Nieuwsbrief StOPnl In deze nieuwsbrief informeert StOPnl producenten over de ontwikkelingen naar aanleiding van het Lira-vonnis. De nieuwsbrief is dezelfde als leden van OTP hebben ontvangen en is door de partijen binnen StOPnl afgestemd. 1. Lira-vonnis 1.1. Op woensdag 27 augustus jl. heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de door Lira tegen UPC, Ziggo en Zeelandnet aangespannen procedure met RODAP als gevoegde partij. Lira stapte in februari 2013 naar de rechter omdat de grote kabelmaatschappijen de organisatie vanaf oktober 2012 geen auteursrechtelijke vergoeding meer betaalden. 1.2. De uitspraak is negatief voor de producenten. De rechtbank heeft geoordeeld dat scenarioschrijvers al hun auteursrechten bij voorbaat kunnen overdragen aan Lira en dat Lira dan vervolgens die rechten kan uitoefenen. Volgens de rechtbank geldt dit ook voor de primaire uitzendrechten van filmwerken waaraan een lid van Lira een bijdrage heeft geleverd. Na de overdracht aan Lira kan de scenarioschrijver zijn auteursrechten dus niet meer overdragen aan een producent of omroep. 1.3. Dit wijkt lijnrecht af van het standpunt dat RODAP in deze procedure heeft ingenomen. RODAP heeft zich beroepen op artikel 45d Aw waarin staat dat de makers van een filmwerk geacht worden aan de producent het recht overgedragen te hebben om dat filmwerk openbaar te maken, tenzij de makers en de producent schriftelijk anders overeengekomen zijn. Volgens RODAP verwerft dus een producent de uitzendrechten op een filmwerk, tenzij de producent en de desbetreffende maker samen zijn overeengekomen dat dat niet zo is. In dat licht zou een eerdere overdracht van zijn auteursrechten door de maker bij voorbaat aan Lira niet rechtsgeldig zijn. 1.4. Het standpunt van RODAP is gehonoreerd door de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam in het door Vevam vorig jaar gevoerde kort geding en het is gehonoreerd door de Advocaat-Generaal Verkade, in zijn adviesrol bij de Hoge Raad, in de Norma/NL Kabel-kwestie. 1.5. Bovendien is dit standpunt ook expliciet overgenomen door de Nederlandse regering, in haar rol van wetgever, in haar toelichting bij de laatste versie van het wetsvoorstel 480000374/12672336.1 Auteurscontractenrecht. Die toelichting luidt als volgt: "Artikel 45d, eerste lid, eerste volzin, is ongewijzigd. Dit betekent dat makers geacht worden de genoemde rechten te hebben overgedragen aan de producent, tenzij zij schriftelijk andersluidende afspraken hebben gemaakt. Artikel 45d waarborgt hiermee dat – behoudens andersluidende afspraken – de exploitatierechten worden geconcentreerd bij de producent, opdat hij kan contracteren met derden over de exploitatie van het filmwerk zonder daarbij afhankelijk te zijn van toestemming van makers of collectieve beheersorganisaties. Andersluidende afspraken blijven mogelijk, mits schriftelijk overeengekomen tussen de maker en de producent." 1.6. Ondanks deze duidelijke standpunten is de rechtbank tot een oordeel gekomen dat daar diametraal tegenover staat. Er zal dan ook hoger beroep of zogenaamde sprongcassatie tegen het vonnis ingesteld worden. 2. Praktische consequenties 2.1. Het vonnis heeft verschillende (on)praktische consequenties. In de eerste plaats hebben de producenten de afgelopen jaren een vergoeding betaald aan individuele scenarioschrijvers als tegenprestatie voor het overdragen door die scenarioschrijvers van hun auteursrechten, inclusief het recht om het filmwerk openbaar te maken. Volgens het vonnis van de rechtbank Amsterdam kunnen die scenarioschrijvers hun auteursrechten helemaal niet meer overdragen aan de producenten, omdat ze die al eerder hadden overgedragen aan Lira. Dit betekent dat de producenten vergoedingen hebben betaald aan scenarioschrijvers voor overdracht van rechten die zij helemaal niet hebben verkregen. Bovendien bestaat het gevaar dat dit de komende maanden zo zal blijven indien de wijze waarop door producenten met makers wordt gecontracteerd niet wordt gewijzigd. Over deze praktische consequenties vindt er de komende dagen intensief overleg plaats binnen StOPnl en RODAP, alsmede met de bij het vonnis betrokken kabeldistributeurs. 2.2. Het vonnis kent nog een praktische consequentie, die zeer relevant kan zijn voor de producenten. De rechtbank heeft immers het volgende systeem bedacht. Als het vonnis door Lira ten uitvoer wordt gelegd dan zullen de kabeldistributeurs vanaf begin november aan Lira een overzicht moeten doen toekomen vier weken voor uitzenddatum, waarin zij aangeven welke programma's zij voornemens zijn uit te zenden. Lira moet dan vervolgens binnen twee weken aangeven van welke programma's zij de auteursrechten bezit en per programma aangeven of Lira toestemming geeft voor uitzending. Het valt te verwachten dat Lira aan het verlenen van toestemming financiële voorwaarden zal verbinden. 2.3. Het voorgaande houdt in dat er in de twee weken voorafgaand aan de uitzending: (i) overeenstemming moet worden bereikt over de hoogte van de door Lira gevraagde vergoeding; (ii) dient te worden vastgesteld of er daadwerkelijk door de scenarioschrijver, die lid is van Lira, aan het desbetreffende programma is meegewerkt; (iii) dient te worden vastgesteld of die scenarioschrijver niet in dienst is van de 480000374/12672336.1 producent of van de omroep in haar rol als producent; 2/3 (iv) dient te worden vastgesteld of de desbetreffende scenarioschrijver zijn primaire openbaarmakingsrecht aan Lira heeft overgedragen. 2.4. Er zal ongetwijfeld medewerking gevraagd worden aan de producenten, omdat zij het beste weten welke scenarioschrijver(s) bij het desbetreffende programma betrokken is/zijn en omdat de producenten het beste weten of de werkzaamheden al dan niet vanuit een bestaand dienstverband zijn verricht. 2.5. Het behoeft geen toelichting dat het door de rechtbank bedachte systeem – mede gezien het korte tijdsbestek van twee weken vóór uitzending tot een aanzienlijke chaos kan gaan leiden. De kans dat dit gaat gebeuren wordt vergroot door het feit dat de rechtbank geen enkele indicatie heeft gegeven van de hoogte van de vergoeding (noch van de berekeningsgrondslagen) die de kabeldistributeurs aan Lira zouden moeten betalen om toestemming te krijgen. Als er geen toestemming wordt verleend door Lira dan mag de kabeldistributeur het programma niet uitzenden op straffe van een dwangsom van EUR 50.000 per dag. 2.6. Een van de mogelijkheden om deze voorspelbare chaos te voorkomen is het in overleg treden met Lira om overeenstemming te bereiken over een werkbare tussenoplossing, in afwachting van het oordeel in hoger beroep en/of cassatie. De belangenorganisaties van producenten die zijn vertegenwoordigd binnen StOPnl zullen in nauw overleg met RoDAP de ontwikkelingen volgen. StOPnl zal de aangesloten producenten hiervan de komende periode op de hoogte houden. 2.7. Later deze week vindt overleg plaats binnen RoDAP over de in de nabije toekomst voor de praktijk te gebruiken contract clausules. Nader bericht daarover zal volgen via de producentenorganisaties. Namens StOPnl 480000374/12672336.1 Dick van der Graaf 3/3