Preek 4 van het jaarthema “Hart voor God?”. Gehouden op 4 nov 2012 in JFC BV. Tevens bevestiging ambtsdragers. Preektekst en onderwerp: Gen. 39: 1-20 en Gen 50: 15-26 - JOZEF Vrienden van Koning Jezus, “Hart voor God?” – Achter ons jaarthema staat expres een vraagteken. Want hoewel al de bijbelse personen die we tot nu toe bespraken gelovige mensen waren, zien we dat hun hart niet altijd afgestemd was op de HEER – dat God hen gebruikte óndanks henzelf, ondanks hun falen, hun fouten, hun zwakheden, ondanks de omstandigheden in hun leven die vaak verre van ideaal waren. De verhalen over deze mensen staan niet op zichzelf; ze staan in een breder kader van Gods Genadeplan met ons mensen; met heel de mensheid door de eeuwen heen. Het verbod dat de HEER sloot met Abraham is daar de basis van. Deze bijbelse figuren wijzen ons de weg naar Gods leiding in onze wereld, in ons leven. Dat is een rode draad die dwars door de bijbel loopt. Daarover hoop ik in de morgendienst volgende week meer te zeggen. In die dienst zal ook het gemeenteproject “Hart voor mensen” als een vervolg op “Hart voor God?” worden gepresenteerd. Vandaag concentreren we ons op het leven van de aartsvader JOZEF. Dat begint weinig verheven. Zijn vader Jakob komt in de bijbel naar voren als een bedrieger die zowel z’n tweelingbroer Esau als z’n schoonvader Isaäc niet zo netjes behandeld. In het grote gezin van vader Jakob, die vier vrouwen had, was nogal wat rivaliteit tussen zijn 12 zonen. Uit jaloersheid verkochten zijn broers de tiener Jozef als slaaf aan een karavaan Arabische handelaren. Ze bedrogen ook hun oude vader door te zeggen dat wilde beesten hem hadden verscheurd. Bij de geboorte van z’n jongere broer Benjamin was Jozef al z’n knappe moeder Rachel kwijtgeraakt. Hij leek op z’n moeder en werd het lievelingetje van zijn vader Jakob die hem verwendde en voortrok boven z’n oudere broers. Uit de bijbelse verhalen komt Jozef naar voren als een arrogante, verwendde tiener die niet aarzelde om z’n oudere broers te beledigen, iets wat in de Oosterse cultuur niet acceptabel is, nu niet en toen helemaal niet. Dus besloten ze hun verwaande broer een lesje te leren toen hij hen bezocht in de woestijn. Ze namen hem z’n mooie prinsenmantel af en gooiden hem in een droge put. Ze waren het onderling niet eens wat ze met hem zouden doen. Toen de oudste Ruben, even weg was, stelde Juda voor Jozef te verkopen aan voorbijtrekkende handelaars. En zo gebeurde het en kwam Jozef als slaaf terecht in het verre Egypte. De broers dachten dat ze nu wel voorgoed van hem af waren en dat daarmee ook hun erfenis veilig gesteld was. Je leest over deze wandaad van de broers in Genesis 37. Daarna hoor je in Gen 38 even niets over Jozef maar zoomt de schrijver in op Juda, die het idee kreeg Jozef te verkopen. We zien hoe Juda in de jaren daarna zich helemaal aanpaste aan de levensstijl van de Kanaänieten. Hij verkocht niet allen z’n eigen broer, bedroog niet slechts z’n vader maar leeft als een goddeloze, doet mee aan de gebruikelijke seksuele uitspattingen van de heidense buren en raakt betroken bij incest met z’n eigen schoondochter Tamar. Terwijl uit de stam Juda later de lijn van Gods beloften aan Abraham vervuld zal worden omdat uit zijn familie Gods Messias geboren zal worden. De levens van Juda en Jozef zijn nauw met elkaar verweven. Het verslag over Juda in Gen 38 staat in contrast met de geschiedenis van Jozef in Egypte: hoewel Jozef leefde in een omgeving waar niets hem nog herinnerde aan de God van zijn voorouders, bleef hij in die omgeving juist trouw aan God en vluchtte weg voor goddeloze verleidingen. Meer dan 20 jaar later (Gen 41:46) zien we hoe de broers gedreven door hongersnood naar Egypte komen en door Jozef onder druk worden gezet. Dan begint hun geweten te spreken. In Gen 42: 21 zeggen ze tegen elkaar: ‘Dit is onze straf omdat we ons niets hebben aangetrokken van de smeekbeden van onze broer, terwijl we toch zagen dat hij doodsbenauwd was. Daardoor zitten wij nu in de ellende.” En nog later in Genesis 44 wil juist Juda zichzelf wil opofferen om in plaats van Benjamin de gevangenis in te gaan. Hij had zich borg gesteld voor de jongen. Juda is veranderd. De verrader werd een redder. Niet alleen Jozef maar heel zijn familie maakt een geestelijk veranderingsproces mee. Wij zijn geneigd om van Jozef in het verre Egypte een geestelijke reus te maken: iemand die ondanks alle ontberingen die hij meemaakte toch gericht bleef op zijn God. De bijbel doet dat niet. Hoewel Jozef de God van zijn voorouders trouw bleef, wordt hij om zijn vroomheid niet geprezen in de bijbel. Hij wordt zelden als voorbeeld genoemd, ook niet in het NT. Mozes moedigt zijn volk niet aan om te leven zoals Jozef, Jezus en de apostelen verwijzen niet naar hem als getuige in een heidense omgeving en zelfs in het hfst over de geloofsgetuigen in het OT, Hebr. 11, wordt hij slechts terloops genoemd. De nadruk ligt in de verhalen over Jozef niet op menselijke vroomheid maar op Gods trouw. En dat is iets wat eigenlijk voor al de aartsvaders wel geldt. De HEER gebruikte hen, soms dankzij, maar vaker nog ondanks henzelf. In wat we vandaag lazen over Jozef in Egypte staat als een soort refrein: “De HEER stond hem terzijde; de HEER zegende hem..” Je leest het in Gen 39: 2; in vers 3; in vers 5; in vers 21 en in vers 23. Steeds wordt daar de verbondsnaam van God gebruikt: de HEER met hoofdletters, wat in het hebreeuws is Jahweh en wat betekent IK BEN. De HEER toont zich de grote Aanwezige, de levende God, dwars door deze verhalen heen. Ondanks alle verkeerde streken van zijn kinderen, ondanks hun goddeloosheid en dwalen, blijft Hij de God die trouw is aan zijn beloften aan Abraham. In Psalm 105 wordt heel de geschiedenis van Israël in vogelvlucht bezongen. Het is een loflied op Gods grote daden, over zijn wonderen, zijn oordelen en zijn beloften. De beloften van de HEER worden er bezongen als besluiten voor heel de aarde, aan duizend geslachten. Er wordt gewezen op het verbond met Abraham als de kiem ervan. En wanneer het daar gaat over Jozef lezen we in Ps 105: 17, “Hij stuurde één van hen vooruit: Jozef werd als slaaf verkocht… totdat het woord van de HEER hem vrijsprak.” Dat is het geloofsperspectief van Genesis, van de Bijbel: de dingen die gebeuren zijn niet toevallig; Góds hand zit erachter; Hij stuurt de geschiedenis. Dat is wat nog altijd overeind staat – daar gaat het om, ook in ons leven vandaag. Gods trouw, broeders en zusters, is zoveel groter dan onze ontrouw, dan ons dwalen en falen, onze onmacht: dat is de les die we hier leren en dat geeft ons - als kinderen van dezelfde God - moed. Soms bezie je de situatie van Gods kerk en koninkrijk in onze wereld en zie je daarin zoveel wat menselijk en onvolmaakt is dat je in twijfel en wanhoop verzeild raakt. Soms kijk je naar alles wat achteruit holt op kerkelijk gebied; je ziet hoe er op vele terreinen in onze tijd, o.a. door de nieuwe regering, steeds minder met Christelijke principes rekening wordt gehouden, en angst bekruipt je hart. Of je beziet je eigen leven en je eigen hart en de moed zinkt je in de schoenen. Realistisch en nuchter beschouwd is er heel wat af te dingen op ons leven met God. “Hart voor God?” Laten we eerlijk zijn: zo vaak is ons hart vol met andere dingen en ook wanneer we bezig zijn met dingen van God, van zijn kerk, wordt dat gekleurd door andere motieven, bewust of onbewust. Veelal blijft er van onze pogingen ook weinig over. 1, 2… MAAR DE HEER WAS MET JOZEF! Ook, zelfs in dat verre Egypte. De HEER lioet hem niet los. De zegen van de HEER rustte op wat hij ondernam, in wat voor omstandigheden dan ook, zelfs in de dompige, duistere kelders waar hij als een vergeten slaaf verbannen was. Want zo groot, zo machtig is onze God: wat er ook gebeurt: Hij is erbij. Ondanks alles, laat de HEER, de levende, de Almachtige, ons niet, nooit, nooit, nooit los. Wat een God! Wat een God is HIJ! Hij is erbij – altijd, overal. Dat mag je weten als slaaf in Egypte, als student in een verre stad, als moeder van een druk gezin, als patiënt in het ziekenhuis, als arbeider in een fabriek, op je werk waar niemand God lijkt te kennen, in tijden van verdriet, van ziekte, van scheiding, van eenzaamheid – wanneer je denkt dat niemand je ziet of begrijpt. Als de Heer Jozef zag en hielp in die kerker in Egypte: dan kan hij dat ook met u, met jou! Daarom zingen we vandaag zo veel over Gods trouw: God van trouw, u verandert niet, Eeuwige, u mijn Vredevorst. U bent mijn Rots wanneer ik wankel; u bent mijn anker in de storm, mijn hoop, mijn licht! Wat een God is HIJ! Die God vormde Jozef, een arrogante, verwendde tiener tot een wijze en milde onderkoning die geen wraak nam op z’n broers maar zich over z’n familie ontfermde. Die vorming begon al toen hij door z’n broers in die put werd gegooid en toen hij door de woestijn sjokte als een slaaf. Dan leer je wel bidden. Het ging verder nadat hij in Egypte via de slavenmarkt terecht kwam in het huis van de commandant Potifar. Dat hij daar terecht kwam was geen toeval – God hoorde zijn smeekbeden en de gebeden van zijn vader Jakob. De meeste slaven werkten in Egypte op het land maar Jozef mocht in het huis van zijn meester komen werken. In vers 2 lezen we gelijk hoe dat kwam: “De HEER stond Jozef ter zijde, zodat het hem goed ging.” In vers 4 lezen we dat Jozef de persoonlijke bediende werd van Potifar en nog weer later in vers 5 zien we dat hij hem belastte met het toezicht op zijn huis en al zijn bezittingen. Dat staat daar in enkele zinnetjes maar het zal een proces zijn geweest van cultuurshock en aanpassing gedurende vele jaren; eerst kende Jozef niet eens de taal en cultuur van Egypte. Maar in de loop van de tijd wed Jozef de rechterhand van de machtige Potifar. In vers 5 zien we weer hoe dat kwam: lees vs 5 – Gods zegen! En dan komt de zwaarste test in het leven van Jozef. Juist op het moment dat zijn leven weer de goede kant op gaat, terwijl het succes lonkt, wordt hij zwaar verzocht. Verleidingen komen vaak op ons af wanneer het ons goed gaat – wanneer we denken dat we de schaapjes op het droge hebben; als we relaxen en genieten van behaalde successen. David viel in zonde terwijl hij relaxte in zijn paleis in Jeruzalem. Je ruikt in Gen. 39 achter de hete adem van Potifars vrouw de zwavelwalm van de Satan, die in het paradijs Eva verleidde. Jozef had vele verzachtende omstandigheden kunnen aanvoeren om maar toe te geven aan deze verleiding. Maar hij deed dat niet. In vers 8 en 9 toont hij zijn loyaliteit aan zijn meester die hem alles heeft toevertrouwd. Hij zegt ook: “Hoe zou ik zo’n grote wandaad kunnen gegaan en zo kunnen zondigen tegen God?” Hoewel zij hem meermalen, dag aan dag, verleidde, gaf hij niet toe. Er zullen niet zoveel mannen zijn die in zulke omstandigheden zo reageren. Later volgden er andere verleidingen in het leven van Jozef. De verleiding van rijkdom en macht, de verleiding zich te wreken op z’n broers; om alleen nog aan z’n eigen gewin te denken. Zo komen er ook verleidingen in onze levens, met name op de terreinen van seks, geld en macht, en de vraag is altijd hoe we reageren. Durven we de prijs te betalen van trouw zijn aan onze HEER en zijn Woord? Jozef moest zwaar boeten voor zijn weigering aan Potifars vrouw. Hoewel Potifar wellicht wel iets vermoedde van de ontrouw en het verraad van zijn vrouw, laat hij toch Jozef in de gevangenis werpen. Normaal gezien zou een slaaf de beschuldiging van seksueel misbruik niet overleven. Maar Jozef komt in de gevangenis van de farao. En opnieuw is wat hem overkomt niet toevallig; het is geen blind noodlot – al heeft Jozef dat vast wel es zo gevoeld toen hij in de put zat, door de woestijn richting Egypte sjokte en in die donkere, dompige gevangeniscel terecht kwam. “Maar de HEER stond hem bij”, zegt vers 21. En die God, de Almachtige, gebruikte hem om de redder te worden van heel de wereld. Die God is vandaag ook onze God! U zit vast ook wel es in de put, misschien wel geregeld. Maar de HEER: Hij laat je nooit in de steek – al lijkt alles in je leven fout te lopen; al moeten ze je niet meer en raakt je leven schijnbaar op een dood spoor; al doe je schijnbaar alles fout, al wordt je bedrogen en verlaten; als lijkt er geen hoop en uitzicht meer te zijn in je leven. “IK BEN MET JE!”zegt de HEER, ook hier en nu tegen u, tegen jou, tegen mij. Het is één van de beloften die het vaakste in de bijbel voorkomt. De God van Jozef is Dezelfde, de levende God die was en is en zal zijn! Wat een God is HIJ! Hij is de Rots! Dus: Stil, mijn ziel, wees stil en wees niet bang voor de onzekerheid van morgen… (Opwekking 717). Amen.