waarom hebben we eigenlijk vier

advertisement
DBO21 Zondag 21 mei 2017 Goedenavond allemaal. Welkom bij De Bijbel Open. Ook deze keer wil ik u graag helpen bij het lezen en begrijpen van de Bijbel. Het Bijbelrooster behandelt deze week een aantal stukjes uit het evangelie van Lucas. Het Bijbelboek Lucas is een behoorlijk uitgebreid evangelie. Het leek mij goed om nog eens na te denken over de volgende punten: Waarom hebben we eigenlijk vier evangeliën? Ze gaan immers allemaal over Jezus. Met welk doel hebben mensen die geschreven? Is er ook zoiets als een gemeenschappelijke boodschap? Je mag haast wel met zekerheid vaststellen dat de evangeliën later geschreven zijn dan de meeste brieven van Paulus. En, dat er meer evangeliën geweest zijn. Ze zijn geschreven in verschillende gemeenten die de kerk van toen kende. Gemeenten soms ver buiten Israël. Neem bijvoorbeeld het evangelie van Marcus. Naar alle waarschijnlijkheid is dat evangelie door Marcus geschreven in Rome. Johannes Marcus was zijn volledige naam. Zijn moeder was Maria. Zij is de persoon die in Handelingen 12:12 genoemd wordt als degene die de christenen in Jeruzalem in haar huis ontving. Marcus heeft met vele mensen samengewerkt. In Rome was hij bij Petrus. Algemeen wordt aangenomen dat Marcus zijn evangelie daar omstreeks het jaar 70 heeft geschreven voor christenen aldaar. Dat waren vooral christenen van niet-­‐Joodse komaf. Een ander voorbeeld is het evangelie van Matteüs. Het evangelie naar Matteüs heeft zijn naam te danken aan de belastingambtenaar (tollenaar) Matteüs. Hij werd een van Jezus’ discipelen. Het evangelie is omstreeks het jaar 70 na Christus geschreven in een gemeente, waar veel Joodse christenen bij hoorden. Waarschijnlijk Jeruzalem of Antiochië. Dit waren twee voorbeelden. Dat is genoeg om een indruk te krijgen van de manier, waarop de evangeliën zijn ontstaan. Niet allemaal in dezelfde tijd en ook niet allemaal in dezelfde gemeente. Johannes is bijvoorbeeld het jongste evangelie en is dus later geschreven dan de andere evangeliën. Men denkt dan aan de laatste jaren van de eerste eeuw. Dit evangelie zou door de apostel Johannes geschreven zijn in de plaats Efeze (Klein-­‐
Azië). Hebt zich wel eens een voorstelling proberen te maken van de samenkomsten van die gemeenten uit de eerste eeuw? Hoe anders zal dat geweest zijn dan de diensten die wij nu kennen. Als men bijvoorbeeld in een huis samenkwam, dan was er geen Bijbel, waaruit men kon voorlezen. Er werden verhalen over Jezus doorgegeven. Mondeling en steeds vaker schriftelijk. 668 Paulus schrijft bijvoorbeeld over de instelling van het avondmaal door Jezus: ‘Want ik heb van de Heere ontvangen, wat ik u ook heb overgeleverd, dat de Heere Jezus in de nacht waarin Hij werd verraden, brood nam, en nadat Hij gedankt had, brak Hij het en zei: Neem, eet, dit is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt. Doe dat tot Mijn gedachtenis. Evenzo nam Hij ook de drinkbeker’ (1 Korintiërs 11:23-­‐25). Petrus schrijft over de verheerlijking op de berg: ‘Want Hij heeft van God de Vader eer en heerlijkheid ontvangen, toen een stem als deze van de verheven heerlijkheid tot Hem kwam: Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb. En deze stem hebben wij gehoord, toen deze vanuit de hemel kwam, terwijl wij met Hem op de heilige berg waren’ (2 Petrus 1:17,18). De brieven van Paulus moeten heel belangrijk geweest zijn. Je leest dan ook in zijn brieven dat Paulus aan de gemeente vraagt om de brief aan een andere gemeente door te geven. Zo schrijft hij aan de gemeente van Kolosse: ‘En wanneer deze brief door u gelezen zal zijn, zorg er dan voor dat hij ook in de gemeente van de Laodicenzen gelezen wordt, en dat ook u die uit Laodicea leest’ (Kolossenzen 4:16). Op een of andere manier moeten zo ook de evangeliën een bredere bekendheid hebben gekregen. Bekend is ook dat er in die eerste tijd best wel discussie is geweest over het gezag van de evangeliën. Er gingen vele verhalen over Jezus rond. Volgens de apostel Johannes was dat nog lang niet alles. Hij schrijft: ‘En er zijn nog veel andere dingen die Jezus gedaan heeft. Als die ieder afzonderlijk beschreven zouden worden, dan zou, denk ik, de wereld zelf de geschreven boeken niet kunnen bevatten’ (Johannes 21:25). Wat was er echt gebeurd en wat niet? Het is best wel heel fijn dat over het algemeen wordt aangenomen dat alle boeken van het Nieuwe Testament zijn geschreven in de eerste eeuw. Mensen in die tijd hadden Jezus gezien, toen Hij op aarde leefde. Deze mensen waren getuige geweest van Zijn dood en opstanding. Zij leefden dus nog. Zij konden de verhalen bevestigen of ontkennen. Soms bleef men vasthouden aan één evangelie; zo hadden bepaalde Joods-­‐
christelijke gemeenten in de tweede eeuw een sterke voorkeur voor het evangelie van Matteüs. Maar ik ken ook het verhaal van een zekere Marcion die alleen het evangelie van Lucas erkende. Heel belangrijk is wat Justinus de martelaar schreef omstreeks 150 na Christus. Hij verwijst naar ‘gedenkschriften, die evangeliën heten’ en door de apostelen zijn geschreven (I Apologie 66,3). 669 Het heeft honderden jaren en vele vergaderingen en concilies geduurd om tot een gezamenlijk uitgangspunt te komen. In 363 na Christus stelde het Concilie van Laodicea dat het Oude Testament (samen met de Apocriefen) en de 27 boeken van het Nieuwe Testament in de kerken zouden moeten worden gelezen. Het Concilie van Hippo (393 na Christus) en het Concilie van Carthago (397 na Christus) bevestigden eveneens dat diezelfde 27 boeken gezaghebbend waren. Dan hebben we het over een periode van bijna 400 jaar. Men koos dus voor vier evangeliën: die van Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes. De eerste drie hebben veel gemeen. Het evangelie van Johannes is beduidend anders van opzet en inhoud. Maar ik kijk nu niet naar de verschillen, maar naar de overeenkomsten. Hebben de evangelisten ook een gemeenschappelijke boodschap? Ik vind van wel. Ik vind dat het evangelie van Marcus dat al in de eerste verzen vertelt. Marcus schrijft daar: ‘En (Jezus) zei: De tijd is vervuld en het Koninkrijk van God is nabijgekomen; bekeer u en geloof het Evangelie’ (Marcus 1:15). Daar gaat het volgens mij over in alle vier evangeliën. Hoe verschillend ze ook zijn. Over dat koninkrijk van God wordt heel veel gesproken en door Jezus geleerd, zeker in de eerste drie evangeliën. Maar ook Johannes sprak met Nicodemus over het koninkrijk van God. Je kunt dat koninkrijk van God wel, maar ook niet binnengaan (Johannes 3). ‘Het koninkrijk van God is nabijgekomen.’ Opvallend is dat Jezus nauwelijks uitlegt wat dat koninkrijk is. Hij vertelt veel meer dat dit koninkrijk door Hem gekomen is, wat de wetten van dat koninkrijk zijn, hoe belangrijk het is dat zij ‘dat koninkrijk binnengaan’. Blijkbaar was nadere uitleg niet nodig. De mensen hebben nooit gezegd: ‘Meester, wat bedoelt u daarmee. Koninkrijk van God, daar hebben we nooit van gehoord!’ Het nieuwe en verrassende voor hen is blijkbaar niet dat er een koninkrijk van God komt, maar dat het gekomen is. U weet dat de Joden al eeuwenlang geen eigen baas meer waren. Dat de Romeinse overheid de zoveelste vreemde mogendheid was die over hen heerste. Nu had God Zijn volk door de profeten beloofd dat Hij op een dag Zijn volk zou redden en alles weer goed zou maken. De profeten hadden beloofd dat God koning zou worden. Niet alleen van hen, maar van de hele wereld. De koning die eindelijk recht en vrede zou brengen. Zijn koninkrijk zou komen. De Joden in Jezus’ tijd verlangden naar dat koninkrijk, spraken erover, baden ervoor en waren bereid desnoods voor dat koninkrijk te sterven. Je kunt het 670 vergelijken met hoe Nederland was en hoe de Nederlanders zich voelden in oorlogstijd. En toen was daar Jezus met de boodschap dat het koninkrijk van God met Hem was gekomen. Jezus onderstreepte Zijn autoriteit met vele tekenen en wonderen. Kunt u begrijpen wat dit bij de Joden heeft opgeroepen? Hoe de Joden zich toen hebben gevoeld? Ze waren bereid om de strijd tegen de Romeinen aan te gaan. Ze popelden om dat gevecht te beginnen. Ik leid bewust uw gedachten deze kant op. Ik geloof echt niet dat Jezus’ tijdgenoten mensen waren die dachten en droomden van een start van dat koninkrijk zoals wij dat nu wel kennen. Zij dachten: het komt met geweld. Niet door te dienen, maar door te heersen. Jezus moest de macht grijpen. De eindstrijd zou gaan beginnen. God ging nu (eindelijk) Zijn volk verlossen. Lees de evangeliën met dat in uw gedachten. Bijvoorbeeld de gedeelten die deze week aan de orde komen. De zaligsprekingen, de Bergrede. Lees wat Jezus leerde: over de zachtmoedigen, over je vijand liefhebben, over barmhartig zijn en niet oordelen. Gods koninkrijk zou langs deze weg komen! Hoe schokkend moet dit voor de mensen toen geweest zijn. Jezus had het over bekering. Dat was meer dan breken met de zonden. Het was ook breken met hun diepste denken. Hoe anders was die benadering! En hoe moeilijk te geloven. 671 
Download