Hoorcollege week 7a, 13 oktober, erf- en schenkbelasting Het erfrecht van versterf is te vinden in het Burgerlijk wetboek boek 4. Er zijn vier groepen, parentelen, als er geen testament is gemaakt wordt er geërfd aan de hand van die groepen. Groep 1, zijn de echtgenoten en kinderen. Ze erven volgens gelijke portie. Groep 2, ouders en de afstammelingen van de ouders ( de broers en zussen)(als een broer of zus is overleden komt het kind van die broer/zus er voor in de plaats) Groep 3, ooms en tantes Groep 4, over groot ouders. In het burgerlijk wetboek is geregeld dat er gekeken moet worden naar de verwantschap, die verwantschap wordt berekenend aan de hand van een stamboom. Waar vanaf van de overleden persoon wordt geteld naar de ervende persoon. Hoeveel verticale schakels er tussen zitten is een graad van verwantschap. Echter wordt er niet verder gerekend dan de zesde graad van verwantschap. Het burgerlijk recht stelt wanneer je zevende graads erfgenaam bent erf je niet, dan vervalt de erfenis aan de staat. Dat vind pas plaats na de zesde graad van verwantschap. Versterfrecht is het erfrecht dat geregeld wordt in het burgerlijk recht. er is sinds kort een regeling opgenomen in het BW in het voordeel van de langstlevende echtgenoot. Stel een echtgenoot sterft, de langstlevende echtgenoot erft alles en er wordt pas erfenis uitgekeerd aan de kinderen en andere erfgenamen als de langstlevende echtgenoot sterft. Dit beschermd de langstlevende echtgenoot immers door eerdere uitbetaling zou de langstlevende echtgenoot in de financiële problemen kunnen komen. Erven via testament In je testament kan je in principe iedereen laten erven of juist uitsluiten van erven. Je kan je kinderen wel onterven, echter hebben zij wel altijd recht op een legitieme portie. Echter kinderen moeten zich daar wel op beroepen. De legitieme portie is de helft wat ze zouden hebben geërfd volgens versterfrecht. Je kan iedereen dus onterven behalve je kinderen, die hebben recht op een legitieme portie. Een uitzondering daarvoor is als het kind een misdrijf heeft gepleegd tegen de overleden persoon. Als een kind een misdrijf heeft begaan tegen de overleden persoon en daar minimaal een gevangenisstraf van een maand op gesteld is. vervalt het recht op de legitieme portie voor dat kind. Dit blijkt ook uit de jurisprudentie denk aan het arrest "Junkzoon". Huwelijksgoederenrecht Huwelijks goederenrecht is van toepassing als je getrouwd bent of geregistreerd partnerschap bent aan gegaan. Als je geen huwelijkse voorwaarden maakt, dan ben je getrouwd in algehele gemeenschap van goederen. Zodra er gescheiden wordt dan wordt het gehele gemeenschap van goederen verdeeld over de twee echtgenoten. Echter kan ter bescherming van de familie goederen kan er in je testament of in je schenkingsakte zetten dat: "het nooit in een huwelijkse gemeenschap zal vallen". Dat houd in dat het alleen van de erfgenaam is en niet van zijn echtgenoot, het zal buiten de gemeenschap van goederen vallen. Een variant hierop is "Het valt buiten de gemeenschap van goederen als A en B gaan scheiden" bij overlijden gaat het dus wel over naar de langstlevende echtgenoot. Gemeenschap van goederen, kijk dan naar het gehele vermogen van A en B samen dat dient verminderd te worden met de schulden van A en B, het saldo hiervan is het saldo van het huwelijksgemeenschap. De helft van het huwelijksgemeenschap is van A. Hierbij opgeteld de privé vermogens van A en verminderd met de privé schulden van A geeft het totale nalaten schap van A weer. Van de totale nalatenschap mogen de kosten voor de crematie in aftrek worden gebracht. Wat overblijft is het saldo dat belast wordt door de successiewet. Soms is het verstandig om geen gemeenschap van goederen af te sluiten. Dat is bijvoorbeeld erg verstandig als er financiële risico's spelen. Met name ondernemers om de partner- niet ondernemer veilig te stellen mocht de ondernemer failliet te gaan. Als je puur en alleen het gemeenschap van goederen uitsluit is er sprake van koude uitsluiting. Wat je hebt van je zelf hebt, blijft van jou. Maar elke vermogens toename en afname wordt verdeeld over beide partners. Dit is een tussenvorm tussen de gemeenschap van goederen en huwelijkse voorwaarden. Daarnaast kennen we ook nog het "A'dam potje" voor huismoeders eisten van hun partner dat tussendoor het huwelijk het gespaarde deel verdeeld werd en dat gestort kreeg op haar privérekening. Als je trouwt heb je bepaalde verplichtingen, je moet elkaar hulp en bijstand leveren. Er zijn enkele beschermende bepalingen opgenomen in het BW. Als er op afbetaling wordt gekocht moeten beide partners een handtekening zetten. Het zelfde geld voor het huis waar je samen in woont, dat mag de ene partner niet zonder toestemming van de andere partner niet verkopen. Geld ook voor grote giften, en je persoonlijk borg stellen (tenzij als dat voortkomt uit het werk van de echtgenoot). Koop en verkoop tussen echtgenoten is nietig. Verknochtheid, bepaalde goederen blijven bij een echtgenoot. Ook al zit de waarde in de gemeenschap, als het gemeenschap eindigt dan gaat dat goed mee naar de echtgenoot waar het goed aan verknocht is. De waarde van het goed moet wel verrekend worden. Op een aantal voorwaarden mag je de huwelijkse voorwaarden wijzigen. Echter dan mag je de vermogenspositie niet veranderen tussen de partners. Je mag dus geen grote hoeveelheid goederen overbrengen van de ene persoon naar de andere persoon onder het mom van het wijzigen van de huwelijkse voorwaarden. Het wijzigen van de huwelijkse voorwaarden is geen schenking. Immers je hebt geen vermogensverbetering op het moment van wijziging. Alleen op het moment van overlijden van de echtgenoot ontvang je meer/minder. Meneer en mevrouw gingen trouwen. Mevrouw had door sparen en erfenis 33.000 gulden, meneer had geen geld. Ze gingen trouwen buiten gemeenschap van goederen. Meneer had een onderneming, toen hij dood ging had hij een vermogen van 7.700.000 opgebouwd. Mevrouw stelde dat de winst dankzij haar was verkregen. Het hof heeft geoordeeld dat de 33.000 die er in zat mocht ze hebben. De rest was gewoon erfenis die ze ontvangen zou gekregen heeft van haar man. En daar moet ze dan dus ook belasting over betalen. Successiewet art 1SW heeft het over twee belastingen, namelijk de erfbelasting en de schenkbelasting. Dit zijn twee verschillende belastingen maar worden wel beide in deze wet geheven. Het erfrecht wordt er rekening gehouden met de situatie van de verkrijger, familieomstandigheden, leeftijd etc. het is dus een zeer persoonlijke wet. Art. 3 SW Kent de woonplaatsficties. lid 2 betreft een grotere doelgroep dan lid 1 immers lid een heeft het alleen over Nederlanders terwijl lid 2 voor iedereen geld, ongeacht je nationaliteit. Lid 1 geeft Nederland het recht om tien jaar na het overlijden nog belasting te heffen bij iemand die in het buitenland is overleden, dit kan leiden tot dubbele belasting heffing! Je kan op drie manieren erven, en dus op drie manieren in contact komen met de successiewet deel erfrecht. 1. als je erfgenaam bent. Dat kan zowel uit de wet als uit een testament voortvloeien. 2. Als je een legataris bent, dan heb je een legaat ontvangen. Een legaat kan je alleen via testament ontvangen. Je bent ontvangen onder bijzondere titel. 3. last bevoordeelde zijn. Dan ben je bevoordeeld met een last. Ook dan ben je bevooroordeeld en kom je dus in aanraking met de successiewet. bv als A doodgaat zet hij in zijn testament dat B de postzegelverzameling moet geven aan C. C is dan de last bevooroordeelde. Schenkbelasting kent ook diverse soorten verkrijging 1. formele schenking, is een schenking overschrijving via bv een bankrekening maar ook de schenking van een fiets, woning etc. 2. Materiële schenking, bevoordeling die niet in de vorm van formele schenking is. Een voorbeeld van een materiële schenking is de verkoop tegen een te lage prijs. 3. morele verplichting, is een dringende verplichting van moraal en fatsoen. valt onder de schenking tenzij je als verkrijger kan aanmerken dat het een natuurlijke verbintenis is. Er zijn bij al deze drie vormen van schenking enkele vereisten: - verarming bij de schenker, je moet een vermogensdeel kwijt raken - de verkrijger moet daar mee verrijkt worden. - er moet ook sprake zijn van vrijgevigheid, er moet een bedoeling zijn om een ander te bevoordelen. Een voorbeeld van wel verarming maar geen verarming is als een tante haar neef een wereldreis cadeau geeft als hij slaagt. De reis kost haar geld, zij verarmd. echter als de neef terug komt is hij nog steeds even rijk als toen hij weg ging. Er is dus geen sprake van schenking. De successie wet kent ook enkele fictieve verkrijgingen. Het is erg raar als je in die situaties verrijkt wordt maar er geen belasting over hoeft te betalen dat de fiscus heeft besloten dat er toch sprake is van een schenking. En daar moet je dus ook belasting over betalen. Een voorbeeld is de uitkering van de levensverzekering. Die valt door de fictie ook in de nalatenschap. De successiewet hanteert het rentepercentage van 6%. Als je geld leent bij een familielid en daar minder dan 6% rente over betaald is er sprake van schenking en moet over het verschil schenkingsbelasting betaald worden. Vruchtgebruik. In enkele testamenten wordt er een vruchtgebruik gecreëerd. Als er sprake is van vruchtgebruik dan kent de eigenaar van het goed een zogenaamde blote eigendom, dat is de waarde van het huis minus de waarde van het vruchtgebruik. Ook daar dient 6% rente over betaald worden, afhankelijk van de leeftijd van vruchtgebruiker. Art 24 SW geld zowel voor schenk- als erf belasting. Groep 1 is echtgenoot en kinderen 10% en komt het boven een bedrag dan neemt de rente toe. Groep 2 is de rest 30% tot een bepaald bedrag en komt het daar boven 38% Kleinkinderen kennen een tarief van 60% dit tarief is veel hoger om te voorkomen dat grootouders hun nalatenschap direct doorgeven aan de klein kinderen ipv eerst aan hun kinderen en die geven het weer door aan hun kinderen. Als dat zou gebeuren dan loopt de fiscus een keer belastingheffing mis. De vrijstellingen voor de schenk en erfbelasting zijn wel apart geregeld. zo zijn er vrijstellingen voor bedrijven die erg gunstig zijn, dat heeft de fiscus zo geregeld om er voor te zorgen Vrijstelling eigen huis, die geld tot januari 2015. Een vrijstelling voor de schenkbelasting van 100.000 euro als dat gebruikt wordt om een eigen huis te kopen, te verbouwen of daar de hypotheek mee af te betalen. Dit is een regeling om de huizenmarkt te stimuleren. Het moment van verkrijging is het openvallen van de nalatenschap, het overlijden van de persoon. Dat is ook het moment van waardering. Papierenschenking, het is mogelijk om een stuk van je erfenis te ontvangen. Door jaarlijks een schenking plaats te laten vinden. Echter soms hebben ouders dat geld niet op dit moment, echter kan er via de notaris een papieren schenking op te laten stellen. Het kind leent het geld weer aan de ouders, de verplichting voor de ouders is dat zij daar rente over betaald worden (de 6%). Hoorcollege week 7b, 15 oktober 2014, Internationaal belastingrecht Internationale en nationale regels die zien op grensoverschrijdende activiteiten, denk aan een werknemer die in Nederland woont en werkt in een buitenlandse ondernemers, goederen kopen in het buitenland maar ook multinationals. Het probleem bij grensoverschrijdende activiteiten is dat nationale belastingheffers niet alleen de binnenlandse inkomens belasten maar ook de buitenlandse belastingschuld soms belasten. Dat zorgt voor een dubbele belastingheffing. Het internationale recht kent als doel om de dubbele heffing te voorkomen. Verschil tussen juridische en economische dubbele heffing is. Juridische dubbele heffing is als je op grond van een wet op het zelfde inkomen bij dezelfde persoon in twee of meer landen binnen de heffing betrokken. Deze dubbele heffing wordt tegen gegaan door de internationale belastingrecht. Economische heffing, als inkomen bij twee of meer personen heffing plaats vindt. Er vind dus bij meerdere personen het zelfde bedrag belast. Op deze dubbele heffing ziet het internationale belastingrecht niet. Op europees niveau vinden we wel enkele wetten die deze heffing tegen gaat. Hoe voorkomen? Nederland kan zelf in de wet enkele regels op stellen die dit tegen moet gaan. Bv. als je buiten Nederland arbeid verricht is daar een vrijstelling voor (binnen de IB sfeer). De lidstaten wordt aangemoedigd om eigen wetten te maken, maar zijn niet verplicht om deze nationale wetten te maken. Daarnaast is er een mogelijkheid om de dubbele heffing te voorkomen is een bilaterale belastingverdrag af te sluiten. Dit zijn verdragen die tussen twee of meer landen is afgesloten. In deze bilaterale verdragen staat dan welk land er mag heffen. Tot slot is een europees richtlijn een mogelijkheid van voorkoming van de dubbele belastingheffing. Deze richtlijn zet de nationale wetgevers aan het werk om een wet te maken die de voldoet aan de eisen die in de richtlijn staan. Toewijzingsregels, binnen deze regels wordt het recht om belasting te heffen in een situatie toegekend aan een bepaald land. Echter een nadeel is als er meerdere landen mee werken aan de winst en er maar in een land belast mag worden. is dat niet geheel gelijk verdeeld. Afbakeningsregel. primair heffingsrecht ligt bij de bronstaat. echter worden er ook secundaire heffingsrechten uitgedeeld. echter moet er worden voorkomen dat er dubbele heffing wordt geheven, als er al geheven wordt op grond van het primaire heffingsrecht dan mag de secundaire heffingsrecht het niet nog eens gaan heffen. echter is er na de primaire heffing nog inkomsten over dan mag de secundaire heffing dat nog belasten. het primaire heffingsrecht komt toe aan de bronstaat toe. de woonstaat mag het inkomen wel in aanmerking nemen, maar moet voorkoming van dubbele belasting verlenen voor de heffing in de bronstaat. Daarnaast kennen we ook een verdelingsregel. Ook hier is er sprake van primair en secundaire heffingsrechten. primaire heffingsrecht ligt bij de woonstaat, terwijl de bronstaat een beperkt heffingsrecht heeft. de woonstaat dient voorkoming van dubbele belasting te verlenen voor de heffing in de bronstaat. Voorkoming van dubbele belasting in de woonstaat kent drie manieren - vrijstelling - verrekening - (kostenaftrek) Vrijstelling Object vrijstelling, geen progressietarief dan is er geen noodzaak om het inkomen van het buitenland mee te rekenen immers dan komt de belastingplichtige ook niet in een andere belastingschaal. dan kan je volstaan met objectvrijstelling. Bv. het Duitse dividend houden we buiten de Nederlandse belasting. Wel een progressietarief, dan voldoet de objectvrijstelling niet. Immers dat kan er toe lijden dat er een andere heffingsdruk komt, en dat zorgt voor een ongelijke belastingheffing. Bereken eerst wat je moet betalen voor de heffing als je beide inkomens bij elkaar optelt. Vervolgens ga je kijken hoe het belastingbedrag is samengesteld is. Stel een deel komt uit het Buitenland, dan dient de belastingvrijstelling plaats te vinden, de vrijstelling is evenredig aan de verdeling binnenlands/ buitenlands inkomen. Wordt vaak gebruikt bij actieve inkomsten Verrekening Verrekening wordt vaak toegepast bij passieve inkomsten en voor inkomsten van sporters. Als belasting in het buitenland is geheven mag je dat in aftrek brengen op het bedrag dat je in het binnenland verschuldigd bent. Casus Een Nederlandse inwoner heeft een vakantiehuisje in Portugal. Het huisje wordt verhuurd gedurende de zomer, er worden dus in Portugal huurinkomsten genoten dat belast wordt voor het percentage van 50%. Daarnaast is het huisje in box 3 in Nederland belast met 30%. art. 6 OECD, de bronstaat heeft een primair belastingheffingrecht en Nederland een secundair heffingsrecht, dit blijkt uit 'may be taxed'. In casus ligt het primaireheffingsrecht dus in Portugal en het secundaire heffingsrecht bevind zich in Nederland en moet er voor zorgen dat er geen dubbele heffing plaats vind. Art 23a stelt geeft weer of Nederland een vrijstelling of een afbakening moet regelen. Lid 1 geeft weer dat Nederland in casus een vrijstelling moet vast stellen. Lid 2 geeft weer wanneer er een verrekening moet worden gedaan. Of er een belastingvrijstelling of een object vrijstelling moet worden opgesteld is aan de nationale wetgever om te bepalen. Stel de eigenaren van het vakantiehuisje verkopen het huisje. De winst die daar uit genoten wordt op grond van art 13 OECD geregeld. Art 13 OECD gaat over vervreemdingswinsten, in de casus pakt het het zelfde uit als bij de inkomsten uit inkomen. De heffingsrechten blijven dus hetzelfde bij de vervreemdingwinst uit onroerende goederen. Het primaire heffingsrecht ligt dus bij de bronstaat en de secundaire heffingsrecht ligt bij de woonstaat de woonstaat heeft ook de plicht om er voor te zorgen dat er geen dubbele heffing plaats vind. In casus is er sprake van een privéwoning, stel dat er sprake is van een onderneming dan geld art 6 OECD nog steeds zie lid 4, daarin wordt het artikel niet beperkt op privévermogens. Dit is tevens het geval bij art 13 OECD, die geld ook zowel voor privé als ondernemingsvermogen. Portugese inwoners hebben een boekenwinkel in Nederland. Op grond van art 2 lid 1 onder 1 b Ben je als buitenlandse belastingplichtig als je inkomsten geniet. Op grond van art 7 lid 1 aanhef OECD geeft het primaire heffingsrecht aan de woonstaat. Art 7 lid 1 slot geeft aan de bronstaat het heffingsrecht als daar een vaste inrichting is. In casus is de hoofdregel dus dat Portugal belastingheffingrechten heeft. Echter is de uitzondering van toepassing immers er is sprake van een vaste vertegenwoordiging (zie art. 5 OECD) en dat zorgt ervoor dat Nederland het belastingheffingrecht toegekend krijgt. Er is sprake van een vaste vertegenwoordiging als er sprake is van een duurzame inrichting van kapitaal en mensen. Een voorbeeld is een winkel, fabriek etc. Een Portugese inwoner heeft alle aandelen in een NV. art 2 Vpb is de NV een binnenlandse belastingplichtige, immers de winst wordt in Nederland behaald en daar is de NV ook gevestigd. Als er winst wordt uitgekeerd aan een buitenlander, mag Portugal op grond van art. 10 lid 1 OECD belasting heffen. Nederland heeft als bronstaat een secundair belastingheffingrecht. Nederland heeft in casus recht op 15% belastingheffingrecht. Nederland mag op grond van art. 23A lid 2 een vrijstelling afgeven. Voor dividenden is bepaald dat Portugal een verrekening moet geven voor de 15% dat Nederland mag heffen. Art 23A lid 2 is een voorbeeld van een verdelingsregel. Stel we vervreemden als Portugese inwoner de aandelen van een Nederlandse NV. De winst op aandelen verkoop is niet op grond van art 13 lid 1 OECD belast baar. Ook lid 2 en 3 geven geen heffingsrecht. Art 13 lid 4 OECD ziet toe op aandelen vervreemding van een vastgoed, De woonstaat mag heffen op grond van lid 5, een uitzondering daarop is lid 4 Nederland heeft dan een heffingsrecht als de verkoopwinst van de aandelen voor meer dan 50% toe te rekenen is aan het onroerend goed dat in Nederland gevestigd is. Stel 40% van de winst wordt gerealiseerd door het onroerend goed dat in Nederland staat en 60% wat ontstaan is door de verkoop van boeken dan heeft Portugal alleen op grond van lid 5 een belastingheffingrecht.