel mogelijk bij besluitvorming volgens het model van
gezamenlijke besluitvorming.
Verstrek algemeen begrijpelijke informatie (mondeling en schriftelijk) over de behandeling en zorg
bij een proximale femurfractuur aan de kwetsbare oudere patiënt en, indien aan de orde, aan de
wettelijk vertegenwoordiger. Besteed daarbij aandacht aan de volgende punten:
diagnose
behandelopties
type anesthesie
type analgesie en andere medicatie
chirurgische procedures
mogelijke complicaties
postoperatieve zorg
revalidatie programma
lange termijn resultaten
hoofdbehandelaarschap – medebehandelaarschap
behandelbeperkingen
Geef de kwetsbare oudere patiënt met een proximale femurfractuur en, indien aan de orde, de
wettelijk vertegenwoordiger, de mogelijkheid om vragen te stellen over de verstrekte informatie
5
Kennishiaten
Meer onderzoek is wenselijk naar wat de belangrijkste aspecten zijn van communicatie met de
kwetsbare ouderen patiënt met een proximale femurfractuur en diens naasten.
10
Literatuur
15
20
Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG). Informed Consent. Utrecht:
KNMG; 2001.
Magasi S, Durkin E, Wolf MS, et al. Rehabilitation Consumers’ Use and Understanding of Quality Information: A
Health Literacy Perspective. Arch Phys Med Rehabil 2009; 90:206-12.
McBride TJ, Panrucker S, Clothier JC. Hip fractures: public perceptions. Ann R Coll Surg Engl 2011: 93: 67-70.
Milte R, Ratcliffe J, Miller M, et al. What are frail older people prepared to endure to achieve improved mobility
following hip fracture? A Discrete Choice Experiment. J Rehabil Med 2013; 45: 81–86.
National Clinical Guideline Centre (NICE). Hip fracture. The management of hip fracture in adults. London (UK):
National Institute for Health and Clinical Excellence (NICE); 2011 Jun.
Ouwens M, van der Burg S, Faber M, et al. Shared Decision Making & Zelfmanagement. Literatuuronderzoek naar
begripsbepaling. 2012. Nijmegen: IQ healthcare/UMC St Radboud.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 139
Bijlage 1 Zoekverantwoording
Database
Medline
(OVID)
1948-maart
2014
Engels,
Duits,
Nederlands,
Frans
Embase
(Elsevier)
Database
Medline
(OVID)
1948-maart
2014
Engels,
Duits,
Nederlands,
Frans
Zoektermen
1 decision support techniques/ (11770)
2 decision support systems clinical/ (4661)
3 decision trees/ (8650)
4 (decision making or choice behavior).mp. and informed consent.sh. (4169)
5 ((decision* or decid*) adj4 (support* or aid* or tool* or instrument* or technolog* or
technique* or system* or program* or algorithm* or process* or method* or intervention*
or material*)).tw. (39625)
6 (decision adj (board* or guide* or counseling)).tw. (109)
7 ((risk communication or risk assessment or risk information) adj4 (tool* or method*)).tw.
(2872)
8 decision-making computer assisted/ (2379)
9 (computer* adj2 decision making).tw. (142)
10 interactive health communication*.tw. (47)
11 (interactive adj (internet or online or graphic* or booklet*)).tw. (405)
12 (interacti* adj4 tool*).tw. (1861)
13 ((interactiv* or evidence based) adj3 (risk information or risk communication or risk
presentation or risk graphic*)).tw. (14)
14 shared decision making.tw. (1842)
15 (informed adj (choice* or decision*)).tw. (4807)
16 adaptive conjoint analys#s.tw. (27)
17 exp Decision Making/ (118053)
18 or/1-17 (175121)
19 ((trochanteric or intertrochanteric or subtrochanteric or hip) adj3 fracture*).ti,ab.
(12271)
20 Fracture Score as a predictor of one year mortality in patients undergoing surgical repair
of fractured neck of femur.m_titl. (1)
21 Preoperative predictors for mortality following hip fracture surgery.m_titl. (1)
22 "Hip Fractures"/ (10621)
23 19 or 22 (15409)
24 18 and 23 (240)
25 exp aged/ or *Aging/ (2355739)
26 (frail* or elderly).ti,ab. or aged.ti. (196485)
27 geriatric*.mp,kw. (74595)
28 25 or 26 or 27 (2414509)
29 24 and 28 (168)
30 limit 29 to (dutch or english or french or german) (162)
31 from 29 keep 1-168 (168)
32 from 30 keep 1-162 (162) – 159 uniek
'hip fracture'/exp/mj OR ((trochanteric OR intertrochanteric OR subtrochanteric OR hip)
NEAR/3 fracture*):ab,ti AND ('patient decision making'/exp OR ((shared OR joined) NEAR/3
'decision making'):ab,ti),6 – 4 uniek
Totaal
163
Zoektermen
19 ((trochanteric or intertrochanteric or subtrochanteric or hip or femoral) adj3
fracture*).ti,ab. (22135)
22 exp Femoral Fractures/ (28773)
23 19 or 22 (34981)
25 exp aged/ or *Aging/ (2357859)
26 (frail* or elderly).ti,ab. or aged.ti. (210683)
27 geriatric*.mp,kw. (76773)
28 25 or 26 or 27 (2431947)
29 24 and 28 (211)
30 limit 29 to (dutch or english or french or german) (202)
38 Patient Preference/ (2660)
39 Counseling/ (27353)
40 (counseling or counselling).ti,ab. (58745)
41 38 or 39 or 40 (75392)
42 23 and 41 (34)
Totaal
39
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 140
Embase
(Elsevier)
43 28 and 42 (26) – 24 uniek tov eerdere search (06-03-2014)
counseling:ab,ti OR counselling:ab,ti OR 'patient preference'/exp/mj OR 'patient
counseling'/exp/mj AND ('femur fracture'/exp/mj OR ((trochanteric OR intertrochanteric
OR subtrochanteric OR hip) NEAR/3 fracture*):ab,ti) AND ('aged'/exp/mj OR 'aging'/exp/mj
OR frail*:ab,ti OR elderly:ab,ti OR aged:ti),
24 referenties, 15 uniek
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 141
Hoofdstuk 7 Colorectaal carcinoom – preoperatieve traject
5
Uitgangsvraag
7.1 Welke risicofactoren en co-morbiditeit dienen preoperatief in kaart gebracht te worden bij
de patiënt met een colorectaal carcinoom?
7.2 Hoe komt men tot een weloverwogen besluitvorming voor het al dan niet chirurgische
behandelen van een kwetsbare oudere patiënt met een colorectaal carcinoom?
10
7.1
15
20
Welke risicofactoren en co-morbiditeit dienen preoperatief in kaart gebracht te worden
bij de patiënt met een colorectaal carcinoom?
Inleiding
Veroudering gaat gepaard met een afname van somatische en andere functies. Daardoor is de
reservecapaciteit op hoge leeftijd in het algemeen verminderd. Oude mensen kunnen bij grote
ingrepen dan ook een (sterk) verhoogde kans op complicaties en functieverlies hebben.
Vroegtijdige herkenning van deze hoogrisico patiënten is om twee redenen belangrijk. In de eerste
plaats speelt een hoog operatieriscio een belangrijke rol in de overwegingen om wel of niet te
opereren. In de tweede plaats kunnen mensen met een hoog operatierisico beter op de operatie
worden voorbereid om de risico’s zoveel mogelijk te verkleinen. Vroegtijdige herkenning van
hoogrisico patiënten is echter alleen mogelijk als inzicht bestaat in de factoren en co-morbiditeiten
die van invloed zijn op het per- en postoperatieve traject.
25
Methode literatuuranalyse
Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht
naar de volgende wetenschappelijke vraagstelling: “Welke factoren voorspellen het functioneren
of mortaliteit bij patiënten met colorectaalcarcinoom van tenminste 65 jaar en ouder?”
30
De PICO werd als volgt geformuleerd:
P: patiënten met een colorectaalcarcinoom
I: aanwezigheid van prognostische factoren (geen verzamelscores, zoals een frailty index)
C: afwezigheid van prognostische factoren
O: mortaliteit, ADL
35
40
45
Zoeken en selecteren van literatuur
In de periode 1980 tot 23 juni 2014 werd met relevante zoektermen in de databases Medline
(OVID), Embase en in de Cochrane Library gezocht naar systematische reviews en observationeel
onderzoek apart voor studies die beschrijven welke prognostische factoren van invloed zijn op
mortaliteit of functioneren. De zoekverantwoording is weergegeven onder bijlage 1.
Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria: prospectieve studies met
minimaal 50 deelnemers of retrospectieve studies met minimaal 1000 deelnemers, het cohort
bestond uit patiënten van tenminste 65 jaar en ouder met colorectaal carcinoom, de sterkte van
de relatie tussen de prognostische factor en de uitkomstmaat was weergegeven met een
regressiemaat zoals een Odds Ratio of Hazard Ratio. Studies waarin patiënten werden beschreven
met colorectaalcarcinoom en metastase(s), of studies waarin enkel een p-waarde werd gegeven
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 142
om de relatie tussen de prognostische factor en de uitkomstmaat weer te geven, werden
uitgesloten.
5
10
15
20
25
30
35
40
45
De literatuurzoekactie voor prognostische factoren die mortaliteit voorspellen leverde 246
treffers op. Er werden 13 studies toegevoegd afkomstig van andere zoekacties en drie dankzij het
nalezen van referenties van de geselecteerde artikelen. Op basis van titel en abstract werden in
eerste instantie 49 studies voorgeselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst, werden
vervolgens 40 studies geëxcludeerd (zie exclusietabel onder zoekverantwoording), en negen
studies definitief geselecteerd. De evidencetabellen en beoordeling van individuele studiekwaliteit
zijn hieronder weergegeven.
De literatuurzoekactie voor functioneren leverde 549 treffers op. Op basis van titel en abstract
werden in eerste instantie zes studies voorgeselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst,
werden vervolgens alle zes studies geëxcludeerd (zie exclusietabel onder zoekverantwoording).
De bewijskracht van de literatuur werd gescoord volgend de methodiek beschreven in de review
van Hu et al. (Hu et al., 2012). Hierbij was sterk bewijs gedefinieerd als bewijs dat gebaseerd is op
tenminste drie studies waarin een multivariate regressie analyse is toegepast, bij tenminste 200
patiënten, met een prospectief design en een follow-up van tenminste één jaar, waarbij minder
dan 10% van de patiënten uitviel.
Samenvatting literatuur
Beschrijving studies
Er werden vijf prospectieve- (Alves et al., 2005; Gerdts et al., 1995; Iversen et al., 2009; Marusch
et al., 2002; Tekkis, 2004) en vier retrospectieve cohortstudies (Eriksen et al., 2006; Gooiker et al.,
2012; Janssen-Heijnen et al., 2007; Klima et al., 2012) opgenomen in de literatuuranalyse. De
evidencetabellen hiervan en beoordeling van individuele studiekwaliteit kunt u onder het tabblad
Onderbouwing vinden. Drie studies waren uitgevoerd in Nederland (Gerdts et al., 1995; Gooiker
et al., 2012; en Janssen-Heijnen et al., 2007). De prospectieve studies hadden een studiegrootte
variërend van 143 tot 3756 en de retrospectieve studies van 1248 tot 7585. Drie studies (Gooiker
et al., 2012; Iversen et al., 2009; en Janssen-Heijnen et al., 2007) deelde de resultaten in naar
tumoren in het colongebied en in het rectale gebied.
Cohortstudies, in het bijzonder retrospectieve cohortstudies hebben een beperkte validiteit. Er
een hoog risico dat er een selecte populatie is onderzocht of dat factoren enkel worden
beschreven wanneer deze een relatie hebben met de uitkomst. Dit kan leiden tot een
overschatting van de gevonden associatie, doordat uitkomsten waarvoor het verband niet wordt
gevonden, niet worden gepubliceerd.
Vier studies beschreven onvoldoende of niet hoe het studiecohort was geselecteerd (Alves et al.,
2005; Eriksen et al., 2006; Janssen-Heijnen et al., 2007 en Klima et al., 2011). Drie studies (Alves
et al., 2005; Klima et al., 2011 en Marusch et al., 2002) hadden een follow-up van 30 dagen tot
drie maanden. De uitkomsten op 30 dagen tot 3 maanden zijn in dit hoofdstuk apart beschreven
omdat deze resultaten niet goed verenigbaar zijn met een follow-up van tenminste één jaar. In de
studie van Eriksen (2006) waren enkel de prognostisch factoren beschreven die een associatie
hadden met de uitkomst, maar niet welke variabelen waren onderzocht maar waarvoor geen
associatie bestond. Alves (2005) onderzocht 200 factoren. Hierbij is een groot risico op het vinden
van een type-1 fout; dat betekent dat men onterecht besluit dat er een significant associatie is.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 143
5
De meeste studies gebruikten een gedegen multivariate regressietechniek om de data te
analyseren. Uitzondering hierop was Marusch (2002) die een ongecorrigeerde logistische
regressieanalyse uitvoerde.
Resultaten
De associatie tussen de onderzochte factoren en mortaliteit was beschreven als een odds ratio,
relatief risico of hazard ratio en de gekozen referentiecategorie was wisselend. Hierdoor was het
niet mogelijk om de uitkomsten te poolen in een meta-analyse. Een volledig overzicht van factoren
die een significant associatie hebben met mortaliteit is weergegeven in
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 144
Tabel 7.1. De factoren zijn ingedeeld naar de sterkte van de associatie. Een sterke associatie was
gedefinieerd als een RR, OR of HR van tenminste vijf of hoger.
5
10
15
20
25
30
35
De stadiering van de tumor bleek de sterkste prognostische voorspeller van mortaliteit. De
American Society of Anesthesiologist (ASA) stadiëring bleek zowel na 30 dagen als na tenminste
één jaar, een sterke voorspeller voor mortaliteit. Een voorbeeld daarvan is het resultaat
beschreven in Tekkis et al. Zij vonden voor ASA stage III een odds ratio van 11,73 (95%-BI: 2,58 tot
53,36) en voor stage IV zelfs een odds ratio van 22,33 (95%-BI: 4,58 tot 109,68) voor mortaliteit
na één jaar. Dit betekent dat de kans om te overlijden voor patiënten met een ASA klasse IV
gemiddeld 22 keer zo groot is ten opzichte van de kans op overlijden van patiënten met een tumor
met een ASA stadiering van I of II.
Iversen et al. vonden ook een significante en sterke associatie tussen de ASA stadiëring en
mortaliteit zowel bij patiënten met kanker in het colon als het rectale gebied (Colon stage IV:
HR=9,23; 95%-BI: 6,5 tot 13,1/Rectaal stage IV: HR=7,11; 95%-BI: 4,5 tot 11,2). Gooiker et al.
vonden wel een significante relatie voor patiënten met kanker in het colon gebied, maar niet voor
het rectale gebied.
De factor ‘leeftijd’ werd geëvalueerd in zes studies (Alves et al., 2005; Gooiker et al., 2012; Iversen
et al., 2009; Klima et al., 2012; Marusch et al., 2002; Tekkis et al., 2004), waarvan drie een followup van tenminste een jaar hadden. Leeftijd bleek een significante riscofactor voor overlijden. In
de studie van Tekkis et al. werd een odds ratio gevonden van 5,87 (95%-BI: 2,3 tot 15,4) bij
patiënten ouder dan 85 jaar ten opzichte van patiënten jonger dan 65 jaar. De overige studies
vonden minder sterke associaties, maar hadden ook een kleiner contrast gekozen zoals in Alves et
al. waar een odds ratio voor overlijden werd gevonden van 2,2 (95%-BI: 1,1 tot 4,3) voor patiënten
ouder dan 70 ten opzichte van patiënten jonger dan 70.
Vijf studies rapporteerde een significante associatie tussen het uitvoeren van een spoedoperatie
en mortaliteit (Alves et al., 2005; Gooiker et al., 2012; Iversen et al., 2009; Klima et al., 2012; en
Tekkis et al., 2004). De sterkte van deze associatie was het grootst in de studie van Alves et al. Zij
vonden een odds ratio van 4,3 (95%-BI 2,3 tot 8,1). Iversen et al. gebruikten spoed als
referentiecategorie en onderzocht de associatie wanneer de operatie electief werd uitgevoerd. Zij
vonden een hazard ratio van 0,58 (95%-BI: 0,42 tot 0,80). Dit betekend dat de kans om te
overlijden 42% kleiner is wanneer de operatie electief wordt uitgevoerd ten opzicht van de kans
op overlijden tijdens na een spoedingreep.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 145
Tabel 7.1. Overzicht van factoren die geassocieerd worden met mortaliteit. De factoren zijn ingedeeld naar de sterkte
van het bewijs en de sterkte van de associatie.
Mortaliteit ≤ 3 maanden
Mortaliteit ≥ 1 jaar
Sterke associatie
Zwakke associatie
Sterke associatie
Zwakke associatie
Sterk bewijs
Matig bewijs
Leeftijd (3)
Spoedoperatie (3)
ASA-score (3)
Spoedoperatie (4)
Leeftijd (4)
Zwak bewijs
Beperkingen van de Spoedoperatie
Dukes stage (2)
Tumor
specifieke
nieren
Interventie
Charlson (2)
kenmerken
ASA-score (2)
(laparoscopisch
Circumferentie marge
versus open)
Lymfeknoop status
Obstructie
CEA expressie
Subtotale
Tumor locatie
colectomie
Tumor grootte
Ondergewicht/laag
Tumor level
gewicht
Resectie locatie
Vertraging
in
de
Cardiovasculaire
behandeling
aandoeningen
(therapeutic delay)
Pulmonale
problemen
Eén comborbiditeit
Diabetes
mellitus
Twee
of
meer
Beperkingen van de
comborbiditeiten
lever Neurologische
Cardiovasculaire
comorbiditeiten
aandoeningen
Alcohol gebruik
COPD
Diabetes mellitus
Hypertensie
5
10
Bewijskracht van de literatuur
Het niveau van de studies was gemiddeld vanwege de retrospectieve studieopzet van vier studies
(Eriksen et al., 2006; Gooiker et al., 2012; Janssen-Heijnen et al., 2007; Klima et al., 2012), de
studiegrootte was kleiner dan 200 (N=143 in Eriksen et al., 2006) en één studie (Marusch et al.,
2002) gebruikte geen multivariate techniek. Gezien deze beperkingen van de studies was de
bewijskracht van factoren die werden aangetoond in tenminste drie studies, verlaagd naar matig.
De bewijskracht was voor de meeste factoren echter zwak, omdat deze factoren niet in meer dan
twee studies waren gemeten.
Er was geen bewijs voor prognose van functioneren.
15
20
Conclusies
1.
Er is matig bewijs dat de mortaliteit na een operatie wegens een colorectale maligniteit
verhoogd is bij personen met een leeftijd ≥70 jaar of een ASA-klasse ≥3. Dit geldt zowel voor
de mortaliteit ≤3 maanden als ≥1 jaar na operatie. Het is aannemelijk dat de mortaliteit na
operatie verder toeneemt naarmate de leeftijd of de ASA-klasse hoger is.
2.
25
Er zijn geen studies verricht naar het verband tussen prognostische factoren en functioneren
na operatie bij ouderen die een ingreep wegens een colorectale maligniteit ondergingen.
Overwegingen
Bij de indicatie om kwetsbare ouderen met een colorectaal carcinoom chirurgisch te behandelen
moet er gelet worden op de leeftijd en de ASA-klasse van de patiënt. Naarmate de leeftijd en de
ASA-klasse van de patiënt toenemen, neemt de kans op postoperatieve mortaliteit toe. De
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 146
5
10
15
20
25
30
35
40
werkgroep is van mening dat naast leeftijd en ASA-klasse ook gelet moet worden op de volgende
factoren:
beperkingen in algemeen functioneren (ADL en IADL) en afhankelijkheid van formele of
informele hulp.
cognitieve stoornissen en dementie.
beperkingen in de mobiliteit en loopstoornissen.
verlaagde stemming en depressie.
comorbiditeit (cardiovasculair, pulmonaal, renaal).
slechte voedingstoestand
alcoholgebruik
Dit is in overeenstemming met internationale richtlijnen zoals de Best Practice Guideline Optimal
Preoperative Assessment of the Geriatric Surgical Patient van de American College of Surgeons
National Surgical Quality Improvement Program (ACS NSQIP) en American Geriatrics Society (AGS)
en de Guideline Peri-operative care of the elderly 2014 van de Association of Anaesthetists of
Great Britain and Ireland (AAGBI) (ACS, 2012; Association of Anaesthetists, 2014). De
onderbouwing van deze laatste richtlijnen is niet alleen gebaseerd op studies bij ouderen die
geopereerd werden wegens een colorectale maligniteit maar ook op studies bij andere typen
(cardiale en niet-cardiale) chirurgie. Deze studies bevatten aanwijzingen dat bovengenoemde
factoren verband houden met een grotere kans op complicaties, een hogere mortaliteit en een
lager niveau van functioneren na operatie. Evaluatie van de genoemde risicofactoren biedt de
mogelijkheid om gerichte interventies toe te passen die het risico op mortaliteit en functieverlies
na operatie mogelijk verlagen.
Naast de evaluatie van de genoemde risicofactoren is het ook zinvol om een meer precieze
schatting van het algemene risico op postoperatieve morbiditeit en mortaliteit uit te voeren. Dit
kan worden gedaan met de de Physiological and Operative Severity Score for the enUmeration of
Mortality and Morbidity (POSSUM) (Copeland et al., 1991). De POSSUM-score werd oorspronkelijk
ontwikkeld om bij audits de verschillen in postoperatieve uitkomst tussen ziekenhuizen te
corrigeren voor verschillen in patiëntenkenmerken. In een later stadium werd de POSSUM
aangepast om de voorspellende waarde in laagrisicogroepen te verbeteren. Dit leidde tot de
ontwikkeling van de Portsmouth predictor equation for mortality (P-POSSUM) (Shuhaiber et al.,
2002). Ondertussen zijn ook POSSUM-scores ontwikkeld voor specifieke groepen zoals colorectale
chirurgie (CR-POSSUM) (Gomes et al., 2014), vaatchirurgie (Vascular-POSSUM) (Byrne et al., 2014),
en oesofagus-maagchirurgie (O-POSSUM) (Hong et al., 2015). Met uitzondering van de O-POSSUM
bestaan de POSSUM-scores uit 12 fysiologische parameters en 6 operatieve parameters. Na
invulling van deze parameters kan het risico (in %) op morbiditeit en mortaliteit na operatie
worden geschat en worden meegewogen in de beslissing om wel of niet te opereren. De POSSUMscore kan online worden bepaald op de website http://www.riskprediction.org.uk/.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 147
Aanbevelingen
Breng bij alle patiënten van ≥70 jaar die wegens een colorectale maligniteit een indicatie voor
chirurgische behandeling hebben, pre-operatief systematisch de (aanwezigheid van de)
volgende factoren in kaart:
ASA-klasse
beperkingen in algemeen functioneren (ADL en IADL) en afhankelijkheid van formele of
informele hulp.
cognitieve stoornissen en dementie.
beperkingen in de mobiliteit en loopstoornissen.
verlaagde stemming en depressie.
comorbiditeit (cardiovasculair, pulmonaal, renaal).
slechte voedingstoestand
alcoholgebruik
5
10
15
20
25
30
35
40
Kennishiaten
Het is wenselijke om verder onderzoek te doen met als doel het verbeteren van de reeds
bestaande predictiemodellen voor het voorspellen van het risico of de kans op belangrijke
uitkomstmaten na een colorectale ingreep (zoals mortaliteit, complicaties en functioneel herstel).
Literatuur
Alves A, Panis Y, Mathieu P, et al. Postoperative mortality and morbidity in French patients undergoing colorectal surgery:
results of a prospective multicenter study. Arch Surg. 2005;140(3):278-83
American College of Surgeons National Surgical Quality Improvement Program (ACS NSQIP)/American Geriatrics Society
(AGS). Best practice Guideline Optimal Preoperative Assessment of the Geriatric Surgical Patient. 2012.
Association of Anaesthetists of Great Britain and Ireland. Peri-operative care of the elderly 2014. Anaesthesia 2014, 69 (Suppl.
1), 81–98.
Byrne JS, Condon ET, Ahmed M, et al. Surgical audit using the POSSUM scoring tool in vascular surgery patients. Ir J Med Sci.
2009;178(4):453-6. PMID: 19214647.
Copeland GP, Jones D, Walters M. POSSUM: a scoring system for surgical audit. British Journal of Surgery 1991;78:355-60.
Eriksen MT, Wibe A, Haffner J, et al. Prognostic groups in 1,676 patients with T3 rectal cancer treated without preoperative
radiotherapy. Dis Colon Rectum. 2007;50(2):156-67.
Gerdts B, von Meyenfeldt MF, Meijerink J, et al. [10-year follow-up after surgery for colon cancer: no further mortality from
cancer after 7 years]. Ned Tijdschr Geneeskd. 1995;139(8):382-8.
Gomes A, Rocha R, Marinho R, et al. Colorectal surgical mortality and morbidity in elderly patients: comparison of POSSUM,
P-POSSUM, CR-POSSUM, and CR-BHOM. Int J Colorectal Dis. 2015;30(2):173-9. PMID: 25430595.
Gooiker GA, Dekker JW, Bastiaannet E, et al. Risk factors for excess mortality in the first year after curative surgery for
colorectal cancer. Ann Surg Oncol. 2012;19(8):2428-34. doi: 10.1245/s10434-012-2294-6.
Hong S, Wang S, Xu G, et al. Evaluation of the POSSUM, p-POSSUM, o-POSSUM, and APACHE II scoring systems in predicting
postoperative mortality and morbidity in gastric cancer patients. Asian J Surg. 2015 PMID: 26420667.
Hu F, Jiang C, Shen J, et al. Preoperative predictors for mortality following hip fracture surgery: a systematic review and metaanalysis. Injury. 2012;43(6):676-85.
Iversen LH, Antonsen S, Laurberg S, et al. Therapeutic delay reduces survival of rectal cancer but not of colonic cancer. Br J
Surg. 2009;96(10):1183-9. doi: 10.1002/bjs.6700
Janssen-Heijnen ML, Maas HA, Houterman S, et al. Comorbidity in older surgical cancer patients: influence on patient care
and outcome. Eur J Cancer. 2007;43(15):2179-93.
Klima DA, Brintzenhoff RA, Agee N, et al. A review of factors that affect mortality following colectomy. J Surg Res.
2012;174(2):192-9.
Marusch F, Koch A, Schmidt U, et al. [Which factors are responsible for postoperative mortality in colorectal cancer patients?].
Zentralbl Chir. 2002;127(7):614-21.
Shuhaiber JH, Hankins M, Robless P, et al. Comparison of POSSUM with P-POSSUM for prediction of mortality in infrarenal
abdominal aortic aneurysm repair. Ann Vasc Surg. 2002;16:736-41. Epub 2002 Oct 24.
Tekkis PP, Kinsman R, Thompson MR, et al. The Association of Coloproctology of Great Britain and Ireland study of large bowel
obstruction caused by colorectal cancer. Ann Surg. 2004;240(1):76-81.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 148
Bijlage 1 Zoekstrategieën
Database
Medline
(OVID)
Zoektermen
1 exp Colorectal Neoplasms/su [Surgery] (31760)
2 ((colonic or colorectal or rectal) adj3 (tumo?r* or carcinoma* or neoplasm* or malign* or
adenocarcinoma* or sarcoma*)).ti,ab. (35993)
3 surgery.fs. (1557228)
4 (surgery or surgeon or surgical or operati*).ti,ab. (1613010)
5 3 or 4 (2426992)
6 2 and 5 (12317)
7 1 or 6 (37238)
8 exp aged/ or *Aging/ (2376940)
9 (frail* or elderly).ti,ab. or aged.ti. (212658)
10 geriatric*.mp,kw. (77396)
11 8 or 9 or 10 (2451826)
12 7 and 11 (18487)
13 "Comorbidity"/ or Comorbidit*.ti. (68711)
14 "Prognosis"/ (354872)
15 *"Health Status Indicators"/ (9000)
16 13 or 14 or 15 (426806)
17 (predictor* or prognosis or prognostic).ti,ab. (536906)
18 13 or 14 or 15 or 17 (784396)
19 mortality/ or hospital mortality/ or survival rate/ (176357)
20 mortality.ti,ab. (459704)
21 "Quality of Life"/ (115907)
22 ("Quality of Life" or QoL).ti,ab. (148503)
23 "functional status".ti,ab. (16793)
24 exp "Activities of Daily Living"/ (50665)
25 ("Activities of Daily Living" or adl).ti,ab. (17482)
26 exp Postoperative Complications/ or exp Intraoperative Complications/ (437504)
27 complication*.ti. (99669)
28 "Recovery of Function"/ (30489)
29 (function* adj3 recover*).ti,ab. (29179)
30 or/19-29 (1295165)
31 12 and 16 and 30 (1279)
32 (meta-analysis/ or meta-analysis as topic/ or (meta adj analy$).tw. or ((systematic* or
literature) adj2 review$1).tw. or (systematic adj overview$1).tw. or exp "Review Literature
as Topic"/ or cochrane.ab. or cochrane.jw. or embase.ab. or medline.ab. or (psychlit or
psyclit).ab. or (cinahl or cinhal).ab. or cancerlit.ab. or ((selection criteria or data
extraction).ab. and "review"/)) not (Comment/ or Editorial/ or Letter/ or (animals/ not
humans/)) (205857)
33 31 and 32 (17)
34 (exp clinical trial/ or randomized controlled trial/ or exp clinical trials as topic/ or
randomized controlled trials as topic/ or Random Allocation/ or Double-Blind Method/ or
Single-Blind Method/ or (clinical trial, phase i or clinical trial, phase ii or clinical trial, phase
iii or clinical trial, phase iv or controlled clinical trial or randomized controlled trial or
multicenter study or clinical trial).pt. or random*.ti,ab. or (clinic* adj trial*).tw. or ((singl*
or doubl* or treb* or tripl*) adj (blind$3 or mask$3)).tw. or Placebos/ or placebo*.tw.) not
(animals/ not humans/) (1353254)
35 31 and 34 (173)
36 Epidemiologic studies/ or case control studies/ or exp cohort studies/ or Case
control.tw,kw. or (cohort adj (study or studies)).tw,kw. or Cohort analy$.tw,kw. or (Follow
up adj (study or studies)).tw,kw. or (observational adj (study or studies)).tw,kw. or
Longitudinal.tw,kw. or Retrospective.tw,kw. or Prospective.tw,kw. or Cross
sectional.tw,kw. or Cross-sectional studies/ [Onder exp cohort studies vallen ook
longitudinale, prospectieve en retrospectieve studies] (1967651)
37 31 and 36 (800)
38 limit 33 to (dutch or english) (14) – 13 uniek
39 limit 35 to (dutch or english) (160)
40 limit 37 to (dutch or english) (674)
Totaal
13
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 149
Bijlage 2 Exclusietabel
Auteur, jaartal
Cohortstudie
K. M. Madbouly, 2014
F. Cavaliere, 2011
A. D. Mitchell, 2007
T. Morikawa, 2012
R. Vather, 2011
F. G. Campos, 2011
K. E. Storli, 2011
J. M. Liou, 2010
A. Kleespies, 2009
M. Ishizuka, 2009
J. W. Liang, 2008
M. Ishizuka, 2007
S. G. Larsen, 2006
F. Capra, F, 2003
S. J. Wigmore, 2001
C. Staudacher, 2000
J. Emslie, 1998
D. Blumberg, 1998
J. E. Payne, 1997
P. Goudet, 1997
P. S. Carraro, 1995
J. K. Triantafillidis, 1995
J. M. Fabre, 1993
G. Bannura, 1992
J. C. Garcia-Valdecasas,
1991
F. Michelassi, 1988
L. P. Fielding, 1986
H. Yasunaga (2013)
K.M. Madbouly (2013)
P. Del Rio (2010)
S.A. Little (2002)
K.Y. Tan (2012)
P.O. Hendry (2009)
R.R. Kelz (2004)
P. P. Tekkis (2003)
O. Hessman (1997)
S. Houry (1994)
T. Wiggers (1988)
Lemmens, 2006
Shahir, 2006
Reden van exclusie
Uitkomsten niet relevantie (metastatic LN ratio (MLNR), Lymphovascular invasion, N stage,
pT stage)
Verzamelscore/regressie coëfficiënten niet beschreven
Beschrijft de predictive van emergency operations in plaats van mortaliteit of functioneren.
Uitkomsten niet relevantie (tumor growth pattern (Expansile, Intermediate, Infiltrative,
Stage I, II, III, IV))
Retrospectief met minder dan 1000 patiënten (n=895)
Geen regressiecoefficient
Retrospectief met minder dan 1000 patiënten (n=269)
Retrospectief met minder dan 1000 patienten (n=162)
Tumore stadium IV of metastases, perioperatieve risicofactoren
N=26
Chinees
Retrospectief met minder dan 1000 patiënten (n=315)
Geen regressie coefficient
Italiaans
Geen regressive coefficient gepresenteerd
Literatuur niet beschikbaar
Retrospectief met minder dan 1000 patiënten (n=181)
Geen regressive coefficient gepresenteerd
Geen resultaten per factor
Retrospectief met minder dan 1000 patiënten (n=827)
Italiaans
Italiaans
Retrospectief met minder dan 1000 patiënten (n=238)
Spaans
Geen regressiecoefficient gepresenteerd
Retrospectief met minder dan 1000 patiënten (n=250)
Geen regressiecoëfficiënt (chi-square)
Patiëntenpopulatie niet geschikt (gastro-intestinaal)
Patiëntenpopulatie niet geschikt (lever fibrose)
Italitaans
Subpopulatie van colorectaal patiënten (met lever metastases)
Uitkomst op complicaties ipv mortaliteit
Geen regressiecoëfficiënt
Patiënten tussen de 40 en 65 jaar
alleen 30-dagen mortaliteit
Retrospectief met minder dan 1000 patiënten (n=194)
Studie niet verkrijgbaar.
Studie opzet onduidelijk met minder dan 1000 patiënten (n=310)
Retrospectief met minder dan 1000 patiënten (n=545)
Retrospectief met minder dan 1000 patiënten (n=455)
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 150
7.2
5
10
Hoe komt men tot een weloverwogen besluitvorming voor het al dan niet chirurgische
behandelen van een kwetsbare oudere patiënt met een colorectaal carcinoom?
Inleiding
Bij de besluitvorming over een medische behandeling kunnen verschillende stappen
onderscheiden worden. Hierin spelen zowel medisch-inhoudelijke overwegingen als de
communicatie met de patiënt en zijn familie, al dan niet als onderdeel van gedeelde
besluitvorming (shared decision making), een belangrijke rol. De medisch-inhoudelijke
overwegingen bestaan in de regel uit de indicatiestelling, de verwachtingen voor de uitkomsten,
bijvoorbeeld vermindering van klachten of verlenging van levensduur, en een inschatting van de
risico’s en bijwerkingen van de behandeling. Met name bij kwetsbare ouderen kunnen echter
zowel de uitkomsten als de risico’s van een behandeling sterk worden beïnvloed door
comorbiditeit en functieverlies. Voor professionals is de vraag op welke wijze deze verschillende
aspecten het beste kunnen worden samengevoegd tot een weloverwogen besluit.
15
20
Methode literatuuranalyse
Voor deze uitgangsvraag is geen zoekactie uitgevoerd, omdat er geen wetenschappelijke
onderbouwing van voldoende kwaliteit is voor een bepaalde werkwijze waarmee professionals bij
kwetsbare ouderen een weloverwogen besluit kunnen nemen voor een ingrijpende behandeling
zoals een oncologisch chirurgische ingreep.
Samenvatting literatuur
Niet van toepassing.
25
30
35
40
45
Overwegingen
Werkwijze
Er is geen wetenschappelijke onderbouwing voor een bepaalde werkwijze waarmee professionals
bij kwetsbare ouderen een weloverwogen besluit kunnen nemen voor een ingrijpende
behandeling zoals een oncologisch chirurgische ingreep. In nationale en internationale richtlijnen
worden wel stappenplannen beschreven maar deze omvatten vrij algemene aanbevelingen zoals
bijvoorbeeld de aanbeveling om de voorkeuren van de patiënt en de prognose in oogschouw te
nemen, of de aanbeveling om de voor- en nadelen van de behandeling tegen elkaar af te wegen
(AGS, 2012). De werkgroep is van mening dat zowel professionals als patiënten erbij gebaat zijn
wanneer deze algemene aanbevelingen (lokaal of binnen de wetenschappelijke verenigingen)
verder worden uitgewerkt tot een systematische werkwijze die kan worden toegepast in de
klinische praktijk met als doel een concreet (of best mogelijk) antwoord gegeven op de volgende
vragen:
1.
Is er een (harde) indicatie voor de behandeling?
2.
Wat zou de levensverwachting van de patiënt zijn geweest als hij deze ziekte (de indicatie
voor de behandeling) niet had gehad?
3.
Wat is de levensverwachting met deze ziekte als er geen behandeling plaatsvindt?
4.
Wat is de last van de ziekte als er geen behandeling plaatsvindt?
5.
Wat voegt de behandeling toe aan de levensverwachting?
6.
Wat draagt de behandeling bij aan vermindering van de klachten (bijvoorbeeld
vermindering van pijn of dyspnoe)?
7.
Wat is de last van de behandeling (bijvoorbeeld opnameduur, complicaties,
ziekenhuisbezoeken)?
8.
Wat zijn de andere mogelijkheden voor behandeling (inclusief palliatieve behandeling)?
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 151
5
10
15
20
25
30
35
40
45
De werkgroep is van oordeel dat het behandelteam met de antwoording van deze vragen een
goed onderbouwde medisch-inhoudelijk afweging kan maken die als uitgangspunt kan dienen
voor de uiteindelijke, al dan niet gedeelde, besluitvorming in overleg met de patiënt. Voor de
beantwoording van de vragen kan het behandelteam zich baseren op de beschikbare kennis, best
mogelijke inschattingen en communicatie met de patiënt:
Kennis over
de somatische, psychische, cognitieve, sociale, functionele toestand van de patiënt. Deze
informatie kan worden verkregen uit anamnese en onderzoek en uit overleg met de
huisarts.
de gemiddelde levensverwachting van personen van dezelfde leeftijd en hetzelfde geslacht
als de patiënt. Deze gegevens kunnen bijvoorbeeld worden verkregen via de website van
het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
de stadiëring van de tumor en de (gemiddelde) prognose zonder behandeling (quod vitam,
complicaties, beloop). Dit kan worden gebaseerd op de aanvullende onderzoeken,
oncologisch epidemiologische data en ervaring van het behandelteam.
de prognose mèt behandeling, gebaseerd op oncologisch epidemiologische data en
ervaringen van het behandelteam.
de alternatieve behandelmogelijkheden (chemotherapie, radiotherapie, palliatieve
behandeling), gebaseerd op de ervaringen van het behandelteam en overleg met experts
op de verschillende gebieden.
Inschatting van
de levensverwachting van de patiënt indien deze geen colorectale tumor zou hebben gehad,
gebaseerd op de gemiddelde levensverwachting en de actuele toestand van de patiënt.
de prognose (quod vitam, complicaties, beloop) van de patiënt indien deze niet geopereerd
wordt, gebaseerd op de gemiddelde prognose en de actuele toestand van de patiënt.
de prognose (quod vitam, complicaties, beloop) van de patiënt indien deze wèl geopereerd
wordt, gebaseerd op de gemiddelde prognose en de actuele toestand van de patiënt.
het operatierisico van de patiënt, gebaseerd op de richtlijnmodule horende bij de
uitgangsvraag “Welke risicofactoren en co-morbiditeit dienen preoperatief in kaart
gebracht te worden?”.
Communicatie met de patiënt en, eventueel, zijn familie of wettelijk vertegenwoordiger over
de beste behandeling (volgens de behandelaar) en het doel van deze behandeling,
gebaseerd op kennis en inschatting.
de prognose na deze behandeling waarbij ook de verwachtingen voor het tempo en de mate
van (functioneel) herstel worden besproken (verwachtingenmanagement).
het operatierisico.
de doelen (levensvisie), verwachtingen en voorkeuren van de patiënt. Hierbij kan eventueel
gebruik worden van een keuze- of gesprekshulp zoals bijvoorbeeld de Nederlandse
voorkeurenschuif (Schuling et al., 2013).
zo nodig, de alternatieve behandelmogelijkheden.
zo nodig, de verschillen in visie tussen patiënt en behandelaar of de verschillen in visie
tussen patiënt en familie.
Multidisciplinair behandelteam
(Chirurgisch) oncologische zorg is per definitie multidisciplinaire zorg. De samenstelling van en
rolverdeling binnen het multidisciplinaire behandelteam kan verschillen per ziekenhuis of regio
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 152
5
10
15
20
25
30
door historie en bestaande afspraken. De werkgroep is echter van mening dat het
multidisciplinaire behandelteam voor ouderen met kanker tenminste dient te bestaan uit een
chirurgisch oncoloog, medisch oncoloog, klinisch geriater of internist-ouderengeneeskunde en
verpleegkundige of verpleegkundig specialist met relevante ervaring in de oncologie en
ouderengeneeskunde. Daarnaast dient het behandelteam te beschikken (al dan niet in de vorm
van consulenten) over expertise op het gebied van radiotherapie, anesthesiologie en palliatieve
geneeskunde.
Organisatie
Weloverwogen besluitvorming voor het al dan niet chirurgisch behandelen van een oudere met
kanker is een complex proces doordat er voor een individuele patiënt veel onzekerheden zijn over
het beloop en de uitkomsten van het operatieve traject en de herstelperiode daarna. De
besluitvorming bij een oudere met kanker berust in de regel op brede kennis binnen het
behandelteam en een groot aantal afwegingen. De werkgroep is daarom van mening dat het
behandelteam tenminste éénmaal voor de operatie fysiek bij elkaar dient te komen om de
besluitvorming voor een individuele patiënt te bespreken. Het verdient daarnaast sterk de
voorkeur dat het behandelteam tenminste éénmaal haar overwegingen met de huisarts van de
patiënt bespreekt omdat behandelaren in het ziekenhuis de achtergrond en situatie van een
patiënt in het algemeen minder goed kennen dan de huisarts. Op deze wijze kan het
behandelteam de informatie verkregen bij de (hetero)anamnese, bijvoorbeeld over het dagelijks
functioneren van de patiënt, en haar eigen aannames toetsen en zo nodig aanpassen voor de
besluitvorming. Tenslotte is de werkgroep van mening dat het duidelijk moet zijn wie van het
behandelteam het aanspreekpunt is voor de patiënt en zijn familie en wie het perioperatieve
traject coördineert. Gewoonlijk zijn er namelijk veel verschillende professionals die een rol spelen
in de fases van diagnostiek en besluitvorming. Hierdoor kunnen zowel de patiënt en zijn familie
als individuele leden van het behandelteam het overzicht over de voortgang van het
perioperatieve traject verliezen met negatieve gevolgen voor de toestand van de patiënt en de
logistiek en uitkomsten van de behandeling. Het behandelteam dient daarom afspraken te maken
over deze rol. Dit kan naar mening van de werkgroep worden gedaan per individuele patiënt of
per patiëntengroep als onderdeel van een (locaal, regionaal) zorgpad.
Aanbevelingen
Formuleer bij de besluitvorming over een chirurgische ingreep bij een kwetsbare oudere patiënt
met een colorectaal carcinoom systematisch en zo precies mogelijk wat de behandeling toevoegt
aan de levensverwachting, wat de behandeling bijdraagt aan vermindering van de klachten, wat
de nadelen (lasten) van de behandeling zijn en welke andere mogelijkheden er voor behandeling
zijn.
Stel voor de besluitvorming over een chirurgische ingreep bij een kwetsbare oudere patiënt met
een colorectaal carcinoom een behandelteam samen dat tenminste bestaat uit een chirurgisch
oncoloog, medisch oncoloog, klinisch geriater of internist-ouderengeneeskunde en
verpleegkundige of verpleegkundig specialist met relevante ervaring in de oncologie en
ouderengeneeskunde.
35
Maak (locaal of regionaal) afspraken zodat het samengestelde behandelteam voor de
besluitvorming over een chirurgische ingreep bij een kwetsbare oudere patiënt met een
colorectaal carcinoom kan beschikken over expertise op het gebied van radiotherapie,
anesthesiologie en palliatieve geneeskunde.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 153
Organiseer de werkwijze voor besluitvorming over een chirurgische ingreep bij een kwetsbare
oudere patiënt met een colorectaal carcinoom zó dat:
het behandelteam tenminste éénmaal voor de operatie fysiek bij elkaar komt om de
overwegingen en besluitvorming voor een individuele patiënt te bespreken;
het behandelteam bij voorkeur tenminste éénmaal met de huisarts van de patiënt overlegt
om de informatie verkregen bij de (hetero)anamnese en haar eigen aannames te toetsen
en zo nodig aan te passen;
één lid van het behandelteam verantwoordelijk is voor de communicatie met de patiënt
en zijn familie;
één lid van het behandelteam verantwoordelijk is voor de coördinatie van het operatieve
traject.
5
Kennishiaten
Er is gebrek aan onderzoek waarin verschillende modellen voor multidisciplinaire samenwerking
rondom besluitvorming worden vergeleken voor wat betreft (kosten)effectiviteit (effect op
bijvoorbeeld functioneren en welzijn van de patiënt) en tevredenheid van patiënten en
professionals.
10
Literatuur
15
American Geriatrics Society Expert Panel on the Care of Older Adults with Multimorbidity. Guiding Principles for the Care of
Older Adults with Multimorbidity: An Approach for Clinicians. J Am Geriatr Soc. 2012;60:E1-E25.
Schuling J, Sytema R, Berendsen A.J. Aanpassen medicatie: voorkeur oudere patiënt telt mee. Ned Tijdschr Geneeskd.
2013;157: A6491
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 154
Hoofdstuk 8 Colorectaal carcinoom – peroperatieve traject
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Uitgangsvraag
Welke risicofactoren dienen peroperatief in kaart gebracht te worden bij de patiënt met een
colorectaal carcinoom?
Inleiding
De uitkomst van electieve colorectale chirurgie bij een geriatrische patiënt is moeilijk te
voorspellen. De lichamelijke en geestelijke conditie wordt van tevoren uitgebreid in kaart gebracht
en, indien mogelijk, verbeterd. De operatie en anesthesie vormen echter de echte stresstest. Er is
daarom veel onderzoek gedaan naar de samenhang tussen een combinatie van pre- en
postoperatieve parameters en de uitkomsten 30 dagen postoperatief. Pre- en/of postoperatieve
parameters zijn samengevat in diverse scores, zoals de APACHE (acute physiology and chronic
health evaluation) score, de POSSUM (Physiological en Operative Severity Score for the
Enumeration of Mortality), the National Surgical Quality Improvement Programme (NSQIP) en de
Estimation of Physiologic Ability and Surgical Stress (E-PASS), waarvan de relatie met
postoperatieve ernstige complicaties en overlijden onderzocht dan wel aangetoond zijn. Een
overzich van scores is te vinden in bijlage 4. De ASA klasse van III en hoger is, hoewel daar niet
oorspronkelijk voor ontwikkeld, tot op heden de meest gebruikte maat voor het voorspellen van
negatieve postoperatieve uitkomsten en het bepalen van het beleid.
Peroperatieve parameters worden in de praktijk incidenteel gebruikt voor het postoperatieve
beleid. De Surgical Apgar Score (SAS) is een score die bestaat uit waarden die tijdens elke
anesthesie en verkoeverperiode standaard worden vastgelegd. De SAS zou daarom een
gemakkelijk te implementeren maat kunnen zijn om op basis van peroperatieve parameters het
postoperatieve beloop te bewaken en bij te sturen. De SAS bestaat naar analogie van de APGAR
score van de pasgeboren uit enkele parameters, die samen 0-10 punten kunnen opleveren.
Geschat bloedverlies, laagste gemeten gemiddelde bloeddruk en laagste hartfrequentie
(uitgezonderd pathologische aritmie, sinusarrest, AV block, escape ritme of asystolie) krijgen elk
de waarde 0-4.
Tijdens anesthesie en recovery geven veranderingen in bloeddruk en hartfrequentie de invloed
van bloedverlies, anesthetica en beademing op de circulatie weer. De intrinsieke autoregulatie
voor schommelingen in perfusiedruk voor diverse organen kan hierdoor afnemen. Anesthetica op
zich beïnvloeden de autoregulatie ook, maar onderdrukken tevens het (cerebrale) metabolisme
zodat mogelijk perfusieschommelingen beter getolereerd worden tijdens anesthesie. Een causale
relatie tussen intraoperatieve hypotensie en 1-jaars mortaliteit kan niet worden aangetoond,
maar nadere analyse suggereert dat bij oudere patiënten de duur van de hypotensie wel invloed
heeft op de mortaliteit. De SAS maakt gebruik van de waarden op de momenten van de slechtste
perfusie.
In deze module wordt een antwoord gezocht op de vraag welke peroperatieve factoren gebruikt
kunnen worden om een postoperatieve risico inschatting te doen. De SAS is voor het eerst
onderzocht bij patiënten die colorectale chirurgie ondergingen en lijkt een makkelijk te
implementeren maat om ook het verdere beloop te bewaken en bij te sturen. Daarom is gekozen
om voor deze module literatuuronderzoek te verrichten of de SAS in staat is om de uitkomst van
behandeling voor de kwetsbare oudere die colorectale chirurgie ondergaat, te voorspellen.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 155
5
10
Methode literatuuranalyse
Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht
naar de volgende wetenschappelijke vraagstelling: “Wat is de prognostische waarde van een lage
SAS ten opzichte van een hoge SAS in het voorspellen van morbiditeit en mortaliteit bij kwetsbare
ouderen die chirurgie ondergaan vanwege een colorectaal carcinoom.”
De PICO werd als volgt geformuleerd:
P: Kwetsbare ouderen (≥65 jaar) die een chirurgische ingreep ondergaan vanwege een colorectaal
carcinoom of een andere vorm van abdominale chirurgie
I: Lage surgical APGAR score
C: Hoge surgical APGAR score
O: Morbiditeit en mortaliteit, complicaties, duur ziekenhuisopname
15
20
25
30
35
40
45
Zoeken en selecteren van literatuur
In de databases Medline (OVID), Embase en de Cochrane Library is met relevante zoektermen
gezocht naar systematische reviews, gerandomiseerd onderzoek (RCT) en observationeel
onderzoek. De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording. De
literatuurzoekactie leverde 393 treffers op. Systematische reviews werden geselecteerd op grond
van de volgende selectiecriteria: de zoekactie werd uitgevoerd in tenminste twee databases, de
studieselectie werd transparant en objectief weer gegeven en de resultaten waren helder
beschreven. RCT’s en observationele onderzoeken werden geselecteerd op grond van de volgende
selectiecriteria: patiënten waren ouderen, (≥70 jaar bij voorkeur), ondergingen grote abdominale
chirurgie, bij voorkeur een colectomie, bij wie werd onderzocht of de SAS was geassocieerd met
morbiditeit, mortaliteit, complicaties (van elke aard) of de duur van de ziekenhuisopname. Op
basis van titel en abstract werden in eerste instantie vijf studies voorgeselecteerd. Na raadpleging
van de volledige tekst, werden vervolgens één studies geëxcludeerd (zie exclusietabel onder
zoekverantwoording), en vier studies definitief geselecteerd. De evidencetabellen en beoordeling
van individuele studiekwaliteit zijn hieronder weergegeven.
Samenvatting literatuur
Beschrijving studies
Twee retrospectieve cohortonderzoeken onderzochten of de SAS geassocieerd is met complicaties
of mortaliteit binnen 30 dagen na een colectomie (Gawande et al, 2007; en Regenbogen et al.,
2010). De complicaties die werden geregistreerd zijn gedefinieerd volgens het American College
of Surgeons' National Surgical Quality Improvement Program (NSQIP): acuut nierfalen, bloedingen
waarbij ≥4 eenheden erythrocytentransfusie binnen 72 uur na de operatie nodig is, hartstilstand
waarvoor een AED nodig is, coma ≥24 uur, diepe veneuze trombose, myocardinfarct, ongeplande
intubatie, ventilator gebruik ≥48 uur, longontsteking, pulmonaire, embolie, beroertewonddiruptie, diepe- of orgaan-ruimte postoperatieve infectie, sepsis, septische shock, systemische
inflammatoire respons syndroom (SIRS).
In beide studies werd gebruik gemaakt van de gegevens uit de database van het National Surgical
Quality Improvement Program.
Gawande onderzocht drie cohorten, waarvan twee met patiënten, die een colectomie
ondergingen en één met patiënten, die andere heelkundige of vaatchirurgische procedures
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 156
5
10
15
ondergingen. Hij vergeleek 28 peroperatieve parameters, maar vond slechts de 3 parameters van
de SAS als onafhankelijke voorspellers. De cohorten met colectomie bestonden uit N=303 en
N=102 patiënten. De gemiddelde leeftijd was 60,5 (± 15,1) jaar en 63,6 (± 15,4) jaar. Preoperatief
kwamen cardiovasculaire problemen voor bij 11% en 12%, pulmonale ziekten (pneumonie, COPD,
ventilatie afhankelijkheid) bij 5% en 1%, diabetes mellitus bij 12% en 16% en ASA >/=3 in 40% en
39%. In deze populatie is onderzocht of complicaties of overlijden geassocieerd is met
verschillende scores van de SAS: 0-2, 3-4, 5-6, 7-8 en 9-10 (score 9-10 diende als referentie
categorie).
Regenbogen onderzocht of de SAS ernstige complicaties of overlijden ook nog voorspelt na
ontslag, maar nog binnen 30 dagen postoperatief. Hij includeerde N=795 patiënten, die een
colectomie ondergingen. Hiervan kregen 230 patiënten een ernstige complicatie, 185 (23%)
gedurende de opnameduur en 45 (6%) na ontslag uit het ziekenhuis. Preoperatief kwamen
cardiovasculaire problemen voor bij 12% van de patiënten, hypertensie bij 57%, pulmonale ziekten
(pneumonie, COPD, dyspneu) bij 8%, diabetes mellitus bij 11% en nierinsufficiëntie bij 3%. Hij
onderzocht of complicaties en overlijden geassocieerd zijn met verschillende scores van de SAS:
0-4, 5-6, 7-8 en 9-10 (score 7-8 diende als referentie categorie, omdat er aanwijzingen zijn dat dit
een gemiddelde score is).
20
Daarnaast zijn twee retrospectieve cohortstudies geïncludeerd, die de SAS onderzochten bij
vergelijkbare electieve abdominale chirurgie, de gastrectomie en pancreatico-duodenectomie
(Assifi et al., 2012; Miki et al., 2014). Miki et al. en Assifi et al. onderzochten de associatie tussen
de SAS en de uitkomst na 30 dagen.
25
Miki et al. onderzochten 328 patiënten met een gemiddelde leeftijd van 66,8 jaar die een
gastrectomie ondergingen. Eenentwintig patiënten kregen preoperatieve chemotherapie. Bij deze
patiënten is onderzocht of de SAS ernstige complicaties (graad III) of overlijden voorspelt.
Daarnaast is onderzocht of een aangepaste versie van de SAS, namelijk door het peroperatieve
bloedverlies van de studiepopulatie te verdelen in kwartielen en dit als factor voor bloedverlies
mee te nemen bij het scoren van de SAS volgens de principes van Gawande et al. (2007).
Assifi et al. selecteerde een cohort van 533 patiënten die een pancreatico-duodenectomie hadden
ondergaan. De populatie was gemiddeld 64,2 jaar oud binnen een spreiding van 18 tot 91 jaar. De
SAS werd onderverdeeld in vijf groepen: 0-2, 3-4, 5-6, 7-8 en 9-10.
30
35
40
45
Resultaten
Univariate logistische regressie laat zien dat er een significante associatie is tussen de SAS en
postoperatieve complicaties dan wel overlijden (p<0,0001) bij patiënten, die een colectomie
ondergaan. Gawande et al. geven echter geen details over de grootte van de associatie. In de
studie van Regenbogen et al. blijkt dat patiënten met een SAS 0-4 een 2,7 (95% BI: 2,1 tot 3,5) keer
zo groot risico hebben op complicaties dan patiënten met een SAS 7-8. Het risico op complicaties
gedurende de opnameduur is 2,8 keer zo groot (95% BI: 2,0 tot 3,8) en na ontslag 4,5 keer zo groot
(95% BI: 1,8 tot 11,0). Hij toonde tevens aan, dat de patiëntgroep met een SAS van 5-6 ook een
significant groter risico op postoperatieve complicaties heeft vergeleken met de patiënten die een
SAS hebben van 7- 8 (p=0,0002). Dit risico is 1,5 keer zo groot (95% BI: 1,2 tot 1,9) ten opzichte
van de referentiegroep (SAS 7-8). Het risico op complicaties gedurende de opnameduur is 1,3 keer
zo groot (95% BI: 1,0 tot 1,8) en na ontslag 2,6 keer zo groot (95% BI: 1,4 tot 4,9).
Het risico op complicaties voor patiënten met een SAS van 9-10 was 0,7 keer kleiner dan voor de
referentiegroep, maar dit was niet significant.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 157
5
10
15
20
25
Assifi et al. vond in een univariate regressieanalyse een significante associatie tussen SAS< 4 en
het optreden van (ernstige) complicaties. Deze associatie werd niet gevonden tussen de SAS en
mortaliteit. Miki et al. toonde in een multivariate analyse gecorrigeerd voor verschillende factoren
(geslacht, albumine preoperatieve chemotherapie, kanker stadiering, type operatie, grootte van
de lymfeknoopdissectie, originele SAS en operatieduur) een significante associatie aan tussen een
aangepaste SAS kleiner of gelijk aan 6 en het optreden van (ernstige) postoperatieve complicaties.
Deze relatie was niet significant voor de originele SAS. Het afkappunt van een SAS van 6 is arbitrair.
Het is niet duidelijk of er voor een ander afkappunt, zoals 4, wel een significante associatie zou zijn
tussen de score en het optreden van ernstige complicaties.
Bewijskracht van de literatuur
De bewijskracht start op het niveau laag aangezien wordt uitgegaan van observationeel
onderzoek. Er waren geen sterke aanwijzingen om de bewijskracht te upgraden (geen sterke dosisresponse relatie of zeer groot effect). Daarbij is er mogelijk sprake van selectiebias bij het
selecteren van het cohort, omdat enkel patiënten met een volledige follow-up zijn geïncludeerd.
De analyses zijn uitgevoerd met univariate logistische regressietechniek. Daarbij zijn mogelijke
confounders niet meegewogen bij de analyse. Tenslotte waren de patiënten in de cohorten
gemiddeld net wat jonger dan de doelpopulatie van de richtlijn (>70 jaar). Twee additionele
studies in een populatie De uiteindelijke bewijskracht is daarom verlaagd tot Zeer laag.
Conclusies
De studies tonen eenduidig aan dat er een associatie bestaat tussen de SAS en het optreden van
(ernstige) complicaties. Echter, het is niet specifiek vastgesteld of deze associatie ook geldt voor
kwetsbare ouderen. Over het meest geschikte afkappunt bestaat nog geen overeenstemming in
de literatuur. Een afkapwaarde van 6 lijkt geen differentiërend effect te hebben. De aangepaste
SAS is voor de praktijk niet zomaar toepasbaar, omdat deze op aannames is gebaseerd.
Er zijn zeer voorzichtige aanwijzingen dat patiënten die een colectomie ondergaan
en peroperatief een Surgical Apgar Score tussen 0 en 4 krijgen, een verhoogd risico
Zeer
laag hebben op complicaties en overlijden ten opzichte van patiënten met een score van
GRADE
7 of hoger.
(Assifi et al., 2012; Gawande et al., 2007; Miki et al., 2014; Regenbogen et al., 2010)
30
35
40
Overwegingen
Naast preoperatieve risicoschatting, is het ook mogelijk om peroperatief te registeren om
zodoende een inschatting te doen van het postoperatieve risico. Hiervoor zijn verschillende
methoden beschikbaar. In bijlage 4 is een overzicht te vinden van predictieve scores die gebruikt
kunnen worden voor bepalen van het postoperatief risico op negatieve uitkomsten. De POSSUM,
NSQIP, E-PASS combineren pre- en peroperatieve waarden. Een nadeel van de POSSUM, NSQIP,
E-PASS is dat een groot aantal parameters moet worden geregistreerd. Hierdoor worden deze
instrumenten in de praktijk maar weinig toegepast. De SAS zou een gemakkelijk te implementeren
maat kunnen zijn om het postoperatieve beloop te bewaken en bij te sturen omdat het bestaat
uit waarden, die tijdens elke anesthesie en verkoeverperiode worden vastgelegd.
De SAS is na de publicatie van Gawande et al. (2007) voor meerdere operaties met een hoog
complicatiepercentage onderzocht. Ook voor de patiënt die geopereerd wordt aan een proximale
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 158
5
10
15
20
femurfarctuur, kan met de SAS een voorspelling worden gedaan voor het risico op ernstige
complicaties of overlijden 30 dagen postoperatief. Gawande et al. (2007) gaf als eerste aan, dat
een score, die intraoperatieve `events` weerspiegelt en het effect op de vitale parameters
meeneemt en die bovendien gemakkelijk kan worden vastgesteld aan het einde van de
operatie/verkoeverperiode, een bijdrage zou kunnen leveren aan het postoperatieve beleid. In
latere studies naar de SAS werd dit ook door andere auteurs bevestigd.
Voor kwetsbare ouderen zou met hulp van peroperatieve factoren, aangevuld met de kennis van
het preoperatieve onderzoek, bepaald kunnen worden of extra, gerichter of langduriger bewaking
op de PACU of medium care of medebehandeling door een geriater ingezet dient te worden om
dreigende complicaties zo snel mogelijk op het spoor te komen. Het onderzoek van EMGO en het
NIVEL naar te voorkomen schade en overlijden toont duidelijk aan dat de frequentie van optreden
van complicaties in de diverse Nederlandse ziekenhuizen niet veel verschilt, maar dat snel
ingrijpen een veel beter resultaat oplevert en onnodig lijden en overlijden kan voorkomen
(Langelaan et al., 2013).
Daarnaast is het interessant om in de toekomst te onderzoeken of stabiliseren van de
peroperatieve parameters binnen strakkere grenzen mogelijk is en van invloed is op de
postoperatieve uitkomst. Onderzoek naar het optreden van ernstige complicaties na
peroperatieve hypotensie toont een associatie aan tussen het optreden van een ischemisch
cerebraal infarct en de duur van een bloeddrukdaling van >30% (Bijker et al., 2012).
Aanbevelingen
Overweeg bij de kwetsbare oudere patiënt die een colorectale ingreep ondergaat registratie van
peroperatieve factoren om een postoperatief beleid in te richten. Hiervoor lijkt de Surgical Apgar
Score een bruikbaar instrument, maar kunnen ook de POSSUM, NSQIP of de E-PASS worden
gebruikt.
25
Indien bij een chirurgische ingreep voor een colorectaal carcinoom de SAS wordt toegepast, stelt
de werkgroep de volgende afkapwaarden voor:
SAS 1-4: Voer langduriger een intensieve postoperatieve controle van vitale parameters op
de meest voorkomende complicaties uit, naar analogie van de monitoring op de
verkoeverkamer. Overweeg consultatie van de geriater of internist ouderengeneeskunde.
Zorg bij voorkeur ook na ontslag uit het ziekenhuis voor intensieve begeleiding van de
patiënt.
SAS 5-6: Overweeg consultatie van de geriater of internist ouderengeneeskunde bij
aanwijzingen op een gemiddeld postoperatief risico, zoals bij specifiek te verwachten
complicaties bij bekende comorbiditeit.
30
Kennishiaten
Onderzoek is wenselijk naar de toegevoegde waarde van het gebruik van SAS, of andere modellen
die (mede) gebaseerd zijn op peroperatieve parameters, op postoperatieve uitkomsten zoals
complicaties, ligduur, mortaliteit en functioneel herstel.
Literatuur
35
Assifi MM, Lindenmeyer J, Leiby BE, et al. Surgical Apgar score predicts perioperative morbidity in patients undergoing
pancreaticoduodenectomy at a high-volume center. J Gastrointest Surg. 2012;16(2):275-81.
Bijker JB, Persoon S, Peelen LM, et al. Intraoperative hypotension and perioperative ischemic stroke after general surgery: a
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 159
5
10
nested case-control study. Anesthesiology. 2012;116(3):658-64.
Gawande AA, Kwaan MR, Regenbogen SE, et al. An Apgar score for surgery. J Am Coll Surg. 2007 Feb;204(2):201-8. Epub
2006;27. PubMed PMID: 17254923.
Langelaan ML, de Bruijne MC, Baines RJ, et al. Monitor Zorggerelateerde Schade 2011/2012 – Dossieronderzoek in
Nederlandse ziekenhuizen. EMGO+/NIVEL, Amsterdam / Utrecht, 2013. ISBN 978-94- 6122-223-7
Miki Y, Tokunaga M, Tanizawa Y, et al. Perioperative risk assessment for gastrectomy by surgical apgar score. Ann Surg Oncol.
2014;21(8):2601-7. doi: 10.1245/s10434-014-3653-2. Epub 2014 Mar 25. PubMed PMID: 24664626.
Regenbogen SE, Bordeianou L, Hutter MM, et al. The intraoperative Surgical Apgar Score predicts postdischarge complications
after colon and rectal resection. Surgery. 2010;148(3):559-66.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 160
Bijlage 1 Zoekverantwoordingen
Database
Medline
(OVID)
Engels
Zoektermen
1 exp *Colorectal Neoplasms/su or exp Abdomen/su or *"Colon"/su or *"Rectum"/su or
((gastrointestinal or intraabdominal or gastro-intestinal or intra-abdominal or colon*) adj3 (surg*
or resection)).ti,ab. (51104)
2 ((colonic or colorectal or rectal) adj3 (tumo?r* or carcinoma* or neoplasm* or malign* or
adenocarcinoma* or sarcoma*)).ti,ab. (37631)
3 surgery.fs. (1609640)
4 (surgery or surgeon or surgical or operati* or resection or excision).ti,ab. (1804224)
5 3 or 4 (2591156)
6 2 and 5 (13753)
7 1 or 6 (60498)
17 "Apgar Score"/ or ("surgical apgar score*" or SAS).ti,ab. (13264)
18 "clinical prediction".ti,ab. (1417)
19 ((risk* adj2 (scor* or assess* or predict*)).ti,ab. or "Risk Assessment"/) and surg*.ti. (10095)
20 17 or 18 or 19 (24731)
21 (risk* adj2 (scor* or assess*)).ti,ab. or "Risk Assessment"/ (226381)
22 Geriatric Assessment/ (19049)
23 (Geriatric Assessment/ or (geriatric adj2 assessment*).ti,ab.) and risk*.ti,ab. (4870)
24 7 and 23 (20)
25 7 and 20 (461)
26 24 or 25 (478)
27 limit 26 to english language (436)
28 "surgical apgar score*".ti,ab. (35)
29 limit 28 to english (32) = APGAR-score algemeen – 31 uniek
30 27 not 29 (433)
31 (meta-analysis/ or meta-analysis as topic/ or (meta adj analy$).tw. or ((systematic* or
literature) adj2 review$1).tw. or (systematic adj overview$1).tw. or exp "Review Literature as
Topic"/ or cochrane.ab. or cochrane.jw. or embase.ab. or medline.ab. or (psychlit or psyclit).ab.
or (cinahl or cinhal).ab. or cancerlit.ab. or ((selection criteria or data extraction).ab. and
"review"/)) not (Comment/ or Editorial/ or Letter/ or (animals/ not humans/)) (229166)
32 30 and 31 (29) - SR 27 uniek
33 exp "Sensitivity and Specificity"/ (431574)
34 (Sensitiv* or Specific*).ti,ab. (2943382)
35 (predict* or ROC-curve or receiver-operator*).ti,ab. (1002496)
36 (likelihood or LR*).ti,ab. (118296)
37 exp Diagnostic Errors/ (96666)
38 (inter-observer or intra-observer or interobserver or intraobserver or validity or kappa or
reliability).ti,ab. (247315)
39 reproducibility.ti,ab. (52130)
40 (test adj2 (re-test or retest)).ti,ab. (16889)
41 "Reproducibility of Results"/ (285426)
42 accuracy.ti,ab. (243378)
43 Diagnosis, Differential/ (384880)
44 Validation Studies.pt. (70771)
45 or/33-44 (4677863)
46 30 and 45 (201)
47 Epidemiologic studies/ or case control studies/ or exp cohort studies/ or Case control.tw,kw.
or (cohort adj (study or studies)).tw,kw. or Cohort analy$.tw,kw. or (Follow up adj (study or
studies)).tw,kw. or (observational adj (study or studies)).tw,kw. or Longitudinal.tw,kw. or
Retrospective.tw,kw. or Prospective.tw,kw. or Cross sectional.tw,kw. or Cross-sectional studies/
[Onder exp cohort studies vallen ook longitudinale, prospectieve en retrospectieve studies]
(2096323)
48 30 and 47 (294)
49 46 or 48 (358)
50 49 not 32 (341) – Observationeel en Diagnostisch - 335 uniek
Totaal
393
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 161
Bijlage 2 Exclusietabel
Auteur en jaartal
Melis M,
Redenen van exclusie
Gemiddelde leeftijd <65 jaar en generieke chirurgie.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 162
Bijlage 3 Evidence tabellen
5
Evidence table for prognostic studies
Research question: What is the prognostic value of a low SAS versus a high SAS for predicting morbidity and mortality in frail elderly undergoing surgery for colorectal cancer?
Study
Study
Patient characteristics 2
Intervention (I)
Comparison / control Follow-up
Outcome
measures Comments
reference
characteristics
(C) 3
and effect size 4
Regenbogen,
2010
Type of study:
Observational
study
(retrospective
cohort)
Setting:
Secondary
care
(department
of surgery)
Country:
United States
of
America
(MAS)
Source
of
funding:
The
author
was support
by
the
Kirschstein
National
Research
Service Award
T32-HS000020
from
the
Agency
for
Healthcare
Research and
Quality.
Inclusion criteria:
Patients
≥16
years,
undergoing colon and
rectal
resections
and
procedures by general or
vascular
surgeons with general,
epidural,
or
spinal
anesthesia between July 1,
2003, and June 30, 2007 for
whom complete 30-day
follow-up was
obtained.
Exclusion criteria:
Trauma surgery, transplant
surgery, vascular access
surgery, and endoscopiconly procedures.
Number of patients
with complications
(%
with
complications)
SAS 0-4: 33 (67%)
SAS 5-6: 68 (37%)
SAS 7-8: 101 (25%)
SAS 9-10: 28 (18%)
Length of follow-up:
30 days
Overall complications Relative risk (95% CI)
Loss-to-follow-up:
Not
applicable.
Complete follow up as
it was part of the
inclusion criteria.
SAS 0-4: 2.7 (2.1–3.5)
p-value<0.001
SAS 5-6: 1.5 (1.2–1.9)
p-value=0.002
SAS 7-8: Reference
SAS 9-10: 0.7 (0.5–1.0)
p-value=0.06
Incomplete outcome
data:
Not
applicable.
Complete follow up as
it was part of the
inclusion criteria.
N total at baseline:
NC: 565 (71%)
InC: 185 (23%)
PDC: 45 (6%)
SAS 0-4: 49
SAS 5-6: 186
SAS 7-8: 406
SAS 9-10: 154
Important
factors:
age ± SD:
prognostic
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 163
Inpatients
complications - Relative
risk (95% CI)
SAS 0-4: 2.8 (2.0–3.8)
p-value<0.001
SAS 5-6: 1.3 (1.0–1.8)
p-value=0.09
SAS 7-8: Reference
SAS 9-10: 0.7 (0.5–1.1)
p-value=0.12
Post-discharge
complications - Relative
risk (95% CI)
SAS 0-4: 4.5 (1.8–11.0)
p-value<0.001
SAS 5-6: 2.6 (1.4–4.9)
p-value=0.09
SAS 7-8: Reference
SAS 9-10: 0.6 (0.2–1.7)
InC:
Inpatients
complications NC: No
complications
PDC: Post-discharge
complications
SAS: Surgical APGAR
Score
NC: 62 ± 16
InC: 63 ± 15
PDC: 64 ± 21
p-value=0.31
Sex:
NC: 48% M
InC: 52% M
PDC: 49% M
ASA class III or IV:
NC: 29% M
InC: 49% M
PDC: 51% M
Gawande,
2007
Type of study:
Observational
study
(retrospective
cohort)
Setting:
Secondary
care
(department
of surgery)
Country:
United States
of
America
(MAS)
Source
funding:
of
Groups comparable at
baseline?
Patients who experienced
post-surgery complications
had more comorbidity and
other personal risk factors
like smoking and alcohol
intake
Inclusion criteria:
Patients
≥16
years,
undergoing general and
vascular
surgical
procedures. The first 40
consecutive
operations
that meet inclusion criteria
in each 8-day cycle were
enrolled.
Exclusion criteria:
Children under age 16 and
patients
undergoing
trauma
operation,
transplantation operation,
vascular access operation,
or
endoscopic-only
procedures.
Cohort 1
Number of patients
with complications
(%)
SAS 0-2: 5 (100%)
SAS 3-4: 24 (42%)
SAS 5-6: 30 (28%)
SAS 7-8: 22 (15%)
SAS 9-10: 1 (4%)
Length of follow-up:
30 days
Loss-to-follow-up:
Not reported
Incomplete outcome
data:
Not reported
Cohort 2
Number of patients
with complications
(%)
SAS 0-2: SAS 3-4: 5 (63%)
SAS 5-6: 6 (24%)
SAS 7-8: 7 (12%)
SAS 9-10: 1 (9%)
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 164
The surgical score was a
significant predictor of
major complication or
death for both cohorts
(p < 0.0001).
SAS: Surgical APGAR
Score
Supported by
a grant from
the
Risk
Management
Foundation of
the Harvard
Medical
Institutions.
Drs Kwaan and
Regenbogen
were
also
supported by
a postdoctoral
fellowship
from
the
Agency
for
Healthcare
Research and
Quality.
N total at baseline:
Cohort 1: 303
SAS 0-2: 5
SAS 3-4: 24
SAS 5-6: 107
SAS 7-8: 143
SAS 9-10: 24
Cohort 2: 102
SAS 0-2: 0
SAS 3-4: 8
SAS 5-6: 25
SAS 7-8: 58
SAS 9-10: 11
(cohorts were selected in
two time frames)
Important
prognostic
factors:
age ± SD:
Cohort 1: 60.5 ± 15.1 yrs
Cohort 2: 63.6 ± 15.4 yrs
Sex:
Cohort 1: 44% M
Cohort 2: 52% M
Assifi, 2012
Type of study:
Retrospective
cohort
Setting:
Groups comparable at
baseline?
Unclear. The characteristics
were reported per cohort
and not stratified for
different SAS scores or
complications.
Inclusion criteria:
Patients who underwent
successful
classic
or
pylorus-preserving
pancreaticoduodenectomy;
No morbidity (grade
0):
SAS 0-2: 1 (16.7%)
SAS 3-4: 20 (39.2%)
SAS 5-6: 135 (56.0%)
Length of follow-up:
30 days
Loss-to-follow-up:
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 165
Univariate
analysis
showed that SAS≤4 was
a negative predicator
for complication Grade
II or higher.
SAS: Surgical APGAR
Score
Definition of SAS:
University
hospital
Country:
United States
of
America
(PA)
Source
of
funding:
Not reported
hospital and for whom the
anesthesia records were
available.
Minor
morbidity
(grades 1 and 2)
SAS 0-2: 1 (16.7%)
SAS 3-4: 19 (37.3%)
SAS 5-6: 71 (29.5%)
SAS 7-8: 61 (24.9%)
SAS 9-10: 1 (10%)
Exclusion criteria:
Patients with
incomplete records.
N total at baseline:
SAS 0-2: 6
SAS 3-4: 51
SAS 5-6: 239
SAS 7-8: 244
SAS 9-10: 10
Complete
follow-up
was part of the
inclusion criteria: n=44
patients (7.3%) were
excluded
for
this
reason
Major
morbidity
(grades 3 and 4)
SAS 0-2: 4 (66.7%)
SAS 3-4: 9 (17.6%)
SAS 5-6: 31 (12.9%)
SAS 7-8: 31 (12.7%)
SAS 9-10: 0 (0.0%)
For example
age (range):
64.2 yrs (18 – 91)
Sex:
48.6 % M
Operative procedures n
(%):
Classic
pancreaticoduodenectomy: 153 (28)
Pylorus-preserving
pancreaticoduodenectomy:
400 (72)
Groups comparable
baseline?
Not applicable
SAS 7-8: 149 (60.8%)
SAS 9-10: 9 (90%)
at
Mortality (grade 5)
SAS 0-2: 0 (0.0%)
SAS 3-4: 3 (5.8%)
SAS 5-6: 4 (1.7%)
SAS 7-8: 4 (1.6%)
SAS 9-10: 0 (0.0%)
Postoperative
outcomes
Minor complications
(Clavien 1,2): 186
(34)
Major complications
(Clavien 3, 4): 86 (16)
Deaths (Clavien 5):
11 (2)
Postoperative
complications
Wound infection: 20
(4)
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 166
p-value = 0.0001
Other
variable
associated
with
complications of Grade
2 or higher:
low-volume
surgeon (p=0.0029),
gender (p=0.047),
ASA (p=0.0005),
procedure (p=0.0096),
duration of operation
(p=0.0006),
lowest HR (p=0.04),
and EBL (p=0.0001).
Predicting
major morbidity (≥
grade
III):
gender
(p=0.04),
ASA (p<0.0001),
OR duration (p=0.006)
SAS was no significant
predictor of mortality:
p-value = 0.20
The
parameters
evaluated in our
retrospective review
included
lowest
intraoperative heart
rate (HR), lowest
intraoperative mean
arterial
pressure
(MAP), duration of
operation, estimated
blood loss (EBL), and
complications.
SAS
(range, 0–10) was
then calculated for
the entire cohort
using the previously
validated score by
Gawande
et
al.
Intraoperative
variables (lowest HR,
lowest MAP, and EBL)
were
used
to
calculate the SAS
(Table 1). Other
variables evaluated
included
surgeon
(high volume versus
low volume), gender,
age,
procedure
(classic versus pylorus
preserving), duration
of operation, and
American Society of
Anesthesiologists
(ASA) score.
Miki, 2014
Type of study:
Retrospective
observational
cohort
Setting:
Tertiary
(cancer
cantre)
care
Exclusion criteria:
Not reported
Country:
Japan
Source
funding:
Inclusion criteria:
patients who underwent
gastrectomy with D1–2
lymph node dissection for
primary gastric cancer at
the Shizuoka Cancer Center
in 2010.
of
N total at baseline:
Total: 328
SAS 0-2: SAS 3: 2
SAS 4: 8
SAS 5: 25
SAS 6: 59
SAS 7: 96
SAS 8: 95
SAS 9: 41
SAS 10: 2
mSAS 0-2: 0
mSAS 3: 5
mSAS 4: 18
mSAS 5: 46
mSAS 6: 75
Cardiac arrhythmia:
25 (5)
Pulmonary
complicationsa: 22
(4)
Delayed
gastric
emptying: 31 (6)
Intra-abdominal
abscess
requiring
drainage: 43 (8)
Sepsis: 12 (2)
Pancreatic fistula: 61
(11)
Number of patients
with complications
≥grade III (%)
SAS 0-2: SAS 3: 1 (50%)
SAS 4: 0 (0%)
SAS 5: 7 (28%)
SAS 6: 9 (15.3%)
SAS 7: 10 (10.4%)
SAS 8: 8 (8.4%)
SAS 9: 1 (2.4%)
SAS 10: 0 (0%)
Length of follow-up:
30 days
Loss-to-follow-up:
Intervention:
N (%)
Not reported
Number of patients
with complications
(%)
mSAS 0-2: mSAS 3: 1 (20%)
mSAS 4: 4 (22.2%)
mSAS 5: 11 (23.9%)
mSAS 6: 13 (17.3%)
mSAS 7: 3 (3.9%)
mSAS 8: 1 (1.8%)
mSAS 9: 3 (6.4%)
mSAS 10: 0 (0%)
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 167
Univariate analysis SAS
difference in number of
complications:
0–6: 17/94 (18.0%)
7–10: 19/234 (8.1%)
SAS: Surgical APGAR
Score
p-value = 0.012
Defenition of the
mSAS: the cutoff
values for blood loss
were set by the
quartile
values of the 328
patients in this study
and integrate in the
SAS of proposed by
Gawande et al.
mSAS:
0–6: 29/144 (20.1%)
7–10: 7/184 (3.8%)
p-value = 0.001
Multivariate analysis
Odds ratio (95% CI):
SAS≤6: 1.00 (0.42–2.34)
mSAS≤6: 2.62 (1.01–
7.46)
mSAS≤6 is a significant
predictor
for
complications
The multivariate model
corrected for:
Sex (male)
Preoperative albumin
(\3.0)
mSAS:
Modified
Surgical APGAR Score
mSAS 7: 78
mSAS 8: 57
mSAS 9: 47
mSAS 10: 3
Age ± SD:
66.8 ± ? years
Sex:
66.3% M
Groups comparable
baseline?
Not applicable
at
The most frequently
observed
severe
complications n= (%):
Pancreatic fistula: 15
(4.6 %)
Anastomotic leakage
(n = 7 (2.1 %)
Pleural effusion: 6
(1.8 %)
Bowel obstruction: 5
(1.5 %)
Abdominal abscess:
3 (0.9 %)
Bleeding: 2 (0.6 %)
Pneumonia: 2 (0.6 %)
Chylous ascites: 1
(0.3 %).
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 168
Preoperative
chemotherapy
(performed)
cStage (CIII)
Type of operation (TG)
Extent of lymph node
dissection (CD2)
oSAS (B6)
Operation time (C231
min)
Table of quality assessment for prognostic studies
Research question: What is the prognostic value of a low SAS versus a high SAS for predicting morbidity and mortality in frail elderly undergoing surgery for colorectal cancer?
Study
Was there a representative Was
follow-up Was the outcome of Was the prognostic Was loss to follow-up / Was there statistical
reference
and well-defined sample of sufficiently long and interest defined and factor
of
interest incomplete outcome adjustment for all
patients at a similar point in complete?
adequately measured?
defined
and data described and important prognostic
the course of the disease?
adequately measured? acceptable?
factors?
(yes/no/unclear)
No, the cohort was well
defined
and
mostly
representatively. However,
patients were selected on
their follow-up.
Yes, a random sample from
data registration.
(yes/no/unclear)
Yes, 30 days
Assifi, 2012
No, historic cohort without
missing data.
Yes, 30 days
Miki, 2014
No, historic
cohort.
Yes, 30 days
Regenbogen,
2010
Gawande,
2007
5
non-random
Yes, 30 days
(yes/no/unclear)
No,
outcomes
were
clearly explained but it is
not clear how these
outcomes
were
measured.
Outcomes were defined
according
to
NSQIP
definitions.
No, outcomes were not
explained and it is not
clear how these outcomes
were measured.
No, outcomes were not
explained and it is not
clear how these outcomes
were measured.
(yes/no/unclear)
Yes,
thoroughly
explained
(yes/no/unclear)
No, complete follow up
as it was part of the
inclusion criteria.
(yes/no/unclear)
No, the analysis did not
correct
for
confounding or effect
modification.
Yes,
explained
thoroughly
Unclear, this had not
been reported.
Yes,
explained
thoroughly
No, complete follow up
as it was part of the
inclusion criteria.
Yes,
explained
thoroughly
Unclear, this had not
been reported.
A multivariate analysis
with forward selection
procedure.
No, the analysis did not
correct
for
confounding or effect
modification.
No, the analysis did not
correct
for
confounding or effect
modification.
Level of
evidence
C
B
C
C
A1: Meta-analysis of at least 2 independent studies of level A2
A2: Prospective inception cohort* (patients enrolled at same point in disease course), adequate study size and follow-up (≥80%), adequate control for confounding and no selective loss to
follow-up
B: Prospective cohort* but not fulfilling all criteria for category-A2, retrospective cohort study or, case-control study, or cross-sectional study
C: non-comparative study
* untreated controls from a RCT can also be considered as a cohor
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 169
Bijlage 4 Overzicht predictieve scores voor postoperatief risico op negatieve uitkomsten
Scoring system
Year
Number
variables
Outcomes
predicted
Simplicity
Objectivity
1941
1987
Unlimited
19
No
No
None
Mortality
Simple
Mildly
complex
Subjective
Objective
1999
6
No
Major cardiac
complication
Simple
Objective
Postoperative
P-POSSUM
1998
12 physiologic,
Yes
Morbidity
mortality
&
Complex
Objective
E-PASS
2001
6 operative
6 preoperative,
Yes
Morbidity
mortality
&
Complex
NSQIP
1997
Yes
Morbidity
mortality
&
Complex
SAS
2007
Yes
Morbidity
mortality
&
Simple
Subjective
(includes
ASA)
Subjective
(includes
ASA)
Objective
Preoperative
ASA
Charlson
Comorbidity
Index
RCRI
Intensive care
APACHE I-IV*
3 operative
57
preoperative,
15 operative
3 operative
of
Inclusion
intraoperative
variables
of
> 10*
No
Mortality
Complex
Objective
> 10*
No
Mortality
Complex
Objective
> 10*
No
Mortality
Complex
Objective
SOFA
19812006
19832005
19852007
1994
6
No
None
Objective
MODS
1995
6
No
None
Mildly
complex
Mildly
complex
SAPS I-III*
MPM I-III*
Objective
* Dependent on the version of the scoring system used
ASA: American Society of Anesthesiologists' physical status; RCRI: Revised Cardiac Risk Index; APACHE: Acute Physiology
and Chronic Health Evaluation; SAPS: Simplified Acute Physiology Score; MPM: Mortality Probability Model; SOFA:
Sequential Organ Failure Assessment; MODS: Multiple Organ Dysfunction Score; P-POSSUM: Portsmouth Physiological and
Operative Severity Score for the enUmeration of Mortality and morbidity; E-PASS: Estimation of Physiologic Ability and
Surgical Stress; NSQIP: National Surgical Quality Improvement Program; SAS: Surgical Apgar Score.
Sobol and Wunsch Critical Care 2011 15:217 doi:10.1186/cc9999
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 170
Hoofdstuk 9 Colorectaal carcinoom – postoperatief herstel
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Uitgangsvraag
Welke (medisch inhoudelijke) maatregelen dienen er genomen te worden om het herstel van de
kwetsbare oudere patiënt na een colorectale ingreep te bevorderen?
Inleiding
Bij oudere patiënten is na colorectale chirurgie gedurende het hele eerste jaar sprake van
oversterfte (Dekker et al., 2011; Gooiker et al., 2012). Met name postoperatieve complicaties
hebben een grote invloed op de overleving. In deze module wordt de vraag beantwoord welke
interventies toegepast kunnen worden om kwetsbare ouderen perioperatief te optimaliseren.
Deze module gaat in op hoe de uitkomsten verbeterd kunnen worden door middel van
prehabilitatie, gedefinieerd als interventies tussen het tijdstip van het stellen van de diagnose en
het begin van de behandeling en Enhanced Recovery After Surgery (ERAS) of een fast-track,
gedefinieerd als het geheel van maatregelen met als doel het postoperatief herstel te versnellen.
Daarnaast gaat deze module in op het beleid rondom belangrijke complicaties bij een oudere
kwetsbare patiënt.
Deze module gaat niet verder in op de follow-up na colorectale chirurgie bij de kwetsbare oudere
patiënt. Hiervoor wordt verwezen naar de module follow-up in de richtlijn colorectaal carcinoom
(IKNL, 2014). Wel plaatst de werkgroep graag een kanttekening bij deze module. Bij kwetsbare
oudere patiënten is het extra belangrijk om goede voorlichting te geven over wat er verwacht kan
worden van de follow-up. Er dient een bewuste afweging te worden gemaakt of de mogelijke
voordelen van de follow-up opwegen tegen de lasten ervan. Hierbij zullen factoren als leeftijd,
gezondheidssituatie en levensverwachting een belangrijke rol spelen. Daarnaast is follow-up bij
de oudere patiënt in principe alleen zinvol wanneer er ook consequenties worden verbonden aan
het vinden van een metastase of recidief. Indien bij voorbaat al besloten wordt om een
toekomstige metastase of recidief niet te behandelen, lijkt follow-up niet geïndiceerd.
Besluiten rondom de follow-up dienen altijd in overleg en gezamenlijk met de patiënt of diens
wettelijke vertegenwoordiger genomen te worden. Zie hiervoor verder de module over de
communicatie met de patiënt.
Methode literatuuranalyse
Voor het beantwoorden van de uitgangsvraag zijn twee verschillende zoekvragen betreffende de
zorg voor kwetsbare ouderen met een colorectaal carcinoom opgesteld, namelijk:
1) “Wat is het effect van prehabilitatie ten opzichte van de gebruikelijke zorg op morbiditeit en
mortaliteit na operatie van een colorectaal carcinoom (CRC)?”
2) “Wat is het effect van ERAS ten opzichte van de gebruikelijke zorg op morbiditeit en mortaliteit
na operatie van een colorectaal carcinoom (CRC)?”
Zoeken en selecteren van literatuur
Voor de eerste vraag betreffende prehabilitatie is eerst gezocht naar systematische reviews. De
zoekactie identificeerde 113 mogelijk relevante hits. Twee reviews zijn voorgeselecteerd (Singh et
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 171
5
10
15
20
25
30
35
40
45
al., 2012; Lemanu et al., 2013). Beide reviews hadden een bredere scope dan relevant voor deze
module. Daarom zijn uit deze reviews enkel de studies meegenomen waarin CRC patiënten
werden geëvalueerd. Beide reviews beschreven dezelfde drie RCT’s over patiënten met een
colorectaal carcinoom. De review van Singh beschreef de uitkomsten het meest uitvoerig en is
zodoende geïncludeerd (Singh et al., 2013). De review includeerde literatuur tot 12 mei 2012 en
is zodoende geactualiseerd door de zoekactie te herhalen op 18 december 2014. Dit leverde 416
resultaten op. Na screeninig op titel en abstract werden drie studies geselecteerd en nader
bekeken als volledig tekst artikel. Uiteindelijk bleken geen van de nieuwe studies relevant voor
deze literatuuranalyse (geen primair onderzoek, pilot-onderzoek en geen relevante
patiëntengroep) en werden niet geïncludeerd (zie exclusietabel onder zoekverantwoording).
Voor de tweede vraag was er reeds een recente systematische review van goede kwaliteit bekend
bij de werkgroep (Bagnall et al., 2014). Deze systematische review is daarom als uitgangspunt
genomen voor de literatuuranalyse. Bagnall et al. (2014) includeerden literatuur tot februari 2014.
Deze systematische review is zodoende geactualiseerd door de originele zoekactie te herhalen op
10 juni 2015. Dit leverde 84 resultaten op. Na screening op titel en abstract bleken twee studies
geselecteerd en nader bekeken als volledig tekst artikel. Deze studies onderzocht geen ouderen
of hadden geen randomisatieprocedure en werden daarom niet geïncludeerd (Zie exclusietabel
onder zoekverantwoording).
Uit de systematische review van Bagnall et al. (2014) zijn enkel de studies meegenomen waarin
ERAS is vergeleken met gebruikelijke zorg. De studies waarin associaties binnen een enkel cohort
zijn onderzocht, zijn niet meegenomen. De zoekstrategieën zijn weergegeven onder het tabblad
verantwoording. De evidencetabellen en beoordeling van individuele studiekwaliteit worden
hieronder weergegeven.
Samenvatting literatuur
De effectiviteit van prehabilitatie versus gebruikelijke zorg of placebo
Beschrijving studies
De systematische review van Singh et al. (2012) vormde het uitgangspunt van dit systematisch
literatuuronderzoek. De review includeerde in totaal achttien studies waaronder drie RCT’s
waarbij de effectiviteit van een vorm van prehabilitatie is onderzocht bij patiënten met een
colorectaal carcinoom die een electieve ingreep ondergingen (Carli et al., 2010; Dronkers et al.,
2010; Kim et al., 2009).
De RCT’s onderzochten kleine populaties, namelijk, tussen 21 en 133 patiënten. De geïncludeerde
patiënten waren gemiddeld jonger dan de doelpopulatie van de richtlijn (gemiddelden tussen 55
en 65 jaar), behalve in de studie van Dronkers et al. waarbij de gemiddelde leeftijd hoger dan 71
(interventiegroep) en 69 (controlegroep) jaar lag. De trainingsprogramma’s besloegen een
periode van twee tot vier weken en waren gericht op het verbeteren van de aerobe conditie en
spierkracht.
De validiteit van de onderzoeksopzet had aanzienlijke beperkingen waardoor er een hoog risico is
dat de uitkomsten vertekend zijn. In geen van de studies kon de toewijzing van de behandeling
geblindeerd worden voor de patiënten of behandelaar. Dit kan de vergelijkbaarheid van de
groepen ernstig beïnvloeden. In de studie van Dronkers et al. (2010) bestond er ondanks een
randomisatieprocedure een leeftijdsverschil van tien jaar tussen de groepen (interventiegroep
was gemiddeld 55 jaar tegenover de controlegroep van gemiddeld 65 jaar). De studie van Carli et
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 172
5
10
15
20
25
30
35
40
al. (2010) rapporteerde slechts de uitkomsten op de zesminutenlooptest, kwaliteit van leven en
VO2-max, terwijl in het prospectieve trialregister (clinicaltrials.gov), vooraf was gespecifieerd dat
onder andere ook de kwaliteit van leven (SF-36), pijn (VAS), en bijwerkingen/complicaties
gemeten zouden worden.
Resultaten
Functioneren
Twee studies (N=129) onderzochten het effect van prehabilitatie ten opzichte van een
controlebehandeling op functioneren voor het domein lopen (Carli et al., 2010; Kim et al., 2009).
De prehabilitatie in de studie van Carli et al. (2010) bestond uit fiets- en krachttrainingen
gemiddeld 52 dagen voor de geplande operatie. Kim et al. (2009) onderzochten een progressieve
aerobic training gebaseerd op de cardiale belastbaarheid waaronder fiets-ergometertraining
gedurende vier weken voor de geplande operatie. De controlebehandeling in deze studies was
een loop- en ademhalingstraining van 30 minuten per dag (Carli et al., 2010) en instructies ter
voorbereiding op de operatie zonder specifieke aandacht voor bewegen (Kim et al., 2009). Beide
studies onderzochten de loopafstand met de zesminutenlooptest (6MWT). Carli et al. (2010)
onderzocht de uitkomsten gemiddeld 9,6 weken na chirurgie terwijl Kim et al. één dag voor
chirurgie de uitkomst onderzocht.
Uit een meta-analyse van de resultaten blijkt dat de interventiegroep gemiddeld 40,82 meter
minder ver liep over zes minuten dan de controlegroep. Dit verschil is echter niet statistisch
significant (95%-BI: -85,30 tot 3,67; I2=0%) (zie Figuur).
Figuur 9.1. Meta-analyse van het gemiddelde verschil in loopafstand over zes minuten na prehabilitatie of
controlebehandeling. De prehabilitatiegroep heeft gemiddeld een 40,82m kortere loopafstand ten opzichte van de
gemiddeld loopafstand in de controlegroep.
Opnameduur
Twee studies onderzochten opnameduur bij 150 patiënten (Carli et al., 2010; Dronkers et al.,
2010). De controle interventies waren een loop en ademhalingstraining van 30 minuten per dag
(Carli et al., 2010) en rekoefeningen die thuis dienen te worden uitgevoerd van 30 minuten per
dag ter voorbereiding op de operatie. Combineren van de resultaten in een meta-analyse liet zien
dat patiënten in de interventiegroep gemiddeld een 2,98 dag kortere opnameduur hebben dan
patiënten in de controlegroep maar dit verschil was niet statistisch significant (95%-BI: -12,00 tot
6,04; I2=0%) (zie Figuur).
Figuur 9.2. Meta-analyse van het gemiddelde verschil in opnameduur (in dagen) na prehabilitatie of controlebehandeling.
De prehabiliatiegroep heeft gemiddeld een 2,89dagen kortere ligduur ten opzichte van de gemiddelde ligduur in de
controlegroep.
Naast de uitkomsten op loopafstand en opnameduur werden ook effecten gemeten op kwaliteit
van leven (European Organisation for Research and Treatment of Cancer Quality of Life
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 173
Questionnaire Core 30; EORTC QLQ-C30), complicaties en angst en depressie (Hospital Anxiety and
Depression Scale; HADS). Voor deze uitkomsten konden geen meta-analyses worden uitgevoerd
omdat ze slechts in één studie werden gemeten.
5
10
15
20
25
30
35
40
Kwaliteit van leven werd onderzocht onder 42 patiënten (Donkers et al. 2010). De
interventiegroep verbeterde op alle domeinen (algemene gezondheid, functioneren en
symptomen), maar voor geen van de domeinen was de verbetering statistisch significant
verschillend van de placebogroep (bijv. algemene gezondheid: gemiddeld verschil=4,0; 95%-BI: 7,33 tot 15,33).
Dezelfde studie evalueerde het aantal complicaties van de interventie, maar deze kwamen zowel
in de prehabilitatie- als in de placebogroep niet voor. Het aantal complicaties tijdens of na de
operatie was niet verschillend. Er waren negen complicaties in de prehabilitatiegroep en acht in
de placebogroep.
Angst en depressie werden onderzocht onder 112 patiënten (Carli et al., 2010). Echter, 57
patiënten vielen uit tijdens het verloop van de studie. Voor hen werd de data geïmputeerd. Zowel
voor het domein angst (MD= -0,6; 95%-BI: -2,2 tot 1,06) als voor het domein depressie (MD=0,4;
95%-BI: -0,86 tot 1,66) waren de uitkomsten van de prehabilitatiegroep en de placebogroep niet
verschillend.
Bewijskracht van de literatuur
De bewijskracht voor de uitkomst loopafstand is met drie niveaus verlaagd gezien de beperking in
de methodologische validiteit (met name vanwege de missende blindering van de allocatie van de
behandeling en hoge studie uitval); omdat het betrouwbaarheidsinterval rondom het gemiddelde
verschil in loopafstand de aanwezigheid van een klinische relevant effect niet aantoont noch
uitsluit (imprecision); en omdat de onderzoekspopulatie afwijkt (jonger is) van de doelpopulatie
van de richtlijn (indirectheid).
De bewijskracht voor de uitkomst opnameduur is met drie niveaus verlaagd gezien de beperking
in de methodologische validiteit (met name vanwege de missende blindering van de allocatie van
de behandeling en hoge studie uitval); omdat het betrouwbaarheidsinterval rondom het
gemiddelde verschil in opnameduur de aanwezigheid van een klinisch relevant effect niet
aantoont noch uitsluit (imprecision); vanwege de verschillende meetmomenten (heterogeniteit;
en omdat de onderzoekspopulatie afwijkt van de doelpopulatie van de richtlijn (indirectheid).
De bewijskracht voor de overige uitkomsten; kwaliteit van leven, angst, depressie, complicaties,
is elk met drie niveaus verlaagd gezien de beperking in de methodologische validiteit (met name
vanwege de missende blindering van de allocatie van de behandeling); en met twee niveaus
vanwege de kleine studiepopulaties en het lage aantal complicaties waardoor een klinisch relevant
effect niet kon worden aangetoond noch worden uitgesloten (imprecisie); en omdat de
onderzoekspopulatie afwijkt van de doelpopulatie van de richtlijn (indirectheid).
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 174
Conclusies
Zeer laag
GRADE
Er zijn geen duidelijke aanwijzingen dat prehabilitatie in vergelijking met een
controlebehandeling de loopafstand verbetert bij kwetsbare ouderen die een
electieve chirurgische behandeling ondergaan voor een colorectaal carcinoom.
Singh et al., 2012 (Carli et al., 2010; Kim et al., 2009)
Zeer laag
GRADE
Er zijn beperkte aanwijzingen dat prehabilitatie in vergelijking met zelfstandig, laag
intensief trainen de opnameduur vermindert bij kwetsbare ouderen die een
electieve chirurgische behandeling ondergaan voor een colorectaal carcinoom.
Singh et al., 2012 (Carli et al., 2010; Dronkers et al., 2010)
Zeer laag
GRADE
Er zijn beperkte aanwijzingen dat prehabilitatie in vergelijking met zelfstandig
rekoefeningen de kwaliteit van leven op de domeinen algemene gezondheid,
functioneren en symptomen licht verbetert bij kwetsbare ouderen die een electieve
chirurgische behandeling ondergaan voor een colorectaal carcinoom.
Singh et al., 2012 (Dronkers et al., 2010)
Zeer laag
GRADE
Prehabilitatie lijkt geen of weinig complicaties te geven, maar de onderbouwing
hiervoor is beperkt.
Singh et al., 2012 (Dronkers et al, 2010)
5
Zeer laag
GRADE
Er zijn geen aanwijzingen dat prehabilitatie [in vergelijking met zelfstandig, laagintensief trainen] de incidentie van operatieve complicaties vermindert bij
kwetsbare ouderen die een electieve chirurgische behandeling ondergaan voor een
colorectaal carcinoom.
Singh et al., 2012 (Dronkers et al., 2010)
Zeer laag
GRADE
Er zijn geen aanwijzingen dat prehabilitatie [in vergelijking met zelfstandig, laagintensief trainen] de incidentie van angst en depressie vermindert bij kwetsbare
ouderen die een electieve chirurgische behandeling ondergaan voor een colorectaal
carcinoom.
Singh et al., 2012 (Carli et al., 2010)
10
15
De effectiviteit van ERAS versus gebruikelijke zorg
Beschrijving studies
De systematische review van Bagnall et al. (2014) includeerde studies waarbij een ERAS protocol
is aangeboden aan een cohort van ouderen die colorectale chirurgie ondergingen. Ouderen zijn
daarbij gedefinieerd als 65 jaar en ouder. In totaal zijn zestien studies geïncludeerd in de review
waaronder twee RCT’s, elf cohortstudies en drie case-series. Beide RCT’s (Jia et al., 2013; Wang et
al., 2012) onderzochten de effectiviteit van ERAS ten opzichte van gebruikelijke zorg en zijn
zodoende meegenomen ter onderbouwing van de richtlijn. De uitkomsten van de cohortstudies
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 175
en case-series zijn niet verder uitgewerkt omdat dit geen vergelijkend onderzoek was of omdat de
patiënten een andere vorm van kanker hadden dan in het colorectale gebied.
20
De RCT’s includeerden patiënten die een electieve ingreep ondergingen voor de behandeling van
een colorectaal carcinoom. Bij de studie van Wang et al. (2012) werd enkel laparoscopische
chirurgie toegepast, terwijl de ingreep bij Jia nooit laparoscopisch werd uitgevoerd. Patiënten in
de studie van Wang et al. hadden voornamelijk (42/78; 54%) een tumor in stadium III. De overige
patiënten hadden een tumor in stadium I of II. Een coloncarcinoom kwam 53 keer (68%) voor en
een rectumcarcinoom 15 keer (32%). Bij de studie van Jia et al. waren patiënten geïncludeerd met
een stadium I-IV tumor. De meeste patiënten hadden een stadium II of III tumor, namelijk 174/233
(75%). Het aantal colon- en rectumtumoren was vrijwel gelijk verdeeld. Het ERAS protocol van de
studie van Jia beschreef dat patiënten tot zes uur voorafgaande aan de ingreep hun gebruikelijke
voeding mochten eten, lokale anesthesie kregen, en geen klysma, opiaten of drain kregen. De
blaaskatheter werd één tot twee dagen na de ingreep verwijderd, en na één dag werd het de
patiënt buiten het bed gemobiliseerd. Vanaf drie dagen na de ingreep konden patiënten weer vast
voedsel gebruiken. Het protocol van Wang hield in dat patiënten tot één dag voor de operatie
bijvoeding konden gebruiken, en geen antibiotica of een klysma kregen. Tijdens de operatie werd
algehele anesthesie toegepast. Na de operatie kregen patiënten een vloeibaar dieet, werd
gemobiliseerd en werd de blaaskatheter verwijderd. Na drie dagen werd gestart met vaste
voeding en werd de drain verwijderd.
25
Resultaten
Beide RCT’s (N=78 en N=233) vonden een significante afname in de duur van de ziekenhuisopname
in het voordeel van de ERAS groep. De afname varieerde van 2,5 dagen (p<0,001) (Wang et al.,
2012) tot 4 dagen (p<0,0001) (Jia et al., 2013).
5
10
15
30
35
40
Het aantal complicaties in de ERAS-groep was in beide studies significant lager in de ERAS groep.
Wang et al. (2012) vond bij twee van de veertig (5%) ERAS-deelnemers complicaties, ten opzicht
van acht van de 38 (21%) in de groep die gebruikelijke zorg ontving (OR: 0,20; 95%-BI: 0,04 tot
0,99). Jia rapporteerde in de ERAS-groep bij 32/117 (27%) deelnemers complicaties ten opzichte
van 68/116 (59%) deelnemers na gebruikelijke zorg (OR: 0,27; 95%-BI: 0,15 tot 0,46). De studie
van Jia et al., (2013) gaven details over de aard van de complicaties. Daaruit bleek dat patiënten
in de ERAS-groep ook significant minder vaak last hadden van pulmonale infecties (5,1% vs. 16,4%;
p=0,006), urineweginfecties (4,3% vs. 11,2%; p=0,0470, postoperatief hartfalen (3,4% vs. 11,2%;
p=0,022) en delier (3,4% vs. 12,9%; p=0,008) ten opzichte van patiënten die gebruikelijke zorg
kregen. Er was postoperatief geen verschil in nier- of leverfunctie tussen de groepen. In beide
studies waren geen van de patiënten tijdens opnameduur overleden. Echter, de studie van Jia et
al., (2013) excludeerden patiënten die postoperatief op intensive care moesten worden verzorgd.
Dit waren: 3/117 (2%) in de ERAS-groep ten opzichte van 4/116 (3%) in de groep met gebruikelijke
zorg. Hierdoor kan het zijn dat de mortaliteit in de studie van Jia et al. wordt onderschat.
In de studies van Jia en Wang is niet onderzocht welk onderdeel van het ERAS protocol
verantwoordelijk is voor de effectiviteit.
45
Bewijskracht van de literatuur
De bewijskracht is voor de uitkomsten opnameduur en complicaties verlaagd met twee niveaus
tot laag gezien de heterogeniteit in de interventies (inconsistentie) en vanwege het geringe aantal
deelnemers (imprecision). De bewijskracht voor mortaliteit is met drie niveaus verlaagd gezien de
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 176
heterogeniteit in de interventies (inconsistentie) en met twee niveaus vanwege het zeer lage
aantal incidenten (imprecision).
5
Conclusies
Laag
GRADE
Er zijn aanwijzingen dat een ERAS programma de opnameduur van kwetsbare
ouderen behandeld voor een colorectaal carcinoom met 2,5 tot 4 dagen verkort.
Jia et al., 2013; Wang et al., 2012
Laag
GRADE
Er zijn aanwijzingen dat een ERAS programma het aantal postoperatieve
complicaties bij kwetsbare ouderen behandeld voor een colorectaal carcinoom
vermindert.
Jia et al., 2013; Wang et al., 2012
Zeer laag
GRADE
Er zijn geen aanwijzingen dat een ERAS programma de postoperatieve mortaliteit
van kwetsbare ouderen behandeld voor een colorectaal carcinoom vermindert.
Wang et al., 2012
10
15
20
25
30
35
Overwegingen
Prehabilitatie
Uit de systematische literatuuranalyse blijkt dat prehabilitatie bij oncologische aandoeningen een
licht positief effect kan hebben op de kwaliteit van leven, en de opnameduur. Het bewijs hiervoor
is echter zeer beperkt. Bij prehabilitatie kan een pakket aan verschillende interventies ingezet
worden. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan interventies gericht op verbetering van de
voedingstoestand, stemming en conditie van de patiënt. De studies die uit de literatuuranalyse
naar voren zijn gekomen waren hoofdzakelijk gericht op de optimalisatie van de conditie vóór
operatie. Daarom kan geen uitspraak worden gedaan over het effect van verbetering van de
voedingstoestand en de stemming op de uitkomst na operatie. Ook is er nog weinig bekend over
de effecten van de verschillende onderdelen van prehabilitatie op o.a. circulatie en tumorbiologie
om een onderbouwde uitspraak te doen over hun toepassing. Deze overwegingen moeten worden
afgezet tegen de mogelijkheid dat prehabilitatie voor sommige ouderen een grote belasting kan
zijn.
Voor een efficiënte inzet van interventies en een optimaal resultaat, zou volgens de werkgroep de
prehabilitatie daarom afgestemd moeten worden op de problemen, behoeften en mogelijkheden
van de individuele patiënt. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door de prehabilitatie vorm te geven op
basis van het geriatrisch assessment en/of de POSSUM score (Byrne et al., 2009; Indrakusuma et
al., 2015; NVKG, 2011; Partridge et al., 2014).
Postoperatief herstel
Uit de systematische literatuuranalyse blijkt dat het toepassen van een ‘Enhanced Recovery After
Surgery’-procotol (ERAS) of fast track kan leiden tot kortere opnameduur en minder complicaties.
Het bewijs hiervoor is (zeer) beperkt. Onder het gebruik van een ERAS protocol zou volgens de
werkgroep in ieder geval moeten vallen het zo snel en veel mogelijk mobiliseren van de patiënt en
het snel starten met het uitbreiden van orale intake. Voor het beperken van de postoperatieve
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 177
5
10
15
20
25
30
pulmonale complicaties en de kans op delier zou daarnaast ook gedacht kunnen worden aan het
verwijderen van maagsondes direct na OK en het zo min mogelijk gebruik maken van drains. Voor
verdere aanbevelingen ten aanzien van het naleven van het ERAS-protocol verwijst de werkgroep
naar de richtlijn colorectaal carcinoom.
Complicaties
Complicaties hebben een grote invloed op de overleving bij de kwetsbare oudere patiënt na een
colorectale ingreep (Dekker et al., 2011; Shahir et al., 2006). Het is daarom belangrijk om
postoperatieve complicaties zoveel mogelijk te voorkomen en anders tijdig te identificeren en te
behandelen. Bij kwetsbare oudere patiënten komen met name niet-chirurgische complicaties
vaker voor (Colorectal Cancer Collaborative Group, 2000; Schiphorst et al., 2015). In onderstaande
tekst zijn een aantal veel voorkomende complicaties verder uitgewerkt.
Pulmonale complicaties en cardiale complicaties.
Bij ouderen is de incidentie van cardiale en pulmonale complicaties verhoogd (Colorectal Cancer
Collaborative Group, 2000) en leiden beiden tot een verhoogde mortaliteit. De werkgroep vindt
het daarom zinvol om te anticiperen op cardiale en pulmonale complicaties en kwetsbare ouderen
preoperatief te screenen op cardiale en pulmonale aandoeningen en de risicofactoren hiervoor.
In het kader van prehabilitatie vindt de werkgroep het zinvol om de conditie en mobiliteit van
kwetsbare ouderen, zeker in het geval van cardiale of pulmonale aandoeningen, te optimaliseren
door middel van cardiale en pulmonale oefeningen. Deze oefeningen kunnen eventueel onder
begeleiding van een fysiotherapeut gedaan worden of door patiënten zelf afhankelijk van hun
functioneren.
In de systematische review en meta-analyse van Schiphorst et al. (2015) wordt gekeken naar nietchirurgische complicaties na laparoscopische versus open chirurgie voor colorectaal carcinomen.
Hieruit blijkt dat bij gebruik van laparoscopie voor colon carcinomen er statistisch significant
minder cardiale complicaties optreden (OR 0,28; 95% BI 0,11 tot 0,71; p = 0,007) en er een trend
is naar minder pulmonale complicaties vergeleken met bij open chirurgie. Voor rectumcarcinomen
wordt geen verschil gevonden (OR 0,78; 95% BI 0,53 tot 1,13; p = 0,19).
Het lijkt zinvol om te anticiperen op cardiale en pulmonale complicaties en kwetsbare ouderen
preoperatief te screenen op cardiale en/of pulmonale problematiek.
35
40
45
Delier
De oudere patiënt heeft een hoger risico op het ontstaan een postoperatief delier. Een
postoperatief delier is vooral bij de kwetsbare oudere een (onafhankelijke) voorspeller voor een
langere opnameduur, verlies van zelfredzaamheid, een verhoogd risico op complicaties, vaak
meer institutionalisering en een hogere mortaliteit, zowel tijdens de ziekenhuisopname, als
daarna. (NVKG 2013). Risicofactoren zoals koorts, infectie, dehydratie, electrolytstoornissen,
gebruik van opiaten zijn in de colorectale chirurgie bij de kwetsbare ouderen in verhoogde mate
aanwezig.
In alle ziekenhuizen wordt met behulp van de indicator Kwetsbare Ouderen uit het VMSprogramma preoperatief gescreend op delier bij alle patiënten ouder dan 70 jaar.
In de richtlijn delier wordt aanbevolen om op basis van een risico-assessment door een
multidisciplinair team te bepalen of er gericht aandacht uit moet gaan naar het voorkomen of
behandelen van cognitieve stoornissen en/of desoriëntatie, uitdroging en/of obstipatie, hypoxie,
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 178
infectie, immobiliteit, pijn, ondervoeding, sensore deprivatie en slaapstoornissen. Bij tekenen van
een delier dienen verpleegkundige te monitoren op dehydratie, urineretentie, vallen, infecties of
neurologische aandoeningen.
5
10
Vervolgens blijken meervoudige niet-medicamenteuze interventies (gebaseerd op de
risicodomeinen oriëntatie, dehydratie, gehoor- en visusstoornissen, immobiliteit,
omgevingsfactoren en medicatiemanagement) gevolg door een consult geriater de kans op een
delier te verminderen. Met betrekking tot medicatie wordt medicamenteuze preventie alleen
geadviseerd bij patiënten met een hoog risico op een delier conform de richtlijn delier.
Aanbevelingen
Opereer de kwetsbare oudere patiënt met een colorectaal carcinoom in matige of slechte
conditie op korte termijn, maar goed voorbereid. Dit houdt in met goed inzicht in en optimale
behandeling van cardiopulmonale aandoeningen en met goed inzicht in de risicofactoren
voor/het risico op postoperatieve complicaties zoals bijv. hartfalen, pneumonie, delier,
functieverlies.
Pas prehabilitatie bij de kwetsbare oudere patiënt met een colorectaal carcinoom alleen toe in
wetenschappelijke (effectiviteits)studies.
Opereer de kwetsbare oudere patiënt met een coloncarcinoom bij voorkeur minimaal invasief
om het aantal (cardiale en pulmonale) complicaties te beperken.
15
Besteed in het postoperatieve traject van kwetsbare ouderen met een colorectaal carcinoom
aandacht aan voeding (in principe direct weer enteraal voeden mits de klinische toestand dit
toelaat), vroegtijdig mobiliseren, en herkenning en behandeling van cardiopulmonale
complicaties, delier en stemmingsklachten. Leg dit bij voorkeur vast in een multidisciplinair
ERAS-protocol.
20
Kennishiaten
Er is een gebrek aan onderzoek naar het effect van prehabilitatie ten opzichte van de gebruikelijke
zorg op morbiditeit en mortaliteit na operatie van een colorectaal carcinoom.
Literatuur
25
30
35
Bagnall NM, Malietzis G, Kennedy RH, et al. A systematic review of enhanced recovery care after colorectal surgery in elderly
patients. Colorectal Dis. 2014;16(12):947-956.
Byrne JS, Condon ET, Ahmed M, et al. Surgical audit using the POSSUM scoring tool in vascular surgery patients. Ir J Med Sci.
2009;178(4):453-6. PMID:19214647.
Carli F, Charlebois P, Stein B, et al. Randomized clinical trial of prehabilitation in colorectal surgery. Br J Surg. 2010;97(8):118797.
Colorectal Cancer Collaborative Group. Surgery for colorectal cancer in elderly patients: a systematic review. Lancet.
2000;356(9234):968-74.
Dekker JW, van den Broek CB, Bastiaannet E, et al. Importance of the first postoperative year in the prognosis of elderly
colorectal cancer patients. Ann Surg Oncol. 2011;18(6):1533-9.
Dronkers JJ, Lamberts H, Reutelingsperger IM, et al. Preoperative therapeutic programme for elderly patients scheduled for
elective abdominal oncological surgery: a randomized controlled pilot study. Clin Rehabil 2010;24(7):614e22.
Gooiker GA, Dekker JW, Bastiaannet E, et al. Risk factors for excess mortality in the first year after curative surgery for
colorectal cancer. Ann Surg Oncol. 2012;19(8):2428-34.
Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL). Richtlijn colorectaal carcinoom. Utrecht: IKNL; 2014.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 179
5
10
15
20
Indrakusuma R, Dunker MS, Peetoom JJ, et al. Evaluation of preoperative geriatric assessment of elderly patients with
colorectal carcinoma. A retrospective study. Eur J Surg Oncol. 2015;41(1):21-7.
Jia Y, Jin G, Guo S, et al. Fast-track surgery decreases the incidence of postoperative delirium and other complications in
elderly patients with colorectal carcinoma. Langenbecks Arch Surg. 2014;399(1):77-84.
Kim do J, Mayo NE, Carli F, et al. Responsive measures to prehabilitation in patients undergoing bowel resection surgery.
Tohoku J Exp Med. 2009;217(2):109-15.
Lemanu DP, Singh PP, MacCormick AD, et al. Effect of preoperative exercise on cardiorespiratory function and recovery after
surgery: a systematic review. World J Surg. 2013;37(4):711-20.
Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG). Richtlijn Comprehensive Geriatric Assessment (CGA). Utrecht: NVKG;
2011.
Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG). Richtlijn Delier bij volwassenen. Utrecht: NVKG; 2013.
Partridge JS, Harari D, Martin FC, et al. The impact of pre-operative comprehensive geriatric assessment on postoperative
outcomes in older patients undergoing scheduled surgery: a systematic review. Anaesthesia. 2014;69 Suppl1:8-16.
Schiphorst AH, Verweij NM, Pronk A, et al. Non-surgical complications after laparoscopic and open surgery for colorectal
cancer – A systematic review of randomised controlled trials. Eur J Surg Oncol. 2015;1. pii: S0748-7983(15)00391-1.
Shahir MA, Lemmens VE, van de Poll-Franse LV, et al. Elderly patients with rectal cancer have a higher risk of treatmentrelated complications and a poorer prognosis than younger patients: a population-based study. Eur J Cancer.
2006;42(17):3015-21.
Singh F, Newton RU, Galvão DA, et al. A systematic review of pre-surgical exercise intervention studies with cancer patients.
Surg Oncol. 2013;22(2):92-104.
Wang Q, Suo J, Jiang J, et al. Effectiveness of fast-track rehabilitation vs conventional care in laparoscopic colorectal resection
for elderly patients: a randomized trial. Colorectal Dis. 2012;14(8):1009-13.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 180
Bijlage 1 Zoekverantwoordingen
Database
Zoektermen
Totaal
6 "Abdomen"/su [Surgery] (9120)
7 (elective adj3 surgery).ti,ab. (14495)
8 exp Surgical Procedures, Operative/ (2498144)
9 "Surgical Procedures, Elective"/ (8823)
10 exp Neoplasms/su [Surgery] (435559)
11 ((surgery or surgeon or surgical or operati* or resection or excision) adj3 (cancer or
tumo?r* or carcinoma* or neoplasm* or malign* or adenocarcinoma* or sarcoma*)).ti,ab.
(96864)
12 "Preoperative Care"/ or (pre-operative* or preoperative* or presurg* or pre-surg*).ti,ab.
(254851)
13 or/6-12 (2764457)
14 (prehabilitat* or pre-habilitat* or prerehabilitat* or pre-rehabilitat*).ti,ab. (162)
15 (training or exercis* or fitness or "physical activit*" or "physical therap*" or
physiotherap*).ti,ab. (543701)
16 exp exercise/ (127998)
17 physical therapy modalities/ or exp exercise therapy/ (59815)
18 15 or 16 or 17 (610805)
19 "Preoperative Care"/ or (pre-operative* or preoperative* or presurg* or pre-surg*).ti,ab.
(254851)
20 preoperative period/ (2599)
21 19 or 20 (255387)
22 18 and 21 (6412)
23 14 or 22 (6542)
24 13 and 23 (6440)
25 limit 24 to (yr="2012 -Current" and (dutch or english)) (1141)
26 (meta-analysis/ or meta-analysis as topic/ or (meta adj analy$).tw. or ((systematic* or
literature) adj2 review$1).tw. or (systematic adj overview$1).tw. or exp "Review Literature
as Topic"/ or cochrane.ab. or cochrane.jw. or embase.ab. or medline.ab. or (psychlit or
psyclit).ab. or (cinahl or cinhal).ab. or cancerlit.ab. or ((selection criteria or data
extraction).ab. and "review"/)) not (Comment/ or Editorial/ or Letter/ or (animals/ not
humans/)) (233236)
27 25 and 26 (56)
28 (exp clinical trial/ or randomized controlled trial/ or exp clinical trials as topic/ or
randomized controlled trials as topic/ or Random Allocation/ or Double-Blind Method/ or
Single-Blind Method/ or (clinical trial, phase i or clinical trial, phase ii or clinical trial, phase
iii or clinical trial, phase iv or controlled clinical trial or randomized controlled trial or
multicenter study or clinical trial).pt. or clinic$ trial$1.tw. or (clinic$ adj trial$1).tw. or
((singl$ or doubl$ or treb$ or tripl$) adj (blind$3 or mask$3)).tw. or Placebos/ or
placebo$.tw. or randomly allocated.tw. or (allocated adj2 random$).tw.) not (animals/ not
humans/) (1190505)
29 25 and 28 (235)
30 limit 29 to (dutch or english) (235)
31 30 not 27 (218) – 193 uniek
32 limit 27 to (dutch or english) (56) – 52 uniek
'abdominal surgery'/exp/mj OR (elective NEAR/3 surgery):ab,ti OR 'surgery'/exp/mj OR
'elective surgery'/exp OR 'cancer surgery'/exp/mj OR ((surgery OR surgeon OR surgical OR
operati* OR resection OR excision) NEAR/3 (cancer OR tumor* OR tumour* OR carcinoma*
OR neoplasm* OR malign* OR adenocarcinoma* OR sarcoma*)):ab,ti OR 'pre
operative':ab,ti OR preoperative*:ab,ti OR presurg*:ab,ti OR (pre* NEAR/1 surg*):ab,ti OR
'preoperative care'/exp/mj AND (prehabilitat*:ab,ti OR 'pre rehabilitation':ab,ti OR
prerehabilitat*:ab,ti OR (training:ab,ti OR exercise:ab,ti OR fitness:ab,ti OR 'physical
activity':ab,ti OR 'physical near/1 therapy or physiotherapy':ab,ti OR 'exercise'/exp/mj OR
'physiotherapy'/exp/mj AND ('pre operative':ab,ti OR preoperative*:ab,ti OR presurg*:ab,ti
OR (pre* NEAR/1 surg*):ab,ti OR 'preoperative care'/exp/mj OR 'preoperative
period'/exp/mj)))
AND [embase]/lim AND [2012-2015]/py AND ([dutch]/lim OR [english]/lim)
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 181
('meta analysis'/de OR cochrane:ab OR embase:ab OR psychlit:ab OR cinahl:ab OR
medline:ab OR (systematic NEAR/1 (review OR overview)):ab,ti OR (meta NEAR/1
analy*):ab,ti OR metaanalys*:ab,ti OR 'data extraction':ab OR cochrane:jt OR 'systematic
review'/de NOT ('animal experiment'/exp OR 'animal model'/exp OR 'nonhuman'/exp NOT
'human'/exp) (59) – 36 uniek
('clinical trial'/exp OR 'randomization'/exp OR 'single blind procedure'/exp OR 'double blind
procedure'/exp OR 'crossover procedure'/exp OR 'placebo'/exp OR 'prospective study'/exp
OR rct:ab,ti OR random*:ab,ti OR 'single blind':ab,ti OR 'randomised controlled trial':ab,ti
OR 'randomized controlled trial'/exp OR placebo*:ab,ti) NOT 'conference abstract':it (219)
– 130 uniek
S29
S28 not S26 – alleen wetenschappelijke
tijdschriften
137 – 93 uniek
S28
S24 AND S27
173
S27
(mh "clinical trials+") or pt clinical trial or TX
random* or placebo* or TX (clin* n25 trial*) or
TX (singl* n25 blind*) or (doubl* n25 blind*) or
(trebl* n25 blind*) or (tripl* n25 blind*) or TX
(singl* n25 mask*) or (doubl* n25 mask*) or
(trebl* n25 mask*) or (tripl* n25 mask*) or (mh
"random assignment") or (mh "placebos") or
(mh "quantitative studies") or TX control* or
prospective* or volunteer*
Display
S26
S24 AND S25
38 – 25 uniek
S25
(MH "Meta Analysis") or TX (meta-analy* or
metanaly* or metaanaly* or meta analy*) or TX
(systematic* N5 review*) or (evidence* N5
review*) or (methodol* N5 review*) or
(quantitativ* N5 review*) or TX (systematic* N5
overview*) or (evidence* N5 overview*) or
(methodol* N5 overview*) or (quantitativ* N5
overview*) or TX (systematic* N5 survey*) or
(evidence* N5 survey*) or (methodol* N5
survey*) or (quantitativ* N5 survey*) or TX
(systematic* N5 overview*) or (evidence* N5
overview*) or (methodol* N5 overview*) or
(quantitativ* N5 overview*) or TX (pool* N2
data) or (combined N2 data) or (combining N2
data) or (pool* N2 trials) or (combined N2 trials)
or (combining N2 trials) or (pool* N2 studies) or
(combined N2 studies) or (combining N2
studies) or (pool* N2 results) or (combined N2
results) or (combining N2 results)
Display
S24
(S10 AND S22) vanaf 2012, engels, nederlands
302
S23
(S10 AND S22)
Display
S22
(S16 AND S21) OR S15
Display
S21
S17 OR S18 OR S19 OR S20
Display
S20
AB ('pre operative' OR preoperative* OR
presurg* OR (pre* N/1 surg*)
Display
S19
TI ('pre operative' OR preoperative* OR
presurg* OR (pre* N/1 surg*)
Display
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 182
S18
(MH "Preoperative Period+")
Display
S17
(MH "Preoperative Care+")
Display
S16
S11 OR S12 OR S13 OR S14
Display
S15
(TI prehabilitat* OR pre-habilitat* or
prerehabilitat* or pre-rehabilitat* ) OR (AB prehabilitat* or prerehabilitat* or pre-rehabilitat*
OR prehabilitat*)
Display
S14
AB training OR exercis* OR fitness OR 'physical
activit*' OR 'physical N/1 therap* or
physiotherap*
Display
S13
TI training OR exercis* OR fitness OR 'physical
activit*' OR 'physical N/1 therap* or
physiotherap*
Display
S12
(MH "Physical Therapy+")
Display
S11
(MH "Exercise+")
Display
S10
(S1 OR S2 OR S3 OR S4 OR S5 OR S6 Or S7 Or S8
Or S9))
Display
S9
(AB elective N2 surgery)
Display
S8
(TI elective N2 surgery)
Display
S7
AB 'pre operative' OR preoperative* OR
presurg* OR (pre* N/1 surg*)
Display
S6
TI 'pre operative' OR preoperative* OR presurg*
OR (pre* N/1 surg*)
Display
S5
(MH "Preoperative Care+")
Display
S4
AB ((surgery OR surgeon OR surgical OR
operati* OR resection OR excision) N/3 (cancer
OR tumor* OR tumour* OR carcinoma* OR
neoplasm* OR malign* OR adenocarcinoma*
OR sarcoma*))
Display
S3
TI ((surgery OR surgeon OR surgical OR operati*
OR resection OR excision) N/3 (cancer OR
tumor* OR tumour* OR carcinoma* OR
neoplasm* OR malign* OR adenocarcinoma*
OR sarcoma*))
Display
S2
(MH "Surgery, Operative+")
Display
S1
(MH "Abdominal Neoplasms+/SU")
Display
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 183
Database
Medline
(OVID)
2014-juni
2015
Embase
(Elsevier)
Zoektermen
Update van review: Bagnall (2014) A systematic review of enhanced recovery care after
colorectal surgery in elderlij patiens
1 (("Fast track" or "enhanced recovery" or ERP or ERAS or multimodal) and (colorectal or
colon or rectal or "colorectal surgery" or "colon surgery" or "rectal surgery")).ti,ab,kw.
(131) – zoekstrategie ontleend aan Bagnall.
2 ((Fast track or enhanced recovery or ERP or ERAS or multimodal) and (colorectal or colon
or rectal or colorectal surgery or colon surgery or rectal surgery)).ti,ab,kw. (131)
3 limit 2 to yr="2014 -Current" (91)
4 limit 2 to ed=20140101-20150610 (19)
5 3 or 4 (99)
6 (exp clinical trial/ or randomized controlled trial/ or exp clinical trials as topic/ or
randomized controlled trials as topic/ or Random Allocation/ or Double-Blind Method/ or
Single-Blind Method/ or (clinical trial, phase i or clinical trial, phase ii or clinical trial, phase
iii or clinical trial, phase iv or controlled clinical trial or randomized controlled trial or
multicenter study or clinical trial).pt. or random*.ti,ab. or (clinic* adj trial*).tw. or ((singl*
or doubl* or treb* or tripl*) adj (blind$3 or mask$3)).tw. or Placebos/ or placebo*.tw.)
not (animals/ not humans/) (102085)
7 5 and 6 (21) – 20 uniek
('fast track':ab,ti OR 'enhanced recovery':ab,ti OR erp:ab,ti OR eras:ab,ti OR
multimodal:ab,ti) AND (colorectal:ab,ti OR colon:ab,ti OR rectal:ab,ti OR 'colorectal
surgery':ab,ti OR 'colon surgery':ab,ti OR 'rectal surgery':ab,ti) AND [2014-2015]/py
AND 'clinical trial'/exp OR 'randomization'/exp OR 'single blind procedure'/exp OR 'double
blind procedure'/exp OR 'crossover procedure'/exp OR 'placebo'/exp OR 'prospective
study'/exp OR rct:ab,ti OR random*:ab,ti OR 'single blind':ab,ti OR 'randomised controlled
trial':ab,ti OR 'randomized controlled trial'/exp OR placebo*:ab,ti AND NOT 'conference
abstract':it
79 – 64 uniek
Totaal
84
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 184
Bijlage 2 Exclusietabel
Auteur en jaartal
Mayo Clinic, 2014
Halloway S, 2015
Li, 2013
lcántara-Moral, 2014
Spanjersberg, 2015
Redenen van exclusie voor vraag over prehabilitatie
Brief
Prehabilitatie bij osteoarthritis
Pilot
Observationeel onderzoek
Review niet gericht op ouderen
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 185
Bijlage 3 evidence tabellen
5
Evidence table for intervention studies
Research question: What is the effect of prehabilitation compared to usual care on the mortality and morbidity for patients undergoing surgery for colorectal cancer?
Study
Study
Patient
Intervention (I)
Comparison / control Follow-up
Outcome
measures Comments
reference characteristics
characteristics 2
(C) 3
and effect size 4
Carli,
Type of study:
Inclusion criteria:
Unsupervised training. Patients
in
the Length of follow-up:
Six minute walking test
2010
RCT
Aged at least 18 Subjects in the bike walk/breathing group 2-4 months
in meters
Registered outcomes:
years and were /strengthening group were encouraged to
V02 max,
Setting:
referred
were instructed to walk daily for a Loss-to-follow-up:
Mean difference (95%- SF-36 - Short form 36,
Hospital/home
electively
for exercise initially at 50 minimum of 30 min. Intervention:
CI):
CHAMPS - Community
exercise
resection
of per cent of their Breathing
exercises 22 (33%)
-42.1 m (-93.5 to 9.3)
Healthy Activities Model
benign
maximal heart rate; consisted of practising Reasons not reported
p-value=0.11
Program for Seniors
Country:
ormalignant
this was increased by deep breathing at full
(missing data imputed)
Hospital
Anxiety
Canada
colorectal lesions, 10 per cent each week, vital capacity as well Control:
Depression Scale – HADS,
or for colonic if tolerable. Weight diaphragmatic
35 (52%)
Mean difference (95%- Fatigue and Pain VAS
Source of funding: reconstruction of training was to be breathing, huffing and Reasons not reported
CI):
Visual Analogue Mood
Canadian
non-active
carried out three times coughing for 5 min per
-20.0 m (-75.4 to 35.4)
States (VAMS
Anesthesiologists’ inflammatory
a week, to avoid day. In addition, 5–10 Incomplete outcome p-value=0.47
2Minute
Walk
Test
Society
and bowel disease.
muscle soreness.
min of exercises to data:
(completers alone)
Complications: infection
Ethicon
Weight training was to activate the circulation Intervention:
(wound, sepsis, urinary,
Endosurgery
Exclusion criteria: be carried out three were
prescribed, 8 (12%)
Hospital
Anxiety lung); bleeding; wound
Canada
Patients
with times a week, to avoid consisting of ankle Reasons not reported
Depression Scale – dehiscence;
technical
American Society muscle
soreness. rotations and pumping,
HADS (anxiety)
complications
(ileus,
of
Patients
were static
quadriceps Control:
anastomotic
leakage);
Anesthesiologists instructed to do push- contractions
and 13 (19%)
Mean difference (95%- stroke,
MI,
DVT/PE,
(ASA)
health ups,
sit-ups
and bridging.
Reasons not reported
CI):
delirium, fall w/wo injury;
status grade IV–V standing
strides
-0.6 (-2.2 to 1.06)
malnutrition;
urinary
or
co-morbid (lunges) until volitional
p-value=0.48
retention;
respiratory
medical
fatigue, increasing this
(missing data imputed)
failure
conditions
number to reach 12
Charges for bed day:
interfering with repetitions.
Hospital
Anxiety surgical
procedure;
the ability to Cycling was to start at
Depression Scale – surgeon/anaesthesiologist;
perform exercise 20 min per day,
HADS (depression)
pre, post and follow-up
at home or to increasing to 30 min
tests and procedures;
complete
the daily; weight-training
Mean difference (95%- visits;
follow-up
testing
exercises took 10–15
CI):
medications
procedures were min per day. A fully
0.4 (-0.86 to 1.66)
excluded.
adherent
subject
p-value=0.54
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 186
N
total
at
baseline:
Intervention: 66
Control: 67
Important
prognostic
factors2:
Age (± SD):
I:61 (16)
C: 60 (15)
Sex:
I: 59% M
C: 62% M
would do about 20–45
min per day for
approximately 3·5 h
per week, or 14 h over
a 4- week period, the
reference time for the
physical
activity
questionnaire.
A
stationary cycle and
weights were given to
each subject for their
use
during
the
prehabilitation period,
and afterwards if they
desired.
(missing data imputed)
Length of hospital stay
Only the outcome on
6MWT were reported
(although these were
negative).
Mean difference (95%CI):
5.3 days (-6.19 to 16.79)
p-value=0.37
(missing data imputed)
ASA Stage I:
I: 3 (5%)
C: 4 (7%)
ASA Stage II:
I: 42(72%)
C: 39 (72%)
ASA Stage III:
I: 13 (22)
C: 11 (20)
Dronkers,
2009
Type of study:
RCT (pilot)
Setting:
Hopsital
(outpatient
department)
Groups
comparable
at
baseline?
No
significant
differences.
Inclusion criteria:
Elective
colon
surgery (waiting
period minimally
two weeks and
first
surgical
intervention for
Short-term intensive
therapeutic exercise
program
in
the
outpatient department
twice a week for 2-4
weeks. Each training
Home-based exercise
Advice:
Participants were told
of the importance of
their physical condition
to the postoperative
course
and
were
Length of follow-up:
After treatment.
Loss-to-follow-up:
Intervention:
1 (4%)
Reasons:
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 187
Adverse events:
I: 0
C: 0
No difference estimable
Postoperative
complications:
The measure representing
the distribution around the
mean value was not
specified. We suspect that
it is the SD. However,
possible it was the SE. This
Country:
The Netherlands
Source of funding:
Not reported
this pathology),
age _ 60 years,
and
adequate
cognitive
functioning
(a
good
understanding
and
accurate
execution
of
instructions)
Exclusion criteria:
heart disease that
prohibits
or
impedes exercise,
severe systemic
illness,
recent
embolism,
thrombophlebitis,
uncontrolled
diabetes (fasting
blood glucose of 4
400
mg/dL),
severe
orthopaedic
conditions that
prohibit
or
impede exercise,
and wheelchair
dependence.
session lasted 60
minutes including:
- warm up
- resistance training of
the
lower
limb
extensors
- inspiratory muscle
training
- aerobic training
- training functional
activities according to
the
patients’
capabilities
and
interest
- cooling down
When not training in
the
outpatient
department, subjects
followed a homebased
training
program. This program
prescribed
walking
(patients received a
pedometer to monitor
this activity) or cycling
for a minimum of 30
minutes per day
encouraged to be active
for
minimally
30
minutes a day in the
period prior to hospital
admission.
They
received a pedometer
to
monitor
their
activities. Once a week
the pedometers were
read out in the
outpatient department
by the therapist.
I: 9 (45%)
C: 8 (38%)
p-value= 0.65
Control:
0 (0%)
Incomplete outcome
data:
Intervention:
3 (14%)
Reasons: two patients
due to the death of
their spouse and one
patient was unable to
combine the training
with daily work.
Control:
1 (5%)
Reasons:
reasons
N
total
at
baseline:
Intervention: 22
Control: 20
Important
prognostic
factors2:
Age ± SD:
I: 71.1 (6.3)
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 188
personal
Length of hospital stay
(days) ± SD:
I: 16.2 ±11.5
C: 21.6 ±23.7
p-value= 0.31
Quality of life (general
health measured with
the EORTC) ± SD:
I: 72 ± 19
C: 68 ± 18
p-value= 0.88
Quality
of
life
(functional
status
measured with the
EORTC) ± SD:
I: 413 ± 68
C: 425 ± 67
p-value= 0.72
Quality of life (Symptom
Scale measured with
the EORTC) ± SD:
I: 119 ± 98
C: 155 ± 117
p-value= 0.20
has no consequences for
the p-value.
C: 68.8 (6.4)
Sex:
I: 68% M
C: 80% M
Kim, 2009
Type of study:
RCT (pilot study)
Setting:
Hospital
Country:
Canada
Source of funding:
Not reported
Groups
comparable
at
baseline?
There are no
statistical
significant
difference
but
since the groups
are rather small
they might not be
fully comparable.
Inclusion criteria:
Age 18, referred
to
elective
resection
of
benign or nondisseminated
colon and rectum
cancers, for colon
reconstruction,
for
non-active
inflammatory
bowel disease or
fibrostenotic
conditions that
are a feature of
Crohn’s disease.
Aerobic
exercise
training for 4 weeks on
a cycle ergometer.
Basic instructions to
prepare for surgery
without an exercise
prescription.
Length of follow-up:
4 weeks
Six minute walking test
in meters
Loss-to-follow-up:
No loss to follow-up
occurred.
I: 467 ± 80
C: 504 ± 103
Mean Difference [95%CI]: -40.82 [-85.30, 3.67]
Exclusion criteria:
Patients with ASA
4-5, with other
comorbidities
interfering with
the ability to
participate
in
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 189
* mean change of the
variable between pretraining and post-training
divided by the standard
deviation (SD) of change.
either group, at
high risk for
cardiac
complications
during exercise,
with sepsis, with
radiotherapy or
chemotherapy
during six months
prior to the date
of surgery.
N
total
at
baseline:
Intervention: 14
Control: 7
Important
prognostic
factors2:
Age ± SD:
I: 55 (15)
C: 65 (9)
Sex:
I: 64% M
C: 57% M
Groups
comparable
at
baseline?
There are no
statistical
significant
difference
but
since the groups
are rather small
they might not be
fully comparable.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 190
Risk of bias table for intervention studies
Research question: What is the effect of prehabilitation compared to usual care on the mortality and morbidity for patients undergoing surgery for colorectal cancer?
Study
Describe method Bias
due
to Bias
due
to Bias
due
to Bias
due
to Bias
due
to Bias due to loss to
reference of randomisation1
inadequate
inadequate
inadequate
inadequate
selective outcome follow-up?5
concealment
of blinding
of blinding of care blinding
of reporting on basis
allocation?2
participants
to providers
to outcome assessors of the results?4
treatment
treatment
to
treatment
allocation?3
allocation?3
allocation?3
Carli,
Unclear:
the Unclear:
the High risk of bias: High risk of bias: Unclear: It was not High risk of bias. High risk of bias
2010
randomization
randomization
patients were not care
providers reported whether Not all outcome
procedure was not procedure was not blinded
were not blinded
the
outcome registered
on
described.
described.
assessor
was clinicaltrials.gov
blinded.
were reported
Dronkers, Low risk of bias: Low risk of bias: High risk of bias: High risk of bias: Unclear: It was not Low risk of bias: all Low risk of bias:
2010
Stratified
patients
were patients were not care
providers reported whether predefined
low number of
randomization by selected and then blinded
were not blinded
the
outcome outcomes
were drop outs
age (60-70 years randomized with
assessor
was reported
and >70) using envelopes.
blinded.
prepared
envelopes.
Kim, 2009 Unclear:
the Unclear:
the High risk of bias: High risk of bias: Unclear: It was not Low risk of bias: all Low risk of bias: no
randomization
randomization
patients were not care
providers reported whether predefined
drop outs
procedure was not procedure is not blinded although were not blinded
the
outcome outcomes
were
described.
described
the amount of
assessor
was reported
attention
was
blinded.
similar to the
intervention group
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 191
Bias
due
to
violation of
intention to treat
analysis?6
Low risk of bias: no
cross
over
occurred.
Low risk of bias: no
cross
over
occurred.
Low risk of bias: no
cross
over
occurred.
Evidence table for intervention studies
Research question: What is the effect of ERAS compared to usual care on the mortality and morbidity for patients undergoing surgery for colorectal cancer?
Study
Study
Patient
Intervention (I)
Comparison / control Follow-up
Outcome measures and
reference characteristics characteristics 2
(C) 3
effect size 4
Jia, 2014
Type of study: Inclusion
Bowel preparation with Liquid diet for 3 days, Length of follow-up:
Hospital
days
after
RCT
criteria:
oral purgatives instead Mechanical
enema Hospitalized period
surgery ± SD (p-value):
elderly patients of a mechanical enema; (1time/day)
for
3
I: 9.01 ±1.75
Setting:
(≥70 years) with (2) thoracic epidural consecutive
days, Loss-to-follow-up:
C: 13.21 ±1.32
University
colorectal
anesthesia
and Fasting at 8 h, drink Intervention:
(p<0.001)
hospital
carcinoma,
postoperative analgesic deprivation 4 h before 3 (2.5%)
admitted to the maintenance via the surgery,
routine One patient received an Time to pass flatus ± SD
Country:
Fourth Hospital epidural
catheter nasogastric
tube intraoperative
blood (p-value) in hours:
China
of Hebei Medical (ropivacaine, 2 mg/ml insertion,
oral transfusion, and the other I: 48.50 ±9.59
University
for maintained for 48 h, antibiotics
two were admitted to ICU C: 77.66 ±7.18
Source
of open
curative controlled to 6–10 ml administration for 3 because of pulmonary (p <0.001)
funding:
resection
(12–20 mg) per hour days,
general infection.
No conflict of between 2008 and
opium-derived anesthesia, pain control
Infection of incision:
interest
and 2011.
agents were excluded); with fentanyl 0.25 Control:
I: 6/117
(3) no nasogastric tube mg/ml, midazolam0. 5 4 (3.3%)
C: 8/116
Exclusion
insertion;
(4)
no mg/ml
nefopam1.0 Two patients received an OR: 0.73 (95%-CI: 0.25 to
criteria:
drainage
tube mg/ml via PCIA for 48 h. intraoperative
blood 2.17)
Patients with a placement with the
transfusion and the other
history
of exception of low rectal Postoperative: Routine two were admitted to ICU Pulmonary infections
dementia,
anastomosis; (5) water drainage
tube because of pulmonary I: 6/117
Parkinson’s
was allowed from 6 h placement. Diet: liquid infection.
C: 19/116
disease, alcohol postoperation, liquid diet
intake
after
OR: 0.28 (95%-CI: 0.11 to
intake of ≥250 diet in the morning and recovery of bowel Incomplete
outcome 0.72)
g/day, long-term semiliquid diet at noon movement,
urinary data:
use of sleeping and evening of the first catheter withdrawal at 3 Intervention:
Urinary infections:
pills
or and
second to 5 days, out-of-bed 0 (0%)
I: 5/117
anxiolytics, and postoperative
days mobilization at 3 to 5
C: 13/116
those
who (POD) with regular diet days.
Control:
OR: 0.35 (95%-CI: 0.12 to
received
on POD 3; (6) early
0 (0%)
1.02)
anesthesia
urine
catheter
According to the article
within the past withdrawal (at POD1–
p=0.047 which does not
30 days were 2); and (7) early out-ofsupport
the
nonexcluded from bed mobilization (i.e.,
significant
confidence
the study during walking).
interval
the
initial
screening. Those
Heart failure:
enrolled patients
I: 4/117
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 192
Comments
The study reported a
significant difference on
urinary infections thought
calculating the odds ratio
gave a different result.
who
were
subsequently
given
intraoperative
blood
transfusion or
were admitted
to the intensive
care unit (ICU)
for
further
treatment after
operation.
N
total
at
baseline:
Intervention:
117
Control: 116
Important
prognostic
factors:
age ± SD:
I: 75.66 ± 4.18
C: 74.78 ± 4.01
Sex:
I: 65% M
C: 60% M
Groups
comparable at
baseline?
Yes, groups were
comparable on
site of lesion,
TNM
staging,
surgical
operation,
number
of
patients
with
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 193
C: 13/116
OR: 0.28 (95%-CI: 0.09 to
0.89)
Postoperative delirium
I: 4/117
C: 15/116
OR: 0.24 (95%-CI: 0.08 to
0.74)
Anastomotic leakage
I: 3/117
C: 2/116
OR: 1.5 (95%-CI: 0.25 to
9.15)
Intestinal obstruction
I: 4/117
C: 6/116
OR: 0.65 (95%-CI: 0.18 to
2.36)
Deep venous thrombosis
I: 4/117
C: 7/116
OR: 0.55 (95%-CI: 0.16 to
1.93)
Wang,
(2012)
Type of study:
RCT
Setting:
University
hospital
Country:
China
Source
of
funding:
Funding
source is not
reported. The
authors
declare
to
have
no
conflict
of
interest.
hypertension or
diabetes.
Inclusion
criteria:
age over 65
years;
a
diagnosis
of
colorectal
cancer;
and
undergoing
laparoscopic
colorectal
resection.
Exclusion
criteria:
Patients
<65
years,
had
distant
metastasis
involving pelvic
invasion, the
urethra or the
iliac vessels, or
were unable to
undergo surgery
because of poor
cardiopulmonary
function.
N
total
at
baseline:
Intervention: 40
Control: 38
Important
prognostic
factors2:
Median
age
(range):
I: 71 (65–81)
Oral administration of
two
bags
of
polyethylene glycol electrolyte
powder
dissolved in 2000 ml of
warm boiled water 1
day before surgery; No
administration
of
intestinal antibiotics;
No mechanical bowel
irrigation;
Oral
consumption of nonresidue Nutrison 1 day
before surgery; Oral
consumption of 500 ml
of 10% glucose solution
3h before surgery.
Nasogastric
Tube
routinely placed and
removed after surgery;
General endotracheal
anesthesia
together
with
continuous
epidural
anesthesia; Colloidal
fluid
consumption
limited to 500 ml and
crystalloid
fluid
consumption limited to
1500 ml; Vasoactive
drugs may be used
when
necessary.
Continuous
epidural
analgesia (up to 48
hours after surgery).
Water was given after
patients returned to
Conventional
perioperative
care protocol.
Length of follow-up:
Ranged from 3 to 44
months.
Daily
oral
administration of 30 ml
of 33% magnesium
sulphate (once) as well
as
amikacin
and
metronidazole (3 times
daily) 3 days before
surgery;
Bowel
irrigation performed on
the night before surgery
Semi
-liquid
diet
initiated 3 days before
surgery, and fasting
prescribed
on
the
morning of surgery.
Nasogastric tube was
routinely placed and
removed after passage
of
flatus;
General
endotracheal
anesthesia; Sufficient
fluid
was
given
according to urine
volume;
Intermittent
injection of meperidine.
Loss-to-follow-up:
Not reported
Incomplete
outcome
data:
Possible five patients had
no
or
incomplete
outcome. One patient had
local recurrence after
rectal carcinoma surgery,
one
had
hepatic
metastasis after right
hemicolectomy,
two
patients
died
from
myocardial infarction and
one patient died from
hepatic metastasis. The
study does not report
how these patients were
measured in the analysis.
Fluid diet was fed after
passage of first flatus;
Ambulation was not
started
until
full
recovery of physical
strength;
Urinary
catheter was removed
on the 3 rd -4th
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 194
Median
number
of
hospital
days
after
surgery (IQR):
I: 12 (10–14)
C: 19 (16–24)
p-value<0.001
Median hours until pass
flatus (IQR):
I: 31 (26–40)
C: 38 (32–51)
p-value=0.001
Median hours until bowel
movement (IQR):
I: 55 (48–63)
C: 64 (51–71)
p-value<0.001
Median hours until fluid
diet (IQR):
I: 12 (11–16)
C: 47 (35–50)
p-value<0.001
Complications
together):
I: 2 (5%)
C: 8 (21.1%)
p-value=0.045
(all
Details of complications:
Anastomotic leakage
I: 0
C: 0
Incision infection:
I: 1
C: 3
ICR=Inter Quartile Range
C: 72 (65–82)
Sex:
I: 55% M
C: 53% M
Groups
comparable at
baseline?
Yes, groups were
comparable on
age,
gender,
TNM
staging,
surgical
operation, and
location of the
tumour.
consciousness, and a
fluid diet was given on
the first postoperative
day with incremental
amounts given in the
following days. On the
third
postoperative
day, normal diet was
resumed
and edible oil was orally
administered
to
facilitate
defecation. Ambulation
was started on the first
postoperative
day.
Urinary
Catheter was removed
on
the
first
postoperative day
The drainage tube was
removed on the third
postoperative day
postoperative
day;
Drainage tube was
removed on the 6 th-7th
postoperative day
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 195
p-value=0.352
Intrapulmonary infection:
I: 1
C: 3
p-value=0.352
Bowel obstruction:
I: 0
C: 2
p-value=0.234
Risk of bias table for intervention studies
Research question: What is the effect of ERAS compared to usual care on the mortality and morbidity for patients undergoing surgery for colorectal cancer?
Study
Describe
Bias
due
to Bias
due
to Bias
due
to Bias
due
to Bias
due
to Bias due to loss to
referen
method of inadequate
inadequate blinding inadequate blinding inadequate blinding selective outcome follow-up?5
ce
randomisati
concealment
of of participants to of care providers to of
outcome reporting on basis
on1
allocation?2
treatment
treatment
assessors
to of the results?4
allocation?3
allocation?3
treatment
allocation?3
Jia,
2013
Wang,
2012
Computer
generated
block
randomizatio
n
Sealed,
sequentially
numbered,
stratumspecific
envelopes
containing
treatment
assignments
were
prepared and
given to the
research
assistant
Bias
due
to
violation of
intention to treat
analysis?6
(unlikely/likely/uncl
ear)
Unclear;
not
reported
(unlikely/likely/uncl
ear)
Likely;
patients
could not be blinded
for the intervention
(unlikely/likely/uncl
ear)
Likely;
care
providers could not
be blinded for the
intervention
(unlikely/likely/uncl
ear)
Unclear;
not
reported
(unlikely/likely/uncl
ear)
Unlikely;
all
announced
outcomes
were
reported
(unlikely/likely/uncl
ear)
Unlikely; 3 and 4
patients were lost to
follow-up
(unlikely/likely/uncl
ear)
Unlikely; patients
were treated as
allocated
Unlikely;
the
randomization
result was blinded
Likely;
patients
could not be blinded
for the intervention
Likely;
care
providers could not
be blinded for the
intervention
Unclear;
reported
Unlikely;
announced
outcomes
reported
Unlikely; no patients
were lost to followup
Unlikely; patients
were treated as
allocated
not
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 196
all
were
Hoofdstuk 10 Colorectaal carcinoom – organisatie van zorg
5
Uitgangsvraag
10.1 Hoe dient het zorgpad voor de kwetsbare oudere patiënt rondom een colorectale ingreep
eruit te zien?
10.2 Wat zijn rondom een colorectaal carcinoom de belangrijkste aspecten van de communicatie
met de kwetsbare oudere patiënt en diens naasten?
10
15
20
25
30
35
40
45
10.1 Hoe dient het zorgpad voor de kwetsbare oudere patiënt rondom een colorectale
ingreep eruit te zien?
Inleiding
Op dit moment is meer dan 50% van de patiënten met colorectaal carcinoom bij diagnose 70 jaar
of ouder. Met de vergrijzing van de bevolking neemt de gemiddelde leeftijd bij diagnose toe
evenals het aantal patiënten met comorbiditeit (IKNL, 2014). In tegenstelling tot de jongere
patiënten met een colorectaal carcinoom is de levensverwachting voor patiënten van 75 jaar en
ouder de laatste 15 jaar niet verbeterd (DICA, 2013; IKNL, 2014).
De huidige organisatie van zorg bij patiënten met een colorectaal carcinoom wordt vooral
vormgegeven vanuit oncologische kennis en ervaring, zoals ze evidence-based zijn vastgesteld bij
volwassenen met een colorectaal carcinoom. Geriatrische kennis en ervaring speelt hierbij nog
nauwelijks een rol. In deze module wordt verder ingegaan op hoe de organisatie van zorg bij
patiënten met een colorectaal carcinoom vorm kan worden gegeven. Daarbij wordt rekening
gehouden met de belangrijke rol die geriatrische expertise bij de zorg voor deze patiënten kan
spelen.
Het merendeel van de patiënten met een colorectaal carcinoom wordt electief behandeld. Het
electieve proces is bij uitstek geschikt om aandacht te hebben voor geriatrische aspecten van
behandeling, daar er nog mogelijkheden zijn om vroegtijdig risico’s op te sporen. Op basis van de
beoordeling moet besloten worden of aangesloten kan worden bij bekende oncologische
methoden, of dat daarvan afgeweken moet worden in het licht van bijvoorbeeld functionele
beperkingen of comorbiditeit.
Tussen 2009 en 2013 is 15,3% van de operaties bij ouderen patiënten met colorectaal carcinoom
met spoed of acuut uitgevoerd (DICA, 2013). Dit leidt in het algemeen ook tot meer complicaties
en een slechtere uitkomst (zie hoofdstuk preoperatieve risico’s). Een uitgebreide risicoscreening
is gezien het tijdsinterval onnodig vertragend en onmogelijk. De werkgroep stelt voor om deze
patiëntengroep te behandelen volgens de principe van de acute chirurgie bij geriatrische
patiënten, zoals beschreven in het generieke hoofdstuk. Overwogen kan worden bij al deze
patiënten geriatrische consultatie te doen, eventueel in de postoperatieve fase, en laagdrempelig
te behandelen volgens de methode van de intensieve geriatrische medebehandeling (NVKG,
2013).
Hier zal in deze module verder niet op worden ingegaan.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 197
5
10
Methode literatuuranalyse
Dit hoofdstuk beschrijft de organisatie van zorg. Om de uitgangsvraag te kunnen
beantwoorden is kennis genomen van bestaande richtlijnen, leerboeken en relevante
artikelen die bekend waren bij de richtlijncommissie (zie literatuurlijst). Voor deze
uitgangsvraag werd geen search verricht. Reden hiervoor is de beperkte literatuur die beschikbaar
is aangaande de organisatie van zorg rondom kwetsbare oudere patiënten die een colorectale
ingreep ondergaan. Daarnaast dient opgemerkt te worden dat de organisatie van zorg per land zo
verschillend is, dat algemene conclusies uit internationale literatuur moeilijk te vertalen zijn naar
de Nederlandse situatie.
Samenvatting literatuur
Niet van toepassing
15
20
25
30
35
40
45
Overwegingen
Voor patiënten van ≥70 jaar die wegens een colorectale maligniteit een indicatie voor chirurgische
behandeling hebben, wordt in de module coloncarcinoom preoperatief aanbevolen om
preoperatief systematisch een aantal factoren in kaart te brengen die invloed op de uitkomst
kunnen hebben. Dit zijn:
ASA-klasse;
beperkingen in algemeen functioneren (ADL en IADL) en afhankelijkheid van formele of
informele hulp;
cognitieve stoornissen en dementie;
beperkingen in de mobiliteit en loopstoornissen;
verminderde stemming en depressie;
comorbiditeit (cardiovasculair, pulmonaal, renaal);
slechte voedingstoestand;
alcoholgebruik
De uitkomst van het onderzoek naar deze factoren heeft consequenties voor de behandeling en
het preoperatief beleid. Om de factoren goed in kaart te brengen is geriatrische kennis nodig. Over
de wijze waarop geriatrische expertise moet worden ingezet is beperkte informatie uit
wetenschappelijk onderzoek beschikbaar. Er zijn in de loop der tijd in de verschillende
ziekenhuizen verschillende methoden ontstaan hoe dit vorm te geven. Hierna volgend wordt
beschreven welke stappen nodig zijn om bovenstaande factoren preoperatief goed in kaart te
brengen, en hoe de organisatie van zorg kan worden vormgegeven in die stappen.
Leeftijd
De leeftijd van de patiënt is de belangrijkste risicofactor voor postoperatieve mortaliteit op de
korte (≤3 maanden) en lange (≥1 jaar) termijn. In de dagelijkse praktijk in de ziekenhuizen worden
alle patiënten van 70 jaar en ouder gescreend op risico op functieverlies of kwetsbaarheid. Alle
patiënten vanaf 70 jaar die een electieve ingreep voor colorectaal carcinoom krijgen moeten een
preoperatieve risicoscreening op de in de vorige paragraaf genoemde factoren ondergaan.
Preoperatieve risicoschatting
Het vormgeven van de preoperatieve risico-onderzoek naar factoren die de uitkomst na een
colorectale ingreep beïnvloeden, kan op verschillende wijzen. De meest beperkte wijze is de
risicoschatting, zoals die nu plaats vindt door chirurg en anesthesioloog volgens de Richtlijn
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 198
5
10
15
Preoperatieve zorg. Bovenstaande factoren, worden daar echter maar beperkt in meegenomen.
De meest vergaande vorm is alle patiënten ouder dan 70 jaar preoperatief uitgebreid geriatrisch
in kaart te brengen en bijvoorbeeld door de geriater te laten beoordelen. Er is echter een
belangrijk deel van de patiënten ouder dan 70 jaar dat niet kwetsbaar is, waarbij geriatrische
beoordeling weinig toegevoegde waarde heeft. Er zijn verschillende mogelijkheden voor het
organiseren van de preoperatieve risicoschatting om geriatrische kennis effectiever in te kunnen
zetten. Onafhankelijk van welke wijze er gekozen wordt, moet een specialist met geriatrische
expertise betrokken zijn bij een protocol voor het lokale zorgpad, waarin de risico’s en de
interventies beschreven worden, maar lokaal kunnen afspraken worden gemaakt wie
verantwoordelijk is voor de interventies. Globaal zijn er twee organisatievormen om de
preoperatieve risicoscreening in te zetten:
1.
geriatrische competenties inzetten op de preoperatieve polikliniek van de anesthesiologie
of;
2.
een getrapt model met screening op kwetsbaarheid, waarbij alleen bij positief gescreende
patiënten een volledig geriatrisch assessment wordt uitgevoerd.
Beide werkwijzen worden hieronder toegelicht.
20
25
30
35
40
1. geriatrische expertise inzetten op de preoperatieve polikliniek van de anesthesiologie
De eerste werkwijze kiest er voor om de huidige behandelaren specifieke geriatrische
competenties te geven, en alleen op indicatie een geriatrieteam (waar wisselende
samenstellingen mogelijk zijn) in consult te vragen. Een variant op deze werkwijze is een
verpleegkundige met geriatrische expertise in te zetten op de preoperatieve polikliniek van de
anesthesiologie om delen uit het geriatrisch assessment te doen. Daarbij moet aangehaakt
worden bij de risicofactoren die in kaart moeten worden gebracht volgens de module
coloncarcinoom preoperatief. Te denken valt aan beoordeling van delierrisico, risico op
ondervoeding, screening op cognitieve functiestoornissen en verminderde stemming, beoordeling
algemeen functioneren en afhankelijkheid van formele of informele hulp en beoordeling
mobiliteit. Daarnaast moeten de comorbiditeit en het alcoholgebruik in kaart worden gebracht.
Daarbij is van belang dat afhankelijk van de ernst van de problematiek er ook integraal gekeken
wordt naar de patiënt, waarbij er aandacht is voor specifieke geriatrische uitkomsten als
zelfredzaamheid, functionaliteit en levensverwachting. Bij kwetsbare ouderen moet nadrukkelijk
indicatie en contra-indicatiestelling tegen elkaar worden afgewogen met het betrekken van deze
uitkomsten.
2. getrapte werkwijze van screening op kwetsbaarheid en geriatrische beoordeling
Bij deze werkwijze worden alle patiënten van 70 jaar en ouder gescreend op kwetsbaarheid en
worden de patiënten waarbij de screening positief is, preoperatief geriatrisch beoordeeld. Deze
werkwijze wordt hieronder schematisch weergegeven in figuur 10.1.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 199
Figuur 10.1. Schematische weergave van een getrapt model voor het inzetten van geriatrische beoordeling bij electieve
chirurgie
Patient ≥ 70
Preoperatieve
risicoscreening op
kwestbaarheid
Geriatrische
beoordeling
5
10
15
20
25
30
35
De keuze om alleen patiënten van 70 jaar en ouder te screenen (trede 1) werd hierboven reeds
toegelicht. Hieronder wordt verder toegelicht wat er wordt bedoeld met een risicoscreening op
kwetsbaarheid (trede 2) en met een geriatrische beoordeling (trede 3).
Risicoscreening op kwetsbaarheid (trede 2):
De tweede trede is een preoperatieve risicoscreening. Er is onvoldoende bewijs dat
screeningstools sensitief en specifiek genoeg zijn om alle kwetsbare ouderen te identificeren
(NVKG, 2013). Er is ook geen specifieke screeningstool beschikbaar voor patiënten met een
coloncarcinoom. In de dagelijkse praktijk worden deze wel gebruikt en is het een manier om
geriatrische expertise effectief in te zetten. Er wordt een aantal instrumenten gebruikt. Er zijn
tools die kwetsbaarheid meten (bijvoorbeeld de ISAR-HP), en tools die domeinen van
kwetsbaarheid meten (VMS, 2009). In de meeste ziekenhuizen wordt op dit moment de VMS
criteria gebruikt die screenen op delier-, val- en ondervoedingsrisico en op de ADL-functie. Uit de
jaarlijkse indicatoren uitvraag van de NVKG blijkt dat in meer dan 90% van de ziekenhuizen de
VMS/bundel gebruikt en in ongeveer 8% de ISAR/HP. Voor een keus verwijzen we naar de module
“de identificatie van kwetsbare ouderen” van de Richtlijn Addendum CGA (NVKG, 2013). Voor de
oncologie is ook nog de G8 screeningstool ontwikkeld.
Een screeningstool kan afgenomen worden door de chirurg bij de indicatiestelling op de
polikliniek. Logischer is misschien wanneer de screeningstool wordt afgenomen door de
anesthesioloog en anesthesieverpleegkundigen bij de risicoschatting op de polikliniek. Enerzijds
zijn de anesthesieverpleegkundigen en de anesthesioloog meer getraind in het herkennen en
inschatten van risico’s. Zij kunnen daarvoor interventies inzetten of verwijzen naar het
preoperatief spreekuur van de klinisch geriater. Daarnaast worden alle patiënten al preoperatief
gezien door de anesthesiologie, waardoor het relatief eenvoudig is in te plannen om een
preoperatieve risicoscreening te doen. In de meeste ziekenhuizen wordt voor andere
specialismen, zoals longartsen en cardiologen, op dezelfde wijze gewerkt. Lokaal kan gekozen
worden dit op een andere wijze te doen.
Geriatrische beoordeling (trede 3):
Als een patiënt positief wordt gescreend, volgt de laatste trede in het model: de geriatrische
beoordeling. Er zijn verschillende mogelijkheden om dit vorm te geven. Afhankelijk van de ernst
van de risico’s kan dat iemand van het chirurgische of anesthesiologische team (bij mildere of
enkelvoudige problematiek) of iemand van een geriatrisch team zijn (bij complexe problematiek).
In de praktijk zijn er geen tools beschikbaar die eenvoudig dit onderscheid maken in ernst van de
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 200
risico’s en problematiek. Vaak is een geriatrische beoordeling nodig om een goed onderscheid te
kunnen maken.
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Bij een geriatrische beoordeling dienen de problemen van de patiënt in kaart te worden gebracht
op de vier domeinen: somatisch, psychisch, functioneel en sociaal om op basis daarvan een
meervoudige geriatrische interventie in te kunnen zetten. Het CGA zoals beschreven in de richtlijn
CGA/ addendum CGA in medebehandeling is hiervoor een geschikt instrument en kan positieve
uitkomst bieden bij de electieve behandeling van oudere oncologische patiënten. Maas et al. laten
in hun studie zien dat door geriatrische evaluatie, volgens het model van het CGA, geriatrische
syndromen opgespoord kunnen worden bij oudere oncologische patiënten, die effect hebben op
kwaliteit van leven en toxiciteit van chemotherapie (Maas et al., 2007). Zij stellen voor ouderen te
screenen op kwetsbaarheid (frailty), waarbij geselecteerde kwetsbare ouderen een
multidisciplinaire geriatrische beoordeling ondergaan. Het doel van de geriatrische beoordeling is
om vroegtijdig risico’s op te sporen. Dit betreft dan vooral risico op (te voorkomen) functieverlies.
Geriatrische medebehandeling
Afhankelijk van de bevindingen bij de preoperatieve risicoscreening, zoals bijvoorbeeld de in kaart
gebrachte problemen op de vier domeinen, kan verdere geriatrische begeleiding worden
vormgegeven. Dit kan zich beperken tot een preoperatieve screening met adviezen voor de
hoofdbehandelaar, maar kan ook verder gaan tot het meebeslissen in de keus voor de behandeling
of een intensieve begeleiding perioperatief. Er is geen directe evidence over de wijze waarop
geriatrische competenties in het behandelen van kwetsbare ouderen met een coloncarcinoom
moeten worden vormgegeven. Er zijn opnieuw verschillende methoden mogelijk om aandacht te
geven aan geriatrische aspecten.
Een intensieve geriatrische begeleiding zou vormgegeven kunnen worden volgens het model van
structurele medebehandeling. Een variant hierop is om medebehandeling structureel vorm te
geven volgens het model van een geriatrische traumatologie unit, waarbij kwetsbare ouderen
opgenomen worden op een afdeling met gecombineerd chirurgisch-oncologisch en geriatrische
competenties. In een enkel geval is wellicht behandeling op een afdeling Geriatrie zinvol. In de
praktijk kunnen in ziekenhuizen de methoden voor een deel ook naast elkaar bestaan.
Hoewel er geen evidence is voor het vormgeven van een bepaalde structuur, is er in algemene zin
wel informatie over de meerwaarde van een geriatrische beoordeling (Hamaker et al., 2014). In
de richtlijn CGA is beschreven dat het uitvoeren van een geriatrische beoordeling op een klinische
afdeling Geriatrie evidente meerwaarde heeft (NVKG, 2011). In de richtlijn medebehandeling CGA
is aangetoond dat een CGA op een geriatrische traumatologie-unit meerwaarde heeft. Er is geen
bewijs dat consulten geriatrie in medebehandeling leidt tot betere uitkomsten voor kwetsbare
ouderen. In de literatuur wordt daarover gepostuleerd dat dit verband houdt met onvoldoende
regie over het doorvoeren van adviezen. (NVKG, 2013)
Voor geen van bovenstaande modellen is voldoende bewijs in de literatuur bij geriatrischoncologische patiënten. Gelet op bovenstaande is het advies ten minste te zorgen voor personeel
met voldoende competenties in de geriatrie. Mocht de verwachting zijn, conform bovenstaande,
dat de implementatie daarvan onvoldoende te borgen is, dan is de methode van de structurele
medebehandeling te zien als een goede optie.
Vaak is een deel van de kennis over de kwetsbaarheid al aanwezig bij de huisarts. Dit wordt dan
bij voorkeur bij de overdracht naar het ziekenhuis vermeld. In voorkomende gevallen is het zinvol
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 201
dat de klinisch geriater de toegang is tot het zorgpad voor kwetsbare ouderen met een
coloncarcinoom, en als zodanig betrokken is bij de keuze voor de diagnostiek in het licht van
geriatrische problemen en doelen.
5
10
15
Bij de zorg voor een kwetsbare oudere patiënt met een colorectaal carcinoom zijn verschillende
behandelaren betrokken. Het is goed als de verschillende behandelaren heldere afspraken maken
over wie op welk moment de hoofdbehandelaar is en adviezen goed met elkaar afstemmen en
overdragen. Dit dient ook genoteerd te worden in het dossier en gecommuniceerd te worden met
de patiënt. Bij de keuze voor de hoofdbehandelaar dienen vooral de totale problematiek en de
competenties van de verschillende behandelaren in overweging te worden genomen en dient niet
alleen een keus gemaakt te worden op basis van de geplande interventie. Ook in het
postoperatieve beloop moet er weer een goede overdracht zijn en moeten de voor- en nadelen
van medicamenteuze en andere interventies goed worden afgewogen, waarbij ook geriatrische
complicaties moeten worden meegewogen (zoals delier, vallen, ondervoeding etc.). In de
postoperatieve fase is het van belang om gericht en proactief de risico’s, zoals die preoperatief
zijn ingeschat, te monitoren en waar nodig te behandelen. Tot slot moeten in de postoperatieve
fase, mede afhankelijk van het beloop gedurende de ziekenhuisopname tijdig nagedacht worden
over revalidatietraject en follow-up.
20
Aanbevelingen
Doe bij alle patiënten van 70 jaar en ouder met een colorectaal carcinoom met een indicatie
voor een chirurgische interventie een preoperatieve risicoschatting op geriatrische
problematiek, die de uitkomsten negatief beïnvloed. Doe dit door:
3.
geriatrische competenties toe te voegen aan de peroperatieve risicoschatting door de
anesthesioloog of;
4.
door het getrapte model van screening op kwetsbaarheid en, bij een positieve uitslag,
geriatrische beoordeling. Zie ook de onderstaande figuur:
Patient ≥ 70
Preoperatieve
risicoscreening op
kwestbaarheid
Geriatrische
beoordeling
Doe de risicoscreening bij patiënten van 70 jaar en ouder met een colorectaal carcinoom bij
voorkeur op de preoperatieve polikliniek.
Breng bij patiënten van 70 jaar en ouder met een colorectaal carcinoom en een indicatie voor
een chirurgische interventie, in het geval er wordt gekozen voor het getrapte model, na positieve
screening op kwetsbaarheid bij geriatrische beoordeling de problemen in kaart op somatisch,
psychisch, functioneel en sociaal gebied, om op basis daarvan een meervoudige geriatrische
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 202
interventie in te zetten. Het CGA, zoals beschreven in de richtlijn CGA, is hiervoor een geschikt
instrument.
Overweeg structurele medebehandeling door een specialist met geriatrische competenties bij
kwetsbare oudere patiënten met een colorectaal carcinoom.
5
10
Kennishiaten
Meer vergelijkend onderzoek is wenselijk naar de (kosten)effectiviteit van verschillende modellen
van preoperatieve risicoscreening. Daarbij dient ook gekeken te worden naar voor kwetsbare
ouderen belangrijke uitkomstmaten, zoals postoperatief functioneren en welzijn.
Literatuur
Dutch
15
20
Institute
for
Clinical
Auditing
(DICA).
Jaarrapportage
2013.
Geraadpleegd
via:
http://www.clinicalaudit.nl/jaarrapportage/2013/#over_dica
Hamaker ME, Schiphorst AH, Ten Bokkel Huinink D, et al. The effect of a geriatric evaluation on 83 treatment decisions for
older cancer patients - a systematic review. Acta Oncol. 2014;53(3):289-296.
Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL). Richtlijn colorectaal carcinoom. Utrecht: IKNL; 2014.
Maas HA, Janssen-Heijnen ML, Olde Rikkert MG, et al. Comprehensive geriatric assessment and its clinical impact in oncology.
Eur J Cancer. 2007;43(15):2161-2169. PMID: 17855074.
Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG). Richtlijn Comprehensive Geriatric Assessment (CGA). Utrecht: NVKG;
2011.
Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG). Richtlijn Comprehensive Geriatric Assessment (CGA) bij consult en
medebehandeling. Addendum behorende bij de richtlijn CGA (NVKG). Utrecht: NVKG; 2013.
VMS.
Praktijkgids
Kwetsbare
Ouderen.
2009.
Geraadpleegd
via:
http://www.vmszorg.nl/_page/vms_inline?nodeid=4571&subjectid=6702&configid=6484
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 203
5
10
15
20
25
30
35
40
45
10.2 Wat zijn rondom een colorectaal carcinoom de belangrijkste aspecten van de
communicatie met de kwetsbare oudere patiënt en diens naasten?
Inleiding
In heel dit proces is betrokkenheid van en communicatie met, zowel de patiënt als het systeem
(mantelzorgers en/of familie) van groot belang. Daarbij moeten geriatrische problemen en
doelen ook zo goed mogelijk gecommuniceerd en meegewogen worden. Bij voorkeur gaat dit
volgens het principe van shared decision making.
Methode literatuuranalyse
In de databases Medline (OVID), Embase en de Cochrane Library is met relevante zoektermen
gezocht naar studies met diverse designs over shared decision making. De zoekverantwoording is
weergegeven onder bijlage 1. De literatuurzoekactie leverde 158 treffers op. Op deze wijze zijn
geen studies gevonden, die voldeden aan de primaire zoekvraag. De gevonden artikelen zijn
gebruikt als secundaire literatuur voor de overwegingen.
Samenvatting literatuur
Niet van toepassing
Overwegingen
In de module “De oudere patiënt met een coloncarcinoom” (Richtlijn colorectaal carcinoom, 2014)
wordt gesteld dat er beduidend minder bewijs voor een keuze voor behandeling (wel of niet
behandelen, welk type behandeling) bij ouderen is dan bij jongere patiënten. Daarnaast is er
sprake van grotere negatieve effecten van behandeling en interfererende comorbiditeit.
Gezamenlijke besluitvorming bij de oudere patiënt is daarom van belang omdat gezamenlijke
besluitvorming leidt tot betere therapietrouw en patiënttevredenheid (Elwyn et al., 2012). In
het rapport Shared Decision Making van de Raad voor Volksgezondheid en Zorg worden
verschillende modellen voor shared decision making op een rij gezet. Besluitvorming kan zich
bewegen van een meer paternalistisch model (arts neemt de beslissing en informeert de
patiënt) via een model van gezamenlijke besluitvorming naar een informatief model (arts
informeert en patiënt neemt de beslissing).
Er is consensus dat gezamenlijke besluitvorming ideaal is, maar er kunnen situaties zijn dat
het proces van besluitvorming meer volgens de andere modellen gaat. Ramfelt et al. heeft in
een studie laten zien dat de meerderheid van de patiënten met een coloncarcinoom een keuze
voor behandeling maken volgens het model van gezamenlijke besluitvorming (Ramfelt et al.,
2005). Salkeld et al. zagen in een andere onderzoek dat oudere patiënten en patiënten van
het mannelijk geslacht met een coloncarcinoom liever de beslissing voor behandeling aan de
arts laten in plaats van de beslissing te nemen volgens gezamenlijke besluitvorming (Salkeld
et al., 2004).
Het model van gezamenlijke besluitvorming wordt door het rapport Shared decision Making
als volgt beschreven. Uitwisseling van informatie, zowel van de arts naar de patiënt
(informatie over de diagnose, de prognose, de behandelmogelijkheden en de voor- en
nadelen ervan), als van de patiënt naar de arts (welke mate de patiënt betrokken wil zijn bij
de besluitvorming en zijn persoonlijke voorkeuren met betrekking tot de behandeling).
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 204
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Deze uitwisseling moet leiden tot een gezamenlijk genomen beslissing over diagnostiek,
behandeling of zorg. Daarbij worden drie fasen onderscheiden volgens het model van Elwyn: 1)
‘choice talk’, het uitwisselen van informatie en aanbieden van keuzemogelijkheden, 2) ‘option
talk’, beschrijven en overwegen van alle opties met voor- en nadelen, en 3) ‘decision talk’, patiënt
en dokter komen samen eventueel met behulp van keuzehulpen tot besluitvorming.
Van de Pol et al. adviseren daar voor geriatrische patiënten een vierde voorbereidende fase aan
toe te voegen, omdat bij geriatrische patiënten multipele problemen een rol spelen (Van de Pol
et al., 2014). In deze fase van voorbereiding komen de volgende aspecten aan de orde: historie
(welke behandelbeslissingen zijn in het verleden genomen), voorwerk (zijn alle problemen
voldoende in kaart gebracht), definitie van de gesprekspartner, bepalen van levensvisie en
beleving en identificatie van behandeldoelen.
Een aanzienlijk deel van de ouderen ervaart psychiatrische of cognitieve beperkingen, waardoor
adequate participatie van de patiënt in de besluitvorming moeilijker wordt. Vaak treden dan
mantelzorgers op om de beslissingen te ondersteunen. Afhankelijk van het oordeelsvermogen van
de patiënt kan dit gaan van ondersteuning (supported decision-making) tot overname van de
besluitvorming (substituted decision-making) (Samsi et al., 2012). De arts moet in de
voorbereidende fase de gesprekspartner goed definiëren. Voor het adequaat in kaart brengen van
alle problemen en het inschatten van het oordeelsvermogen kan geriatrische expertise van
toegevoegde waarde zijn.
Er is bewijs dat in het algemeen keuzehulpen ondersteunend zijn aan het proces van gezamenlijke
besluitvorming. Zij maken de informatie transparant, beschrijven de opties en helpen mensen
deze te begrijpen in het licht van voor- en nadelen. Ook kunnen zij tijd besparen voor de
behandelaar. Deze keuzehulpen zijn er wel voor bijvoorbeeld screening op colonkanker, maar niet
voor de chirurgische behandeling van het coloncarcinoom bij ouderen (Stacey et al., 2014)
Hoewel in het algemeen is aangetoond dat de meeste patiënten volgens het model van
gezamenlijke besluitvorming beslissen, verwachten oudere patiënten een actievere rol van de
arts. Bij kwetsbare ouderen maken de multimorbiditeit en mogelijke beperkingen in
oordeelsvorming ingewikkelder. Dat vergt meer voorbereiding, maar ook geriatrische expertise
om een goede probleeminventarisatie en beoordeling van de wilsbekwaamheid te vormen. Ook
is het van belang om mantelzorgers te betrekken. Het proces van besluitvorming is zowel van
belang ten aanzien van de initiële behandeling als eventuele adjuvante behandeling. Er zijn geen
specifieke keuzehulpen voor de behandeling van het coloncarcinoom.
In de communicatie met de patiënt dienen verschillende onderwerpen besproken te worden.
Deels worden deze in de Wet op de Geneeskundige Behandel Overeenkomst (WGBO) en de
daarop gebaseerde KNMG richtlijn voor informed consent besproken (KNMG, 2001). Te bespreken
onderwerpen zijn de gestelde diagnose, de chirurgische mogelijkheden en procedures, eventuele
niet chirurgische alternatieven. De uitkomsten van beide, voor zover bekend op overleving en
functioneren. Type anesthesie, type analgesie en andere medicatie en mogelijke complicaties. De
postoperatieve
zorg,
het
revalidatie
programma,
hoofdbehandelaarschap
en
medebehandelaarschap en de behandelbeperkingen. Tevens is het belangrijk schriftelijke
informatie ter beschikking te stellen, zodat de patiënt en zijn familie de kans krijgen om de
relevante informatie te bestuderen.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 205
Hoewel in het algemeen is aangetoond dat de meeste patiënten middels gezamenlijke
besluitvorming tot een besluit komen, verwachten oudere patiënten een actievere rol van de arts.
Er zijn geen specifieke keuzehulpen voor de behandeling van het coloncarcinoom beschikbaar.
5
Aanbevelingen
Betrek op basis van de voorkeuren van de kwetsbare oudere patiënt met een colorectaal
carcinoom, de patiënt maximaal bij de besluitvorming volgens het model van gezamenlijke
besluitvorming. Betrek, afhankelijk van het oordeelsvermogen van de patiënt, de wettelijk
vertegenwoordiger daarbij.
Pas gezamenlijke besluitvorming bij de kwetsbare oudere patiënt met een colorectaal carcinoom
toe volgens het vier fasen model: voorbereiding, choice talk, option talk en decision talk.
10
15
20
25
Kennishiaten
Niet van toepassing.
Literatuur
Elwyn G, Frosch D, Thomson R, et al. Shared decision making: a model for clinical practice. J Gen Intern Med.
2012;27(10):1361-7.
Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG). Informed Consent. Utrecht: KNMG; 2001.
Ramfelt E, Lützen K, Nordström G. Treatment decision-making in a group of patients with colo-rectal cancer before surgery
and a one-year follow-up. Eur J Cancer Care (Engl). 2005;14(4):327-35.
Salkeld G, Solomon M, Short L, et al. A matter of trust--patient's views on decision-making in colorectal cancer. Health Expect.
2004;7(2):104-14.
Samsi K, Manthorpe J. Everyday decision-making in dementia: findings from a longitudinal interview study of people with
dementia and family carers. Int Psychogeriatr. 2013;25(6):949-61.
Stacey D, Légaré F, Col NF, et al. Decision aids for people facing health treatment or screening decisions. Cochrane Database
Syst Rev. 2014;1:CD001431.
Van de Pol M, Keijsers K, Olde Rikkert M, et al. Gezamenlijke besluitvorming ook bij kwetsbare patiënten mogelijk. Stap voor
stap samen beslissen. Medisch Contact. 2014;20;602-4.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 206
Bijlage 1 Zoekverantwoordingen
Database
Medline
(OVID)
Engels,
Nederlands,
Duits,
Frans
Embase
(Elsevier)
Zoektermen
1 exp Colorectal Neoplasms/su [Surgery] (32729)
2 ((colonic or colorectal or rectal) adj3 (tumo?r* or carcinoma* or neoplasm* or malign*
or adenocarcinoma* or sarcoma*)).ti,ab. (37112)
3 surgery.fs. (1602004)
4 (surgery or surgeon or surgical or operati* or resection or excision).ti,ab. (1777866)
5 3 or 4 (2559873)
6 2 and 5 (13605)
7 1 or 6 (39331)
8 exp aged/ or *Aging/ (2450871)
9 (frail* or elderly).ti,ab. or aged.ti. (220069)
10 geriatric*.mp,kw. (79740)
11 8 or 9 or 10 (2528930)
12 7 and 11 (19562)
13 decision support techniques/ (12663)
14 decision support systems clinical/ (4915)
15 decision trees/ (8905)
16 (decision making or choice behavior).mp. and informed consent.sh. (4647)
17 ((decision* or decid*) adj4 (support* or aid* or tool* or instrument* or technolog* or
technique* or system* or program* or algorithm* or process* or method* or
intervention* or material*)).tw. (46846)
18 (decision adj (board* or guide* or counseling)).tw. (121)
19 ((risk communication or risk assessment or risk information) adj4 (tool* or
method*)).tw. (3430)
20 decision-making computer assisted/ (2423)
21 (computer* adj2 decision making).tw. (154)
22 interactive health communication*.tw. (52)
23 (interactive adj (internet or online or graphic* or booklet*)).tw. (493)
24 (interacti* adj4 tool*).tw. (2298)
25 ((interactiv* or evidence based) adj3 (risk information or risk communication or risk
presentation or risk graphic*)).tw. (18)
26 shared decision making.tw. (2390)
27 (informed adj (choice* or decision*)).tw. (5667)
28 adaptive conjoint analys#s.tw. (33)
29 exp Decision Making/ (126215)
30 Patient Preference/ (3164)
31 Counseling/ (28355)
32 (counseling or counselling).ti,ab. (61780)
33 or/13-32 (267797)
34 12 and 33 (167)
35 limit 34 to (dutch or english or french or german) (158) – 155 uniek
'colorectal carcinoma'/exp/mj/dm_su OR (((colonic OR colorectal OR rectal) NEAR/3
(tumo?r* OR carcinoma* OR neoplasm* OR malign* OR adenocarcinoma* OR
sarcoma*)):ab,ti AND (surgery:lnk OR surgery:ab,ti OR surgeon:ab,ti OR surgical:ab,ti OR
operati*:ab,ti OR resection:ab,ti OR excision:ab,ti)) AND ('aged'/exp/mj OR 'aged' OR
'aging'/exp/mj OR 'aging' OR frail*:ab,ti OR elderly:ab,ti OR aged:ti) AND (counseling:ab,ti
OR counselling:ab,ti OR 'patient preference'/exp OR 'patient counseling'/exp OR 'patient
decision making'/exp OR ((shared OR joined) NEAR/3 'decision making'):ab,ti) AND
([dutch]/lim OR [english]/lim OR [french]/lim OR [german]/lim) AND [embase]/lim (9) – 3
uniek
Totaal
158
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 207
Hoofdstuk 11 Implementatieplan
5
10
15
20
25
30
35
40
Inleiding
Dit plan is opgesteld ter bevordering van de implementatie van de richtlijn ‘Multidisciplinaire
behandeling bij kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen’. Voor het opstellen van dit
plan is een inventarisatie gedaan van de mogelijk bevorderende en belemmerende factoren voor
het naleven van de aanbevelingen. Daarbij heeft de richtlijncommissie een advies uitgebracht over
het tijdspad voor implementatie, de daarvoor benodigde randvoorwaarden en de acties die door
verschillende partijen ondernomen dienen te worden.
Werkwijze
Om tot dit plan te komen heeft de werkgroep per aanbeveling in de richtlijn nagedacht over:
per wanneer de aanbeveling overal geïmplementeerd moet zijn;
de verwachtte impact van implementatie van de aanbeveling op de zorgkosten;
randvoorwaarden om de aanbeveling te kunnen implementeren;
mogelijk barrières om de aanbeveling te kunnen implementeren;
mogelijke acties om de implementatie van de aanbeveling te bevorderen;
de verantwoordelijke partij voor de te ondernemen acties.
Lezers van dit implementatieplan dienen rekening te houden met dat er verschillen zijn tussen
“sterke aanbevelingen” en “zwakke aanbevelingen”. In het eerste geval doet de richtlijncommissie
een duidelijke uitspraak over iets dat wel of niet gedaan moet worden. In het tweede geval wordt
de aanbeveling minder zeker gesteld en spreekt de werkgroep haar voorkeur of advies uit, maar
laat zij meer ruimte voor alternatieven. Een reden hiervoor is bijvoorbeeld dat er onvoldoende
wetenschappelijk bewijs is om de aanbeveling te onderbouwen. Een zwakke aanbeveling is te
herkennen aan de formulering en begint bijvoorbeeld met “Overweeg om …”. Zowel voor de
sterke als voor de zwakke aanbevelingen heeft de werkgroep nagedacht over de implementatie.
Alleen voor sterk geformuleerde aanbevelingen worden implementatietermijnen gegeven.
Implementatietermijnen
Voor “sterk geformuleerde aanbevelingen” geldt dat zij zo spoedig mogelijk overal nageleefd
dienen te worden. In de meeste gevallen betekent dat dat de aanbevelingen binnen een jaar na
het uitbrengen van de richtlijn geïmplementeerd moet zijn.
Voor sommige aanbevelingen geldt echter dat zij niet direct overal kunnen worden ingevoerd,
bijvoorbeeld vanwege een gebrek aan middelen, expertise of de juiste organisatievormen. In
sommige gevallen dient ook rekening te worden gehouden met een leercurve. Daarnaast kan de
aanwezigheid van personeel of faciliteiten of de afstemming tussen professionals een
belemmering zijn om de aanbevelingen op korte termijn in te voeren. Voor de volgende
aanbevelingen geldt daarom dat naar inschatting van de richtlijncommissie er rekening dient te
worden gehouden met een implementatietermijn van één tot drie jaar:
Aanbeveling
Generieke zorgpad
Stel in ieder ziekenhuis een algemeen zorgpad op
voor kwetsbare ouderen die behandeld worden door
een snijdend specialisme. Onderdelen van dit
zorgpad zijn:
Toelichting
De beschikbaarheid van geriatrische expertise kan een barrière
zijn om deze aanbeveling goed te kunnen implementeren. Er
dienen ziekenhuisbreed afspraken gemaakt te worden waar zowel
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 208
-
pre- en perioperatieve risicoscreening en/of
inventarisatie;
multidisciplinaire beoordeling;
monitoring
en
behandeling
door
professionals
met
chirurgische
en
geriatrrische competenties;
snelle en actieve bevordering van
postoperatief herstel;
monitoren en behandelen van complicaties;
vroegtijdige planning van revalidatie en
follow-up.
Proximale femurfractuur
Breng bij kwetsbare oudere patiënten met een
proximale femurfractuur de problemen in kaart op
fysiek, psychisch, functioneel en sociaal gebied, om
op basis daarvan een meervoudige geriatrische
interventie in te zetten. Het CGA, zoals beschreven
in de richtlijn addendum CGA, is hiervoor een
geschikt instrument.
Monitor bij kwetsbare oudere patiënten met een
proximale femurfractuur in de postoperatieve fase
de klinische toestand en het ontstaan van
complicaties. Corrigeer de ongewenste klinische
veranderingen (Hb, bloeddruk, vullingsstatus etc.) en
behandel complicaties zo vroeg mogelijk.
Volg bij kwetsbare oudere patiënten met een
proximale femurfractuur de 4-5-6 regel om de
indicatie voor bloedtransfusie te bepalen. Overweeg
laagdrempelige transfusie indien daar reden toe is,
zoals bij klinische symptomen of hemodynamische
instabiliteit.
Verwijder bij kwetsbare oudere patiënten met een
proximale femurfractuur blaaskatheters zo spoedig
mogelijk, bij voorkeur binnen 24 uur na de operatie.
Geef kwetsbare oudere patiënten met een
proximale femurfractuur een onderhoudsdosering
colecalciferol van ten minste 800 IE per dag en doe
een spiegelbepaling om te kijken of deze dosering
adequaat is (ophogen bij <75nmol/L). Indien een
spiegelbepaling lastig of onwenselijk is, kan ook
pragmatisch worden gekozen voor een hogere
onderhoudsdosis, zoals 1600 IE/dag.
Geef kwetsbare oudere patiënten met een
proximale femurfractuur bij een zuivelintake van
drie eenheden per dag of minder standaard dagelijks
500 mg calcium. Geef bij afwezige zuivelintake 1000
mg calciumsuppletie per dag.
Verstrek patiënten met een proximale femurfractuur
van 70 jaar of ouder met een (risico op)
ondervoeding (SNAQ score ≥ 2 of MUST score ≥ 1)
extra eiwit en energie in de vorm van verrijkte
voeding, snacks en of drinkvoeding gedurende
tenminste 8 weken. Ga hierbij uit van een minimale
eiwitintake van tenminste 1,2 g/kg lichaamsgewicht
per dag en een extra energie-intake van tenminste
400 kcal per dag.
Verstrek
algemeen
begrijpelijke
informatie
(mondeling en schriftelijk) over de behandeling en
zorg bij een proximale femurfractuur aan de
kwetsbare oudere patiënt en, indien aan de orde,
aan de wettelijk vertegenwoordiger. Besteed daarbij
aandacht aan de volgende punten:
het management als personeel van het ziekenhuis aan mee dienen
te werken.
De beschikbaarheid van geriatrische expertise kan een barrière
zijn om deze aanbeveling goed te kunnen implementeren.
De beschikbaarheid van geriatrische expertise kan een barrière
zijn om deze aanbeveling goed te kunnen implementeren.
Bewustwording is nodig voor de transfusierichtlijn en de
beperkingen ervan.
Zorgpaden dienen aangepast te worden.
Zorgpaden dienen aangepast te worden.
Zorgpaden dienen aangepast te worden.
Zorgpaden dienen aangepast te worden.
Algemeen begrijpelijke informatie moet ontwikkeld worden en
schriftelijk beschikbaar worden gesteld.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 209
-
diagnose
behandelopties
type anesthesie
type analgesie en andere medicatie
chirurgische procedures
mogelijke complicaties
postoperatieve zorg
revalidatie programma
lange termijn resultaten
hoofdbehandelaarschap
–
medebehandelaarschap
behandelbeperkingen
Colorectaal carcinoom
Breng bij alle patiënten van ≥70 jaar die wegens een
colorectale maligniteit een indicatie voor
chirurgische behandeling hebben, pre-operatief
systematisch de (aanwezigheid van de) volgende
factoren in kaart:
ASA-klasse
beperkingen in algemeen functioneren (ADL
en IADL) en afhankelijkheid van formele of
informele hulp.
cognitieve stoornissen en dementie.
beperkingen
in
de
mobiliteit
en
loopstoornissen.
verlaagde stemming en depressie.
comorbiditeit (cardiovasculair, pulmonaal,
renaal).
slechte voedingstoestand
alcoholgebruik
Opereer de kwetsbare oudere patiënt met een
colorectaal carcinoom in matige of slechte conditie
op korte termijn, maar goed voorbereid. Dit houdt in
met goed inzicht in en optimale behandeling van
cardiopulmonale aandoeningen en met goed inzicht
in de risicofactoren voor/het risico op
postoperatieve complicaties zoals bijv. hartfalen,
pneumonie, delier, functieverlies.
Pas prehabilitatie bij de kwetsbare oudere patiënt
met een colorectaal carcinoom alleen toe in
wetenschappelijke (effectiviteits)studies.
Opereer de kwetsbare oudere patiënt met een
coloncarcinoom bij voorkeur minimaal invasief om
het aantal (cardiale en pulmonale) complicaties te
beperken.
Besteed in het postoperatieve traject van kwetsbare
ouderen met een colorectaal carcinoom aandacht
aan voeding (in principe direct weer enteraal voeden
mits de klinische toestand dit toelaat), vroegtijdig
mobiliseren, en herkenning en behandeling van
cardiopulmonale
complicaties,
delier
en
stemmingsklachten. Leg dit bij voorkeur vast in een
multidisciplinair ERAS-protocol.
Doe bij alle patiënten van 70 jaar en ouder met een
colorectaal carcinoom met een indicatie voor een
chirurgische
interventie
een
preoperatieve
risicoschatting op geriatrische problematiek, die de
uitkomsten negatief beïnvloed. Doe dit door:
1. geriatrische competenties toe te voegen
aan de peroperatieve risicoschatting door
de anesthesioloog of;
Er dient voldoende kennis over en expertise in
geriatrie/ouderengeneeskunde in het ziekenhuis aanwezig te zijn.
Er dient voldoende kennis over en expertise in de relevante
vakgebieden (medische oncologie, chirurgische oncologie,
klinische geriatrie/ouderengeneeskunde) in het ziekenhuis
aanwezig te zijn. De beschikbaarheid van geriatrische expertise
kan een barrière zijn om deze aanbeveling goed te kunnen
implementeren.
Betreffende studies dienen opgestart te worden.
De beschikbaarheid van chirurgische expertise kan een barrière
zijn om deze aanbeveling goed te kunnen implementeren.
Er dient voldoende kennis over en expertise in de relevante
vakgebieden (medische oncologie, chirurgische oncologie,
klinische geriatrie/ouderengeneeskunde) in het ziekenhuis
aanwezig te zijn. De beschikbaarheid van geriatrische expertise
kan een barrière zijn om deze aanbeveling goed te kunnen
implementeren.
Er dient voldoende kennis over en expertise in
geriatrie/ouderengeneeskunde in het ziekenhuis aanwezig te zijn.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 210
2.
door het getrapte model van screening op
kwetsbaarheid en, bij een positieve uitslag,
geriatrische beoordeling.
Doe de risicoscreening bij patiënten van 70 jaar en
ouder met een colorectaal carcinoom bij voorkeur
op de preoperatieve polikliniek.
Breng bij patiënten van 70 jaar en ouder met een
colorectaal carcinoom en een indicatie voor een
chirurgische interventie, in het geval er wordt
gekozen voor het getrapte model, na positieve
screening op kwetsbaarheid bij geriatrische
beoordeling de problemen in kaart op somatisch,
psychisch, functioneel en sociaal gebied, om op basis
daarvan een meervoudige geriatrische interventie in
te zetten. Het CGA, zoals beschreven in de richtlijn
CGA, is hiervoor een geschikt instrument.
Betrek op basis van de voorkeuren van de kwetsbare
oudere patiënt met een colorectaal carcinoom, de
patiënt maximaal bij de besluitvorming volgens het
model van gezamenlijke besluitvorming. Betrek,
afhankelijk van het oordeelsvermogen van de
patiënt, de wettelijk vertegenwoordiger daarbij.
Pas gezamenlijke besluitvorming bij de kwetsbare
oudere patiënt met een colorectaal carcinoom toe
volgens het vier fasen model: voorbereiding, choice
talk, option talk en decision talk.
Er dient voldoende kennis over en expertise in
geriatrie/ouderengeneeskunde in het ziekenhuis aanwezig te zijn.
Er dient voldoende kennis over en expertise in
geriatrie/ouderengeneeskunde in het ziekenhuis aanwezig te zijn.
Er dient voldoende kennis over en expertise in gezamenlijke
besluitvorming te zijn. Mogelijk dient hier ook extra tijd voor
gereserveerd te worden.
Er dient voldoende kennis over en expertise in gezamenlijke
besluitvorming te zijn. Mogelijk dient hier ook extra tijd voor
gereserveerd te worden.
Voor de volgende aanbevelingen geldt dat naar inschatting van de richtlijncommissie er rekening
dient te worden gehouden met een implementatietermijn van drie tot vijf jaar jaar:
Aanbeveling
Proximale femurfractuur
Zorg ervoor dat de multidisciplinaire revalidatie bij kwetsbare ouderen na
een operatie voor een proximale femurfractuur geleverd wordt in een
geïntegreerde multidisciplinaire setting.
Multidisciplinaire revalidatie bij kwetsbare ouderen na een operatie voor
een proximale femurfractuur bij bestaat bij voorkeur uit de volgende
basis componenten:
orthogeriatrische assessment;
snelle preoperatieve optimalisatie van de algehele conditie;
vroegtijdige identificatie van individuele doelen en
indicatiestelling voor geriatrische revalidatie (triage) door een
specialist ouderengeneeskunde om op korte termijn goede
mobiliteit en daarmee onafhankelijkheid te verkrijgen, en om
ervoor te zorgen dat de patiënt terug kan naar de woonsituatie
van voor de opname alsmede het verkrijgen van gezondheid op
lange termijn;
continue en gecoördineerde multidisciplinaire controle;
gerelateerde diensten, zoals geestelijke gezondheid,
valpreventie,
osteoporosezorg,
eerstelijns
zorg
en
maatschappelijk werk;
bestuurlijke afspraken voor de klinische zorg- en
dienstverlening gedurende alle stadia van het zorgpad en de
revalidatie, ook buiten de zorginstelling.
Zorg bij kwetsbare ouderen die een operatie voor een proximale
femurfractuur ondergaan voor geïntegreerde ortho-geriatrische zorg,
bestaande uit de volgende componenten:
een zorgpad (zo mogelijk in een digitaal EPD) vanaf SEH tot aan
ontslag;
Toelichting
Op dit moment zijn personeel en faciliteiten
die
leiden
tot
de
geïntegreerde
multidisciplinaire setting nog beperkt. De
inzet van extra personeel zal hoge kosten met
zich meebrengen, die mogelijk niet direct
financierbaar is.
Op dit moment zijn personeel en faciliteiten
die
leiden
tot
de
geïntegreerde
multidisciplinaire setting nog beperkt. De
inzet van extra personeel zal hoge kosten met
zich meebrengen, die mogelijk niet direct
financierbaar is. Indicatiestelling voor
geriatrische revalidatie, ook na ontslag uit het
ziekenhuis, vereist ketenafspraken op niveau
van zowel professionals als bestuurders
Op dit moment zijn personeel en faciliteiten
afwezig die leiden tot geïntegreerde
geriatrische-traumatologische zorg. De inzet
van extra personeel zal hoge kosten met zich
meebrengen, die niet direct financierbaar is.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 211
-
een multidisciplinair behandelteam;
preoperatief
consult
geriater
/
internistouderengeneeskundige;
fast-track procedure op de Spoed Eisende Hulp;
operatie idealiter uitvoeren tijdens de dag van opname, of
tijdens de volgende kalenderdag na opname op de SEH;
operatie tijd reserveren in het reguliere programma;
structurele visite op afdeling door een zorgprofessional met
chirurgische en geriatrische competenties die een
coördinerende functie heeft (bv. VS / PA).
Colorectaal carcinoom
Formuleer bij de besluitvorming over een chirurgische ingreep bij een
kwetsbare oudere patiënt met een colorectaal carcinoom systematisch
en zo precies mogelijk wat de behandeling toevoegt aan de
levensverwachting, wat de behandeling bijdraagt aan vermindering van
de klachten, wat de nadelen (lasten) van de behandeling zijn en welke
andere mogelijkheden er voor behandeling zijn.
Stel voor de besluitvorming over een chirurgische ingreep bij een
kwetsbare oudere patiënt met een colorectaal carcinoom een
behandelteam samen dat tenminste bestaat uit een chirurgisch
oncoloog, medisch oncoloog, klinisch geriater of internistouderengeneeskunde en verpleegkundige of verpleegkundig specialist
met relevante ervaring in de oncologie en ouderengeneeskunde.
Maak (locaal of regionaal) afspraken zodat het samengestelde
behandelteam voor de besluitvorming over een chirurgische ingreep bij
een kwetsbare oudere patiënt met een colorectaal carcinoom kan
beschikken over expertise op het gebied van radiotherapie,
anesthesiologie en palliatieve geneeskunde.
Organiseer de werkwijze voor besluitvorming over een chirurgische
ingreep bij een kwetsbare oudere patiënt met een colorectaal carcinoom
zó dat:
het behandelteam tenminste éénmaal voor de operatie fysiek
bij elkaar komt om de overwegingen en besluitvorming voor
een individuele patiënt te bespreken;
het behandelteam bij voorkeur tenminste éénmaal met de
huisarts van de patiënt overlegt om de informatie verkregen bij
de (hetero)anamnese en haar eigen aannames te toetsen en zo
nodig aan te passen;
één lid van het behandelteam verantwoordelijk is voor de
communicatie met de patiënt en zijn familie;
één lid van het behandelteam verantwoordelijk is voor de
coördinatie van het operatieve traject.
Er dient voldoende kennis over en expertise
in de relevante vakgebieden (medische
oncologie, chirurgische oncologie, klinische
geriatrie/ouderengeneeskunde)
in
het
ziekenhuis aanwezig te zijn.
Er dient voldoende kennis over en expertise
in de relevante vakgebieden (medische
oncologie, chirurgische oncologie, klinische
geriatrie/ouderengeneeskunde)
in
het
ziekenhuis aanwezig te zijn.
Er dient voldoende kennis over en expertise
in de relevante vakgebieden (medische
oncologie, chirurgische oncologie, klinische
geriatrie/ouderengeneeskunde)
in
het
ziekenhuis of regio aanwezig te zijn.
Er dient voldoende kennis over en expertise
in de relevante vakgebieden (medische
oncologie, chirurgische oncologie, klinische
geriatrie/ouderengeneeskunde)
in
het
ziekenhuis aanwezig te zijn.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 212
5
Impact op zorgkosten
Veel aanbevelingen brengen geen of nauwelijks gevolgen met zich mee voor de zorgkosten. Een
aantal aanbevelingen doet dit echter wel. In onderstaande tabel wordt per module beschreven
welke aanbevelingen volgens de richtlijncommissie een belangrijk effect met zich meebrengen op
de zorgkosten en welk effect dit is.
Aanbeveling
Generieke zorgpad
Stel in ieder ziekenhuis een algemeen zorgpad op voor
kwetsbare ouderen die behandeld worden door een snijdend
specialisme. Onderdelen van dit zorgpad zijn:
pre- en perioperatieve risicoscreening en/of
inventarisatie;
multidisciplinaire beoordeling;
monitoring en behandeling door professionals met
chirurgische en geriatrrische competenties;
snelle en actieve bevordering van postoperatief herstel;
monitoren en behandelen van complicaties;
vroegtijdige planning van revalidatie en follow-up.
Proximale femurfractuur
Zet structureel ortho-geriatrische behandeling in, die preoperatief begint, bij patiënten van 70 jaar en ouder met een
proximale femurfractuur.
Overweeg ortho-geriatrische behandeling bij patiënten jonger
dan 70 jaar met een proximale femurfractuur en een of meer
van de volgende risicofactoren:

Hoge leeftijd

Mannelijk geslacht

Intertrochantaire fractuur

laag BMI

aanwezigheid van co-morbiditeiten

slechte voedingstoestand

afwijkende labwaarden (tenminste hemoglobine,
albumine en creatinine/eGFR)

hoge ASA classificatie

niet zelfstandig wonend

slechte cognitieve status/dementie

slechte mobiliteit

Laag ADL niveau
Breng bij kwetsbare oudere patiënten met een proximale
femurfractuur de problemen in kaart op fysiek, psychisch,
functioneel en sociaal gebied, om op basis daarvan een
meervoudige geriatrische interventie in te zetten. Het CGA,
zoals beschreven in de richtlijn addendum CGA, is hiervoor een
geschikt instrument.
Monitor bij kwetsbare oudere patiënten met een proximale
femurfractuur in de postoperatieve fase de klinische toestand
en het ontstaan van complicaties. Corrigeer de ongewenste
klinische veranderingen (Hb, bloeddruk, vullingsstatus etc.) en
behandel complicaties zo vroeg mogelijk.
Overweeg bij kwetsbare oudere patiënten met een proximale
femurfractuur inzet van een dagprogramma met
activiteitenbegeleiding om vroegtijdig mobiliseren te faciliteren
en het dag/nachtritme te verbeteren om de kans op een delier
of pneumonie te verkleinen.
Verwachtte impact op zorgkosten
Kostenstijgend, vanwege extra inzet van personeel.
Kostenreducerend vanwege verwachte afname
complicaties en opnameduur.
Kostenstijgend, vanwege extra inzet van geriatrische
expertise. Kostenreducerend vanwege verwachte
afname complicaties en opnameduur.
Echter, deze aanbeveling was reeds voor het
uitbrengen van deze richtlijn een vereiste die gesteld
werd in de richtlijn CGA bij consultatie en
medebehandeling (NVKG, 2013).
Kostenstijgend, vanwege extra inzet van geriatrische
expertise. Kostenreducerend vanwege verwachte
afname complicaties en opnameduur.
Kostenstijgend, vanwege extra inzet van geriatrische
expertise. Kostenreducerend vanwege verwachte
afname complicaties en mogelijk ook opnameduur.
Kostenstijgend, vanwege extra inzet van geriatrische
expertise. Kostenreducerend vanwege verwachte
afname complicaties en mogelijk ook opnameduur.
Kostenstijgend,
vanwege
extra
inzet
van
activiteitenbegeleiding. Kostenreducerend vanwege
verwachte afname complicaties en mogelijk ook
opnameduur.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 213
Zet voor preventie van een delier bij kwetsbare oudere
patiënten met een proximale femurfractuur een meervoudig
niet medicamenteus interventieprogramma in conform de
richtlijn delier.
Overweeg bij kwetsbare oudere patiënten met een proximale
femurfractuur met een verhoogd aspiratierisico (CVA,
parkinson, institutionalisering, delier) een slikscreening te
verrichten. Neem in samenspraak met een logopedist
aanvullende maatregelen bij aanwezigheid van een slikstoornis
om aspiratie te voorkomen.
Verwijder bij kwetsbare oudere patiënten met een proximale
femurfractuur blaaskatheters zo spoedig mogelijk, bij voorkeur
binnen 24 uur na de operatie.
Verstrek patiënten met een proximale femurfractuur van 70 jaar
of ouder met een (risico op) ondervoeding (SNAQ score ≥ 2 of
MUST score ≥ 1) extra eiwit en energie in de vorm van verrijkte
voeding, snacks en of drinkvoeding gedurende tenminste 8
weken. Ga hierbij uit van een minimale eiwitintake van
tenminste 1,2 g/kg lichaamsgewicht per dag en een extra
energie-intake van tenminste 400 kcal per dag.
Voornamelijk kostenreducerend door afname delier en
mogelijk ook opnameduur.
Overweeg om andere patiënten (SNAQ score 0 tot 1 en MUST
score 0) met een proximale femurfractuur van 70 jaar of ouder
tot en met de 4e dag postoperatief ook standaard extra eiwit en
energie in de vorm van verrijkte voeding, snacks en of
drinkvoeding te verstrekken volgens bovenstaande aanbeveling.
Voornamelijk kostenreducerend door afname van
complicaties en mogelijk ook opnameduur, ook na
aftrek kosten voor bijvoeding.
Zorg dat bij kwetsbare oudere patiënten met een proximale
femurfractuur en ernstige ondervoeding een aanvullend
voedingsbeleid door een diëtiste ingezet wordt, conform
locoregionale ziekenhuisprotocollen voor ondervoeding.
Zorg ervoor dat de multidisciplinaire revalidatie bij kwetsbare
ouderen na een operatie voor een proximale femurfractuur
geleverd wordt in een geïntegreerde multidisciplinaire setting.
Kostenstijgend
door
extra
inzet
Kostenreducerend vanwege verwachte
complicaties en mogelijk ook opnameduur.
Eenmalig
kostenstijgend
vanwege
training
verpleegkundigen
in
slikscreening.
Daarna
kostenreducerend door afname pneumonie en
mogelijk ook opnameduur.
Voornamelijk kostenreducerend door afname
urineweginfecties en snellere blaasrevalidatie.
Voornamelijk kostenreducerend door afname van
complicaties en mogelijk ook opnameduur, ook na
aftrek kosten voor bijvoeding.
diëtist.
afname
Kostenstijgend door extra omzet van personeel.
Kostenreducerend door afname van heroperaties,
complicaties en ligduur.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 214
Multidisciplinaire revalidatie bij kwetsbare ouderen na een
operatie voor een proximale femurfractuur bij bestaat bij
voorkeur uit de volgende basis componenten:
orthogeriatrische assessment;
snelle preoperatieve optimalisatie van de algehele
conditie;
vroegtijdige identificatie van individuele doelen en
indicatiestelling voor geriatrische revalidatie (triage)
door een specialist ouderengeneeskunde om op korte
termijn
goede
mobiliteit
en
daarmee
onafhankelijkheid te verkrijgen, en om ervoor te
zorgen dat de patiënt terug kan naar de woonsituatie
van voor de opname alsmede het verkrijgen van
gezondheid op lange termijn;
continue en gecoördineerde multidisciplinaire
controle;
gerelateerde diensten, zoals geestelijke gezondheid,
valpreventie, osteoporosezorg, eerstelijns zorg en
maatschappelijk werk;
bestuurlijke afspraken voor de klinische zorg- en
dienstverlening gedurende alle stadia van het zorgpad
en de revalidatie, ook buiten de zorginstelling.
Zorg bij kwetsbare ouderen die een operatie voor een proximale
femurfractuur ondergaan voor geïntegreerde ortho-geriatrische
zorg, bestaande uit de volgende componenten:
een zorgpad (zo mogelijk in een digitaal EPD) vanaf
SEH tot aan ontslag;
een multidisciplinair behandelteam;
preoperatief
consult
geriater
/
internistouderengeneeskundige;
fast-track procedure op de Spoed Eisende Hulp;
operatie idealiter uitvoeren tijdens de dag van
opname, of tijdens de volgende kalenderdag na
opname op de SEH;
operatie tijd reserveren in het reguliere programma;
- structurele visite op afdeling door een
zorgprofessional met chirurgische en geriatrische
competenties die een coördinerende functie heeft
(bv. VS / PA).
Overweeg om bovenstaande te organiseren in een geriatrischtraumatologische unit.
Colorectaal carcinoom
Indien bij een chirurgische ingreep voor een colorectaal
carcinoom de SAS wordt toegepast, stelt de werkgroep de
volgende afkapwaarden voor:
SAS 1-4: Voer langduriger een intensieve
postoperatieve controle van vitale parameters op de
meest voorkomende complicaties uit, naar analogie
van de monitoring op de verkoeverkamer. Overweeg
consultatie van de geriater of internist
ouderengeneeskunde. Zorg bij voorkeur ook na
ontslag uit het ziekenhuis voor intensieve begeleiding
van de patiënt.
SAS 5-6: Overweeg consultatie van de geriater of
internist ouderengeneeskunde bij aanwijzingen op
een gemiddeld postoperatief risico, zoals bij specifiek
te
verwachten
complicaties
bij
bekende
comorbiditeit.
Kostenstijgend door hogere kosten voor de
behandeling. Kostenreducerend door afname van
heroperaties, complicaties en ligduur.
Kostenstijgend door hogere kosten voor de
behandeling. Kostenreducerend door afname van
heroperaties, complicaties en ligduur.
Kostenstijgend door hogere kosten voor de
behandeling. Kostenreducerend door afname van
heroperaties, complicaties en ligduur.
Kostenstijgend door extra monitoren van vitale
parameters voor de verpleegafdeling. Dit kan
bijvoorbeeld gerealiseerd worden door een van de
volgende investeringen te doen:
- meer verpleegkundigen per bed
- draadloze monitoring (zoals telemetrie op de CCU)
- patiënten op medium care opnemen
- E consulten na ontslag van de patiënt
- Polsband met monitor na ontslag meegeven aan
patiënt
Kostenreducerend door verwachte afname van
ernstige complicaties, ligduur en heropname.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 215
Opereer de kwetsbare oudere patiënt met een colorectaal
carcinoom in matige of slechte conditie op korte termijn, maar
goed voorbereid. Dit houdt in met goed inzicht in en optimale
behandeling van cardiopulmonale aandoeningen en met goed
inzicht in de risicofactoren voor/het risico op postoperatieve
complicaties zoals bijv. hartfalen, pneumonie, delier,
functieverlies.
Opereer de kwetsbare oudere patiënt met een coloncarcinoom
bij voorkeur minimaal invasief om het aantal (cardiale en
pulmonale) complicaties te beperken.
Besteed in het postoperatieve traject van kwetsbare ouderen
met een colorectaal carcinoom aandacht aan voeding (in
principe direct weer enteraal voeden mits de klinische toestand
dit toelaat), vroegtijdig mobiliseren, en herkenning en
behandeling van cardiopulmonale complicaties, delier en
stemmingsklachten. Leg dit bij voorkeur vast in een
multidisciplinair ERAS-protocol.
Doe bij alle patiënten van 70 jaar en ouder met een colorectaal
carcinoom met een indicatie voor een chirurgische interventie
een preoperatieve risicoschatting op geriatrische problematiek,
die de uitkomsten negatief beïnvloed. Doe dit door:
1. geriatrische competenties toe te voegen aan de
peroperatieve risicoschatting door de anesthesioloog
of;
2. door het getrapte model van screening op
kwetsbaarheid en, bij een positieve uitslag,
geriatrische beoordeling.
Breng bij patiënten van 70 jaar en ouder met een colorectaal
carcinoom en een indicatie voor een chirurgische interventie, in
het geval er wordt gekozen voor het getrapte model, na
positieve screening op kwetsbaarheid bij geriatrische
beoordeling de problemen in kaart op somatisch, psychisch,
functioneel en sociaal gebied, om op basis daarvan een
meervoudige geriatrische interventie in te zetten. Het CGA,
zoals beschreven in de richtlijn CGA, is hiervoor een geschikt
instrument.
Betrek op basis van de voorkeuren van de kwetsbare oudere
patiënt met een colorectaal carcinoom, de patiënt maximaal bij
de besluitvorming volgens het model van gezamenlijke
besluitvorming. Betrek, afhankelijk van het oordeelsvermogen
van de patiënt, de wettelijk vertegenwoordiger daarbij.
Pas gezamenlijke besluitvorming bij de kwetsbare oudere
patiënt met een colorectaal carcinoom toe volgens het vier
fasen model: voorbereiding, choice talk, option talk en decision
talk.
5
10
Kostenstijgend door extra inzet van personeel met
expertise
in
geriatrie/ouderengeneeskunde.
Kostenreducerend door afname van heroperaties,
complicaties en ligduur.
Kostenstijgend door extra inzet van personeel met
expertise
in
geriatrie/ouderengeneeskunde.
Kostenreducerend door afname van heroperaties,
complicaties en ligduur.
Kostenstijgend door extra inzet van personeel met
expertise
in
geriatrie/ouderengeneeskunde.
Kostenreducerend door afname van heroperaties,
complicaties en ligduur.
Kostenstijgend door extra inzet van personeel met
expertise
in
geriatrie/ouderengeneeskunde.
Kostenreducerend door afname van heroperaties,
complicaties en ligduur.
Kostenstijgend door extra inzet van personeel met
expertise
in
geriatrie/ouderengeneeskunde.
Kostenreducerend door afname van heroperaties,
complicaties en ligduur.
Mogelijk kostenstijgend door extra tijd die
gereserveerd moet worden voor patiënt. Mogelijk ook
kostenreducerend
door
voorkomen
van
overbehandeling.
Mogelijk kostenstijgend door extra tijd die
gereserveerd moet worden voor patiënt. Mogelijk ook
kostenreducerend
door
voorkomen
van
overbehandeling.
Voor wat betreft de proximale femurfractuur is tevens een analyse uitgevoerd om het effect op
de zorgkosten te analyseren bij het invoeren van structurele geriatrische medebehandeling. Deze
analyse is te vinden in de bijlage “kostenoverwegingen” bij de module voor de uitgangsvraag “Aan
welke organisatorische voorwaarden dient te worden voldaan bij de multidisciplinaire zorg voor
kwetsbare ouderen rondom een heupoperatie?”.
Te ondernemen acties per partij
Hieronder wordt per partij toegelicht welke acties zij volgens de richtlijncommissie zouden
moeten ondernemen om de implementatie van de richtlijn te bevorderen.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 216
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Alle direct betrokken wetenschappelijk verenigingen/beroepsorganisaties (NVKG, NIV, NVvH, NVA,
NOV, V&VN, Verenso)
Bekend maken van de richtlijn onder de leden.
Publiciteit voor de richtlijn maken door over de richtlijn te publiceren in tijdschriften en te
vertellen op congressen.
Verzorgen van (bij)scholing en training om ervoor te zorgen dat de gewenste (geriatrische)
expertise geleverd kan worden voor het naleven van de richtlijn.
Waar relevant en mogelijk ontwikkelen van hulmiddelen, instrumenten en/of digitale tools
die de implementatie van de richtlijn kunnen bevorderen.
Controleren van de toepassing van de aanbevelingen middels audits en de
kwaliteitsvisitatie.
Opnemen van de bij deze richtlijn ontwikkelde indicatoren in de
kwaliteitsregistraties/indicatorensets.
Gezamenlijk afspraken maken over en opstarten van continu modulair onderhoud van de
richtlijn.
Initiatiefnemende wetenschappelijke vereniging (NVKG)
Ziekenhuisbestuurders en waar van toepassing andere systeemstakeholders op de hoogte
brengen van aanbevelingen die (mogelijk) effect zullen gaan hebben op organisatie van zorg
en op kosten en wat hierin van de betreffende partij verwacht zal worden.
Bekend maken van de richtlijn onder de andere betrokken wetenschappelijke – en
beroepsverenigingen.
De lokale vakgroepen/individuele medisch professionals
Het bespreken van de aanbevelingen in de vakgroepsvergadering en lokale werkgroepen.
Het afstemmen van lokale protocollen op de aanbevelingen in de richtlijn.
Het volgen van bijscholing die bij deze richtlijn ontwikkeld gaat worden.
Aanpassen lokale patiënteninformatie op grond van de materialen die door de verenigingen
beschikbaar gesteld zullen worden.
Afstemmen en afspraken maken met andere betrokken disciplines om de toepassing van de
aanbevelingen in de praktijk te borgen.
Registratie van pre- en peroperatieve factoren en van belangrijke overwegingen voor
besluitvorming zoveel mogelijk inbouwen in reeds bestaande protocollen en in het
elektronisch dossier.
De systeemstakeholders (onder andere zorgverzekeraars, NZA, (koepelorganisaties van)
ziekenhuisbestuurders, IGZ)
Ten aanzien van de financiering van de zorg voor kwetsbare oudere patiënten wordt verwacht dat
het bestuur van de ziekenhuizen bereid zijn om de nodige investeringen te doen (zie hierboven bij
impact op zorgkosten) om de aanbevelingen in deze richtlijn te kunnen implementeren. Daarnaast
wordt van de bestuurders verwacht dat zij bij de betrokken medisch professionals nagaan op
welke wijze zij kennis hebben genomen van de nieuwe richtlijn en deze toepassen in de praktijk.
Van zorgverzekeraars wordt verwacht dat zij de zorg die in deze richtlijn wordt voorgeschreven
zullen vergoeden. De “sterk geformuleerde aanbevelingen” in deze richtlijn kunnen, na verloop
van de aangegeven implementatietermijnen door zorgverzekeraars worden gebruikt voor de
inkoop van zorg.
Wetenschappers en subsidieverstrekkers
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 217
Onderzoek initiëren naar de kennislacunes, waaronder het effect van geïntegreerde geriatrischetraumatologische zorg.
5
10
Het Kennisinstituut van Medisch Specialisten
Zorgen voor bekendheid van de richtlijn onder de medewerkers, zodat de richtlijn als blauwdruk
kan worden gebruikt bij de ontwikkeling van andere richtlijnen over operatieve ingrepen, zeker
wanneer deze veelvuldig toegepast worden bij kwetsbare ouderen.
Toevoegen van richtlijn aan richtlijnendatabase. Opnemen van dit implementatieplan op een voor
alle partijen goed te vinden plaats.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 218
Hoofdstuk 12 Kwaliteitsindicatoren
5
10
15
20
1. Inleiding
De richtlijnwerkgroep beveelt de bij de richtlijn betrokken wetenschappelijke verenigingen
(Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG); Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
(NVvH); Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV) en Nederlandse Internisten Vereniging
(NIV)) aan om vijf kwaliteitsindicatoren te gebruiken om de multidisciplinaire zorg voor kwetsbare
ouderen rondom chirurgische ingrepen te verbeteren en te uniformeren. Vier van deze
kwaliteitsindicatoren betreffen de zorg rondom een heupoperatie. Een van deze indicatoren
betreft de zorg rondom een colorectale ingreep. Voor deze laatste indicator zijn twee varianten
mogelijk. De variant die gebruikt moet worden is afhankelijk van de manier waarop de zorg op
lokaal niveau is ingericht. De tweede variant is opgesplitst in twee indicatoren.
De richtlijnwerkgroep verwacht dat de wetenschappelijke verenigingen met de registratie van
deze indicatoren een stimulans kunnen geven aan het professioneel handelen, om zo te komen
tot steeds betere zorg voor de kwetsbare oudere patiënt. De indicatoren zijn bedoeld voor intern
gebruik en zouden in de toekomst geïntegreerd kunnen worden in de kwaliteitsvisitaties. Ook is
integratie van de indicatoren mogelijk binnen de Dutch Hip Fracture Audit (DHFA) en de Dutch
Surgical Colorectal Audit (DSCA).
De indicatorenset en bijbehorende data zijn niet geschikt voor gebruik door externe partijen, zoals
zorgverzekeraars en patiëntenverenigingen.
25
Voor elk van de vijf kwaliteitsindicatoren volgt hieronder telkens een beschrijving gevolgd door
een toelichting.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 219
2. Factsheet indicator generiek zorgpad
Indicator 1 generiek zorgpad: aanwezigheid protocol operatieve behandeling van kwetsbare
ouderen.
Beschrijving
2.1 Aanwezigheid protocol operatieve behandeling van kwetsbare ouderen
Operationalisatie
Is er een protocol aanwezig waarin het zorgpad beschreven staat voor kwetsbare
ouderen die operatief behandeld worden, waarvan ten minste onderdeel
uitmaken:
de pre- en peri-operatieve risicoschatting en/of inventarisatie
de multidisciplinaire beoordeling
monitoring en behandeling door professionals met chirurgische en
geriatrische competenties
snelle en actieve bevordering van het postoperatieve herstel
monitoring en behandeling van complicaties
vroegtijdige planning van revalidatie en follow-up.
Teller
N.v.t.
Noemer
Type indicator
In- en exclusiecriteria
Kwaliteitsdomein
Meetfrequentie
Verslagjaar
Rapportagefrequentie
N.v.t.
Structuurindicator
N.v.t.
Veiligheid: het vermijden van veiligheidsrisico’s en fouten die schade
kunnen toebrengen aan patiënten.
Patiëntgerichtheid: het respecteren van de unieke noden, wensen en
waarden van patiënten.
Een keer per jaar
Eens per kalenderjaar
Een keer per jaar.
5
10
15
Toelichting
Achtergrond en variatie in zorg
Doel van deze indicatorenset is om passende en adequate zorg te kunnen bieden aan alle
kwetsbare ouderen die een operatieve behandeling ondergaan. Bij kwetsbare ouderen is de kans
op complicaties en op postoperatief functieverlies hoog. Bij patiënten met een proximale
femurfractuur is aangetoond dat standaard protocollaire behandeling met zorgpaden leidt tot
betere uitkomsten. Dit is ook de algemene ervaring binnen de oncologie. Om deze reden wordt
gesteld dat er in ieder ziekenhuis een multidisciplinair zorgpad beschreven dient te zijn voor de
operatieve behandeling van de kwetsbare patiënt.
Definities
N.v.t.
20
25
Registreerbaarheid
De werkgroep is van mening dat deze structuurindicator een betrouwbaar beeld geeft van de
implementatie van de richtlijn: ofwel, of er op lokaal niveau daadwerkelijk is nagedacht over en
afspraken zijn vastgelegd voor het operatief behandelen van kwetsbare oudere patiënten.
De gegevens voor de structuurindicator zijn gemakkelijk na te gaan. De werkgroep is van mening
dat de tijdsinvestering voor het verkrijgen van de gegevens opweegt tegen de waarde van de
indicator.
Mogelijke verstorende factoren
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 220
De werkgroep verwacht geen verstorende factoren (case-mix of bias) bij het meten van deze
indicator.
5
Mogelijke ongewenste effecten
De werkgroep verwacht geen ongewenste effecten bij het meten van deze indicator.
Referenties
N.v.t.
10
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 221
3. Factsheets indicatoren proximale femurfractuur
Indicator 1 proximale femurfractuur: Risico-assessment bij proximale femurfractuur
Beschrijving
3.1 Risico-assessment bij proximale femurfractuur
Operationalisatie
Het percentage proximale femurfractuur patiënten dat een complete preoperatieve risico-assessment heeft gehad betreffende de volgende punten:
leeftijd
geslacht
fractuurtype
voedingstoestand
ASA classificatie
woonsituatie
cognitieve status/dementie
mobiliteitsniveau
ADL niveau
Teller
Totaal aantal patiënten dat zich presenteert met een proximale femurfractuur
waarbij de volgende variabelen compleet zijn ingevuld in de Dutch Hip Fracture
Audit (DHFA):
leeftijd
geslacht
fractuurtype
voedingstoestand
ASA classificatie
woonsituatie
cognitieve status/dementie
mobiliteitsniveau
ADL niveau
Noemer
Totaal aantal patiënten dat zich presenteert met een proximale femurfractuur
Type indicator
Procesindicator
In- en exclusiecriteria
Inclusie:
-patiënten ≥70 jaar die zich presenteren met een proximale femurfractuur
Kwaliteitsdomein
Veiligheid: het vermijden van veiligheidsrisico’s en fouten die schade
kunnen toebrengen aan patiënten en medewerkers.
Effectiviteit: het leveren van nauwkeurige en juiste zorg gebaseerd op
wetenschappelijke kennis.
Meetfrequentie
Een keer per jaar
Verslagjaar
Eens per kalenderjaar
Rapportagefrequentie
Een keer per jaar.
5
10
15
20
Toelichting
Achtergrond en variatie in zorg
Voor de in kaart te brengen factoren is bewijs gevonden dat deze factoren samenhangen met een
verhoogde mortaliteit en eventueel met postoperatief verlies van functionaliteit bij patiënten met
een proximale femurfractuur (Al-Ani et al., 2010; Beaupre et al., 2007; Di Monaco et al., 2007; Hu
et al., 2012; Krogseth et al., 2014; Nirantharakumar et al., 2013; Neuhaus et al., 2012; Lin et al.,
2011; Kim et al., 2012; Pugely et al., 2014; Sylliaas et al., 2012; Uzoigwe et al., 2012). Door de
negen factoren preoperatief in kaart te brengen kan een inschatting worden gemaakt van de kans
op overlijden en verlies van functionaliteit. Op basis daarvan kan besloten worden of extra
perioperatieve maatregelen genomen dienen te worden om onnodige complicaties te voorkomen
en betere postoperatieve uitkomsten te hebben. Deze indicator heeft daarmee als doel om de
kwaliteit van zorg voor de kwetsbare oudere patiënt met een proximale femurfractuur te
verbeteren.
Hoewel het van belang is om preoperatief op de hoogte te zijn van aanwezige risicofactoren voor
mortaliteit en verlies van functionaliteit, was er tot nu toe geen eenduidigheid in de wijze waarop
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 222
5
10
15
20
25
30
35
risicofactoren preoperatief in kaart worden gebracht. Met deze indicator verwacht de werkgroep
dat de preoperatieve risicobeoordeling op meer eenduidige wijze uitgevoerd zal worden op
minimaal die factoren waarvan op basis van wetenschappelijke literatuur kan worden verwacht
dat ze samenhangen met mortaliteit en eventueel verlies van functionaliteit.
Definities
Fractuurtype:
1.
mediale collum fractuur niet gedisloceerd
2.
mediale collum fractuur gedisloceerd
3.
trochantere femur fractuur AO-A1
4.
trochantere femur fractuur AO-A2
5.
trochantere femur fractuur AO-A3
Voedingstoestand:
Score volgens de SNAQ (Short Nutritional Assessment Questionnaire):
0 of 1 = laag risico op ondervoeding score
2 = middelhoog risico op ondervoeding score
≥ 3 = hoog risico op ondervoeding
ASA classificatie:
ASA-klasse 1: gezonde persoon, zonder regelmatig medicatiegebruik
ASA-klasse 2: patiënt met een lichte aandoening waarvoor hij al dan niet medicatie neemt; deze
aandoening beperkt zijn normale activiteiten niet
ASA-klasse 3: patiënt met een ernstige systeemaandoening waarvoor hij medicatie neemt; deze
aandoening beperkt zijn normale activiteiten
ASA-klasse 4: patiënt met een zeer ernstige systeemaandoening, die een chronische bedreiging
voor het leven vormt
ASA-klasse 5: een zwaar zieke patiënt waarvan men niet verwacht dat hij nog 24 uur zal overleven,
met of zonder ingreep
Woonsituatie:
1.
zelfstandig
2.
zelfstandig met (dagelijks/ADL-)hulp
3.
verzorgingshuis
4.
verpleeghuis
5.
verpleeghuis revalidatie
6.
anders
40
Cognitieve status/dementie:
Dementie in voorgeschiedenis:
Ja
nee
45
Mobiliteitsniveau:
gescoorde mobiliteit volgens Pre-facture Mobility score:
1.
unknown
2.
freely mobile without aids
3.
mobile outdoors with one aid
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 223
4.
5.
6.
5
10
15
20
25
mobile outdoors with two aids or frame
some indoor mobility but never goes outside without help
no functional mobility (using lower limbs)
Vertaling naar Nederlandse situatie:
1. onbekend
2. mobiel zonder hulpmiddel
3. mobiel met een stok of kruk
4. mobiel met een rollator of looprek
5. alleen binnenhuis kunnen mobiliseren met een loophulpmiddel
6. volledig bedlegerig of rolstoelgebonden
ADL niveau:
ADL functionaliteit volgens de Katz-6 ADL:
Hulp nodig bij de volgende activteiten? Antwoord: ja, wordt 1 punt gescoord, antwoord: nee, 0
punten
1.
Heeft u hulp nodig bij baden of douchen?
2.
Heeft u hulp nodig bij het aankleden?
3.
Heeft u hulp nodig bij het naar het toilet gaan?
4.
Maakt u gebruik van incontinentiemateriaal?
5.
Heeft u hulp nodig bij een transfer van bed naar stoel?
6.
Heeft u hulp nodig bij het eten?
Registreerbaarheid
De variabelen zijn te herleiden uit de DHFA. De DHFA is te vinden als bijlage 1 bij dit hoofdstuk
indicatoren. Doordat de variabelen hieruit te herleiden zijn en dus niet dubbel te hoeven worden
vastgelegd, is de registratielast minder.
30
Mogelijke verstorende factoren
De werkgroep verwacht geen verstorende factoren (case-mix of bias) bij het meten van deze
indicator.
35
Mogelijke ongewenste effecten
De werkgroep verwacht geen ongewenste effecten bij het meten van deze indicator.
40
45
50
Literatuur
Al-Ani AN, Flodin L, Söderqvist A, et al. Does rehabilitation matter in patients with femoral neck fracture and cognitive
impairment? A prospective study of 246 patients. Arch Phys Med Rehabil. 2010;91(1):51-7.
Beaupre LA, Cinats JG, Jones CA, et al. Does functional recovery in elderly hip fracture patients differ between patients
admitted from long-term care and the community? J Gerontol A Biol Sci Med Sci. 2007;62(10):1127-33.
Di Monaco M, Vallero F, Di Monaco R, et al. Hip-fracture type does not affect the functional outcome after acute in-patient
rehabilitation: a study of 684 elderly women. Eura Medicophys. 2007;43(4):439-44.
Hu F, Jiang C, Shen J, et al. Preoperative predictors for mortality following hip fracture surgery: a systematic review and metaanalysis. Injury. 2012;43(6):676-85.
Kim SM, Moon YW, Lim SJ, et al. Prediction of survival, second fracture, and functional recovery following the first hip fracture
surgery in elderly patients. Bone. 2012;50(6):1343-50.
Krogseth M, Wyller TB, Engedal K, et al. Delirium is a risk factor for institutionalization and functional decline in older hip
fracture patients. J Psychosom Res. 2014;76(1):68-74.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 224
5
10
Lin WP, Wen CJ, Jiang CC, et al. Risk factors for hip fracture sites and mortality in older adults. J Trauma. 2011;71(1):191-7.
Neuhaus V, King J, Hageman MG, et al. Charlson comorbidity indices and in-hospital deaths in patients with hip fractures. Clin
Orthop Relat Res. 2013;471(5):1712-9.
Nirantharakumar K, Toulis KA, Wijesinghe H, et al. Impact of diabetes on inpatient mortality and length of stay for elderly
patients presenting with fracture of the proximal femur. J Diabetes Complications. 2013;27(3):208-10.
Pugely AJ, Martin CT, Gao Y, et al. A risk calculator for short-term morbidity and mortality after hip fracture surgery. J Orthop
Trauma. 2014;28(2):63-9.
Sylliaas H, Thingstad P, Wyller TB, et al. Prognostic factors for self-rated function and perceived health in patient living at
home three months after a hip fracture. Disabil Rehabil. 2012;34(14):1225-31.
Uzoigwe CE, Burnand HG, Cheesman CL, et al. Early and ultra-early surgery in hip fracture patients improves survival. Injury.
2013;44(6):726-9.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 225
Indicator 2 proximale femurfractuur: Tijd tot operatie voor proximale femurfractuur
Beschrijving
3.2 Tijd tot operatie voor proximale femurfractuur
Operationalisatie
Het percentage patiënten met een proximale femurfractuur dat tijdens de dag van
opname, of tijdens de volgende kalenderdag na opname wordt geopereerd.
Teller
Totaal aantal patiënten dat zich presenteert met een proximale femurfractuur en
hiervoor een operatie ondergaat op de dag van opname, of tijdens de volgende
kalenderdag na opname op de Spoedeisende Hulp.
Noemer
Totaal aantal patiënten dat zich presenteert met een proximale femurfractuur en
hiervoor een operatie ondergaat
Type indicator
Procesindicator
In- en exclusiecriteria
Inclusie:
-patiënten ≥70 jaar die zich presenteren met een proximale femurfractuur
Kwaliteitsdomein
Veiligheid: het vermijden van veiligheidsrisico’s en fouten die schade
kunnen toebrengen aan patiënten en medewerkers.
Effectiviteit: het leveren van nauwkeurige en juiste zorg gebaseerd op
wetenschappelijke kennis.
Tijdigheid: het leveren van zorg op de juiste tijd, verhinderen van
wachttijden voor patiënten en medewerkers.
Meetfrequentie
Een keer per jaar
Verslagjaar
Eens per kalenderjaar
Rapportagefrequentie
Een keer per jaar.
5
10
Toelichting
Achtergrond en variatie in zorg
Uit de literatuuranalyse van de NICE richtlijn Hip Fracture blijkt dat het later opereren (>36-48 uur)
van patiënten met een heupfractuur het risico op complicaties verhoogd (NICE, 2011). De
werkgroep stelt daarom dat patiënten van 70 jaar en ouderen met een proximale femurfractuur
tijdens de dag van opname, of tijdens de volgende kalenderdag na opname geopereerd moeten
worden om het risico op complicaties te beperken en daarmee de kwaliteit voor de kwetsbare
oudere patiënt met een heupfractuur te verbeteren.
15
Definities
N.v.t.
20
Registreerbaarheid
De variabelen zijn te herleiden uit de DHFA. De DHFA is te vinden als bijlage 1 bij dit hoofdstuk
indicatoren. Doordat de variabelen hieruit te herleiden zijn en dus niet dubbel te hoeven worden
vastgelegd, is de registratielast minder.
25
30
Mogelijke verstorende factoren
In een zeer enkel geval kan het voorkomen dat er gegronde redenen zijn om de heupoperatie uit
te stellen tot na de volgende kalenderdag na opname, bijvoorbeeld als pre-operatieve
optimalisatie noodzakelijk is en niet tijdig gerealiseerd kan worden. Om deze patiënten op een
objectieve wijze van de indicator te kunnen excluderen, dienen de verantwoorde redenen voor
uitstel van de operatie duidelijk omschreven te zijn. Het is echter lastig om alle gegronde redenen
vast te stellen. Daarnaast zou exclusie van deze patiënten om een aanvullend dossieronderzoek
vragen, waarmee de registratielast toeneemt. De werkgroep verwacht dat vertekening van de
indicator door het uitstellen van de operatie om gegronde redenen zeer beperkt zal zijn en heeft
daarom geen exclusiecriteria bij de indicator opgenomen.
Mogelijke ongewenste effecten
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 226
De werkgroep verwacht geen ongewenste effecten bij het meten van deze indicator.
Literatuur
5
National Clinical Guideline Centre (NICE). Hip fracture. The management of hip fracture in adults. London (UK): National
Institute for Health and Clinical Excellence (NICE); 2011 Jun.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 227
Indicator 3 proximale
ouderengeneeskunde
Beschrijving
femurfractuur:
Medebehandeling
door
geriater/internist
3.3 Medebehandeling door geriater/internist ouderengeneeskunde
Operationalisatie
Percentage patiënten bij wie een geriater/internist ouderengeneeskunde
perioperatief in medebehandeling is.
Teller
Totaal aantal patiënten die zich presenteren met een proximale femurfractuur
waarbij de geriater/internist ouderengeneeskunde perioperatief in
medebehandeling is.
Noemer
Totaal aantal patiënten die zich presenteren met een proximale femurfractuur
Type indicator
Procesindicator
In- en exclusiecriteria
Inclusie:
-patiënten ≥70 jaar die zich presenteren met een proximale femurfractuur
Kwaliteitsdomein
Meetfrequentie
Verslagjaar
Rapportagefrequentie
Exclusie:
-patiënten die in de afgelopen 30 dagen zijn opgenomen
Veiligheid: het vermijden van veiligheidsrisico’s en fouten die schade
kunnen toebrengen aan patiënten en medewerkers.
Patiëntgerichtheid: het respecteren van de unieke noden, wensen en
waarden van patiënten.
Een keer per jaar
Eens per kalenderjaar
Een keer per jaar
5
10
15
20
Toelichting
Achtergrond en variatie in zorg
Op basis van het literatuuronderzoek voor de richtlijn “CGA bij consultatie en medebehandeling”,
module “Structurele medebehandeling”, kan worden gesteld dat structurele ortho-geriatrische
medebehandeling van duidelijk bewezen toegevoegde waarde is, zich uitend in onder andere
minder complicaties en herstel tot oorspronkelijk functieniveau. Dit wordt gesteund door het VMS
programma onderdeel “Kwetsbare ouderen” (VMS, 2009). Met deze indicator wordt daarom
beoogd om geriatrische medebehandeling structureel in te zetten bij alle kwetsbare oudere
patiënten met een proximale femurfractuur om daarmee het risico op complicaties en
functieverlies te verminderen en de kwaliteit van zorg te verbeteren.
Definities
Geriatrische medebehandeling= het breed onderzoeken van geriatrische problematiek en/of comorbiditeit die buiten het deskundigheidsgebied van de opnemend specialist ligt, leidend tot een
advies en eventueel medeverantwoordelijkheid voor de uitvoering hiervan. Het verzoek hiervoor
komt van de opnemend specialist (NVKG, 2013).
25
Geen medebehandeling wordt in de DHFA geregistreerd als geen medebehandeling of
postoperatief consult. Geriatrische medebehandeling wordt in de DHFA geregistreerd als perioperatieve medebehandeling op afdeling chirurgie/orthopedie of intensieve medebehandeling op
afdeling geriatrische traumatologie.
30
Zoals beschreven in de richtlijn is het belangrijk om de geriater/internist ouderengeneeskunde te
betrekken bij de beslissing om niet te opereren: dit is een multidisciplinaire afweging, samen met
patiënt en familie. Perioperatieve zorg bestaat in feite niet bij conservatieve behandeling, maar in
dit geval wordt bedoeld dat geriater / internist ouderengeneeskunde meedenkt in de
besluitvorming conservatief danwel operatief behandelen.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 228
5
Registreerbaarheid
De variabelen zijn te herleiden uit de DHFA. De DHFA is te vinden als bijlage 1 bij dit hoofdstuk
indicatoren. Doordat de variabelen hieruit te herleiden zijn en dus niet dubbel te hoeven worden
vastgelegd, is de registratielast minder.
Mogelijke verstorende factoren
De werkgroep verwacht geen verstorende factoren (case-mix of bias) bij het meten van deze
indicator.
10
15
20
Mogelijke ongewenste effecten
De werkgroep verwacht geen ongewenste effecten bij het meten van deze indicator.
Literatuur
Nederlandse Vereniging voor Klinisch Geriatrie (NVKG). Richtlijn Comprehensive geriatric assessment bij consult en
medebehandeling. Addendum behorende bij de richtlijn CGA. Utrecht: Nederlandse Vereniging voor Klinische
Geriatrie (NVKG); 2013.
VMS.
Praktijkgids
Kwetsbare
Ouderen.
2009.
Geraadpleegd
via:
http://www.vmszorg.nl/_page/vms_inline?nodeid=4571&subjectid=6702&configid=6484
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 229
Indicator 4 proximale femurfractuur: Functionele uitkomst na een heupoperatie
Beschrijving
3.4 Functionele uitkomst na een heupoperatie
Operationalisatie
Gemiddelde functionele achteruitgang na operatie bij proximale
femurfractuurpatiënten >70 jaar
Teller
de som van het verschil in de ADL-score vóór de heupoperatie en de ADL-score 3
maanden na de heupoperatie bij proximale femurfractuurpatiënten >70 jaar
Noemer
aantal in de kwaliteitsregistratie opgenomen ouderen > 70 jaar met een proximale
femurfractuur
Type indicator
Uitkomstindicator
In- en exclusiecriteria
Kwaliteitsdomein
Meetfrequentie
Verslagjaar
Rapportagefrequentie
5
10
15
20
25
30
Inclusie:
Alle ouderen >70 jaar met proximale femurfractuur die operatieve
behandeling ondergaan
Exclusie:
niet operatieve behandeling; palliatief beleid;
Overlijden binnen drie maanden na operatie.
Veiligheid: het vermijden van veiligheidsrisico’s en fouten die schade
kunnen toebrengen aan patiënten en medewerkers.
Effectiviteit: het leveren van nauwkeurige en juiste zorg gebaseerd op
wetenschappelijke kennis.
Een keer per jaar
Eens per kalenderjaar
Een keer per jaar
Toelichting
Achtergrond en variatie in zorg
Er zijn aanwijzingen dat standaard geïntegreerde orthopedische of chirurgische en geriatrische
zorg voor 70-plussers opgenomen met een proximale femurfractuur de kans op herstel tot
oorspronkelijk functieniveau en ontslag naar oorspronkelijke woonsituatie verhoogt (Lundstrum
et al., 1998; Stenvall et al., 2007). Er zijn aanwijzingen dat standaard geïntegreerde orthopedische
of chirurgische en geriatrische zorg voor 70-plussers opgenomen met een proximale
femurfractuur de kans op mortaliteit na 30 dagen (Leung et al., 2011) en na 1 jaar vermindert
(Leung et al., 2011; Shyu et al., 2005). Het is aannemelijk/waarschijnlijk dat standaard
geïntegreerde orthopedische of chirurgische en geriatrische zorg voor 70-plussers opgenomen
met een proximale femurfractuur de kans op overlijden in het ziekenhuis vermindert. (Fisher et
al., 2006; Vidan et al., 2005).
Op de uitkomstmaten functionaliteit en mortaliteit is er bewijs dat geïntegreerde behandeling
leidt tot betere uitkomsten. Het is aannemelijk dat discriminatie tussen goede en mindere zorg
daarbij mogelijk is. Omdat voor oudere patiënten het functionele domein van groot belang is, is
ervoor gekozen om van dit domein een uitkomstindicator te ontwikkelen.
Definities
Voor het domein functionaliteit is gekozen voor de Katz-6 ADL-lijst:
1 Heeft u hulp nodig bij baden of douchen?
2 Heeft u hulp nodig bij het aankleden?
3 Heeft u hulp nodig bij het naar het toilet gaan?
4 Maakt u gebruik van incontinentiemateriaal?
5 Heeft u hulp nodig bij een transfer van bed naar stoel?
6 Heeft u hulp nodig bij het eten?
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 230
Per positief beantwoord item wordt een 1 gescoord (afhankelijk) en per negatief gescoord item
een 0 (onafhankelijk). De score wordt opgeteld om de mate van afhankelijkheid in het ADLfunctioneren weer te geven.
5
Registreerbaarheid
De Katz-6 ADL score bij ontslag en bij 3 maanden na ontslag zijn te herleiden uit de DHFA. Dit leidt
tot een verminderde registratielast, omdat variabelen niet dubbel hoeven te worden vastgelegd.
De DHFA is te vinden als bijlage 1 bij dit hoofdstuk indicatoren.
10
Mogelijke verstorende factoren
De werkgroep verwacht geen verstorende factoren (case-mix of bias) bij het meten van deze
indicator.
15
Mogelijke ongewenste effecten
De werkgroep verwacht geen ongewenste effecten bij het meten van deze indicator.
Literatuur
20
25
30
Fisher AA, Davis MW, Rubenach SE, et al. Outcomes for Older patients with hip fractures: the Impact of orthopedic and
geriatric medicine cocare. J. Orthop. Trauma. 2006;20:172-180.
Leung AH, Lam T, Cheung W, et al. An orthogeriatric Collaborative Intervention Program for Fragility Fractures: A
Retrospective Cohort Study. The journal of Trauma Injury, Infection and Critical care. 2011;71:5.
Lundstrum M, Edlund A, Lundstrom G, et al. Reorganisation of nursing and medical care to reduce the incidence of
postoperative delirium and improve rehabilitation outcome in elderly patients treaded for femoral neck fractures.
Scand J Caring Sci. 1998;13:193-200.
Shyu YI, Liang J, Wu CC, et al. A pilot investigation of the short-term effects of an interdisciplinary intervention program on
elderly patients with hip fracture in Taiwan. J Am Geriatr Soc. 2005;53(5):811-8.
Stenvall M, Olofsson B, Nyberg L, et al. Improved performance in activiteits of daily living and mobility after a multidisciplinary
postoperative rehabilitation in older people withfemoral neck fracture: randomized controlled trial with 1-year
follow-up. J. Rehabil.Med. 2007;39:232-238.
Vidan M, Serra JA, Riquilme G, et al. Efficacy of Comprehensive Geriatric Intervention in Older Patients Hospitalized for Hip
Fracture: A Randomized Controlled Trial. JAGS. 2005;53:1476-1482.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 231
4. Factsheets indicatoren colorectaal carcinoom
Indicator
1
colorectaal
carcinoom:
Medebehandeling
ouderengeneeskunde
Beschrijving
door
geriater/internist
4.1 Medebehandeling door geriater/internist ouderengeneeskunde
Operationalisatie
Is er voor patiënten met coloncarcinoom een protocol voor risico-screening op
functieverlies bij patiënten ≥70 jaar waarbij electieve colonchirurgie is
geïndiceerd?
Dit is bewerkstelligd door minstens een van de volgende twee opties:
a) een protocol waarbij geriatrische competenties worden toegevoegd aan de preoperatieve risico-inschatting door de anesthesioloog EN deelname van de geriater
aan het pre-operatieve multidisciplinair overleg
b) het getrapte model van screening op kwetsbaarheid en bij een positieve uitslag
een geriatrische beoordeling
Teller
nvt
Noemer
nvt
Type indicator
structuurindicator
In- en exclusiecriteria
nvt
Kwaliteitsdomein
Veiligheid: het vermijden van veiligheidsrisico’s en fouten die schade
kunnen toebrengen aan patiënten en medewerkers.
Patiëntgerichtheid: het respecteren van de unieke noden, wensen en
waarden van patiënten.
Meetfrequentie
Een keer per jaar
Verslagjaar
Eens per kalenderjaar
Rapportagefrequentie
Een keer per jaar.
5
Indien er sprake is van optie a  ga naar procesindicator 4.1a
Indien er sprake is van optie b  ga naar procesindicator 4.1bi en 4.1bii
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 232
4.1a Indicator 1a colorectaal carcinoom: Medebehandeling door geriater/internist
ouderengeneeskunde – preoperatieve screening
Beschrijving
4.1a Medebehandeling door geriater/internist ouderengeneeskunde - preoperatieve screening
Operationalisatie
Het percentage patiënten ≥70 jaar met coloncarcinoom dat op de pre-operatieve
polikliniek wordt gezien waarbij een risico-inschatting op geriatrische
problematiek wordt gedaan.
Teller
Het aantal patiënten ≥70 jaar met coloncarcinoom dat op de pre-operatieve
polikliniek wordt gezien waarbij een risico-inschatting op geriatrische
problematiek wordt gedaan.
Noemer
Het aantal patiënten ≥70 jaar met coloncarcinoom dat op de pre-operatieve
polikliniek worden gezien.
Type indicator
procesindicator
In- en exclusiecriteria
Inclusie:
-patiënten ≥70 jaar
-patiënten die zich presenteren met een coloncarcinoom en een hiervoor door de
chirurg worden gezien
Kwaliteitsdomein
Meetfrequentie
Verslagjaar
Rapportagefrequentie
Exclusie:
-patiënten die een spoedoperatie ondergaan wegens coloncarcinoom
Veiligheid: het vermijden van veiligheidsrisico’s en fouten die schade
kunnen toebrengen aan patiënten en medewerkers.
Patiëntgerichtheid: het respecteren van de unieke noden, wensen en
waarden van patiënten.
Continu
Eens per kalenderjaar
Een keer per jaar.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 233
4.1bi Indicator 1bi colorectaal carcinoom: Medebehandeling door geriater/internist
ouderengeneeskunde – getrapte model
Beschrijving
4.1bi Medebehandeling door geriater/internist ouderengeneeskunde – getrapte model
Operationalisatie
Het percentage patiënten ≥70 jaar met coloncarcinoom dat wordt gezien door de
chirurg voor electieve colonchirurgie, dat is gescreend op kwetsbaarheid in het
pre-operatieve traject.
Teller
Het aantal patiënten ≥70 jaar met coloncarcinoom dat wordt gezien door de
chirurg voor electieve colonchirurgie, dat is gescreend op kwetsbaarheid in het
pre-operatieve traject.
Noemer
Het aantal patiënten ≥70 jaar met coloncarcinoom dat wordt gezien door de
chirurg voor electieve colonchirurgie.
Type indicator
procesindicator
In- en exclusiecriteria
Inclusie:
patiënten ≥70 jaar
patiënten die zich presenteren met een coloncarcinoom en een hiervoor
door de chirurg worden gezien
Kwaliteitsdomein
Meetfrequentie
Verslagjaar
Rapportagefrequentie
Exclusie:
patiënten die een spoedoperatie ondergaan wegens coloncarcinoom
Veiligheid: het vermijden van veiligheidsrisico’s en fouten die schade
kunnen toebrengen aan patiënten en medewerkers.
Patiëntgerichtheid: het respecteren van de unieke noden, wensen en
waarden van patiënten.
Continu
Eens per kalenderjaar
Een keer per jaar.
5
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 234
4.1bii Indicator 1bii colorectaal carcinoom: Medebehandeling door geriater/internist
ouderengeneeskunde – getrapte model
Beschrijving
4.1bii Medebehandeling door geriater/internist ouderengeneeskunde – getrapte model
Operationalisatie
Het percentage patiënten ≥70 jaar met coloncarcinoom waarbij de screening op
kwetsbaarheid positief is en waarbij een geriater pre-operatieve beoordeling heeft
uitgevoerd.
Teller
Het aantal patiënten ≥70 jaar met coloncarcinoom waarbij de screening op
kwetsbaarheid positief is en waarbij een geriater pre-operatieve beoordeling heeft
uitgevoerd.
Noemer
Het aantal patiënten ≥70 jaar met coloncarcinoom waarbij de screening op
kwetsbaarheid positief is.
Type indicator
procesindicator
In- en exclusiecriteria
Inclusie:
-patiënten ≥70 jaar
-patiënten die zich presenteren met een coloncarcinoom en een hiervoor door de
chirurg worden voorzien
-patiënten die een geriatrische pre-operatieve beoordeling hebben gehad en
hierop positief scoorden
Kwaliteitsdomein
Meetfrequentie
Verslagjaar
Rapportagefrequentie
5
10
15
Exclusie:
-patiënten die een spoedoperatie ondergaan wegens coloncarcinoom
Veiligheid: het vermijden van veiligheidsrisico’s en fouten die schade kunnen
toebrengen aan patiënten en medewerkers.
Patiëntgerichtheid: het respecteren van de unieke noden, wensen en
waarden van patiënten.
Continu
Eens per kalenderjaar
Een keer per jaar.
Toelichting
Achtergrond en variatie in zorg
Doel van deze indicatorenset is om passende en adequate zorg te kunnen bieden aan alle
kwetsbare ouderen met een coloncarcinoom die door de chirurg worden gezien. Bij kwetsbare
ouderen is de kans op complicaties hoog. Het is daarom van belang dat alleen die ouderen worden
geopereerd waarbij de interventie bijdraagt aan de kwaliteit van leven, levensduur en/of
verbetering van het functioneren. Daarvoor is er beoordeling door een generalistische specialist
met ervaring op het gebied van geriatrie van belang. Enerzijds om (contra-) indicatie te
beoordelen, anderzijds om adviezen te geven voor optimale perioperatieve begeleiding.
De werkgroep is van mening dat de beoordeling van kwetsbare ouderen op verschillende
manieren kan worden vormgegeven in het ziekenhuis.
20
Een mogelijkheid (manier a) is dat alle patiënten ≥70 jaar met coloncarcinoom, die een indicatie
hebben voor electieve chirurgie, worden besproken in het multidisciplinair overleg, waarbij een
geriater betrokken is. Indien bij deze patiënten besloten wordt tot een operatie, dient er op de
pre-operatieve polikliniek een risico-inschatting te worden gedaan op geriatrische problematiek.
25
Een tweede mogelijkheid (manier b) is dat alle patiënten ≥70 jaar met coloncarcinoom op
kwetsbaarheid worden gescreend in het pre-operatieve traject, en dat bij de patiënten die positief
scoren hierop een geriater een pre-operatieve beoordeling uitvoert, zoals dat wordt gedaan bij
een CGA. In deze situatie is er ook meerwaarde van de aanwezigheid van de geriater bij het MDO,
echter dit is niet voorwaardelijk in de indicator opgenomen. Hoewel de toegevoegde waarde van
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 235
medebehandeling door een geriater niet is onderzocht in wetenschappelijke literatuur, is de
werkgroep van mening dat dit een standaard van goede zorg is voor kwetsbare ouderen.
5
10
15
20
25
Definities
Screening op kwetsbaarheid:
Screening op kwetsbaarheid gebeurt door een gevalideerd instrument. De werkgroep beveelt aan
één van de volgende instrumenten te gebruiken: ISAR-HP, VMS-bundel thema kwetsbare ouderen
of de G8.
Registreerbaarheid
De werkgroep is van mening dat deze combinatie van structuur- en procesindicatoren een
betrouwbaar beeld geeft van de implementatie van de richtlijn: ofwel, of geriaters daadwerkelijk
worden betrokken bij de behandeling van kwetsbare ouderen met coloncarcinoom.
De gegevens voor de structuurindicator zijn gemakkelijk na te gaan. De gegevens voor de
procesindicatoren kunnen worden gehaald uit de DOT’s, en uit de DSCA (DICA) registratie. De
werkgroep is van mening dat de tijdsinvestering voor het verkrijgen van de gegevens opweegt
tegen de waarde van de indicator.
Mogelijke verstorende factoren
De werkgroep verwacht geen verstorende factoren (case-mix of bias) bij het meten van deze
indicator.
Mogelijke ongewenste effecten
De werkgroep verwacht geen ongewenste effecten bij het meten van deze indicator.
Literatuur
N.v.t.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 236
Bijlage 1. DHFA
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 237
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 238
Hoofdstuk 13 Kostenoverwegingen: structurele geriatrische
medebehandeling bij proximale femurfracturen
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Kostenoverwegingen bij de behandeling van kwetsbare ouderen
Het is niet meer van deze tijd te denken dat de middelen in de gezondheidszorg oneindig zijn.
Binnen de gezondheidszorg wordt er dan ook naar gestreefd om met de beschikbare middelen
zoveel mogelijk gezondheidswinst te behalen en is in Nederland toenemende consensus over het
meenemen van doelmatigheid van de voorgestelde interventies. Specialisten als onderdeel van
de gezondheidszorg nemen daarin hun verantwoordelijkheid. Koppeling van doelmatigheid en
richtlijnen is een belangrijk onderwerp, doelmatig werken moet de kosten in de gezondheidszorg
beheersbaar houden. Daarom is het ook bij deze richtlijn belangrijk om kostenaspecten in
overweging te nemen. Het doel hiervan is te bewerkstelligen dat richtlijnen bijdragen aan het
betaalbaar houden van kwalitatief goede zorgverlening in Nederland.
Er is veel discussie over de wijze waarop de zorg voor kwetsbare ouderen in ziekenhuizen wordt
vormgegeven. De zorg wordt als versnipperd gezien, meer een eilandenrijk dan een
gestroomlijnde keten waarin specialisten multidisciplinair samenwerken. Besluitvorming over
noodzaak en zinvolheid van behandeling voor deze groep patiënten wordt te vaak niet in
multidisciplinair verband genomen. In het KNMG standpunt “Sterke medische zorg voor
kwetsbare ouderen” wordt aangegeven dat multidisciplinaire behandeling en regievoering
noodzakelijk is. Er is behoefte aan een betere implementatie en borging van een multidisciplinaire
samenwerking en goede samenwerking "over de keten".
Goede preoperatieve inschatting en behandeling van risico´s en goede (contra)- indicatiestelling
leiden tot aanzienlijk minder morbiditeit en mortaliteit, en daarmee ook tot kortere opnameduur,
minder verlies van functionaliteit en een kleinere kans op institutionalisatie. Goede afstemming
over de regievoering en afspraken over het revalidatietraject geeft voor de patiënt duidelijkheid,
en komt tegemoet aan de behoeftes van patiënten om één beschikbare verantwoordelijke arts in
ieder deel van het traject te hebben. Verder kan door in multidisciplinair verband afspraken te
maken over de zinvolheid van doorbehandeling, onnodige en overbodige zorg worden vermeden
wat de kwaliteit van leven van de patiënt ten goede komt (en potentieel kosten reduceert).
In deze richtlijn wordt aanbevolen om de multidisciplinaire behandeling bij kwetsbare ouderen
rondom een heupoperatie in een geïntegreerde multidisciplinaire setting te organiseren. Een
standaard geriatrisch assessment en daarmee structurele geriatrische medebehandeling maken
zijn hiervan een onderdeel. De richtlijnwerkgroep is zich ervan bewust dat een dergelijke
verandering van de organisatie van zorg en daarmee budgettaire consequenties heeft. In dit
hoofdstuk worden deze mogelijke budgettaire consequenties vereenvoudigd inzichtelijk gemaakt.
Gezien de beperkte ‘harde evidence’ en de onvermijdelijke aannames dienen de uitkomsten van
de analyse te worden geïnterpreteerd als richtinggevende schatting.
Heup Fractuur Programma
Heupfracturen bij oudere patiënten zijn een belangrijk probleem voor de gezondheidszorg in het
algemeen vanwege de relatief grote patiënten populatie, de hoge ziektelast van de aandoening
en de hoge kosten van de behandeling. In de periode 1981 – 2010 groeide het aantal patiënten
dat per jaar wordt opgenomen met een proximale femurfractuur van 7.614 naar 21.000 (Zielinski,
2014). Er wordt op basis van demografische ontwikkelingen verwacht dat het aantal
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 239
5
10
15
20
25
30
35
40
45
heupfracturen in 2005-2025 met 40,4% zal stijgen (van der Klift, 2003; Lanting, 2006; Folbert,
2011). De gevolgen van een proximale femurfractuur zijn ernstig: 25% van de patiënten overlijdt
binnen het eerste jaar na de fractuur. Hoe ouder de patiënt, hoe groter het risico is dat hij of zij
aan de gevolgen van de fractuur overlijd. Leeftijdsgebonden aspecten als comorbiditeit en
polyfarmacie maken de behandeling complex. Hierdoor zijn de risico’s op ernstige complicaties
aanzienlijk en kan functieverlies optreden bij de patiënt (Saltzherr, 2006; Folbert, 2011).
De huidige organisatie van acute zorg rondom de kwetsbare ouderen met een proximale
femurfractuur wordt nogal eens gekenmerkt door het ontbreken van uniformiteit met betrekking
tot behandelurgentie op de Spoedeisende Hulp en consultatie van meerdere specialismen bij
comorbiditeit. Standaard protocollaire behandeling met zorgpaden ontbreekt regelmatig, evenals
een multidisciplinaire proactieve benadering in samenwerking met de klinisch geriater / internistouderengeneeskundige om complicaties te beperken of te voorkomen. Daarnaast is de
doorstroming naar (revalidatie)bedden in verpleeghuizen in de meeste ketens niet
geoptimaliseerd hetgeen leidt tot een te lange opnameduur, met een verhoogd complicatierisico
en onnodige toename van kosten als gevolg. De richtlijnwerkgroep stelt dan ook voor om in
Nederland volgens (een aangepast) Hip Fracture Program (HFP) te gaan werken.
Bij opname dienen patiënten een Heup Fractuur Programma aangeboden te krijgen die bestaat
uit de volgende componenten:
geriatrische assessment;
snelle preoperatieve optimalisatie van de algehele conditie;
vroegtijdige identificatie van individuele doelen voor multidisciplinaire geriatrische
revalidatie om op korte termijn goede mobiliteit en daarmee onafhankelijkheid te
verkrijgen, en om ervoor te zorgen dat de patiënt terug kan naar de woonsituatie van voor
de opname alsmede het verkrijgen van gezondheid op lange termijn;
continue en gecoördineerde multidisciplinaire controle;
integratie van gerelateerde diensten, zoals geestelijke gezondheid, valpreventie,
osteoporosezorg, eerstelijns zorg en sociale diensten;
bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de klinische zorg- en dienstverlening gedurende alle
stadia van het zorgpad en de revalidatie, ook buiten de zorginstelling.
De werkgroep verwacht dat de kwaliteit van zorg zal toenemen met het inzetten van de
multidisciplinaire behandeling bij heup fracturen, maar heeft echter vastgesteld dat er geen
onderzoek is gedaan naar de kosteneffectiviteit van de multidisciplinaire behandeling in de
Nederlandse situatie. Tevens is de aanwezigheid van multidisciplinaire revalidatiezorg, zoals
geboden in Nederlandse verpleeghuizen, uniek. In Nederland worden patiënten snel ontslagen uit
het ziekenhuis waarbij ketensamenwerking en een goede indicatiestelling (Triage) voor
geriatrische revalidatiezorg zeer belangrijk zijn. Deze unieke vorm van het leveren van zorg wordt
niet weerspiegeld in de internationale literatuur. Folbert et al beschrijven dat in diverse
internationale studies gunstige effecten worden beschreven in de vorm van afname van het aantal
complicaties, van de mortaliteit binnen 30 dagen en van het aantal heropnames.
In een Nederlandse studie door Folbert e.a. (2011) werden de effecten van invoering van een
multidisciplinair behandelconcept voor patiënten van 65 jaar en ouder met een proximale
femurfractuur in Ziekenhuisgroep Twente onderzocht. Er werden 2 groepen patiënten van 65 jaar
en ouder met een proximale femurfractuur bestudeerd: een historische controlegroep (n=69)
opgenomen in de periode 1 april 2007 – 30 november 2009 en behandeld volgens reguliere
behandeling en een interventiegroep opgenomen in de periode 1 april 2009 – 30 november 2009
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 240
5
10
15
20
25
30
35
40
45
en behandeld volgens de multidisciplinaire behandeling. Volgens de onderzoekers werd de
reguliere manier van behandelen, gekenmerkt door onder andere een lage behandelurgentie op
de spoedeisende hulp, consultatie van meerdere specialismen bij comorbiditeit en pas consultatie
van een geriater bij ernstige postoperatieve verwardheid. De multidisciplinaire behandeling sloot
aan bij het hierboven beschreven Heup Fractuur Programma. Ligduur en doorstroom, complicaties
en heropnames en consultaties bij diverse specialismen werden waren de primaire
uitkomstmaten in deze studie.
Er werd geconcludeerd dat de invoering van een multidisciplinaire behandelaanpak niet in een
verkorting van de ligduur resulteerde, terwijl 16 procentpunt meer patiënten voor revalidatie in
een verpleeghuis werd opgenomen. Het aantal complicaties, met uitzondering van delier, nam af,
zij het niet significant. Het aantal heropnames binnen 30 dagen nam met 14 procentpunt af
(p=0,001). Daarnaast resulteerde de standaard medebehandeling van de geriater in een
vermindering van consulten bij andere specialismen. In de controlegroep werden vooral de
specialisten van de afdelingen interne geneeskunde, cardiologie, en longgeneeskunde
geconsulteerd. Er vond in de controlegroep bij 41% van de patiënten postoperatief geriatrische
consultatie plaats in verband met ernstige delier- en gedrag gerelateerde problemen. Door
geriatrische medebehandeling nam in de interventiegroep het aantal te consulteren specialismen
per patiënt af (niet significant), waarbij het effect voornamelijk zichtbaar werd in een afname van
het aantal consulten interne geneeskunde 10 procentpunt minder) en longgeneeskunde (8
procentpunt minder). In de interventiegroep werden cardiologen 3 procentpunt vaker
geconsulteerd dan in de controlegroep.
Budgettaire consequenties
Het standaard inzetten van de multidisciplinaire zorg levert een verbetering van de kwaliteit van
zorg op, maar zou ook kunnen leiden tot toename van de kosten en heeft daarmee budgettaire
consequenties voor ziekenhuizen. In onderstaande analyse wordt getracht een globale inschatting
te maken van deze daarmee budgettaire consequenties door de kosten van de reguliere
behandeling te vergelijken met de multidisciplinaire behandeling waarbij de volgende scenario’s
als uitgangspunt worden gekozen:
Scenario 1: Hoofdbehandeling door traumachirurg of orthopedisch chirurg +
medebehandeling door geriater bij complicaties en consult bij longarts, cardioloog of
internist
Scenario 2: Hoofdbehandeling door traumachirurg of orthopedisch chirurg + standaard
medebehandeling door geriater
Op basis van bovenstaande gegevens en uitgaande van 21.000 patiënten per jaar werd de
gemiddelde kosten van heupoperatie berekend. Het bovengenoemde Heup Fractuur Programma
kan worden gefinancierd door bij een heupoperatie standaard naast de verrichting standaard een
de medebehandeling door de klinisch geriater te declareren, dan wel deze in het zorgproduct op
te nemen. Dit betekend dat er geen kosten meer in rekening worden gebracht voor het
postoperatief consulteren van de klinisch geriater. Bij deze berekening werden de gemiddelde
verkoopprijzen van relevante DBC-zorgproducten uit 2013 gebruikt (zie onderstaande tabel).
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 241
Tabel 13.1 Gemiddelde verkoopprijzen relevante DBC-zorgproducten (2013)
Zorgproduct (dbc-zorgproductcode)
Gemiddelde prijs
Uitgebreide operatie bekken en/of heup tijdens een € 8.775
ziekenhuisopname bij letsel
Medebehandeling klinische geriatrie
€ 455
Raadpleging door ander specialisme via een bezoek tijdens opname
Controlegroep
Klinisch geriater
Internist
Cardiologie
Longgeneeskunde
41%
19%
26%
12%
€ 325
€ 100
€ 100
€ 125
Interventiegroep
N.v.t.
9%
29%
4%
Bron: www.opendisdata.nl
5
10
15
20
De gemiddelde kosten van heupoperatie werden als volgt berekend:
Scenario 1: ((21.000 * kostenheupoperatie) + (21.000 * 41% * consult klinisch geriater) +
(21.000 * 19% * consult internist) + (21.000 * 12% * consult longarts) + (21.000 * 26% *
consult cardioloog) / 21.000 = € 8.968
Scenario 2: ((21.000 * (kosten heupoperatie + mede behandeling klinisch geriater) + (21.000
* 9% * consult internist) + (21.000 * 4% * consult longarts) + (21.000 * 29% * consult
cardioloog) / 21.000) = € 9.273
De berekening laat zien dat de standaard medebehandeling van het klinisch geriater in de
multidisciplinaire behandeling leidt tot een toename van de gemiddelde kosten per behandeling.
Hierbij is de afname van het aantal heropnames binnen 30 dagen en een afname in het aantal
complicaties en de opnameduur niet opgenomen. Deze factoren leveren waarschijnlijk
aanzienlijke besparingen op die ruimschoots opwegen tegen de stijging van de gemiddelde kosten
per behandeling.
Beschouwing
De beschikbaarheid van het aantal geriaters en internist-ouderengeneeskundigen in de
Nederlandse ziekenhuizen is niet geïnventariseerd. Dit zou er toe kunnen leiden dat het op dit
moment niet mogelijk is om in heel Nederland de multidisciplinaire zorg voor kwetsbare ouderen
rondom een heupoperatie te implementeren conform de aanbeveling in deze richtlijn.
25
Literatuur
30
35
Folbert E, Smit R, Velde van der D, et al. Multidisciplinair zorgpad voor oudere patiënten met een heupfractuur: resultaten
van implementatie in het Centrum voor Geriatrische Traumatologie, Almelo. Ned Tijdschr Geneeskd.
2011;155:A3197.
Klift van der M, Burger H, de Laet CEDH, et al. Neemt het aantal mensen met osteoporose toe of af? Bilthoven:
Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid, RIVM; 2003.
Lanting LC, Stam C, den Hertog PC, et al. Hoe vaak komen heupfracturen voor en hoeveel mensen sterven eraan? Bilthoven:
Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid, RIVM; 2006.
Saltzherr TP, Borghans HJ, Bakker RH, et al. Proximale femurfracturen bij ouderen in Nederland in de periode 1991-2004:
incidentie, sterfte, opnameduur en schatting van de in de toekomst benodigde zorgcapaciteit. Ned Tijdschr Geneeskd.
2006;150:2599-604.
Zielinski SM, Bouwmans CA, Heetveld MJ, et al. The societal costs of femoral neck fracture patients treated with internal
fixation. Osteoporos Int. 2014;25(3):875-85. doi: 10.1007/s00198-013-2487-2. Epub 2013 Sep 27.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 242
Bijlage 1 Verslag invitational conference
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Verslag invitational conference richtlijn ‘Multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen
bij chirurgische ingrepen’ (12-12-2013)
Aanwezigen
Judith Wilmer (NVKG); Annette Kalf (NVKG); Jannet Mehagnoul (NVIC); Ellen Vreeburg (Verenso);
Marjan de Knoop (Ergotherapie NL); Lucelle van de Ven-Stevens (Ergotherapie NL); Marielleke
Spruijt (CZ); Jolanda Gehlen (VGZ); Jan Maarten van den Berg (IGZ); Willeke Helthuis (IGZ); Marit
Stüvel (DV&V); Jacqueline Schuur (NVKG); Nynke Veltman (NVKG); Christine koebrugge (V&VN);
Gerbrand Izaks (NIV); Hugo Wijnen (NVKG); Han Hegeman (NVvH/NVT); Helma van Grevenstein
(NVvH); Arend Arends (voorzitter, NVKG); Annemarie Hagemeijer (KiMS); Kristie Venhorst (KiMS)
Het preoperatieve traject bij operaties voor heupfracturen
Een heupfractuur bij ouderen is vaak onderdeel van een veel uitgebreider symptomencomplex.
Specialisten zouden niet alleen verantwoordelijkheid voor de heup, maar voor het geheel aan
symptomen de verantwoordelijkheid moeten nemen. Om hiervoor de juiste behandeling en
ondersteuning te kunnen bieden, dienen symptomen en risicofactoren reeds preoperatief
(multidisciplinair) in kaart gebracht te worden.
Bij een acute ingreep, zoals het opereren van heupfracturen, is het een knelpunt dat de operatie
binnen 24 uur plaats dient te vinden. Zeker 's avonds kan het lastig zijn om alle nodige informatie
te verzamelen. Het zou behulpzaam kunnen zijn als de richtlijn een checklist (zoals de Groningse
Frailty indicator of de Tilburgse Frailty Indicator) biedt waarmee de chirurg snel kan bepalen
wanneer een collega specialist geraadpleegd dient te worden. In de richtlijn dient daarnaast
duidelijk onderscheid te worden gemaakt tussen wat wenselijk is en wat een minimumnorm is.
Bij de indicatiestelling voor een operatie dient rekening te worden gehouden met het doel van de
operatie. Daarnaast dient shared decision-making een vaste plaats te hebben, waarbij er aandacht
is voor de mogelijke complicaties van behandeling en de behandelwensen van de patiënt. De
invulling en uitvoering van het traject wanneer er voor conservatieve behandeling wordt gekozen,
is mogelijk ook interessant om in de richtlijn te beschrijven.
Voor een goede opvang van kwetsbare ouderen dient er ook gedacht te worden aan het
instrueren van ambulancepersoneel en een goede inrichting van de SEH. Ook zou overwogen
kunnen worden om kwetsbare ouderen direct naar de traumatologie te vervoeren, zodat de
patiënt minder verplaatst hoeft te worden. Om achteruitgang van de gezondheidssituatie te
voorkomen, zou de patiënt niet te lang nuchter moeten zijn wanneer een operatie pas later plaats
kan vinden.
Wat betreft heupfracturen zou ook meer aan (val)preventie gedaan kunnen. Dit valt buiten het
bestek van de richtlijn, maar er kan wel naar verwezen worden.
Gedurende het gehele peroperatieve traject dient het duidelijk te zijn wie de hoofdbehandelaar
is, wie de regievoerder is en wie het aanspreekpunt is voor de patiënt en zijn/haar familie. Ook is
het gedurende het gehele traject van belang dat er juiste en tijdige overdracht plaatsvindt (van
eerste lijn naar tweede lijn, binnenshuis en van tweede lijn naar eerste lijn). Er vindt bijvoorbeeld
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 243
5
10
15
20
25
30
35
40
vaak geen goede overdracht plaats van de anesthesist aan de postoperatieve regievoerder. Ook
zouden er met huisartsen betere afspraken gemaakt kunnen worden over de
informatievoorziening bij verwijzing. Hierbij dient alle beschikbare informatie als medicatie,
geïdentificeerde risicofactoren en het zorgbehandelplan zo volledig mogelijk overgedragen te
worden.
Het postoperatieve traject bij operaties voor heupfracturen
Om kwetsbare ouderen na een heupoperatie zo spoedig mogelijk te laten revalideren, dient er
reeds voorafgaand aan de operatie in kaart gebracht te worden wat er moet gebeuren. De
preoperatief verzamelde informatie dient hiervoor op een duidelijke plek beschikbaar te zijn. Er
dient rekening te worden gehouden met wat iemand voor de operatie kon, wat iemand na de
operatie weer wenst te kunnen, waar de patient na ontslag naar toe gaat en hoe het is gesteld
met de mantelzorg. Dit dient zo snel mogelijk in kaart gebracht te worden i.s.m. paramedici. De
patiënt dient duidelijk geïnstrueerd te worden over wat er van de geriatrische revalidatie verwacht
kan worden. Het is belangrijk om te voldoen aan verwachtingsmanagement.
Het is belangrijk om zo spoedig mogelijk te starten met de revalidatie. De revalidatie bestaat naast
mobiliseren en bewegen (fysiotherapie) uit het beoefenen van de dagelijkse functionele
handelingen (ergotherapie). Ook dient er aandacht te zijn voor de voedingstoestand en het eten
en drinken (diëtetiek en logopedie). Het vooraf vaststellen van de ontslagdatum zou kunnen
bijdragen aan een meer gestructureerde aanpak waarbij naar het ontslag toegewerkt wordt. Voor
de richtlijn zou de wetenschappelijke literatuur over de meest ideale ontslagdag onderzocht
kunnen worden.
Postoperatief dient men zich er bewust van te zijn dat de acute fase bij kwetsbare ouderen vaak
langer duurt dan bij andere patiënten. Daarom dienen de vitale parameters ook na de
uitslaapkamer bewaakt te worden en dient er onder andere gezorgd te worden voor goede
voeding (i.s.m. diëtist), screening op delier, screening op pijn, valpreventie, medicatie
(polyfarmaciecheck) en antistolling.
Voor de postoperatieve zorg zijn geschiktheid van het personeel en de voorzieningen van het
ziekenhuis erg belangrijk. Het verpleegkundig personeel op de afdeling dient te beschikken over
geriatrische expertise (cultuur/bejegening en deskundigheid) en hier zo nodig bijscholing voor te
volgen, zo ook op het gebied van dementie, de ziekte van Alzheimer. Het verpleegkundig
personeel dient goed op de hoogte te zijn van de symptomen en risicofactoren die bij de preoperatieve screening geïdentificeerd zijn. Postoperatief wordt deze screening aangevuld. Voor de
continuïteit van zorg zijn verpleegkundig specialisten erg belangrijk. Een PA of casemanager zou
voor de regievoering kunnen zorgen. De financiering van geschikt personeel vormt op dit moment
vaak een probleem.
Om de zorg over de keten heen te kunnen evalueren, zou de complicatieregistratie in het
verpleeghuis voortgezet en aan het ziekenhuis teruggekoppeld moeten worden.
45
Het pre-operatieve traject voor colorectale chirurgie
De punten genoemd bij het pre-operatieve traject voor operaties van heupfracturen zijn deels ook
van belang bij het pre-operatieve traject voor colorectale chirurgie. Bij colorectale chirurgie is het
daarnaast ook belangrijk om voorafgaand aan de operatie een plan te maken om de
gezondheidssituatie van de patiënt te optimaliseren. Hierbij dient rekening te worden gehouden
met wat iemand voor de operatie kan en wat iemand na de operatie weer wenst te kunnen. Dit
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 244
5
geldt zowel voor het lichamelijk functioneren als voor het uitvoeren van dagelijkse activiteiten.
Om de tijd voorafgaand aan de operatie optimaal te kunnen benutten, is de rol van een
casemanager waar de patiënt vanaf het eerste moment een relatie mee op kan bouwen van extra
groot belang. Andere belangrijke aspecten zijn de expertise van het personeel, het hebben van
korte lijnen, de heteroanamnese en multidisciplinaire samenwerking.
Het is belangrijk om de verschillende behandelopties met bijbehorende consequenties met de
patiënt en zijn/haar familie te bespreken. Streven naar shared decision-making.
10
Voorafgaand aan colorectale chirurgie dient de patiënt door een multidisciplinair team besproken
te worden. Daarin dient ook een specialist ouderengeneeskunde of geriater vertegenwoordigd te
zijn. Iemand die de patiënt goed kent, zoals de huisarts of thuiszorg, zou ook betrokken kunnen
worden.
15
Belangrijke vragen voor de richtlijn zijn ‘hoe regel je de geriatrische inbreng in het behandelplan?’
en ‘hoe screen je op de noodzaak tot deze geriatrische inbreng?’.
20
25
30
35
40
45
Het postoperatieve traject voor colonchirurgie
De punten genoemd bij het postoperatieve traject bij heupfracturen gelden grotendeels ook voor
het postoperatieve traject bij colorectale chirurgie. Bij colorectale chirurgie dient men extra alert
te zijn op pijnsignalen en mogelijke complicaties zoals naadlekkages. Het herkennen van
complicaties is essentieel om het percentage heroperaties te verlagen. Uit de registraties blijkt dat
12% van deze patiënten een heroperatie dienen te ondergaan. Het speciaal inrichten van een
afdeling geriatrische chirurgie draagt hier mogelijk aan bij.
Het generieke peri-operatieve traject
Om te voorkomen dat de richtlijn alleen voor de specifieke casussen wordt geïmplementeerd,
dient duidelijk te worden gesteld welke aanbevelingen generiek gelden. Dit kan bevorderd worden
door de richtlijn te beginnen met het generieke deel, waarna dit wordt uitgelicht in de
hoofdstukken over de proximale femurfractuur en colorectale chirurgie.
Overige opmerkingen
Het onderwerp van de richtlijn omvat het peri-operatieve traject, deze begint bij de
indicatiestelling en loopt door tot de nazorg, die ook buiten het ziekenhuis plaats kan
vinden.
In de richtlijn moet duidelijk worden gedefinieerd wat wordt verstaan onder kwetsbare
ouderen. Bij voorkeur wordt hiervoor aangesloten bij de reeds bestaanden documenten (de
rapporten van VMS en KNMG). Bij de definiëring moeten niet alleen de kalenderleeftijd,
maar ook de biologische leeftijd, de gezondheidstoestand en de sociale omgeving worden
meegenomen. Mogelijk dat de richtlijn uit kan gaan van een stratificatie in leeftijdgroepen.
Het peroperatieve traject bevat ook relevante aspecten voor kwetsbare ouderen en zou
daarom ook in de richtlijn opgenomen kunnen worden. Hierbij kan worden gedacht aan
voorkeur voor medicatie, optimale ligpositie en preventie van delier.
Rapporten van de KNMG en VMS dienen als uitgangspunt voor de richtlijn te dienen.
Overlap van de inhoud van de richtlijn met deze rapporten dient vermeden te worden.
N.a.v. de richtlijn zou er gekeken moeten worden wat er additioneel nodig is in de SONCOS
normen.
In de richtlijn moet ook duidelijk worden vermeld welke belangrijke aspecten niet zijn
meegenomen/ hoe de richtlijn is afgebakend en waarom.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 245
-
5
10
15
20
De paramedici zouden in de werkgroep vertegenwoordigt moeten zijn.
Het multidisciplinair behandelen van kwetsbare ouderen wordt niet gedekt door DBC’s zoals
we deze op dit moment kennen: hierin zijn alleen hoofdbehandelaarschap en
medebehandelaarschap opgenomen, een DBC voor multidisciplinaire behandeling
ontbreekt. Ook laten DBC’s het momenteel niet toe om zorg te declareren die voorafgaand
aan de operatie wordt geleverd om de gezondheidssituatie van een patiënt te
optimaliseren. Gedurende het richtlijntraject zal hier met de relevante partijen (NZA,
zorgverzekeraars, DBC-onderhoud) overleg over plaats moeten vinden.
Aanvullend commentaar op het verslag
Er zou eventueel extra aandacht besteed kunnen worden aan de allochtone patiënten. De
ervaring in het verpleeghuis is dat deze mensen al op jongere leeftijd kwetsbaar zijn dan
autochtone ouderen.
Cognitieve problemen bij diverse ziektebeelden dienen onder de aandacht gebracht te
worden. Verpleegkundigen hebben bij de signalering hiervan een duidelijke rol. De
ergotherapeut zou de cognitieve problemen moeten evalueren, om beter vast te kunnen
stellen in hoeverre iemand in staat is zelfstandig (thuis) te functioneren.
Er moet ook aandacht worden besteed aan de VMS screening, op welk tijdstip deze
screening wordt afgenomen en welke interventies op basis van de screening gestart moeten
worden.
Het is onduidelijke wie het zorgbehandelplan maakt en op welk tijdstip (tijdens het MDO?)
In de richtlijn moet duidelijk zijn welke specialisten bij de multidisciplinaire behandeling
betrokken kunnen zijn.
Richtlijn multidisciplinaire behandeling van kwetsbare ouderen rondom chirurgische ingrepen 246
Download