Visieverslag Training communicatieve vaardigheden 2 Daphne Günther S1070100 VOE-code: WFPEDP.TRCV2.V413 Mijn visie Bij het inzetten van gespreksvaardigheden maak ik geen onderscheid in het communiceren met jongens of meiden, dit geldt alleen voor kinderen jonger dan 12 jaar. Bij oudere kinderen (12 tot 23) maak ik echter wel onderscheid, dit omdat zij een verschillende mening hebben en dingen anders ervaren dan het andere geslacht. De reden waarom ik geen onderscheid maak op jongeren leeftijd, is omdat ik van mening ben dat het niet veel uitmaakt. Als ik iets aan een jongen vertel, vertel ik dat op dezelfde wijze ook aan een meisje. Dit geldt wel voor de algemene zaken, maar mochten zij geslachts gerichte vragen hebben reageer ik per kind anders. Tevens wil ik hierbij vermelden, dat het per kind verschillend is hoe je reageert. Wanneer ik een kind niet ken, kijk ik altijd eerst een beetje de kat uit de boom. Ieder kind reageert anders, ieder kind interpreteert mijn antwoorden anders. Bij de een moet je duidelijker zijn dan bij de ander. Wel vind ik het bij ieder kind belangrijk dat je op dezelfde ooghoogte praat (dit kan alleen niet bij jongeren die langer zijn dan 1,70m dit in verband met mijn eigen lengte), omdat dit een gevoel van gelijkheid creëert. Momenteel loop ik stage in groep 3 van een openbare basisschool. Ik ga altijd op dezelfde ooghoogte proberen te praten, door middel van hurken naast de tafels als zij vragen hebben. Wel vind ik dat het ook uitmaakt om welk onderwerp het gesprek gaat. Hebben zij bijvoorbeeld een vraag over de les stof, dan kom ik op ooghoogte. Hebben zij een klacht over een ander kind, dan sta ik liever wat hoger. Dit omdat zij mij dan als meerdere zien, omdat ik hun probleem moet oplossen. Ik vind het belangrijk dat alle kinderen de ruimte moeten krijgen om zelf te vertellen wat er aan de hand is en wat zij van mij verwachten. Daarom laat ik in mijn gesprekken vaak stiltes vallen en stel veel open vragen. Wanneer een kind van mijn stage naar mij toekomt met een probleem, vraag ik altijd wat zij van mij verwachten wat ik er aan doe. Meestal kunnen zij het namelijk zelf oplossen, maar moeten zij het verhaal even kwijt. Wanneer zij dit probleem niet zelf kunnen oplossen, dan vraag ik uiteraard waar ik ze mee zou kunnen helpen. Bij jongeren doe ik dit iets anders, omdat zij meer op zichzelf gericht zijn. Als ik zie dat er dan problemen zijn of dat de persoon in kwestie niet lekker in zijn vel zit, stap ik meestal naar deze persoon toe en vraag of ik iets kan betekenen. Mijn taalgebruik is wel anders wanneer ik met kinderen praat of met jongeren, dit omdat ik op niveau wil praten. Ik maak in geen van mijn gesprekken met jongeren gebruik van dure woorden of begrippen, omdat ik wil dat zij kunnen begrijpen wat ik bedoel. Niet iedereen heeft hetzelfde niveau van denken en doen, daarom pas ik mij daar altijd op aan. Ook hiervoor geldt bij mij de regel, dat ik eerst kijk en observeer en daarna reageer. Ook in mijn dagelijks leven pas ik dit toe, de één begrijpt duurdere woorden wel en de ander niet. Wat ik ook erg belangrijk vind naast het creëren van gelijkheid en rekening houden met niveau, is dat ik rekening houd met de persoonlijke ruimte van de kinderen/jongeren. Ik kom zelf al niet graag te dicht in de buurt van cliënten en of kinderen/jongeren. Ik respecteer de ruimte die zij wensen te hebben, komen zij dichterbij dan is dat de keuze van de kinderen/jongeren. Wel houd ik rekening met de professionaliteit van mijn eigen ruimte, wanneer een kind/jongere er behoefte aan heeft in bepaalde situaties dan vind ik een knuffel wel gepast. Echter wanneer het kind of de jongeren fysiek contact probeert te maken zonder een reden die ik gepast vind, dan wijs ik dit op een vriendelijke manier af of maak ik er een korte duidelijke opmerking over. Ook het grenzen stellen verschilt bij mij per kind. Er zijn ook een aantal kwaliteiten die ik belangrijk vind bij het voeren van gesprekken met kinderen/jongeren. Ik begin met de kwaliteiten voor de kinderen, ik vind namelijk dat er bij jongeren andere kwaliteiten meer aan bod komen dan bij de kinderen. Bij kinderen vind ik het belangrijk dat je rustig blijft in gesprekken, om een rustige omgeving te behouden voor de kinderen. Ik pas dit zelf niet altijd toe, omdat ik nog wel eens geirriteerd kan raken als dingen niet gaan zoals ik wil waardoor ik mijn stem verhef. Tevens vind ik belangrijk dat je de potentie hebt om je te kunnen verplaatsen in de kinderen hun leefwereld. Zij zien niet alles zoals wij dat zien en ook interpreteren zij dingen anders dan dat ik dat doe. Ik vind dit belangrijk, omdat je dan ook kan begrijpen waarom zij bepaalde dingen wel of juist niet doen. Tevens vind ik het belangrijk dat je een open uitstraling hebt, maar vooral ook een vertrouwelijke uitstraling. Voor kinderen ben ik iemand waar die naartoe kan komen wanneer er iets is, dan is het wel belangrijk dat ik dit ook uitstraal. Ik ben wel van mening dat ik deze kwaliteiten bezit. Vanuit mijn stage blijkt dit ook. Namelijk wanneer een kind ergens mee zit, komt het wel naar mij toe. Met jongeren ben ik hier iets anders in, bovengenoemde kwaliteiten vind ik hier ook belangrijk. Echter ben ik van mening dat de mate van sympathie ook een kwaliteit is die je moet bezitten, in gesprekken met jongeren. Tevens vind ik dat het inschatten van niveau en soort persoon, een enorm belangrijke kwaliteit is bij gesprekken met jongeren. Dit omdat je goed moet kunnen inschatten, wat een jongere wel kan en niet kan. Ook moet je goed zijn in het inschatten wat je wel en niet kan zeggen tegen deze jongeren. Dit kan je bereiken door het naar voren te laten komen in een gesprek. Vragen als: “wat verwacht je van mij?” en “zijn er bepaalde dingen waar je liever niet over praat?” helpen mij hierbij. Ik ben van mening dat ik ook deze kwaliteiten bezit, dit heb ik nog niet kunnen toepassen in de praktijk. Ik heb wel in mijn sociale kring jongeren zitten in deze leeftijdscategorie, waar ik altijd net iets meer informatie uit kan halen dan andere. In mijn gesprekken neem ik nooit een machtspositie aan. Ik ben namelijk van mening dat iedereen gelijk is en niemand beter of hoger staat dan de ander. Bij kinderen ligt dit voor mij wel iets anders. Op mijn stage heb ik namelijk wel een bepaalde machtspositie, niet zodanig dat zij bang voor mij hoeven zijn. Maar ik geef wel aan wat zij wel en niet kunnen of mogen doen. In deze zin vind ik wel dat ik een bepaalde macht heb. Echter zou ik dit liever niet hebben, vanwege mijn hierboven genoemde reden. Bij jongeren heb ik dit heel sterk, ik geef altijd aan dat ik niet hoger sta of beter ben. Hoe sterk het misschien ook kan lijken. De normen en waarden bespreekbaar maken vind ik een goed punt om mee te beginnen in een gesprek. Aangeven wat ik belangrijk vind, maar ook zeker uithoren wat de ander vind. Zo leer je elkaar ook beter kennen en creëer je een vertrouwensband. Tevens is het goed om te weten welke normen en waarden de ander heeft meegekregen vanuit huis en welke geloofsovertuiging er aan vast zit. Omdat ik elk geloof respecteer hou ik daarom ook rekening met deze normen en waarden. Ik zal nooit mijn normen en waarden (zowel vanuit huis als vanuit mijzelf) opdringen aan de ander, maar eerder die van mij tijdelijk aanpassen voor dat gesprek. Bepaalde normen en waarden zitten zo diep, dat dit niet kan en wellicht omdat ik dit ook niet wil. Echter zal ik dit nooit kenbaar maken aan de ander. Ik heb op mijn stage bepaalde normen en waarden vanuit de school, hier zal ik mij dan ook aan houden. Hier is niet echt een keuze in, wel kan ik aan de kinderen aangeven dat ik bepaalde situaties niet normaal vind. Zelf voel ik niet zo heel veel voor kinderen, mijn interesse ligt meer bij de oudere kinderen (leeftijd 12 tot 23). Ik ben van mening dat ik met deze groep beter kan communiceren, omdat ik zelf ook nog vrij jong ben. Het is voor mij dan ook makkelijk om mij te kunnen inleven in de situaties van de jongeren, voor de kinderen heb ik dit minder. Het communiceren met kinderen vind ik dan ook vrij lastig, op mijn stage merk ik dit ook. Wil een kind een gesprek met mij aangaan over hoe het weekend was, dan heb ik moeite met het gaande houden van het gesprek. Ik probeer hier wel aan te werken, omdat in het toekomstige werkveld ook jongere kinderen voorkomen. Dit doe ik door contact te zoeken met de kinderen van mijn stage en een verhaal te vertellen. Op mijn praktijkwerk, moet ik mij altijd aanpassen. Dit omdat zoals eerder aangegeven, ik moeite heb met het communiceren met kinderen. Echter laat ik wel de kwaliteiten zien die ik hierboven genoemd heb. De kinderen zien mij als een vertrouwenspersoon waar zij hun verhalen aan kwijt kunnen, maar ook wel als een juf die de taken uitdeelt. Tevens zoals kort beschreven, probeer ik altijd op ooghoogte te zitten van de kinderen. Reflectie en feedback op het filmpje In het filmpje ga ik een gesprek aan met mijn nichtje. Omdat dit een vrij casual gesprek is, heb ik niet alle kwaliteiten goed kunnen uitvoeren. Ik wilde wel mijzelf blijven in het gesprek, omdat zij mij kende. Ik merk wel dat ik al veel van de kwaliteiten bezit en ook de gesprekstechnieken beheers. In de feedback van mijn medestudenten is dan ook te lezen dat het een casual gesprek was. Dit omdat wij op de bank zaten en niet aan een tafel. Ik had hier bewust voor gekozen, omdat zij graag op de bank zit. Ik wilde het dus comfortabel houden. Echter zou ik wel mijn afsluiting van gesprekken willen verbeteren en oefenen, ik zag namelijk dat er een aantal dingen ontbraken. Ook had ik beter voor onderwerp kunnen kiezen, dit zou het makkelijker maken voor mij om vragen te bedenken. Ik ben het wel eens met de feedback die ik heb ontvangen en zal hier ook zeker op letten bij een volgend gesprek. Hieronder volgt de feedback zoals ontvangen van mijn medestudenten. Feedbackformulier van Danna 1. Hoe maakte de pedagoog de entree/opening? Ik vond dat de pedagoog een goede opening had, ze stelde zich eerst voor. Wel had ze nog het doel van het gesprek kunnen benoemen. 2. Werd er gebruik gemaakt van metacommunicatie? Zo ja, op welke manier? Er werd geen gebruik gemaakt van metacommunicatie. 3. Hoe verliep het gesprek over het onderwerp/de kern? Denk aan de verschillende gesprekstechnieken die wel of niet zijn toegepast, denk aan het aansluiten bij en afstemmen op het kind. Er was niet echt een doorlopend onderwerp, het was een vrij casual gesprek en ging van het ene onderwerp over naar het andere onderwerp. De onderwerpen kwamen wel goed naar voren (interesse in school, hobby en vervolgopleiding). 4. Welke soorten vragen werden er gesteld? Wat was het effect? Er werden open vragen gesteld over hoe het kind de school vond en hoe zij bepaalde dingen gemaakt heeft. Er werden ook gesloten vragen gesteld over de leeftijd en of zij iets kon laten zien. 5. Wat was het resultaat? En waarom? Bij de gesloten vragen antwoorde het kind vrij kort, echter viel dit niet heel erg op omdat zij niet alleen antwoordde met ja of nee maar ook nog een verhaaltje vertelde erachteraan. Bij de open vragen kon je goed zien dat het kind wel meer vertelde dan bij de gesloten vragen. 6. Hoe verliep de afsluiting van het gesprek? De afsluiting had beter gekund. Zij bedankte de cliënt wel voor de verhalen en tijd. 7. Beschrijf minimaal 2 tops en 2 tips aan de pedagoog. Tips: 1 zorg voor een mooiere afsluiting, bedank het kind voor het gesprek en wens haar bijvoorbeeld succes op der school. 2 Ik zou zelf meer kiezen voor een ‘aan de tafel gesprek’ en niet op een bank. Tops: 1 Ik vond de switch van onderwerpen leuk, zo hou je de cliënt in een casual gesprek goed aan de praat. 2 je sprak duidelijk en goed verstaanbaar. Feedbackformulier van Dieuwertje 1. Hoe maakte de pedagoog de entree/opening? Ik miste het doel van het gesprek bij de opening, maar zij stelde zich wel voor en de cliënt ook. 2. Werd er gebruik gemaakt van metacommunicatie? Zo ja, op welke manier? Nee, dit was niet gebruikt. 3. Hoe verliep het gesprek over het onderwerp/de kern? Denk aan de verschillende gesprekstechnieken die wel of niet zijn toegepast, denk aan het aansluiten bij en afstemmen op het kind. Er was geen vast onderwerp, wel hield ze de cliënt goed aan de praat. Zij vroeg door over sommige onderwerpen en liet stiltes vallen wanneer nodig. Zij vatte ook goed samen wat de cliënt vertelde en ook het parafraseren zag ik naar voren komen. 4. Welke soorten vragen werden er gesteld? Wat was het effect? Voornamelijk gesloten vragen. Dit was bij deze cliënt niet heel erg, omdat de cliënt ook veel vertelde vanuit zichzelf. Er werden ook wel open vragen gesteld, maar die waren in mindere maten aanwezig. 5. Wat was het resultaat? En waarom? Zoals vermeld bij punt 4, maakte het niet heel erg uit of het gesloten of open vragen waren. De cliënt praatte vanuit haar zelf al veel over de onderwerpen die aan bod kwamen. Ik vond dat de pedagoog hier goed op reageerde. 6. Hoe verliep de afsluiting van het gesprek? Er was wel een afsluiting, maar die is wel voor verbetering vatbaar. Het was een casual gesprek met een familielid, dus ik begrijp het wel. Het was niet zo professioneel als dat we hebben behandeld. 7. Beschrijf minimaal 2 tops en 2 tips aan de pedagoog. Tops: 1 Ik vond de sfeer goed in het filmpje en heel relaxed, ik denk dat dit ook komt doordat je op de bank zat. 2 Je hield de cliënt goed aan de praat door het doorvragen. Tips: 1 Zorg voor 1 vast onderwerp door het hele gesprek heen, dit zorgt ook voor rust vanuit jezelf en voor de cliënt dan weet ze waar ze over moet praten. 2 probeer wat meer oogcontact te maken met de cliënt.