Drie Ieren in de Amerikaanse 42e divisie

advertisement
1
Een priester, een majoor en een dichter uit New York
vechten in de Grote Oorlog in de 42e (Rainbow) divisie
Door Eric R.J. Wils
De 42e (Rainbow) divisie is één van de bekendste Amerikaanse eenheden welke
in 1918 in Frankrijk hebben gevochten. Die bekendheid heeft met de naam van
de divisie te maken, maar ook met de mannen die ervan deel uitmaakten zoals
bijvoorbeeld de later legendarisch geworden generaal Douglas MacArthur. Een
van de vier infanterieregimenten van de divisie, het 165e, kwam uit New York.
Daarin zaten veel militairen van Ierse afkomst. Van de drukke wereldstad
gingen ze ‘Over There’ naar het Franse platteland. De New Yorkers beleefden in
de zomer van 1918 hun offensieve vuurdoop tijdens de Tweede Slag aan de
Marne. Veel monumenten zijn er niet opgericht voor het 165e regiment van de
Rainbow divisie, maar erin dienden wel drie militairen die hun sporen erin
hebben achtergelaten: priester Francis Duffy, majoor William Donovan en
dichter Joyce Kilmer.
De 42e (Rainbow) Divisie
Het reguliere Amerikaanse leger was in het voorjaar van 1917 veel te klein om een rol van
enige betekenis te kunnen spelen in de strijd aan het Westelijk Front. Naast het invoeren van
de dienstplicht werd, eind juli door president Woodrow Wilson besloten om de National
Guard eenheden van de afzonderlijke Amerikaanse staten onder federaal gezag te plaatsen.
Beroepsofficieren zoals generaal John Pershing zagen dat met de nodige reserve aan, want
de Guardsmen waren in hun ogen toch niet meer dan een soort weekend soldaten. Maar
sommige van die regimenten, zoals het Fighting Sixty-ninth uit New York, hadden wel
gevechtservaring opgedaan in de recente conflicten met het buurland Mexico.
Embleem van de 42e (Rainbow) divisie.
2
De 42e divisie werd in augustus 1917 samengesteld uit de beste National Guards eenheden
van 26 staten. De bijnaam van de divisie werd de Rainbow Division met een segment van de
regenboog als embleem. De gangbare verklaring is dat majoor Douglas MacArthur, toen
officier bij de generale staf in Washington D.C., die bedacht heeft met de uitspraak ‘so that a
division would stretch over the whole country like a rainbow’.1 MacArthurs ster zou snel
rijzen en hij werd in juli 1918 gepromoveerd tot brigadegeneraal in de divisie waarvan hij de
naam had bedacht.
Zoals iedere Amerikaanse divisie was de 42 e zo’n 28.000 man sterk en opgebouwd uit twee
infanteriebrigades. De 83e brigade werd samengesteld uit het 69e New York regiment
(omgedoopt tot het 165e) en het 4e Ohio regiment (werd het 166 e). De 84e brigade werd
gevormd uit het 4e Alabama regiment (werd het 167 e) en het 3e Iowa regiment (werd het
168e). De vier infanterieregimenten, met ieder 4.000 man, vormden de kern van de divisie.
Daarnaast waren er drie regimenten veldartillerie en verschillende bataljons met specifieke
taken.2
Het samenvoegen van eenheden uit het gehele land betekende nog geen gelijkgestemde
divisie. De verschillen tussen noord en zuid, stad en platteland waren daarvoor te groot. Het
165e regiment vocht als het 69e New York regiment mee in de Amerikaanse burgeroorlog. De
basis van het regiment werd grotendeels gevormd door katholieke Ieren. Tussen de New
Yorkers en de afstammelingen van de Johnny Rebels uit de zuidelijke staat Alabama boterde
het bepaald niet en de burgeroorlog werd in de trainingskampen af en toe nog eens
dunnetje overgedaan met onderlinge gevechten tot gevolg.
De divisie werd voor training samengebracht in Camp Mills in de staat New York en van
daaruit werd ze in oktober en november naar Frankrijk verscheept. Naar een muzikale hit uit
een show in New York werd het ‘Goodbye Broadway, Hello France’. 3
Affiche voor een populaire show in New York.
3
Zij was de vierde Amerikaanse divisie welke in Frankrijk aankwam na de reguliere 1 e en 2e
divisies en de 26e (Yankee) divisie, de National Guard troepen van de New England staten.
Een Frans legerkamp bij Coëtquidan in Bretagne werd de eerste pleisterplaats om daarna
snel per trein doorgestuurd te worden naar Rolampont in Lotharingen. Het trainingskamp
daar bevond zich ten zuiden van de plaats Chaumont, waar het Amerikaanse hoofdkwartier
was gevestigd. Het was een barre winter en de persoonlijke uitrusting was nog verre van
volledig.
De divisie werd in Rolampont getraind door Franse militairen. Het had beslist tot incidenten
geleid indien de Ierse New Yorkers bij de Britten zouden zijn ondergebracht. De Ierse afkeer
van hen uitte zich bijvoorbeeld door het verbranden van de zo hoognodige tunieken.
Weliswaar vervaardigd in Amerikaanse snit maar voorzien van Britse legerknopen.4 Sommige
verstokte Ieren leden liever kou dan rond te lopen met iets dat herinnerde aan het verfoeide
Albion.
In februari 1918 werd besloten dat de divisie onder Franse hoede de broodnodige
frontervaring diende op te doen in een relatief stil stuk front in Lotharingen, ten zuidoosten
van de stad Nancy. Begin maart stonden de mannen in de loopgraven bij Lunéville of,
verbasterd op zijn Amerikaans, Looneyville. De Franse instructeurs vonden de Amerikaanse
groentjes nogal nonchalant. Ook hielden ze er vaste patronen qua aflossing van wachtposten
en van proviandering op na, gewoonten die de Duitsers aan de overkant ongetwijfeld
noteerden.
In de loopgraven bij Lunéville vielen ook de eerste dodelijke slachtoffers. Behalve het
houden van missen in het veld begon nu pas daadwerkelijk het werk van een aalmoezenier
aan het front om pijn en verdriet proberen te lenigen.
De priester
In het katholieke geloof met zijn vele eeuwenoude rituelen is een priester de centrale figuur.
Dat geldt nog meer in tijden van oorlog. Wie anders dan hij kan een mogelijk laatste biecht
afnemen voor het Over the top gaan of het laatste sacrament toedienen vlak voor het
overlijden van een zwaargewonde. Voor de 47-jarige priester Francis Patrick Duffy uit een
Ierse wijk in de Bronx was dat een uitgemaakte zaak. Wanneer de New Yorkse Ieren de
oorlog ingingen, dan ging hij mee als aalmoezenier. Dat had hij al bijna 20 jaar eerder gedaan
in 1898 ten tijde van de Spaans-Amerikaanse oorlog.
Duffy was geen eenvoudige wijkpriester maar een katholieke intellectueel met een
academische titel. En bovenal trots op zijn Ierse afkomst. Voor een aalmoezenier speelt rang
een ondergeschikte rol en Duffy had niet alleen contact met de officieren zoals majoor
William Donovan, commandant van het eerste bataljon, maar ook met de lagere rangen
waaronder soldaat en dichter Joyce Kilmer. Duffy fungeerde als de spirituele spil van het
165e regiment, hoewel voor hem de oude nummering 69 voorop stond. Dáár zijn waar het
nodig was en met de brancardiers mee naar voren om zwaargewonden bij te staan. Voor zijn
activiteiten aan het front en daarachter, om het moreel hoog te houden, ontving Duffy tal
van onderscheidingen en werd hij de hoogst gedecoreerde aalmoezenier van het
Amerikaanse leger.
4
Foto van Francis P. Duffy in zijn oorlogsherinneringen. 5
De 42e divisie was nog geen week in de loopgraven van het bos Rouge Bouquet bij Lunéville
gestationeerd toen op 7 maart het 165e regiment werd getrakteerd op een Duitse
artilleriebeschieting. De mannen werden daardoor volkomen verrast en een dugout stortte
in. Er ontstond paniek in de gelederen temeer daar een artilleriebeschieting de voorbode
kon zijn van een Duitse aanval. De bedolven soldaten in de ingestorte dugout konden niet
allemaal snel worden uitgegraven en besloten werd dat dit voor 21 van hen maar hun graf
moest worden.
Duffy leidde een paar dagen later een herdenkingsmis en Kilmer schreef voor hen het
gedicht Rouge Bouquet dat werd voorgedragen op de plechtigheid. ‘Hun dood kwam
aangevlogen door de lucht’ zoals verwoordt in het eerste deel van het gedicht: 6
In a wood they call Rouge Bouquet
There is a new-made grave today,
Built by never a spade nor pick
Yet covered with earth 10 meters thick.
There lie many fighting men,
Dead in their youthful prime,
Never to laugh nor love again
Nor taste the Summertime.
For Death came flying through the air
And stopped his flight at the dugout stair,
Touched his prey and left them there,
Clay to clay.
5
Rouge Bouquet was echter nog maar een begin, de echte vuurdoop met het veroveren van
Duitse stellingen moest nog komen.
Strijd bij de rivier de Ourcq
Na 140 dagen in de loopgraven in Lotharingen werd de 42e divisie overgebracht naar de
Champagne. Ten noorden van Suippes werd samen met Franse eenheden verwoed
gevochten om het laatste Duitse offensief, met de codenaam Marneschutz-Reims, tegen te
houden. Dat offensief begon op 15 juli 1918, maar op 18 juli draaiden de Fransen de zaak al
om en werden de Duitsers teruggeslagen. Amerikaanse divisies hadden een belangrijk
aandeel in dit Franse offensief en ook de 42e divisie werd ingezet bij de Tweede Slag aan de
Marne.
De divisie loste op 24 en 25 juli de Amerikaanse 26 e (Yankee) divisie af die als onderdeel van
het Franse Zesde Leger was opgerukt tot het Forêt de la Fère ten zuiden van de rivier de
Qurcq (zie kaarten). In de toenmalige rapporten wordt vermeld dat de rivier circa zes meter
breed was, anno nu is het nog maar een beekje. In haar eerste offensieve actie van de oorlog
moest de divisie de aanval naar het noorden doorzetten. Ze voerde slag met op haar
linkerflank de Franse 62e divisie en op de rechterflank de Amerikaanse 28e divisie. Door de
Amerikaanse bereidwilligheid om aan te vallen werd dit middengedeelte van de AisneMarne saillant het toneel van zware gevechten. Een strijd die als een magneet de
beschikbare Duitse reserves aantrok met als gevolg dat er links en rechts gaten vielen
waarvan de Fransen konden profiteren.
Opmars van de Amerikaanse divisies in de Aisne-Marne saillant. In de witte gedeelten
vochten de Fransen.
In de zes dagen vanaf 26 juli 1918 vocht de 42 e divisie zich van de zuidkant van de Ourcq tot
aan de dorpen Seringes-et-Nesles en Nesles. Een afstand van zo’n vijf kilometer. Hevige strijd
werd geleverd door de mannen uit Alabama en Iowa van de 84e brigade in het Forêt de la
6
Fère en vooral om de boerderij Croix Rouge. De Duitsers maakten voor hun
verdedigingslinies veelvuldig gebruik van boerderijen die ze voorzagen van mortieren en
machinegeweren.
Op 28 juli werd de Ourcq overgestoken. Het dorp Sergy werd drie keer veroverd, maar
moest vervolgens kort na iedere verovering weer worden opgegeven. De inmiddels tot
brigadegeneraal van de 84e brigade opgeklommen Douglas MacArthur vergeleek, hoe kon
het ook anders, de strijd met de oorlog die het Amerikaanse leger tegen de indianen in het
wilde westen had gevoerd. Duitse mitrailleurposten werden beslopen en aangevallen door
het gooien van handgranaten of door een charge met de bajonet op het geweer. ‘Guts and
bayonets’ was het devies.
De 83e brigade met het 165e regiment diende het offensief van de 84e brigade te vervolgen.
De veldslag concentreerde zich op de eveneens versterkte boerderij Meurcy en de heuvels
ten noorden van het dorp Seringes-et-Nesles. Op 1 augustus 1918 werd de lijn bereikt waar
momenteel de departementale weg D2 weg naar de plaats Fère-en-Tardenois loopt. Op
2 augustus besloot de Duitse legerleiding tot een terugtocht van ongeveer 10 kilometer naar
de volgende natuurlijke barrière: de rivier de Vesle. Het was echter de beurt aan de
Amerikaanse 4e en de 32e divisies om de aanval voort te zetten toen de 42e divisie op
3 augustus van het front werd teruggetrokken.
Kaart van het strijdtoneel van de 42 e divisie in juli 1918.7 Omcirkeld twee versterkte
boerderijen.
Aan drie militairen van het 165e regiment werd in de oorlog de Congressional Medal of
Honor toegekend.8 Uit de andere drie regimenten van de 42 e divisie kreeg slechts één
soldaat die hoogste onderscheiding voor dapperheid. De New Yorkse sergeant Richard
7
O’Neill viel als eerste die eer te beurt voor een actie op 30 juli. Volgens de citatie viel hij met
zijn peloton een groep van 25 Duitsers aan, liep daarbij pistoolwonden op maar zette door
tot hij door bloedverlies niet meer verder kon. Hij overleefde de oorlog, maar op het langs
de D2 gelegen Oise-Aisne American Cemetery liggen heel wat mannen van het 165 e
regiment met typische Ierse namen zoals Fitzpatrick, McCarthy en O’Rourke die de bloedige
strijd om de Meurcy boerderij en het dorp Seringes-et-Nesles niet overleefden. In de
American Memorial Church van het dorp worden zo’n 400 namen van gesneuvelden op de
muren vermeld.
De Meurcy boerderij
Een bordje langs de D2 met de tekst ‘Chemin de la 42 ème Division infanterie U.S. RAINBOW
1918’ wijst de weg naar de Meurcy boerderij. Het is privéterrein maar de gedenktekens op
de boerderij zijn te bezichtigen. Buiten een goed onderhouden mortier vormt een plaquette
op de muur van een schuur de belangrijkste herinnering aan de strijd bij de Ourcq. De
plaquette werd op de Amerikaanse Memorial Day van mei 2001 hier opgehangen tijdens een
kleine ceremonie. Een veteraan van de 42 e divisie had de geschiedenis van de eenheid
nageplozen en de Veterans Memorial Foundation zover gekregen om een plaquette te laten
maken.9 De tekst geeft beknopt de strijd vanaf 26 juli weer, die begon bij de Croix Rouge
boerderij tot aan het dorp Seringes-et-Nesles. Daarbij vielen 6.459 slachtoffers waarvan
1.410 doden. Recent werd op 12 november 2011 bij de Croix Rouge boerderij eveneens een
moment geplaatst voor de daar gesneuvelde soldaten uit Alabama en Iowa.10
Plaquette aan de muur van een schuur van de Meurcy boerderij.
8
Bij de ingang van de Meurcy boerderij staat verder een grote gedenksteen voor de tweede
luitenant Oliver Ames Junior van het 165 e regiment. Hij sneuvelde op 28 juli bij de aanval
richting de boerderij. Ames kwam niet uit New York maar was geboren in Boston in 1895 en
studeerde in 1917 nog aan de universiteit van Harvard. Voor zijn acties op 27-28 juli werd
hem postuum het Distinguished Service Cross toegekend.
Ames was de adjudant van majoor William Donovan. Indien Duffy de geestelijke leidsman
was van de New Yorkse Ieren, dan was Donovan de krijgsheer. Duffy typeerde hem met de
woorden ‘Donovan is one of the few men I know who really enjoys a battle’.11 En Duffy
kende heel veel mensen.
De majoor
De op nieuwsjaardag van 1883 geboren William Joseph Donovan was voor de oorlog een
goed van de tongriem gesneden advocaat. Een ‘All American boy’ met Ierse wortels,
katholiek van geloof, sportheld tijdens zijn studie op de Columbia Universiteit, bemiddeld en
thuis in de kringen van Republikeinse Partij van New York. Hij koesterde politieke ambities
en een goede staat van dienst in het leger kon daarbij helpen. In 1916 trad hij toe tot de
National Guard van New York en deed mee aan de campagne in Mexico. Daar trad hij
duidelijk naar voren als een leiderstype.
Bataljonscommandant Wild Bill Donovan.
9
Ondanks het aanbod van een positie als kolonel in de staf van de 27 e divisie, koos hij ervoor
in 1917 bataljonscommandant te worden in het New Yorkse 69 e regiment dat als 165e
regiment werd opgenomen in de 42 e divisie. Donovan was atletisch en eiste ook van de
mannen in zijn bataljon een goede fysiek. Lange afstandmarsen en harde trainingen waren
niet uitzonderlijk. Het ging er daarbij soms wild aan toe en dat is een de verklaringen voor
zijn bijnaam ‘Wild Bill’. Een andere verklaring is zijn onverschrokkenheid op het slagveld.
Wild Bill is overigens geen ongebruikelijke naam in de Amerikaanse geschiedenis.
In de loopgraven van Rouge Bouquet viel Donovan op door zijn koelbloedigheid tijdens het
verrassingsbombardement door de Duitsers. Hij kreeg ervoor van de Fransen het Croix de
Guerre als zijn eerste onderscheiding. De Fransen waren daar overigens redelijk gul mee
voor hun Amerikaanse vrienden. Maar Donovan kreeg nog meer onderscheidingen. Voor zijn
optreden in de veldslag bij de Ourcq werd hem het Distinguished Service Cross opgespeld
door generaal Pershing, die hem nog wel kende van de campagne in Mexico.
Donovan eiste veel van zijn mannen maar ging daarbij voorop in de strijd. Hijzelf had
kennelijk een bewaarengel, want van zijn naaste medewerkers sneuvelde er wel eens
iemand zoals luitenant Ames op 26 juli 1918. De kogels vlogen op die dag langs Donovan
heen maar troffen Ames. Donovan bood daarna tijdelijk diens positie van adjudant aan Joyce
Kilmer aan, die dat accepteerde. Naast Donovan opereren was niet zonder gevaar, maar
volgens Duffy deed Kilmer deze stap met volle overtuiging. 12
De dichter
De 31-jarige Alfred Joyce Kilmer was niet geboren in New York, al had hij er wel aan de
Columbia Universiteit gestudeerd.13 Hij was van huis uit ook geen katholiek maar wel
religieus opgevoed in het Anglicaanse protestantisme. Gevraagd naar zijn Ierse wortels
antwoordde hij eens van half-Ierse afkomst te zijn. In 1910 was hij in New York gaan wonen
en werkte daar als journalist en redacteur voor de New York Times. Maar zijn passie lag bij
de dichtkunst. Hij was getrouwd en had kinderen. Door een ongeneeslijke ziekte van zijn
dochter werd hij in 1913 aangetrokken door het katholieke geloof en bekeerde zich.
Kilmer werd beschouwd als een van de belangrijkste Amerikaanse katholieke dichters en
intellectuelen van zijn tijd. Zijn vooroorlogse gedicht Trees wordt meestal geciteerd dat
eindigt met de regels:
Poems are made by fools like me
But only God can make a tree.
Kilmer volgde de in 1914 uitgebroken oorlog op de voet en verwerkte gebeurtenissen ook in
zijn gedichten zoals het torpederen van de Lusitania op 7 mei 1915 in het gedicht White
Ships and the Red. Direct na de deelname van Amerika aan de oorlog nam hij dienst in de
National Guard van New York. In Frankrijk schreef hij nog slechts vijf gedichten en kan dan
ook eigenlijk niet als een War Poet worden beschouwd. Zijn laatste gedicht The Peacemaker
dateerde van 14 juni 1918. Het gedicht Rouge Bouquet is nog wel bekend maar heeft nooit
die internationale status gekregen als het gedicht I have a rendez-vous with death van zijn
landgenoot Alan Seeger.
De gestudeerde Kilmer viel als bijna vanzelfsprekend op in het 165e regiment, werd snel
gepromoveerd tot sergeant en verbonden aan de inlichtingensectie. Hij kreeg het aanbod
10
om een officiersopleiding te volgen, maar dat hield in dat hij enkele maanden zijn bataljon
moest verlaten en wellicht daar ook niet meer als officier zou terugkregen. Er ontstond
tevens een nauwe band met Father Duffy, twee katholieke intellectuelen die elkaar in de
loopgraven vonden om over geloof en de kerk te discussiëren. Kilmer begon ook aan het
opschrijven van de oorlogsherinneringen van het regiment, hetgeen door Duffy werd
voorgezet.
Sergeant Joyce Kilmer.
Kilmer werd op 30 juli door het hoofd geschoten tijdens een verkenningsmissie die hij samen
met Donovan uitvoerde in de omgeving van het dorp Seringes-et-Nesles. Donovan was
vooruit geslopen en vond de gedode Kilmer op zijn weg terug. Father Duffy leidde voor zijn
vriend de begrafenismis. Aan Kilmer werd later het Croix de Guerre toegekend. Op de
plaquette aan de schuur van de Meurcy boerderij zijn de laatste regels van het gedicht
Rouge Bouquet toegevoegd die eindigen met Farewell, een woord dat iedere gevallene kan
worden toegeroepen:
Comrades true, born anew, peace to you!
Your souls shall be where the heroes are
And your memory shine like the morning-star.
Brave and dear,
Shield us here.
Farewell!
11
Kilmer werd naast Ames begraven op een heuveltje bij een nog overeind staand bosje, zodat
hij in de buurt van zijn geliefde bomen lag. Hij werd later herbegraven op het Oise-Aisne
American Cemetery. Ook Ames ligt daar naast vele anderen van de 42 e divisie. Op de
begraafplaats staan 6.012 grafkruisen. Aan geen van de gesneuvelden werd het Medal of
Honor toegekend, personen die in de beschrijvingen van de Amerikaanse begraafplaatsen
altijd worden genoemd. Op de huidige folder wordt alleen het graf van Kilmer aangeduid als
een postume ode aan de dichter van Trees.
Kilmer schreef na het overlijden van de Britse dichter Rupert Brooke, in 1915 op weg naar
Gallipoli, een gedicht ter herinnering aan hem. Daarin staan de regels:
Where, on a warrior’s grave, a lyre is hung.
We keep the echoes of his golden tongue,
We keep the vision of his chivalry.
Anders dan op de Britse grafstenen is er op de Amerikaanse grafkruisen geen plaats voor een
epitaaf, want dan zou die tekst op Kilmers graf hebben kunnen staan. Maar Kilmer was
evenals Rupert Brooke geen echte ‘warrior’ zoals Wild Bill Donovan. Door het gedicht Trees
is zijn naam wel blijvend verbonden aan parken en wouden zoals het in 1936 geopende
Joyce Kilmer Memorial Forest.
Het grafkruis van Joyce Kilmer op het Oise-Aisne American Cemetery (plot B.9.15).
12
Legendevorming
Na de Marne vocht de 42e divisie mee in de grote Amerikaanse offensieven in de SaintMihielsaillant en de Argonne. Op 11 november eindigde haar strijd bij Sedan, maar de oorlog
was nog niet helemaal voorbij en de divisie werd uitgekozen om onderdeel te vormen van de
geallieerde bezettingsmacht op de westelijke Rijnoever.
Father Duffy en William Donovan overleefden de oorlog maar keerden pas eind april 1919
huiswaarts. Voor meer dan 2.800 man van de Rainbow divisie was dat niet het geval, daarbij
waren er bovendien nog bijna 12.000 gewonden te betreuren.14 Ook Donovan raakte op
15 oktober 1918 zodanig gewond aan zijn been in een gevecht in de Argonne dat hij tegen
zijn wil van het slagveld moest worden afgedragen. Voor zijn optreden daar werd hem eind
1922 het Medal of Honor toegekend.
De 42e divisie werd na thuiskomst ontbonden, de Rainbow loste letterlijk op en de
onderdelen vertrokken naar hun thuisstaten. Donovan was inmiddels bevorderd tot kolonel
en had het bevel over het 165e regiment verkregen. Hij leidde de overwinningsparade van
het regiment door de straten van New York. Een spandoek in de parade gaf 650 Gold Stars
aan, het aantal gevallenen in het regiment. 15 Joyce Kilmer maakte de parade niet meer mee,
al had hij zich er in het gedicht When the Sixty-ninth comes back wel een voorstelling van
gemaakt. In dit lange gedicht staat veelvuldig de regel ‘New York will be seen one Irish green
when the Sixty-ninth comes back’.
Donovan en de officieren van The Fighting 69th stellen zich op voor de
overwinningsparade in New York.
13
Duffy vervolgde de door Kilmer begonnen oorlogsherinneringen en in 1919 verscheen het
boek Father Duffy’s Story. A Tale of Humor and Heroism, of Life and Death with the Fighting
Sixty-ninth. Daarbij bleef het echter niet. De oorlog van Duffy en zijn regiment werden nog
diverse malen het onderwerp van een boek. 16 In 1940, aan de vooravond van een nieuwe
Amerikaanse deelname aan een wereldoorlog, figureerde Duffy in de film The Fighting 69th
met in de hoofdrol de toen populaire filmster James Cagney. Die speelde een fictief
personage van een ongedisciplineerde en zich drukkende New Yorker die door Duffy op het
juiste patriottistische spoor werd gezet en een oorlogsheld werd. Clips van de film zijn op
YouTube te zien.
Terug in New York werd Duffy priester in de Holy Cross Church in Manhattan, een kerk in het
theaterdistrict. Voor hem werd het dus vrijwel letterlijk ‘Goodbye France, Hello Broadway’.
Hij overleed in 1932 als een legende en was de Fighting Chaplain geworden. De Saint-Patrick
kathedraal was afgeladen tijdens de begrafenisdienst en meer dan 25.000 mensen stonden
buiten op Fifth Avenue. In een hoek van Times Square werd voor hem een standbeeld
opgericht. Sinds 1937 staat hij daar blootshoofd in legeruniform met de bijbel in zijn hand
voor een groot Keltisch kruis.
Het standbeeld van Father Duffy op Times Square in New York.
14
Father Duffy als The Fighting Chaplain in een stripverhaal.
Donovan verliet de militaire dienst en ging werken in het Amerikaanse justitieapparaat. Hij
hoopte te profiteren van zijn oorlogsroem en deed vergeefs een gooi naar de positie van
gouverneur van de staat New York. Zijn volgende moment van glorie kwam, weliswaar in het
geheim, in de Tweede Wereldoorlog als het hoofd van het Office of Strategic Services (OSS),
de voorloper van de huidige Central Intelligence Agency (CIA). Hij werd de ‘Spymaster’, de
man die honderden agenten uitstuurde om informatie te verzamelen en sabotage te plegen.
In de rang van majoor-generaal verliet hij de spionagedienst. Voor hem geen standbeeld in
New York. Wel werd zijn staat van dienst uitgebreid met de Distinguished Service Medal en
de National Security Medal.
Donovan overleed op 76-jarige leeftijd in 1959, hij ligt begraven op de nationale
begraafplaats Arlington bij de hoofdstad Washington. Father Duffy was allang heengegaan
en kon hem dus op zijn sterfbed niet nog de laatste sacramenten toe dienen maar een tot de
orde van de Dominicanen behorende broer van Donovan zorgde daarvoor. Ook kon Duffy
hem niet meer herinneren aan een gesprek tussen hen beiden tijdens de strijd bij de Ourcq
in 1918. Eén van Donovans mannen had hem omschreven als ‘Wild Bill is a son of a bitch, but
he is game one’. 17 Donovan antwoordde toen ‘Well Father, when I’am gone write that as my
epitaph’. Het staat helaas niet op de grafsteen.
15
Noten
1
MacArthur, Douglas, Reminiscences, London, 1964, p. 46.
Cooke, James J., The Rainbow Division in the Great War, 1917-1919, Westport,
Connecticut, 1994, p. 247-249.
3
Zie voor de tekst: http://www.firstworldwar.com/audio/goodbyebroadway.htm. Op
YouTube is een uitvoering geplaatst.
4
Cooke, p. 41.
5
Duffy, Francis P., Father Duffy’s Story. A Tale of Humor and Heroism, of Life and Death with
the Fighting Sixty-ninth, New York, 1919. Het boek is van internet te downloaden.
6
Kilmer, Joyce, Poems, Essays and Letters, New York, 1919. With a memoir by Robert Cortes
Holliday. Gedichten van Joyce Kilmer zijn deels te downloaden van de websites
http://www.poemhunter.com/joyce-kilmer/poems/ en http://www.bestpoems.net/joyce_kilmer/index.html.
7
Cooke, p. 119.
8
Website van de Congressional Medal of Honor Society, http://www.cmohs.org/.
9
Website van de Rainbow Division Veterans Memorial Foundation, www.rainbowvets.org/.
10
Website van de Croix Rouge Farm Memorial Foundation, http://croixrougefarm.org/.
11
Duffy, p. 270.
12
Duffy, p. 192-193.
13
Cargas, Harry J., I Lay Down My Life, Biography of Joyce Kilmer, Boston, 1964.
14
Shay, Michael E., The Yankee Division in the First World War, College Station, Texas, 2008,
p. 223. Shay vergelijkt de verliescijfers van de 1 e , 2e, 26e en 42e divisies.
15
Duffy, p. 329.
16
Harris, Stephen L., Duffy’s War, Fr. Francis Duffy, Wild Bill Donovan and the Irish Fighting
69th in World War I, Washington D.C,. 2006. De bibliografie vermeldt nog vijf eerder
verschenen boeken.
17
Duffy, p. 220.
2
___________________________________________________________________________
▬ © 2014 - Eric R.J. Wils. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur.
Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk voorafgaande schriftelijke
toestemming vereist van de auteur. Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit emailadres
aan de auteur worden voorgelegd. Dit artikel is eerder geplaatst in het septembernummer
van 2014 van De Groote Oorlog, het huisorgaan van de Western Front Associatie
Nederland.
Download