Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag Onderwerp Bijlage(n) Uw brief Operatie Jong 1 DJB/APJB-2526759 Op 22 juni 2004 heeft uw Kamer de kabinetsnotitie Operatie Jong: Sterk en resultaatgericht voor de jeugd (Tweede Kamer 2003-2004, 29 284, nr. 2) ontvangen. In die notitie bepaalt het kabinet definitief de (jeugd)agenda van de Operatie Jong door het kiezen van twaalf thema’s en geeft het aan wat het in het kader van de Operatie Jong wil bereiken. In die notitie kondigt het kabinet ook aan dat het de plannen van aanpak van deze thema’s aan uw Kamer zal doen toekomen. Hierbij ontvangt u deze plannen van aanpak, waarin de thema’s zijn uitgewerkt en beschreven staat hoe de beoogde resultaten bereikt moeten worden. Bij deze uitwerking is een themaoverstijgende knelpunt in beeld gekomen dat om een thema-overstijgende reactie vraagt. Deze brief gaat daarop in. Knelpunt: verkokerd ingericht systeem met onvoldoende samenwerking In de notitie Operatie Jong: Sterk en resultaatgericht voor de jeugd staat beschreven dat de Operatie Jong één doel heeft: het versterken van een op de jeugd gerichte aanpak om uitval van jeugdigen zoveel mogelijk te voorkomen. Met goede redenen en vanuit goede bedoelingen is in de loop der tijden een verfijnd, maar ook ingewikkeld en verkokerd systeem ontstaan dat gericht is op het zoveel mogelijk voorkomen van de uitval van jeugdigen. Dit systeem kent vele instanties, specialismen, benaderingen alsmede wettelijke- en financiële kaders. De betrokken instanties zijn onvoldoende van elkaar afhankelijk om goede samenwerking als noodzaak voor een goed functioneren van die instanties te garanderen. En niemand kan met gezag bepalen wat er moet gebeuren als een jeugdige tussen wal en schip dreigt te vallen. Weliswaar kan de Raad voor de Kinderbescherming aan de kinderrechter vragen om in te grijpen als de ontwikkeling en opvoeding van een jeugdige wordt bedreigd, daarmee wordt echter nog niet afgedwongen dat hulpverlenende instellingen samenwerken. Kernachtig samengevat is de huidige werkwijze dat professionals – vaak op basis van een vastgestelde bepaalde systematiek - definiëren wat het probleem is, wat toegang geeft tot bij dat probleem behorend specialistische voorzieningen. Het uitgangspunt is daarbij niet de integrale belevingswereld van de jeugdigen of ouders, maar de professionele beoordeling vanuit instanties op basis van een eigen en specifiek afwegingskader. De korte beschrijving zet de huidige situatie scherp neer. De getypeerde specialistische, institutionele en verkokerde benadering is diep verankerd in de werkwijze van veel instanties en ook in de wettelijke en financiële kaders. En dat maakt het ook zo moeilijk om het goed aan te pakken: we werken er allemaal zo aan mee dat het de vraag is wie nu ervoor kan en moet zorgen dat het verandert. Postbus 20350 2500 EJ DEN HAAG Telefoon (070) 340 79 11 Fax (070) 340 78 34 Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX DEN HAAG Correspondentie uitsluitend richten aan het postadres met vermelding van de datum en het kenmerk van deze brief Internetadres: www.minvws.nl Ministerie van Volksgezondheid, W elzijn en Sport Blad 2 Kenmerk DJB/APJB-2526759 De oplossing: resultaatgerichte samenwerking vanuit dezelfde visie Het doel van de Operatie Jong vergt resultaatgerichte samenwerking van een keten van instanties vanuit dezelfde visie: het aansluiting vinden bij de belevingswereld van de jeugdige of ouders en zo vroeg mogelijk proberen hen in de eigen leefsituaties te helpen bij het bereiken van verbetering. Alleen als deze inzet onrealistisch is omdat er sprake is van een onhoudbare situatie, is een andere inzet benodigd: het vanuit het belang van de jeugdige overnemen van de verantwoordelijkheid om te kiezen welke hulp benodigd is. Wat is nodig voor deze oplossing? Er zijn vele initiatieven - zowel vanuit de rijksoverheid als decentraal - om te proberen juist deze verandering te bereiken, om meer resultaatgerichte samenwerking tussen instanties te realiseren en het zelfoplossend vermogen van jeugdigen en gezinnen te versterken. Een goed voorbeeld hiervan is dat Defensie sinds 1999 in samenwerking met een aantal gemeenten invulling geeft aan het project “De Uitdaging”. De gemeente Amsterdam en Rotterdam maken op dit moment intensief gebruik van een onder bestuurlijke regie van de gemeente opgezette keten waarbij op structurele basis Defensie, Justitie, diverse gemeentelijke instanties en opleidingsinstanties samenwerken. Deze samenwerking leidt ertoe dat jongeren die tussen wal en schip dreigen te raken de kans wordt geboden hun leven een andere wending te geven. Ook de ouders van de jongeren worden in het traject betrokken. De samenwerking tussen Defensie en de gemeenten is vastgelegd in een overeenkomst en biedt aan deze jongeren de mogelijkheid om gedurende drie maanden een militair getinte opleiding te volgen waarbij de jongeren in een vaste structuur en regelmaat kennis maken met verschillende opleidingen, beroepen en de militaire organisatie. In de opleiding staat het aanleren van discipline, regelmaat, samenwerken en fatsoen centraal. Deelnemers die ‘De Uitdaging’ aangaan en deze opleiding afmaken, krijgen na afloop de kans om te gaan werken of een vervolgopleiding te doen. Hier speelt de gemeente weer een belangrijke rol. Dergelijke initiatieven zijn, hoewel te prijzen en basis om op voort te bouwen, niet voldoende om de benodigde samenwerking breed van de grond te krijgen. Uitvoering in effectievere samenwerkingsverbanden en regie op uitvoeringsniveau Veel instanties houden zich bezig met jeugdigen. Voorop moet staan dat de keten van uitvoerende instanties goed sluit: een sluitende uitvoering is er immers voor nodig om te zorgen dat in de dagelijkse praktijk elke afzonderlijke jeugdige of gezin voor hem of haar benodigde ondersteuning daadwerkelijk krijgt. De afstemming op uitvoerend niveau wordt nu vooral vormgegeven op wijkniveau, in politiedistricten en rond scholen. Herhaaldelijk klinkt uit de praktijk de oproep om het aantal samenwerkingsverbanden terug te brengen, een oproep die wordt ondersteund in de SCP-studie Beleid in de groei (2003), en te werken aan een beperkt aantal samenwerkingsverbanden met heldere verantwoordelijkheden voor de verschillende onderdelen van de keten én voor het resultaat van de keten als totaal. Het kabinet deelt deze visie en vindt dat het aantal samenwerkingsverbanden daarom moet worden teruggebracht. Zij moeten worden gepositioneerd rondom de instellingen die dicht bij de jeugdigen liggen: bij voorschoolse jeugdigen het consultatiebureau, bij schoolgaande jeugd de school, bij jeugdigen die niet meer op school zitten het Regionale Meld- en Coördinatiecentrum. Deze instanties moeten in de dagelijkse praktijk de verantwoordelijkheid hebben om te zorgen dat datgene gebeurt wat nodig is om de uitval van afzonderlijke jeugdigen te voorkomen. Zij moeten in feite regie voeren op de samenwerking van de uitvoerende instanties in afzonderlijke Ministerie van Volksgezondheid, W elzijn en Sport Blad 3 Kenmerk DJB/APJB-2526759 gevallen door het voortouw te nemen bij het formuleren van het resultaat van de hele keten en de benodigde inspanningen van de afzonderlijke ketenpartners. In aanvulling hierop moet, als een soort noodprocedure, vastgelegd worden hoe gehandeld moet worden om een doorbraak te forceren als door een niet sluitende keten van voorzieningen een jeugdige tussen wal en schip dreigt te vallen. Het kabinet is van mening dat een dergelijke doorbraak geforceerd moet kunnen worden door de gemeente. Ook bestuurlijke regie door de gemeente is noodzakelijk voor een sluitende keten De overheid heeft de algemene regie op het functioneren van de keten. Dit uitgangspunt is vastgelegd in de notitie Operatie Jong: Sterk en resultaatgericht voor de jeugd. Bestuurlijke regie is essentieel om goede samenwerking tussen uitvoerende instanties mogelijk te maken. Zonder generieke samenwerkingsafspraken is het immers niet mogelijk om te zorgen dat in de dagelijkse praktijk de uitval van afzonderlijke jeugdigen voorkomen wordt. De bestuurlijke regierol kent de volgende aspecten: 1. voorwaardenscheppend: het bij elkaar brengen van de partijen die in de keten horen te functioneren om structurele afspraken te maken over beoogde doelstellingen en resultaten, de wijze van samenwerking en de bijbehorende onderlinge verantwoordelijkheidsverdeling; 2. interveniërend: het handelen als de samenwerking van de keten in algemene zin niet goed functioneert, bijvoorbeeld omdat gemaakte afspraken niet nagekomen worden. Hoewel de drie overheden een belangrijke rol hebben, is het logisch om bij het jeugdbeleid de aandacht te concentreren op de bestuurlijke regiefunctie van de gemeenten. Onder de (bestuurlijke) verantwoordelijkheid van de gemeente valt immers het lokale preventieve jeugdbeleid dat ervoor moet zorgen dat zo vroegtijdig mogelijk inspanningen gepleegd worden om de uitval van jeugdigen te voorkomen. De belangrijkste vroegtijdige vindplaatsen van problemen vormen dan ook onderdeel van de preventieve keten. Samengevat gaat het er dus om dat er bij de samenwerking sprake van twee soorten regie, te weten uitvoerings- en bestuurlijke regie. Beide zijn nodig om te zorgen voor goede samenwerking in de keten en om te zorgen dat de keten in algemene zin en per individueel geval sluitend zijn. Geredeneerd vanuit het uitvoerend niveau, waar de knelpunten zich daadwerkelijk voordoen, moet de beleidsmatig-bestuurlijke regie daaraan faciliterend zijn Een overeenkomst om de geschetste oplossing vanuit de praktijk vorm te geven Met het schetsen van de benodigde oplossing bestaat nog geen beeld hoe dit in de praktijk goed vorm kan krijgen en wat dit betekent voor het wettelijke en financiële instrumentarium. Opzet van de Jong-overeenkomst Het kabinet is daarom met VNG en IPO overeengekomen te streven naar het afsluiten van een Jong-overeenkomst tussen tien tot vijftien gemeenten, de provincies of grootstedelijke regio waarin deze gemeenten gelegen zijn en het Rijk. Doel van deze Jong-overeenkomst is om gedurende een jaar in de praktijk na te gaan hoe te komen tot de hiervoor geschetste oplossing: hoe te komen tot minder samenwerkingsverbanden, hoe invulling te geven aan de noodprocedure waarin vastgelegd wordt hoe te handelen als een doorbaak geforceerd moet worden als een jeugdige tussen wal en schip dreigt te vallen, hoe bestuurlijke regie van de gemeente op de keten in te richten en hoe deze bestuurlijke regie goed aan te laten sluiten op de uitvoeringsregie. Daarbij worden ondervonden problemen benoemd en voorstellen voor oplossingen geformuleerd. In de Jong-overeenkomst zal worden afgesproken zich daarbij te richten op thema’s uit de (jeugd)agenda van de Operatie Jong. De uitkomsten van de overeenkomst sluiten op die manier aan bij de verdere uitwerking van de thema’s. Ministerie van Volksgezondheid, W elzijn en Sport Blad 4 Kenmerk DJB/APJB-2526759 Het doel valt uiteen te splitsen in een korte termijn-doel en een langere termijn-doel: Korte termijn: tijdens de looptijd van de overeenkomst zullen gemeenten en hun ketenpartners de beoogde oplossing proberen te bereiken binnen de bestaande wettelijke en financiële kaders. De betrokken provincies en de rijksoverheid zullen zich maximaal inspannen om ondervonden problemen binnen deze bestaande kaders te helpen oplossen. Langere termijn: op basis van de ervaringen worden – tijdens en na de looptijd van de overeenkomst - verbetervoorstellen ten aanzien van het wettelijk en financieel instrumentarium ontwikkeld, om belemmeringen voor goed werkende uitvoering en bestuurlijke regie weg te nemen en benodigde stimulansen in te bouwen. Uiteraard zullen ook de lokale ketenpartners van de betrokken gemeenten moeten worden betrokken bij de nieuwe werkwijze: hun medewerking is een voorwaarde voor deelname van een gemeente aan de Jong-overeenkomst. Het is aan de betrokken gemeenten om commitment bij de lokale ketenpartners te krijgen en concrete afspraken met hen te maken over hun betrokkenheid. Onderdeel van die afspraken moet in ieder geval zijn dat per individuele gemeente met de lokale ketenpartners conclusies getrokken moeten worden. Binnen drie maanden de overeenkomst sluiten Het voornemen is de Jong-overeenkomst binnen drie maanden af te sluiten. De eerste stap is het verder concretiseren van de reikwijdte, de omvang en de operationalisatie van de Jongovereenkomst door de departementen, VNG en IPO. Daarna zullen gemeenten benaderd worden om zich aan te melden als mede-ondertekenaar en daardoor deelnemer aan de overeenkomst. Uitgangspunt is dat er gemeenten van verschillende omvang meedoen die gelegen zijn in twee provincies en een grootstedelijke regio. Nagegaan zal worden of betreffende provincies of grootstedelijke regio waarin de zich aanmeldende gemeenten gelegen zijn bereid zijn deel te nemen aan de Jong-overeenkomst. Deze bereidheid is een voorwaarde voor deelname aan de overeenkomst. Door de tien tot vijftien gemeenten, de betrokken provincies of grootstedelijke regio en de Jongdepartementen tezamen zal een concept-overeenkomst worden opgesteld. Deze overeenkomst zal wat het kabinet betreft kort en krachtig zijn: zo min mogelijk dichtregelen aan de voorkant, maar wel helder vastleggen wat van elkaar verwacht mag worden. In de overeenkomst zal vastgelegd worden wat de looptijd, de precieze invulling van de doelen, de concrete aandachtspunten (mede gezien de jeugdagenda van de Operatie Jong) en de wijze van samenwerking zijn. Bestuurlijke structuur Voor de Jong-overeenkomst zal een bestuurlijke commissie ingesteld worden van in ieder geval de (eerst)verantwoordelijke bestuurders van betrokken gemeenten, provincies en stadsregio alsmede de bij de Operatie Jong betrokken bewindslieden van het Rijk. Adviseur van de commissie is de commissaris jeugd- en jongerenbeleid, de heer S.R.A. van Eijck. Voorzitter van de commissie is ondergetekende, als coördinerend bewindspersoon van de Operatie Jong. De bestuurlijke commissie komt ongeveer een keer in de drie maanden bijeen. Tijdens de eerste bijeenkomst zal de overeenkomst getekend worden, tijdens de looptijd van de overeenkomst zullen de voortgang en ondervonden knelpunten besproken worden, na de looptijd van de overeenkomst zullen in de laatste bijeenkomst van de bestuurlijke commissie de conclusies en aanbevelingen besproken worden. Tussentijds zal de adviseur van de commissie, de heer van Eijck, de betrokken bestuurders benaderen als blijkt dat de samenwerking tussen de betrokken partijen niet goed verloopt. Ministerie van Volksgezondheid, W elzijn en Sport Blad 5 Kenmerk DJB/APJB-2526759 Met VNG en IPO zal tijdens en na de looptijd van de overeenkomst regelmatig bestuurlijk overleg plaatsvinden om de bevindingen te bespreken en te bezien welke (landelijke) conclusies hieraan verbonden moeten worden. De Jong-overeenkomst is geen vrijblijvende actie Het kabinet vindt het belangrijk op voorhand expliciet uit te spreken dat het ervan doordrongen is dat de Jong-overeenkomst geen vrijblijvende actie is. De overeenkomst kan en vermoedelijk zal gevolgen hebben voor de werkwijze binnen de keten en leiden tot wijzigingsvoorstellen ten aanzien van wettelijk en financieel instrumentarium. Het kabinet is ten volle bereid instrumentarium bij te stellen dat blijkt te knellen of onvoldoende blijkt te stimuleren. De Jong-overeenkomst legt het werk niet stil Naast de Jong-overeenkomst zullen de thema’s van de (jeugd)agenda van de Operatie Jong voortvarend ter hand kunnen en moeten worden genomen, omdat zij goed aansluiten bij de in deze brief vastgelegde lijn en de doelen van de Jong-overeenkomst. De komende drie maanden zal, bij het opstellen van de Jong-overeenkomst, de precieze relatie tussen de verrichtingen in de thema’s en de Jong-overeenkomst nader uitgewerkt worden. Ook is het zaak de verrichtingen van de thema’s en de conclusies die tijdens en na de looptijd van de Jong-overeenkomst getrokken worden bijeen te brengen. Ter afsluiting Aan het begin van deze brief werd geconstateerd dat het doel van de Operatie Jong resultaatgerichte samenwerking vergt van een keten van instanties vanuit dezelfde visie. Alleen zo kan een jeugdige of gezin centraal staan en kan goed, integraal ingespeeld worden op wat nodig is om zo veel mogelijk de uitval van jeugdigen te voorkomen. Het huidige gespecialiseerde, verkokerde systeem is diep verankerd, ook in wettelijke en financiële kaders. Met de twaalf thema’s van de (jeugd)agenda van de Operatie Jong zal een belangrijke bijdrage geleverd moeten worden om jeugdige en gezin meer centraal te stellen. In aanvulling daarop is het van cruciaal belang om in de praktijk te beproeven hoe op basis van de in deze brief beschreven uitgangspunten invulling kan of moet worden gegeven aan samenwerking in de uitvoering, de uitvoeringsregie en de bestuurlijke regie hierop door de gemeente. Daarom is het kabinet, zoals beschreven in deze brief, met de VNG en het IPO overeengekomen te streven naar het sluiten van een Jong-overeenkomst om een jaar lang in de praktijk te zien hoe gekomen kan worden tot een werkwijze die jeugdige en gezin centraal stelt en ervoor zorgt dat een niet goed functionerende keten van voorzieningen niet leidt tot het tussen wal en schip vallen van jeugdige of gezin. Ministerie van Volksgezondheid, W elzijn en Sport Blad 6 Kenmerk DJB/APJB-2526759 Zodra de Jong-overeenkomst is ondertekend, zal het kabinet u hierover informeren. Mede namens de Ministers van Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, Justitie, Onderwijs Cultuur en Wetenschap, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Vreemdelingenzaken en Integratie, de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, drs. Clémence Ross-van Dorp