Informatie t.b.v. CGO product casus C – blok 1.3. Periode Leervragen - : Blok 1.3. casus C. : Voorbereiding conditie moeder. Hoe beoordeel je de klinische conditie van de vrouw in het derde en vierde tijdperk? Wat houdt perineuminspectie in? (denk aan protocol/standaard hechten) Wat is het beleid met betrekking tot urineren postpartum? (denk aan standaard/protocol katheteriseren) Klinische conditie Definitie klinische conditie: Tot nu toe hebben we nog geen definitie kunnen vinden. Controle in de directe (tot 2 uur na partus) post partum periode: Bloedverlies. De totale hoeveelheid vaginaal bloedverlies waarbij een hoeveelheid tot 1000cc als fysiologisch wordt beschouwd. 1000cc of meer wordt een fluxus post partum genoemd. Contractie van de uterus. Het contraheren van de uterus is uiterst belangrijk. Tijdens het contraheren wordt het wondgebied, waar de placenta in de baarmoeder heeft gezeten, dichtgedrukt en daarmee de bloeding gestelpt. Bij atonie van de uterus vormen zich bloedstolsels in de uterus die de contractie belemmeren. Bloeddruk en hartfrequentie; bij veel bloedverlies of afwijkingen al eerder dan een uur p.p. Inspectie perineum. Perineuminspectie Tijdens de geboorte van het kind kan het gebeuren dat er letsel ontstaat of dat er bewust ‘letsel’ is gekozen; een episiotomie. Bij de geboorte van het kind kunnen laesies ontstaan aan de vaginawand, bekkenbodemspieren, labia minora en cervix. Een cervixruptuur is weinig voorkomende complicatie. Laesie: (L) verwonding, beschadiging, letsel, blessure, kwetsuur. Om het letsel tijdens inspectie goed in beeld te kunnen krijgen, gaat de cliënte ontspannen met opgetrokken knieën en gespreide benen liggen zodat het perineum goed zichtbaar is. Met gaas kan het bloed voorzicht weg gedept worden, vegen dient te worden voorkomen daar dit erg pijnlijk is en de bloedstolling niet voorspoedigd. Wanneer de labia majora gespreid worden, zijn de labia minora en eventuele rupturen zichtbaar. Eventueel perineum- en/of vaginawand ruptuur kunnen worden gezien door met de vingers in de vagina de labia minora te spreiden. Inspectie gebeurt van boven naar beneden, waarbij het belangrijk is de top van de vaginawandruptuur goed à vue te krijgen. Doormiddel van een rectaal toucher kan men het wondgebied beter in beeld brengen, hierdoor kan de grote van het ruptuur worden bepaald. Verschillende rupturen Eerstegraadsruptuur. Huid is ingescheurd, onderhuidbindweefsel en spieren zijn onaangetast. Soms zijn er scheurtjes in de vaginawand te zien en/of schaafplekken door de druk van caput op slijmvlies. Dit is een graad die niet gehecht hoeft te worden. Tweedegraadsruptuur. Zowel huid, als onderhuidbindweefsel (subcutis) zijn gescheurd, bovendien zijn vaginawand en perineumspieren geraakt. Derdegraadsruptuur. Huid, subcutis, vaginawand, perineumspieren èn de kringspier (m. Sphincter ani externus) zijn (in) gescheurd Vierdegraadsruptuur. Huid, subcutis, vaginawand, perineumspieren, kringspier èn rectumslijmvlies is ingescheurd. Zowel derdegraads- als vierdegraadsrupturen worden onder algehele anesthesie gehecht. Episiotomie. Bij een episiotomie worden huid, subcutis, vaginawand en perineumspieren doorgeknipt en komt dus overeen met een tweedegraadsruptuur.1 Beleid m.b.t. urineren post partum 1 Als gevolg van de baring zijn de urethra en de blaashals vaak oedemateus, de blaaswand is hypotoon, de bekkenbodem is gevoelig en het perineum is soms pijnlijk, vooral na een vaginale kunstverlossing. Daardoor kan de kraamvrouw de eerste dagen soms moeilijk haar blaas legen en voelt ze geen aandrang tot plassen. Plassen kan ook branderig en pijnlijk zijn door perineumlaesies. Het gevolg is dat kraamvrouwen regelmatig last kunnen hebben van onvolledig leegplassen, urineretentie en overrekking van de blaas. Daardoor kan makkelijk een urineweginfectie ontstaan. Vooral de eerste dagen is het zaak te letten op de mictie; die moet in ieder geval binnen 6-8uur post partum zijn opgetreden. De eerste keren moet erop worden gelet dat de hoeveelheid urine normaal is. Een volle blaas kan een pijnlijke zwelling in de onderbuik veroorzaken en het urineren praktisch onmogelijk maken, met een verhoogd risico op urineretentie en overloopblaas. Mictieproblemen in de kraamperiode komen vooral voor na een langdurige vaginale baring. Grote perineumlaesies, episiotomie, vaginale kunstverlossing en epidurale anesthesie zijn risicofactoren voor residuvorming in de blaas. Residuvorming van 100-150 ml is de eerste dagen post partum normaal en komt ongeveer bij 4% van de kraamvrouwen voor. Het gestoorde mictiepatroon is het gevolg van een beschadiging van de nervus pudendus, dit herstelt zich spontaan. Normaliter zal de kraamvrouw binnen 6-8 uur spontaan een normale hoeveelheid plassen. Wanneer dat niet lukt, bestaat de kans op een overloopblaas. Hierbij is de blaas overmatig gevuld en raakt deze hypotoon, de kraamvrouw verliest onwillekeurige kleine beetjes urine maar kan niet uitplassen. Medicamenteuze behandeling van urineretentie is zinloos gebleken wanneer huismiddeltjes niet helpen, zoals kraan aanzetten of warme douche over de buik laten lopen, dan is katheteriseren geïndiceerd. Het beleid is daarbij eenmalig katheteriseren en de hoeveelheid afgelopen urine meten. 1 M. Prins et al. Praktische verloskunde. Houten, Bohn Stafleu van Loghum 2009, pag. 145 t/m 149 Vervolgens stimuleert men de vrouw iedere 2uur te gaan plassen en de hoeveelheid te meten: een normale hoeveelheid is circa 250-300 milliliter. Mocht spontaan en voldoende plassen niet lukken. Dan is opnieuw katheteriseren noodzakelijk. Bij een retentie van 700ml is het beter een verblijfskatheter in te brengen en de blaas enige dagen rust te geven om op tonus te komen. Na het verwijderen van de katheter wordt de retentie nog enige dagen bijgehouden. Dat kan met behulp van echoscopie gemeten worden, acceptabel is een residu van < 150ml. Na een week zijn de problemen van urineretentie meestal vanzelf opgelost.