voorwoord: why we wrote this book

advertisement
Age of propaganda,
Pratkanis & Aronson
1
Voorwoord: why we wrote this book
1
Welke redenen geven de auteurs op om dit boek te schrijven? Kunnen ze met
enkel een boek te schrijven hun doel - naar eigen zeggen – wel bereiken?
De burgers van vandaag hebben eigenlijk wel meer dan 2 mogelijkheden (naïef accepteren of
cynisme en aliënatie). Het is belangrijk dat in een democratie waarbinnen veelvuldig gebruik
wordt gemaakt van propagandatechnieken, de Amerikanen geïnformeerd raken over deze
mechanismen en de psychologische dynamiek die ze zo effectief maakt.
De auteurs leerden door 45 jaar van onderzoek, welke technieken werken en welke niet. Ze
menen te weten hoe we ons kunnen wapenen tegen het misbruik dat gemaakt wordt van deze
technieken. Hoe we bewust kunnen omgaan en reageren op beïnvloeding.
Een tweede belangrijk aspect is om een duidelijk onderscheid te maken tussen beïnvloeding
en propaganda.
Het boek bevat ook advies voor zij die een effectieve communicatie willen voeren op een
duidelijke en eerlijke manier.
Ze willen ook zorgen voor een goed geïnformeerd electoraat dat het onderscheid kan maken
tussen een eerlijke presentatie en een “omprater, oplichter”.
Uiteraard beseffen ze dat ze dit niet enkel met hun boek kunnen bereiken. Men moet ook
komen tot een actiever, beter geïnformeerd publiek. Hun boek kan slechts een stap in de
goede richting zijn voor de lezers.
2
2
Welke reacties kunnen er volgens de auteurs gegeven worden op het
bombardement van de hedendaagse beïnvloeding?
-
naïef accepteren van de beïnvloeding
-
cynisme of aliënatie (minder dan 50% van het Amerikaanse electoraat vindt het
belangrijk te gaan stemmen
De auteurs geloven in een derde mogelijkheid die nodig is voor de democratie: eerlijke en
duidelijke communicators met een goed opgevoed publiek dat
3
-
weet heeft van “persuasion stategies”
-
begrijpt waarom en hoe die werken
-
en hoe deze effectiviteit te counterparten (dus de weerbaarheid verhogen)
Waarom zijn Amerikanen vandaag cynischer en gealiëneerd van het politieke
leven?
Vanaf president Nixon, zag men in dat ook politieker openlijk konden liegen en bedriegen en
dat de massamedia hier het forum bij uitstek voor vormen. Amerikanen hebben het gevoel dat
zij toch niet tellen en dat ze enkel nuttig zijn als achterban voor grote internationale operaties.
OJ Simpson was meer op tv dan Bosnië, Oklahoma en V.S. begroting samen daar het redelijk
makkelijk te produceren was, veel kijkers lokte en dus meer geld voor ads kon vragen.
Clinton & Lewinski kwamen veel op tv; het publiek verliest respect voor de nieuwsmedia.
Inspelen op entertainment en spektakel om zo nieuws te creëren, zorgt ervoor dat het cynisme
i.v.m. de regering. De verliezers hierbij zijn degene die de democratie respecteren (zie ook
vraag 3).
3
Our age of propaganda
4
Wat willen de auteurs aantonen met de 4 voorbeelden waarmee hoofdstuk 1
begint (Nike schoenen, 2 presidentskandidaten, film over verkrachting en de
Tylenolpillen tegen hoofdpijn)?
-
Nike schoenen: een zeventienjarige jongen vermoordde een 16-jarige omwille van zijn
dure schoenen, waar massaal reclame rond gemaakt werd
-
presidentskandidaten: de ene liep voorop in de opiniepeilingen, in tv-uitzending
veroordeelde de andere hem met een argument dat niet klopte, de andere werd
verkozen
-
film over verkrachting: een verkrachter verklaarde in de rechtszaal dat hij verleid werd
door zijn slachtoffer, andere slachtoffers gingen niet meer naar de politie omdat ze
vreesden dat die hen ook niet zou geloven.
-
Tylenol vergiftiging: soortgelijke vergiftigingen werden gemeld, uitgezonden,…
spiraal
=> Elk keer dat we tv kijken, een magazine openen, ... tracht iemand ons op te voeden, te
overtuigen of te beïnvloeden. Het duidelijkste voorbeeld hiervan is de reclame, maar
beïnvloeding hoeft niet zo opzichtig te zijn.
De beïnvloeding kan evenzeer erg subtiel zijn of zelfs onbedoeld. Ze kunnen ons beïnvloeden
in de manier waarop we naar de wereld kijken en hoe we reageren op belangrijke
gebeurtenissen in ons leven.
4
5
Welk verschil is er volgens de auteurs in de wijze waarop beslissingen genomen
worden in een traditionele maatschappij en in de Amerikaanse?
Elke maatschappij heeft mechanismen nodig voor het maken van beslissingen, het oplossen
van conflicten en het coördineren van activiteiten.
-
traditionele maatschappij: beslissingen op basis van autoriteit, macht en erfelijkheid
-
onze maatschappij (VS): gebruiken de technieken van de overreding (persuasion) in de
democratie, advocaten worden ingezet, de Amerikanen kiezen hun leiders door een
overredingsritueel, beter gekend als verkiezingscampagne
6
Hoe zit het volgens de auteurs met de democratische wortels van de USA en
welke evolutie beschrijven ze daarin?
De V.S. was een diverse samenleving, elke groep had zijn eigen geloof en waarden. Al snel
trachtten promotors de bevolking voor zich te winnen. Katholieke priesters en protestantse
ministers trachtten de bevolking te bekeren. De pers moest de kolonisten helpen om
volgelingen te overtuigen.
Bv. Faneuil Hall (1742), werd opgericht als marktplaats waar ook de mensen van het
platteland hun goederen kunnen aanprijzen, snel werden hier constant debatten gevoerd over
belangrijke zaken.
Met de industriële revolutie komt er echter een andere vorm van persuasion: steeds meer
goederen worden geproduceerd voor de massamarkt. De consumenten kochten deze
producten echter niet altijd  uit noodzaak moest men een beroep doen op uitverkoop en
marketing om de producten te verkopen. De massamedia vormden hier een uitstekend middel
toe.
1843: eerste advertising agency (Palmer) in Philadelphia
Ook de academische wereld krijgt stilaan aandacht voor de persuasion (vanaf 1890)
Vanaf WOI werd het gebruik van de oorlogspropaganda duidelijk: kritiek en bezorgdheid
5
De evolutie van het begrip propaganda
We gebruiken de term propaganda om te verwijzen naar de massa-overredingstechnieken die
onze postindustriële samenleving kenmerken.
1622: gebruikt door Gregorius XV, bedoelt om mannen en vrouwen vrijwillig te brengen tot
het katholicisme  Positieve betekenis voor de katholieken: bekeren, opvoeden
 Negatieve betekenis voor de protestante
De term werd bekend vanaf de 20e eeuw; manipulatie door het gebruik van leugens en bedrog
 massasuggestie of invloed door de manipulatie van symbolen en de
psychologie van het individu
Beelden, slogans en symbolen spelen in op onze vooroordelen en emoties. Het doel is dat de
ontvanger de oproep “vrijwillig” overneemt.
Het gebruik is even oud als de beschaving zelf. In Egypte poogde men de positie van de leider
te rechtvaardigen. In de Mayacultuur nam men soms een loopje met historische feiten. De
communicatie gebeurde in één richting, nl. van leider naar massa.
6
7
Hoe wordt de overreding, en haar rol in de maatschappij, opgevat in de klassieke
retorica (Protagoras, Plato, Aristoteles, Cicero) en wat is het verschil met
vandaag? Wat is de rol van de veranderde “omgeving” hierin?
Griekse en Romeinse opvatting
Overreding neemt de vorm aan van een argument, een debat, een discussie of een
welbeargumenteerde speech die een bepaald argument verdedigt. Het eindresultaat is een
“opvoeding” voor beide partijen.
Griekse stadsstaten
De Griek had er belang bij om te argumenteren, zijn leven kon ervan afhangen, hij moest
zichzelf zelf verdedigen. Zij konden dit leren van de Sofisten.
Sofisten
Overreding is nodig om de beste handelingswijze de ontdekken. Niet wat men verdedigt is
belangrijk, wel hoe hij zijn betoog opbouwt, beargumenteert,…
bv. Protagoras: de mens is de maat van alle dingen, een zijn altijd twee kanten
Plato
Verzet tegen de Sofisten, relativisme: enkel door de filosofie kan met komen tot de absolute
waarheid ( relativisme): logica en rede.
Aristoteles
De waarheid kan men enkel achterhalen door de logica, maar de domme massa kan dit niet en
mag zich hiervoor bedienen van de kunst van de overreding om tot een juiste conclusie te
komen.
Romeinen
Opkomst van de beroepsredenaars, de advocaten, Cicero: “Wijsheid zonder welsprekendheid
is weinig hulp voor de staat, maar welsprekendheid zonder wijsheid is vaak een hinderpaal
geweest en was zelden een voordeel”.
7
Verschil met vandaag: vroeger werd de propaganda gebruikt om te informeren en te
verlichten, nu dient de overreding om de massa te bewegen naar een gewenste positie,
standpunt of gedrag. Nu wordt het gebruik van eenvoudige slogans en beelden benadrukt (
uitvoerige uiteenzettingen). Dit verschil wordt versterkt door de veranderde omgeving.
-
We leven in een overcommunicerende samenleving, een Amerikaan zal in zijn ganse
leven in contact gekomen zijn met meer dan 7 miljoen reclameberichten. Deze
overlading met berichten maakt dat we deze last moeten dragen en dat het moeilijk is
om hier mentale energie aan te blijven spenderen.
Overladen met berichten: leidt tot oppervlakkigheid.
-
We worden geconfronteerd met kortere slogans, goedkope slogans zorgen vaak voor
kortzichtige zwart-wit voorstellingen.
30 sec-slogans: vroeger was er meer tijd voor speeches.
-
Instant-berichten: we krijgen de tijd niet om erover na te denken.
-
Bij de Grieken duurde het enkele jaren om de techniek van de argumentatie en de
redevoering onder de knie te krijgen, elke burger had hier belang bij. Nu weten we
weinig over beïnvloeding, wat leidt tot aliënatie en cynisme.
8
8
Aan het eind van hoofdstuk 1 vermelden de auteurs 2 oogmerken (doelen) van dit
boek en geven ze er een algemene indeling van. Bespreek dit.
Doel 1
Het informeren van het dagelijkse gebruik en het misbruik van de overreding en de stand van
de experimenten en onderzoek daarrond.
Doel 2
Vaak maken overreders gebruik van inzichten uit de psychologie, ze spelen in op onze diepste
angsten en onze irrationele verlangens en maken gebruiken van simplistisch geloof. Door
inzicht in deze technieken kunnen we er misschien effectiever en gevoeliger mee omgaan, en
ons niet laten vangen.
Algemene indeling
The Psychology of everyday persuasion: wat hebben sociale psychologen en andere
onderzoekers ons op dit gebied bijgebracht?
De volgende 4 secties onderzoeken de technieken van propaganda en leren hoe de kennis
hiervan de overreding beïnvloedt en hoe we ons tegen “persuasion” kunnen beschermen.
Het laatste deel betreft de rol die overreding in een samenleving zou moeten hebben, wanneer
is overreding goed, en wanneer is het misleidende propaganda?
9
DEEL A
The psychology of every day persuasion
Mysterious influence
9
Men gelooft graag dat de Chinese communisten hun krijgsgevangenen
“brainwashten” (zoals in de film The Manchurian Candidate). Hoe vat men dat op
en waarom gelooft men daar zo graag in? Als soort verklaring van menselijk
(vreemd) gedrag heeft het voorlopers in de geschiedenis: licht dit toe.
1962, The Manchurian Candidatethe manchurian candidate: Amerikaanse soldaat gevangen
in de oorlog van Korea, zou gebrainwashed zijn door de Chinesen om dat US politieke leiders
te vermoorden.
De film werd een succes omwille van het beeld van sociale beïnvloeding. Overreding is een
mysterieuze en machtige kracht, het kan gebruikt worden om ons aan te zetten tot vreemde
handelingen. In haast elke periode, elke cultuur vragen mensen zich af hoe het komt dat ze
worden beïnvloed door anderen.
Oudheid: het lot van een persoon wordt bepaald door de positie van verre sterren.
Middeleeuwen: personen konden bezeten zijn door demonen en konden worden gecontroleerd
door heksen die vloeken uitspreken.
1770’s ~> Anton Mesner: elk van ons bezit een “animal fluid” dat ons gedrag en onze
gezondheid in grote mate bepaald (influence = to affect fluid), door middel van een magneet
meende hij die “fluid” te kunnen sturen. De therapie die zich hier rond ontwikkelde is het
mesmerisme. Sommigen beweren genezen te zijn door de behandeling. Wetenschappers
stelden echter vast dat hiervoor geen enkel bewijs bestaat.
Later kende deze beweging ook noch navolging.
bv. New Age: het beïnvloeden van gedrag door het herkanalisering van het zelf.
10
10
Welke verklaring zouden Aristoteles en Cicero geven aan de invloed die Mesmer
(met een magneetstaaf en zo) uitoefende op mensen (hun gedrag, hun genezing)?
Ze zouden zeker geïntrigeerd geweest zijn door Mesmer, ze zouden hem evenwel niet geloofd
hebben. Mesmer paste echter briljant de wegen naar de overreding toe.
-
Hij wist zijn publuik de charmeren en zijn eigen geloofwaardigheid te verstevigen
(zichzelf vergelijkend met Galileo,…).
-
De boodschap werd snel aanvaard, ze kwam immers overeen met het christelijke
concept van de ziel die ook bezeten kon zijn door de duivel.
-
Hij speelde in op de emoties van zijn toeschouwers, hij gaf weer hoop aan mensen die
zochten naar antwoorden.
-
Hij definieerde de situatie zoals die hem het beste uitkwam.
bv. door het verspreiden van geruchten en roddels, voor het begin van de sessie koos
men een aantal “betrouwbaren” uit om te laten zien wat mesmerisme kon
verwezenlijken.
 voor Aristoteles en Cicero is overreding een kwestie van het volgen van
een aantal basisprincipes
11
Beïnvloeding is volgens de auteurs geen mysterieus proces, maar volgt
welbepaalde regels (tactieken en wetmatigheden). In verschillende hoofdstukken
wordt dit nadrukkelijk behandeld. Waar gaat het dan over?
Dit is het centrale thema binnen het boek, een boodschap krijgt maar overredingskracht door
gebruik te maken van specifieke trucjes. Deze mening is die van Cicero en Aristoteles.
De auteurs geven het voorbeeld van een lamp. Voor wie niets afweet van elektriciteit en die er
nooit mee in contact kwam, kan een lamp magisch of beangstigend zijn. De eerste reactie
verschilt waarschijnlijk niet erg van zij die als eersten in contact kwamen met Mesner.
Het is dus evenzeer nodig om de mensen te informeren over de werking van overreding dan
die van lamp.
11
12
Welke vier facetten onderscheidt Aristoteles in zijn “Rethorica”? Wat is de
relatie met de overredingstechnieken en met de structuur van dit boek? Wat
bedoelt hij met de “atechnoi” (of Cicero met “statis”)?
Aristoteles  allesomvattende theorie van de overreding, vier facetten:
-
spreker, bron, ethos
-
de boodschap, logos ~> de speech-schrijvers zorgen ervoor dat de argumenten elkaar
opvolgen volgens de regels van de logica en dat men gebruik moet maken van
levendige, historisch en voorstelbare voorbeelden: de boodschap moet geënt zijn op de
bestaande opvattingen
-
emoties van de ontvanger, pathos ~> de spreker moet gebruik maken van deze
gevoelens, erop inspelen
-
omstandigheden, atechnoi ~> feiten en gebeurtenissen buiten de onmiddellijke greep
van de spreker: toch pogen naar je hand te zetten (getuige in diskrediet brengen)
De offica oratoris, de plichten van de spreker, Cicero:
-
charm ~> om geloofwaardigheid te creëren
-
teach ~> stel een boodschap voor met luide argumenten
-
move ~> vervul het publiek met emoties
-
statis ~> de status van de zaak, het bepalen van de situatie die het meeste voordeel
oplevert voor zijn standpunt; bv. schuldig pleiten aan moord, doodslag,…
De orator moet een definitie leveren die het meest voordelig is voor zijn eigen standpunt.
12
13
Welke 3 denkrichtingen noemen de auteurs, waaraan men principes kan ontlenen
voor overredingskunst: wat zijn hun sterke en wat hun zwakken kanten? Welke
bekende stromingen in de psychologie blijven hier onvermeld?
De psychoanalyse (magic bullet)
Vance Packard, The hidden persuaders (1957); over het gebruik van principes van de
psychoanalyse om advertenties te maken die erg machtig en succesvol zijn ~> men gaat op
zoek naar de verborgen, diepere betekenis van de dingen.
bv. Eieren betekent groei en vruchtbaarheid.
De reclamemaker kan dan een campagne ontwikkelen die onze diepste motivaties aanspreekt,
en die daarom erg krachtig kan zijn.
Het animal magnetisme wordt vervangen door de psychische energie van het onderbewuste en
de magneet door de aanspraak op de verborgen taal van het onderbewuste.
Maar wat zijn juist de factoren van de verborgen overreding? In de jaren’50 gebruikte men
deze techniek maar even want ze bleek niet erg succesvol te zijn. Toch kreeg, en krijgt de
benadering nog steeds, veel belangstelling.
Behaviorisme en psychoanalyse verschillen op het vlak van de aard van de magic bullets.
Leertheorie behaviorisme
Een boodschap is overredend wanneer ze geleerd en geaccepteerd wordt door de ontvanger.
1917: Walter Dill Scott ~> aanbevelingen om reclame te verbeteren
-
herhaling
-
intensiteit (gebruik lichte en donkere kleuren)
-
associatie (link de inhoud met de ontvanger’s ervaringen)
-
vindingrijkheid
-
beloning
Carl Hovland: een boodschap is overredend als ze voldoet aan alle 4 fasen van het
psychologische proces:
-
trekken van de aandacht
-
begrepen
-
argumenten onthouden
-
(persoonlijke) drijfveer tot handelen
13
Kritiek op deze benadering: een communicatie kan ook overredend zijn als niet alle fasen
vervuld zijn.
bv. begrepen mensen handelen ook wanneer er geen persoonlijk belang bij is (patriot die
strijdt voor zijn land)
Aldous Huxley, Brave new world en Anthony Burgess, A clockwork orange ~> leveren een
glimp van een wereld die volledig geleid wordt langs de principes van het behaviorisme
Cognitieve benadering
De belangrijkste determinant van overreding bestaat uit de gedachten die door het hoofd van
de ontvanger gaan tijdens de persuasieve communicatie. De beïnvloeding hangt af van de
manier waarop een boodschap wordt geïnterpreteerd en beantwoord door de ontvanger (zie
ook vraag 15).
The succesful persuasion tactic is one that directs and channels thoughts so that the target
thinks in a manner agreeable to the communicators point of view; the succesful tactic disrupts
any negative thoughts and promotes positive thoughts about the proposed course of action.
Maar wat bepaalt de gedachten die door iemands hoofd gaan?
14
14
Welke leerprincipes werden in de reclame aanbevolen door Walter Dill Scott en
Carl Hovland? Hoe inspireerde deze behavioristische gedachten Aldous Huxley
en Anthony Burgess?
1917: Walter Dill Scott ~> aanbevelingen om reclame te verbeteren
-
herhaling
-
intensiteit (gebruik lichte en donkere kleuren)
-
associatie (link de inhoud met de ontvanger’s ervaringen)
-
vindingrijkheid
-
beloning
Carl Hovland: een boodschap is overredend als ze voldoet aan alle vier de fasen van het
psychologische proces
-
trekken van de aandacht
-
begrepen
-
argumenten onthouden
-
(persoonlijke) drijfveer tot handelen
Kritiek op deze benadering: een communicatie kan ook overredend zijn als niet alle fasen
vervuld zijn bv. begrepen (2), mensen handelen ook wanneer er geen persoonlijk belang bij is
bv. patriot die strijd voor zijn land
Aldous Huxley, Brave new world en Anthony Burges, A clockwork orange ~> leveren een
glimp van een wereld die volledig geleid wordt langs de principes van het behaviorisme
15
15
Wat zijn de twee overkoepelende principes van de “cognitive response”
benadering en licht toe met een voorbeeld.
Onderzoekers zeggen dat massamedia grote effecten kunnen hebben onder bepaalde
omstandigheden.
-
Massamedia produceren vele subtiele, indirecte effecten maar vertellen je ook
waarover en hoe je moet denken.
-
Bewijs voor directe invloed, nl. veranderingen in gedrag consistent met hetgene in een
ad gezegd werd
bv. 7 dagen naar een merk kijken zorgt er met 6% voor dat mensen het effectief zullen
kiezen (verschillend naargelang het gebruik van sterke of zwakke ads)
mensen sparen hun cognitieve energie
bv. Dit is ook het geval in politiek: stemmen voor degene die veel in de media komt.
Als echter alle partijen aan het woord komen, wordt de ene boodschap door de andere
geneutraliseerd.
In de Golfoorlog kregen we maar één kant van het verhaal te horen. Zo beïnvloeden de
massamedia fundamentele geloofsinhouden en opinies. We nemen ook vaak de tijd niet om de
alternatieven te onderzoeken. Als de massamedia iets vertellen dat niet consistent is met onze
opvattingen, hebben we de neiging om deze te ontwijken of weg te rationaliseren; zodoende
wordt onze eigen overtuiging nog sterker.
Invloed is afhankelijk van hoe de boodschap geïnterpreteerd wordt en hoe de ontvanger er op
reageert. Dit kan variëren naargelang het individu, de situatie en de oproep. Soms kan een
boodschap ook aanslaan als een aantal fases niet even goed doorkomen.
Belangrijke wet om de effectiviteit van een boodschap te bepalen: The succesful persuasion
tactic is one that directs and channels thoughts so that the target thinks in a manner
agreeable to the communicators point of view; the succesful tactic disrupts any negative
thoughts and promotes positive thoughts about the proposed course of action.
Maar wat bepaalt de gedachten in ons hoofd (hierop spelen propagandisten in)(zie vraag 20
voor een voorbeeld)?
-
Mensen sparen hun cognitieve energie (we nemen mental shortcuts waar we kunnen).
-
We organiseren onze gedachten en daden zo dat ze rationeel overkomen bij ons en bij
anderen.
16
Mindless propaganda, thoughtful persuasion
16
De auteurs vermelden 5 supermarkt trucjes om de klant te doen kopen. Hoe komt
het dat dergelijke zinloze maatregelen toch werken? En wat moet je doen als je
voorrang wilt bij een kopieerautomaat? En wat als je geld moet bedelen voor het
goede doel? Hoe komt dat?
-
reclames die woorden als nieuw, snel, … bevatten verkopen meer producten
-
producten op oogniveau verkopen het best
-
reclame met baby’s, dieren of sex-appeal zijn succesvoller
-
producten aan het einde van een rek of aan de kassa, verkopen goed
-
het bundelen van producten (3+1)
Als consumenten denken we vaak niet echt na over wat we kopen. Onderzoek heeft
aangetoond dat meer dan de helft van onze aankopen impulsief gebeuren. Meer dan 62% van
alle klanten kopen minstens één ongepland item. Reclame doet onbenulligheden belangrijk
lijken o.a. door het gebruik van superlatieven.
Kopieerapparaat (Ellen Langer): als iemand ons vraagt om voor te mogen hangt dit af van
onze stemming. Bijna iedereen stemt toe wanneer één detail toevoegen aan de vraag, nl. een
reden. Ook al slaat de reden nergens op, toch lieten de meesten anderen voorgaan. Ze dachten
niet na over de argumentatie en namen ze klakkeloos over.
Goede doel: als je op iemand afstapt en vraagt, heb je 17 frank die ik zou kunnen krijgen, zet
je de mensen aan het denken. De geldvrager werd plotseling een individu met echt behoeften,
iemand die je niet zomaar voorbij kan lopen.
 mensen worden zowel beïnvloed wanneer ze totaal niet nadenken als wanneer ze
aandachtig zijn. Dit komt door de 2 wegen van beïnvloeding (zie vraag 18).
17
17
Bespreek het experiment van Petty, Cacioppo en Goldman waarbij aan studenten
aangekondigd werd dat er een (nieuw) examen zou worden ingevoerd. Hoe is het
ingericht en welke conclusie wordt daaruit getrokken m.b.t. de beslissende
overtuigende factoren (bron & bericht)? Vergelijk deze proef met die van Petty
& Cacioppo inzake de rol van een waarschuwing bij beïnvloeding (hoofdstuk 30).
Bericht dat de studenten in de toekomst een speciaal examen moeten afleggen om te kunnen
afstuderen. De ene helft van de studenten werd verteld dat het voor hen relevant werd
(persoonlijke betrokkenheid), de andere helft werd gezegd dat dit pas over 10 jaar ingevoerd
ging worden. De zwakke bron was een middelbare school, de sterke de Commissie voor
Hoger Onderwijs. Ook de sterkte van de boodschap verschilde: zwak zijn persoonlijke opinies
en anekdotes, sterk zijn statistieken en andere data i.v.m. de belangrijkheid van het examen.
Degenen die er belangstelling voor hadden werden enkel beïnvloed door sterke argumenten
(centrale route) (sterkte van inhoud). De anderen worden door eenvoudigere dingen overreden
(perifere route) (sterkte van bron). De route van overreding wordt bepaald door de motivatie
om over het probleem na te denken.
Onder bepaalde voorwaarden leidt zelfs een duidelijke waarschuwing niet steeds tot het
verwerpen van de boodschap.
Studenten kregen de waarschuwing dat ze misschien een beïnvloedende boodschap zouden
krijgen om hun opvattingen i.v.m. de academische regelingen te doen veranderen. Daarna
hoorde ze een boodschap waarin bediscussieerd werd of men een senior exam ging invoeren.
Enkelen werden verteld dat dit een directe invloed op hen ging hebben, anderen kregen te
horen dat het over een andere unief ging of dat het pas veel later ingevoerd ging worden.
De waarschuwing reduceerde de persuasion en verhoogde de weerbaarheid bij de studenten
die dachten dat ze het examen zelf moesten afleggen. De anderen vonden het argument
redelijk overtuigend. Waarschuwing was hier niet voldoende.
Hieruit blijkt dat degene die denken dat ze immuun zijn voor ads omdat ze de trucjes kennen,
dit niet zijn. We kijken vaak naar ads in een “mindless state”. Het onderwerp is niet echt
interessant of men is er niet persoonlijk bij betrokken. Ironisch genoeg worden ze daardoor
overtuigender.
18
18
Bespreek de twee routes waarlangs mensen beïnvloed worden bij overtuiging
(perifeer en centraal). Welke route werd kennelijk gevolgd in het voorbeeld van
een verkiezingsadvertentie van Bush gericht tegen Dukakis (over de vrijlating
van een lustmoordenaar)? Wat zou er gebeuren als er een andere route wordt
gekozen?
Perifere weg
De ontvanger besteedt weinig aandacht en moeite aan het communicatieproces. De
beïnvloeding gebeurt door eenvoudige aspecten zoals de aantrekkelijkheid van de zender, of
mensen in je omgeving akkoord zijn met de boodschap, de pijn of het plezier dat samenhangt
met de gepresenteerde positie en of er een reden (hoe triviaal ook) is gegeven om in te
stemmen met het argument. Oppervlakkig, mindless.
Centrale weg
De ontvanger gaat aandachtig en diepgaand om met de eventuele voordelen van de
gepresenteerde informatie. Hij zal actief discussiëren over de boodschap, wil het antwoord op
bijkomende vragen weten en zal extra info zoeken. De overredingskracht van de boodschap
hangt dan af van de mate waarin de zender kan reageren op argumenten van de tegenpartij.
Verkiezingscampagne
Dukakis liet een zwarte moordenaar vrij uit de gevangenis, daarna verkrachtte hij een blanke
vrouw. Dit verhaal werd verteld in een reclamespot voor Bush. De klassieke
propagandaformule werd toegepast: een simpel beeld speelt in op vooroordelen en emoties
om een simpel maat effectief antwoord te verkrijgen. De reclame had een grote invloed want
ze vroeg weinig van de mensen: Dukakis werd afgeschilderd als een zwakke leider die mild
was voor de misdaad.
Niemand was gedwongen om via de perifere weg te denken. De centrale weg is in dit geval
veel minder effectief en valt eerder in het voordeel uit van Dukakis (Hebben andere staten
dezelfde programma’s? Is hij persoonlijk verantwoordelijk voor de daden van Horton? etc.)
Wat zorgt er voor dat mensen via een bepaalde route gaan denken? Voornamelijk de
motivatie van de ontvanger om over de boodschap na te denken.
19
19
Persoonlijke betrokkenheid bij een onderwerp bepaalt de mate waarin we een
bericht verwerken, de beperktheid van ons verwerkingsvermogen én de
veranderde (overvolle) moderne leefwereld (omgeving) ook. Leg dit uit.
Wanneer we ergens persoonlijk bij betrokken zijn, en we worden geconfronteerd met een
overredingsprocedure, zullen we via de centrale weg komen tot een beslissing. Is dit echter
niet het geval dan verloopt de cognitieve verwerking lans de perifere weg.
We trachten steeds cognitieve energie uit te sparen omdat we gewoon niet alles kunnen
verwerken. We aanvaarden vaak de perifere route om complexe problemen eenvoudig te
maken. Hierdoor aanvaarden we zonder verder na te denken gemakkelijk een conclusie of een
voorstel niet omwille van een goede reden maar enkel omdat het samengaat met een
eenvoudige overredende techniek
De moderne propaganda, en hiermee ook onze leefwereld zet ons aan om de perifere route te
gebruiken. Zij maken als het ware misbruik van onze beperkte relationele activiteiten. De
overlading met persuasieve boodschappen dwong ons te kiezen voor de perifere weg. Men
gunt ons geen tijd om na te denken.
20
20
Wat bedoelen de auteurs met de uitdrukking dat mensen “cognitieve vrekken”
zijn? Als u met een minimum van inspanning dit boek wilt instuderen, waar wijst
dit dan op? Het kan te maken hebben met interesse, maar ook met een overladen
studieprogramma. Leg dat uit in termen van de auteurs.
We trachten steeds cognitieve energie uit te sparen omdat we gewoon niet alles kunnen
verwerken. We aanvaarden vaak de perifere route om complexe problemen eenvoudig te
maken. Hierdoor aanvaarden we zonder verder na te denken gemakkelijk een conclusie of een
voorstel niet omwille van een goede reden maar enkel omdat het samengaat met een
eenvoudige overredende techniek. Beperktheid leidt tot vereenvoudiging van complexe zaken.
De moderne propaganda, en hiermee ook onze leefwereld zet ons aan om de perifere route te
gebruiken. Ze maken a.h.w. misbruik van onze beperkte rationele activiteiten. De overlading
met persuasieve boodschappen dwingt ons te kiezen voor de perifere weg. Men gunt ons geen
tijd om na te denken. Door overinformatie en de toenemende complexiteit van de omgeving is
het steeds moeilijker om goed na te denken overr beslissingen.
Studeren van dit boek: als de interesse (en dus de betrokkenheid) ontbreekt zal de student
overgaan tot de perifere methode. Hij zal overgaan tot oppervlakkige studie en doet zijn
boeken niet open. Het te grote studieprogramma kan volgens de tweede reden leiden tot een
oppervlakkige behandeling van alle cursussen. We kunnen geen tijd meer opbrengen voor een
grondige studie.
21
21
Het dilemma van de moderne democratie heeft volgens de auteurs te maken met
welk soort overreding we gebruiken in de besluitvorming in de maatschappij. Leg
uit.
Essentieel dilemma van de moderne democratie: enerzijds hechten we als samenleving belang
aan overreding. Onze bestuur is gebaseerd op de overtuiging dat vrije speech, discussie en
vrije uitwisseling van ideeën leidt tot een betere en eerlijkere besluitvorming. Anderzijds
participeren we als “cognitive misers” niet volledig in de discussie maar worden we steeds
meer op een oppervlakkige manier beïnvloed, door gedachteloos simplisme. We nemen steeds
meer de perifere weg.
22
Bespreek de maatregelen (tegengif) die de auteurs zien tegen het verval van onze
democratie (op het einde van hoofdstuk 3 noemen ze er 4, elders in het boek nog
meer).
We moeten stappen nemen om de vanzelfsprekendheid om de perifere route te gebruiken te
verminderen. Hoe?
-
opvoeding
-
verbetering van onze mogelijkheden om propaganda op te sporen en te begrijpen door
meer te leren over overreding.
-
anderen bewust maken van het persoonlijk belang van aangelegenheden
-
herstructurering van de manier waarop informatie ons wordt gepresenteerd zodat we
de tijd en mogelijkheid krijgen om over een zaak na te denken.
22
The rationalizing animal
23
Wat bedoelen de auteurs met dat de mens niet zozeer rationeel is, maar wel
rationaliserend? Waarom zijn we daardoor zo beïnvloedbaar?
We proberen voortdurend onszelf voor te doen als rationeel tegenover de anderen. Camus: De
mens is een wezen dat zijn hele leven spendeert om zichzelf ervan te overtuigen dat zijn leven
niet absurd is. We zijn steeds op zoek naar wegen om ons gedrag te rechtvaardigen.
24
Bespreek het voorbeeld van de sekte rond Marian Keech die op 21 december
1950 het einde van de wereld verwachtten. Hoe zijn hun reacties te verklaren?
Ze beweerde boodschappen te ontvangen vanuit de ruimte. De wereld zou vergaan maar zij en
haar trouwste volgelingen zouden worden gered. De groep was erg klein, ontvingen
nieuwkomers met open armen maar lieten ze volledig vrij.
Een groep sociale psychologen infiltreerde in de sekte om van nabij te bekijken hoe haar
volgelingen zouden reageren als de wereld niet verging. Op 20/12 kreeg Marian instructies
van de planeet Clarion om zich klaar te maken voor middernacht. Wanneer er de volgende
morgen nog niets gebeurd was vertelde ze dat men haar net verteld had dat de wereld
gespaard werd door het sterke geloof van hun groep. Binnen de 24 uur gingen de volgelingen
hun ervaringen in de wereld sturen. De groep vond het plotseling belangrijk om deze
boodschap over te dragen aan een zo ruim mogelijk publiek.
 WAAROM: sommigen hadden ernstige twijfels, hoe konden ze zeker weten dat ze het
juiste deden? Door anderen te overtuigen overtuigden ze zichzelf er ook van dat hun
opofferingen de moeite waard waren geweest.
Dit is eveneens een voorbeeld van de cognitieve dissonantietheorie van Festinger (zie vraag
25).
23
25
Bespreek de cognitieve dissonantietheorie van Leon Festinger onder andere aan
de hand van het Steeves’ rapport over aardbevingen in Californië (Santa Cruz).
Festinger beschrijft en voorspelt hoe mensen gedrag rationaliseren in zijn theorie uit ’57.
Het uitgangspunt vormt een inconsistentie in ideeën; dit wordt door de mens als een ongemak
ervaren. Men streeft naar terugdringing van het conflict op de eenvoudigst mogelijke wijze.
Ze zullen één van de twee opvattingen laten varen zodat alles beter zou kloppen. Dit gebeurt
overal waar het zelfrespect in het gedrang is. Mensen trachten hun vroegere handelingen goed
te praten. Hierdoor verdedigt de persoon zijn of haar ego en behouden ze een positief
zelfbeeld. Met het doel de dissonantie weg te werken negeren mensen elk gevaar, zelfs indien
dit een groot risico zou kunnen inhouden voor zichzelf en de omgeving.
Californië: de streek wordt vaak geteisterd door aardbevingen. De bestuurders van de stad
Santa Cruz gaven Steeves de opdracht een studie te maken over de veiligheid van de stad en
eventuele problemen. De conclusie van het rapport was dat 175 gebouwen grote schade
zouden oplopen bij een aardbeving. Een rationeel antwoord van de stad zou zijn de resultaten
nauwkeurig analyseren en op zoek te gaan naar oplossingen. Het rapport werd echter niet
aanvaard door het stadsbestuur dat Steeves ervan beschuldigde de stad financieel te willen
ruïneren en de bevolking angst aan te jagen.
=> 6 jaar later: ernstige aardbeving
26
Mensen verdragen geen cognities die tegengesteld zijn, zeker niet als hun gevoel
van zelfrespect in het geding is. Waartoe leidt dit in pogingen tot
zelfrechtvaardiging?
Festinger beschrijft en voorspelt hoe mensen gedrag rationaliseren in zijn theorie uit ’57.
Het uitgangspunt vormt een inconsistentie in ideeën; dit wordt door de mens als een ongemak
ervaren. Men streeft naar terugdringing van het conflict op de eenvoudigst mogelijke wijze.
Ze zullen één van de twee opvattingen laten varen zodat alles beter zou kloppen. Dit gebeurt
overal waar het zelfrespect in het gedrang is. Mensen trachten hun vroegere handelingen goed
te praten. Hierdoor verdedigt de persoon zijn of haar ego en behouden ze een positief
zelfbeeld. Met het doel de dissonantie weg te werken negeren mensen elk gevaar, zelfs indien
dit een groot risico zou kunnen inhouden voor zichzelf en de omgeving.
24
27
Propagandisten maken gebruik van de neiging cognitieve dissonanties te
reduceren met de zogenaamde “rationalization trap” (valkuil). Hoe werkt dit
eigenlijk?
Propagandisten trachten dissonantie op te wekken door het zelfrespect te bedreigen.
Vervolgens biedt men een oplossing aan.
28
Beschrijf hoe in het experiment van Cialdene & Schroeder (deur aan deur weinig
geld vragen) mensen in een valkuil van rationaliseren vallen.
Studenten doen zich voor als mensen die geld inzamelen. Aan de ene groep mensen vraagt
men gewoon om bij te dragen. Aan de andere groep voegt men een zinnetje toe: “even a
penny would help”. Deze vraag bedreigt je zelfrespect, je kan geen flauw excuus meer
verzinnen. Meer mensen van de 2de dan van de 1ste groep gaven geld. Eens mensen besloten
om geld te geven gaven ze ook evenveel (in beide groepen). De grootte van de bijdragen
wordt dus niet gereduceerd door het zinnetje dat een penny zou legitimeren. Het vermijden
van gierig over te komen, heeft een invloed op hoeveel men geeft. Het geven van een penny
zou ingaan tegen hun zelfrespect. Tweemaal worden de proefpersonen geconfronteerd met
cognitieve dissonantie.
29
Waarom zou je nadat we de vijand gebombardeerd hebben, graag in
oorlogspropaganda gaan geloven, en eigenlijk vinden we ze harder hadden
moeten aanpakken?
Het is makkelijker voor mensen om anderen om te brengen als de vijand negatief wordt
afgeschilderd. Anders klopt het niet meer als men zegt dat het eigen land deftig is maar
tegelijkertijd onschuldige mensen dood. De manier om deze dissonantie op te lossen is het
minimaliseren van de menselijke eigenschappen van de tegenstander, om jezelf ervan te
overtuigen dat de slachtoffers het verdienen. Hoe meer we onze gruwel kunnen
rechtvaardigen, hoe gemakkelijker het wordt. Dit kan dan weer op zijn beurt leiden tot
rampzalige gevolgen. Als dit al is wat we doen, leren we nooit uit onze fouten.
25
30
Gezien de desastreuze gevolgen zouden we iets tegen rationalisering moeten
ondernemen. Wat raden de auteurs aan aan het eind van hoofdstuk 4? En u?
Zouden we dan ook minder manipuleerbaar worden, dunkt u?
Mensen kunnen onsnappen aan de “rationalizing trap” door hun fouten toe te geven en ervan
te leren. Het ideale zou zijn als we het zelfbeschermende mechanisme van de rationalisering
zomaar konden doorbreken. Hoe?
-
doorzien van onze verdedigingsneiging
-
voldoende egosterkte om fouten te erkennen
-
meer tolerantie ten aanzien van fouten van anderen en onszelf
Dit is makkelijker gezegd dan gedaan.
26
The four stratagems of influence
Rede van Gettysburg, Lincoln
Rede van Gettysburg van Lincoln om duidelijk te maken aan wat voor soort natie men
bouwde: definitie van wat het is een Amerikaan te zijn.
-
de oorlogsinspanningen worden gerechtvaardigd
-
verdediging van het vrijmaken van de slaven
-
de natie genezen, de eenheid bewaren en de rebellen herenigen tegen de rest van de
natie
-
definitie van situatie zodat je niet anders kan dan winnen
-
toch vermeldde hij niets van het bovenstaande
-
gebruik van glittering generalities en purr words
-
begin van zijn speech: “four score and seven years ago” is een verwijzing naar de
geboorte
van
de
natie
(1766):
Onafhankelijkheidsverklaring
en
het
gelijkheidsbeginsel: rechtvaardiging van het bovenstaande
-
hoewel Lincoln de speech deed, sprak hij in naam van de oorspronkelijke
Amerikanen en de soldaten die sneuvelden in de strijd om onafhankelijkheid:
effectiviteit van de boodschap wordt verhoogd
-
opgebouwd rond één thema: conceptie, geboorte, toewijding: dit gaf een spiritueel
karakter aan de Amerikaanse democratie. Je rug keren naar de natie, zou je rug
keren naar God zijn.
-
inspelen op emoties; eerst op de trots een Amerikaan te zijn, spreken over alle
Amerikanen (geen onderscheid); dan wekt hij angst op dat deze natie gebouwd op
vrijheid en gelijkheid niet van de grond zou kunnen komen en dan roept hij
gevoelens op van plicht en gebondenheid aan degene die de natie hebben
voortgebracht => vereniging van allen
-
inspelen op hypocrisie: velen waren tegen de onafhankelijkheidsverklaring, nu ook
tegen de slavernij: publiek wordt geconfronteerd met haar vooroordelen: oproep
om na te denken of deze natie nog langer kan bestaan
27
Rush Limbaugh
beïnvloedt iedereen met zijn radioshows: entertainment en overreding.
-
moet zich eerst van een publiek verzekeren (cijfers) en daarna steun vinden voor
zijn politieke standpunten: leuk om naar hem te luisteren als je het met hem eens
bent
-
hij labelt bepaalde personen zo dat je hen niet sympathiek kan vinden
-
hij simplifieert bepaalde zaken
-
hij controleert alle info in zijn show; screeningproces voor bellers; eventueel hangt
hij op of laat de ander niet naar het programma luisteren
-
gebruik van humor en geruchten
-
doet zich voor als een gewone jongen, net als de luisteraars; toch ruziet hij met zijn
“vrienden”
-
gebruik van levendige beelden om de aandacht te vestigen op zijn argumenten
-
humor om zijn luisteraars te verstrooien: denken niet diep na over wat hij zegt
-
is racistisch (overtuigendere argumenten voor degenen die al racistisch
bevooroordeeld zijn)
-
hij herhaalt zijn argumenten steeds opnieuw
-
inspelen op emoties: angst voor wat zou gebeuren als niet hetgene dat hij wil
gebeurt; daarna speelt hij in op de groepstrots: met hem instemmen (in
tegenstelling tot andere groepen, minderheden en zijn politieke tegenstanders).
Deze gevoelens worden versterkt door de anderen belachelijk te maken.
28
Paul Ingram
was een gerespecteerde burger tot zijn dochters hem ervan beschuldigden hen seksueel
misbruikt te hebben. Er was echter geen enkel bewijs voor. Ze geloofden er alle drie
ongelooflijk hard in; het ondervragingsteam deed ze hun geheugen veranderen.
Op een kerkweekend praatten de dochters vaak over misbruik; nadat een meisje had gezegd
dat ze het had meegemaakt begonnen anderen er ook over: op het einde van het weekend was
een van de dochters er helemaal van overtuigd dat ook zij misbruikt was. In deze situatie werd
misbruik “beloond” door aandacht, affectie en een gevoel van ergens bij te horen.
Een context wordt verleend door drie veronderstellingen
-
incest komt vaker voor dan men denkt en kan ook niet-fysisch zijn
-
satanisten opereren in het geheim in heel het land en misbruiken kinderen en
dieren ritueel
-
kinderen verdringen de gedachte en een groot deel kan het zich zelfs nooit
herinneren
Daarna wordt een jargon gecreëerd om zulke gebeurtenissen te interpreteren; ontkenning,
gekwetste grenzen, emotioneel misbruik, in behandeling. Ze kunnen een draai geven aan elke
gebeurtenis.
De bron is meestal een therapeut die als professioneel aanzien wordt en de beste intenties
heeft.
De sessie kan voor een zelfgegenereerde overtuiging zorgen of daar toe leiden. Een lijst van
symptomen wordt overlopen. Daarna wordt een negatieve scene uit de kindertijd opgerakeld
(imagistic work, details oproepen) en kan de patiënt een begrip ontwikkelen i.v.m. hoe het
misbruik zich kon voordoen. Ook kan gebruik gemaakt worden van hypnose, medicijnen of
een dagboek. De herinneringen zijn erg geloofwaardig want ze werden zelf gegenereerd.
Sessies zijn vaak emotioneel: creatie van valse herinneringen en er wordt gezegd dat men zich
beter zal voelen eens men alles verteld heeft.
Het misbruik kan ook gelden als een “rechtvaardiging” voor alles wat misgelopen is. De
patiënt krijgt een nieuwe identiteit; die van overlever. Men wordt beloond door de therapeut
en de eventuele andere patiënten. Het doet goed om te weten dat de ander de boosdoener is.
Als de patiënt gaat handelen, zijn ouders confronteert, is dat moeilijk om te keren.
29
De ondervragers van Paul zeiden dat de duivel criminele feiten uit zijn geheugen haalde. Hij
was akkoord met het feit dat zijn dochters niet zouden liegen over zulke dingen; dus ofwel
bekent hij ofwel beschuldigt hij zijn dochters van leugens.
Iedereen in zijn omgeving deed alsof de beschuldigingen waar waren. Hij werd
geconfronteerd met enkele ambigue gebeurtenissen en werd gevraagd deze uit te leggen. Zijn
vertrouwen in zijn eigen geheugen was ondermijnd. Hij voelde zich als ouder schuldig voor
wat zijn dochters meemaakten en was bang voor wat erger nog zou kunnen gebeuren. Als hij
alles zou vertellen, zou hij zich veel beter voelen.
Therapeut Ofshe liet hem iets accepteren dat volledig verzonnen was: zijn zoon en dochter
moesten van hem vrijen.
Het menselijke geheugen is een constructief proces: herinneringen kunnen aangepast en
veranderd worden door bepaalde vragen. Jeugdherinneringen kunnen ingeplant worden
doordat een familielid er vragen over stelt. Overredingstactieken kunnen dus het geheugen
veranderen.
Wanneer wordt overtuigen propaganda?
Als je niet zo voor een bepaalde persoon of standpunt bent, beschouw je het sneller als
propaganda. Het belangrijkste doel van propaganda is om de communicator sympathiek te
vinden en akkoord te gaan met zijn standpunten.
Does the communication induce thought about the issues at hand?
Jeer pressure: we conformeren met bepaalde opinies om niet belachelijk gevonden te worden.
Eens we in iets geloven is het moeilijk om de inconsistente zaken op te merken
Hoe gebruikt de communicator emoties?
Het is absurd te denken dat we emotieloos op iets reageren. Een grap over het uiterlijk van
Chelsea Clinton draagt niet bij tot de democratie. Het is enkel een goedkope truc om jezelf
superieur te voelen ten koste van een ander. Zulke humor kan ook de vooroordelen
vermeerderen over degenen waarmee gelachen wordt.
30
Vier strategieën zijn belangrijk
-
pre-persuasion
Je controleert de situatie en zorgt voor een gunstig klimaat om je boodschap te
brengen. Hoe is het thema gestructureerd en hoe is de beslissing geframed? Als het
lukt, stelt de boodschap datgene “wat iedereen al weet” en “evident” vindt. Hierdoor
worden cognitieve responsen beïnvloed zonder dat de communicator overkomt als
iemand die ons wil overtuigen.
-
source credibility
De communicator moet een gunstig imago creëren bij het publiek; sympathie,
autoriteit, of betrouwbaar.
-
message
De boodschap moet de gedachten van de toehoorders leiden waarheen men wil.
-
emotions
Wek een emotie op en offer het individu dan een manier om daarop te reageren; deze
ligt in de gewenste lijn. In zulke situaties wordt het individu al op voorhand angstig
voor emoties. Door in te gaan op hetgene de communicator aanbiedt, hoopt men aan
een negatieve emotie te ontsnappen of een positieve te behouden.
31
DEEL B
Pre-persuasion: Setting the stage for effective
influence
Words of influence
31
Geef voorbeelden (Bem) van hoe men door het benoemen van producten of
(politieke) gebeurtenissen mensen kan beïnvloeden, o.a. hoe Cicero dat deed. Leg
uit hoe dat komt (o.a. met Allport).
Daryl Bem analyseert hoe woorden en slogans worden gebruikt in reclame op tv.
bv. merk aspirine: overheidsonderzoek toonde aan dat geen andere pijnstiller effectiever is ~>
ze werden in een test allen gelijk bevonden. Een ander merk beweerde aangeraden te zijn door
dokter. De extra kracht zat echter in het feit dat dit product meer aspirine bevat.
bv. consumenten kopen meer vlees waar “75% mager” op staat dan “25% vet”.
 Deze trucs lijken overduidelijk wanneer we ze nader bestuderen, maar normaal gezien
letten we hier niet op, hierdoor zijn we kwetsbaar.
 De manier waarop een product omschreven en voorgesteld wordt, beïnvloedt onze
gedachten en leidt onze cognitieve antwoorden.
 D.m.v. labels kunnen we ervoor zorgen dat de ontvanger de definiëring van de situatie
aanvaardt en dus op voorhand reeds overtuigd is.
Cicero
Eén van de factoren van zijn vrijkrijgen van moordenaars, was zijn mogelijkheid om de
misdaden niet voor te stellen als echte misdaden en eerder de slachtoffers voor te stellen als
slechteriken die het verdienden te sterven.
32
G. Allport
Het ligt in de aard van onze taal om onderverdelingen te maken en de informatie te
categoriseren, dit maakt de overredingskracht uit. Door te labellen benadrukken we een
specifiek kenmerk van de mens boven vele andere mogelijkheden. Wij reageren op deze
kenmerken door onze werkelijkheid te structureren rond het label. Reclamemakers maken hier
gebruik van en zoeken merknamen die de aandacht trekken naar het best verkopende voordeel
van het product
32
Wat verstaat Werkmeister onder “glittering generalities” en “purr words”
(troetelwoorden). En wat bedoelt G. Orwell met “newspeak”?
Glittering generalities: de volledige betekenis van de gevolgtrekking wordt overgelaten aan
het inbeeldingsvermogen van het publiek. ~> de makers maken dan gebruik van “purr words”,
dit zijn woorden met een positieve connotatie maar die dubbelzinnig kunnen zijn in hun
gebruikte context.
bv. Nixon pleit voor een “honorable peace in Vietnam”
-
onmiddellijke terugtrekking van alle troepen om de oorlog te beëindigen
-
verder strijden tot de VS een onvoorwaardelijke overwinning binnenhalen
~> wat de interpretatie van de luisteraars ook is, Nixon had het goed voor met Vietnam
G. Orwall, 1984 ~> de geschiedenis wordt voortdurend herschreven in de taal van de dag
(Newspeak) om overeen te stemmen met de belangen en wensen van de regeringsleiders. Het
belet afwijkende gedachten.
33
33
Beschrijf hoe je met een woordenspel een rationalisatie valkuil kunt graven (elk
kwaaltje heeft zijn verhaaltje).
Woorden kunnen gebruikt worden om problemen te definiëren en zo worden persoonlijke en
sociale noden gecreëerd.
bv. the Lambert Compagnie: popularisering van de term “halitosis” (slechte adem) ~> het
bedrijf maakte ons bewust van de mogelijkheid
bv. iemand vond de uitdrukking “athlete’s foot” uit om te verwijzen naar een infectie en bood
hierbij een geneesmiddel aan
bv. Hitler mobiliseerde het Duitse volk door de Duitse economische probleem te formuleren
in termen van het “rode gevaar” en het Joodse probleem.
bv. Het departement landsverdediging noemt de conflicten waaraan de VS deelnam: “lowintesity conflicts”
William Lutz reikt elk jaar een prijs uit voor het meest bedrieglijke en zichzelf
tegensprekende taalgebruik (double-speak) door een publieke figuur.
34
Beschrijf de twee experimenten van Miller, Brickman en Bolin in verband met de
macht van woorden (in het onderwijs).
Ze probeerden leerlingen van Chicago te leren netjes te zijn; een groep kreeg preken te horen
over ecologie, orde,… De andere groep kreeg te horen dat ze de ordelijkste leerlingen van de
school zijn.
 De leerlingen van de tweede groep verbeterden hun netheid.
De wiskunderesultaten van een groep leerlingen aan wie men zei dat ze erg goed zijn in
wiskunde verbeterden aanzienlijk in vergelijking met de rest.
34
35
Wat is het verschijnsel van self-fulfilling prophesy? Beschrijf het experiment van
Snyder, Tanke & Bersheid.
Self-fulfilling prohesy is de tendens dat door de definiëring van een situatie, de definiëring zal
uitkomen.
Ze onderzochten hoe mensen kennis maken. Een man kreeg een informatie over de vrouw met
wie hij via de telefoon contact had. Hij kreeg ook een foto. De ene groep kreeg een foto van
een aantrekkelijke en de andere kreeg er een van een lelijke vrouw. De mannen die de mooie
foto kregen spraken met veel meer humor, waren sympathieker en socialer. Ze spraken tegen
haar op een manier zodat het beste van haar naar boven kwam.
Onafhankelijke luisteraars schatten de vrouw waartegen men vriendelijker was als
aantrekkelijker, met meer zelfvertrouwen en warmer dan de vrouwen van wie de man een
minder mooi beeld had.
36
Leg uit hoe we door de flexibiliteit in het benoemen (labelling) in staat zijn om
beïnvloeding-op-voorhand te doorbreken.
De mogelijkheid om woorden en concepten te manipuleren in ons hoofd is een uitzonderlijke
menselijke eigenschap. Hierdoor kunnen we onze problemen op een creatieve manier
oplossen zonder het eigenlijke object te manipuleren.
Door de flexibiliteit van de mens kunnen we op verschillende manieren een label toekennen
aan een gebeurtenis. We kunnen dus ook een bepaalde definiëring in vraag stellen: waarom
zo? Wiens belang? En herdefinieer!
De woorden en labels die we gebruiken bepalen en creëren onze sociale wereld, ze leiden
onze gedachten, onze gevoelens en onze inbeelding. Ze beïnvloeden dus ook ons gedrag.
35
Pictures in our heads
37
Wat wil Walter Lippmann aantonen met het voorbeeld van een meisje dat diep
bedroefd werd na het breken van een ruit?
Gebroken glas betekent dat er een dierbaar familielid overleden is ~> het meisje had een
volledige fictie opgebouwd gebaseerd op een eenvoudig extern voorval, bijgeloof, angst en de
liefde voor haar vader.
 De massamedia schetsen een ingebeelde wereld en de beelden in ons hoofd die tot
stand komen door de media beïnvloeden wat mensen doen en zeggen op elk moment.
36
38
Wat hebben Gebner en zijn medewerkers aangetoond over het beeld dat de
televisie van de werkelijkheid toont? Geef voorbeelden en bespreek ook de studie
van Haney & Manzolati (i.v.m. het tv beeld van politie en misdadigers). Welke
mogelijke belangrijke sociale gevolgen zien de auteurs hiervan?
Opname en analyse van duizenden “prime-time” tv-programma’s en personages in 1960 ~>
de wereld, zoals ze wordt voorgesteld op de televisie is misleidend als representatie van de
realiteit ~> we beschouwen wat we zien op tv als een reflectie van de realiteit.
Maar op tv
-
Man/ vrouw  3/1
-
Onderrepresentatie van kleurlingen, jonge kinderen en ouderen
-
De meeste beroepen op tv zijn vrije beroepen en managerfuncties
-
Er is 10x meer misdaad dan in de realiteit
 onjuiste voorstelling van het Amerikaanse leven
Haney en Manzolati
De politie werkt in de series erg effectief maar toch beland de boef nooit in de gevangenis.
Televisie legt de nadruk op de persoonlijke verantwoordelijkheid van de criminelen en
negeert de druk van de omgeving zoals armoede en werkloosheid => sociale consequenties:
mensen die veel tv kijken delen deze opvatting. Dit beïnvloedt hun verwachtingen en kan er
voor zorgen dat ze een erg hard standpunt zullen innemen wanneer ze bv. moeten
plaatsnemen in een jury. Ze zijn er ook van overtuigd dat elke verdachte wel iets heeft
foutgedaan.
37
39
Welk verschil stelt Gerbner vast tussen mensen die veel, of weinig tv kijken?
Welk methodologisch voordbehoud moet er worden gemaakt?
Zware kijkers: > 4u/dag
Lichte kijkers: < 2u/dag
 resultaten: zware kijkers
-
meer racistische vooroordelen & houding
-
overschatting van het aandeel dokters, advocaten en atleten
-
beschouwen vrouwen als minder getalenteerd
-
denken dat er meer geweld is
-
er zijn minder en minder gezonde ouderen dan 20 jaar geleden
~> zien de wereld als een duistere plek
 deze houding weerspiegelt het beeld geleverd door de Amerikaanse televisie
Er is dus een correlatie (associatie, geen causaal verband) tussen televisie en overtuigingen.
Het is echter onmogelijk om te bepalen of het zware kijken de vooroordelen beïnvloedt ofwel
kijken de mensen met die houding gewoon meer televisie.
 Experimenten nodig waar de mensen ad random worden toegewezen (volgende vraag
beantwoord aan deze vereiste.
38
40
Bespreek het experiment van Iyengar & Kinder over de invloed van het
avondnieuws.
Ze monteerden nieuwsprogramma’s zodat de deelnemers een stevige dosis kregen over een
specifiek nieuws van de VS.
bv. de zwakke VS-verdediging, milieuvervuiling, inflatie en economische zaken
 De kijkers bestempelden het probleem als het belangrijkste voor het land en ze
evalueerden de president a.d.h.v. de manier waarop het specifieke probleem aangepakt
werd.
 agenda setting: link tussen wat de media in de kijker zetten en wat mensen het
belangrijkste vinden.
Zelfs subtiele verschillen in hoe een verhaal verteld wordt, kunnen een grote invloed hebben
op de beelden in ons hoofd. Nieuws is vaak episodic: één concrete, simpele gebeurtenis wordt
eruit gepikt (tegenover thematic: abstract verslag over een algemeen onderwerp). Kijkers die
blootgesteld werden aan de episodic frames schreven de verantwoordelijk voor iets veel
sneller toe aan privé-motieven en aan het individu zelf.
=> Hoe een verhaal verteld wordt, heeft een invloed op hoe we denken over bepaalde
onderwerpen.
39
41
Wat betekent het dat de massamedia “agenda-setting” zijn? Welk gebruik maakt
men daarvan in organisaties en in de politiek? Hoe komt het dat dat werkt?
Er bestaat een verband tussen wat de media brengen en wat kijkers die dag belangrijk vinden.
Kissinger: kijkt niet naar wat getoond wordt, maar naar hoe lang erover gesproken wordt.
De media vormen slechts één bron van kennis over politieke zaken, etnische groepen en
beroepsgroepen. Ze zijn niet echt invloedrijk wanneer we ook nog kunnen terugvallen op
eerstehand-informatie.
 Maar in de zaken waarin we beperkt zijn of waarmee we geen persoonlijke ervaring
hebben, betekenen de massamedia onze enige levende bron om ons een beeld te
vormen van de wereld.
politiek
Door veel te spreken over een bepaald punt, kan de president een politieke agenda creëren;
een wereldbeeld dat gunstig is voor zijn of haar beleid. Dit kan van groot belang zijn voor het
behoud van de macht.
organisatie
De chief executive officer bepaalt
-
welke zaken er besproken worden
-
de criteria om ruzies op te lossen
- wie de comités zal voorzitten
- welke informatie gebruikt zal worden
Waarom zijn de beelden in de massa-media zo invloedrijk?
~> We stellen ze haast nooit in vraag en eens we dingen aannemen, dienen de wereldbeelden
als ficties die onze gedachten en acties leiden.
~> Door ons te overladen met feiten, bepaalt men zelf welke zaken het meest dringend zijn en
bepalen ze de manier waarop we denken over de sociale wereld.
40
Saddam Hussein: The Hitler of Baghdad?
42
Bespreek de rol van gelijkenissen (analogieën) in de definiëring van situaties,
mede aan de hand van de debatten rond de Golfoorlog.
debat
In 1991 werd een debat gevoerd omtrent de positieve en negatieve gevolgen van mee in de
oorlog te treden. Voorstanders stelden Hussein als Hitler voor. Tegenstanders vergeleken de
situatie in Irak met die van Vietnam: burgeroorlog en de inmenging zou er één zijn van “big
business”.
=> Debat over de oorlog van Irak ging over wiens definitie van de feiten de juiste was.
We debatteren in het dagelijkse leven voortdurend over de definiëring van dingen.
bv. We vergelijken onze nieuwe auto met een duur sportmodel.
Thomas Gilovich (10 jaar voor de Golfoorlog)
Studenten PW werden een hypothetische internationale crisis voorgelegd; een klein,
democratisch land werd bedreigd daar een agressieve, totalitaire buur. In de ene groep waren
er kleine raakpunten met Nazi-Duitsland, in de andere met Vietnam. Degene die de associatie
maakten met Duitsland wensten interventie, die van Vietnam niet.
 Irrelevante associaties met het verleden kunnen beslissingen beïnvloeden.
3de opvatting
Kennedy: V.S. betrokkenheid in Golfoorlog ~ Spaanse oorlogen van 1630 tot 1640 ~>
interventie zou het zelfvertrouwen van de Amerikanen ten goede komen om het
Vietnamsyndroom te overwinnen.
Spanjaarden voelden zichzelf na een overwinning superieur terwijl het land een puinhoop
was.
41
43
Hoe kan men de juistheid van een gesteld probleem in termen van gelijkenis
beoordelen volgens de klassieke retorica en volgens de auteurs?
Analogie is een vorm van overreding, elke analogie is kwetsbaar voor de aanval dat ze
gebaseerd is op een foutieve vergelijking.
-
Gelijkenissen moeten gaan over pertinente, significante aspecten van de beide dingen.
-
De analogie mag pertinente ongelijkheden tussen 2 dingen niet negeren.
~> om de interventie in de Golfoorlog te analyseren hebben we meer informatie nodig over
heden en verleden.
Volgens de auteurs kan de geldigheid van een analogie ook afgeleid worden a.d.h.v. de
oprechtheid van de spreker. Gelooft de communicator dit echt, of neemt hij propaganda over?
Geloofwaardigheid is dus erg belangrijk!
44
Wat zijn de gevolgen van het feit dat Bush Hussein nu eens als bruikbare
bondgenoot ziet en dan weer als een Hitler?
-
De populariteit van Bush daalde, maar belangrijker is het volgende.
-
We geloven niet meer dat Bush, Hussein beschouwd als een nieuwe Hitler. Zijn
gebruik van analogieën was enkel een poging om angst op te wekken in het hart van
het Amerikaanse volk.
-
De burgers worden cynischer, ze worden altijd misleid door het Witte Huis.
Amerikaanse presidenten hebben vaak belangrijke informatie achter gehouden voor de
bevolking zodat ze de situatie niet deftig en rationeel kunnen analyseren.
42
A questionable persuasion
45
Wat toont het experiment van Kahneman & Tversky aan (met epidemie
bestrijdingsprogramma’s) aan? Hetzelfde blijkt uit het experiment van
Meyerowitz en Chaiken (inzake de effectiviteit van verschillende folders over
borstkanker preventie). Bespreek dit.
Kahneman en Tversky
Een epidemie zal waarschijnlijk 600 slachtoffers maken
A: 200 mensen zullen gered worden
B: 1/3 kans dat 600 mensen gered zullen worden en 2/3 kans dat niemand gered zal worden
~> keuze van de meeste mensen is A.
OF
A: 400 mensen zullen sterven
B: 1/3 kans dat niemand zal sterven en 2/3 kans dan 600 mensen zullen sterven
~> keuze van de meeste mensen is B; A lijkt een zeker verlies.
 Als je zware verliezen voorstelt, zal je ze proberen te vermijden.
Meyerowitz en Chaiken
Uitleg i.v.m. borstonderzoek; nadruk op positieve of op negatieve gevolgen. De tweede
benadering heeft het meeste effect.
=> De manier waarop een vraag wordt gesteld, beïnvloed de manier waarop het probleem
wordt gedefinieerd. Verliezen is meer overredend dan winnend.
43
46
Bij opiniepeilingen naar steun voor de Contra’s in Nicaragua, maar ook bij de
ondervragingen in het gerecht (Loftus) blijkt de formulering van de vraag
bepalend te zijn voor het antwoord. Licht dit toe.
Contra’s
In de periode ‘83-’86 steeg het aantal voorstanders voor steun van 13 naar 42%. Als men
Reagan of de Contra’s expliciet vermeldde of ideologische labels aanbracht steunden meer
Amerikanen het voorstel dan wanneer het bedrag vermeld werd en beide partijen voorgetseld
werden.
 Wie legitieme opiniepeilingen wil zal veel moeite doen om dubbelzinnige dingen te
vermijden.
 Wie de peilingen wil gebruiken in eigen voordeel, zal daarin net zo zorgvuldig zijn.
Loftus
Advocaten: “never ask a question that doesn’t get the answer you want”
Vragen kunnen ooggetuigen beïnvloeden ~> men liet een filmpje zien over een auto-ongeval
~> enkelen: About how fast were the cars going when they smashed into each other? anderen:
Hit. Volgens de eerste groep reed men veel harder en zei men sneller dat er gebroken glas lag.
Er was ook beïnvloeding van het eigenlijke geheugen: een groene auto was te zien in het
filmpje en reed het ongeval voorbij.
~> groep 1: had de blauwe auto een rek op het dak?
~> groep 2: had de auto een rek op het dak?
Groep 1 beaamde vaker dat ze een blauwe auto hadden gezien.
44
47
De volgorde waarin vragen gesteld worden speelt een rol in de keuze (beslissing)
die
men
neemt.
Leg
dit
uit,
alsook
waarom
onze
beperkte
informatieverwerkingscapaciteit daarin een rol speelt.
Voor vele beslissingen die we moeten nemen, hebben we niet alle informatie tegelijkertijd. De
volgorde waarin we dan informatie zoeken en verkrijgen kan onze beslissingen op een
subtiele maar belangrijke manier beïnvloeden. De tijd, energie en mogelijkheden zijn ook
beperkt.
Dit gebeurt door onze gedachten te sturen langs het onderwerp en door impliciet ook de
mogelijke antwoorden te insinueren ~> deze methode wordt ook gehanteerd door politici op
persconferenties. Wanneer een vraag hen niet aanstaat trachten ze deze te omzeilen:
 herformuleren
 uitstellen
 erover gaan zodat het lijkt dat je ze toch beantwoord
 aandacht verleggen naar een andere vraag
45
The power of decoys
48
De context is mede bepalend voor de aantrekkelijkheid van een alternatief. Licht
dat toe met het experiment van Farquar, Silbert en Hearst (hamburgers) en dat
van Kenrick & Gutierres (blind date).
Farquhar, Silbert en Hearst
Studenten moesten kiezen tussen een
A: Nutri-burger: a tofu-burger that is very good on nutrition but only average on taste
B: Tasti-burger: a hamburger that is very good on taste but only average on nutrition
Er werd ook een decoy (een alternatief dat minderwaardig is aan de andere mogelijkheden)
toegevoegd:
C: Bummer-burger: a hamburger that is only good on taste en only average on nutrition
 De decoy werd bijna nooit gekozen maar ze beïnvloedde wel de keuze. Ze zorgt
ervoor dat je gelijkende producten verkiest  tasti-burger
 Contrast effect: wanneer een object in contrast wordt gebracht met iets gelijkend maar
dat is niet even goed, gaat het eerste object opeens beter lijken.
Kenrick en Gultierres
Aantrekkelijkheid van een potentiële blind date daalt na het bekijken van Charlie’s angels.
49
Hoe komt het dat we ons zo gemakkelijk laten beïnvloeden door de context,
alternatieven, vergelijkingen en bewoordingen?
Een beoordeling is relatief, niet absoluut. Afhankelijk van de context kunnen objecten en
alternatieven beter of slechter lijken. Vaak besteden we te weinig aandacht aan de invloed van
de context en de geldigheid van de voorgestelde alternatieven ~> dit vergroot de macht van de
context-makers.
46
The psychology of factoids
50
Leg uit waarom de gassprayer van Mattoon en het radiodrama van Wells
(marsmannen) voorbeelden zijn van “factoids”. Geef andere voorbeelden (o.a. uit
de politiek) en leg uit hoe dat werkt.
Gassprayer (’44)
Gasaanval (door openstaande raam) door een persoon in alle kranten ~> overal werden
gevallen gemeld (21/week) ~> overheid verscherpt aandacht maar dit bestond enkel in de
hoofden van de mensen, geen enkele chemicus kon het bevestigen.
 Factoid = feit dat niet bestond voor het in een magazine of krant verschijnt, niet
gesteund door bewijzen. Ze worden zo voorgesteld dat ze beschouwd worden als
waar.
bv roddels en geruchten
The war of the worlds (’38)
Orson Welles
Presidentsverkiezingen
Nixon ~> campagne bestond mee uit het verspreiden van geruchten over de democratische
kandidaat ~> terugtrekking van Edmund Muskie
Goebbels
Het Duitse ras is superieur ~> bij zulke grote leugens is het moeilijk om de onjuistheid te
bepalen => Het feit dat er geen bewijs is voor een Joodse samenzwering is juist een verder
bewijs voor de sluwheid, en slimheid van de Joden.
Dood van McCartney
Fans begonnen overal te zoeken naar aanwijzingen voor zijn dood.
Procter&Gamble
Het logo bestond uit 13 sterren en zou een eerbetoon aan de duivel zijn => boycot.
47
51
Toon aan hoe subtiel laster en beschuldigingen werken a.d.h.v. het experiment
van Wegner en –bij gerechtelijke ondervragingen- van het experiment van
Kassin en de studie van Stanley Sue.
Wegner
Proefpersonen moesten de populariteit van politieke kandidaten schatten op basis van een
krantenkop.
~>
direct beschuldigende titel
vragende beschuldiging
ontkennende
neutraal
=> Degenen die duidelijk in een negatief daglicht geplaatst worden, worden eerder negatief
opgevat. Het in vraag stellen of ontkennen van iets heeft ook negatieve gevolgen.
Kassin
De geloofwaardigheid van een getuige kan serieus ondermijnd worden, zelfs als de
beschuldigende vragen pertinent onwaar zijn of weerlegd worden. Onbelangrijk
bewijsmateriaal in de rechtbank kan een invloed hebben op de jury, zelfs als de rechter vraagt
om er geen rekening mee te houden. De geloofwaardigheid van een getuige kan dalen door
het stellen van beschuldigende vragen.
Stanley Sue
Het bewijs tegen een verdachte leidt in meerdere gevallen tot een veroordeling als het bewijs
op een oncorrecte manier werd verkregen ~> informatie die in getuigenissen niet toegestaan is
kan een grote invloed hebben op de beslissing van de jury.
Als je een onschuldige beschuldigt van samenzwering of liegen, blijf je buiten schot en wordt
de andere scheef bekeken. Deze projectie leidde ertoe dat Dotson 6 jaar onschuldig in de
gevangenis bleef na verklaringen van een jong meisje.
48
52
Wat was er aan de hand met het blaadje van Villejuif (drankvergiftiging) in
Frankrijk? Waarom zijn verzinsels (geruchten, laster en dergelijke) zo
overtuigend?
Factoids beïnvloeden ook het beslissingsproces van de consument.
Verspreiding van pamfletten om de kinderen te beschermen tegen ongezonde drankjes als
Coca-Cola. De helft van de vrouwen had er van gehoord of ze gezien, slechts enkele leraars
en dokters trachtten de geldigheid van de beschuldigingen te onderzoeken. Maar de
beschuldigingen zijn fout; het zogezegde kankerverwekkende element E330 is een onschuldig
citroenzuur ~> Het pamflet bevatte naast foutieve en misleidende informatie ook gevaarlijke
informatie (nl. dat bepaalde extracten volledig onschuldig waren)
Na een aantal jaren werd de bron veranderd van een hospitaal in Parijs naar het “Hospital of
Paris”, een internationaal erkend instituut inzake het onderzoek naar kanker. Ondanks de
volledige ontkenning van het ziekenhuis er iets mee te maken te hebben, bleef het pamflet
opschudding veroorzaken.
Een leugen kan de halve wereld doorkruisen: waarom?
-
Weinig pogingen worden ondernomen om de juistheid van een factoid te achterhalen.
Het is geen gewoonte om je vrienden in vraag te stellen
-
De factoids beantwoorden vaak aan psychologische behoeften; ze zijn onderhoudend
en trekken onze aandacht.
-
Ze creëren een eigen sociale realiteit, een wereldbeeld.
=> Zelfs als een factoid volledig fout is kan ze onze aandacht leiden en denken.
bv. politieke kandidaat: foutief beschuldigd ~> moeilijk om te weerleggen en is altijd negatief
49
53
Welk weerwerk heeft men tegen lastercampagnes trachten te leveren tijdens de
oorlog, in het gerecht en (tegen valse berichten) in de reclame? Wat kunnen
burgers en consumenten ertegen doen?
oorlog
WOII: V.S. regering bleef herhalen dat geruchten onpatriottistisch waren en dat ze de oorlog
zouden kunnen hinderen (angst voor onrealistische verwachtingen i.v.m. snel en proper
einde). De bevolking moest geruchten behandelden als Nazipropaganda. Rumor control
clinics identificeerden schadelijke geruchten en namen maatregelen om ze onschadelijk te
maken.
gerecht
evidence law = regels voor de acceptatie van bewijsmateriaal in het gerecht (wie ze kan
aandienen, welk bewijs wordt toegestaan, hoe bewijsmateriaal moet worden geïntroduceerd
en hoe de jury moet omgaan met het bewijsmateriaal)
 is nog altijd in ontwikkeling en zorgt voor controverse
 frustrerend voor degenen die een bewijs als middel wilden gebruiken om criminelen te
veroordelen
 verzekeraars van de rechten van zowel schuldigen als onschuldigen, en hen een eerlijk
proces geven
massamedia
FTC: Federal Trade Comission eist stopzetting en correctie van spot voor schuurpapier.
Jaren ‘70: wie misleidende reclame maakt moet ze stopzetten en corrigeren
Jaren ’80: Reagan ~> vrije markt ~> halveren van het budget van FTC
Burger/ consument
Kritische vragen stellen. Lijsten van producten die valse of misleidende aanspraken maken op
iets. Consumenten kunnen aan bedrijven vragen om hun stellingen hard te maken; minder dan
50% antwoordde. 5 bedrijven voldeden, de rest stuurde vaak nog meer irrelevante reclame.
Als meer mensen dit zouden doen, zou men factoids misschien vervangen door facts.
50
DEEL C
Counteracting the tactics of propaganda
Sublimal sorcery: who is seducing who?
Wat is “sublimale beïnvloeding” (zou werken volgens Vicary) en waarom was
54
Cousins daar zo beducht voor? Wat zijn “selfhelp tapes”? Werken die echt?
Vicary: tijdens de film Picnic, flashes (heel snel dus onzichtbaar): “eat popcorn, drink coke”
 Coke sale  18.1%
Popcorn sale  57.7%
Sublimal: beneden ons perceptieniveau
Cousins slaat alarm -> als dit zo succesvol is voor popcorn, wat dan als men dit in de politiek
ook gaat toepassen? men moet dit gegeven grondig onderzoeken
Key meende experimentele bewijzen te hebben; hij zegt dat deze technieken niet enkel
gebruikt worden door film en tv, ze worden ook gebruikt in reclame (vaak om seksuele
spanning op te wekken), door de overheid,… maar zijn bewijzen werden niet valide
gevonden. Hij gebruikte geen controlegroep.
Toch is het verboden in Australië en Engeland, in VS is het door de leden van “the national
association of broadcasters” verboden => de aandacht van de overheid heeft de sublimale
reclame toch niet kunnen tegenhouden.
Self-help tapes: tapes ontwikkeld voor therapeutische doeleinden, de boodschappen gaan het
bewuste voorbij en worden onmiddellijk opgenomen in het onderbewuste. Zo kan de basis
gecreëerd worden voor de mens die de consument wil zijn. Er is geen enkel duidelijk bewijs
voor dat ze zouden werken. Men beschuldigt Led Zeppelin omgekeerde boodschappen voor
Satan in zijn liedjes te steken.
51
Maar het blijkt dat omgekeerde boodschappen geen effecten hebben. Zo kan je niet weten of
het om een vraag of zin gaat, of twee zinnen dezelfde inhoud hebben en wat er gezegd wordt.
-
Er is een beetje bewijs dat het zou werken. Buiten het bewustzijn pik je toch dingen
op, bv. op een cocktailparty. Deze onbewuste processen zijn relatief minimaal.
-
Er is geen duidelijk bewijs dat het een invloed zou hebben op gedrag. Studies die dat
tegenspreken kunnen niet opnieuw gedaan worden of falen op methodologisch gebied.
Moore: zegt dat er bewijzen zijn dat sublimale beïnvloeding niet werkt.
Uiteindelijk geeft Vicary toe dat hij geen echt onderzoek heeft uitgevoerd, het was meer een
manier om aandacht te krijgen.
“Jezus loves me, this I know”: men kon dit in geen enkele juiste categorie steken: slaapliedje,
christelijk, satanisch, porno of reclame.
52
55
Bespreek het experiment dat een auteur (Pratkanis) samen met Eskani &
Greenwald heeft gedaan (op de bevordering van zelfwaardering en het geheugen)
en het veldexperiment van de Canadeese radio (“phone now”) inzake subliminale
invloed.
Phone now
352 x flashte men de woorden “phone now”, wanneer men de kijkers vroeg welke boodschap
verscholen zat in de uitzending zeiden ze honger of dorst te hebben gekregen.
 Mensen willen geloven dat sublimale beïnvloeding werkt en het toont ook de kracht
van de studie van Vicary aan.
Pratkanis, Eskenazi en Greenwald
Opzet: stukjes klassieke muziek met daarin boodschappen om ofwel het zelfvertrouwen te
vergroten, ofwel om beter dingen te kunnen onthouden ~> er werden vrijwilligers gevraagd
die geïnteresseerd waren in sublimale self-help terapies
=> de helft van de mensen kregen de verkeerde tape (ze dachten dat ze een tape kregen voor
de verbetering van het geheugen maar ze kregen er eigenlijk een voor een verhoogd
zelfvertrouwen)
 De tapes hadden geen effect op het zelfvertrouwen of op het geheugen, maar degenen
die dachten dat ze naar een tape voor het zelfvertrouwen geluisterd hadden (al dan niet
terecht) dachten dat hun zelfvertrouwen ook werkelijk verbeterd was  wat je verwacht is
wat je denkt en niet noodzakelijk wat je krijgt.
53
56
Waarom hecht men zoveel geloof aan “sublimale invoed” en andere mysterieuse
beïnvloeding? Waarom is dat maatschappelijk een gevaar?
De media hebben heel veel aandacht besteed aan sublimale beïnvloeding zonder dat de
negatieve conclusies vermeld werden (dat het eigenlijk niet werkt). Het werd hoogstens even
aangeraakt maar dan in de context dat het ietwat omstreden was.
Het speelt in op verwachtingen, vrees en hoop (zoals: vrees voor manipulatie na Watergate,
voorkeur voor Rambo/ snelle oplossingen; rationalisatie van het gedrag).
 Burgers
worden
niet
voldoende
bewust
gemaakt
van
de
aard
van
overtuigingstechnieken.
 Mensen raken in de war, sublimale beïnvloeding wordt voorgesteld als een irrationele
kracht die buiten de controle van de ontvanger valt. Zo verklaart en rechtvaardigt het
soms het vreemde gedrag van mensen inzake koopgedrag.
Het geloof in subliminale beïnvloeding onttrekt de aandacht van de belangrijke zaken, we
negeren de veel krachtigere, grovere beïnvloedingstactieken van de reclamemakers.
57
De rockband Judas Priest werd beschuldigd van het aanzetten tot zelfmoord.
Waar ging alle aandacht (o.a. van de media) naar uit in de beschuldiging en
waarom is dat gevaarlijk?
Er werd in een liedje de sublimale boodschap gebruikt “do it”. Twee hevige fans van de groep
(Ray Belknap en James Vance) pleegden zelfmoord. De jongens leefden al in erge
omstandigheden (drugs, mishandeling,…). In plaats van aandacht te hebben voor
ontwenningsklinieken, de evaluatie van het Amerikaanse jeugdrecht, onderzoek op de scholen
van de jongens, onderzoek naar de manier om familiegeweld te stoppen, … had men enkel
aandacht voor de sublimale boodschappen.
=> uitspraak rechter: er zijn geen bewijzen dat sublimale beïnvloeding werkt. Er bestaan
andere factoren die geleid hebben tot de zelfdoding. Het is tijd om daar onze aandacht op te
richten.
54
Is forewarned forearmed? Or how to really resist
propaganda
58
Hoe zit het met de invloed van reclame op consumenten? Welk verschil vindt men
tussen kinderen van onder en boven de 8 jaar? Wapent scepticisme voldoende
tegen beïnvloeding? Wat hebben de officiële instanties gedaan om de kinderen te
beschermen?
Vele consumenten denken dat ze niet erg worden beïnvloed door de reclame. De meeste
consumenten zetten echter hun scepticisme opzij hoewel ze weten dat de boodschap een
duidelijke poging is om een product te verkopen. Meer dan 90% van de kinderen vraagt om
speelgoed dat ze in de reclame gezien hebben, 2/3 zingt commerciële deuntjes en kinderen die
meer kijken naar televisieprogramma’s vragen meer naar fast food, ontbijtgranen, …
Vier- en vijfjarigen spelen liever met een jongen die niet lief is maar die een geadverteerd
speelgoedje heeft dan andersom.
Zaak: FTC versus RF Keppel & Brothers: kinderen vormen een aparte klasse consumenten
die niet in staat zijn zichzelf te beschermen.
Reactie overheid hangt af van de economische en politieke omstandigheden
-
jaren ‘70: onder druk van groepen  overeenkomst tussen FTC en NAB  beperking
van reclame tussen kinderprogramma’s.
-
jaren ‘80: Reagan  vervaging van deze code en elk netwerk en station maakte zijn
eigen regels.
-
Clinton wil nieuwe federale regels voor sigarettenreclame en kinderen. Supreme Court
hield dit echter tegen.
Kinderen jonger dan 8 vinden het moeilijk om reclame te begrijpen, vanaf 8 begrijpen ze dat
reclame niet dient om ons te informeren. Kinderen ontwikkelen zelf een zeker scepticisme.
Dit scepticisme geldt ook voor volwassenen. De beter opgeleiden, meer sceptische geloven
dat hun scepticisme hen immuun maakt voor beïnvloeding => dit is niet altijd waar. Ook
volwassenen verlangen nog steeds naar een bepaald merk, met geen andere reden dan dat er
veel reclame voor gemaakt is.
55
59
Bespreek het experiment van Freedman & Sears (inzake waarschuwing van
tieners).
Het publiek kan minder ontvankelijk worden gemaakt voor een boodschap als ze expliciet
worden gewaarschuwd dat er een poging zal volgen om hen te beïnvloeden. Twee groepen
hoorden een presentatie “Why teenagers should not be allowed to drive”. Wanneer we
gewaarschuwd zijn voor beïnvloeding gaan we ons automatisch verdedigen
60
Waarom leidt een waarschuwing vooraf, als men strategisch reageert (je jezelf
probeert een houding te geven), soms tot meer, en soms tot minder overtuiging?
Attitudinal politics: ons motief is om onbeïnvloedbaar over te komen (vrijheid en
consistentie), er zijn echter ook momenten waarop men beter geïnformeerd, redelijk en open
voor discussie wil overkomen. In deze gevallen worden we meer beïnvloed, in die zin dat we
gematigder zijn in onze opvattingen.
De effecten van waarschuwing zijn vaak van korte duur en ze leveren niet altijd volledige
bescherming; we worden niet onmiddellijk beïnvloed maar er is een uitgestelde reactie (we
kijken sceptisch naar reclame maar in de supermarkt...).
Een waarschuwing onmiddellijk voor een uiteenzetting i.p.v. 5 minuten ervoor, levert minder
weerbaarheid op omdat het individu minder tijd heeft om over counterarguments na te
denken.
Een waarschuwing heeft weinig effect als het individu afgeleid wordt van de boodschap of
weinig tijd heeft om een verdediging voor te bereiden.
56
61
Wat blijkt uit het experiment van Petty en Capioppo in verband met de
weerbaarheid tegen beïnvloeding door een waarschuwing vooraf? Hoe komt dat
precies? Leg het verband met de andere proef van deze auteurs, zoals vermeld in
hoofdstuk 3.
Waarschuwing heeft weinig effect wanneer de boodschap wordt opgevat als onbelangrijk
(invoering van een extra examen); de betrokken groep verzette zich tegen de argumenten, de
anderen vonden de argumenten overtuigend. Een waarschuwing alleen was niet genoeg om de
studenten aan te sporen om eens diep na te denken over de boodschap en tegenargumenten te
zoeken.
Dit vormt een probleem voor mensen die denken dat ze niet beïnvloed worden omdat ze de
trucs van de adverteerders kennen. Maar als we tv kijken zijn we in een “mindless state”
omdat de boodschap niet zo interessant is. Maar dat maakt hen juist zo effectief.
62
Men kan zich op twee manieren verdedigen tegen beïnvloeding (eenmaal dat men
op zijn hoede is). Welke zijn dat en waar hangt het van af, welke men kiest?
strategisch
Attitudinal politics: ons motief is om onbeïnvloedbaar over te komen (vrijheid en
consistentie), er zijn echter ook momenten waarop men beter geïnformeerd, redelijk en open
voor discussie wil overkomen. In deze gevallen worden we meer beïnvloed, in die zin dat we
gematigder zijn in onze opvattingen.
De effecten van waarschuwing zijn vaak van korte duur en ze leveren niet altijd volledige
bescherming; we worden niet onmiddellijk beïnvloed maar er is een uitgestelde reactie (we
kijken sceptisch naar reclame maar in de supermarkt...).
Beargumenteerd (grondig)
We bereiden onszelf voor; als we enkele minuten vooraf gewaarschuwd worden, hebben we
meer tijd om na te denken over tegenargumenten. Maar de waarschuwing heeft weinig effect
als we van de boodschap worden afgeleid.
 afhankelijk van belang
57
63
Welke zijn volgens de auteurs de 3 beste manieren om vatbaarheid voor
beïnvloeding te verminderen (de weerbaarheid ertegen dus te verhogen)?
-
Overtuigingspraktijken bij wet vastleggen en reguleren (kinderen)
probleem: vrijheid tot spreken en de regulatie van massamedia is een nieuw idee in de
V.S. => toch zou het zinvol zijn voor de samenleving.
-
Advocaat van de duivel spelen; kritische vragen stellen.
Het is belangrijk wat je doet met de waarschuwing, dat je weet hoe ze je reactie
beïnvloedt en dat je de inhoud evalueert.
Enkele vragen kunnen worden onderzocht als de overredingspoging duidelijk
aanwezig is
-
Wat heeft de informatiebron te winnen?
-
Waarom wordt de informatie op deze manier voorgesteld? Zijn er andere opties?
-
Wat zijn de argumenten van de tegenpartij?
 eerste stap in de cognitieve reacties
-
Methodes ontwikkelen om weerstand te bieden aan een bepaald thema: er is een
situatie waarin negatieve info onthuld kan worden die je kan schaden. Hoe kan je de
impact best beperken?
-
stealing thunder
Je onthult de negatieve info zelf voordat anderen het doen. Een experiment van
Williams, Bourgeois en Croyle illustreert dit a.d.h.v. een crimineel die voor dezelfde
feiten al eens opgepakt was; ofwel onthult de verdediging dit, ofwel de aanklager. Het
werkt omdat je geloofwaardigheid verhoogt (eerlijkheid) en het negatief bewijs is niet
zo erg (je wil het immers zelf onthullen).
Ook in politiek gebeurt dit; een presidentskandidaat had een onwettige dochter en
kwam er openlijk voor uit; zo kreeg hij sympathie. Toen de moeder van het kind
begon te drinken, vond hij een adoptiegezin. Een andere kandidaat ontkende of
verdraaide de dingen en kwam er slechter uit; zijn vrouw beviel drie maanden na hun
huwelijk.
-
inoculation
Een voorstelling van de twee kanten is invloedrijker dan een eenzijdige beïnvloeding.
(zie vraag 65).
58
Waarom is “advocaat van de duivel” spelen een goed verweer tegen beïnvloeding
64
en hoe kun je door vragen te stellen een pleidooi (overredingspoging)
diagnosticeren?
Advocaat van de duivel spelen; kritische vragen stellen.
Het is belangrijk wat je doet met de waarschuwing, dat je weet hoe ze je reactie beïnvloedt en
dat je de inhoud evalueert. Enkele vragen kunnen worden onderzocht als de
overredingspoging duidelijk aanwezig is:
-
Wat heeft de informatiebron te winnen?
-
Waarom wordt de informatie op deze manier voorgesteld? Zijn er andere opties?
-
Wat zijn de argumenten van de tegenpartij?
 eerste stap in de cognitieve reacties
65
Bespreek “inoculation” (vaccinatie-effect) a.d.h.v. het experiment van McGuire
& Papageorgis en het veldexperiment van McAlister (antirookcampagne). Hoe
maakt de tabaksindustrie hier op haar beurt weer (schandelijk) gebruik van in
haar reclame?
Een kleine hoeveelheid van een verzwakt virus maakt mensen immuun voor de volledige
aanval van het virus. McGuire: mensen zeiden hun mening en werden vervolgens
onderworpen aan een milde aanval op hun opinie waarop ze zich verdedigden. Later: grotere
aanval: deze mensen waren minder geneigd om hun mening te veranderen.
=> het is daarom beter om een tweezijdige voorstelling te geven van de kwestie
We stellen daarom onze eigen mening in vraag en veranderen sneller van mening.
McAlister: rolspel rond peer pressure  deze jongeren gingen minder snel roken.
Tabaksindustrie roept op tot tolerantie tussen rokers en niet-rokers, twee kanten in reclame:
voor de rokers: presentatie van het standpunt van de niet-rokers
voor de niet-rokers: waarom roken moet kunnen in openbare plaatsen.
 De reclame biedt de rokers argumenten aan om te roken en hoe zich te weren tegen
anti-rookcampagnes.
59
66
Waarom werkt “inoculation” (vaccinatie) erg goed bij vanzelfsprekende
(politieke) gemeenplaatsen? Zijn zelfkritiek en twijfel overigens tekens van
zwakheid of sterkte?
Culturele waarheden worden zelden in vraag gesteld, ze worden zomaar voor waar
aangenomen. We “vergeten” waarom we erin geloven. Wanneer ze dan wel worden
aangevallen is het vaak onmiddellijk duidelijk dat ze uit de lucht gegrepen zijn.
We moeten ons bewust zijn van de kwetsbaarheid van onze opvattingen, de beste manier om
dit te beseffen is om deze zachtjes aan te vallen. Als onze ideeën een eerste keer worden
aangevallen zijn we beter uitgerust om ons te beschermen tegen grotere aanvallen. We zijn
gemotiveerd om onze opvattingen te verdedigen en we oefenen ons in deze praktijk.
 Dit wordt vaak ontkend door beleidsmakers (beter argumenten van tegenstanders ook
geven).
bv. Mensen wapenen tegen het communisme door hen erover te onderwijzen en ook
alternatieven voor te stellen.
De mensen wiens overtuigingen gebaseerd zijn op slogans die nooit werden tegengesproken,
worden het gemakkelijkst beïnvloed.
60
Education or propaganda?
67
Geef voorbeelden in reclame, verkiezingen en schoolboeken over hoe moeilijk het
is opvoeding en propaganda te onderscheiden.
De meeste mensen beschouwen reclameboodschappen als duidelijke pogingen om ons aan te
zetten tot het kopen van iets tegen een hoge prijs door het publiek bewust te misleiden. We
kunnen dit dus opvatten als propaganda.
Presidentscampagne: poging om het publiek te informeren over het beleid en de goede
deugden door zijn visie voor te stellen als duidelijk efficiënt,…
Amerikaanse tv-programma’s: drukken nog steeds vrouwen en etnische minderheden in
stereotype rollen.
Schoolboeken: vele Amerikaanse miskennen de rol van de zwarten in de geschiedenis.
Wiskundeboeken: rechtvaardigen het kapitalistische systeem, suggereren alsof dit de
natuurlijke orde is.
bv. interestberekening
Wertheimer
Propaganda poogt te verhinderen dat mensen denken en handelen als mensen met rechten.
Vooroordelen en emoties worden gemanipuleerd zodat de wil van de communicator opgelegd
kan worden.
Opvoeding moet mensen leren om op eigen benen te staan en eigen beslissingen te nemen.
Kritisch denken zou aangemoedigd moeten worden. Een opleiding moet leren hoe propaganda
begrepen moet worden.
61
Maier en Turner
Ze formuleerden een aantal richtlijnen om in discussiegroepen het kritisch denken te
bevorderen en de kwaliteit van het nemen van beslissing te verbeteren.
-
Accepteer niet het eerst gehoorde antwoord als hét antwoord.
-
Hou de discussie bij het probleem en vermijd smoesjes of het verwijten van anderen
voor het probleem.
-
Onthoud alle suggesties voor een oplossing zodat ze allemaal onderzocht kunnen
worden.
-
Ga na of je alles goed begrijpt en stel evaluatievragen.
-
Bescherm individuen voor persoonlijke aanvallen en kritiek, zeker als ze een
minderheid zijn of afwijkende standpunten innemen.
-
Verschillen in standpunten begrijpen en proberen deze op een lijn te brengen is
belangrijk.
62
68
Of je (seksuele) voorlichting, nieuws en oorlogsberichtgeving objectief of
tendentieus vindt, hangt af van welke waarden je koestert. Licht dit toe met
voorbeelden en onderzoek.
Drugsvoorlichting: filmpje dat vermeld dat een harddruggebruikers startte met cannabis. Voor
softdruggebruikers is dit propaganda, voor schooldirecteurs opvoeding.
Seksuele opvoeding: lid van morele vereniging  uitgever playboy
 Het is haast onmogelijk om een communicatie op te bouwen die voor mensen aan de
beide kanten eerlijk en onpartijdig is.
Wat we al dan niet beschouwen als propaganda hangt af van onze eigen propagandadoelen.
Het is gevaarlijk om de labels opvoeding en propaganda toe te kennen op basis van onze
eigen waarden.
bv. oorlogsverslaggeving: doel = natie aanzetten tot agressie t.a.v. de vijand; als deze aanzet
succesvol is wordt dit gedrag consistent met onze waarden en wordt de grootste vorm van
propaganda bestempeld als nieuws.
Om tegenstrijdigheden te vermijden bestempelen we dissonante informatie als propaganda en
ontkennen we de juistheid van de aanspraken; we moeten het feit niet meer in beschouwing
nemen voor de besluitvorming.
bv. De president waarvoor je stemde zorgt voor een verhoogde armoede en criminaliteit. De
bron wordt vaak als propaganda afgedaan.
Zo missen we de mogelijkheid om iets te leren over belangrijke thema’s.
63
69
Als een bericht consonant is met onze overtuiging reageren we anders dan
wanneer dit dissonant is en dit beïnvloedt onze beoordeling van dat nieuws (als
propaganda of als objectieve voorlichting, opvoeding). Leg dit uit.
Wat we al dan niet beschouwen als propaganda hangt af van onze eigen propagandadoelen.
Het is gevaarlijk om de labels opvoeding en propaganda toe te kennen op basis van onze
eigen waarden.
bv. oorlogsverslaggeving: doel = natie aanzetten tot agressie t.a.v. de vijand; als deze aanzet
succesvol is wordt dit gedrag consistent met onze waarden en wordt de grootste vorm van
propaganda bestempeld als nieuws.
Om tegenstrijdigheden te vermijden bestempelen we dissonante informatie als propaganda en
ontkennen we de juistheid van de aanspraken; we moeten het feit niet meer in beschouwing
nemen voor de besluitvorming.
bv. De president waarvoor je stemde zorgt voor een verhoogde armoede en criminaliteit. De
bron wordt vaak als propaganda afgedaan.
Zo missen we de mogelijkheid om iets te leren over belangrijke thema’s.
70
Waarom denkt u dat men Protagoras’ zijn boeken heeft verbrand? Wat heeft dat
te maken met de rol die overreding in het publieke leven kan spelen?
Hij leerde ons in zijn boeken de technieken van overreding. In westerse samenlevingen
vinden we het idee dat we elkaar zomaar onbeperkt kunnen beïnvloeden schandalig.
Propaganda heeft een negatieve bijklank en wordt beschouwd als het werk van de duivelse
beïnvloeder.
Het andere aspect van Protagoras, als leraar wordt dan weer hoog ingeschat. Kinderen worden
naar school en unief gestuurd: leren van een vaardigheid, appreciatie voor de fijnere dingen
des levens. Ze moeten productieve burgers worden.
64
DEEL D
When information fails: the challenge of propaganda
to society
On the effectiveness of information campaigns
71
Wat bedoelen de auteurs met het voorbeeld van het propageren van een nationale
ziekteverzekering, i.v.m. het welslagen van zulk een campagne? Wat heeft Canon
met zijn experiment daarbij als cruciale factor aangetoond?
Op het eerste zicht: kies een moment uit na een intellectueel programma, gebruik twee-zijdige
argumenten, levendige voorbeelden, voorstellen om manier die angst oproept, experten aan
het woord laten.
Maar dit werkt niet zo eenvoudig
De typische kijker vindt dat sociale wetgeving de geest van individualiteit ondermijnt. Terwijl
men zoekt naar amusement komt men terecht in de uitzending, ze luisteren en zijn minder
zeker van hun overtuigingen. Wat doen ze?
Volgens Canon zapt men naar “Rad van fortuin” als de overtuiging van zijn eigen gelijk
zwakker wordt; men is minder bereid om verder te luisteren naar de argumenten  de
mensen die men wilde bereiken en die het meest gevoelig zijn voor beïnvloeding stellen
zichzelf niet bloot aan de communicatie
72
Welke redenen geven Hyman en Sheatsly voor het mislukken van veel
informatiecampagnes?
Mensen verwerven informatie over dingen die hen interesseren en vermijden informatie die
niet strookt met hun opvattingen  mensen zijn selectief, ze vervormen en herinterpreteren
informatie.
65
73
Hoe kan men de weerstand tegen afwijkende informatie omzeilen (bv. bij
voorlichtingscampagnes op tv), zodat die toch de mensen bereikt?
In stukjes en beetjes “indruppelen”, verpakt in nieuws en oppervlakkig amusement,
dramatisering, cumuleren, mensen kijken ernaar zonder verder te zappen => geen weerstand,
inoculatie of tegenargument.
Volgende regels kunnen helpen bij het slagen van de campagne
74
-
maak het programma entertaining
-
val opinies en gedragingen niet direct aan
-
gebruik de tactieken die in dit boek voorgesteld worden
Om informatie bij het publiek te krijgen moet men deze onderhoudend,
eenvoudig en gepersonaliseerd brengen. Dit brengt Entman tot een paradox die
tot een neerwaartse spiraal voert en “een democratie zonder burgers”. Leg dit
uit.
Hoewel de mogelijkheid tot het verwerven van informatie i.v.m. politiek aanzienlijk is
toegenomen, is de Amerikaanse interesse voor kennis niet toegenomen, maar zelfs
verminderd. De communicatie van complexe informatie veronderstelt een geïnteresseerd en
geïnformeerd publiek. Zonder een geïnformeerd publiek moeten journalisten en leiders hun
boodschap vereenvoudigen en het verpakken als entertainment zodat ze de verfijning
verhinderen voor het grote publiek.
66
What is news?
75
De auteurs vinden het typisch voor het hedendaagse nieuws, dat de corruptie van
Marcos op de Filippijnen wordt uitgebeeld met het tonen van de fabuleuze
collectie schoenen van zijn vrouw Imelda. Leg dat uit. Waartoe leidt dat volgens
hem?
Het beeld werd symbool voor de ongelooflijke graad van corruptie. Het symbool is levendig
en effectief maar ook simplistisch. Het is ook erg nuttig. Het is een sprekend voorbeeld van
het type van nieuws dat ons tegenwoordig bereikt via de televisie.
75% van het potentiële nieuws wordt nooit gedrukt, nog minder verschijnt er op de televisie.
Selectiviteit in nieuws is het begin van propaganda.
76
Wat is de basis voor propaganda volgens Lippmann? Hoe zien we dat werken bij
dictaturen, maar ook zij het subtieler, in de democratische V.S. (bij Roosevelt en
in de Golfoorlog)? Zie je een verband met hoe sekten werken?
Selectiviteit is de basis van propaganda. Zonder censuur is propaganda onmogelijk. Om
propaganda te maken moet er een grens zijn tussen het publiek en de gebeurtenis. Het eerste
wat een politieker wil is het verzekeren van de nieuwsvoorziening van het publiek.
De nazi’s hadden een eigen uitgeversbedrijf: systematische beloning van instemmende
journalisten, afstraffing van de anderen.
De Sovjets hadden hun eigen Prava: een krant, die gecensureerd en geselecteerd nieuws
bracht aan de Russen; stelde de “waarheid”.
Roosevelt: subtielere beïnvloeding, pro-administratieve informatie
Golfoorlog: journalisten waren afhankelijk van officiële bronnen, ze mochten niet te dicht
komen.
Sekten tonen hun leden enkel een selectie van de informatie rond hun organisatie, ze geven
één beperkte, selecte visie om leden te lokken en te doen betalen.
67
77
Welke krachten bepalen de selectie die journalisten doorvoeren bij het maken
van nieuws en welke is daarbij de belangrijkste? Geef daar voorbeelden van.
Deadline, gewenste info is niet altijd beschikbaar, adverteerders, drukke nieuwsdag, de
mogelijkheid van het item om de aandacht vast te houden van het publiek, kijkcijfers.
Regelmatige (beat) items en geweld.
 Selectie op basis van het entertainmentgehalte.
 Focus op gewelddadig gedrag van individuen omdat gewelddadige actie spannender is
om naar te kijken.
 Zo brengt men geen evenwichtig beeld van wat er zich afspeelt in het land. Omdat
men ons probeert te entertainen worden we erg gemakkelijk beïnvloed.
78
Wat willen de auteurs aantonen met de bespreking van de berichtgeving over een
vredelievende betoging in Austin (1970) en het nieuws over de Ku Klux Klan in
Austin (1983)?
Betoging
Studentenbetoging tegen invasie van Cambodja; men vreesde enorme rellen met de politie en
hooligans. Dit waren echter geruchten, toch was er een enorme media-aandacht.
Maar er was een overeenkomst tot een geweldloze optocht  media-aandacht verdween, er
was geen nationale publiciteit meer.
Ku Klux Klan
50 leden trokken door de straten, enkele mensen liepen grote verwondingen op. Dit trok een
enorme media-aandacht
Een klein conflict tussen de Klan en de stad was meer entertainment dan een vredige
uitdrukking van goede wil.
 Wil je toegang tot media-aandacht?  wees entertainend
68
79
“Nieuws is theater” zo weten yuppies, terroristen en genomineerden, maar ook
adverteerders (wat blijkt als ze eens grondige productinformatie geven). Licht dit
toe.
“Het moet leuker zijn om in revolutie te zijn dan erbuiten” -> dit alles draait om mediaaandacht.
Terroristen: gijzeling in Beiroet 1985: alle aspecten werden getoond op tv, persconferenties
gijzelnemers,…
Resultaat: nieuws = montage van korte visuele beelden die inspelen op de massa, complexere
zaken worden niet meer behandeld.
De verslaggeving van politieke campagnes lijkt meer op de tv-serie Dallas.
Reclame: velen dachten dat er door de nieuwe media betere, meer informatieve reclame zou
komen. Maar nu realiseren de reclamemakers zich dat als ze de nieuwe technologieën willen
gebruiken, ze zich moeten richten op entertainment.
80
Amusement en individueel (gewelddadig) gedrag trekt de aandacht, maar welke
vertekening van de werkelijkheid geven die, als enkel dit nieuws gebracht wordt?
Nieuws = montage van korte visuele beelden die inspelen op de massa, complexere zaken
worden niet meer behandeld. Journalisten en politici moeten zich toeleggen op entertainende
beelden => de realiteit wordt vervormd en vereenvoudigd.
81
Waarom denken de auteurs dat ons onverzadigbaar verlangen naar vermaak
erin slaagt te bereiken, wat Hitler en Pravda niet konden? Bent u het met die
stelling eens?
69
Persuasion direct
82
Bespreek een aantal verkoopstechnieken die gebruikt worden bij “direct mail”
(ongevraagde verkoopsaanbiedingen), a.d.h.v. de besproken folders van
Greenpeace en het Publishers Clearing House.
De eveloppe moet aandacht trekken, de brieven worden gestuurd naar mensen die
geïnteresseerd zijn in de boodschap.
Greenpeace
Adressenlijsten van mensen die soortgelijke doelen steunen, grote enveloppe, bruin (lijkt op
officiële documenten), (variant: laat een enveloppe persoonlijk lijken bv. echte postzegel),
symbolen van walvissen, stickers cadeau  zorgen voor reciprocity en sociale identiteit,
“dear friend”, het onderzoek werd zo opgesteld dat het de sympathie wekt (nooit moeilijke
vragen, zelfgegenereerde overtuiging), oproepen van angst voor milieu waar zij een oplossing
voor hebben, levendige voorbeelden, je moet niet aan het front staan (decoy = het maakt het
storten doenbaar en minder moeilijk) want de activisten zetten hun leven op het spel voor uw
omgeving, vraag voor geld: 15,25,35,50 of 100 dollar (contrasteffect), een gezegelde
geadresseerde antwoordenveloppe (roept sympathie op).
Publishers Clearing House
Sturen naar mensen die gebruik maken van deze methode, enveloppe vol met korte
boodschappen die opwinding en interesse veroorzaken, geschenkcoupon (wederzijdsheid),
logo van de tv, en logo van de Special Olympics, gooi geen geld weg (verliezen is erger dan
winnen), gepersonaliseerd document, zoek-de-sticker-spel.
83
Hoe wordt de “decoy”techniek en de “self-generated persuasion” gebruikt in de
Greenpeace folder?
Decoy: bedragen storten, je hoeft niet naar het front
Self-generated: vragenlijst die je terug moet sturen
70
84
Welke twee overredingsstrategieën spelen mee bij het “zoek-de-sticker” spel in de
folder van het Publishers Clearing House?
-
Leidt ons af van het in vraag stellen van de producten.
-
Reduceren van cognitieve dissonantie: zo gauw je de eerste stickers hebt gevonden
wordt je meegezogen in het spel, je moet veel moeite doen om ze allemaal te vinden
 om je moeite te rechtvaardigen doe je mee en stuur je je formulier terug.
85
Wat is het voornaamste bezwaar dat de auteurs maken tegen de verkoopslisten
die bij “direct mail” worden gebruikt? Welke zijn de meest gehoorde klachten bij
de consumenten? Wat raden de auteurs ontevreden klanten aan om te doen?
Mensen kunnen het gevoel van verraad en manipulatie hebben. Verkooplisten op zich zijn ok,
maar de auteurs zijn tegen de misleidende en verhullende manier waarop er met de
boodschappen wordt omgegaan.
Klachten: geen of slechte levering en opdringerigheid => toch neemt deze vorm van reclame
toe. Ook de adverteerders vinden dit belangrijk en hebben een organisatie opgericht die
ervoor zorgt dat je naam verwijderd wordt uit alle reclamebestanden als je dat aanvraagt
Voordelen: meer info dan op tv.
Reactie: weggooien of bellen naar de gratis 0800-nummers om je beklag te doen.
71
How to become a cult leader
86
Massazelfmoorden, massahuwelijken, alles weggeven (maar ook “brainwashen”
in de Koreaanse oorlog) lijken voorbeelden van de mysterieuze invloed te zijn, die
sekteleiders e.a. uitoefenen op mensen. Toch menen de auteurs dat daar andere
verklaringen voor te geven zijn. Licht dit toe.
De hele sfeer van de sekte is omgeven met mystiek, vele mensen denken dat er magische
praktijken aan het werk zijn die zorgen voor de verheerlijking van de goeroe. Eigenlijk
gebruiken sekteleiders propagandatechnieken, zij het op een systematische en volledige
manier. Het is niet omdat het resultaat bizar of dramatisch is dat er mystieke krachten
werkzaam zijn (zie vraag 87).
72
87
Bespreek de 7 maatregelen die je kunt nemen om een sekteleider te worden.
1
Creëer je eigen sociale realiteit.
-
Schakel alle andere informatiebronnen uit (familie mag niet meer op bezoek komen,
labellen van alles van buiten de groep als duivels).
-
Wereldvisie waarmee de leden gebeurtenissen kunnen interpreteren zodat de wereld
klopt en zin heeft (misschien voor de eerste keer in het leven van de leden).
-
Ontwikkelen van eigen jargon (eigen woorden).
-
Herhaal je boodschap voortdurend.
2
Creëer een in- en outgroep; zo kan je de leden voortdurend controleren door te
benadrukken dat zij de uitverkorenen zijn.
-
Creatie van een sociale identiteit, men breekt met de andere wereld en aanvaardt zijn
nieuwe identiteit.
bv. nieuwe namen, kledij  bevestiging van de uitverkorenheid
-
Creatie van een haat, angst t.a.v. de buitenwereld.
 De sekte is de enige manier om een gelukkig leven te lijden.
3
Creëer verbondenheid door cognitieve dissonantiereductie (rationalization trap).
Door spiraal van engagement, het lid begint met het instemmen in een eenvoudig
verzoek daarna verlangt men veel meer. If you were really committed you would be
willing to do anything for the church. Om zijn aanvankelijke opoffering te
rechtvaardigen is het lid bereid om steeds meer te doen. Om zijn zelfbeeld te doen
kloppen (rationalisation trap). Het schuldgevoel kan worden gereduceerd door alles
aan te sekte te geven.
4
Maak je als leider geloofwaardig en aantrekkelijk.
Het is moeilijk om iemand die de zoon van God is niet te gehoorzamen.
5
Laat je leerlingen pogen mensen te gaan bekeren (selfregulated persuasion).
Zo gaan ze het goede zien in de sekte, zo overtuigen ze ook zichzelf en leren ze
aanvallen af te weren.
73
6
Leidt je leerlingen af van ongewenste kritiek.
Laat hen nooit alleen, honger en dorst, mediteren, zingen, non-stop activiteiten, label
kritiek als duivels en straf publiekelijk.
7
Fixeer de leden op een fantoom.
Beloofde land, betere wereld.
88
Welke vier maatregelen kun je nemen om een “eigen sociale realiteit” te scheppen
in een groep mensen? Zie je een verband met hoe dictaturen, en –subtielersommige democratieën met de nieuwsmedia omspringen?
-
Schakel alle andere informatiebronnen uit (familie mag niet meer op bezoek komen,
labellen van alles van buiten de groep als duivels).
-
Wereldvisie waarmee de leden gebeurtenissen kunnen interpreteren zodat de wereld
klopt en zin heeft (misschien voor de eerste keer in het leven van de leden).
-
Ontwikkelen van eigen jargon (eigen woorden).
-
Herhaal je boodschap voortdurend.
89
Hoe kun je dissonantiereductie en de rationalisatie valkuil gebruiken om de
betrokkenheid en samenhorigheid van de leden van een groep te verhogen?
Door spiraal van engagement, het lid begint met het instemmen in een eenvoudig
verzoek daarna verlangt men veel meer. If you were really committed you would be
willing to do anything for the church. Om zijn aanvankelijke opoffering te
rechtvaardigen is het lid bereid om steeds meer te doen. Om zijn zelfbeeld te doen
kloppen (rationalisation trap). Het schuldgevoel kan worden gereduceerd door alles
aan te sekte te geven.
90
Bespreek het voorbeeld van de sekte van Marian Kreech, die vergeefs het einde
van de wereld opwachtte, dit in het licht van de tactieken die aanbevolen worden
om sekteleider te worden.
74
91
Geef punten van overeenkomst tussen hoe in sekten invloed wordt uitgeoefend en
hoe dat in het dagelijkse leven (gezin, kerk, land, school of werk) gebeurt. Wat is
het belangrijkste verschil?
Sekten gebruiken ze meer grondig en volledig.
92
De bedoeling van de auteurs is niet zo zeer u te leren hoe een eigen sekte op te
richten. Maar wat dan wel, en zijn ze daarin geslaagd?
-
Het ontdoen van het mysterie van de sekten om zo het uiteindelijke gevaar terug te
dringen.
-
Dezelfde technieken worden gebruikt door andere propagandisten.
75
Propaganda in the Third Reich: a case for uncertainty
93
Wat zijn de voornaamste kenmerken van de Brits-Amerikaanse propaganda die
Hitler wilde overnemen? Waarom wilde hij dat?
Committee on Public Information (CPI): training van vrijwilligers die in functie van de oorlog
wilden spreken, stuurgroep.
Atrocity story: reportages over de gruwel, gebruikt door de vijand tegenover onschuldige
burgers en gevangen soldaten. Doel: soldaten verder motiveren (we kunnen dit wreed monster
niet laten winnen) en de burgers overtuigen van de moraal van de oorlog.
 Hitler wilde deze technieken overtreffen.
Mein Kampf: er zijn geen ethische regels die overreding beperken, er was enkel het succes
van de overwinnaar. Hij was gefrustreerd door de overwinning van de geallieerden en het
Verdrag van Versailles.
94
Welk idee had Hitler over het gewone volk? De auteurs menen dat zijn opvatting
wel eens als self-fulfilling prophecy waar gemaakt kan worden door de moderne
pret nieuwsberichtgeving. Leg uit hoe de opvatting van Aristoteles over de
retorica hierbij een beetje aansluit.
Hij minacht het volk dat volgens hem dom is, de kracht van het vergeten is erg groot. Het
volk is enkel gevoelig voor emoties. Het volk gebruikt enkel de perifere route.
De overreding moet starten aan de top van de samenleving en moet dan verder naar beneden
worden doorgetrokken. Het is de verantwoordelijkheid van de massa (onwetend en kan niet
denken) om te volgen.
Aristoteles: overreding is nodig om degenen die niet kunnen redeneren op te voeden
(Protagoras: enkel door argumentatie kunnen voordelen en nadelen duidelijk worden).
Organisatie: Goebbels  minister van Voorlichting en Propaganda, 1933 (zie vraag 103).
76
95
Bespreek welke (tien) tactieken de auteurs in de Nazi propaganda toegepast zien.
-
Totale controle over de massamedia (beeld overal herhalen, belonen en straffen).
-
Aandacht trekken (door vermaak: inschakelen van sport bv. 1936 OS in Berlijn,
zangers, films).
-
Namen en slogans (labelling) bv. Führer = Hitler.
-
Vijand belasteren door geruchten en roddels  om het geloof aan te wakkeren dat de
Duitsers nog steeds konden overwinnen.
-
Bijval organiseren (enthousiasme, zelfvertrouwen tonen)
-
Inschakelen van historische symbolen en monumenten om de historische wortels van
hun eisen aan te tonen, opvoeren van historische bibliografieën van historische
nationale helden.
-
Architectuur: Noors Hellenisme: klassiek maar gigantisch (niet uitgevoerd door kosten
oorlog) om grote culturen uit verleden te verheerlijken (Griekse gigantische tempels)
-
Cohesie van de aanhangers bevorderen
bv. dragen van een bruin t-shirt  daad van engagement maar in het begin werden ze
ermee uitgelachen maar This ridicule is just a small price to pay for the noble Nazi
cause.  reductie van cognitieve dissonantie
-
Inoculation (tegenslagen anticiperen): waarschuwen voor valse hoop en de vijand
voorstellen als groot maar verslaanbaar We must try harder.
-
De combinatie van het aanjagen van angst en granfalloon
Duitsers waren geconfronteerd met grote economische problemen (Verdrag
Versailles): grote werkloosheid.
 Goebbels en Hitler misbruikten deze angst om de problemen toe te schrijven aan de
aanwezigheid van de Joden.
film: The Eternal Jew ~> Joden als inferieur, walgelijk en bedreigend.
Oplossing: De Duitsers waren eens een fier land, de propaganda benadrukt dat de
partij de traditionele Duitse waarden ondersteund ~> een eengemaakt Duitsland kan
deze doelen bereiken.
=> Al deze aspecten werden verenigd in Hitler, die voorgesteld wordt met twee kanten:
 1) vader, lachend,…
 2) Führer
77
96
Hoe werd de combinatie “vrees-oplossing” door de Nazi’s toegepast in hun
propaganda?
Duitsers waren geconfronteerd met grote economische problemen (Verdrag Versailles): grote
werkloosheid.
 Goebbels en Hitler misbruikten deze angst om de problemen toe te schrijven aan de
aanwezigheid van de Joden.
film: The Eternal Jew ~> Joden als inferieur, walgelijk en bedreigend.
Oplossing: De Duitsers waren eens een fier land, de propaganda benadrukt dat de partij de
traditionele Duitse waarden ondersteund ~> een eengemaakt Duitsland kan deze doelen
bereiken.
97
Wat vindt Brownowski het gevaarlijkste aspect van de Nazi-propaganda?
Waarin verschillen wetenschapslieden van de Nazi’s in hun opvattingen over de
waarheid? Zijn zij daardoor beter gewapend tegen indoctrinatie?
De Nazi’s maakten aanspraak op de volledige waarheid, en dat de elite de enige is die deze
waarheid kent. Er zijn echter twee filosofieën:
-
Wetenschappers: de menselijke kennis is nooit absoluut. Er zijn nooit absolute
referentiepunten en de menselijke kennis is beperkt. Verschillende culturen ~> we
kunnen niet zeggen welke de beste is.
Lewin: de persoonlijke behoeften en taken van het individu beïnvloeden zijn of haar
wereldbeeld ~> iedereen komt tot andere conclusie (Lewin is zelf een voorbeeld want
hij vocht tijdens WOI aan dezelfde zijde als Hitler maar kwam tot andere conclusies).
-
Dogma’s van de Nazi’s: er is geen tolerantie ten aanzien van andere meningen.
 36.5 miljoen doden, situatie gecreëerd door arrogantie, onwetendheid en dogma’s.
We moeten weten dat we fout kunnen zijn, dat we ons vergist hebben en dat we ons door deze
vergissing hebben laten leiden. Dit moeten we voortdurend in het oog houden
Cromwell: Ik smeek u, houdt het voor mogelijk dat u zich vergist!
78
Peitho’s children
98
Wat bedoelen de auteurs met het feit dat overreding een goede en slecht kant
heeft?
Schrijvers beschreven de slechte kant van overreding (bv. G. Orwell) en we toonden aan hoe
demagogen dit bedrieglijk doen maar de Grieken werpen een andere blik op de zaak; we zijn
zelf ook voortdurend bezig met overreding (zie vraag 99).
99
Hoe interpreteren de auteurs het toneelstuk Oresteia van Aeschyllus in verband
met hoe de oude Grieken de rol van overreding zien in de maatschappij?
Peitho (godin van de overreding) werd vereerd. Toneelstuk: Athena (wijsheid) maakt de
wraakgodinnen vriendelijk en maakt ze ondergeschikt aan Overreding (Peitho). Wijsheid
roept op tot overreding in plaats van zich te onderwerpen aan de laagste aard van de
menselijkheid.
 Wat moet de aard en rol van overreding in de samenleving zijn?
 Wij zijn ook bron van overreding, we zijn allen Peitho’s kinderen; vele beroepen
vragen een zekere graad van overredingskunsten bv. advocaat, leraar, politici willen
kiezers winnen, we gaan op zoek naar handtekeningen.
100
Wat willen de auteurs aantonen met hun voorbeeld over hoe iemand zijn vriend
tracht te overtuigen om tegen het gebruik van atoomenergie te zijn?
Je beseft dat je vriend niet te overtuigen is, je gaat op zoek naar bijkomende argumenten
bv. inroepen van gevaar voor kanker.
Je weet dat dit argument eigenlijk niet klopt en je denkt na of deze argumenten wel ethisch
zijn. Je vertelt jezelf dat het een vitaal doel is en dat je niet echt zwaar liegt.
 Als je vriend erachter komt zal hij er nog meer tegen zijn, en ziet hij je als
onbetrouwbaar.
79
101
Bespreek de ethische vraag i.v.m. wanneer bepaalde tactieken van overreding
verantwoord zijn. Welke gezichtspunten kunt u innemen om dit te beoordelen?
We moeten beslissen of we overredingstechnieken gebruiken en welke. Dit is een moeilijke,
complexe vraag. Tactieken
-
Beoordelen van de doelen: het doel rechtvaardigt de middelen
~> liegen is soms nodig om de levens van onschuldigen te redden, hoe overtuigender
je bent, hoe meer mensen je kan redden.
Wanneer de doelen niet zo nobel zijn, wordt het ethische aspect problematischer.
bv. verkopen van iets waarvan je weet dat het niet goed is.
-
Oordelen naar de gebruikte middelen door de communicator.
Leugentje om bestwil? Wanneer we willen vermijden iemands gevoelens te kwetsen.
-
De middelen bepalen vaak de doelen: de keuze voor een bepaalde overredingstechniek
bepaalt vaak de aard van onze geloofsovertuigingen en daden.
Het oordeel is ook afhankelijk van de context bv. of er al dan niet kan worden
tegengesproken.
102
Wat zijn volgens de auteurs de gevolgen van alomtegenwoordige demagogie
(simplisme en verdraaiingen) in onze maatschappij voor onze democratie? Hoe
gaat dat in zijn werk?
-
Wanneer mensen beseffen dat ze eigenlijk bedrogen werden, gaan we veel sceptischer
en cynischer zijn (Amerikanen gaan niet meer stemmen).
bv. door de kennis van de misleidende propagandatechnieken in WOI geloofden velen
in het begin niets van de gruweldaden van Hitler; ze dachten dat dit weer BritsAmerikaanse propaganda was.
-
Mensen blijven ongeïnformeerd en onwetend.
80
103
Waarom maakt men toch zo dikwijls gebruik van simplistische argumenten bij
overredingspogingen (factoren in onze omgeving en in onszelf)? Dit leidt tot een
spiraal, waardoor Hitlers opvattingen over het volk stilaan de waarheid schijnen
te worden. Wat menen de auteurs hiertegen te kunnen doen?
-
berichtenovervloed
-
tijdsgebrek bij de burgers om zich goed te informeren
-
nieuws als vermaak verkoopt goed.
=> men maakt gemakkelijk manipulerende, entertainende boodschappen; men verkiest
levende beelden boven weloverwogen discussie; propaganda boven overreding
 steeds meer simpele boodschappen  mensen zijn minder geïnformeerd  …
= spiraal van onwetendheid (Hiters beweringen van de onwetende massa komen dus uit)
104
Waarom wordt de moderne burger steeds sceptischer en cynischer volgens de
auteurs? Wat kan daartegen gedaan worden zowel op niveau van de burgers als
in de wijze van berichtgeving in de media en in hun omgevende maatschappij?
-
Wanneer mensen beseffen dat ze eigenlijk bedrogen werden, gaan we veel sceptischer
en cynischer zijn (Amerikanen gaan niet meer stemmen).
bv. door de kennis van de misleidende propagandatechnieken in WOI geloofden velen
in het begin niets van de gruweldaden van Hitler; ze dachten dat dit weer BritsAmerikaanse propaganda was.
-
Mensen blijven ongeïnformeerd en onwetend.
Oplossingen
-
kennis van de technieken -> opsporen en er weerstand tegen bieden
-
aanmoedigen tot het beseffen van de gevolgen van nieuwsselectie
-
promoten van technieken die leiden tot open discussie
 Het is onze verantwoordelijkheid om Peitho’s kinderen op te voeden.
81
A cognitive psychology of
mass communication,
Harris
82
Preface
105
Wat wil de auteur in het voorwoord zeggen met de voorbeelden van Diana en
Simpson?
Hiermee bedoelt hij dat we sterk beïnvloed zijn door de media. Deze media figuren ervaren
we als echt.
Diana: bij haar dood in 1997 treurden duizenden mensen, hoewel zij haar alleen maar van op
tv kenden. Zij beschouwden haar als een vriendin.
Simpson: vele mensen waren stomverbaasd bij de arrestatie voor moord van deze man die ze
kenden als footballplayer. Vele meenden zelfs dat het onmogelijk was dat hij zoiets gedaan
had, “zo kenden ze hem niet”. Maar het goede beeld van de atleet was ook door de media
gecreëerd. OJ verweet de tabloids dat ze teveel over hem schreven. Hoewel hij vrijgesproken
werd, waren mensen er nog van overtuigd dat hij de moord wel had gepleegd.
Zowel het eerste als het tweede beeld dat ze van deze mensen hadden was gecreëerd door de
media. Het mediabeeld werd realiteit.
106
Hoe ziet de auteur de theoretische perspectieven die hij in dit boek aan de orde
stelt?
Hij ziet verschillende theoretische gezichtspunten; dus hij werkt eclectisch. Hij meent dat alle
gebruikte gezichtspunten een of ander nut/ functie hebben in dit boek. Hij legt wel de nadruk
op het cognitieve gezichtspunt; de media worden opgevat als informatieverwerking.
107
Waarom ziet Clinton volgens de auteur de wereld radicaal anders dan zijn
voorgangers?
Clinton is de eerste president die volledig met televisie (Vietnam) is opgegroeid. Harris meent
dat zulk een gebeurtenis onze manier van denken sterk heeft beïnvloed. Clinton kijkt dan ook
anders naar de wereld dan zijn voorgangers.
83
108
Bespreek wat Harris te berde brengt over de kwestie van censuur in de media.
De mate van censuur verschilt van maatschappij tot maatschappij. “Prior censorship” vereist
een goedkeuring van de inhoud vooraleer het mag uitgezonden of gedrukt worden. In extreme
vorm komt het voor in totalitaire regimes, maar op een subtiele wijze in praktisch alle naties.
Zelfs in een democratie is de persvrijheid nooit absoluut, maar werkt binnen bepaalde
grenzen.
vb. Men zal nooit obscene dingen uitzenden. Soms zijn er ook zeer strenge ethische codes.
vb. expliciete seks, geweld of operaties.
vb. woorden zoals “fuck” en “shit”
Deze woorden en feiten veranderen met de tijd. Een andere vorm van censuur (zelfcensuur) is
de angst voor de adverteerders. Zij zijn immers degenen die de rekeningen helpen betalen. In
sommige gevallen oefent ook de overheid druk uit, waar het in feite geen censuurmacht heeft.
vb. De BBC werd gevraagd geen documentaire over Ierland in 1985 uit te zenden omdat het
getuigenissen van extremisten bevatte en zodoende hen een platform gegeven werd (het BBCpersoneel ging er wel door in staking).
84
Mass communication in society: the textbook for our lives
109
Wat is volgens Harris het hoofdthema (major theme) van dit boek?
Het hoofdthema van het boek is dat we het grootste deel van onze kennis over de wereld halen
uit de ervaring met de media. We zouden dit dus een cognitief proces kunnen noemen omdat
de nadruk ligt op de manier waarop onze gedachten kennis creëren – zelfs een mentale
realiteit – over de wereld, gebaseerd op onze ervaring met de media.
Deze mentale realiteit wordt dan de basis van verschillende soorten attitudes en gedrag en
heeft verschillende soorten effecten op ons leven. In plaats van dat de tv een min of meer
juiste weerspiegeling is van de dagelijkse realiteit, is ze de realiteit “geworden” waarmee we
de echte realiteit vergelijken.
Massacommunicatie bestaat sinds 1456; de uitvinding van Gutenberg. In de 20ste eeuw is hun
karakter echter radicaal veranderd door elektronische media, en in het bijzonder door tv. Tv
maakt dat we anders over bepaalde zaken denken en anders tegen de wereld aanzien. Ook de
radio en gedrukte media zijn er door beïnvloed.
De media zijn dus niet enkel een “venster op” de wereld (waardoor we de wereld zien) maar
ook de “deur waardoor” ideeën binnenkomen in onze geest. En ook niet enkel de
“weerspiegeling”, maar ook de “schepping” van de werkelijkheid.
Tv bepaalt dus de manier waarop we onze tijd doorbrengen, maar het verandert ook de manier
waarop we denken over de wereld en de manier waarop we naar de wereld kijken. Het zijn
dus effecten zowel op onze cognitie als op onze perceptie.
Soms worden media zelf het onderwerp van nieuws; zoals in de Golfoorlog en Vietnam.
85
110
Bespreek de kenmerken die Harris geeft van massacommunicatie.
1
Het publiek is groot, anoniem en vaak heterogeen.
2
De bron van communicatie is institutioneel en georganiseerd.
3
De economische functie is om zoveel mogelijk publiek aan te trekken en te behouden.
voor de adverteerders (niet alleen de adverteerders bepalen mee de inhoud van de
media, maar soms ook ideologische en politieke druk).
4
In alle communicatie is er reciprociteit: een of andere vorm van antwoord van het
publiek. De kijker wordt dus als actief beschouwd (belangrijk zijn hierbij
voorafgaande ervaringen vb. verkrachting en in groep kijken of alleen).
86
111
Bespreek de verschillende media die Harris vernoemd en de opmerkingen die hij
erbij maakt.
Televisie
is in de gehele wereld doorgedrongen. Er zijn onderzoeken gedaan naar de verschillende
stadia van aanvaarding in verschillende maatschappijen. Volgens de culturele antropoloog
Kottak zijn er vijf stadia van acceptatie van tv. Fase 2 en 3 komen voor in Derde
Wereldlanden.
-
Het medium is nieuw en vreemd. Het trekt mensen aan die blijven staren naar wat ze
zien. De inhoud is onbelangrijk.
-
Mensen beginnen boodschappen te interpreteren en ze selectief te aanvaarden of te
verwerpen. Door zijn hoge status, is het bezitten van een tv een voorbeeld van
conspicuous consumption en de tv zelf een bron van geprivilegieerde informatie.
-
De gemeenschap is volledig doordrongen van het medium en het aantal kijkuren
verhoogt.
-
Volwassenen zijn volledig opgegroeid in een cultuur met tv. De impact van de tv op
het leven wordt als vanzelfsprekend beschouwd.
-
Kabel-tv en het bezit van een VCR is evident. De tv wordt individueel gecontroleerd
op het vlak van timeshifting en programmaselectie. De marketing is vooral gericht op
homogene segmenten i.p.v. het hele publiek.
Het meeste onderzoek is naar tv gedaan omdat we er zoveel tijd mee doorbrengen. Er zijn een
aantal groepsverschillen: degene die het meest kijken zijn degene die onder gerepresenteerd
worden. Ook zijn er grote leeftijdsverschillen:
2-4jaar: grote stijging
8jaar: blijft gelijk
12jaar: hoogtepunt van 4uur per dag
12-25: kijken zeer weinig
ouderen: de zwaarste kijkers
Naargelang het tijdstip kijkt men meer of minder; prime time = van 8 tot 11 uur. In deze
periode wordt het meest geadverteerd en geïnvesteerd.
Radio
Wereldwijd is de radio het meest toegankelijke medium (onafhankelijk van geletterdheid) en
ook zeer goedkoop om te maken. Wordt het meest beluisterd door adolescenten en jonge
volwassenen. In Namibië heeft het een specifieke functie.
87
Kranten
De ochtendkranten zijn dominant in grote steden, dit in tegenstelling tot kleinere plaatsen. De
meesten in de V.S. hebben een regionale/ lokale identiteit en zijn de belangrijkste bron voor
regionaal nieuws, reclame en roddel. Ze gelijken meer en meer opelkaar door grote
nieuwsagentschappen. De sportpagina’s worden het meest gelezen. Degene die lichte tvkijkers zijn, lezen over het algemeen veel kranten; nl. oudere, blanken met een betere
opleiding en een hogere sociaal-economische status. Ook hebben ze veel nevenactiviteiten en
houden ze ervan om de actualiteit te volgen. Ze kijken vaker dan niet-lezers naar het nieuws
daar ze beide bronnen willen vergelijken.
Magazines
Ze hebben speciale doelgroepen en combineren diepte-interviews met mooie fotografie. Vaak
is het een aangelegenheid voor volwassenen.
Nieuwe media
Cinema, video, fax, internet en het www hebben allen enkele karakteristieken van
massamedia maar niet alle.
88
Research and theory in mass communication: how we
study the media scientifically
112
Welke onderzoekskaders reikt de auteur ons aan en welke drie gezichtspunten bij
de studie van de media?
Harris vertelt ons over niet-commercieel onderzoek (wetenschappelijk). Er zijn drie
gezichtspunten van waaruit je naar de media kan kijken.
Inhoudsanalyse
Het betreft hier het onderzoeken van de inhoud of tekst. Dit is vaak een belangrijk
vooronderzoek om daarna naar blootstelling en effecten te gaan kijken. Trendstudies en
definities zijn hier aan de orde. We kunnen dit doen door een “discoursanalyse” uit te voeren
van linguïsten en antropologen of door een “tekstanalyse”. Dit aspect is vaak verwaarloosd
omdat massamedia meer verbonden werden met sociale dan met cognitieve psychologie.
Blootstelling
Het gaat hier vooral om de hoeveelheid van blootstelling aan de tv. Dit is niet zo gemakkelijk
want enerzijds is het niet omdat de radio of tv aanstaat dat mensen er ook echt aandacht aan
besteden, maar anderzijds is het ook niet omdat ze er nauwelijks aandacht aan besteden dat ze
er niet door beïnvloed worden.
Effecten
-
uniforme effecten
Mensen in de massamaatschappij ontvangen boodschappen op dezelfde manier en
reageren er ook op een zeer gelijkaardige manier op.
 vb. “hypodermic needle” en de “magic bullets” van Lasswell
 Het publiek wordt dus als passief, hulpeloos en uniform gezien
-
selectieve effecten
Verschillende mensen beschrijven dezelfde boodschap op een andere manier en gaan
er op verschillende manier mee omgaan (individuele verschillen)
89
We moeten het belang van cumulatieve blootstelling (we zien iets wel 100 keer) in de gaten
houden. Er zijn 4 meetbare effecten.
gedrag (behaviour)
Iemand gedraagt zich op een bepaalde manier, vaak na iemand dit hebben zien doen in de
media (het causaal verband is echter zeer moeilijk aantoonbaar).
houding (attitude)
Ze bestaat uit een emotionele en een cognitieve component; deze kunnen ontstaan door
klassieke conditionering. Ze beïnvloeden gedrag dat eruit volgt en de manier waarop we in de
toekomst informatie zullen verwerken. Ze kleuren eveneens onze selectie van wat we
waarnemen in de wereld en hoe we het interpreteren. Deze effecten zijn makkelijker vast te
stellen.
cognities
Dit zijn dingen die veranderen wat we weten of denken.
 bv. nieuwe informatie leren via de media
 media “set the agenda” ze bepalen wat we denken
 verschillende media stimuleren verschillende typen van cognitie (radio stimuleert meer
fantasie en verbaal geheugen; de tv stimuleert meer het visueel geheugen)
Het wordt getest door te vragen naar de verworven info of door te meten hoe lang de ogen op
het scherm gericht zijn.
fysiologisch
Dit zijn de fysiologische reacties en veranderingen in ons lichaam door blootstelling aan de
media. Zo kunnen horrorfilms gepaard gaan met een versnelde ademhaling en een verhoogd
hartritme. Ook reclamespotjes kunnen zulke reacties opwekken.
90
113
Welke soorten van media-effecten kan men bestuderen volgens de auteur? Zijn
die effecten van de media voor iedereen hetzelfde?
-
uniforme effecten
Mensen in de massamaatschappij ontvangen boodschappen op dezelfde manier en
reageren er ook op een zeer gelijkaardige manier op.
 vb. “hypodermic needle” en de “magic bullets” van Lasswell
 Het publiek wordt dus als passief, hulpeloos en uniform gezien
-
selectieve effecten
Verschillende mensen beschrijven dezelfde boodschap op een andere manier en gaan
er op verschillende manier mee omgaan (individuele verschillen)
We moeten het belang van cumulatieve blootstelling (we zien iets wel 100 keer) in de gaten
houden. Er zijn 4 meetbare effecten.
gedrag (behaviour)
Iemand gedraagt zich op een bepaalde manier, vaak na iemand dit hebben zien doen in de
media (het causaal verband is echter zeer moeilijk aantoonbaar).
houding (attitude)
Ze bestaat uit een emotionele en een cognitieve component; deze kunnen ontstaan door
klassieke conditionering. Ze beïnvloeden gedrag dat eruit volgt en de manier waarop we in de
toekomst informatie zullen verwerken. Ze kleuren eveneens onze selectie van wat we
waarnemen in de wereld en hoe we het interpreteren. Deze effecten zijn makkelijker vast te
stellen.
cognities
Dit zijn dingen die veranderen wat we weten of denken.
 bv. nieuwe informatie leren via de media
 media “set the agenda” ze bepalen wat we denken
 verschillende media stimuleren verschillende typen van cognitie (radio stimuleert meer
fantasie en verbaal geheugen; de tv stimuleert meer het visueel geheugen)
Het wordt getest door te vragen naar de verworven info of door te meten hoe lang de ogen op
het scherm gericht zijn.
91
fysiologisch
Dit zijn de fysiologische reacties en veranderingen in ons lichaam door blootstelling aan de
media. Zo kunnen horrorfilms gepaard gaan met een versnelde ademhaling en een verhoogd
hartritme. Ook reclamespotjes kunnen zulke reacties opwekken.
Volgens Harris zijn de uniforme effecten dezelfde voor iedereen en de selectieve verschillen
van persoon tot persoon. In feite zijn het verschillende theorieën.
114
Wat bedoelt de auteur met de theorie van de “magic bullets” en de “hypodermic
needle” theorie in verband met de effecten van de media?
Zowel de theorie van de “magic bullets” als die van de “hypodermic needle” is van Lasswell.
Ze horen bij de uniforme effecten.
-
Magic bullets: media boodschappen gaan dwars door de gedachten van de bevolking.
-
Hypodermic needle: de kijkers worden “geïnjecteerd” met een boodschap die hun
allerslechtste gedachten en gedrag naar boven haalt. (dit gebruikt hij om de effecten
van de propaganda van W.O.I te beschrijven).
92
115
Bespreek de theorieën van massacommunicatie die Harris vermeldt en leg uit op
welke hij de nadruk legt.
1
Social learning theory (Bandura)
We leren gedragingen door anderen te observeren en vervolgens deze gedragingen van hen te
imiteren. We doorlopen 4 fasen voor we zulk gedrag ook gaan uitvoeren:
1. Blootstelling en er ook aandacht aan besteden.
2. Het gedrag onthouden (cognitief repetitie).
3. De persoon moet de cognitieve en motorische vaardigheden bezitten.
4. Er is een motivatie nodig om het gedrag te imiteren (bv. door een beloning).
2
Cultivation theory (Gerbner)
Door herhaalde blootstelling aan de media, begint het geleidelijk aan ons wereldbeeld en ons
beeld van de realiteit te vormen (cumulatief effect)  mainstreaming = de homogenisering
van de verschillende waarnemingen van mensen van de sociale realiteit in een convergente
“hoofdstroom”. Dit gebeurt door een proces waarin de persoon feiten leert over de wereld
door naar tv te kijken. Deze geconstrueerde wereld is consistent zodat resonantie kan optreden
en het cultivatie-effect sterker wordt.
 zware kijkers: “mean world syndrom”: zien de wereld somberder, boosaardiger
 lichte kijkers: hebben meer een “middle of the road view”
Door de mainstreaming worden de beide extremen terug naar het midden getrokken.
De mainstreaming gebeurt op verschillende gebieden: het begrijpen van geslachtsrollen,
politieke attitudes, begrijpen van wereld, gezondheid, beroepskeuze, visie op ouderen,
minderheden, …
Kritiek:

Controle van demografische en persoonlijke variabelen.

Conceptuele en methodologische gronden (problemen met meetinstrumenten).

Vooronderstellingen van de theorie (tv-boodschapen zijn uniform).
93
Om met deze theorie rekening te houden hebben sommigen de cultivation theory
geherinterpreteerd in de richting van uses and gratifications (actieve kijkers, meer cognitieve
variabelen benadrukken zoals het opslagen in het geheugen, rekening houden met
cultuurverschillen).
3
Socialisation theories
-
Deze theorieën leren ons hoe herhaalde blootstelling aan media ons over de wereld en
onze rol daarin gaat leren. Het effect van tv is een homogenisering van
ontwikkelingsstadia (kinderen worden meer zoals volwassenen en omgekeerd).
-
Men is het meest beïnvloedbaar als men de voorgestelde realiteit als realistisch
aanvaardt (zonder kritisch na te denken en zonder andere alternatieve bronnen).
-
Media zijn bijzonder socialiserende aspecten voor cultuur en nationale socialisatie.
vb. vreemdelingen proberen van de tv meer te leren, meer dan de Amerikanen zelf en
voor de eersten leek de realiteit ook meer op de echter realiteit.
-
Ze hebben een erg wijd onderzoeksveld en dragen zodoende bij tot het begrip van de
complexiteit en de overtuigingskracht van de massamedia.
-
Kritiek: moeten meer specifieker zijn en meer rekening houden met sociale en
historische feiten.
4
Uses and gratifications theory
Legt veel nadruk op de actieve rol van het publiek: de ervaringen en effecten van media zijn
afhankelijk enerzijds van het nut (gebruik) dat men erin stelt en anderzijds van de beloning
(voldoening) die men er voor krijgt. Deze beloning staat wel in functie van de behoeften:
informatie, amusement, vermijding, vlucht in fantasie, seks, “talk of the town”, conformisme,
gezelschap (de zogenaamde parasociale relaties).
Maar is er een correlatie tussen persoonlijkheidstrekken en tv-zien of omgekeerd?
94
5
Agenda setting theory
Agenda setting = de mogelijkheid van de massamedia om het denken van het publiek te
structureren en om verandering te brengen in het bestaande denken  Ze bepalen dus
waarover we denken (niet wat we denken). Ook de afwezigheid van bepaalde onderwerpen
heeft een betekenis.
bv. Godsdienst wordt niet meer zo belangrijk gevonden.
 Degene die het gevoeligst hiervoor zijn, zijn zij die op een meer actieve wijze informatie
halen uit de media.
6
Cognitive constructionist theory
De informatie wordt actief verwerkt: men interpreteert de informatie in overeenstemming met
voorafgaande kennis, ervaring en de context waarin de boodschap ontvangen wordt. Hetgeen
deze actieve interpretatie helpt zijn schema’s (kennisstructuren of kaders die een persoon zijn
geheugen structuren voor bepaalde mensen en gebeurtenissen). Deze worden gebruikt om
gevolgtrekkingen te maken. Veel van de inhoud in schema’s is cultuurgebonden. De schema’s
kunnen in gang gezet worden door bepaalde inhoudelijke elementen of bepaalde formele
kenmerken van een medium (montage, flashback, ...) Belangrijk hierbij is dat men deze
kenmerken leert herkennen en interpreteren.
Scripts = een schema van een activiteit (leert hoe je bepaalde problemen moet aanpakken).
We leren veel scripts van de tv en ze worden zo geleidelijk aan een deel van ons eigen
geheugen. De schema’s en scripts veranderen echter voortdurend.
Narratief script = een zeer algemeen script voor een verhaal in de Westerse cultuur (zowel in
geschreven media, als in advertenties, als in soaps (cliffhanger)).
1. situatie
2. complicatie
3. oplossing
Aandacht: vooraleer we wat van de media kunnen onthouden moeten we bepaalde informatie
onthouden en andere negeren. Zowel structuur en inhoud zijn hierbij belangrijke factoren.
95
116
Bespreek de theorie van het sociaal leren (Bandura) en hoe die gebruikt wordt in
verband met de invloed van geweld in de media.
We leren gedragingen door anderen te observeren en vervolgens deze gedragingen van hen te
imiteren. We doorlopen 4 fasen voor we zulk gedrag ook gaan uitvoeren:
1
Blootstelling en er ook aandacht aan besteden.
2
Het gedrag onthouden (cognitief repetitie).
3
De persoon moet de cognitieve en motorische vaardigheden bezitten.
4
Er is een motivatie nodig om het gedrag te imiteren (bv. door een beloning).
Kinderen en ook volwassen zouden gedrag (geweld) zien op de tv en het volgens deze vier
stappen ook willen imiteren. De beloning kan hier reeds op tv getoond worden, als het
gewelddadig gedrag tot een oplossing leidt van het gestelde probleem.
96
117
Bespreek de cultivatie theorie (Gerbner) en welk gebruik ervan gemaakt wordt,
o.a. in verband met de invloed van geweld in de media.
Door herhaalde blootstelling aan de media, begint het geleidelijk aan ons wereldbeeld en ons
beeld van de realiteit te vormen (cumulatief effect)  mainstreaming = de homogenisering
van de verschillende waarnemingen van mensen van de sociale realiteit in een convergente
“hoofdstroom”. Dit gebeurt door een proces waarin de persoon feiten leert over de wereld
door naar tv te kijken. Deze geconstrueerde wereld is consistent zodat resonantie kan optreden
en het cultivatie-effect sterker wordt.
 zware kijkers: “mean world syndrom”: zien de wereld somberder, boosaardiger
 lichte kijkers: hebben meer een “middle of the road view”
Door de mainstreaming worden de beide extremen terug naar het midden getrokken.
De mainstreaming gebeurt op verschillende gebieden: het begrijpen van geslachtsrollen,
politieke attitudes, begrijpen van wereld, gezondheid, beroepskeuze, visie op ouderen,
minderheden, …
Kritiek

Controle van demografische en persoonlijke variabelen.

Conceptuele en methodologische gronden (problemen met meetinstrumenten).

Vooronderstellingen van de theorie (tv-boodschapen zijn uniform).
Om met deze theorie rekening te houden hebben sommigen de cultivation theory
geherinterpreteerd in de richting van uses and gratifications (actieve kijkers, meer cognitieve
variabelen benadrukken zoals het opslagen in het geheugen, rekening houden met
cultuurverschillen).
Verband met geweld in de media kunnen we vooral terugvinden bij zware kijkers. Zij zien de
wereld door het vele tv-kijken als een gewelddadige wereld (de tv-realtiteit wordt hun beeld
dat ze hebben van de echte realiteit) maar we kunnen zeggen dat de zware kijkers dan ook de
rol van het slachtoffer zouden moeten leren.
97
118
Bespreek de socialisatietheorie en de interculturele aspecten ervan.
-
Deze theorieën leren ons hoe herhaalde blootstelling aan media ons over de wereld en
onze rol daarin gaat leren. Het effect van tv is een homogenisering van
ontwikkelingsstadia (kinderen worden meer zoals volwassenen en omgekeerd).
-
Men is het meest beïnvloedbaar als men de voorgestelde realiteit als realistisch
aanvaardt (zonder kritisch na te denken en zonder andere alternatieve bronnen).
-
Media zijn bijzonder socialiserende aspecten voor cultuur en nationale socialisatie.
vb. vreemdelingen proberen van de tv meer te leren, meer dan de Amerikanen zelf en
voor de eersten leek de realiteit ook meer op de echter realiteit.
-
Ze hebben een erg wijd onderzoeksveld en dragen zodoende bij tot het begrip van de
complexiteit en de overtuigingskracht van de massamedia.
-
Kritiek: moeten meer specifieker zijn en meer rekening houden met sociale en
historische feiten.
119
Bespreek de agenda setting theorie en pas die toe op de politieke propaganda
campagnes.
Agenda setting = de mogelijkheid van de massamedia om het denken van het publiek te
structureren en om verandering te brengen in het bestaande denken  Ze bepalen dus
waarover we denken (niet wat we denken). Ook de afwezigheid van bepaalde onderwerpen
heeft een betekenis.
bv. Godsdienst wordt niet meer zo belangrijk gevonden.
 Degene die het gevoeligst hiervoor zijn, zijn zij die op een meer actieve wijze informatie
halen uit de media.
Als we dit bekijken in het licht van politieke propaganda campagnes zien we dat het voor hen
heel belangrijk is om te bepalen waarover de mensen denken. Zo kunnen ze het klimaat voor
zichzelf gunstig maken. Ze kunnen thema’s in het nieuws en op tv laten komen die voor hun
belangrijk zijn, waar zij op willen inspelen. Anderzijds kunnen ze ook die thema’s weigeren
waarover ze niet willen dat er gesproken en gedacht wordt. Ze kunnen dingen aanhalen die in
hun programma opgelost zullen worden (machtig wapen).
98
120
Bespreek de cognitieve constructionistische theorie van de media.
De informatie wordt actief verwerkt: men interpreteert de informatie in overeenstemming met
voorafgaande kennis, ervaring en de context waarin de boodschap ontvangen wordt. Hetgeen
deze actieve interpretatie helpt zijn schema’s (kennisstructuren of kaders die een persoon zijn
geheugen structuren voor bepaalde mensen en gebeurtenissen). Deze worden gebruikt om
gevolgtrekkingen te maken. Veel van de inhoud in schema’s is cultuurgebonden. De schema’s
kunnen in gang gezet worden door bepaalde inhoudelijke elementen of bepaalde formele
kenmerken van een medium (montage, flashback, ...) Belangrijk hierbij is dat men deze
kenmerken leert herkennen en interpreteren.
Scripts = een schema van een activiteit (leert hoe je bepaalde problemen moet aanpakken).
We leren veel scripts van de tv en ze worden zo geleidelijk aan een deel van ons eigen
geheugen. De schema’s en scripts veranderen echter voortdurend.
Narratief script = een zeer algemeen script voor een verhaal in de Westerse cultuur (zowel in
geschreven media, als in advertenties, als in soaps (cliffhanger)).
1 situatie
2 complicatie
3 oplossing
Aandacht: vooraleer we wat van de media kunnen onthouden moeten we bepaalde informatie
onthouden en andere negeren. Zowel structuur en inhoud zijn hierbij belangrijke factoren.
99
121
Wat bedoelt de auteur met de “spiegelmythe” en “sociaal realisme” in verband
met de in media waargenomen realiteit?
Spiegelmythe
Creatie: veel mensen denken dat de media een soort van spiegel is die de sociale
werkelijkheid rondom ons weerspiegeld. Dit is echter een mythe. Media zijn, zoals in deze
visie gezien, geen “raam op de werkelijkheid”. Ze construeren eerder een wereld die daarna
realiteit wordt. Deze mediarealiteit wordt zo in onze gedachten ingeplant dat we ze niet meer
kunnen onderscheiden. Deze realiteit beïnvloedt ons denken, voelen en handelen en elke
verschillende theorie leert ons daar iets over.
Factuality -> sociaal realisme
Factuality = het geloof in de letterlijke betekenis van de media-inhoud.
Sociaal realisme = de schijnbare gelijkenissen tussen of de nuttigheid van de mediarealiteit en
deze van zijn eigen leven.
Men kan de realiteit dus op twee manieren waarnemen: van letterlijk opvatten (kind) naar de
gelijkenis en bruikbaarheid van de fictie.
100
Bespreek wat “scripts” zijn en in welke theorie over media u ze zou situeren.
122
Cognitief constructivistische theorie: de informatie wordt actief verwerkt: men interpreteert
de informatie in overeenstemming met voorafgaande kennis, ervaring en de context waarin de
boodschap ontvangen wordt. Hetgeen deze actieve interpretatie helpt zijn schema’s
(kennisstructuren of kaders die een persoon zijn geheugen structuren voor bepaalde mensen
en gebeurtenissen). Deze worden gebruikt om gevolgtrekkingen te maken. Veel van de
inhoud in schema’s is cultuurgebonden. De schema’s kunnen in gang gezet worden door
bepaalde inhoudelijke elementen of bepaalde formele kenmerken van een medium (montage,
flashback, ...) Belangrijk hierbij is dat men deze kenmerken leert herkennen en interpreteren.
Scripts = een schema van een activiteit (leert hoe je bepaalde problemen moet aanpakken).
We leren veel scripts van de tv en ze worden zo geleidelijk aan een deel van ons eigen
geheugen. De schema’s en scripts veranderen echter voortdurend.
Narratief script = een zeer algemeen script voor een verhaal in de Westerse cultuur (zowel in
geschreven media, als in advertenties, als in soaps (cliffhanger)).
1 situatie
2 complicatie
3 oplossing
Aandacht: vooraleer we wat van de media kunnen onthouden moeten we bepaalde informatie
onthouden en andere negeren. Zowel structuur en inhoud zijn hierbij belangrijke factoren.
101
123
Bespreek de emotionele kant van de ervaring van gebruikers van media.
Emoties hebben 2 componenten:
1. fysiologische (lichaams-) reactie
2. een cognitieve interpretatie van die toestand
De emoties die we voelen zijn dus zowel gevolg van onze lichamelijk staat als onze
cognitieve gewaarwording van die staat.
Plaatsvervangende emotionele ervaringen: door tv te kijken kunnen we allerlei emoties
beleven zonder zelf in enig gevaar te verkeren. De personages gaan immers door allerlei
ongewone, gevaarlijke situaties.
vb. spelprogramma’s zoals Ford van Boyard
Emotionele expressie en media: In onze maatschappij worden gewoonlijk directe expressie
van intense gevoelens ontmoedigd. Nu mogen we door wat we zien weer wel onze emoties
tonen. Er wordt ook een verschil gemaakt tussen alleen of in groep kijken. In groep mogen we
nog meer onze emoties laten zien (humor, horror). Kinderen leren dan echter weer dat deze
emotionele (goede en slechte) uitingen aanvaardbaar zijn. Men spreekt hier wel eens van
“emotional contagion” (het onbewust na-apen van de emotionele gevoelens en houdingen van
de personen rondom ons).
Ongeloof opschorten: tv houdt altijd de “suspension of disbelief” in. We zien immers
ongehuwde acteurs als echt gehuwd of als echte dokters, hoewel we in feite weten dat ze geen
dokter zijn. Hierdoor wordt de grens tussen realiteit en fantasie vervaagd.
Identificatie en empathie: empathie is de mogelijk om te voelen wat anderen voelen;
emotionele identificatie. De mate van emotionele betrokkenheid hangt af van de mate van
identificatie (of als deze significante personen in ons leven zijn). Deze empathie kan wel
verminderen door “alwetendheid” (als je dus de afloop al kent) en ook door onderbrekingen
(direct gevolgd door reclame).
Spanning = een ervaring van onzekerheid. Deze wordt verminderd door de alwetendheid.
102
Humor = de blijheid die komt door de ervaring van iets grappigs. Wat maakt iets grappig?
-incongruentie of contradictie: die uiteindelijk opgelost raakt
-intellectuele uitdaging: “ik heb ze”
-catharsis: de emotionele verlossing die we voelen door onderdrukte gevoelens.
-sociale context: in groep of alleen
-culturele verschillen: zowel qua thema als qua benadering
-tijdens zware zaken: een zogenaamde “comic relief”
 De dingen die we grappig vinden veranderen met de tijd.
103
Advertising: food (and everything else) for thought
124
Welke soorten van adverteren onderscheidt Harris en met welke verschillende
psychologische strategieën wordt er volgens hem in reclame gewerkt?
Harris onderscheidt 3 soorten van adverteren waarvan het doel is te overtuigen zowel qua
gedrag (het product kopen), qua attitude (het product goed vinden) als qua cognitieve
activiteit (het product erkennen en/of er iets over leren).
1
Image building of good will: door de firma met zeer positieve zaken te associëren.
2
Algemeen belang: zoals bv. Kankerorganisaties, oud-strijderorganisaties, etc.
3
Politiek: om de mensen te beïnvloeden om voor een bepaalde kandidaat te kiezen
Er zijn volgens Harris dan nog eens 7 soorten van psychologische strategieën:
1
Informatie geven: geeft dus in hoofdzaak informatie om bepaalde delen van ons
attitude te veranderen.
2
Emoties: om in te spelen op de affectieve component van onze attitude; (gezin en
liefde/ vrienden wordt geassocieerd met “fun”; sommige culturele symbolen kunnen
ook warme gevoelens opwekken), maar ook zelfactualisatie (producten om
diepgewortelde persoonlijke behoeften te vervullen bv. “be all you can”). Soms wordt
ook de uniciteit van het product benadrukt.
3
Vaderlandsliefde speelt in op de consument zijn nationale trots (patriottisme is waar de
markt is, niet waar het thuisbedrijf is). Opgepast als het te excessief is kan het een
terugslag op de adverteerder hebben.
4
Vrees aanjagen: een zekere bedreiging als men het product niet koopt. Vaak een
emotionele oproep aan schuld en angst (bv. de verantwoordelijkheid van een ouder
voor zijn kind). Opgepast: er is wel een optimum; als de angst te groot is zetten ze iets
anders op of associëren je product men onaangename dingen.
5
Prestatie, macht en succes: men moet er naar streven om te winnen (“to be a winner”).
6
Humor: is een zeer effectief middel om producten te verkopen. Opgepast: als het te
grappig is, herinnert men zich de grap maar niet het product. Na een tijdje wordt het
saai, de lol is eraf.
104
7
Getuigenissen: een of andere bekende persoon (een BV of een sporter) biedt het
product “persoonlijk” aan.
**United Colours of Benetton gebruikt in haar reclame sociale problemen**
125
Hoe wordt reclame opgevat in de cognitief constructionistische benadering?
In de cognitieve benadering wordt reclame gezien als informatieverwerking. Dit proces van
informatieverwerking gebeurt in 8 stadia:
1. blootstelling
2. aandacht (misschien selectief, meer aan het ene dan aan het andere)
3. begrijpen
4. evalueren (we gaan ermee akkoord of niet)
5. gecodeerd opbergen
6. terugvinden
7. beslissen (uit opties)
8. handelen
Als een of meer stadia verstoord zijn, kan de betekenis van de reclame hieronder lijden. Het
cognitief constructionistisch principe zegt dat mensen de boodschappen aanpassen aan hun
overtuigingen en aan de context, ze bergen het dus niet zomaar op. Dit opbergen en
terugvinden verloopt volgens bepaalde thema’s (kennisstructuren). Op basis van
voorafgaande ervaringen trekken we dus inferenties van de waargenomen werkelijkheid.
bv. “get lucky soda”: in een reclame zit een groep vrienden op het strand met een koelbox,
wanneer een van de hen de box opent, verschijnen de woorden “get lucky” op het scherm. Dit
vormt een schema waar we gevolgen uit kunnen trekken bv. “het beach party schema”.
105
126
Hoe kan men in de reclame de mensen misleiden, zonder te liegen? Hoe komt het
dat dikwijls onjuiste gevolgtrekkingen (inferenties) worden gemaakt?
verkeerd begrijp en de V.S. worden misleid
Verkeerd begrijpen = wanneer de waargenomen boodschap niet gelijk is aan de letterlijk
bedoelde boodschap
Misleid = wanneer de boodschap niet overeenkomt met de feiten van het product
De adverteerders veronderstellen hier wel een zekere mate van verstand.
bv. “you will lose 30 pounds of ugly fat in one week”  misleidend
bv. “our cookies are made by elves in a tree”  niet letterlijk begrijpen
waar maar bedrieglijk
Dit is een van de meest schadelijke vormen. Men maakt een bewering zodat het letterlijk waar
is, maar het wordt mis begrepen, dus werkt het misleidend. Men gaat het natuurlijk
interpreteren (inferenties trekken) uitbuiten. Er zijn 5 mogelijk strategieën:
1. Slag om de arm: men gebruikt dubbelzinnige woorden met een niet zekere
betekenis
bv. zou, zou kunnen helpen, bevecht
bv. “Rainbow toothpaste fights plaque”
2. Weglatingen (elliptisch): men laat een deel van de zin gewoon weg, men zou een
soort van standaard moeten kennen waarmee alles vergeleken wordt.
bv. “powerpowder detergent cleans better” (dan wat?)
3. Oorzaak impliceren waar er in feite slechts een correlatie is.
bv. ‘”Help your children excel in school. Buy an Apricot home computer.”
4. Concurrent blaam suggereren: men suggereert iets onaangenaam over een product
van de concurrent.
bv. “Our company gives refunds quickly if your traveler’s cheques are lost or
stolen”; bij de concurrent duurt het wel wat langer.
5. Pseudo-wetenschappelijk: onduidelijk, men laat belangrijke gegevens weg.
bv. “2000 doctors recommended brushing with laser Fluoride”
Uit studies is gebleken dat mensen zulke inferenties wel degelijk onthouden, evenals de
informatie die in de reclame wordt gegeven. Er wordt nog vernoemd dat de woordkeuze veel
kan veranderen.
106
127

Bespreek enkele problemen met reclame voor kinderen.
De speciale reclame voor kinderen (de zogenaamde “kidvid ghetto”; na school en
zaterdagochtend) is maar een heel klein deeltje van alle reclame die kinderen dagelijks
zien. Kinderen bepalen mee de aankopen van de ouders. De kidvid ads gaan voornamelijk
over speelgoed, cornflakes, snoep en snacks en fast food restaurants. Deze kinderreclame
is veel kleurrijker en grappiger dan de volwassenenreclame. Toch zien de kinderen ook
deze reclame.

Onderscheid tussen reclame en programma’s: kleine kinderen maken geen onderscheid
tussen reclame en de programma’s. Ze zien ook niet dat de inhoud beïnvloedend is, zeker
niet bij “host-selling”. Vanaf 7 jaar worden kinderen steeds kritischer. Hoe ouder ze
worden hoe minder ze vertrouwen in de reclame. Afro-amerikanen en lagere sociaaleconomische klassen geloven er vaker in.

Onderteksten ontgaan de kinderen: ofwel omdat ze nog niet kunnen lezen ofwel omdat er
volwassen terminologie wordt gebruikt.

Speelgoedshows: tv-shows en reclame bieden dezelfde figuren aan vb. Transformers, My
Little Pony, the Smurfs, …. Dit beperkt de fantasie.

Tabaksreclame voor niet-rokers van 11-13 jaar. De meeste beginnen immers te roken in
hun tienerjaren. Vooral het terloops laten zien in films heeft een impact. Ze tonen roken
als iets tof en cool.

Speelgoedwapens: veel tekenfilms hebben een hoog geweldgehalte. De nieuwe
speelgoedwapens zijn zeer realistisch. Ook hier is er dus geen plaats meer voor fantasie.
Doordat de speelgoedwapens er zo echt uit zien, kan dit verregaande gevolgen hebben.
Politieagenten hebben ooit kinderen neergeschoten omdat ze dachten dat het een echt
geweer was.
107
128
Hoe werkt de klassieke conditionering en de subliminale presentatie bij reclame?
De klassieke conditionering en subliminale presentatie vinden we vooral terug bij seks in
reclame.
Klassieke conditionering
Hier wordt een aantrekkelijke persoon geassocieerd met een product. Na dit vele malen te
zien, associëren we het product zo met iets aangenaam en aantrekkelijks.
Subliminale presentatie
Vicary meent dat het echt waar is (“eat popcorn” en “drink Coke”); twaalf jaar later (in 1962)
bekent hij dat het verzonnen is. Toch blijven mensen er in geloven. Key meent dan weer dat
hij kan bewijzen dat subliminale beïnvloeding werkelijk bestaat en dat het ook effecten heeft.
Moore ziet 3 soorten subliminale beïnvloeding:
a) subliminale visuele perceptie
b) sub-hoorbare spraak
c) ingebedde seksuele stimuli
Toch bestaat er geen enkel bewijs. En trouwens het bestaan ervan wil niet zeggen dat er ook
werkelijk effecten zijn. Bij subliminale beïnvloeding hoort ook het achteruit spelen van
platen, waarin dan een boodschap verborgen zou zijn. Vokey en Read deden hier uitgebreid
onderzoek naar en kwamen tot de conclusie dat het in feite niet bestaat.
108
129
Wat is de algemene conclusie van Harris in verband met reclame? Welke
verbanden ziet u met het boek van Pratkanis en Aronson?
De conclusies van Harris komen in grote mate overeen met die van Pratkanis en Aronson.
1. Reclame probeert een beeld te creëren in ons hoofd (media schilderen beelden in onze
hoofden).
2. Ze leren ons positieve associaties met het product door klassieke (emotionele)
conditionering.
3. Adverteerders zetten ons aan om bepaalde (door hun gewilde) inferenties te trekken en
interpretaties ervan te maken.
4. Kennis over de mechanismen waarop onze gedachten informatie verwerken helpt zowel
voor de adverteerders als voor de consument.
Het boek van Pratkanis en Aronson handelt algemeen over de media en niet over reclame
specifiek. Maar heel hun boek ligt wel in de lijn van de 4de conclusie. Ze willen immers dat de
mensen mediageletterd worden; zo wordt men weerbaarder tegen de media en haar invloed.
109
Politics: using news and advertising to win elections
130
Wat is het effect van de media op de relatie tussen politici (kandidaten) en de
burger?
Het is zo dat 1/3 van het nieuws over politiek gaan en dat de berichten steeds korter worden.
Het belangrijkste effect is dat de media de afstand tussen de politici en de burger verkleint.
Bovendien zijn de politieke burgers niet meer zo gesegmenteerd dan vroeger. De relatie
tussen politici en de burger wordt intiemer. Hun meningen worden onmiddellijk verspreid,
dus moet er ook enige consistentie zijn. Belangrijk is ook dat de grens tussen privé en publiek
doorbroken is. Een goed voorbeeld hiervan is het Lewinsky schandaal van Clinton.
131
Wat wordt er vooral weergegeven in de media van politieke campagnes?
De zaken die veel in de media worden weergegeven zijn deze die nieuwswaarde hebben.
1. Aankondigingen: zeker formele aankondigingen zoals meedoen in de “run” of zich
terugtrekken.
2. Blunders: zelfs als ze in feite geen echte gevolgen hebben voor de verkiezingen.
vb. Lewinsky schandaal
3. Reacties op een politieke speech of gebeurtenis: zowel toejuichingen als protest.
vb. het bezoek van Bush aan Brussel
4. Belangrijke ontmoetingen: zoals bezoeken aan/ van buitenlandse leiders
5. Wedren aspecten: zoals verkiezingsuitslagen (in Amerika heeft het voortijdig vrijgeven
van uitslagen op basis van steekproeven veel ernstige gevolgen).
110
132
Wat heeft volgens Harris nieuwswaarde? Leg het verband met wat Pratkanis en
Aronson daarover zeggen. Wat is de invloed van die kenmerken op de politieke
berichtgeving volgens u?
De dingen die nieuwswaarde hebben zijn de dingen die de meeste aandacht krijgen op tv en in
het nieuws. Het heeft te maken met bepaalde bekende individuen of mensen die buitengewone
of ongewone dingen doen. Verder ook drama en conflict. Natuurlijk spektakel (liefst dat
zichtbaar is). Ook nieuwe dingen en afwijkende dingen. Ook thema’s zoals schijn/ echt, klein/
groot, efficiënt/ niet, uniek/ routine, cyclisch/ ritueel. In de politiek komen dus vooral
volgende zaken aan bod:
1
Aankondigingen: zeker formele aankondigingen zoals meedoen in de “run” of zich
terugtrekken.
2
Blunders: zelfs als ze in feite geen echte gevolgen hebben voor de verkiezingen.
vb. Lewinsky schandaal
3
Reacties op een politieke speech of gebeurtenis: zowel toejuichingen als protest.
vb. het bezoek van Bush aan Brussel
4
Belangrijke ontmoetingen: zoals bezoeken aan/ van buitenlandse leiders
5
Wedren aspecten: zoals verkiezingsuitslagen (in Amerika heeft het voortijdig vrijgeven
van uitslagen op basis van steekproeven veel ernstige gevolgen).
Voor de politiek heeft dit verschillende gevolgen. Ook Pratkanis en Aronson hebben deze
genoemd.
111
133
Welke zaken van de politiek (o.a. campagnes) komen in de media berichtgeving
moeilijk of niet aan bod? Hoe komt dat?
De zaken die in de media weinig of niet aan bod komen zijn de volgende:
1. Kwaliteiten van de kandidaat: dit zijn onaantastbare eigenschappen, zoals integriteit en
ervaring; ze zijn te abstract. Hoewel ze wel van belang kunnen zijn in de
presidentsfunctie.
2. Complexe thema’s: zoals bv. economie. Ze worden ingekort. En vaak worden ze hierdoor
ook misvormd. De tegenstellingen worden op de spits gedreven, waardoor alles conflict
lijkt. Onder deze dingen leidt de waarheid.
Dit komt omdat de mensen hier niet in geïnteresseerd zijn. Deze zaken hebben voor het
publiek geen nieuwswaarde.
134
Wat schrijft Harris over de debatten die presidentskandidaten voor de televisie
voeren; hoe is de verslaggeving en interpretatie van het publiek en wat is het
effect van de debatten?
Presidentiële debatten zijn de kans voor kandidaten om hun posities meer in detail te
bespreken en waar ze ook gehoord worden door de tegenstander. Waar er dus in feite sprake
zou kunnen zijn van een intellectuele discussie (bezonnen). Maar ze worden door de media
oppervlakkig geanalyseerd.

Verslaggeving en interpretatie: de media mediëren tussen het debat zelf en de interpretatie
die de kijkers er van hebben. Deze debatten zijn gemaakt om een winnaar naar voor te
brengen (een soort bokswedstrijd).

Effecten van het debat: het positieve effect is dat het de kiezers activeert. Ze creëren
immers interesse en discussies onder het electoraat. Zulke debatten trekken grote
publieksinteresse. Het negatieve effect is dat kleinere kandidaten vaak niet de kans krijgen
om aan de debatten deel te nemen. Zo is het vaak verlopen bij “third party candidacy”.
112
135
Hoe maken politieke kandidaten gebruik van de nieuwsberichtgeving in de
media?
De politieke kandidaten bespelen het nieuws.

Imago creëren via het nieuws: is veel goedkoper dan campagnes en is ook
geloofwaardiger. Wel moet hierbij gezegd worden dat de zittende president in het
voordeel is.
vb. Nixon maakte een trip naar China / Reagan ging naar Moskou
 Zo wordt trouwens ook de aandacht afgeleid van de tegenstander.
 Ook gemakkelijk is het creëren van een buitenlandse vijand

Agenda setting: ze maken thema’s belangrijk via het nieuws en gaan vervolgens die
thema’s in hun campagnes ook behandelen. Ze moeten echter niet alleen rekening houden
met wat zij belangrijk vinden, maar moeten er ook achter komen wat het publiek wil
horen.

Pseudo-event creëren: om zo de aandacht van de media te vangen en gratis reclame te
maken.
bv. Graham die 100 dagen lang elke dag een ander beroep deed.
bv. politieke kandidaten die in talk-shows komen, zo lijken ze meer “gewone echte
mensen”. Opgepast, zulke pseudo-eventen kunnen wel terugslaan.

Omgaan met aanvallen van de tegenstander: het is in sommige gevallen beter de aanval/
kritiek te negeren. De unfaire aanvaller verliest immers en het publiek bepaalt wie unfair
is. Het publiek kan ook sympathie hebben voor degene die aangevallen wordt.

Nood om serieus genomen te worden door de media: als de media en het publiek menen
dat een kandidaat weinig kansen heeft om te winnen zullen ze hem ook niet vaak laten
zien.
113
136
Welke doeleinden kan politieke propaganda hebben en met welke psychologische
strategieën wordt het publiek aangepakt?
Aangezien politieke campagnes zoveel geld kosten is het belangrijk om de doelen en effecten
te kennen.
Doelen
1. Naamsbekendheid: een eenvoudige herkenning en bekendheid van de kandidaat zijn
naam.
2. Agenda setting: door te bepalen voor ons over welke dingen we eens zouden moeten
nadenken. Meestal zijn dit zaken waarin de kandidaat zelf sterk staat.
3. Imago: belangrijk is eerst naar opinies te peilen en dan een imago te creëren. Hier zijn
echter wel grenzen aan: een politieke kandidaat die een echt stadsmens is, komt
ongeloofwaardig over op een paard. Trouwens, verschillende mensen hebben
verschillende opvattingen.
4. Standpunt uitschrijven: maar er is een grote kans dat de meerderheid het niet zal lezen.
5. Geld inzamelen: zo wordt de naam van de kandidaat eveneens onthouden.
Strategieën
De psychologische aanpak is dezelfde als bij reclame. Ze doen dus een appel op:
1. Veiligheid: “law and order” en landsverdediging.
2. Vrees: het voorbeeld van Bush die sprak over Willie Horton, vrijgelaten door zijn
tegenstander Dukakis, die daarna terug iemand verkrachtte en vermoorde.
3. Vaderlandsliefde: vooral symbolen (vlaggen, monumenten) worden veel getoond (op de
achtergrond) van campagnes.
4. Gezin en verwanten: vb. een foto van een kandidaat en zijn gezin logisch gezien zou
een kandidaat die geen gezin heeft veel meer tijd kunnen steken in onze belangen.
5. Getuigenissen: vb. een senator of rechter die pleit voor de kandidaat of een man of vrouw
uit de straat die zegt hoe goed en vriendelijk hij wel niet is.
114
137
Wat zijn volgens de auteur de effecten van politieke propaganda en wat zegt de
cultivatie theorie hierover?
De effecten van politieke propaganda kunnen van verschillende aard zijn. Maar ze veranderen
maar weinig aan het kiesgedrag. Ze verscherpen wel de bestaande verhoudingen (geven er
meer inhoud aan en verhogen de weerstand tegen andere). Toch moeten we onthouden dat een
kleine verschuiving in het kiesgedrag reeds de doorslag kan geven voor een bepaalde
kandidaat.
De reacties op politieke propaganda kunnen te maken hebben met een attitude-band; deze kan
gebaseerd zijn op een cognitief geloof (“ik vind zijn programma voor de economie goed”) of
een subjectieve emotie (“ik heb een goed gevoel over hem”).
Vandaag wordt er meer nadruk gelegd op de “knowledge structures”:. Mensen creëren zulke
structuren over een kandidaat of over politieke onderwerpen.
De cultivatie theorie meent dat televisie een cultivator van gematigdheid is. Gerbner
onderzocht het verband tussen tv-kijken in het algemeen en politieke attitude. Mensen die
meer naar de radio luisteren zijn liberaal. Zij die meer tv kijken zijn gemiddeld en zij die meer
kranten lezen zijn eerder conservatief. Bij lichte tv-kijkers is er wel meer diversiteit. Tv
kweekt een soort van “middle of the road” visie.
bv. Brazilië: in een autoritair land kweekt tv meer autoritaire opvattingen.
138
Krijgen de media – met name de televisie – van Harris de schuld van de
banalisering van de politiek en bent u het daarmee eens? Ziet u een verband met
Pratkanis en Aronson?
Ons beeld over de politiek is grotendeels gevormd door de media. Hier zijn zowel voor- als
tegenstanders van.
Kritiek is dat tv de politieke democratische processen corrupt heeft gemaakt en gebanaliseerd.
De verdedigers zullen zeggen dat de tv zorgt voor een schitterende verspreiding van
informatie en ons toegelaten heeft in het politieke proces. Er is trouwens een trend om de
nieuwste media altijd te verguizen. Het is in ieder geval zeker dat de media een politieke
wereld creëren.
Pratkanis en Aronson zijn het hier grotendeels met eens.
115
Violence: does all that mayhem matter?
139
Zijn de media volgens Harris de belangrijkste oorzaak van geweld in onze
samenleving? In de discussie over het belang dat aan geweld in de media moet
worden toegeschreven speelt het gezichtspunt (onderzoekskader) dat men kiest
een grote rol. Licht dit toe.
Het is zo dat de realiteit die we te zien krijgen in de media een zeer gewelddadige is. De
cijfers hangen wel af van de precieze operationele definitie. Vooral tekenfilms zijn zeer
gewelddadig. Met als gevolg dat we als kind reeds veel moorden en geweld zien. Zelfs de
overgrote meerderheid van videospelletjes is gewelddadig.
Geweld = bedoelde fysieke schade aan een ander berokkenen, agressie = de motivatie achter
het geweld
Geweld op tv is dan ook voortdurend een punt op de politieke agenda. Het onderzoek naar
geweld en tv is voornamelijk verricht vanuit 2 onderzoekskaders: het sociale leren en de
cultivatie theorie. Hierbij zijn de discussies nog eens gekleurd door zowel economische en
filosofische argumenten. Maar met niet zo heel veel wetenschappelijke kennis. We mogen
echter niet alleen tv zien als bron van alle geweld. Ook de slechte sociale omstandigheden zijn
van groot belang (armoede, racisme, overbevolking, ouderverwaarlozing, wapens makkelijk
te krijg, subcultuur). Maar natuurlijk is ook een kleine mediabijdrage zorgwekkend. Al vindt
men een effect van 0.001% op 20 miljoen, dan zijn dit nog 200 mensen.
116
140
Weke effecten (o.a. reacties) behandelt de auteur van geweld op televisie?
De belangrijkste reactie op geweld is angst. Hier kunnen we verschillende soorten zien bij
jonge en oudere kinderen en bij volwassenen.

Welke beelden?: jonge kinderen zijn vooral bang voor misvormingen, voor gefantaseerde
monsters en mutanten. Het oudere kind is vooral bang voor gevaar en verwondingen
(aanval, natuurrampen, etc.). Dit is in staat om abstracter te denken en ziet de gevaren dus.

Welke reacties?: jonge kinderen reageren met niet-cognitieve strategieën: zoals eten,
drinken, de ogen sluiten, iets vastpakken. Het oudere kind zal reageren met cognitieve
strategieën. bv. “’t Is niet echt.” Bij volwassenen zijn er meer lange termijn effecten, zoals
slapeloosheid en nachtmerries.
117
141
Beschrijf hoe het proces van modelling bij geweld op TV werkt (de sociale
leertheorie van Bandura) en wat de uitwerking daarvan zoal kan zijn.

Hoe gaat het in zijn werk? In deze visie ziet iemand een gewelddadige act in de media en
gaat achteraf meer gewelddadig reageren dan hij gedaan zou hebben, als hij dit niet gezien
had.
1. Het gedrag moet geobserveerd worden.
2. Het moet onthouden worden.
3. Het moet later nagedaan/ gereproduceerd worden; dit is heel afhankelijk van de
motivaties.

Wat?
1. Modelling kan zowel een nieuwe attitude aanleren als een nieuw gedrag (observationeel
leren).
vb. Ronald Zamora, die zijn buurvrouw doodde, hij wou haar beroven en ze zei dat ze de
politie zou bellen (de advocaat zei da R.Z. beïnvloed was door tv).
vb. De verkrachting van Olivia Niemi door 3 oudere meisjes en een jongen met een fles,
nadat ze de film “Born innocent” hadden gezien.
2. Een reeds gekend gedrag verhinderen (dininhibiten). Disinhibition kan ook gebeuren door
attitude verandering, waardoor geweld meer geaccepteerd wordt.
3. Algemene agressiviteit: het geweld wordt gegeneraliseerd (niet alleen het gedrag dat men
op tv zag).
4. Timing wijzigen van de reactie: zowel in videospelletjes als op tv wordt er geleerd om
eerst te schieten en daarna pas na te denken.
5. Verhoogde opwinding: men is meer opgewonden en dit maakt dat men sneller geweld zal
gebruiken.
118
142
Bespreek het basisexperiment van Bandura over modelling en bespreek een
aantal interactieve factoren die bij het sociaal leren van geweld een rol spelen.
Bandura testte modelling in een studie met Bobo poppen (opblaasbare plastiek poppen). Hij
liet jonge kinderen kijken hoe anderen de poppen agressief behandelden. Daarna werd het
kind geobserveerd met een zelfde pop. De kinderen doen het agressieve gedrag na. Zelfs
wanneer ze naar een film kijken en het niet live zien gebeuren. Later onderzoek dat niet in een
laboratorium werd gedaan, toont hetzelfde aan (kritiek dat het niet toepasbaar zou zijn op de
echte wereld).
Belangrijke interactieve factoren (bepalen of het geweld komt of niet).
1. Kenmerken van het model: mensen doen sneller andere na als die andere hun respect
krijgt of als die aantrekkelijk is.
2. Beloning: loont het geweld als oplosmiddel (in het verhaal)? Het kan ook reeds bestaande
neigingen versterken (disinhibition) of waarden versterken (geweld is een goed middel om
problemen op te lossen). Het kan ook zijn dat heel de context er rond positief is. Tenslotte
is er ook de wijze van brengen (zijn er lachsalvo’s of technische middelen).
3. Geloofwaardig of reëel: cartoons ziet men al snel als “make-believe”, kinderen geloven
veel sneller het geweld in het nieuws of in documentaires.
4. Neigingen van sommige kijkers: men is in zijn karakter meer gewelddadig aangelegd
(vooral het feit dat er geen algemeen effect van geweld en tv is, wijst hierop).
5. Gedachten van de kijker: legt men de focus op het slachtoffer of op de dader?
6. Leeftijd: kinderen van 8-12 doen meer aan modelling, daarna neemt het geleidelijk af.
7. Geslacht: jongens doen meer aan geweld dan meisjes.
8. “Arousel” (opwindings) niveau: iemand die reeds psychologisch gestoord of in de war is
zal sneller aan modelling doen.
119
143
Er zijn twee theorieën (processen) die tot minder geweld kunnen leiden bij het
zien van (vreselijk) geweldscènes op TV. Bespreek die twee.
Sensitisatie
Het is een soort van omgekeerd modelling effect. De kijkers reageren zo geschokt op het
geweld dat ze er een afkeer van krijgen en het dus niet zullen imiteren. Deze afkeer ontstaat
vaak door schrik of door empathie met het slachtoffer. Ze ervaren de negatieve gevoelens van
het slachtoffer. De vraag is dan: moet men aanschouwelijk geweld laten zien? Dit sensitiseert
immers het meest.
Desensitisatie
Dit komt meer voor dan sensitisatie. Men ziet zoveel geweld in de media dat men er
ongevoelig voor wordt. Er ontstaat gewenning, afstomping. Dit ontstaat door klassieke
conditionering. Terwijl men naar het geweld kijkt zit men immers in zijn relaxe zetel,
aangenaam ontspannen. Desensitisatie leidt dan ook tot geen actie ondernemen en minder
empathie.
144
Wat verstaat de auteur onder sensitisatie en desensitisatie bij het zien van
geweld?
Sensitisatie
Het is een soort van omgekeerd modelling effect. De kijkers reageren zo geschokt op het
geweld dat ze er een afkeer van krijgen en het dus niet zullen imiteren. Deze afkeer ontstaat
vaak door schrik of door empathie met het slachtoffer. Ze ervaren de negatieve gevoelens van
het slachtoffer. De vraag is dan: moet men aanschouwelijk geweld laten zien? Dit sensitiseert
immers het meest.
Desensitisatie
Dit komt meer voor dan sensitisatie. Men ziet zoveel geweld in de media dat men er
ongevoelig voor wordt. Er ontstaat gewenning, afstomping. Dit ontstaat door klassieke
conditionering. Terwijl men naar het geweld kijkt zit men immers in zijn relaxe zetel,
aangenaam ontspannen. Desensitisatie leidt dan ook tot geen actie ondernemen en minder
empathie.
120
145
Met behulp van de hond van Pavlow (CSCR) wordt ons uitgelegd hoe
desensitisatie werkt. Met dezelfde methode begrijpt u waarom sommige mensen
zich onbehaaglijk voelen in de huiskamer nietwaar? Geef van uw inzicht blijk.
Hoe werkt desensitisatie nu precies? Het verloopt volgens het proces van klassieke
conditionering (de hond van Pavlow). Wanneer we voor de eerste keer geweld op tv zien wekt
het gevoelens op van negatieve emoties, door zijn gelijkenis met echt geweld. Deze enkele
gebeurtenis zou dus eerder tot sentitisatie leiden.
Wat gebeurt er nu wanneer we vaak geweld zien op tv (en dan meestal in een comfortabele
omgeving)? Het normale gevoel dat men heeft als men in zijn zetel zit is relaxed en gerust,
gelukkig. Wanneer dit vaak wordt gelinkt aan geweld op tv, wordt het geweld gezien als
entertaining, plezant en relaxend. We zien immers vele malen geweld zonder zelf pijn of
angst te ervaren.
initiële sentitisatie
UCS (persoonlijk aangevallen worden)
 UCR (pijn, angst, afkeer)
CS (media geweld)
 CR (pijn, angst, afkeer)
vervolgens desensitisatie
UCS (comfortabel, aangename kamer)
UCR (relaxed, entertaining)
CS (media geweld)
UR (relaxed, entertaining)
 Op dezelfde manier kan men zich onbehaaglijk voelen in de zijn eigen woonkamer. Dan
wordt niet het geweld geassocieerd met comfort; maar wordt de woonkamer geassocieerd met
de gevoelens die bij geweld horen.
121
146
Wat leren de experimenten van Drabman e.a. en Linz over de gehardheid van de
gemiddelde tv-kijker?
Drabman en Thomas lieten 8-10 jarigen kijken naar een gewelddadige en een nietgewelddadige film en keken daarna hoe ze speelden. Wanneer de jongere kinderen wild
werden, riepen de ouderen die de niet-gewelddadige film hadden gezien sneller een
volwassene.
Linz, Donnerstein en Penrod lieten mannelijke studenten kijken naar een serie “slasher” films;
ze toonden later minder empathie en bezorgdheid voor slachtoffers van verkrachtingen. Hun
tolerantie t.o.v. geweld tegen vrouwen was groter.
=> De gemiddelde tv-kijker wordt dus harder en verdraagt meer geweld dan zij die niet vaak
tv-kijken.
147
Wat leert ons de cultivatie theorie over het effect van geweld op TV?
De cultivatietheorie van Gerbner zegt dat hoe meer een persoon tv kijkt, hoe meer hij de tvrealiteit gaat vergelijken en beschouwen als de echte realiteit. De cultivatie theorie ziet dus
een actieve rol voor de tv-kijker. De tv-kijker creëert een realiteit die geleidelijk aan meer op
die van de tv gaat lijken. In hun ogen is de wereld gewelddadiger en gevaarlijker. Tv creëert
dus een “mind set” over de positie van geweld in de wereld. Maar tenslotte spreken zij ook
over de rol van het slachtoffer. Tv zou ook deze rol leren.
122
148
Aristoteles had het over de catharsis die theater bij de mens teweegbrengt.
Psychoanalytici hebben een soortgelijke opvatting van het effect dat het zien van
geweld heeft op de mens. Leg dat uit. Wordt hun hypothese door onderzoek
bevestigd?
Aristoteles sprak reeds over catharsis. In deze tijd hebben de psychoanalytici deze notie
verder ontwikkeld. Catharsis is een emotionele ontlading (loslaten) van (onderdrukte)
gevoelens.
Deze theorie zegt dat tv-kijken een verlaging van het geweld zou moeten meebrengen.
Immers de ontlading van de gevoelens gebeurt tijdens het kijken en hoeft niet meer te
gebeuren na het zelf gedaan te hebben (<> modelling). In tegenstelling tot de modelling
theorie is hier bijna geen bewijsmateriaal voor. Het onderzoek toont meestal meer geweld aan
na het kijken. Toch blijven velen erin geloven.
149
Wat is de uitwerking van geweld op het geheugen van de mens?
“Do violent images cause amnesia?” Geheugenverlies staat meestal niet op het lijstje van de
effecten van geweld in de media. Het is reeds enige tijd bekend dat een fysische beschadiging
aan de hersenen kan leiden tot een geheugenverlies voor gebeurtenissen net na de
beschadiging. Loftus en Burns toonden aan dat zulk een effect ook kan optreden na de
mentale schok na het kijken naar grafisch gewelddadige beelden.
150
Empathie en identificatie spelen een belangrijke rol bij de uitwerking van
geweldscènes op tv. Licht dat toe.
Zowel identificatie en empathie spelen een belangrijke rol bij het effect van geweldscènes.
Empathie is emotionele identificatie met het slachtoffer. Als men gewelddadige beelden ziet
en men identificeert zich met het slachtoffer of men heeft er sympathie voor, zal men al
sneller negatieve gevoelens ervaren. En dus bijgevolg niet zo graag naar geweld kijken.
123
151
Persoonlijkheidsfactoren en sociale factoren spelen een rol bij het graag of niet
graag kijken naar geweld. Licht dat toe.
Persoonlijkheidsfactoren
-
Als men al agressieve gedachten en gedrag vertoont zal men liever kijken naar geweld.
-
Als men eerder empathie heeft voor het slachtoffer zal men minder graag kijken naar
geweld.
-
Als men sensatiezoekend is zal men ook liever kijken.
Sociale factoren
-
Tijdens oorlog of sociale onrust kijkt men niet graag naar bv. horrorfilms; maar wel
in vredesperiodes.
-
Geslachtsrollen die geleerd worden door de cultuur: jongens zijn stoer ongevoelig en
beschermers (kijken dus graag) en meisjes zijn flauw en vreesachtig (kijken dus
minder naar geweld).
152
Huesman en Eron hebben de lange termijn effecten van dikwijls en veel geweld te
zien onderzocht. Wat zijn zoal hun bevindingen?
Huesman en Eron onderzochten het effect van duizenden uren tv kijken (met veel geweld)
tijdens de kinderjaren. Deze onderzoeken gaven de eerste bewijzen voor een causale relatie
tussen het kijken naar geweld op tv tijdens de kindertijd en gewelddadig gedrag als kind en
jonge adolescent. Ze ontdekten dat 8 jaar een goede indicator is om gewelddadig gedrag te
bepalen op 30 jaar. Zij die tijdens hun vooradolescentie veel geweld zagen, straffen hun
kinderen strenger. In verder onderzoek was er een positieve correlatie tussen geweld op tv
kijken en agressie in de peergroep. Ook (vooral bij jongens) een identificatie met een
gewelddadig model.
 Het “no-effect” of de “no-clear-effects-yet” conclusie blijft niet houdbaar.
124
153
Wat heeft men geprobeerd te doen om kinderen te helpen om te gaan met geweld
op de tv? Het een helpt beter dan het ander, licht toe.
Men heeft 4 verschillende interventies uitgeprobeerd:
1. De V-ship: deze ship blokkeert gewelddadige programma’s.
2. Discussie en anderen. Huesman zag dat discussie (na het zien van geweld op tv) geen
enkel effect had op het eigen gewelddadige gedrag van de kinderen. Maar als men de
kinderen zelf argumenten lieten ontwikkelen over de negatieve effecten ven geweld op tv,
een opstel erover lieten schrijven of een groepsvideo over lieten maken, heeft het wel
effect.
3. Systematische desensitisatie: door een toepassing van klassieke conditionering. Ze
gebruikten deze techniek om de angstreacties van kinderen te verminderen. (bv. voor het
kijken naar een film over een hagedis: zelf aanraken, de experimentator raakt aan of geen
exposure).
4. Individuele factoren: naargelang de persoonlijke kenmerken kan men aanmoedigen of
aanraden te kijken naar geweld.
154
Grossman beweert dat videospelletje en tv mensen een opleiding geven: de trots
van een natie. Leg dit uit. Bent u het met hem eens en waarom (niet)?
In studies van historische veldslagen ontdekte men dat er minder gedood werd. De meeste
soldaten sloegen er niet in (om psychologische redenen) hun wapens te vuren. Een latere
studie (na W.O.II) vond dat slechts 15-20% van de soldaten zich er toe konden brengen om op
een vijand te schieten. Eens de militairen dit te weten waren gekomen, wilden ze een training
oprichten door klassieke en operationele conditionering om de soldaten te desentitiseren. Het
werkte; in de Koreaanse oorlog was 55% bereid te schieten en in Vietnam 90%.
Grosmann beweert, als militaire psycholoog, dat we hetzelfde doen door de vele
videospelletjes en gewelddadige films. Mensen worden geleerd om dadelijk te schieten bij het
zien van een vijand. Hij zegt: We have raised a generation of barbarians who have learned to
associate violence with pleasure, like the Romans cheering and snacking as the Christians
were slaughtered in the Colosseum.
125
155
Stoere jongens, ferme knapen en flauwe meisjes zijn er dankzij de tv. Is dat
bewezen? En als er als een verband is, bewijst dat dan iets over de oorzaken van
geweld in onze samenleving?
Het is eerder omgekeerd. De jongens en meisjes leren hun sociale rol door de cultuur. Bij
jongens is dit om stoer en niet flauw te zijn. Bij meisjes om flauw te zijn en bescherming te
zoeken. Jongens en meisjes gaan deze rollen bevestigen door het kijken naar horror films of
zeer gewelddadige films.
156
Bespreek de conclusies die Harris trekt uit het onderzoek over de effecten van
mediageweld.
Hoewel geen enkele onderzoek dezelfde effecten aantoont is het wel duidelijk dat geweld in
de media zeker een effect heeft op kinderen. Dit op 3 gebieden:
1. toename van vrees
2. gewelddadig gedrag
3. desensitisatie (gewenning aan geweld)
Er zijn sterke bewijzen voor deze drie effecten. Maar tv is echter maar een kleine factor van
invloed in ons leven. En ook niet iedereen is er even gevoelig voor. Geweld komt trouwens
ook niet alleen op tv voor, maar in alle media.
126
De pragmatische aspecten van de
menselijke communicatie,
Mertens & Vandebroek over
Watzlawick
127
Enkele axioma’s
157
Geef een overzicht van de vijf axioma’s van Watzlawick en licht ze kort toe.
1
Men kan niet niet communiceren.
2
Mensen communiceren zowel digitaal als analoog. Digitale taal heeft een zeer
complexe en uitzonderlijk logische syntaxis maar mist een toereikende semantiek op
het gebied van de betrekkingen. Analoge taal bezit wel de semantiek, maar geen
toereikende syntaxis bezit voor de ondubbelzinnige omschrijving van de aard van de
betrekkingen.
3
Elke communicatie bezit een inhouds- en betrekkingsaspect; de laatste classificeert de
eerste en is derhalve massacommunicatie.
4
Het karakter van een betrekking is afhankelijk van de interpunctie van de reeksen
communicaties tussen de communicerende personen.
5
Elke uitwisseling van communicatie is ofwel symmetrisch ofwel complementair, al
naar gelang ze gebaseerd is op gelijkheid of verschil.
128
158
Licht het eerste axioma “alle gedrag is communicatie” toe, bespreek de manieren
waarop men kan reageren (op een boodschap) en welke fouten tegen het eerste
axioma te maken zijn.
Alle gedrag is communicatie
Gedrag heeft geen tegenstelling. Er bestaat m.a.w. niet zoiets als niet-gedrag en men kan zich
niet niet gedragen. Als we aanvaarden dat elk gedrag in een interactiesituatie communicatie is
(dus berichtwaarde heeft), dan kan men niet niet communiceren.
We kunnen ook niet zeggen dat communicatie slechts plaatsvindt als ze vooropgezet, bewust
of geslaagd is; d.w.z. dat er wederzijds begrip optreedt. Of het uitgezonden bericht gelijk staat
met het ontvangen bericht valt onder een andere onderzoekscategorie.
Onze belangstelling gaat uit naar de ontwikkeling van met elkaar verband houdende
pathologieën, los van motivaties of bedoelingen van de communicerende personen.
We beïnvloeden altijd anderen: bedoeling (binnenkant) -> gedrag (buitenkant) -> welk effect
(betekenis bepaalt de ander) -> welke reactie (en effect)?
De betekenis die de ander geeft heb je niet onder controle. Je gedrag beïnvloedt meerdere
mensen verschillend. We beïnvloeden elkaar gelijktijdig en wederzijds. Een relatie tussen
twee wordt door andere (n) beïnvloed.
Reactiemogelijkheden: erkenning, verwerping of negatie
Eenheden van communicatie (bericht, interactie, patroon)
Een enkele communicatieve eenheid is een bericht. Een serie tussen personen uitgewisselde
berichten, is een interactie. Interactiepatronen vormen een nog hoger niveau van de
menselijke communicatie.
129
Communicatie is een vloeiend en veelzijdig samengesteld proces van vele gedragswijzen
(geprojecteerd in woord, toon, houding, etc.) die stuk voor stuk de betekenis van alle andere
gedragswijzen nuanceren. De verschillende elementen van dit samenspel kunnen
uiteenlopende en complexe veranderingen veroorzaken. We vestigen onze aandacht op het
pragmatische effect van deze combinaties op de interpersoonlijke communicatie.
De schizofrene poging niet te communiceren
Schizofrenen lijken pogen niet te communiceren. Maar elke vorm van ontkenning en
stilzwijgen is een communicatie op zich. De schizofreen wordt geconfronteerd met de
onmogelijke taak te ontkennen dat hij communiceert; tegelijkertijd moet hij ontkennen dat
zijn ontkenning een communicatie is.
Aangezien elke communicatie betrokkenheid bij anderen impliceert, kan het dat de
schizofreen zich gedraagt alsof hij die betrokkenheid poogt te vermijden door niet te
communiceren.
Fouten
-
Bedoeling verkeerd invullen.
-
Incongruentie bedoeling en gedrag.
-
Eigen of ander aandeel onder- en overschatten.
-
Blind voor effect van eigen gedrag.
-
Invloed trachten te vermijden (diskwalificatie).
Diskwalificaties
Eerste boodschap tegenspreken met een tweede, “uitwissen” a.h.w.
-
Bron: niet ik zeg het, maar
-
Inhoud: dat wil ik niet zeggen
-
Adres, ontvanger: ’t was niet tegen u
-
Situatie: ’t slaat hier niet op
Zelfdiskwalificaties; zie ook bij Remmerswaal.
130
Omschrijving van het axioma
Men kan niet niet communiceren.
159
Leg uit hoe men kan trachten de invloed die men altijd uitoefent op anderen weer
ongedaan te maken (diskwalificaties).
Eerste boodschap tegenspreken met een tweede, “uitwissen” a.h.w.
-
Bron: niet ik zeg het, maar
-
Inhoud: dat wil ik niet zeggen
-
Adres, ontvanger: ’t was niet tegen u
-
Situatie: ’t slaat hier niet op
Zelfdiskwalificaties; zie ook bij Remmerswaal.
131
160
Licht het tweede axioma toe: “mensen beïnvloeden eerst en vooral zonder
woorden”; beschrijf het onderscheid tussen digitale en analoge taal, alsook hun
functie. Analoge taal is dubbelzinnig en afhankelijk van de situaties (subsystemen). Leg dit uit.
Bij natuurlijke en door mensenhand vervaardigde organismen
Er bestaan computers die het principe van alles-of-niets gebruiken en digitaal genoemd
worden. Ze maken gebruik van cijfers. Machines die gebruik maken van afzonderlijke,
positieve grootheden, worden analoog genoemd.
Bij de mens
Objecten kunnen op twee manieren worden aangeduid; voorstellen door een afbeelding of bij
naam noemen. Wanneer een woord wordt gebruikt om iets te benoemen is het duidelijk dat de
betrekking tussen de naam en de benoemde zaak willekeurig is. Woorden zijn willekeurige
tekens die overeenkomstig de logische syntaxis van de taal worden gehanteerd.
Bij analoge communicatie is er daarentegen wel iets speciaal “dingachtigs” aan datgene wat
gebruikt wordt om het ding weer te geven. Analoge communicatie kan makkelijker in verband
gebracht worden met de zaak die ze aanduidt. Ze heeft haar wortels in veel oudere fasen van
de evolutie en bezit daarom veel meer algemene geldigheid dan de relatief jongere en veel
meer abstractere, digitale vorm van verbale communicatie.
Analoge communicatie: houdingen, gebaren, gelaatsuitdrukkingen, stembuigingen, volgore,
ritme en cadens van woorden, elke niet-verbale manifestatie waartoe het organisme in staat is,
alle communicatieve aanwijzingen die aanwezig zijn in elke context waarin een interactie
plaatsvindt.
Het gebruik van beide methoden uitsluitend voorbehouden aan de mens
De betekenis hiervan kan niet overschat worden. Zonder digitale communicatie zou de
civilisatie onmogelijk zijn geweest; info over objecten overbrengen en kennis van de ene
generatie op de andere doorgeven.
132
Analoge communicatie heeft te maken met de betrekkingen. Wat het dier verstaat is niet de
betekenis van de woorden, maar de rijkdom aan analoge communicatie die met de woorden
gepaard gaat. Waar het bij een communicatie speciaal om de betrekking zelf gaat, merken we
trouwens dat de digitale taal nauwelijks betekenis heeft. Het is makkelijk om iets met
woorden te beweren, maar moeilijk om een leugen in het domein
van de analoge communicatie over te brengen.
Beide communicatievormen vullen elkaar aan in elk bericht. Het inhoudsaspect wordt
waarschijnlijk digitaal overgebracht, terwijl het betrekkingsaspect overwegend analoog van
karakter zal zijn.
Vertaalproblemen tussen beide methoden
De prestaties, accuratesse en veelzijdigheid van beide types computers lopen erg uiteen.
De digitale is absoluut precies; de andere moet afronden. De digitale is logisch door zijn allesof-niets impulsen. Analoge pc’s hebben niets wat daarmee te vergelijken valt. Daar ze enkel
werken met natuurlijke getallen kunnen ze geen negatieve waarden uitdrukken en evenmin de
negatie zelf of een van de andere waarheidsfuncties.
Digitaal berichtmateriaal is van een veel hogere complexiteit, veelzijdigheid en abstractie dan
analogisch materiaal. In een analoge taal zijn er geen equivalenten voor “als-dan”, “of-of” en
andere. Het uitdrukken van abstracte begrippen is onmogelijk. Er is ook een gebrek aan een
eenvoudige ontkenning, nl. het woord “niet”.
De analoge communicatie heeft geen nuanceringen om aan te geven welke van twee
tegenstrijdige betekenissen bedoeld wordt en verstrekt evenmin aanwijzingen omtrent het
onderscheid tussen verleden, heden en toekomst. Dergelijke nuanceringen en aanwijzingen
bestaan wel in de digitale communicatie. Maar wat daar ontbreekt is een toereikend
vocabularium voor de omschrijving van de aard van de betrekkingen.
Bij menselijke communicatie doen de vertaalproblemen zich in beide richtingen voor. Niet
alleen is vertaling van digitale in analoge info onmogelijk zonder infoverlies; het
tegenovergestelde is ook moeilijk: praten over betrekkingen vereist een adequate vertaling
van de analoge in de digitale communicatievorm.
133
Soortgelijke problemen treden ook op waar de twee vormen naast elkaar moeten bestaan;
blijft men na huwen bij elkaar omdat men dat wil of omdat men dat moet? Wanneer aan het
overwegend analoge deel van hun betrekking een digitalisatie wordt toegevoegd, wordt een
ondubbelzinnige omschrijving van hun betrekking zeer problematisch.
Omschrijving van het axioma
Mensen communiceren zowel digitaal als analoog. Digitale taal heeft een zeer complexe en
uitzonderlijk logische syntaxis maar mist een toereikende semantiek op het gebied van de
betrekkingen. Analoge taal bezit wel de semantiek, maar geen toereikende syntaxis bezit voor
de ondubbelzinnige omschrijving van de aard van de betrekkingen.
134
161
Wat is het belang van de congruentie tussen de twee taalsystemen die Watzlawick
bij de mens onderscheidt?
Het gebruik van beide methoden uitsluitend voorbehouden aan de mens
De betekenis hiervan kan niet overschat worden. Zonder digitale communicatie zou de
civilisatie onmogelijk zijn geweest; info over objecten overbrengen en kennis van de ene
generatie op de andere doorgeven.
Analoge communicatie heeft te maken met de betrekkingen. Wat het dier verstaat is niet de
betekenis van de woorden, maar de rijkdom aan analoge communicatie die met de woorden
gepaard gaat. Waar het bij een communicatie speciaal om de betrekking zelf gaat, merken we
trouwens dat de digitale taal nauwelijks betekenis heeft. Het is makkelijk om iets met
woorden te beweren, maar moeilijk om een leugen in het domein van de analoge
communicatie over te brengen.
Beide communicatievormen vullen elkaar aan in elk bericht. Het inhoudsaspect wordt
waarschijnlijk digitaal overgebracht, terwijl het betrekkingsaspect overwegend analoog van
karakter zal zijn.
Vertaalproblemen tussen beide methoden
De prestaties, accuratesse en veelzijdigheid van beide types computers lopen erg uiteen. De
digitale is absoluut precies; de andere moet afronden. De digitale is logisch door zijn alles-ofniets impulsen. Analoge pc’s hebben niets wat daarmee te vergelijken valt. Daar ze enkel
werken met natuurlijke getallen kunnen ze geen negatieve waarden uitdrukken en evenmin de
negatie zelf of een van de andere waarheidsfuncties.
Digitaal berichtmateriaal is van een veel hogere complexiteit, veelzijdigheid en abstractie dan
analogisch materiaal. In een analoge taal zijn er geen equivalenten voor “als-dan”, “of-of” en
andere. Het uitdrukken van abstracte begrippen is onmogelijk. Er is ook een gebrek aan een
eenvoudige ontkenning, nl. Het woord “niet”.
135
De analoge communicatie heeft geen nuanceringen om aan te geven welke van twee
tegenstrijdige betekenissen bedoeld wordt en verstrekt evenmin aanwijzingen omtrent het
onderscheid tussen verleden, heden en toekomst. Dergelijke nuanceringen en aanwijzingen
bestaan wel in de digitale communicatie. Maar wat daar ontbreekt is een toereikend
vocabularium voor de omschrijving van de aard van de betrekkingen.
Bij menselijke communicatie doen de vertaalproblemen zich in beide richtingen voor. Niet
alleen is vertaling van digitale in analoge info onmogelijk zonder infoverlies; het
tegenovergestelde is ook moeilijk: praten over betrekkingen vereist een adequate vertaling
van de analoge in de digitale communicatievorm.
Soortgelijke problemen treden ook op waar de twee vormen naast elkaar moeten bestaan;
blijft men na huwen bij elkaar omdat men dat wil of omdat men dat moet? Wanneer aan het
overwegend analoge deel van hun betrekking een digitalisatie wordt toegevoegd, wordt een
ondubbelzinnige omschrijving van hun betrekking zeer problematisch.
136
162
Licht het derde axioma, dat van de “interpunctie” (“ieder zijn waarheid”) toe.
Waardoor komt het dat eenieder de werkelijkheid op zijn/ haar manier ziet?
Welk risico loopt men als men de zaken anders ziet dan de “goegemeente”?
Waarom is een inhoudelijk meningsverschil soms zo moeilijk op te lossen
De interpunctie organiseert gedragspatronen
Interactie is de uitwisseling van berichten tussen de communicerende personen. Door een
externe waarnemer kan een reeks van communicaties als een ononderbroken uitwisseling van
reacties worden opgevat. De deelnemers aan de interactie introduceren echter steeds de
interpunctie van de loop der gebeurtenissen.
Elk stuk gedrag in de uitwisseling wordt tegelijk stimulus, respons en bekrachtiging. Een
bepaald gedrag van A is een stimulus voor zover het wordt gevolgd door een gedraging
uitgaande van B en deze weer wordt gevolgd door een tweede uitdraging uitgaande van A.
Maar voor zover A’s gedrag gedrag tussen twee van B uitgaande gedragingen geklemd zit, is
het een respons. Evenzo is A’s gedrag een bekrachtiging voor zover het volgt op een van B
uitgaande gedraging. Het is dus een keten van elkaar overlappende tritsen van verbindingen
die elk vergelijkbaar zijn met een uit stimulus, respons en bekrachtiging opgebouwde reeks
van gedragingen.
Het herhalen van proeven leidt tot en differentiatie in de betrekking tussen de betrokken
organismen: de experimentator en de proefpersoon. De uitwisseling van gedragingen tijdens
de proeven is zodanig geïnterpungeerd dat de experimentator steeds de stimuli en de
bekrachtigingen verschaft en de proefpersoon de responsen. Rolomschrijvingen worden
feitelijk alleen geschapen door de bereidheid van de organismen om het systeem van
interpunctie te aanvaarden. Het realiteitsgehalte van de rolomschrijvingen is niet van hogere
orde dan dat van een vleermuis die reageert op een Rohrschach-test.
Bij een langdurige uitwisseling van reacties gaan de betrokkenen een reeks op een bepaalde
manier interpungeren zodat het lijkt alsof een van beide het initiatief heeft, domineert of zich
afhankelijk gedraagt. Ze zullen onderlinge gedragspatronen ontwikkelen en deze patronen zijn
in feite de regels waaraan hun uitwisseling van bekrachtigingen zich onderwerpt.
137
De interpunctie organiseert het gedrag en is van vitaal belang voor een voortdurende
interactie. Cultureel hebben we vele conventionele interpuncties gemeen die dienen om
gewone en belangrijke interactiereeksen te organiseren, ofschoon ze niet meer of minder
accuraat zijn dan andere interpretaties van dezelfde gebeurtenissen.
Verschillende “werkelijkheden” zijn het gevolg van verschillende interpuncties
Onenigheid over de wijze van interpunctie van een reeks gebeurtenissen ligt aan de wortel
van veel strijd in de menselijke betrekkingen. Een echtgenoot zal verklaren dat zijn
teruggetrokken, passieve houding zijn enige verweer is tegen het gevit van zijn vrouw. Ze
vindt dit een grove en eigenzinnige verdraaiing van de feiten en zegt dat ze hem bekritiseert
omdat hij zo passief is. Uiteindelijk is het gewoon een monotone uitwisseling van berichten
“Ik trek me terug omdat je op me vit” en “Ik vit op je omdat je jezelf terugtrekt”.
De echtgenoot geeft enkel een respons op haar gedrag terwijl zij de loop van de
gebeurtenissen interpungeert en zich enkel ziet reageren op het gedrag van haar man. Ze vindt
niet dat ze het gedrag van haar echtgenoot bepaalt.
Er is een intensieve werkelijkheidsverdraaiing aan beide kanten. Het is vaak moeilijk te
geloven dat twee personen zulk een verschillende kijk hebben op hun gezamenlijke
ervaringen. Het probleem ligt in hun onbekwaamheid om te metacommuniceren over de
patronen die ze respectievelijk aan hun interactie toekennen. Deze interactie heeft een
oscillerend karakter; ja-nee-ja-nee-ja etc. Vaak wordt ze begeleid door de beschuldiging dat
de ander slecht of gek is. Dit komt ook voor in de internationale betrekkingen, denken we
maar aan de Koude Oorlog.
138
Het begrip “oneindigheid” bij Bolzano: oscillerende reeksen
Bolzano onderzocht allerlei reeksen waarvan de eenvoudigste is: S = a – a + a – a + a - ... Het
is een communicatieve reeks van bevestigingen en ontkenningen van een bericht a. Deze
reeks kan op verscheidene uiteenlopende, rekenkundig juiste manieren gegroepeerd worden;
wij zouden zeggen geïnterpungeerd. De reeks heeft verschillende sommen, afhankelijk van de
wijze waarop men de termen wenst te interpungeren.
De oplossing van Bolzano voor het probleem geldt niet voor het analoge communicatieve
probleem. Daar spruit het probleem voort uit de onjuiste interpunctie van de reeks, nl.
Uitgaande van de veronderstelling dat ze een begin heeft. Dit is ook de fout die partners in
een dergelijke situatie begaan.
Omschrijving van het axioma
Het karakter van een betrekking is afhankelijk van de interpunctie van de reeksen
communicaties tussen de communicerende personen.
139
163
Licht het vierde axioma van Watzlawick toe: “Met wat men zegt, geeft men
eveneens aan hoe men wilt dat de ander met hem omgaat” (relatievoorstel).
De rapport- en bevelaspecten
Elke communicatie impliceert een betrokkenheid; het brengt dus niet enkel informatie over
maar legt ook een gedrag op.
Het rapportaspect brengt informatie over en is dus synoniem voor de inhoud van een bericht.
Het kan handelen over alles wat communiceerbaar is.
Het bevelaspect verwijst naar de wijze waarop een bericht opgevat moet worden en derhalve
naar de betrekking tussen de communicerende personen.
Zo kan dezelfde informatie overgebracht worden maar kunnen verschillende betrekkingen
uitgedrukt worden. Betrekkingen worden zelden weloverwogen of bij vol bewustzijn
omschreven. Naarmate de relatie gezonder en spontaner is, schijnt het verhoudingsaspect
feitelijk meer naar de achtergrond te verschuiven. Omgekeerd worden zieke verhoudingen
gekenmerkt door een voortdurende strijd om de aard van de betrekking, terwijl het
inhoudsaspect van de communicatie steeds onbelangrijker wordt.
Data en instructies bij computergebruik
IT-ers waren hetzelfde al bij hun programmeringen tegengekomen. Als een pc twee getallen
moest vermenigvuldigen, moest men eerst de data (twee getallen) invoeren en dan wat ermee
gedaan moest worden (het vermenigvuldigen). Het gaat dus om informatie en informatie over
informatie (meta-informatie). Deze laatste is van een logisch hogere categorie.
140
Communicatie en metacommunicatie
De betrekking kan ook niet-verbaal tot uitdrukking worden gebracht. Ze kan ook duidelijk
worden uit de context waarin de communicatie plaatsvindt. Het betrekkingsaspect is
metacommunicatie.
De bekwaamheid om op de geëigende wijze te communiceren is niet alleen de conditio sine
qua non voor geslaagde communicatie; het is ook nauw verbonden met het probleem van het
bewustzijn van zichzelf en anderen. Vooral bij schriftelijke communicatie kunnen berichten
geconstrueerd worden die hoogst dubbelzinnige metacommunicatieve aanwijzingen bevatten.
bv. “Denk je dat één voldoende is?”, “Als u meent dat onze kelners onbeschoft zijn, praat dan
eens met onze gerant.”, “Negeer dit teken.”
Verwarring over of het gebrek aan onderscheid tussen de twee niveaus (meta- en
communicatie) leiden tot impasses van dezelfde structuur als paradoxen in de logica.
Omschrijving van het axioma
Elke communicatie bezit een inhouds- en betrekkingsaspect; de laatste classificeert de eerste
en is derhalve massacommunicatie.
164
Wat is het onderscheid tussen het inhoudelijke en het betrekkingsaspect in een
interpersoonlijke interactie? Geef voorbeelden ter verduidelijking.
Elke communicatie impliceert een betrokkenheid; het brengt dus niet enkel informatie over
maar legt ook een gedrag op.
Het rapportaspect brengt informatie over en is dus synoniem voor de inhoud van een bericht.
Het kan handelen over alles wat communiceerbaar is.
Het bevelaspect verwijst naar de wijze waarop een bericht opgevat moet worden en derhalve
naar de betrekking tussen de communicerende personen.
Zo kan dezelfde informatie overgebracht worden maar kunnen verschillende betrekkingen
uitgedrukt worden. Betrekkingen worden zelden weloverwogen of bij vol bewustzijn
omschreven. Naarmate de relatie gezonder en spontaner is, schijnt het verhoudingsaspect
feitelijk meer naar de achtergrond te verschuiven. Omgekeerd worden zieke verhoudingen
gekenmerkt door een voortdurende strijd om de aard van de betrekking, terwijl het
inhoudsaspect van de communicatie steeds onbelangrijker wordt.
141
165
Licht het vijfde axioma van Watzlawick toe met betrekking tot de vraag wie het
relatievoorstel beheerst. Wat zijn de twee voornaamste relaties en welke reacties
zijn er te onderscheiden op het relatievoorstel?
Schismogenese
Het is een differentiatieproces in de normen van individueel gedrag voortspruitend uit een
cumulatieve interactie tussen individuen.
Betrekkingen tussen twee personen ondergaan, zonder ingrijpen van buitenaf, van tijd tot tijd
een wijziging. We moeten niet enkel A’s reacties op B’s gedrag in beschouwing nemen, maar
ook overwegen hoe deze het latere gedrag van B beïnvloeden, en welke uitwerking dit weer
op A heeft.
Veel betrekkingssystemen vertonen een tendens tot geleidelijke veranderingen. Als
bijvoorbeeld in een cultuur een als dominerend beschouwd gedragspatroon passend wordt
geacht voor A, terwijl van B verwacht wordt dat hij daarop reageert met een als onderdanig
beschouwd gedrag, dan is het waarschijnlijk dat deze onderdanigheid zal aansporen tot
sterkere dominantie, en dat deze dominantie weer meer onderdanigheid zal vergen. Het gaat
dus om een voortdurende toename: tenzij andere factoren excessen van dominerend en
onderdanig gedrag voorkomen, moet A noodzakelijk steeds dominerender en B steeds
onderdaniger worden. Dit treedt op bij individuen en leden van complementaire groepen.
Deze veranderingen zijn een complementaire schismogenese. Er bestaat ook een ander
patroon van betrekkingen dat ook de kiemen van een geleidelijke verandering in zich draagt.
Een groep kan op een groep die opschepperig doet, ook opschepperig reageren. Zo ontstaat
een concurrentiestrijd. Dit type geleidelijke verandering noemen we symmetrische
schismogenese.
142
Omschrijvingen van “symmetrisch” en “complementair”
Betrekkingen berusten ofwel op gelijkheid ofwel op verschil. In het eerste geval zullen de
gedragspatronen elkaars spiegelbeeld zijn en wordt hun interactie symmetrisch genoemd. In
het tweede geval vult het gedrag van de een dat van de ander aan; zo vormen ze een ander
soort van communicatieve Gestalt. Dit is complementair. Symmetrische interactie wordt dus
gekenmerkt door gelijkheid en het streven naar een zo gering mogelijk verschil, terwijl
complementaire interactie gebaseerd is op het streven naar een zo groot mogelijk verschil.
In een complementaire betrekking zijn er twee posities. De ene partner heeft een superieure,
de andere een inferieure positie. Deze betrekking kan uit de sociale of culturele context
ontstaan (prof – student) of kan de specifieke stijl zijn waarin een koppel zijn betrekking heeft
gegoten. In beide gevallen is het belangrijk om de nadruk te leggen op het in elkaar grijpende
karakter van de betrekking, waarin uiteenlopende maar bij elkaar passende gedragsvormen
elkaar vinden. De ene partner legt de andere geen complementaire houding op, maar het is
eerder zo dat elk zich gedraagt op een wijze die het gedrag van de ander veronderstelt en daar
tegelijkertijd de motivatie voor verschaft. Beide definities van de betrekking sluiten bij elkaar
aan.
Metacomplementair
In een derde type betrekking zorgt A ervoor, al dan niet door dwang, dat B de leiding neemt.
Dit is metacomplementariteit. Bij pseudosymmetrie zorgt A er voor, al dan niet onder dwang,
dat B zich symmetrisch gedraagt. Maar we interesseren ons enkel in de wijze waarop het duo
zich gedraagt zonder ons te laten afleiden door de redenen waarom ze zich op een bepaalde
manier gedragen. Indien de betrokken personen zich evenwel bedienen van verschillende
niveaus van communicatie om dergelijke nuances uit te drukken, kunnen daar paradoxale
resultaten van groot pragmatisch gewicht uit voortvloeien.
Omschrijving van het axioma
Elke uitwisseling van communicatie is ofwel symmetrisch ofwel complementair, al naar
gelang ze gebaseerd is op gelijkheid of verschil.
143
166
Wat is het verschil tussen symmetrische en complementaire relaties en hoe
evolueren die in de tijd? Wat is de invloed van het domein (territorium) en de
context hierop?
Het is een differentiatieproces in de normen van individueel gedrag voortspruitend uit een
cumulatieve interactie tussen individuen.
Betrekkingen tussen twee personen ondergaan, zonder ingrijpen van buitenaf, van tijd tot tijd
een wijziging. We moeten niet enkel A’s reacties op B’s gedrag in beschouwing nemen, maar
ook overwegen hoe deze het latere gedrag van B beïnvloeden, en welke uitwerking dit weer
op A heeft.
Veel betrekkingssystemen vertonen een tendens tot geleidelijke veranderingen. Als
bijvoorbeeld in een cultuur een als dominerend beschouwd gedragspatroon passend wordt
geacht voor A, terwijl van B verwacht wordt dat hij daarop reageert met een als onderdanig
beschouwd gedrag, dan is het waarschijnlijk dat deze onderdanigheid zal aansporen tot
sterkere dominantie, en dat deze dominantie weer meer onderdanigheid zal vergen. Het gaat
dus om een voortdurende toename: tenzij andere factoren excessen van dominerend en
onderdanig gedrag voorkomen, moet A noodzakelijk steeds dominerender en B steeds
onderdaniger worden. Dit treedt op bij individuen en leden van complementaire groepen.
Deze veranderingen zijn een complementaire schismogenese. Er bestaat ook een ander
patroon van betrekkingen dat ook de kiemen van een geleidelijke verandering in zich draagt.
Een groep kan op een groep die opschepperig doet, ook opschepperig reageren. Zo ontstaat
een concurrentiestrijd. Dit type geleidelijke verandering noemen we symmetrische
schismogenese.
Omschrijvingen van “symmetrisch” en “complementair”
Betrekkingen berusten ofwel op gelijkheid ofwel op verschil. In het eerste geval zullen de
gedragspatronen elkaars spiegelbeeld zijn en wordt hun interactie symmetrisch genoemd. In
het tweede geval vult het gedrag van de een dat van de ander aan; zo vormen ze een ander
soort van communicatieve Gestalt. Dit is complementair. Symmetrische interactie wordt dus
gekenmerkt door gelijkheid en het streven naar een zo gering mogelijk verschil, terwijl
complementaire interactie gebaseerd is op het streven naar een zo groot mogelijk verschil.
144
In een complementaire betrekking zijn er twee posities. De ene partner heeft een superieure,
de andere een inferieure positie. Deze betrekking kan uit de sociale of culturele context
ontstaan (prof – student) of kan de specifieke stijl zijn waarin een koppel zijn betrekking heeft
gegoten. In beide gevallen is het belangrijk om de nadruk te leggen op het in elkaar grijpende
karakter van de betrekking, waarin uiteenlopende maar bij elkaar passende gedragsvormen
elkaar vinden. De ene partner legt de andere geen complementaire houding op, maar het is
eerder zo dat elk zich gedraagt op een wijze die het gedrag van de ander veronderstelt en daar
tegelijkertijd de motivatie voor verschaft. Beide definities van de betrekking sluiten bij elkaar
aan.
167
Hoe kan men trachten de omschrijving van een relatie te vermijden (vergelijking
met diskwalificaties)?
168
Situeer de vijf axioma’s van Watzlawick in de algemene systeemtheorie (van de
Palo Alto groep). De “interpunctie” van “abnormaal gedrag” van de traditionele
psychologie is een andere dan die van de systeemtheorie. Leg dit uit.
145
Enkele hoofdthema’s uit de
communicatietheorie van de Palo
Alto groep (Bateson, Haley &
Watzlawick),
Jan Remmerswaal
146
Inleiding
169
Welke twee opvattingen over (lichaams) taal stelt Remmerswaal tegenover
elkaar?
Oudste benadering
Deze opvatting borduurde voort op de oude dualistische opvatting: de spreektaal brengt
gedachten tot uitdrukking en het lichaam emoties. Dit is individualiserend en
psychologiserend.
Recentere benadering
Communicatie wordt benaderd vanuit de functie die ze voor een groter verband heeft, zoals
het gezin of een groep. Ze is interactie-georiënteerd en denkt niet in termen van het individu,
maar in termen van het systeem waarbinnen de interactie tussen de individuen zich afspeelt.
Het gaat dus om de studie van relaties die samen een systeem vormen.
De stimulans kwam vanuit de antropologie en de etologie (gedragsleer van dieren in hun
natuurlijk milieu). Lichaamsbewegingen vormen een van oudsher bestaande code. Deze zorgt
voor de instandhouding en regeling van de relaties. De relaties betreffen vooral affiliatie
(verzorgen van een onderlinge band) en dominantie (handhaving van onderlinge
machtsrelaties en de strijd daarom).
Ook bij mensen werd dit gevonden. Functie van de spreektaal en het denken: commentaar op
handelingen die reeds gaande zijn, waarbij ze deze handelingen vaak eerder verbergen of
rationaliseren. Deze opvatting is een correctie op de vroegere eenzijdige opvatting dat
gesproken taal vooral tot functie heeft om informatie over te brengen. Dit is het geval in
onderwijs en wetenschap maar in het dagelijkse leven dient ze vooral om de bestaande sociale
realiteit te handhaven en wederzijds aannemelijk te houden.
Non-verbaal gedrag wordt vooral bestudeerd in samenhang met sociale processen als
groepscohesie en wederzijdse gedragscontrole. De vroegere benadering zag het gezicht als
spiegel van de ziel, nu ziet men lichaamstaal als de spiegel van de relatie.
Beide visies zijn niet onverenigbaar: de non-verbale communicatie dient zowel het doel van
de expressie als het sociale doel.
147
170
Welke sociale relaties komen volgens Remmerswaal tot uiting in de lichaamstaal?
171
Waar liggen volgens Remmerswaal de meeste problemen en conflicten in de
menselijke omgang? Wat is de rol van metacommunicatie en interpunctie hierin?
Communicatie verloopt op drie niveaus en als men slechts voor een van deze drie aandacht
heeft, verliest de communicatie aan betekenis. Twee niveaus zijn gelijktijdig aanwezig: het
inhoudsniveau en het betrekkingsniveau. Het inhoudsniveau betreft wat er gezegd wordt, het
betrekkingsniveau hoe het gezegd wordt (zie ook vraag 164). Het betrekkingsaspect bestaat
uit een zelfomschrijving (zo zie ik me in relatie tot jou) en een gedragsopdracht (zie me ook
zo en ga een relatie met me aan). Ze vormen samen een relatievoorstel aan de ander en zijn zo
een poging om de relatie te controleren. De ander kan dit relatievoorstel negeren, aanvaarden
of verwerpen. Bij de laatste twee weten de gesprekspartners duidelijk waar ze staan. De kern
van negeren is dat men de keuze tussen het aanvaarden of verwerpen vermijdt.
Bij meningsverschillen wordt vaak getwist over wie gelijk heeft (inhoudsniveau), maar
eigenlijk zou men zich moeten afvragen wie gelijk krijgt (betrekkingsniveau).
Betrekkingsproblemen moeten op metacommunicatief niveau opgelost worden. Een
metacommunicatief gesprek vindt ook plaats op non-verbaal niveau.
Watzlawick spreekt ook over symmetrische en complementaire relaties. Symmetrische
relaties dreigen soms te escaleren; het onderling benadrukken van gelijkheid geeft vaak
aanleiding tot conflicten. Meestal speelt een symmetrisch conflict zich subtiel af m.b.v.
gebaren en lichaamshoudingen (zie ook vraag 166).
In pathologische relaties worden pogingen van de anderen om de relatie te definiëren
gesaboteerd, ontkend of geweigerd. De methoden die hiervoor gebruikt worden, variëren van
een simpel nee tot complexe boodschappen op diverse niveaus tegelijk, waarin de ene
boodschap door de andere weer wordt ontkend.
148
Vooral via het analoge communicatiekanaal van non-verbale communicatie trachten mensen
hun relaties naar anderen toe aan te geven en te bepalen. Jackson spreekt van het controleren
van een relatie omdat men steeds aangeeft hoe anderen zich in de situatie moeten gedragen. In
de theorieën van Haley krijgt deze relatiecontrole het karakter van een machtsstrijd.
De strijd om relatiecontrole speelt zich soms af rond de verschillen in interpunctie: als een
strijd om hoe de werkelijkheid gezien moet worden. Meestal gaat elk van de partners uit van
de veronderstelling dat de andere persoon zijn visie op de werkelijkheid deelt, dat er slechts
een werkelijkheid is, nl. zoals hij die ziet. Ieder is geneigd zijn eigen ordening in een serie
interacties aan te brengen en deze ordening wordt zelden expliciet verwoord.
De werkelijkheid is echter anders naargelang de rol en positie die men erin inneemt. Als de
partner een andere betekenis toekent aan de ontvangen boodschap of een andere kijk blijkt te
hebben op de context van hun interactie, schijnen er slechts twee verklaringen voor te zijn: de
partner is kwaadwillig of gek (bad or mad) (zie ook vraag 162).
Het interactiepatroon wordt gekenmerkt door betrekkingsblindheid, blindheid voor hoe de
communicatie feitelijk verloopt. Op betrekkingsniveau omvat communicatie elk gedrag
waarmee twee of meer mensen relaties tot stand brengen, onderhouden, becommentariëren,
controleren, corrigeren en integreren.
149
172
Volgens Remmerswaal (en Laing) kan men op drie niveaus de communicatie met
een ander aannemen, afwijzen of negeren. Leg dit uit.
Communicatie verloopt op drie niveaus en als men slechts voor een van deze drie aandacht
heeft, verliest de communicatie aan betekenis. Twee niveaus zijn gelijktijdig aanwezig: het
inhoudsniveau en het betrekkingsniveau. Het inhoudsniveau betreft wat er gezegd wordt, het
betrekkingsniveau hoe het gezegd wordt (zie ook vraag 164). Het betrekkingsaspect bestaat
uit een zelfomschrijving (zo zie ik me in relatie tot jou) en een gedragsopdracht (zie me ook
zo en ga een relatie met me aan). Ze vormen samen een relatievoorstel aan de ander en zijn zo
een poging om de relatie te controleren. De ander kan dit relatievoorstel negeren, aanvaarden
of verwerpen. Bij de laatste twee weten de gesprekspartners duidelijk waar ze staan. De kern
van negeren is dat men de keuze tussen het aanvaarden of verwerpen vermijdt.
Laing introduceert het bestaansniveau; het gaat om vragen rond het vinden van erkenning
voor de eigen identiteit en om hoe mensen elkaars zelfgevoel bevorderen of ondermijnen.
Door andermans vertrouwen in de eigen emotionele reacties en in de eigen waarneming te
ondermijnen, kan je zijn leven ruïneren. Voor het opbouwen van een eigen identiteit heeft
men anderen nodig zodat men een beeld kan opbouwen van wie men zelf is. Ieder menselijk
wezen wil iets betekenen voor een ander. Je kan op verschillende manieren iemands bestaan
onderschrijven: visueel (glimlach), tactiel (handdruk), auditief (sympathiebetuiging) etc. Met
zulk een erkenning verlenende reactie geef je blijk begrip te hebben voor de betekenis van
andermans gedrag voor hem en ook voor jou.
Wanneer geen erkenning gegeven wordt, wordt de zelfontplooiing gefnuikt: het gedrag van de
omgeving noemen we dan schizogeen. Vaak wordt een quasi-erkenning gegeven: het kind
krijgt een rol in het fantasiesysteem van ouders. Wanneer jarenlang het valse zelf aandacht
kreeg, gaat het individu in een scheve positie zitten. Zo krijgt men last van schuld-, schaamteen angstgevoelens wanneer men zich anders gedraagt of wil gedragen als in de scheve positie.
Het bestaansniveau is nauw verbonden met het betrekkingsniveau. Onenigheid over de
onderlinge betrekking betekent in feite ook een negeren van het verzoek van de ander om
gezien te worden zoals deze zichzelf ziet. Het beeld dat men van zichzelf heeft, is identiteit.
150
De sociale identiteit is een identiteit-voor-anderen. We leren te zijn wie ons gezegd wordt dat
we zijn. Wie je bent in de ogen van jezelf hangt nauw samen met wie je bent in de ogen van
de anderen.
Diskwalificeren en negeren zijn vormen van niet-erkennen. Afwijzing en verwerping zijn ook
vormen van niet-erkennen, maar impliceren toch een mate van erkenning.
-
Inhoudsniveau: aanvaarden, afwijzen en diskwalificeren van de inhoud van de
communicatie van de ander.
-
Betrekkingsniveau: bevestigen, verwerpen en negeren van de positie van de ander in
de betrekking.
-
Bestaansniveau: erkennen en niet-erkennen van het beeld dat de ander van zichzelf
heeft.
Diskwalificatie komt voor op alle drie de niveaus voor: van de inhoud, van het relatievoorstel
en van het zelfbeeld.
151
173
Wat is het verschil tussen zelfdiskwalificaties en interactieve diskwalificaties?
Geef voorbeelden van elk. In welke zin zijn het ontkenningen?
Wanneer gesprekspartners het niet eens kunnen worden, maar dit niet openlijk willen
toegeven, nemen ze hun toevlucht tot diskwalificaties. Dit is een techniek waarmee je iets kan
zeggen zonder het echt te zeggen, waarmee je iets kan ontkennen zonder duidelijk “nee” te
zeggen, waarmee je met iemand van mening kunt verschillen zonder dit openlijk te laten
merken. Er wordt gebruik gemaakt van stilte en stilzwijgen, ontwijken, indirect reageren,
generaliseren, zijdelings reageren door slechts op een onbelangrijk detail te reageren of
vertonen van ziektesymptomen.
Diskwalificaties worden vaak gebruikt bij het negeren (zie ook vraag 172) en dan worden het
operationele technieken. Zo wordt de eigen communicatie ontdaan van elke kwalificatie
(ondubbelzinnige aanwijzingen i.v.m. hoe de communicatie opgevat moet worden). Men kan
zo niet verantwoordelijk gesteld worden voor de eigen communicatie en voor de verwarring
in de relatie. Het komt vaak voor in een situatie waarin men zich verplicht voelt te
communiceren, maar tegelijkertijd de persoonlijke inzet verbonden aan de communicatie
wenst te vermijden.
Formele structuur van een boodschap: Ik (bron) zeg iets (bericht) tegen jou (ontvanger) in
deze situatie (context). Diskwalificatie kunnen in twee groepen onderverdeeld worden.
152
Zelfdiskwalificaties
Zelfdiskwalificatie als bron (niet ik zeg iets, ik ben zelf niet verantwoordelijk voor mijn
boodschap).
1
2
Namens een macht buiten mij
-
situatie, groep, maatschappij, opvoeding, verleden, toekomst
-
het is nodig i.p.v. ik wil
-
moraal, geloof, mens- en maatschappijvisie, opleiding
-
interpratiekader, mijn diagnose
-
generalisatie: niet ik maar men, we, je, in het algemeen
Namens een macht binnen mij
-
symptomen, klachten, spanningen, angsten, onzekerheid
-
ik heb nodig i.p.v. ik wil
-
ik kan niet i.p.v. ik wil
-
psychologiseren: ik heb verklaringen voor wat ik doe (mijn psychische
structuur) of ik geef analyses van mijn gevoelens (ik spreek over mijn
gevoelens alsof het over een ander gaat) of “mijn uitdrukking van angst of
kwaadheid is geen bericht over mijn aandeel in onze betrekking, maar dat komt
doordat”
-
het gaat mijn bevattingsvermogen te boven: ik weet niet hoe ik het moet
zeggen, ik ben dom, ik weet het niet
153
Zelfdiskwalificatie van de eigen boodschap (ik communiceer niet wat ik communiceer, je
moet maar invullen wat ik bedoel, wat jij invult is jouw verantwoordelijkheid).
1
Onduidelijk praten en zo een mist van vaagheid optrekken.
-
inleidingen gebruiken waardoor de werkelijke bedoeling verzwakt wordt: ik
denk dat ik voel i.p.v. ik voel, ik voel echt, werkelijk, eerlijk
-
beperkende woorden: tussenwerpsels en verkleinwoorden
-
zinnen niet afmaken
-
irrelevante opmerkingen maken, de kern ontwijken en verdrinken in details
-
wegtheoritiseren, in algemeenheden praten, in vergelijkende termen praten, zo
praten dat je door het bos de bomen niet meer ziet
2
Letterlijke en overdrachtelijke betekenis door elkaar halen.
3
In één zin van onderwerp verwisselen.
4
-
tegengestelde uitspraken, zichzelf tegenspreken
-
afzwakken, zich indekken
Incongruentie tussen wat ik zeg en hoe ik het zeg.
-
mooie woorden gebruiken die de lading niet dekken
-
incongruentie tussen verbale en non-verbale aspecten van de boodschap (dus
tussen het analoge en digitale kanaal)
5
Geheugenverlies: dat kan ik me niet herinneren, ik kan me niet voorstellen dat ik dat
gezegd of gedaan heb; m.a.w. dat is nooit mijn boodschap geweest.
6
Versprekingen, “per ongeluk” iets zeggen (slip of the tongue).
7
Manipulerende vragen en opmerkingen om zo de eigen mening verborgen te houden.
Zelfdiskwalificatie van de ontvanger (ik heb het niet tegen jou, maar...).
1
ik heb het tegen jullie allemaal, in het algemeen: generaliseren
2
ik praat over jou tegen een ander of tegen jou over een ander: indirect praten, kletsen,
roddelen
3
ik heb het tegen jou als vertegenwoordiger van een statuspositie, groep, ideeën, ...
4
ik praat, denk in mezelf: ik denk slechts hardop
154
Zelfdiskwalificatie van de context (wat ik zeg heeft geen betrekking op de momentane situatie
of relatie tussen jou en mij, maar...).
1
generaliseren naar de tijd (toekomst, verleden) of de plaats (ik voel me altijd en
overal), zo ben ik nu eenmaal
2
diskwalificeren van een eigen uitspraak twee of meer gesprekseenheden geleden,
zichzelf tegenspreken in de context van het eigen gesprek
terwijl het nog over het ene onderwerp gaat, overschakelen van de ene emotionele
golflengte op de andere (over dezelfde zaak nu eens vrolijk dan ernstig doen)
van het ene onderwerp op het andere overschakelen maar op dezelfde emotionele
golflengte blijven (over een levenskwestie spreken als over een onbelangrijk detail)
3
incongruentie tussen de bewering en de context
4
suggereren van gelijkheid in hiërarchische situaties (schijndemocratie)
5
handhaven van een mythe en zo de feitelijke situatie omzeilen
6
taalgebruik dat niet afgestemd is op de context of de relatie
Interactieve diskwalificaties
Interactieve diskwalificatie van de bron (je hebt het recht niet om bron van deze boodschap te
zijn, ik doe je als bron tekort, ik diskwalificeer je als bron van dit bericht)
1
Statusdiskwalificaties
-
je kunt er niet over oordelen (te jong, te oud, niet getrouwd, ...), daarbij zie ik je
statuspositie als bron, variatie: je kan er niet over oordelen want je bent er niet
geweest of je hebt het niet meegemaakt
-
strategische zet via het onbewuste: heimelijke gedachten, verborgen wensen,
ideeën, fantasie, je onbewuste zie ik als bron
2
Gedachten lezen, beweren dat je weet dat de ander eigenlijk iets anders denkt: dat zeg
je alleen maar, ik weet dat je het niet meent, ik snap niet dat je het werkelijk meent, zie
je wel dat je (en dat ik gelijk heb).
3
Je hebt gelijk maar ik wil mijn eigen zwakte of onduidelijkheid niet weergeven: je
begrijpt me verkeerd, je zegt het onduidelijk, jouw interpretatie klopt niet.
4
De spreker belachelijk maken, hem treiteren of dwarsliggen.
5
Teuten: inhoudelijke discussies, zoals “wat is veel”, “wat is kwaad zijn” etc.
155
Interactieve diskwalificaties van het bericht (ik merk wel dat je een boodschap uitzendt, maar
dat ontkracht ik door geen adequaat teken van ontvangst te geven of door het voor mijn eigen
doeleinden te gebruiken).
1
Ontwijking: verandering van gespreksonderwerp na geen enkel teken van ontvangst
van de vorige boodschap.
2
Manipulatie van de boodschap door debattrucs.
-
een beeldspraak letterlijk nemen
-
een letterlijke uitspraak als beeldspraak opvatten
-
op een andere dan de bedoelde betekenis ingaan
-
op de vlakte blijven, afhouden, zich dom voordoen
-
iets te serieus opvatten en de “diepte” ingaan
-
slechts zijdelings reageren op een onbelangrijk aspect van de boodschap en zo
de kern omzeilen
-
wegtheoritiseren of weglachen: in algemeenheden praten, toedekken van een
conflict
3
Stilte en zwijgen: ik wist niet dat je wat zei, ik heb je niet verstaan.
4
Onduidelijk praten: ruis inbrengen, stoorzender zijn, irrelevante opmerkingen maken.
5
Incongruentie tussen inhouds- en betrekkingsniveau: enkel op het inhoudsaspect
reageren en het betrekkingsniveau negeren (of omgekeerd).
6
Manipulerende vragen en opmerkingen.
Interactieve diskwalificatie van de ontvanger (ik zie jouw boodschap als niet op mij van
toepassing, als niet tot mij gericht).
1
Ik wist niet dat je het tegen mij had; ook soms in de vorm van onderbrekingen: ik wil
je bericht niet ontvangen, ik wil zelf praten.
2
Generaliseren van het ontvanger-zijn: daar zijn we het allemaal mee eens.
3
Ontkennen van de interactie: ik hoef zelf geen antwoord te geven, ik ben slechts jouw
hulpverlener, jouw spiegel; in zwakke vorm bij vragen zoals “wat vind je er zelf van?”
met als ondertoon: het ligt aan jou dat je het moeilijk vindt.
4
Doen alsof het niet tegen jou gericht is. Als iemand kwaad is zeggen dat hij het
moeilijk heeft op zijn werk.
156
Interactieve diskwalificatie van de context (ik diskwalificeer me ervan dat jouw boodschap
betrekking heeft op de momentane situatie of het kader dat je door je vorige opmerking
gesteld hebt).
1
Manipulatie van de context.
-
wisseling tussen heden en verleden (plots oud koeien uit de gracht halen)
-
vliegen afvangen, spijkers op laag water zoeken
-
veralgemenen: naar altijd en overal, dood en kapot praten
-
intensiteit niet laten aansluiten bij het kader van vorige opmerkingen van de
ander: de diepte ingaan of op de vlakte blijven, vraag beantwoorden men
tegenvraag, verwijt met tegenverwijt
2
Diskwalificatie van een uitspraak van de ander twee of meer gesprekseenheden
geleden, dus uit de context van het moment stappen.
3
Wijzigen van het kader van de opmerking van de ander, een verwijt opvatten als een
neutraal verzoek om inlichtingen.
4
Doen alsof andere aanwezigen niet tot de huidige context behoren: fluisteren,
onderonsjes, belachelijk maken van een aanwezige derde.
5
Negeren van de relatie.
157
Communicatiepatronen,
Frank Oomkens
158
Een aantal communicatiepatronen
173
Leg de basisbegrippen uit van de structurele en transactionele analyse van Berne.
174
Leg het verschil uit tussen complementaire transacties, kruistransacties en
transacties met bijbedoelingen. Geef van elk een voorbeeld.
175
Wat verstaat Berne onder een spel? Geef er een voorbeeld van en bespreek de
functies die Berne er aan toekent.
176
Bespreek het spel “waarom doe je niet, ja maar”.
177
Bespreek het spel “houten been”.
178
Bespreek het spel “ik probeer alleen maar te helpen”.
179
Bespreek het spel “nu heb ik je, ellendeling” (levensspel).
180
Bespreek het spel “is het niet vreselijk?”.
181
Bespreek de twee manieren van tijdverdrijf “tegenwoordig & wachtkamer”. Van
welk spel zijn dit varianten?
182
Bespreek het spel “de reddersdriehoek” (vervolger, slachtoffer, redder).
183
Bespreek het spel “cavalier” (goedaardig spel).
184
Spelen zijn volgens Berne onbewuste onderdelen van levensplannen. Beschrijf
zulke “levensscripts” en leg verbanden met Harris’ ego-posities (ok - niet ok) en
met sprookjes. Hoe ontstaan ze en zijn ze te veranderen?
185
Hoe zou je het spel spelen “hij zal blij zijn dat ik het examen deed”?
159
Download