Prischmann en Duinkerke: Fotografie in de orthodontie Thema: Orthodontie A. Prischmann1 A.S.H. Duinkerke2 Samenvatting Trefwoorden: • Orthodontie • Fotografie • Diagnostiek Uit 1de Mediagroep van de Fotografie in de orthodontie Om kwalitatief goede foto’s te verkrijgen, dienen keuzes op het gebied van apparatuur, verlichting, opnamemateriaal, beelduitsnede en compositie te worden gemaakt. Standaardisatie van de opnametechniek is een absolute noodzaak willen de foto’s over een lange reeks van jaren vergelijkbaar zijn. Dia’s van goede kwaliteit voldoen en zijn bovendien relatief eenvoudig in te scannen. Ook directe digitale opnamen behoren tegenwoordig tot de mogelijkheden. De opnamen worden gebruikt in de orthodontische diagnostiek en om het behandelingsverloop en –resultaat vast te leggen. Ook kunnen ze een ondersteunende functie hebben bij het informeren van patiënten over de mogelijkheden van de behandeling. Katholieke Universiteit Nijmegen en 2de Opleiding PRISCHMANN A, DUINKERKE ASH. Fotografie in de orthodontie. Ned Tijdschr Tandheelkd 2000; 107: 138-140. Mondhygiëne van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Inleiding Datum van acceptatie: Door de eeuwen heen hebben mensen geprobeerd om visuele waarnemingen op een of andere manier vast te leggen. In Europa leidde deze ontwikkeling van grottekeningen in de prehistorie naar de hedendaagse digitale beeldverwerking. Daarbij ging het steeds om het vastleggen van beelden die geschikt zijn om het geheugen op te frissen en/of een functie hebben bij het doorgeven van informatie (zoals in het onderwijs en de wetenschap). In de 150 jaar dat de fotografie bestaat, is er aan het principe van de fotografie niets veranderd. Nog steeds moet er licht door een kleine opening (de lens) op een lichtgevoelige plaat (de sensor) vallen. Wel zijn de gebruikte materialen en apparatuur verder ontwikkeld. Tegenwoordig richt deze ontwikkeling zich vooral op de opslag en de verwerking van de elektronische beelden (al of niet digitaal). Bij het maken van een foto moet een groot aantal keuzes worden gemaakt. Er moet worden gekozen op het gebied van apparatuur (camera en optiek), verlichting (dag- of kunstlicht en de manier van verlichten), opnamemateriaal (soort film of digitale sensor), beelduitsnede en compositie. In dit artikel wordt daarbij uitsluitend gekeken naar de fotografie ten dienste van de orthodontische behandeling. Verderop in dit themanummer bespreken Remmelink en Kuijpers-Jagtman hoe het gezicht van een patiënt geanalyseerd kan worden aan de hand van extraorale gelaatsopnamen. 1 januari 2000. Adres: Dr. A.S.H. Duinkerke Brienenshofsingel 6 6662 MJ Elst Afb. 1. Apparatuur voor digitale tandheelkundige opnamen. Afb. 2. Aan het plafond gemonteerd schuifsysteem voor algemene verlichting van het gezicht. Een dergelijke opstelling kan ook in een kleinere ruimte worden gerealiseerd. 1 Keuze van de apparatuur Bij het kiezen van de camera dient te worden bedacht 2 dat zowel het gehele hoofd alsook overzichtsopnamen van de tandbogen gefotografeerd moeten kunnen worden. Dit laatste betekent een vergrotingsfactor tussen 1:2 en 1:3, dat wil zeggen dat de werkelijkheid ongeveer half zo groot wordt afgebeeld (Bengel, 1984). Hiervoor is een spiegelreflexcamera nodig omdat dan het beeld in de zoeker van de camera volledig overeenkomt met het beeld van de opname. Op de camera is een macrolens van ongeveer 100-120 mm nodig om voldoende afstand tot het object te kunnen houden. Hierdoor is er ruimte om naast de lens flitsapparatuur te plaatsen die het gehele object kan belichten. In de tandheelkundige literatuur wordt in het artikel van Van de Kamp (1973) een Leica-camera getoond. Souren en Kuitert (1999) tonen de Minolta X-700 en de Nikon F4, die op het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) worden gebruikt, en de speciaal voor tandheelkundige opnamen ontwikkelde Yashica Dental Eye. Deze camera’s zijn alle kleinbeeldcamera’s, waarin de nu nog gangbare kleinbeeldfilms passen. Digitale fotografie is in de orthodontie meer en meer gebruikelijk (afb. 1). Op deze camera kunnen eventuele reeds in bezit zijnde ‘oude’ Nikon-lenzen worden aangebracht. Het enige probleem is nog dat de brandpuntsafstand op de nieuwe camera verandert (met een factor 1,3 tot 2,5). Een aparte vermelding verdient de keuze van de stoel om patiënten in te fotograferen. Indien een patiënt liggend in de behandelstoel wordt gefotografeerd, is het moeilijk om de camera loodrecht op de lengteas van de betrokkene te houden. Daarom is het beter de patiënt tijdens het fotograferen te laten zitten, bij voorkeur met het hoofd tegen een kleine hoofdsteun. Bij een om een verticale as draaibare stoel kan de patiënt gemakkelijk voor de verschillende typen opnamen ten opzichte van de camera worden gepositioneerd, waardoor de plaats van de camera, de verlichting en de achtergrond minder hoeven te worden aangepast. Daarmee wordt ook een zekere standaardisatie van de opnametechniek verkregen. Verlichting In de orthodontie worden alle opnamen binnenshuis 138 Ned Tijdschr Tandheelkd 107 (2000) april Thema: Orthodontie gemaakt. Daardoor kan niet worden volstaan met daglicht. Omdat het daglicht varieert, kan het voor een betrouwbaar resultaat beter worden uitgeschakeld. Om alles zichtbaar te maken is een flitsinstallatie nodig, die minimaal een ringflitser omvat. Voor de opname van het gehele hoofd kunnen aan de ringflitser nog twee lampen schuin links en rechts voor de patiënt worden toegevoegd. Deze lampen kunnen op statieven zijn gemonteerd, maar het verdient de voorkeur om ze met een schuifsysteem aan het plafond te monteren, waardoor het licht kan ‘meelopen’ bij het verschuiven of verdraaien van het object (afb. 2). Daardoor ontstaat een breed verlicht gebied om het hoofd heen, waardoor schaduwen worden voorkomen. Het is wenselijk ook nog van achter de patiënt een ‘hoofdlicht’ op de haren te laten schijnen want anders wordt het beeld ‘doods’ (afb. 3). Flitslampen worden in het gebruik steeds zwakker. Daarom is testen en tijdig vervangen nodig om kleurverschuiving van het beeld te voorkomen. Bij intraorale foto’s geeft de ringflitser een uitstekende belichting. Eventueel kan nog worden gekozen voor een ringflitser bestaande uit vier puntflitsers die onafhankelijk van elkaar kunnen worden in- en uitgeschakeld. Bij gebruik van spiegels bij intraorale opnamen kan dan alleen de puntflitser worden ingeschakeld die aan de kant van de spiegel zit. Bij het fotograferen van (witte) gipsmodellen kunnen beter twee flitsers uit verschillende richting worden gebruikt om wat meer ‘diepte’ in het beeld te krijgen (Bengel, 1984). Opnamemateriaal Een orthodontische behandeling duurt veelal twee tot vier jaar, maar bij schisispatiënten begint de behandeling al kort na de geboorte. Na afbehandeling, op een leeftijd van dertien tot zeventien jaar, wordt de patiënt vaak nog verder gevolgd en fotografisch gedocumenteerd. De digitale fotografie kan een dergelijk groot aantal jaren nog niet overbruggen omdat de technieken nog bijna jaarlijks sterk veranderen. Op dit moment is daarom de beste optie om de foto’s op een gestandaardiseerd formaat af te drukken. Dan ontstaan er geen problemen als een totaal nieuw systeem van digitale beeldverwerking wordt geïntroduceerd. Momenteel wordt in de fotografie ten behoeve van de orthodontie nog bijna standaard op kleinbeeldfilm (135 mm breed: zogenaamde diafilm) afgebeeld. Daardoor kunnen de opnamen op de film zelf worden gecontroleerd zonder dat ze eerst afgedrukt hoeven te worden en vervolgens is de diafilm gemakkelijk op te bergen in de patiëntenmap (afb. 4). Bovendien worden dia’s nog steeds het meest gebruikt voor het presenteren aan grote groepen mensen, en daarnaast zijn ze ook een uitstekend origineel om te scannen voor digitale verwerking. Op het eerste gezicht lijkt standaardisatie van de diafilm gemakkelijk: steeds hetzelfde merk en typenummer gebruiken. Maar de fabrikanten veranderen (verbeteren) de emulsies om de paar jaar, waardoor Ned Tijdschr Tandheelkd 107 (2000) april steeds gecontroleerd moet worden of de tandvleeskleur nog correct wordt weergegeven. Zo niet, dan moet een andere emulsie worden gekozen. De grote fabrikanten hebben honderden emulsiesoorten beschikbaar, dus er is voldoende keus! Uit de overvloed kiezen (na het uitvoeren van vergelijkende tests) is dan het voornaamste probleem. Afb. 3. Portret met (a) en zonder (b) ‘hoofdlicht’ gemaakt. Beelduitsnede en compositie Souren en Kuitert (1999) besteden in hun hoofdstuk over fotografie in ‘Het handboek voor de tandheelkundige praktijk’ uitgebreid aandacht aan het onderwerp beelduitsnede en compositie. Daarom wordt hier volstaan met een aantal opmerkingen. In het algemeen is het wenselijk om formaatvullend te fotograferen, dat wil zeggen met zo weinig mogelijk achtergrond bij de gezichtsopnamen en de wangkaken zo weinig mogelijk zichtbaar bij de intraorale opnamen. Per soort opname (extraoraal of intraoraal) dient steeds dezelfde vergrotingsfactor op de camera te worden ingesteld. Door dan vervolgens met de camera naar het object te bewegen tot dit scherp in beeld komt, ontstaat vanzelf steeds een vergelijkbaar beeld op de foto. Bij intraorale opnamen van de occlusie dient het occlusale vlak steeds in het midden en evenwijdig aan de onderrand van het beeld te staan (afb. 5). Vooral de intraorale opnamen van de onderkaak en de bovenkaak met behulp van een spiegel zijn moeilijk te Afb. 4. Mapje voor het opbergen van dia’s in de patiëntenmap. 139 Prischmann en Duinkerke: Fotografie in de orthodontie Afb. 5. Voorbeeld van een esthetisch fraaie foto met de juiste plaats en richting van het occlusievlak. maken omdat daarvoor veel medewerking van de patiënt vereist is. De spiegel moet zover mogelijk achter in de mond worden geplaatst, hetgeen veel patiënten als onprettig ervaren. Het is aan te bevelen de patiënten de spiegel met één hand te laten fixeren op het moment dat de foto wordt gemaakt omdat zij dan zelf bepalen hoe ver de spiegel de mond in kan. Dat is soms verder dan de fotograaf denkt! En patiënten vinden het vaak ook leuk om dat zelf te mogen doen. De patiënt kan bij de overzichtsopname van de ondertandboog tegelijkertijd de onderlip met twee vingers van de andere hand naar beneden trekken. Bij overzichtsopnamen van de boventandboog wordt de patiënt gevraagd tijdens de opname flink te grijnzen, waardoor de bovenlip voldoende naar boven wordt getrokken. Er ontstaat dan veelal een wat lacherige sfeer die bijdraagt aan een goede samenwerking tussen patiënt en fotograaf. Bij de gezichtsopnamen kan de kleur van de achtergrond de kleur van de huid op de foto beïnvloeden. Een zwarte achtergrond is nodig als de kleur van de huid het belangrijkste is (zoals in de dermatologie). Bij een blauwe achtergrond verschuift de kleur van de huid naar de rode kant. Een groene achtergrond is rustig en geeft ook een mooie huidtint. Tot slot In de fotografie speelt de esthetiek een belangrijke rol. Een foto moet niet alleen het gewenste object tonen maar als het enigszins kan ook ‘mooi’ zijn. De dia’s of foto’s zijn dan presenteerbaar op bijeenkomsten met collega’s of kunnen goede diensten bewijzen bij bijvoorbeeld onderlinge visitatie. Omdat een zelfde patiënt vaak meerdere malen verspreid over een groot aantal jaren wordt gefotografeerd, is standaardisatie van de opnamen van groot belang, willen de opnamen onderling vergelijkbaar zijn. Het is daarom aan te bevelen een of meer medewerkers van het tandheelkundig team specifiek met het fotograferen te belasten en hen voor deze taak ook adequaat op te leiden. Toch zal de standaardisatie niet altijd optimaal zijn omdat de medewerking van de patiënt natuurlijk ook vereist is. Zo zijn er bijvoorbeeld gehandicapten die moeite hebben hun hoofd stil of recht te houden. Pubers schamen zich soms voor hun uiterlijk of voor hun gebit, zodat het moeilijk is van hen een foto te maken met een ‘spontaan’ lachend gezicht dat de zichtbaarheid van het gebit weergeeft. Ook voor de fotograferende medewerker zelf is standaardisatie moeilijk omdat elke dag precies hetzelfde moet worden gewerkt, ook onder tijdsdruk. Om de standaardisatie te controleren en zonodig te verbeteren is het goed om van tijd tot tijd de foto’s, die in de loop van de jaren bij een zelfde persoon zijn gemaakt, naast elkaar te leggen en de opnametechniek te vergelijken. In het kader van de Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) moeten patiënten steeds uitgebreider worden voorgelicht over de te verwachten resultaten van de behandeling en eventuele alternatieven, inclusief het afzien van de behandeling. Daarvoor kan een bestand van foto’s van eerder behandelde patiënten voor en na de behandeling nuttig zijn. Eventueel kunnen deze foto’s worden gescand en opgeslagen en vervolgens via het beeldscherm worden getoond. Ook zijn er mogelijkheden voor computersimulatie in ontwikkeling, waarbij foto’s voorafgaand aan de behandeling kunnen worden gemanipuleerd conform het te verwachten behandelingsresultaat. De behandelaar die dergelijke beelden aan de patiënt meegeeft, dient zich echter wel te realiseren dat hij daarmee hoge verwachtingen bij de patiënt oproept, die misschien niet altijd waargemaakt kunnen worden. Literatuur • BENGEL W. Die Photographie in Zahnmedizin und Zahntechnik. Berlin: Quintessenz Verlags GmbH, 1984: 237 en 276-282. • KAMP JLM VAN DE. Een nieuwe, eenvoudige techniek voor een beter resultaat bij de intraorale fotografie. Ned Tijdschr Tandheelkd 1973; 80: 179-182. • REMMELINK HJ, KUIJPERS-JAGTMAN AM. Gelaatsanalyse zonder röntgencefalometrie. Ned Tijdschr Tandheelkd 2000; 107: 141-144. • SOUREN JPHJA, KUITERT RB. Fotografische documentatie in de tandheelkunde. In: Beek H van, Feilzer AJ, Guijt J, Quirynen M, Stoffels Summary Photography in orthodontics Key words: To achieve high quality pictures decisions have to be made regarding the camera and lenses, the lighting, the photographic film, the photographic procedures and the registration of the pictures in the files of the patient. The necessity of standardisation and the difficulties in achieving this are mentioned. The use of pictures in orthodontic diagnosis, treatment planning, treatment follow-up and quality control are described too. • Orthodontics • Photography • Diagnosis 140 Ned Tijdschr Tandheelkd 107 (2000) april