1. ------IND- 2015 0433 PL- NL- ------ 20150811 --- --- PROJET Ontwerp VERORDENING VA N D E M I N I S T E R VA N L A N D B O U W E N P L AT T E L A N D S O N T W I K K E L I N G 1 van……………………………2015 inzake gedetailleerde voorwaarden voor de erkenning van marginale, plaatselijke en beperkte activiteiten2 Krachtens artikel 13, lid 2, van de wet inzake producten van dierlijke oorsprong van 16 december 2005 (Pools staatsblad van 2014 (1577)), wordt het volgende bepaald: § 1. De verordening bepaalt: 1) de specifieke voorwaarden voor de erkenning van marginale, plaatselijke en beperkte activiteiten, met inbegrip van productieomvang en -gebied evenals de geleverde hoeveelheid producten van dierlijke oorsprong aan detailhandelszaken die rechtstreeks aan de eindverbruiker leveren; 2) de veterinaire eisen waaraan moet worden voldaan bij de uitvoering van marginale, plaatselijke en beperkte activiteiten. 1 De minister van Landbouw en Plattelandsontwikkeling beheert het overheidsdepartement Landbouw, krachtens § 1, lid 2, punt 1, van de verordening van de eerste minister van 22 september 2014 betreffende het specifieke toepassingsgebied van de activiteiten van de minister van Landbouw en Plattelandsontwikkeling (Pools staatsblad, nr. 1261). 2 Deze verordening is aangemeld bij de Europese Commissie op....., onder het nummer...., in overeenstemming met § 4 van de verordening van de Raad van Ministers van 23 december 2002 betreffende de manier waarop het nationale systeem voor de aanmelding van normen en rechtshandelingen werkt (Pools staatsblad nr. 239(2039), en van 2004, nr. 64(597)), die de bepalingen ten uitvoer legt van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 204 van 21 juli 1998, blz. 37, zoals gewijzigd, PBEU, bijzondere uitgave in het Pools, hoofdstuk 13, vol. 20, blz. 337, zoals gewijzigd). –2– § 2. 1. Activiteiten genoemd in artikel 1, lid 5, onder b), punt ii, van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139, 30.4.2004, blz. 55, zoals gewijzigd; PBEU, bijzondere uitgave in het Pools, hoofdstuk 3, deel 45, blz. 14), hierna „Verordening nr. 853/2004”, worden erkend als marginaal, plaatselijk en beperkt, indien: 1) de handelszaak een van de volgende activiteiten uitoefent: a) het snijden van vers rundvlees, varkensvlees, schapenvlees, geitenvlees, paardenvlees, pluimveevlees of lagomorfen of b) het snijden van vers vlees van wild geschoten volgens de bepalingen van de jachtwet, of c) het snijden van vers vlees van gekweekt wild, of d) het produceren van gehakt, vleesbereidingen, of e) het produceren van vleesproducten, of f) het produceren van voorverwerkte of verwerkte visserijproducten, of g) het produceren van zuivelproducten of producten op basis van colostrum, gemaakt van melk of colostrum, verkregen van melkveebedrijven in de zin van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 853/2004 of van landbouwbedrijven die rauwe melk of colostrum voor rechtstreekse verkoop produceren, of h) het produceren van eiproducten na de voorverwerking of verwerking van eieren die van tevoren zijn gekookt in hun schaal, of i) het produceren van bereide maaltijden van producten van dierlijke oorsprong, genoemd onder a) tot en met h), of waarin deze producten worden gebruikt, op voorwaarde dat minstens één product van dierlijke oorsprong, dat tot de voornaamste ingrediënten van de maaltijd behoort, in dit bedrijf is geproduceerd; 2) het bedrijf houdt zich bezig met de verkoop van producten van dierlijke oorsprong, gedefinieerd onder punt 1), aan de eindverbruiker en de levering van deze producten aan andere detailhandelszaken die rechtstreeks aan de eindverbruiker leveren; 3) de leveringen genoemd in punt 2) mogen qua gewicht niet meer bedragen dan: a) 1 ton per week — in geval van vers rundvlees, varkensvlees, schapenvlees, geitenvlees, paardenvlees of vleesbereidingen of gehakt geproduceerd van dit vlees, b) 0,5 ton per week — in geval van vers pluimveevlees of lagomorfen of vleesbereidingen of gehakt geproduceerd van dit vlees, –3– c) 1,5 ton per week — in geval van vleesproducten, d) 0,5 ton per week — in geval van vers vlees van gekweekt wild of vleesbereidingen of gehakt geproduceerd van dit vlees, e) 0,5 ton per week — in geval van vers vlees van wild geschoten volgens de bepalingen van de jachtwet of vleesbereidingen of gehakt geproduceerd van dit vlees, f) 0,5 ton per week — in geval van visserijproducten, g) 0,5 ton per week — in geval van zuivelproducten of producten op basis van colostrum, in totaal, h) 0,15 ton per week — in geval van eiproducten, i) 1,5 ton per week — in geval van bereide maaltijden van producten van dierlijke oorsprong, genoemd in punt 1), onder a) tot en met h), of waarin deze producten worden gebruikt; 4) de productieplaatsen of verkoopplaatsen van producten van dierlijke oorsprong, genoemd in punt 1), en de detailhandelszaken die rechtstreeks aan de eindverbruiker leveren, bevinden zich in één regio of in aangrenzende gebieden die verschillende regio's vormen. 2. De dierenarts in het administratieve district waarin de handelszaak actief is in marginale, plaatselijke en beperkte activiteiten, kan op aanvraag van een dergelijke handelszaak goedkeuren dat de geleverde hoeveelheid producten, genoemd in lid 1, punt 3), onder d) tot en met f), binnen een bepaalde week is overschreden, op voorwaarde dat de jaarlijkse limiet voor deze leveringen wordt gerespecteerd, namelijk 26 ton voor elk van de volgende soorten producten: 1) vers vlees van gekweekt wild of vleesbereidingen of gehakt geproduceerd van dit vlees; 2) vers vlees van wild geschoten volgens de bepalingen van de jachtwet of vleesbereidingen of gehakt geproduceerd van dit vlees, 3) visserijproducten. 3. De verkoopplaatsen van producten van dierlijke oorsprong, genoemd in lid 1, punt 1), en detailhandelszaken die rechtstreeks aan de eindverbruiker leveren, kunnen zich bevinden in plaatsen/steden waar het kantoor van de regionale gouverneur of de regionale raad zijn geregistreerd, in regionale gebieden die grenzen aan de regio waarin deze producten worden gemaakt. –4– § 3. 1. De beperking die van toepassing is op marginale, plaatselijke en beperkte activiteiten, genoemd in § 2, lid 1, punt 4) en lid 3, is niet van toepassing op de verkoop aan eindverbruikers van producten van dierlijke oorsprong, genoemd in § 2, lid 1, punt 1), door handelszaken die marginale, beperkte en plaatselijke activiteiten uitoefenen op tentoonstellingen, feesten, beurzen voor het grote publiek en lokale (jaar)markten die worden georganiseerd om reclame te maken voor deze producten. 2. Entiteiten die marginale, beperkte en plaatselijke activiteiten uitoefenen en die producten van dierlijke oorsprong, genoemd in § 2, lid 1, punt 1) willen verkopen aan eindverbruikers op tentoonstellingen, feesten, beurzen voor het grote publiek en lokale (jaar)markten, genoemd in lid 1, moeten de dierenarts in het administratieve district verantwoordelijk voor het gebied waarin de verkoop plaatsvindt minstens 7 dagen voor de aanvang van de verkoop schriftelijk informeren over een dergelijke intentie. 3. De in lid 2 genoemde informatie bevat: 1) de voornaam en achternaam of de naam van de entiteit die zich bezighoudt met marginale, plaatselijke en beperkte activiteiten en het adres waar deze activiteiten plaatsvinden; 2) de details van de locatie en de periode waarbinnen de verkoop van producten van dierlijke oorsprong aan eindverbruikers, genoemd in § 2, lid 1, punt 1), zal plaatsvinden. § 4. 1. Vers vlees voor versnijding of het maken van vleesbereidingen, gehakt, vleesproducten evenals visserijproducten, eieren, rauwe melk en colostrum bestemd voor behandeling, voorverwerking of verwerking in marginale, plaatselijke en beperkte activiteiten — met betrekking tot het volgende: 1) vers rundvlees, varkensvlees, schapenvlees, geitenvlees en paardenvlees — moet afkomstig zijn van dieren die in een slachthuis zijn geslacht; 2) vers pluimveevlees of lagomorfen — moet(en) afkomstig zijn van dieren die geslacht zijn: a) in een slachthuis of b) op een landbouwbedrijf – op de manier beschreven in Verordening 853/2004, bijlage III, sectie II, hoofdstuk VI en onderworpen aan postmortemkeuringen door een officiële dierenarts op de manier beschreven in Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en aan de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke –5– oorsprong (PB L 139, 30.4.2004, blz. 206, zoals gewijzigd; PBEU, bijzondere uitgave in het Pools, hoofdstuk 3, deel 45, blz. 75, zoals gewijzigd), hierna „Verordening nr. 854/2004”, in bijlage I, sectie IV, hoofdstuk V, deel B – in geval van pluimvee dat later van de ingewanden is ontdaan en vogels, met uitzondering van loopvogels die niet als pluimvee worden beschouwd, maar die als landbouwhuisdieren worden gekweekt; 3) vers vlees van gekweekte jachtdieren — moet afkomstig zijn van dieren die geslacht zijn: a) in een slachthuis of b) op een landbouwbedrijf — op de manier beschreven in Verordening 853/2004, bijlage III, sectie II, hoofdstuk VI en onderworpen aan postmortemkeuringen door een officiële dierenarts op de manier beschreven in Verordening (EG) nr. 854/2004, bijlage I, sectie IV, hoofdstuk VII, deel B; 4) vers vlees van wild — moet afkomstig zijn van wild waarvan de karkassen: a) zijn geïnspecteerd door een persoon opgeleid voor het naleven van de bepalingen van Verordening nr. 853/2004 en — in geval van groot wild — verwijdering van de ingewanden op het jachtterrein op de manier beschreven in Verordening nr. 853/2004, bijlage III, sectie IV, hoofdstukken II en III, b) zijn geïnspecteerd door een officiële dierenarts op de manier beschreven in Verordening (EG) nr. 854/2004, bijlage I, sectie IV, hoofdstuk VIII; 5) visserijproducten — moeten voldoen aan de eisen beschreven in: a) Verordening nr. 853/2004, bijlage III, sectie VIII, hoofdstuk III, delen A en D en onder hoofdstukken IV en V, b) Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor bepaalde producten die onder Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad vallen en voor de organisatie van officiële controles overeenkomstig Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, tot afwijking van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 853/2004 en Verordening (EG) nr. 854/2004 (PB L 338, 22.12.2005, blz. 27, zoals gewijzigd), bijlage II, sectie I; –6– 6) rauwe melk — moet voldoen aan de eisen beschreven in Verordening nr. 853/2004, bijlage III, sectie IX, hoofdstuk I; 7) colostrum — moet voldoen aan de eisen beschreven in Verordening nr. 853/2004, bijlage III, sectie IX, hoofdstuk I, subsecties I en II; 8) eieren — moeten voldoen aan de eisen beschreven in Verordening nr. 853/2004, bijlage III, sectie X, hoofdstuk I. 2. Met betrekking tot entiteiten die zich bezighouden met marginale, plaatselijke en beperkte activiteiten alsook rechtstreekse verkoop mag voor productiedoeleinden gebruik worden gemaakt van producten van dierlijke oorsprong die zijn vrijgegeven voor rechtstreekse verkoop. § 5. De verordening van de minister van Landbouw en Plattelandsontwikkeling van 8 juni 2010 inzake gedetailleerde voorwaarden voor de erkenning van marginale, plaatselijke en beperkte activiteiten (Pools staatsblad, nr. 113, item 753) treedt buiten werking. § 6. De verordening treedt in werking op 1 januari 2016. MINISTER VAN LANDBOUW EN PLATTELANDSONTWIKKELING