1 Gemeente, Hemelvaart ligt direct in het verlengde van Pasen. Immers evenals op de paasdag is hier sprake van een verschijning van de opgestane Heer. Het enige verschil is, dat het althans volgens Lucas de laatste verschijning is. Het is daarom ook de vraag, of deze dag als een bijzondere feestdag beschouwd kan worden, want hier hebben wij toch eigenlijk niet met een bijzonder heilsfeit van doen. Toch noemen de oude geloofsbelijdenissen, zoals onze Apostolische Geloofsbelijdenis en de zogenaamde belijdenis van Nicea de hemelvaart als een afzonderlijk heilsfeit. Zoals een van de deelnemers aan een Bijbelkring eens opmerkte zijn die belijdenissen zeer sober, waar het het leven van Jezus betreft. Zo springt de Apostolische Geloofsbelijdenis, nadat deze uitvoerig stilgestaan heeft bij de geboorte van Jezus direct over naar zijn lijden onder Pontius Pilatus, terwijl deze geen oog lijkt te hebben voor het leven van Jezus en zijn rijke heilswerk. Maar na de opstanding wordt hierin wel zijn Hemelvaart genoemd. ‘Opgevaren ten hemel en zittende ter rechterhand van God, de almachtige Vader’. Blijkbaar heeft de christelijke gemeente aan dit gebeuren toch een bijzonder gewicht gehecht, dat het daarvoor een aparte dag heeft gereserveerd om dit feit te gedenken, zodat deze dag tot een algemeen erkende christelijke feestdag is geworden, al is ze dan wel dikwijls verworden tot een algemeen erkende christelijke fietsdag. Maar wat is er dan eigenlijk op die dag gebeurd? En wat is het, dat die dag toch tot een bijzondere dag maakt? Dit zijn nu twee vragen, die ons nu zullen bezig houden, zodat wij misschien een enigszins heldere kijk krijgen op dit gebeuren. Want evenals het Paasgebeuren en al die verschijningen, is ook dit gebeuren voor ons niet zo helder. De bekende theoloog Noordmans schrijft dan ook in een van zijn meditaties: ‘Die verhalen wekken bij ons veeleer de voorstelling van nevelen en wolken, die eerst moeten opklaren, voordat de volle dag kan aanbreken.’ Bovendien treffen we een bericht over de hemelvaart alleen in de geschriften van Lucas aan, namelijk aan het slot van zijn evangelie, en in het begin van zijn vervolgverhaal, namelijk het boek van de Handelingen van de Apostelen. Maar dat wil niet zeggen, dat er in de andere evangeliën niet een verschijning te vinden is, waarmee een definitief afscheid verbonden is. Maar dan vindt dat steeds op andere momenten plaats. Zo vertelt Mattheüs ons, dat Jezus hen in Galilea ontmoet op een berg, waarheen hij hen had ontboden. Hij openbaart zich dan aan hen als degene, aan wie alle macht is gegeven, zowel in de hemel als op de aarde. En dan zegt hij verder ook iets tegen hen. Vorig jaar hebben wij onder het genot van een kop koffie er met elkaar over gesproken, wat Jezus dan wel bij zijn afscheid tegen hen gezegd zou hebben. Bij Mattheüs geeft Jezus hun duidelijk een opdracht, namelijk om zijn boodschap onder alle volken te verbreiden en hen die aan die boodschap gehoor geven te dopen. En verder geeft hij hun de verzekering, dat hij bij hen zal zijn tot aan het einde van de tijden. Met deze woorden eindigt dan de laatste verschijning in dit evangelie. Marcus vermeldt in zijn evangelie in het geheel niet de hemelvaart. Want het slot van dit evangelie, waarin wel de hemelvaart genoemd wordt, is waarschijnlijk niet echt. Het ontbreekt immers in verschillende goede handschriften van het Nieuwe Testament. Het staat dan ook in de NBG vertaling tussen vierkante haken en onze NBV vertaling vermeldt in een noot dat het in verschillende handschriften ontbreekt. Het werkelijke slot is de verschijning aan de vrouwen met als laatste woorden ‘en zij waren bevreesd’. Wat daarna komt is een samenvatting van de verschijningen uit de andere evangeliën, toegevoegd door iemand, die dat evangelie blijkbaar incompleet vond. En dan hebben we nog Johannes. In dit evangelie is eigenlijk de verschijning aan Thomas de laatste verschijning, en het moment, waarop hij zijn leerlingen zijn laatste opdracht geeft is een 2 week eerder. Dat is dan tegelijk ook het moment, waarop zij de Heilige Geest ontvangen, zodat in dit evangelie het wel lijkt, alsof Pasen en Pinksteren op één dag vallen. De opdracht die hij hun dan geeft is om de zonden te vergeven, en daardoor het verzoenende werk van Jezus voort te zetten. Na de verschijning aan Thomas vinden we immers het eerste slotwoord, en het laatste hoofdstuk is er waarschijnlijk ook aan toegevoegd. In al deze evangeliën komen we dus een laatste verschijning tegen, maar het is alleen in het evangelie van Lucas, dat er uitdrukkelijk gesproken kan worden van een hemelvaart. Immers daar lezen wij de woorden: ‘Terwijl hij hen zegende, ging hij van hen heen en werd opgenomen in de hemel’. In zijn tweede boek, de Handelingen, spreekt Lucas nog wat uitvoeriger over de Hemelvaart en het is ook daar, waar hij spreekt van veertig dagen na Pasen. ‘Gedurende veertig dagen is hij in hun midden verschenen en sprak hij met hen over het koninkrijk van God.’ In het slothoofdstuk van zijn evangelie zouden wij nog de indruk kunnen krijgen, dat de Hemelvaart nog op de dag van de opstanding plaats heeft gevonden. Immers daar sluit hij direct aan bij de verschijning van Jezus in de bovenzaal op de avond van de Paasdag. Het is daar dat hij zijn leerlingen ook een opdracht heeft meegegeven, namelijk om te beginnen in Jeruzalem van Christus’ opstanding en zijn heilswerk getuigenis af te leggen. En het is ook daar, dat hij hun belooft de heilige Geest te zullen schenken. Want zij krijgen de opdracht om in Jeruzalem te blijven tot zij met de kracht uit de hemel zijn bekleed. Die belofte wordt dan in het bericht uit de Handelingen in een meer uitgebreide vorm herhaald. Daar wordt uitdrukkelijk gezegd dat zij gedoopt zullen worden met de Heilige Geest. Duidelijk is wel, dat Hemelvaart toch eigenlijk niet meer is dan één van de verschijningen van de opgestane Heer, verschijningen, die eigenlijk zeer persoonlijk zijn. Ze vinden steeds plaats in een besloten kring, zoals die van zijn leerlingen, of ook aan een iemand afzonderlijk, zoals aan Thomas en eerder aan Maria Magdalena. En zelfs na zijn Hemelvaart hebben mensen nog die ervaring gehad. Zo zegt Paulus ergens in zijn brieven, dat hij tenslotte ook aan hem is verschenen. En dan bedoelt hij daarmee waarschijnlijk die verschijning op de weg naar Damascus. Bovendien zijn die verschijningen ook zeer kortstondig. Als hij aan die twee mannen in Emmaüs is verschenen, dan verdwijnt hij onmiddellijk, nadat ze hem herkend hebben. Jezus kan dan ook in die tijd onmogelijk een intensieve omgang met zijn leerlingen gehad hebben, en nog veel met hen hebben gesproken. Toch heeft dit gebeuren van de Hemelvaart in de kerk aandacht gekregen. En zo komt nu onze tweede vraag aan de orde: wat is het, dat die dag toch tot een bijzondere dag maakt? Met andere woorden, wat is voor ons de betekenis van die dag? In onze belijdenis wordt uitgesproken, dat Jezus nu na zijn hemelvaart zit aan de rechter hand van God, de almachtige Vader. Maar wat houdt dat in? Om daarvan iets te begrijpen moeten wij nu onze aandacht richten op onze lezing uit het Oude Testament. In het boek Daniël komen wij een merkwaardig visioen tegen. Daniël ziet in zijn droom vier dieren verschijnen, waarmee dan vier rijken worden bedoeld. Het laatste dier is wreder dan de andere drie. En dan worden er in de hemel tronen neergezet en op een van die tronen nam een oude wijze plaats, die over die dieren zijn oordeel uitspreekt. Het vierde dier wordt dan gedood, terwijl de andere drie nog een tijdje in leven mogen blijven. Maar dan is het visioen nog niet ten einde, want Daniël ziet dan een figuur die er uitziet als een mens, die met de wolken van de hemel komt en voor de oude wijze wordt geleid. En die oude wijze gaf hem macht, eer en het koningschap. En dat koningschap was ook een eeuwig koningschap. In de uitleg van de droom, die volgt, is die oude wijze de hoogste God, en met die persoon die er uitziet als een mens wordt dan het volk van de heiligen van de hoogste God aangeduid, aan wie dan de heerschappij over de gehele wereld wordt gegeven. Waarschijnlijk zal in de tijd van Daniël deze profetie betrokken zijn op het door God 3 geheiligde volk Israël, dat in zijn tijd te lijden had de macht van het Syrische Rijk, waarvan zelfs een heerser eiste, dat het volk hem goddelijke eer zou bewijzen. De eerste christenen hebben deze profetie echter betrokken op de opgestane Heer, die van God de macht zou krijgen over de gehele wereld. Alle machten van deze wereld zouden hem onderworpen zijn. Paulus spreekt daar ook van in zijn brief aan de gemeente van Efeze. God heeft Christus, toen hij hem uit de doden had opgewekt, een plaats gegeven in de hemelsferen aan zijn rechterhand, hoog boven alle hemelse vorsten en heersers. Hij heeft alles aan zijn voeten gelegd en hem als hoofd over alles aangesteld. Het zitten aan de rechterhand van God wil dus zeggen dat hij deelt in de regering van God. Immers de stoel aan de rechter kant is de ereplaats. Dit wordt ook uitgedrukt in de bekende 110e Psalm in de woorden: Neem plaats aan mijn rechterhand, ik maak van je vijanden een bank voor je voeten. Door zijn hemelvaart wordt eigenlijk bevestigd, wat door de opstanding al geschied is. Je kunt dus zeggen dat Hemelvaart de bevestiging is van Pasen. Maar Hemelvaart bevat een nog rijkere boodschap. Gijsbert van den Brink en Kees van der Kooi, die recent een omvangrijke christelijke dogmatiek hebben geschreven, wijzen op twee andere aspecten van de betekenis van Christus’ hemelvaart voor ons. In de eerste plaats kunnen we zeggen, dat hierdoor duidelijk wordt, dat hij als de verhoogde Heer ons, de leden van zijn lichaam, van zijn gemeente bij God vertegenwoordigt. Hij is de priester, die niet alleen zijn leven voor ons heeft geofferd, maar die ook nu voor ons optreedt bij de Vader. Zijn zitten aan de rechterhand van God is dus een heilzame vertegenwoordiging. In de tweede plaats is na zijn hemelvaart de verhoogde Heer op een heel bijzondere wijze bij zijn gemeente. De slotwoorden van het Mattheüs evangelie spreken dat uit. ‘Zie ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding van de wereld. ‘ En volgens de woorden van Paulus is hij als hoofd over alles aangesteld, maar in het bijzonder voor de kerk, die zijn lichaam is, de volheid van hem die alles in allen vervult. Dat betekent, dat wij er zeker van mogen zijn, dat hij zijn gemeente beschermt en bewaart, en dat hij ook mensen naar zijn gemeente zal roepen en zijn gemeente zal bouwen. Dat mag dan voor ons tot troost en bemoediging zijn, nu wij geconfronteerd worden met een sterk afnemend ledental, en wij nu ook als Protestantse Gemeente van De Bilt aan inkrimping waar het menskracht en gebouwen moeten denken. Wij mogen er dan verzekerd van zijn, dat wij een Heer in de hemel hebben, die ons daarbij leidt door middel van zijn woord en niet te vergeten zijn Geest. Want het is door zijn geest, dat hij bij ons is en dat hij ons inspireert, ook inspireert tot het nemen van de juiste beslissingen. Evenals die leerlingen, die nu door Jezus naar het lijkt alleen gelaten worden, gaan wij nu op weg naar Pinksteren, naar het feest van de Geest. Eigenlijk schijnt het licht van Pinksteren op de slotwoorden van Lukas. Want uit niets blijkt toch eigenlijk, dat die leerlingen zich door Jezus alleen gelaten voelen. Een wezen zondag lijken zij niet nodig te hebben. Ze brachten hem immers hulde en keerden in grote vreugde terug naar Jeruzalem, waar zij zich niet bang terugtrokken in een of andere bovenzaal, zoals na Goede Vrijdag, maar voortdurend in de tempel waren om God te loven. Laten wij zo ook op weg gaan naar Pinksteren, God lovend in ons lied Gedreven door de Geest gaan wij getroost De weg van alle vlees, die onverpoosd De Zoon des mensen gaat, te allen tijde, 4 Tot Hij weer voor ons staat, Zoals Hij van ons scheidde AMEN