Competentiekaarten GGzE Verpleegkundige Helpende Activiteitenbegeleider Verpleegkundige Competentiekaart toekomstig bestendig werken Competenties A1 Adequaat denkkader Overstijgend denken Pro-actief denken Constructief denken Verbindingen/ verbanden leggen A2 Constructieve attitude Anticiperen op toekomstige ontwikkelingen Nieuwsgierig zijn Kritisch bevragen Flexibiliteit Veranderingsbereidheid Prestatie indicator Vanuit verpleegkundige expertise verpleeg-situaties analyseren en kritisch beoordelen binnen de context van de zorgverlening. Actief meedenken over de zorgvraag en de consequenties voor de verpleegkundige beroepsuitoefening. Opbouwende oplossingen aandragen ter ondersteuning van het behandel- en verpleegtraject van de cliënt. Het leggen van verbanden tussen de verschillende componenten van de zorgsituatie van de cliënt. Actief invulling geven aan nieuwe ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Inzicht verkrijgen in de zorgsituatie van de cliënt door alle betrokkenen binnen de zorgcontext actief te bevragen. Op positieve wijze inzicht willen verkrijgen in de situatie (verpleegsituatie, casuïstiek, etc.). Zich aanpassen aan veranderingen in de dagelijkse zorgverlening op aanwijzing van collegae en vanuit eigen initiatief. Zich willen aanpassen aan veranderende beroepssituaties. Verpleegkundige Competentiekaart werkcontext: B1. Beleving ouder worden Competenties Ouder worden Kennis (kennis van…..) Cognitieve stoornissen Psychische stoornissen bij ouderen Fysieke veranderingen t.g.v., ouderdom B1. Beleving ouder worden Loslaten patronen en rouwverwerking Observeren, rapporteren en evalueren Balans vinden tussen overname en autonomie. Vaardigheden (in staat tot…..) Gespreksvaardigheden. Uitleg geven aan familie Structuur bieden in dagelijkse leefsituatie Zorgen voor veilige en betrouwbare omgeving Activiteiten aanbieden gericht op Prestatie indicator Het hebben van kennis van fysieke, sociale en psychische veranderingen in de derde en vierde levensfase. Het herkennen en benoemen van symptomen en interventies, horende bij de cognitieve problematiek. Het herkennen en benoemen van voorkomende psychiatrische stoornissen, alsmede het kunnen benoemen van passende interventies. Het herkennen en benoemen van voorkomende fysieke veranderingen in de derde en vierde levensfase. Het herkennen en benoemen van verlieservaringen op de verschillende levensgebieden bij cliënten, alsmede het kunnen benoemen van passende verpleegkundige omgang met rouw (interventies). Resultaatgericht rapporteren op bovenstaande kennisaspecten. In de directe zorg, dié handelingen verrichten die aansluiten bij de zorgvraag in de betreffende verpleegsituatie (zorg op maat). Toepassen van gesprekstechnieken, groepsgesprekken, slecht nieuws gesprekken, ondersteunende gesprekken, intakegesprekken, voortgangs- en ontslaggesprekken. Geven van psycho-educatie en mantelzorg-ondersteuning. Zorgdragen voor een helende omgeving. Het bewaken van de rust en de regelmaat op de groep; Het discreet omgaan met informatie over de cliënt conform het beroepsgeheim. Vaststellen van verpleegdoelen in toekomstige woonsituatie overeenstemming met de behandeldoelen en hieraan uitvoering geven. Verpleegkundige Competentiekaart werkcontext: B1. Beleving ouder worden Competenties Attitude (competent in…..) B1. Beleving ouder worden Op de juiste wijze en het juiste moment begrenzen Sensitiviteit i.v.m. het inschatten van situaties Begrip, respect en serieus nemen Structurerend optreden Prestatie indicator Naar de cliënten ongewenste of verstorende gedragingen kunnen benoemen. Het begrenzen van deze gedragingen vanuit een passende bejegeningsstijl. Het aanvoelen en duiden van het gedrag van een cliënt; het kunnen hanteren van afstand en nabijheid in de bejegening van cliënten. Deze aspecten laten zien in de basishouding. Het bewaken van een zekere mate van regelmaat en rust binnen het leefmilieu. Verpleegkundige Competentiekaart werkcontext: werkcontext: B2. Psychische conditie Competenties Angst en paniekstoornissen Cognitieve stoornissen Dementie Delier Depressie B2. Psychische conditie Kennis (kennis van…..) B2. Psychische conditie Vrijheidsbeperking en maatregelen Probleemgedrag en vroegtijdig signaleren Stemmingsstoornissen Psychotisch gedrag Intoxicatie door medicijnen Automutilatie Suïcidaliteit Prestatie indicator Het kunnen benoemen van bijhorende gedragingen, symptomen en passende interventies. Het kunnen benoemen van bijhorende gedragingen, symptomen en passende interventies. Het kunnen benoemen van bijhorende gedragingen, symptomen en passende interventies. Het kunnen benoemen van bijhorende gedragingen, symptomen en passende interventies. Het kunnen benoemen van bijhorende gedragingen, symptomen en passende interventies. Het kunnen benoemen van de belangrijkste elementen uit de BOPZ wetgeving gerelateerd aan vrijheidsbeperking en het kunnen benoemen van de praktische gevolgen hiervan binnen de verpleegkundige beroepsuitoefening. Het kunnen opstellen en werken met signaleringsplannen. Het kunnen benoemen van bijhorende gedragingen, symptomen en passende interventies. Het kunnen benoemen van bijhorende gedragingen, symptomen en passende interventies. Het kunnen herkennen en benoemen van symptomen horende bij medicamenteuze overdosering. Het kunnen benoemen van passende verpleegkundige interventies om intoxicatie te voorkomen. Het kunnen benoemen van passende verpleegkundige interventies BIJ intoxicatie. Het kunnen benoemen van bijhorende gedragingen, symptomen en passende interventies. Het kunnen benoemen, herkennen van symptomen en passende interventies Medicatie Medicatieprotocol bij dreigende suïcidaliteit en bij tentamen suïcide. Het kunnen benoemen van de belangrijkste interventies m.b.t preventie van suïcide. Kennis hebben van het protocol suïcide(poging) en verslaglegging. Kennis hebben van de richtlijn suïcidepreventie en de richtlijn hulp bij zelfdoding. Het kunnen benoemen van de werking en bijwerkingen van de voorgeschreven psychofarmaca en somatische medicatie. De inhoud van het medicatieprotocol ‘Medicatie, beheer en uitgifte’ kennen. Verpleegkundige Competentiekaart werkcontext: werkcontext: B2. Psychische conditie Competenties Validatie Kennis (kennis van…..) B2. Psychische conditie Verslaving Syndroom van Korsakov Dubbele diagnoseproblematiek Diagnostische (en overige) meetinstrumenten Prestatie indicator Het kunnen benoemen van de betekenis van validatie m.b.t de beroepsuitoefening. Het kunnen benoemen van de basisprincipes van validatie. Het kunnen benoemen van de basistheorie omtrent interventie en behandeling van verslaving. Het kunnen benoemen van bijhorende gedragingen, symptomen en passende interventies. Het kunnen benoemen van bijhorende gedragingen, symptomen en passende interventies. Het kunnen benoemen van de verschillende indicaties t.b.v. de toepassing van meetinstrumenten (NPO, MOCA, HONOS). Het zelfstandig kunnen invullen van een HONOS conform de ROMmethodiek. Het kunnen benoemen van de werkwijze van het afnemen van een verpleegkundige anamnese en het Persoonlijkheidsproblematiek BOPZ Dreigend destructief gedrag Agressie- en grensoverschrijdend gedrag Vaardigheden (in staat tot…..) Observeren, rapporteren en evalueren Validerend bejegenen Empathisch, directief optreden Motiverend bejegenen afnemen van een cliënttevredenheidsonderzoek. Het kunnen benoemen van bijhorende gedragingen, symptomen en passende interventies. Het kunnen benoemen van de wettelijke en praktische regelgeving/ BOPZ criteria omtrent voorkomende dwangtoepassingen en dwangopnames. Het kunnen verwoorden van het doel en de werkwijze binnen het steppedcare principe Het kunnen benoemen van de VBI werkwijze voor een verpleegkundige. Het kunnen benoemen van de basisprincipes/ interventies omtrent de omgang met DDG. Het kunnen benoemen van de basisprincipes en interventies omtrent de omgang met agressie en grensoverschrijdend gedrag. Resultaatgericht rapporteren gericht op bovenstaande kennisaspecten. Wanneer de zorgsituatie hier om vraagt het praktisch toepassen van validatie in het contact met de cliënt. De medewerker heeft een empathische basishouding binnen de samenwerkingsrelaties met cliënten en weet daarbinnen directief op te treden wanneer de situatie hierom vraagt zonder afbreuk aan de basishouding te doen. Dit houdingsaspect actief en bewust hanteren binnen de samenwerkingsrelaties met cliënten. Verpleegkundige Competentiekaart werkcontext: werkcontext: B2. Psychische conditie Agressieregulatie, omgaan met dreigend destructief gedrag n (in staat tot…..) B2. Psychische conditie Vaardighede Competenties Structuur bieden in dagelijkse leefsituatie Prestatie indicator DDG- principes toepassen in voorkomende verpleegsituaties gepaard gaande met (dreigend) destructief gedrag. Het bieden van een basisstructuur in de dag met ruimte voor individueel Zorgen voor veilige en overzichtelijke omgeving Activiteiten bieden Hanteren medicatieprotocol Beheren van de medicatie Gedrag begrenzen Inschatten verpleegsituaties, juiste interventie Holistische visie t.a.v. functioneren cliënt Hanteren van overdracht en tegenoverdracht Omgaan met verslavingsgedrag Luisteren en empathisch communiceren. Motiverende gespreksvoering, geweldloze communicatie. Structuur bieden in de dagelijkse leefsituatie. Zorgen voor een veilige en overzichtelijke omgeving. ontplooiing en herstel van de cliënt. Het bieden van een gestructureerd, overzichtelijk en veilig leefmilieu. Het betrekken van cliënten bij het geboden activiteitenprogramma. Het ondersteunen van de individuele activiteiten programma's. Het afstemmen met de AB teneinde passende activiteiten aan te kunnen bieden welke passend zijn binnen het zorgplan. Toepassen van het protocol ‘Medicatie; beheer en uitgifte’ in de dagelijkse praktijk. Beheren van de medicatie conform het protocol. Het begrenzen van ontremde of ongewenste gedragingen vanuit een passende bejegenings-stijl, aansluitend bij behandelafspraken voor de betreffende cliënt. Het blijk geven van de juiste attitude en interventie (juiste verpleegkundige houdingsaspect) aansluitend bij behandelafspraken. Het onderbouwd kunnen en durven afwijken van behandelafspraken wanneer de zorgsituatie hierom vraagt. De cliënt als totaal en uniek persoon bejegenen met mogelijkheden, beperkingen, wensen en behoeftes. Het bij zichzelf en anderen signaleren van overdracht- en tegenoverdrachtsgevoelens en hiermee professioneel omgaan. Het professioneel toepassen van principes m.b.t. behandeling verslaving. De verpleegkundige geeft blijk van een empatische en luisterende grondhouding. Het bewust inzetten van deze vaardigheden in verpleegsituaties. Het bieden van een structuur in de dag d.m.v. van adl en activiteiten met ruimte voor individueel herstel en ontplooiing. Het bieden van een optimaal therapeutisch milieu (dode en levende milieu). Begeleiden volgens het verpleegplan. Het uitvoeren van geplande interventies conform het verpleegplan. Verpleegkundige Competentiekaart werkcontext: werkcontext: B2. Psychische conditie Competenties Prestatie indicator Het opstellen van een signaleringsplan. Begrip tonen en serieus nemen. Het opstellen van een signaleringsplan afgestemd op de zorgvraag van een cliënt. Het vroegtijdig kunnen signaleren van signalen die duiden op escalatie en hierop pro actief kunnen reageren. Maatregelen toepassen conform de protocollen ‘(gedwongen) opname, ontslag, verlof en verlengingen’ en ‘gedwongen toepassingen’, met in achtneming van de wet en het stepped-care principe (principe van 'het roer om''). De medewerker is in staat om M&M op de juiste wijze te registreren en te rapporteren, alsmede de juiste disciplines erbij te betrekken. Werken volgens het cyclisch proces van plan-do-check-act, aansluitend bij de op de afdeling gekozen methodiek. Vanuit de pb-er rolinhoud geven aan de verschillende fasen van het verpleegtraject (anamnese, probleemvaststelling, formuleren van doelen, evalueren en bijstellen). Inhoud geven aan de pb-er taken conform het protocol Opname-Ontslag. De juiste bejegening inzetten gerelateerd aan de casus en de afspraken. Dit laten zien in de basishouding Geduldig zijn, niet overvragen. Dit laten zien in de basishouding Gastvrij en eerlijk zijn. Dit laten zien in de basishouding Gevoelig zijn voor de context. De handelwijze van de verpleegkundige is afgestemd op het functioneren van de cliënt in zijn of haar totale context. Kritisch naar het eigen denken en De-escalerend werken. Vaardigheden (in staat tot…..) Methodisch werken. Op de juiste wijze en op het juiste moment begrenzen. Attitude (competent in…..) B2. Psychische conditie Toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Zelfreflectie. Valideren. handelen kijken en waar nodig dit bijstellen. Feedback vragen aan collega's conform de feedbackregels. Waar nodig de principes van validatie toepassen in het cliëntcontact Verpleegkundige Competentiekaart werkcontext: werkcontext: B3. Somatische zorgvraag Competenties Somatische problemen: ondervoeding, incontinentie, hartfalen enz. Terminale fase en zorg. Kennis (kennis van…..) Relatie psychische en somatische problemen. Valpreventie Wondverzorging Medicatie Diabetes Pijn Gespreksvaardigheden Vaardigheden (in staat tot…..) B3. Somatische zorgvraag Palliatieve zorg Structuur bieden t.b.v. goed dagen nachtritme. Lichamelijke zorg (eten, drinken) Prestatie indicator Het kunnen benoemen van basistheorie en interventies. Het kennis hebben van de somatische protocollen. Het kunnen benoemen van basistheorie en interventies. Het kunnen benoemen van basistheorie en interventies. Het kunnen benoemen van basistheorie en verbanden kunnen duiden. Het kunnen benoemen van de inhoud van het valprotocol alsmede de werkwijze. Het kunnen benoemen van de protocollen en interventies. Het kunnen benoemen van de meest voorkomende somatische medicatie incl. werking en bijwerking. Het kunnen benoemen van symptomen en interventies. Het kunnen benoemen van symptomen en interventies. Het kunnen bespreken van symptomen en interventies omtrent somatische hulpvragen met de cliënt op een cliëntvriendelijke wijze. Het bewaken van het dag- en nachtritme en het toepassen van de juiste interventies. Het toezien op voldoende vocht- en voedingsinname en werken vanuit het vochtprotocol. Observeren, rapporteren en adviseren. Zorgen voor een veilige en hygiënische omgeving Basiszorg Verpleegtechnische handelingen Dit doen vanuit bovenstaande kennisaspecten, rekening houden met behandelafspraken hierover of handelend vanuit plotselinge veranderingen in de verpleegsituatie. Zorgdragen voor het dagelijkse leefmilieu. In staat zijn tot het zorgdragen voor een veilige en hygiënische omgeving. . Adl ondersteuning geven, gericht op de ondersteuning van beperkingen en het behoud van de zelfredzaamheid. Volgens protocol uitvoeren van intramusculair injecteren, catheteriseren, toedienen sondevoeding, wondverzorging, bloedsuiker prikken, insuline prikken, temperatuur opnemen, RR vaststellen, levensreddende handelingen /ehbo, toepassen bladderscan. Verpleegkundige Werkcontext: B3. Somatische zorgvraag Competenties Toepassen van voorgeschreven protocollen/ procedures Wondverzorging Signaleren en interpreteren van somatische symptomen Op de juiste wijze en op het juiste i n … . . ) Vaardigheden (in staat tot…..) Bieden van palliatieve zorg Toepassen terminale zorg conform de theorie en afgestemd op de wensen van de cliënt/ familie en behandelafspraken. Toepassen palliatieve zorg conform de theorie en afgestemd op de wensen van de cliënt/ familie en behandelafspraken. Het betrekken van het juiste protocol of procedurebeschrijving van het KMS bij voorkomende zorgsituaties en handelen conform protocol/ procedure. Wondverzorging uitvoeren conform de voorschriften/protocol. Het op tijd signaleren en herkennen en adequaat actie te ondernemen. Dit laten zien in de basishouding. A t t i t u d e ( c o m p e t e n t B3. Somatische zorgvraag Bieden van terminale zorg Prestatie indicator moment begrenzen. Gastvrij en eerlijk zijn. Gevoelig zijn voor de context. Aandacht geven Rust en begrip tonen Dit laten zien in de basishouding. Oog hebben voor relevante signalen in de context. Het geven van individuele gepaste aandacht aan de cliënten. Dit laten zien in de basishouding. Verpleegkundige Competentiekaart werkcontext: werkcontext: B4. Sociale context Kennis (kennis van…..) B4. Sociale context Competenties Prestatie indicator Dynamieken in een sociaal systeem Kennis van voorkomende dynamiek in sociale systemen. Psycho-educatie Het benoemen van doel en werkwijze van het voorlichten van het systeem m.b.t ziek-zijn, de gevolgen en de behandeling. Het benoemen van relevante voorzieningen in de omgeving, bijv. verzorgings- en verpleeghuizen. Het benoemen van de mogelijkheden en werkwijze van nazorg (PIT, GIT, SPV, CM, ZTB). Sociale kaart Nazorgtrajecten Ketenzorg Het behandeltraject van de cliënt Het geven van psycho-educatie aan naastbetrokkenen Vaardigheden (in staat tot…..) Ondersteunen van naastbetrokkenen Ondersteunen van mantelzorgers Gesprekvaardigheden Conflicthantering Attitude (competent in…..) Communicatie over behandeltraject naar naastbetrokkenen Gevoelig zijn voor de context Het benoemen van de plaats van de huidige voorziening in de keten. Kennis van het afgesproken behandeltraject, alsmede de fase waarin de cliënt op een bepaald moment zit en de gevolgen hiervan voor de verpleegkundige activiteiten. Psycho-educatie die aansluit bij de zorgvraag van de cliënt en conform de procedure Opname-Ontslag wordt verleend. Voorlichting en ondersteuning geven conform de procedure OpnameOntslag. Voorlichting en ondersteuning geven conform de procedure OpnameOntslag. Het toepassen van de juiste gesprekstechniek in de verpleegsituatie. De principes van conflicthantering op een juiste wijze hanteren in de dagelijkse praktijk. Vanuit de pb-er rol de stand van zaken communiceren naar de cliënt en zijn/haar systeem conform de procedure Opname-Ontslag en in samenspraak met de hoofdbehandelaar. Het betrekken van de omgevingsfactoren bij keuzes t.a.v. de sociale context van de cliënt. Verpleegkundige Competentiekaart werkcontext: B5. Ondersteuning ADL/ BDL Vaardigheden (in staat tot…..) Attitude (competent in…..) B5. Ondersteuning ADL/ BDL Kennis (kennis van…..) Competenties Prestatie indicator Zelfzorg, ADL en BDL activiteiten Kennis hebben van zelfzorg, ADL en BDL activiteiten. Observeren en rapporteren Basiszorg bieden in het kader van zelfzorg, ADL en BDL Inschatten van helpen en niet helpen Gericht rapporteren over zelfzorg, ADL en BDL activiteiten. Basiszorg bieden aan een cliënt conform de gemaakte afspraken. Zorg op maat te bieden m.b.t. ADL en BDL op basis van een juiste beoordeling van de zelfstandigheid van de cliënt. Motiveren en stimuleren Het stimuleren van de zelfredzaamheid. Helpende en zorgende instelling (juiste balans) Zorg op maat bieden op basis van een juiste beoordeling van de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt. Verpleegkundige Competentiekaart samenwerken Competenties Feedback geven C1 Proactief, effectief communiceren Reflecteren Afstemmen Kritisch bevragen Grensbewustzijn Waarderen Samenhang in het team realiseren methodisch werken C2. Systematisch en Loyaliteit Conformeren Prestatie indicator Feedback geven aan collega's conform de feedbackgedragsregels. Kritisch te kijken naar het eigen handelen en dit zonodig bijstellen. Feedback vragen aan collega's conform de feedbackgedragsregels. Waar nodig feedback inpassen in het eigen handelen. Conform het protocol Opname- Ontslag vanuit de pb-er (regiefunctie) afstemmen met de verschillende disciplines, waaronder de hoofdbehandelaar teneinde de doelstelling van de opname te bereiken. In de multi- en monodisciplinaire samenwerking de andere discipline kritisch bevragen op het naleven van afspraken of het vaststellen van beleid. Bij het handelen conform het protocol Opname- Ontslag je bewust zijn van eigen taken, verantwoordelijkheden, competenties in de multi- en monodisciplinaire samenwerking, en hiernaar handelen. Positieve feedback geven naar medespelers in de multi- en monodisciplinaire samenwerking. De collega in de multi- en monodisciplinaire samenwerking ondersteunen. Vanuit de regie functie van de pb-er de behandellijn bewaken en zonodig ter discussie stellen d.m.v. (kritische) vragen stellen en/ of de regie nemen. Handelen conform de gemaakte behandelafspraken, behandelbeleid, visie van de afdeling, centrum en organisatie. Regievoering C3. Multidisciplinair werken Kennis delen Waarderen De regie voeren over de totale zorg in het individuele behandeltraject d.m.v. het voorbereiden van de evaluatie van behandelplannen, het contact hierover houden met de cliënt en zijn systeem, opstellen en bijstellen van werkplannen, aanspreken behandelaren (conform de taakomschrijving Nota pberschap en protocol opname-Ontslag). Relevante informatie met de juiste disciplines bespreken ter afstemming. Op de juiste momenten positieve feedback geven Verpleegkundige Competentiekaart samenwerken Competenties C4. Effectief werken Persoonlijke effectiviteit Taakzelfstandigheid Prestatie indicator In de samenwerking persoonlijke effectiviteit tonen d.w.z.: open en helder communiceren, stressbestendigheid tonen, persoonlijke emoties niet laten doorspelen in de beroepssituatie, assertiviteit (op duidelijke maar kalme wijze voor belangen opkomen), resultaatgerichtheid: evaluaties en HONOS zijn op tijd voorbereid, declarabele zorg wordt accuraat geregistreerd in USER. Binnen de samenwerking taakvolwassenheid laten zien en waar nodig ondersteuning te vragen. Bijlage 9: competentiekaarten helpende Helpende Competentiekaart toekomstig bestendig werken A2 Constructieve attitude A1 Adequaat denkkader Competenties Prestatie indicator Pro-actief denken Actief meedenken over (veranderingen in) ADL/BDL situaties waarin ondersteuning en handelen nodig is. Constructief denken Opbouwende praktische oplossingen aandragen ter ondersteuning van ADL/BDL situaties bij de individuele cliënt. Nieuwsgierig zijn Werken vanuit een basishouding gericht op verrijking van de eigen professionele kennis en vaardigheden. Flexibiliteit Zich aanpassen aan veranderingen in de dagelijkse zorgverlening op aanwijzing van collega en vanuit eigen initiatief. Helpende Competentiekaart werkcontext: B1. Beleving ouder worden Competenties Prestatie indicator Ouder worden Het hebben van kennis van fysieke, sociale en psychische veranderingen in de derde en vierde levensfase en de gevolgen voor ADL/BDL. Het herkennen en benoemen van symptomen en handelwijzen bij cognitieve problematiek. Het herkennen en benoemen van voorkomende psychiatrische stoornissen, alsmede het benoemen van de gewenste attitude. Het herkennen en benoemen van voorkomende fysieke veranderingen in de derde en vierde levensfase. Het herkennen en benoemen van verlieservaringen op de verschillende levensgebieden bij cliënten, alsmede het kunnen benoemen van hoe je hier het beste mee kunt omgaan. Gericht rapporteren over bovenstaande kennisaspecten. In de zorg voor ADL/BDL die handelingen over- nemen, die aansluiten op de beperking van de cliënt (zorg op maat): niet meer overnemen dan noodzakelijk. Een basishouding laten zien die aansluit bij de cliënt: kunnen luisteren, zonodig doorvragen en concretiseren, waar nodig validerend. Het bieden van een basisstructuur in de huiskamer m.b.t ADL activiteiten. Het bieden van passende ADL/BDL ondersteuning in de basiszorg (wassen, aankleden, boodschappen doen). Het bewaken van de rust en regelmaat op de groep. Het discreet omgaan met informatie aangaande de cliënt conform het beroepsgeheim. Naar de cliënten ongewenste of verstorende gedragingen kunnen benoemen. Psychische stoornissen bij ouderen Fysieke veranderingen t.g.v., ouderdom Loslaten patronen en rouwverwerking Vaardigheden (in staat tot…..) Observeren, rapporteren en evalueren Balans vinden tussen overname en autonomie. Gespreksvaardigheden. Structuur bieden in dagelijkse leefsituatie Zorgen voor veilige en betrouwbare omgeving Op de juiste wijze en het juiste moment begrenzen Attit ude (com pete nt in….. ) B1. Beleving ouder worden Kennis (kennis van…..) Cognitieve stoornissen Sensitiviteit i.v.m. het inschatten van situaties Begrip, respect en serieus nemen Structurerend optreden Het begrenzen van deze gedragingen vanuit een passende bejegeningsstijl. Het aanvoelen van het gedrag van de cliënt en het op tijd hierbij betrekken van de verpleegkundige. Deze aspecten laten zien in de basishouding. Het bewaken van een zekere mate van regelmaat en rust binnen het leefmilieu. Helpende Competentiekaart werkcontext: werkcontext: B2. Psychische conditie Competenties Dreigend destructief gedrag B2. Psychische conditie Agressief en grensoverschrijdend gedrag Validerend bejegenen Empathisch directief optreden Vaardigheden (in staat tot…..) B2. Psychische conditie Kennis (kennis van…..) Validatie Motiverend bejegenen Structuur bieden in dagelijkse leefsituatie Zorgen voor veilige en overzich-telijke omgeving Prestatie indicator Het kunnen benoemen waarom en wanneer een validerende houding nodig is en het kunnen benoemen van de basisprincipes van deze houding. Het kunnen benoemen van de basisprincipes en interventies omtrent de omgang met DDG. Het kunnen benoemen van de basisprincipes en interventies omtrent de omgang met agressief en grensoverschrijdend gedrag. Het praktisch toepassen van de validatieprincipes in de omgang met de cliënt wanneer de zorgsituatie hierom vraagt Contacten met cliënten invulling geven door toepassing van dit houdingsaspect. Contacten met cliënten invulling geven door toepassing van dit houdingsaspect. Het uitvoering geven aan en, wanneer als noodzakelijk wordt geacht onder supervisie uit te voeren, gedelegeerde opdrachten m.b.t. het bieden van een basisstructuur in de dag d.m.v. ADL/BDL activiteiten Het bewaken van de rust en regelmaat in de huiskamer tijdens maaltijden en Geduldig zijn, niet overvragen. andere gezamenlijke momenten en zorg dragen voor een veilige en onoverzichtelijke omgeving. Het betrekken van cliënten in het geboden activiteitenprogramma. Invulling geven aan de therapiedienst onder supervisie. Het bewust inzetten van deze vaardigheden, als onderdeel van de basishouding in contacten met cliënten. Het uitvoeren van geplande ADL/BDL interventies conform het verpleegplan, op instructieniveau en onder supervisie van de verpleegkundige. Op uitvoeringsniveau vormgeven aan ADL en BDL activiteiten (planning uitvoeren, evalueren en n.a.v. bijstelling in de planning het eigen handelen kunnen bijstellen). Dit laten zien in de basishouding. Gastvrij en eerlijk zijn. Dit laten zien in de basishouding. Zelfreflectie. Kritisch kijken naar het eigen denken en handelen en waar nodig dit bijstellen. Valideren. Waar nodig de principes van validatie toepassen in het contact met cliënten. Activiteiten bieden Luisteren en empathisch communiceren. Begeleiden volgens het verpleegplan. Attitude (competent in…..) Methodisch werken. Helpende Competentiekaart werkcontext: werkcontext: B3. Somatische zorgvraag Kennis (kennis van…..) Prestatie indicator Terminale fase en zorg. Het kunnen benoemen van de basistheorie en interventies. Valpreventie Het kunnen benoemen van de inhoud en werkwijze van het valprotocol. Diabetes Het kunnen benoemen van symptomen en weten wanneer de verpleegkundige geroepen moet worden (die superviseert). Het bewaken van het dag- en nachtritme en het toepassen van de juiste interventies. Structuur bieden t.b.v. goed dag- en nachtritme. Vaardig heden (in staat tot…..) B3. Somatische zorgvraag Competenties Lichamelijke zorg (eten, drinken) Zorgen voor een veilige en hygiënische omgeving Attitude (competent in…..) Basiszorg Op de juiste wijze en op het juiste moment begrenzen. Gastvrij en eerlijk zijn. Aandacht geven Rust en begrip tonen Het ondersteunen bij de dagelijkse maaltijd rekening houdend met behandelafspraken hierover. Bewaken van het leefmilieu gericht veiligheid en hygiëne. Uitvoering kunnen geven aan de richtlijnen van het valprotocol. Adl ondersteuning geven, gericht op de ondersteuning van beperkingen en het behoud van de zelfredzaamheid. Dit laten zien in de basishouding. Dit laten zien in de basishouding. Het geven van individuele en gepaste aandacht aan cliënten Dit laten zien in de basishouding. Helpende Competentiekaart werkcontext: werkcontext: B4. Sociale context Attitude (competent in…..) B4. Sociale context Competenties Gevoelig zijn voor de context Prestatie indicator In ADL en BDL zorg rekening houden met de omgevingsfactoren bijvoorbeeld de aanwezigheid van de familie, of gesteldheid van de cliënt op dat moment. Helpende Competentiekaart werkcontext: B5. Ondersteuning ADL/ BDL Vaardigheden (in staat tot…..) Attitude (competent in…..) B5. Ondersteuning ADL/ BDL Kennis (kennis van…..) Competenties Prestatie indicator Zelfzorg, ALL en BDL activiteiten De basis ADL en BDL zorg benoemen. Basiszorg bieden in het kader van zelfzorg, ADL en BDL Basiszorg bieden conform de gemaakte afspraken per cliënt. Dit op instructieniveau bij cliënten die laag-complex zijn in de omgang. Zorg op maat bieden m.b.t ADL/BDL, n.a.v. een juiste beoordeling door de verpleegkundige t.a.v. de zelfstandigheid en het hieruit voortkomende gewenste niveau van ondersteuning hierin. Stimuleren van de zelfredzaamheid op instructieniveau. Inschatten van helpen en niet helpen Motiveren en stimuleren Helpenede en zorgende instelling (juiste balans) Zorg op maat bieden op ADL/BDL gebied n.a.v de beoordeling door de verpleegkundige t.a.v zelfstandigheid en gewenst ondersteunings-niveau. Helpende Competentiekaart samenwerken Competenties Feedback geven C1 Proactief, effectief communiceren Reflecteren Afstemmen Kritisch bevragen Grensbewustzijn Waarderen Loyaliteit C2. Systematisch en methodisch werken Conformeren C3. Multidisci plinair werken Kennis delen Prestatie indicator Feedback geven aan collega's conform de feedbackgedragsregels Kritisch te kijken naar het eigen handelen en dit zonodig bijstellen. Feedback vragen aan collega's conform de feedbackgedragsregels. Waar nodig feedback inpassen in het eigen handelen. Dagelijks afstemmen met de verpleegkundige die superviseert m.b.t. ADL en BDL begeleiding. In de dagelijkse samenwerking kritisch vragen naar het waarom van begeleidingsafspraken, alvorens deze uit te voeren. Handelen vanuit het bewustzijn m.b.t. taken, verantwoordelijkheden van de helpende. Conform het protocol Opname- Ontslag weten wanneer een verpleegkundige in te schakelen voor directe supervisie of overname van een taak. Positieve feedback geven naar medespelers in de multidisciplinaire samenwerking. De collega in de multidisciplinaire samenwerking ondersteunen. Zich houden aan gegeven instructies t.b.v. de taakuitvoering door de verpleegkundige. Relevante informatie met de juiste disciplines bespreken ter afstemming. Competenties C4. Effectief werken Persoonlijke effectiviteit Taakzelfstandigheid Prestatie indicator In de samenwerking vormgeven aan zaken als: open en helder communiceren, stressbestendigheid (persoonlijke emoties niet laten doorspelen in de beroepssituatie), assertiviteit (op duidelijke maar kalme wijze voor belangen opkomen), resultaatgerichtheid: ADL/BDL activiteiten zijn conform instructie uitgevoerd. Binnen de samenwerking onder supervisie (op afstand) zelfstandig ADL/BDL taken uitvoeren. Bijlage 10: competentiekaarten activiteiten begeleider Activiteitenbegeleider Competentiekaart toekomstig bestendig werken Competenties A1 Adequaat denkkader Overstijgend denken Pro-actief denken Constructief denken Verbindingen/ verbanden leggen A2 Constructieve attitude Anticiperen op toekomstige ontwikkelingen Nieuwsgierig zijn Kritisch bevragen Flexibiliteit Veranderingsbereidheid Prestatie indicator Vanuit de expertise van de activiteitenbegeleider dagbestedingssituaties analyseren en kritisch beoordelen binnen de context van de zorgverlening. Actief meedenken over de zorgvraag en de consequenties voor de beroepsuitoefening van de activiteitenbegeleider. Opbouwende oplossingen aandragen ter ondersteuning van het behandeltraject van de cliënt. Het leggen van verbanden tussen de verschillende componenten van de zorgsituatie van de cliënt. Actief invulling geven aan nieuwe ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Inzicht verkrijgen in de zorgsituatie van de cliënt door alle betrokkenen binnen de zorgcontext actief te bevragen. Op positieve wijze inzicht willen verkrijgen in de situatie van de cliënt. Zich aanpassen aan de veranderingen in de dagelijkse zorgverlening op aanwijzing van collegae en vanuit eigen initiatief. Zich willen aanpassen aan veranderende beroepssituaties. Activiteitenbegeleider Competentiekaart werkcontext: B1. Beleving ouder worden Competenties Ouder worden Kennis (kennis van…..) Cognitieve stoornissen Psychische stoornissen bij ouderen Fysieke veranderingen t.g.v., ouderdom B1. Beleving ouder worden Loslaten patronen en rouwverwerking Observeren, rapporteren en evalueren Balans vinden tussen overname en autonomie. Vaardigheden (in staat tot…..) Gespreksvaardigheden. Structuur bieden in dagelijkse leefsituatie Zorgen voor veilige en betrouwbare omgeving Activiteiten aanbieden gericht op toekomstige woonsituatie in….. ) B1. Bele ving Attit oude ude r (com word pete en nt Op de juiste wijze en het juiste moment begrenzen Prestatie indicator Kennis hebben van fysieke, sociale en psychische veranderingen in de derde en vierde levensfase. Het herkennen en benoemen van symptomen en interventies, horende bij de cognitieve problematiek. Het herkennen en benoemen van voorkomende psychiatrische stoornissen, alsmede het kunnen benoemen van passende interventies. Het herkennen en benoemen van voorkomende fysieke veranderingen in de derde en vierde levensfase. Het herkennen en benoemen van verlieservaringen op de verschillende levensgebieden bij cliënten, alsmede het kunnen benoemen van een passende omgang met rouw (interventies). Resultaatgericht rapporteren op bovenstaande kennisaspecten. In de activiteit, dié handelingen verrichten die aansluiten bij de vraag in de betreffende situatie (zorg op maat). Toepassen van gesprekstechnieken, groepsgesprekken, slechtnieuwsgesprekken, ondersteunende gesprekken, intakegesprekken, voortgangsgesprekken. Zorgdragen voor een helende omgeving. Het bewaken van de rust en de regelmaat in de groep/ activiteit; Het discreet omgaan met informatie over de cliënt conform het beroepsgeheim. Vaststellen van activiteitendoelen in overeenstemming met de behandeldoelen en hieraan uitvoering geven. Naar de cliënten ongewenste of verstorende gedragingen kunnen benoemen. Sensitiviteit i.v.m. het inschatten van situaties Begrip, respect en serieus nemen Structurerend optreden Het begrenzen van deze gedragingen vanuit een passende bejegeningsstijl. Het aanvoelen en duiden van het gedrag van een cliënt; het kunnen hanteren van afstand en nabijheid in de bejegening van cliënten. Deze aspecten laten zien in de basishouding. Het bewaken van een zekere mate van regelmaat en rust binnen de groepen. Activiteitenbegeleider Competentiekaart werkcontext: werkcontext: B2. Psychische conditie Competenties Angst en paniekstoornissen Cognitieve stoornissen B2. Psychische conditie Delier Kennis (kennis van…..) B2. Psychische conditie Dementie Depressie Probleemgedrag en vroegtijdig signaleren Stemmingsstoornissen Psychotisch gedrag Automutilatie Suïcidaliteit Prestatie indicator Het kunnen benoemen van bijhorende gedragingen, symptomen en passende interventies. Het kunnen benoemen van bijhorende gedragingen, symptomen en passende interventies. Het kunnen benoemen van bijhorende gedragingen, symptomen en passende interventies. Het kunnen benoemen van bijhorende gedragingen, symptomen en passende interventies. Het kunnen benoemen van bijhorende gedragingen, symptomen en passende interventies. Het kunnen opstellen en werken met signaleringsplannen. Het kunnen benoemen van bijhorende gedragingen, symptomen en passende interventies. Het kunnen benoemen van bijhorende gedragingen, symptomen en passende interventies. Het kunnen benoemen van bijhorende gedragingen, symptomen en passende interventies. Het kunnen benoemen, herkennen van symptomen en passende interventies Validatie Verslaving Syndroom van Korsakov Dubbele diagnoseproblematiek Persoonlijkheidsproblematiek BOPZ Dreigend destructief gedrag Agressief- en grensoverschrijdend gedrag bij dreigende suïcidaliteit en bij tentamen suïcide. Het kunnen benoemen van de betekenis van validatie m.b.t de beroepsuitoefening. Het kunnen benoemen van de basisprincipes van validatie. Het kunnen benoemen van de basistheorie omtrent interventie en behandeling van verslaving. Het kunnen benoemen van bijhorende gedragingen, symptomen en passende interventies. Het kunnen benoemen van bijhorende gedragingen, symptomen en passende interventies. Het kunnen benoemen van bijhorende gedragingen, symptomen en passende interventies. Het kunnen benoemen van de wettelijke en praktische regelgeving/ BOPZ criteria omtrent voorkomende dwangtoepassingen en dwangopnames. Het kunnen benoemen van de basisprincipes/ interventies omtrent de omgang met DDG. Het kunnen benoemen van de basisprincipes en interventies omtrent de omgang met agressie en grensoverschrijdend gedrag. Activiteitenbegeleider Competentiekaart werkcontext: werkcontext: B2. Psychische conditie Observeren, rapporteren en evalueren Validerend bejegenen B2. Psychische conditie Vaardigheden (in staat tot…..) B2. Psychische conditie Competenties Empathisch, directief optreden Prestatie indicator Resultaatgericht rapporteren gericht op bovenstaande kennisaspecten. Wanneer de begeleidingssituatie hierom vraagt het praktisch toepassen van validatie in het contact met de cliënt. De medewerker heeft een empathische basishouding binnen de Motiverend bejegenen Agressieregulatie, omgaan met dreigend destructief gedrag Structuur bieden in dagelijkse leefsituatie Zorgen voor veilige en overzichtelijke omgeving Activiteiten bieden Gedrag begrenzen Holistische visie t.a.v. functioneren cliënt Hanteren van overdracht en tegenoverdracht Omgaan met verslavingsgedrag Luisteren en empathisch communiceren. Motiverende gespreksvoering, geweldloze communicatie. Structuur bieden in de dagelijkse leefsituatie. samenwerkingsrelaties met cliënten en weet daarbinnen directief op te treden wanneer de situatie hierom vraagt zonder afbreuk aan de basishouding te doen. Dit houdingsaspect actief en bewust hanteren binnen de samenwerkingsrelaties met cliënten. DDG- principes toepassen in voorkomende situaties bij activiteiten. Het bieden van een basisstructuur in de dag met ruimte voor individueel herstel en ontplooiing van de cliënt. Het bieden van een optimaal therapeutisch milieu (dode en levende milieu). Biedt op methodische wijze activiteiten aan waardoor de ontwikkeling van de cliënt gestimuleerd wordt. Biedt dagelijks een programma met op de doelgroep afgestemde activiteiten. Het begrenzen van ontremde of ongewenste gedragingen vanuit een passende bejegenings-stijl, aansluitend bij behandelafspraken voor de betreffende cliënt. De cliënt als totaal en uniek persoon bejegenen met mogelijkheden, beperkingen, wensen en emoties. Het bij zichzelf en anderen signaleren van gevoelens van overdracht- en tegenoverdracht en hiermee professioneel omgaan. Het professioneel toepassen van principes m.b.t. behandeling verslaving. De activiteitenbegeleider geeft blijk van een empatische en luisterende grondhouding. Het bewust inzetten van deze vaardigheden in voorkomende begeleidingssituaties. Het bieden van een structuur in de dag d.m.v. van activiteiten met ruimte voor individueel herstel en ontplooiing van de cliënt. Activiteitenbegeleider Competentiekaart werkcontext: werkcontext: B2. Psychische conditie Competenties Begrip tonen en serieus nemen. Het bieden van een optimaal therapeutisch milieu (dode en levende milieu). Het uitvoeren van interventies bij activiteiten in overeenstemming met het verpleegplan. Het vroegtijdig kunnen signaleren van signalen die duiden op escalatie en hierop pro actief kunnen reageren. Werken volgens het cyclisch proces van plan-do-check-act, aansluitend bij de op de afdeling gekozen methodiek. Vanuit de rol van activiteitenbegeleider op methodische wijze inhoud geven aan het begeleidingstraject van de cliënt. De juiste bejegening inzetten gerelateerd aan de casus en de afspraken. Dit laten zien in de basishouding Geduldig zijn, niet overvragen. Dit laten zien in de basishouding Gastvrij en eerlijk zijn. Dit laten zien in de basishouding Gevoelig zijn voor de context. Het handelen van de activiteitenbegeleider is afgestemd op het functioneren van de cliënt in zijn of haar totale context. Kritisch naar het eigen denken en handelen kijken en waar nodig dit bijstellen. Feedback vragen aan collega's conform de feedbackregels. Waar nodig de principes van validatie toepassen in het cliëntcontact Vaardigheden (in staat tot…..) Zorgen voor een veilige en overzichtelijke omgeving. Begeleiden volgens het verpleegplan. De-escalerend werken. Methodisch werken. Op de juiste wijze en op het juiste moment begrenzen. Attitude (competent in…..) B2. Psychische conditie Prestatie indicator Zelfreflectie. Valideren. Activiteitenbegeleider Competentiekaart werkcontext: werkcontext: B3. Somatische zorgvraag Competenties Relatie psychische en somatische problemen. Valpreventie Vaardigheden (in staat tot…..) EHBO Gespreksvaardigheden Structuur bieden t.b.v. goed dagen nachtritme. Zorgen voor een veilige en hygiënische omgeving. Attitude (competent in…..) B3. Somatische zorgvraag Kennis (kennis van…..) EHBO Op de juiste wijze en op het juiste moment begrenzen. Gastvrij en eerlijk zijn. Gevoelig zijn voor de context. Aandacht geven Rust en begrip tonen Prestatie indicator Het kunnen benoemen van risicovolle situaties. Het kunnen benoemen van de gevolgen van somatische problemen op het totale functioneren. Het kunnen benoemen van de inhoud van het valprotocol alsmede de werkwijze. Handelend kunnen optreden in risicovolle situaties. Met de cliënt op een cliëntvriendelijke wijze bespreken van de somatische beperkingen voor het activiteitenprogramma. Het bewaken van het waak-/ slaapritme tijdens activiteiten en het toepassen van de juiste interventies. Zorgdragen voor het dagelijkse leefmilieu. Zorgen voor een veilige en hygiënische werkomgeving. Dit laten zien in de basishouding. Dit laten zien in de basishouding. Oog hebben voor relevante signalen in de context. Het geven van individuele gepaste aandacht aan de cliënten. Dit laten zien in de basishouding. Activiteitenbegeleider Competentiekaart werkcontext: werkcontext: B4. Sociale context Vaardigheden (in staat tot…..) Prestatie indicator Dynamieken in een sociaal systeem Kennis van voorkomende dynamiek in sociale systemen. Psycho-educatie Het benoemen van doel en werkwijze van het voorlichten van het systeem. Kennis van de sociale kaart. Sociale kaart Nazorgtrajecten Het behandeltraject van de cliënt Gesprekvaardigheden Conflicthantering Gevoelig zijn voor de context Attitude (competent in…..) B4. Sociale context Kennis (kennis van…..) Competenties Kennis van welzijnsorganisaties, buurthuiswerk en activiteiten in de woonomgeving van de cliënt. Kennis van het afgesproken behandeltraject, alsmede de fase waarin de cliënt zich op een bepaald moment bevindt en de gevolgen hiervan voor de begeleiding van activiteiten. Het toepassen van de juiste gesprekstechniek in een begeleidingssituatie. De principes van conflicthantering op een juiste wijze hanteren in de dagelijkse praktijk. Het betrekken van de omgevingsfactoren bij keuzes t.a.v. de sociale context van de cliënt. Activiteitenbegeleider Competentiekaart werkcontext: B5. Ondersteuning ADL/ BDL Vaardigheden (in staat tot…..) Attitude (competent in…..) B5. Ondersteuning ADL/ BDL Kennis (kennis van…..) Competenties Prestatie indicator Zelfzorg, ADL en BDL activiteiten Kennis hebben van zelfzorg, ADL en BDL activiteiten. Observeren en rapporteren Inschatten van helpen en niet helpen Gericht rapporteren over zelfzorg, ADL en BDL activiteiten. Zorg op maat te bieden m.b.t. ADL en BDL op basis van een juiste beoordeling van de zelfstandigheid van de cliënt. Motiveren en stimuleren Het stimuleren van de zelfredzaamheid. Helpende en zorgende instelling (juiste balans) Zorg op maat bieden op basis van een juiste beoordeling van de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt. Activiteitenbegeleider Competentiekaart werkcontext: B6. Instrumenteel technische vaardigheden Competenties Appèlwaarde van materialen en activiteiten Kennis (kennis van…..) Inrichten van de ruimte Materialen en middelen Organiseren van activiteiten Financiën en administratie Uitvoeren van technieken en activiteiten Vaardighe den (in staat tot…..) B6. Instrumenteel technische vaardigheden Technieken en activiteiten Beoordelen van appèlwaarde van Prestatie indicator Heeft kennis van de verschillende bruikbare technieken en activiteiten. Heeft inzicht in de betekenis van appèlwaarde van materialen en activiteiten. Heeft kennis van de principes voor de inrichting van de ruimtes waar activiteiten plaatsvinden. Heeft kennis van de materialen en middelen die gebruikt worden bij verschillende activiteitenprogramma’s. Heeft kennis van het opzetten en organiseren van activiteiten. Heeft kennis van wat een uitgebalanceerd activiteitenprogramma inhoudt. Heeft kennis van de richtlijnen betreffende de financiële administratie m.b.t. de activiteitenprogramma’s. Kan technieken en activiteiten op adequate wijze toepassen d.w.z. aanpassen aan mogelijkheden en beperkingen van een cliënt. Kan een goede inschatting maken materialen en activiteiten Inrichten van de ruimte Zorgen voor materialen en middelen Organiseren van activiteiten Uitvoeren van de financiële administratie Attitude (competent in…..) Overzicht Zorgvuldig zijn welke materialen en activiteiten welke appèlwaarde hebben voor cliënten en maakt hier gebruik van. Kan de ruimte zodanig inrichten dat cliënten op zinvolle en passende wijze kunnen deelnemen aan de activiteit en elkaar niet storen. Zorgt voor voldoende en passende materialen, ziet toe op een veilig gebruik ervan en zorgt voor het onderhoud ervan. Kan op methodische wijze uitvoering geven aan een activiteit (werkplan en draaiboek opstellen). Kan een eenvoudige financiële administratie opzetten en een juiste afweging maken van kosten en baten. Overlegt tijdens een activiteit over de aanpak, schakelt tijdig hulp in bij onverwachte situaties zodat de kwaliteit en de continuïteit van de activiteit en begeleiding gewaarborgd zijn. Voert de werkzaamheden volgens de geldende richtlijnen uit. Activiteitenbegeleider Competentiekaart samenwerken Competenties C1 Proactief, effectief communiceren Feedback geven Reflecteren Afstemmen Prestatie indicator Feedback geven aan collega's conform de feedbackregels. Kritisch te kijken naar het eigen handelen en dit zo nodig bijstellen. Feedback vragen aan collega's conform de feedbackregels. Waar nodig feedback inpassen in het eigen handelen. Afstemmen met het multidisciplinair team inzake vordering/ situatie van de cliënt, teneinde de doelstelling van de opname te bewerkstelligen. Kritisch bevragen Grensbewustzijn Waarderen Loyaliteit C2. Systematisch en methodisch werken Samenhang in het team realiseren Conformeren Regievoering C3. Multidisciplinair werken Kennis delen Waarderen Activiteitenbegeleider Competentiekaart samenwerken In de multi- en monodisciplinaire samenwerking de andere disciplines kritisch bevragen op het naleven van afspraken of het vaststellen van beleid. Je bewust zijn van eigen taken, verantwoordelijkheden, competenties in de multi- en monodisciplinaire samenwerking, en hiernaar handelen. Positieve feedback geven naar medespelers in de multi- en monodisciplinaire samenwerking. De collega’s in de multi- en monodisciplinaire samenwerking ondersteunen. Vanuit de eigen deskundigheid de begeleidings-lijn bewaken en zonodig ter discussie stellen d.m.v. (kritische) vragen stellen. Handelen conform de gemaakte behandelafspraken, behandelbeleid, visie van de afdeling, centrum en organisatie. De regie voeren over het dagbestedingsgedeelte van het behandeltraject d.m.v. het voorbereiden van de evaluaties van de werkplannen. Over de werkplannen contact onderhouden met de cliënt, de pb-er en de behandelaar. Het bijstellen van de werkplannen. Relevante informatie met de juiste disciplines bespreken ter afstemming. Op de juiste momenten positieve feedback geven. Competenties C4. Effectief werken Persoonlijke effectiviteit Taakzelfstandigheid Prestatie indicator In de samenwerking persoonlijke effectiviteit tonen d.w.z.: open en helder communiceren, stressbestendigheid tonen, persoonlijke emoties niet laten doorspelen in de beroepssituatie, assertiviteit (op duidelijke maar kalme wijze voor belangen opkomen), resultaatgerichtheid, accuraat registreren in user. Binnen de samenwerking taakvolwassenheid laten zien en waar nodig ondersteuning vragen.