Parasjah Vayigash

advertisement
Parasjah Vayigash
Genesis 44 : 18 – 47:27
Haftara
Ezechiël 37 : 15 – 28
Onderwerpen parasjah
• Juda, pleitbezorger voor Benjamin.
• Jozef maakt zich aan zijn broers bekend
en herstelt de familiebanden
• Jakob naar Egypte
• Jakob ontmoet Jozef
• Jakob ontmoet Farao
• Jozef houdt het volk in leven
Gen. 44 : 18, 32 – 34
18 Juda deed een stap naar voren en zei:
‘Neemt u mij niet kwalijk, heer. U bent als
de farao, maar sta uw dienaar alstublieft
toe iets tegen u te zeggen, zonder dat u in
woede ontsteekt.
32 Ik heb mij bij mijn vader borg gesteld
voor de jongen; ik heb hem gezegd dat hij
het mij mijn leven lang mag aanrekenen
als ik de jongen niet terugbreng.
Gen. 44 : 18, 32 – 34
33 Staat u daarom alstublieft toe, mijn heer,
dat ik als slaaf bij u blijf in plaats van de
jongen, en dat hij met zijn broers
terugreist.
34 Hoe zou ik immers zonder die jongen
naar mijn vader kunnen teruggaan? Ik zou
het verdriet dat ik mijn vader daarmee aan
zou doen, niet kunnen aanzien.’
Gen. 45 : 1 – 4
1 Toen kon Jozef zich niet langer goed
houden tegenover allen die daar bij hem
waren. ‘Laat iedereen weggaan!’ riep hij.
Zo was er niemand bij toen Jozef zijn
broers vertelde wie hij was.
2 Hij barstte in tranen uit en huilde zo luid
dat de Egyptenaren het hoorden en dat
het ook in het paleis van de farao te horen
was.
Gen. 45 : 1 – 4
3 Hij zei tegen zijn broers: ‘Ik ben het, Jozef!
Leeft mijn vader nog?’ Zijn broers waren
niet in staat antwoord te geven, ze waren
verlamd van schrik.
4 ‘Kom toch dichterbij,’ zei Jozef tegen hen,
en daarop gingen ze dichter naar hem toe.
‘Ik ben Jozef,’ zei hij, ‘jullie broer, die jullie
verkocht hebben en die naar Egypte is
meegevoerd.
Gen. 45 : 5 – 8
5 Maar wees niet bang en maak jezelf geen
verwijten dat jullie mij verkocht hebben en
dat ik hier ben terechtgekomen, want God
heeft mij voor jullie uit gestuurd om jullie
leven te redden.
6 De hongersnood teistert het land nu al
twee jaar, en ook de komende vijf jaar zal
er niet geploegd of geoogst worden.
Gen. 45 : 5 – 8
7 God heeft mij voor jullie uit gestuurd om
jullie voortbestaan op aarde veilig te
stellen; zo wilde hij veel levens redden.
8 Niet jullie hebben mij dus hierheen
gestuurd maar God; door hem ben ik de
belangrijkste raadsman van de farao
geworden, de bestuurder van zijn hele hof
en heerser over heel Egypte.
Zach. 12 : 9 – 12
9 Op die dag zal het gebeuren dat Ik alle
heidenvolken die tegen Jeruzalem
oprukken, zal willen wegvagen.
10 Maar over het huis van David en over
de inwoners van Jeruzalem zal Ik de
Geest van de genade en van de gebeden
uitstorten. Zij zullen Mij aanschouwen, Die
zij doorstoken hebben. Zij zullen over Hem
rouw bedrijven, als met de rouwklacht over
een enig kind;
Zach. 12 : 9 – 12
en zij zullen over Hem bitter klagen, zoals
men bitter klaagt over een eerstgeborene.
11 Op die dag zal in Jeruzalem de
rouwklacht groot zijn, zoals de rouwklacht
van Hadad-Rimmon in het dal van
Megiddo.
12 Het land zal rouw bedrijven, etc.
Joh. 19 : 34 en 37
34 Maar een van de soldaten stak met een
speer in Zijn zij en meteen kwam er bloed
en water uit.
37 En verder zegt een ander Schriftwoord:
Zij zullen zien op Hem Die zij doorstoken
hebben.
Openb. 1 : 7
7 Zie, Hij komt met de wolken, en elk oog
zal Hem zien, ook zij die Hem doorstoken
hebben. En alle stammen van de aarde
zullen rouw over Hem bedrijven. Ja, amen.
Ez. 37 : 15 – 28
15 Het woord van de HEERE kwam tot mij:
16 En u, mensenkind, neem een stuk hout
voor uzelf en schrijf daarop: Voor Juda, en
voor de Israëlieten, zijn metgezellen.
Neem dan een ander stuk hout en schrijf
daarop: Voor Jozef, het stuk hout van
Efraïm, en van heel het huis van Israël,
zijn metgezellen.
Ez. 37 : 15 – 28
17 Breng ze dan bij elkaar, het ene bij het
andere, tot één stuk hout, zodat ze in uw
hand één worden.
18 Als dan uw volksgenoten tegen u
zeggen: Wilt u ons niet vertellen wat deze
dingen voor u betekenen?
Ez. 37 : 15 – 28
19 Spreek dan tot hen: Zo zegt de Heere
HEERE: Zie, Ik zal het stuk hout van Jozef
nemen, dat zich in de hand van Efraïm
bevindt, en van de stammen van Israël,
zijn metgezellen, en Ik zal het bij het stuk
hout van Juda voegen, en Ik zal ze tot één
stuk hout maken. Ze zullen in Mijn hand
één worden.
Ez. 37 : 15 – 28
20 Die stukken hout, die u beschreven hebt,
moeten voor hun ogen in uw hand zijn.
21 En spreek tot hen: Zo zegt de Heere
HEERE: Zie, Ik ga de Israëlieten nemen
uit de heidenvolken waarheen zij gegaan
zijn. Ik zal hen van rondom bijeenbrengen
en hen naar hun land brengen.
Ez. 37 : 15 – 28
22 Ik zal hen tot één volk maken in het land,
op de bergen van Israël. Zij zullen allen
één Koning als koning hebben. Zij zullen
niet langer als twee volken zijn, en niet
langer nog in twee koninkrijken verdeeld
zijn.
Download