‘Op Weg’ naar planmatig werken aan relationele en seksuele vorming Onderzoekende beroepstaak Afstudeerfase pabo Groenewoud Student Stageschool en -groep Stagementor / directeur Datum Dave Snoeren B.S. Op Weg te Ooij - groep 3/4 Floor Janssen / Yvonne Dassen 10 juni 2013 Voorwoord In deze praktijkstudie wordt onderzocht op welke manier basisschool Op Weg in Ooij op een structurele, planmatige wijze kan bijdragen aan de seksuele en relationele ontwikkeling van haar leerlingen. Voor dit onderwerp is gekozen vanwege de actualiteit ervan doordat de kerndoelen met betrekking tot de relationele en seksuele vorming van kinderen onlangs zijn aangescherpt. Hierdoor zijn basisscholen met ingang van dit schooljaar verplicht om in hun curriculum aandacht te hebben voor relationele en seksuele vorming en voor het bijdragen aan de acceptatie van diversiteit in de samenleving. Mijn persoonlijke interesse voor het onderwerp werd gewekt bij het lezen van het krantenartikel ‘Seksualiteit tussen oké en niet oké’ in de NRC Weekendeditie van zaterdag 29 december 2012. Al snel leek mij dit een actueel, boeiend en relevant thema dat zou kunnen dienen om mijn kennis over en vaardigheid in het doen van praktijkgericht onderzoek te vergroten. Mijn ideeën hierover heb ik voorgelegd in een gesprek met de directrice van de stageschool, waarbij duidelijk werd dat het thema ook relevant en actueel was voor de school. Daarom is in gezamenlijk overleg besloten om het onderzoek verder binnen dit onderwerp uit te werken en in vervolggesprekken is steeds afgestemd op welke manier er tegelijkertijd kan worden voorzien in de behoeften van de school en de eisen die de opleiding stelt aan het praktijkgerichte onderzoek. Gaandeweg het onderzoeksproces bleek dat ik niet het meest gemakkelijke onderzoeksthema heb gekozen om te kunnen voldoen aan de eis vanuit de opleiding om didactische verdieping in te bedden in de loep te nemen heeft deze didactische component toch een goede en logische plaats in mijn onderzoek gekregen. Het resultaat van het onderzoeksproces ligt voor u. De bevindingen worden met het schoolteam van Op Weg gedeeld in een teambijeenkomst. Tevens worden de onderzoeksgegevens en deze rapportage schriftelijk aan de school ter beschikking gesteld. Voor ouders verschijnt een samenvatting van de bevindingen in het schoolbulletin en het onderzoeksrapport zal worden geplaatst op de schoolwebsite. Graag wil ik van de gelegenheid gebruik maken om een aantal mensen te bedanken die nauw bij het onderzoeksproces betrokken zijn geweest. Vanuit de stageschool zijn dit de directrice, mevrouw Yvonne Dassen en de mentor, mevrouw Floor Janssen. Mevrouw Diana Prins en de heer Jan Veen wil ik bedanken voor de ondersteuning die zij hebben geboden vanuit de opleiding. Natuurlijk dank ik ook alle ouders en leerkrachten van basisschool Op Weg voor hun betrokkenheid en de bijdrage die zij hebben geleverd aan de onderzoeksgegevens. Dave Snoeren Juni 2013 ‘OP WEG’ NAAR PLANMATIG WERKEN AAN RELATIONELE EN SEKUELE VORMING het praktijkonderzoek. Door samen met begeleidend docenten mijn onderzoeksopzet nog eens goed onder 1 Inhoudsopgave Probleemstelling ................................................................................................................................................ 3 Probleemverkenning ......................................................................................................................................... 4 Onderzoeksvraag ............................................................................................................................................... 7 Onderzoeksaanpak ............................................................................................................................................ 8 Resultaten ........................................................................................................................................................ 10 Conclusie en discussie ..................................................................................................................................... 14 ‘OP WEG’ NAAR PLANMATIG WERKEN AAN RELATIONELE EN SEKUELE VORMING Literatuurlijst ................................................................................................................................................... 17 2 Probleemstelling Op 1 december 2012 is kerndoel 38 voor het basisonderwijs aangescherpt. Sinds die datum staat er in dit kerndoel dat scholen kinderen moeten leren ‘respectvol om te gaan met seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit’ (Mat, 2012). Met deze aanscherping beoogt het kabinet om de acceptatie van seksuele diversiteit te bevorderen en de seksuele weerbaarheid van jongeren te verbeteren, om zo een veiliger schoolklimaat te creëren (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2012). De aanpassing van het kerndoel heeft tot gevolg dat scholen verplicht worden om in het leerstofaanbod aandacht te hebben voor seksuele en relationele ontwikkeling en (seksuele) diversiteit. Scholen worden verplicht om aandacht te geven aan een onderwerp waarover veel mensen lastig kunnen praten. Ook veel leerkrachten weten niet goed hoe ze kinderen kunnen helpen in hun relationele en seksuele ontwikkeling, hoe ze onderwerpen die hiermee samenhangen bespreekbaar kunnen maken in de klas en hoe ze om kunnen gaan met vragen en gedragingen van kinderen. Vaak is het zo dat er pas aandacht wordt gegeven aan deze onderwerpen op het moment dat kinderen er vragen over stellen of wanneer er zich binnen of buiten de school een incident voordoet waar leerkrachten in hun lessen op inhaken (Cense, Martens, Maris, Janssen & De Graaf, 2011). Dat heeft tot gevolg dat er vaak ad-hoc wordt gereageerd en er te weinig aandacht is voor het op een structurele manier bijdragen aan de relationele en seksuele vorming van kinderen. januari 2013). Er zijn geen afspraken gemaakt over de manier waarop er wordt gewerkt aan relationele en seksuele vorming van kinderen, waardoor de aandacht voor deze vormingsgebieden niet structureel van aard is. Er kunnen dan ook geen duidelijke uitspraken worden gedaan over wat de school op deze gebieden aan kinderen meegeeft en welke denkbeelden van leerkrachten en ouders hier aan ten grondslag liggen. De school erkent het belang van het bijdragen aan de relationele en seksuele vorming van kinderen en is zoekende naar een geschikte manier om op korte en middellange termijn visie te ontwikkelen en vervolgstappen te ondernemen. ‘OP WEG’ NAAR PLANMATIG WERKEN AAN RELATIONELE EN SEKUELE VORMING Ook op basisschool Op Weg wordt dit herkend (Y. Dassen - directeur, persoonlijke mededeling, 9 3 Probleemverkenning De relationele en seksuele ontwikkeling van kinderen op de basisschool De relationele en seksuele ontwikkeling van kinderen start bij de geboorte en gaat gedurende het gehele leven door. Zowel lichamelijke als cognitieve, psychosociale en culturele factoren zijn van invloed op deze ontwikkeling (Kohnstamm, 2002). Vooral in de basisschoolperiode is er meestal sprake van grote veranderingen. Hoewel er verschillen zijn in de manier en snelheid waarop kinderen zich op relationeel en seksueel gebied ontwikkelen, kan deze ontwikkeling in de basisschooltijd grofweg worden verdeeld in drie fasen (Peters, 2010; Van der Vlugt, 2011). In de eerste fase, waarin kinderen globaal gezien een leeftijd tussen 3 en 6 jaar hebben, staan het leren van regels, spel en het begin van vriendschappen centraal. Doordat kinderen steeds meer in aanraking komen met anderen en met grotere groepen mensen, leren ze steeds meer over gedragsregels die gelden in het openbaar. Spelenderwijs leren ze hun eigen lichaam en dat van anderen kennen. Aan de andere kant begint hier ook het ontdekken en aangeven van eigen grenzen. Kinderen in deze leeftijd zijn geïnteresseerd in hoe voorplanting in zijn werk gaat en beginnen daar vragen over te stellen. Het besef is er dat het kind een jongen of een meisje is, en dat dit niet zal veranderen. Kinderen ontwikkelen rechtlijnige ideeën over gender-rollen om te duiden welk gedrag passend is voor jongens, en welk gedrag voor meisjes. In de tweede fase, waarin de kinderen globaal tussen de 6 en 9 jaar oud zijn, staan ontwikkeling van schaamte en de eerste verliefdheden centraal. Ineens kunnen deze kinderen zich ongemakkelijk voelen in minder vragen. Kinderen willen meer dan voorheen horen bij de groep van hun eigen sekse. Meisjes en jongens vinden elkaar in deze fase vaak ‘stom’, maar de beide groepen houden elkaar wel in de gaten. In groepen vinden de kinderen het belangrijk om te laten zien hoe groot, sterk of slim ze zijn. Hoewel ze vaak niet precies weten wat de betekenis is van wat ze zeggen, scheppen sommigen op hoeveel ze al weten over seks en vertellen elkaar ‘schuine’ moppen. De derde fase, waarin de kinderen grofweg 9 tot 12 jaar oud zijn, staat in het teken van de prepuberteit. Onder invloed van geslachtshormonen treden lichamelijke en emotionele veranderingen op. Deze veranderingen veroorzaken vaak een gevoel van onzekerheid. Gemiddeld begint de puberteit bij meisjes twee jaar eerder dan bij jongens. Wanneer kinderen ongeveer 10 jaar oud zijn, krijgen zij meer interesse in de volwassen seksualiteit. Ze gaan actief op zoek naar informatie en beginnen er meer over te fantaseren. Als er met hen gepraat wordt over seksualiteit kunnen zij echter heel preuts en afhoudend reageren. Binnen de liefde worden de eerste stappen genomen. Kinderen krijgen voor het eerst verkering en zoeken voorzichtig toenadering tot elkaar. In deze fase ontdekken kinderen ook hun seksuele voorkeur. Het belang van aandacht voor relationele en seksuele ontwikkeling in het basisonderwijs Ouders en leerkrachten vinden het belangrijk dat er op school aandacht wordt besteed aan de relationele en seksuele ontwikkeling van leerlingen (Bachgus, Martens & Van der Sluis, 2010). Kinderen brengen een ‘OP WEG’ NAAR PLANMATIG WERKEN AAN RELATIONELE EN SEKUELE VORMING gezelschap. Omdat ze gemerkt hebben dat seks een beladen onderwerp is, stellen kinderen hierover 4 groot deel van hun tijd door op school. Het is voor hen daarom een belangrijke plek om te leren hoe ze bijvoorbeeld vrienden moeten maken en houden, maar hoe ook ze om moeten gaan met lichamelijk contact en intimiteit (Cense & Tuk, 2012). Ze zien van elkaar hoe jongens en meisjes zich doorgaans gedragen en ze ontwikkelen zelfvertrouwen. Al deze vaardigheden die kinderen opdoen dragen bij aan de seksuele ontwikkeling. Leerkrachten spelen een belangrijke rol door juiste informatie te geven over relaties en seksualiteit die past bij de ontwikkeling van de kinderen. Tegelijkertijd fungeren leerkrachten ook als rolmodellen waaraan kinderen zich kunnen spiegelen als het gaat om de manier waarop zij omgaan met onderwerpen als homoseksualiteit en de sociale verhoudingen tussen mannen en vrouwen (Zwiep, 2011). Leerkrachten zijn ook op dit vlak medeopvoeders door open in te gaan op vragen en gedrag van kinderen. Daarnaast hebben leerkrachten ook een rol in het signaleren van grensoverschrijdend gedrag (Cense & Tuk, 2012). Het is daarbij wel van belang dat leerkrachten onderling op één lijn zitten in hun denken over wat op school normaal is en wat niet en in het handelen dat aan dat denken is gerelateerd. De plaats van relationele en seksuele vorming in het basisonderwijs Relationele en seksuele vorming past binnen het leergebied Oriëntatie op jezelf en de wereld (OJW) educaties. Van Biesen (1996), zoals geciteerd in Pabo Groenewoud (2010), beschrijft het doel van educaties in het onderwijs als volgt: Een educatie is een pedagogische benadering van een maatschappelijk vraagstuk. Met de aandacht voor educaties kunnen scholen kennis, inzicht en vaardigheden meegeven aan de kinderen Kinderen moeten daartoe niet alleen weten (kennis) hoe de wereld in elkaar zit maar ook hoe ze met deze informatie kunnen (vaardigheden) omgaan. Bij educaties, waarin de ontwikkeling van waarden en normen centraal staat, past de persoonsgerichte benadering als didactische aanpak (Pabo Groenewoud, 2010). Door deze aanpak worden de leerlingen zich allereerst bewust hun huidige eigen gedrag en van hun wensen, doelen, normen en waarden. Vervolgens krijgen ze inzicht in de factoren die op hun gedrag van invloed zijn. Daarna maken ze afwegingen, zoeken ze naar gedragsalternatieven en oefenen ze vaardigheden die nodig zijn om het gekozen gedragsalternatief in praktijk te kunnen brengen. Gedragsdeterminanten Een van de stappen binnen de persoonsgerichte benadering is het verwerven van inzicht in het eigen gedrag. Een model dat gebruikt kan worden voor het verklaren van gedrag en de factoren die het gedrag beïnvloeden, de gedragsdeterminanten, is het ASE-model van Fishbein & Ajzen (Looy & Houterman, 2008). ‘OP WEG’ NAAR PLANMATIG WERKEN AAN RELATIONELE EN SEKUELE VORMING waarmee zij bewust, betrokken en hoopvol in onze veranderende samenleving kunnen leven. 5 Figuur 1: Het ASE-model Binnen het ASE-model staan de achtergrondkenmerken voor de kennis, ervaring en emotie van het individu. De achtergrondkenmerken zijn van invloed op de attitude, sociale invloed en eigen effectiviteit. Een attitude is een persoonlijke mening, gevoel of voorkeur ten opzichte van bepaald gedrag. De sociale invloed wordt bepaald door de verwachtingen, meningen, (voorbeeld)gedrag en pressie van de voor het individu belangrijke personen of de mensen die macht over het individu uitoefenen. Eigen effectiviteit is de eigen inschatting over de haalbaarheid om bepaald gedrag te kunnen realiseren. Attitude, sociale invloed en eigen effectiviteit bepalen samen de gedragsintentie, het voorgenomen gedrag. Externe barrières en ontoereikende vaardigheden van het individu kunnen er soms voor zorgen dat de gedragsintentie niet en kan invloed uitoefenen op gedragskeuzen in de toekomst. Daardoor ontwikkelen veel gedragskeuzen zich in de loop der tijd tot gewoonte. Een andere manier om het ASE-model als denkmodel in te zetten door het te gebruiken om het ‘gedrag’ van een organisatie, in dit geval de school, als geheel te onderzoeken en inzichtelijk te maken. Dit kan er toe bijdragen dat een verandering naar een nieuwe, gewenste situatie binnen de school goed doordacht wordt een grotere kans van slagen heeft. Relationele en seksuele vorming op basisschool Op Weg Basisschool Op Weg is voornemens om met ingang van het schooljaar 2013-2014 op een planmatige en gestructureerde wijze bij te gaan dragen aan de relationele en seksuele ontwikkeling van haar leerlingen. Daartoe is onlangs het lespakket ‘Relaties & Seksualiteit’ (Rutgers WPF, 2011) aangeschaft, dat bedoeld is voor de groepen 1 tot en met 8. Er is echter nog onvoldoende bekend over de gevoelens en denkbeelden die ouders en leerkrachten van deze school hebben bij dit thema. De schoolleiding vindt het belangrijk om deze gevoelens en denkbeelden in kaart te brengen en deze gegevens mee te nemen wanneer het beleid aangaande relationele en seksuele vorming verder wordt ontwikkeld en vastgelegd. ‘OP WEG’ NAAR PLANMATIG WERKEN AAN RELATIONELE EN SEKUELE VORMING wordt omgezet in feitelijk gedrag. Gerealiseerd gedrag wordt onderdeel van de persoonlijke geschiedenis 6 Onderzoeksvraag Vanuit de probleemstelling is voor deze praktijkstudie de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: Hoe kunnen relationele en seksuele vorming en het vergroten van kennis over en acceptatie van (seksuele) diversiteit in de samenleving op structurele wijze een plek krijgen in het curriculum van basisschool Op Weg? Om antwoord te kunnen geven op deze hoofdvraag is een aantal deelvragen geformuleerd. Samen vormen de antwoorden op deze deelvragen een antwoord op de hoofdvraag. De deelvragen waarop getracht is een antwoord te vinden zijn: Wat zijn de eigen opvattingen van de leerkrachten van deze school omtrent het bijdragen aan de seksuele en relationele vorming van kinderen, en aan het vergroten van kennis over en acceptatie van (seksuele) diversiteit in de samenleving? Wie is er volgens de leerkrachten van deze school verantwoordelijk voor het bijdragen aan de seksuele en relationele ontwikkeling van kinderen, en aan het vergroten van kennis over en acceptatie van (seksuele) diversiteit in de samenleving? De ouders of de school? Wat zijn de eigen opvattingen van de ouders van deze school omtrent het bijdragen aan de van (seksuele) diversiteit in de samenleving? Wie is er volgens de ouders van deze school verantwoordelijk voor het bijdragen aan de seksuele en relationele ontwikkeling van kinderen, en aan het vergroten van kennis over en acceptatie van (seksuele) diversiteit in de samenleving? De ouders of de school? Sluit het nieuw aangeschafte lespakket ‘Relaties & Seksualiteit’ aan bij de opvattingen en verwachtingen van ouders en leerkrachten? Passen de lessen in het nieuw aangeschafte lespakket ‘Relaties & Seksualiteit’ binnen de didactiek van de persoonsgerichte benadering? ‘OP WEG’ NAAR PLANMATIG WERKEN AAN RELATIONELE EN SEKUELE VORMING seksuele en relationele vorming van kinderen, en aan het vergroten van kennis over en acceptatie 7 Onderzoeksaanpak Survey onder leerkrachten en ouders In dit deel van deze praktijkstudie wordt gebruik gemaakt van individuele vragenlijsten die zijn samengesteld door de onderzoeker. Een survey is een geschikt instrument om zicht te krijgen op de opvattingen van een relatief grote groep respondenten (Kallenberg, Koster, Onstenk & Scheepsma, 2011). Nadelen van het schriftelijk enquêteren van de onderzoeksgroep zijn een mogelijk lage respons en het feit dat er weinig controle kan worden uitgevoerd op de eerlijkheid van de respondenten (Van der Zee, 2004). Door de leerkrachten en ouders individueel per brief uit te nodigen voor deelname en hen de mogelijkheid te geven om de vragen anoniem te beantwoorden wordt getracht de risico’s op een lage respons en oneerlijkheid te verminderen. Middels de vragenlijsten wordt in kaart gebracht wat de opvattingen van ouders en leerkrachten van deze school zijn omtrent het bijdragen aan de relationele en seksuele ontwikkeling van kinderen. In dezelfde survey wordt ook onderzocht of de verantwoordelijkheid voor de relationele en seksuele vorming van kinderen volgens de respondenten bij ouders of bij school ligt. Er zijn aparte vragenlijsten opgesteld voor leerkrachten en ouders. De items in de beide vragenlijsten zijn echter gelijk, zodat de resultaten van beide surveys met elkaar kunnen worden vergeleken. Alle leerkrachten en ouders van de school worden per brief uitgenodigd om deel te nemen aan de survey. Deelname vindt plaats op vrijwillige basis middels het digitaal -via een internetpagina- anoniem elke computer met internetverbinding deelnemen aan dit deel van deze praktijkstudie. Middels de nominale vragen worden een aantal algemene gegevens zoals geslacht en leeftijdsklasse van de respondenten verzameld. Van de ordinale vragen meet het ene deel middels een vierpuntsschaal de mate waarin respondenten waarde hechten aan de ontwikkeling van verschillende kennis- en vaardigheidsaspecten binnen de relationele en seksuele vorming van kinderen. Respondenten hebben of begeleiden kinderen van verschillende leeftijden. Dit kan van invloed zijn op de antwoorden die worden gegeven. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat een moeder die bij het beantwoorden van de vragen haar dochter van 7 jaar in gedachten heeft, minder waarde hecht aan bepaalde kennis- en vaardigheidsaspecten dan een moeder die haar dochter van 11 jaar in gedachten heeft. Om dit te ondervangen start elke vraag in dit deel van de vragenlijst met ‘Ik vind het belangrijk dat mijn kind aan het eind van de basisschool …’. De antwoordmogelijkheden in dit deel van de survey zijn ‘helemaal oneens, grotendeels oneens, grotendeels eens, helemaal eens’. Er is bewust gekozen voor vier antwoordmogelijkheden zodat respondenten geen kans krijgen om een neutraal antwoord te geven. Het andere deel van de ordinale vragen meet middels een vijfpuntsschaal of volgens de respondenten vooral ouders, of vooral school verantwoordelijk is voor ontwikkelen van de eerder genoemde kennis- en ‘OP WEG’ NAAR PLANMATIG WERKEN AAN RELATIONELE EN SEKUELE VORMING beantwoorden van een aantal gesloten nominale en ordinale vragen. In principe kunnen respondenten op 8 vaardigheidsaspecten. De antwoordmogelijkheden in dit deel van de vragenlijst zijn ‘alleen ouders, vooral ouders/deels school, ouders/school in gelijke mate, vooral school/deels ouders, alleen school’. Kwalitatieve inhoudsanalyse van het lespakket ‘Relaties & Seksualiteit’ In dit deel van deze praktijkstudie wordt het onlangs door de school aangeschafte lespakket ‘Relaties & Seksualiteit’ onderzocht. Kwalitatieve inhoudsanalyse biedt goede mogelijkheden om de kwaliteit van onderwijsmaterialen te bepalen (Kallenberg et al., 2011). Enerzijds heeft de analyse als doel om te kunnen beoordelen of het lespakket aansluit bij de opvattingen van ouders en leerkrachten. Anderzijds wordt onderzocht of de lessen in het lespakket zijn opgebouwd volgens de huidige didactische inzichten en -meer specifiek- volgens de didactiek van de persoonsgerichte benadering. Het lespakket bestaat uit vier katernen, waarvan elk is bedoeld voor twee opvolgende jaargroepen. Dit betekent dat er een katern is voor groep 1-2, een voor groep 3-4, een voor groep 5-6, en een voor groep 7-8. Om te kunnen beoordelen of het lespakket aansluit bij de opvattingen van ouders en leerkrachten, worden de lesinhouden uit het pakket gekoppeld aan de resultaten van de eerder afgenomen vragenlijsten. Dit wordt gedaan door van de kennis- en vaardigheidsgebieden die door ouders en leerkrachten als belangrijk worden aangemerkt, te onderzoeken in welk katern en in welk thema van het lespakket deze worden aangeboden. De kennis- en vaardigheidsaspecten waar in een thema aan wordt gewerkt, worden vastgesteld op basis van de lesdoelen. De verzamelde gegevens worden schematisch verwerkt zodat kan worden vastgesteld of aan alle belangrijke aspecten aandacht wordt besteed en of er nog zaken zijn die in de lessen onbelicht blijven. wordt ingebed, worden de lessen bij het thema seksuele weerbaarheid uit het leskatern voor groep 3-4 exemplarisch nader onderzocht. Hiertoe wordt van de lesinhouden en werkvormen zoals deze worden beschreven in het leskatern geanalyseerd hoe deze passen bij de vijf stappen van de persoonsgerichte benadering. Daarnaast wordt bekeken op welke manier er met het lesmateriaal gewerkt kan worden en op welke manier differentiatie mogelijk is. ‘OP WEG’ NAAR PLANMATIG WERKEN AAN RELATIONELE EN SEKUELE VORMING Om te kunnen beoordelen of in de lessen de didactiek van de persoonsgerichte benadering goed 9 Resultaten Resultaten van de survey onder leerkrachten en ouders Voor de survey onder ouders zijn in totaal 151 uitnodigingen voor deelname verstuurd. De vragenlijst is door 40 unieke respondenten ingevuld. Voor deelname aan de leerkrachtenquête zijn 15 uitnodigingen verstuurd. Deze vragenlijst is door 9 unieke respondenten ingevuld. De achtergrondkenmerken van de respondenten zijn weergegeven in tabel 1. Opvallend is dat in zowel in de ouder- als in de leerkrachtengroep relatief veel vrouwen hebben gereageerd. Hoewel gegevens over het geboorteland en het opleidingsniveau van alle ouders van deze school niet zijn meegenomen in dit onderzoek, lijkt het er op dat het aantal hoogopgeleide en in Nederland geboren ouders dat heeft deelgenomen aan het onderzoek relatief hoog is. Geslacht Leeftijd Geboorteland Opleidingsniveau Geloofsovertuiging Man Vrouw Jongen dan 25 jaar Tussen 25 en 34 jaar Tussen 35 en 44 jaar Tussen 45 en 54 jaar 55 jaar of ouder Nederland Anders Basisonderwijs Lager beroepsonderwijs Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs VMBO) Middelbaar voortgezet onderwijs (Mavo, MULO) Middelbaar beroepsonderwijs (MBO) Hoger voortgezet onderwijs (Havo, VWO) Hoger beroepsonderwijs (HBO) Wetenschappelijk onderwijs Rooms-Katholiek Nederlands Hervormd Islamitisch Niet gelovig Anders Ouders (N=40) Leerkrachten (N=9) 5,00 95,00 0,00 5,00 85,00 7,50 2,50 100,00 0,00 0,00 0,00 0,00 5,00 25,00 5,00 37,50 27,50 45,00 5,00 0,00 47,50 2,50 11,11 88,89 0,00 33,33 33,33 0,00 33,33 100,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 100,00 0,00 77,78 0,00 0,00 22,22 0,00 Nadat de respondenten werd gevraagd naar een aantal algemene achtergrondkenmerken, hebben zij aangegeven in hoeverre zij het eens waren met een aantal stellingen. Het eerste deel van de stellingen heeft betrekking op de opvattingen rondom relationele en seksuele vorming van kinderen en aandacht voor (seksuele) diversiteit in de samenleving. Het tweede deel van de stellingen heeft betrekking op wie er volgens de respondenten verantwoordelijk is voor het aan kinderen bijbrengen van kennis en vaardigheden binnen het domein van de relationele en seksuele ontwikkeling. De antwoorden die zijn gegeven op de gestelde vragen zijn verwerkt in bijlage 1 - tabellen 9 tot en met 14. ‘OP WEG’ NAAR PLANMATIG WERKEN AAN RELATIONELE EN SEKUELE VORMING Tabel 1: Achtergrondkenmerken van respondenten - in percentages 10 Uit de verzamelde gegevens blijkt dat ouders en leerkrachten het over het algemeen belangrijk vinden dat er aandacht is voor de seksuele en relationele vorming van kinderen. Het leren omgaan met en accepteren van (seksuele) diversiteit in de samenleving wordt eveneens door beide onderzoeksgroepen van belang geacht. Geen van de respondenten heeft een bepaald kennis- of vaardigheidsaspect aangemerkt als onbelangrijk. Op veel punten zijn ouders en leerkrachten het overwegend met elkaar eens. De grootste waarde hechten beide groepen aan dat kinderen zich lekker in hun lijf voelen, dat ze weten wat vriendschap en liefde betekenen en dat ze weten wat ze kunnen doen als er op seksueel gebied onprettige dingen zijn gebeurd. Dat kinderen zich kunnen beschermen tegen ongewenste seksuele beelden en contacten op internet en het leren accepteren van grenzen van anderen op relationeel en seksueel gebied zijn volgens ouders en leerkrachten eveneens erg belangrijk. Opvallend is dat ouders wat vaker dan leerkrachten enigszins terughoudend zijn als het gaat om onderwerpen die van zichzelf een meer educatief karakter hebben. Voorbeelden van dit soort onderwerpen zijn het ontdekken van hoe een jongens- en meisjeslichaam eruitziet, kennis over de werking en functie van de geslachtsorganen en de veranderingen die zich voordoen in de puberteit en kennis over veilige seks om ongewenste zwangerschappen en SOA’s te voorkomen. Aan de andere kant zijn leerkrachten het iets minder vaak ‘helemaal eens’ met stellingen die samenhangen met het bijdragen aan leren omgaan met en accepteren van (seksuele) diversiteit. Ondanks deze kleine verschillen kan worden gesteld dat beide groepen aandacht voor de genoemde onderwerpen van belang vinden. Op één aspect bestaat er een duidelijk verschil tussen de beide onderzoeksgroepen. Waar 82,5% van de ouders het grotendeels of helemaal eens is met de stelling dat het belangrijk is dat leerkrachten aan het hiermee grotendeels oneens te zijn. 55,6% van de leerkrachten is het grotendeels eens met deze stelling. De verantwoordelijkheid voor het aan kinderen bijbrengen van kennis en vaardigheden binnen het domein van relationele en seksuele ontwikkeling is volgens respondenten een gezamenlijke verantwoordelijkheid van ouders en school. Deze verantwoordelijkheid is volgens hen op veel aspecten ongeveer even groot. Er worden door beide groepen ook aspecten genoemd waarvoor ouders meer verantwoordelijk worden geacht dan school. Het gaat dan om het aan kinderen leren praten over verliefdheid, hen leren wat gezonde relaties zijn en hoe deze te onderhouden en te beëindigen, hen helpen bij het ontdekken van hun seksuele gevoelens en hen leren herkennen van en communiceren over de eigen wensen en grenzen op seksueel gebied. Door geen enkele respondent is genoemd dat de verantwoordelijkheid voor het bijbrengen van een bepaald kennis- of vaardigheidsaspect bij alleen de school ligt. Wel wordt door een klein aantal ouders en leerkrachten genoemd dat de verantwoordelijkheid voor het bijbrengen van bepaalde aspecten bij alleen de ouders ligt. Een deel van de ouders geeft dit aan bij de verantwoordelijkheid voor het aan kinderen leren hoe zij iemand kunnen benaderen waar zij verliefd op zijn (20%), hen helpen ontdekken van hun seksuele gevoelens (17,5%) en het leren communiceren over de eigen wensen en grenzen op seksueel gebied (15 %). Een deel van de leerkrachten geeft dit aan bij de ‘OP WEG’ NAAR PLANMATIG WERKEN AAN RELATIONELE EN SEKUELE VORMING kinderen hun seksuele gevoelens tijdens de basisschoolperiode enigszins ontdekken, geeft 44,4% van de 11 verantwoordelijkheid voor het aan kinderen leren hoe zij iemand kunnen benaderen waar zij verliefd op zijn (22,2%), hen leren wat gezonde relaties zijn en hoe deze kunnen worden onderhouden en beëindigd (22,2%), hen helpen ontdekken van hun seksuele gevoelens (22,2%), hen leren herkennen van de eigen wensen en grenzen op seksueel gebied en hen leren communiceren over deze wensen en grenzen (22,2%). Resultaten van de kwalitatieve inhoudsanalyse van het lespakket ‘Relaties & Seksualiteit’ Het lespakket Relaties & Seksualiteit bestaat uit een algemene introductie en vier katernen, waarbij elk katern bedoeld is voor twee opeenvolgende jaargroepen en daarmee voor een bepaalde leeftijdsfase van kinderen. In elk katern wordt gewerkt vanuit de hoofdthema’s ‘Lichamelijke ontwikkeling en zelfbeeld’, ‘Voortplanting en gezinsvorming’, ‘Sociale en emotionele ontwikkeling’ en ‘Seksuele weerbaarheid’. De keuze voor deze thema’s en de opbouw in lesinhouden binnen de thema’s past bij de relationele en seksuele ontwikkeling die kinderen doormaken. In elk leskatern bestaat uit ongeveer twaalf lessen, die zijn onderverdeeld in basislessen en extra lessen. De basislessen moeten minimaal worden gegeven omdat ze bijdragen aan vaste aspecten van de relationele en seksuele ontwikkeling. De extra lessen kunnen worden ingezet afhankelijk van samenstelling, kennis, ervaring en behoeften van (groepjes) leerlingen. Ze vormen een aanvulling of verdieping op de basiswerkvormen. Het lespakket vormt een doorgaande leerlijn doordat de lesinhouden in het ene katern aansluiten op die in het voorgaande katern. Uit de analyse van lesinhouden binnen de vier katernen blijkt dat voor het ontwikkelen van alle kennis- en vaardigheidsaspecten die ouders en leerkrachten belangrijk vinden aandacht is. (Zie ook tabellen is, is het belangrijk dat het pakket in alle groepen wordt gebruikt. Daardoor kan worden gewaarborgd dat voor alle belangrijke vormingsgebieden aandacht is en dat het leerstofaanbod past bij de kerndoelen. Omdat ouders en leerkrachten van geen van de kennis- en vaardigheidsaspecten hebben genoemd dat zij aandacht er voor op school onbelangrijk vinden, wordt in het lespakket automatisch ook geen aandacht gegeven aan onderwerpen waarvoor dat onwenselijk is of waarvoor de school niet mede verantwoordelijk wordt geacht. Analyse van de lessen ‘Wat voelt fijn en wat niet’ en ‘Hoe zeg ik ja en hoe zeg ik nee’ binnen het thema ‘Seksuele weerbaarheid’ in het leskatern voor de groepen 3-4, laat zien dat de stappen uit de didactiek van de persoonsgerichte benadering goed zijn ingebed in deze lessen. (Zie voor de lesanalyse tabel 3 in bijlage 2). De stappen gaan op een vloeiende en natuurlijke wijze in elkaar over. In de eerste les praten kinderen over en laten zij zien hoe zij reageren als er iets gebeurt wat zij niet prettig vinden. Ze ontdekken welke ideeën en gevoelens ten grondslag liggen aan hun manier van reageren. De activiteiten in deze les passen bij de eerste drie stappen in de persoonsgerichte benadering. In de tweede les leren de kinderen hoe zij het kunnen duiden wanneer iemand iets onprettigs bij hen doet. Daarnaast ontdekken de kinderen bij wie ze terecht kunnen als er dingen zijn gebeurd die zij niet prettig vinden en ze oefenen ‘OP WEG’ NAAR PLANMATIG WERKEN AAN RELATIONELE EN SEKUELE VORMING 1 en 2 in bijlage 2). Omdat er een duidelijke opbouw in lesinhouden door de verschillende leskaternen heen 12 technieken die hen helpen om ongewenst gedrag van anderen op tijd te kunnen stoppen. Deze activiteiten ‘OP WEG’ NAAR PLANMATIG WERKEN AAN RELATIONELE EN SEKUELE VORMING passen goed bij de vierde en vijfde stap in de persoonsgerichte benadering. 13 Conclusie en discussie Het doel van deze praktijkstudie is om basisschool Op Weg te helpen om de seksuele en relationele vorming van haar leerlingen op structurele wijze een plek te geven in het curriculum. Om hier aan bij te dragen zijn allereerst de opvattingen van ouders en leerkrachten van de school aangaande dit onderwerp in kaart gebracht. Vervolgens is onderzocht of deze opvattingen passen bij de leerstofinhoud van het onlangs aangeschafte lespakket ‘Relaties & Seksualiteit’. De didactische kwaliteit van het lespakket is daarnaast onderzocht door te analyseren of de didactiek van de persoonsgerichte benadering op een herkenbare manier is verwerkt in de lessen. Opvattingen van ouders en leerkrachten omtrent de relationele en seksuele vorming van kinderen Uit deze praktijkstudie komt naar voren dat ouders en leerkrachten structurele aandacht voor de seksuele en relationele vorming belangrijk vinden. Zij zien dit grotendeels als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ouders en de school, waarbij de verantwoordelijkheden wat betreft aandeel en inhoud ongeveer gelijk zijn verdeeld. Ouders en leerkrachten hechten er eveneens waarde aan dat er in de lessen aandacht wordt besteed aan het leren omgaan met, en accepteren van seksuele diversiteit. Ook dit wordt gezien als een gezamenlijke taak. Voor dit deel van de praktijkstudie zijn gegevens gebruikt die zijn verkregen door middel van vragenlijsten waar respondenten op vrijwillige basis, online aan deelnamen. Dit heeft als voordeel dat de antwoorden relatief gemakkelijk konden worden gestandaardiseerd en vergeleken. Een belangrijk nadeel van de gekozen onderzoeksmethode is dat er wat betreft achtergrondkenmerken weinig invloed uit te oefenen is geweest op de representativiteit van de groep respondenten voor de gehele onderzoekspopulatie. Dit heeft er onder de ouders toe geleid dat het aantal vrouwen dat heeft deelgenomen aan het onderzoek relatief hoog is. Ook het aantal hoogopgeleide en in Nederland geboren respondenten in de oudergroep lijkt wat aan de hoge kant te zijn. Er is een mogelijkheid dat dit van invloed is geweest op de onderzoeksresultaten. Onder de leerkrachten lijkt dit probleem minder aan de orde te zijn. Het lespakket Relaties & Seksualiteit De inhoud van het lespakket sluit aan bij de opvattingen van de ouders en leerkrachten van basisschool Op Weg. In de lessen worden de kennis- en vaardigheidsaspecten die door ouders en leerkrachten van belang worden geacht bij de kinderen ontwikkeld. Hierbij moet worden aangemerkt dat er bij de beoordeling uit is gegaan van de ‘gemiddelde opvattingen’ van ouders en leerkrachten. Er dient daarom rekening te worden gehouden met het feit dat er op individueel niveau verschillen in opvatting zullen blijven bestaan. Bij het ‘OP WEG’ NAAR PLANMATIG WERKEN AAN RELATIONELE EN SEKUELE VORMING respondenten op een zelfgekozen moment, in alle rust de vragen konden beantwoorden en dat de 14 praktische gebruik van het lespakket zullen ouders en leerkrachten zo nu en dan waarschijnlijk met deze individuele verschillen worden geconfronteerd. De inhoud van de lessen past wat betreft leerstofopbouw goed bij de relationele en seksuele ontwikkeling die kinderen doormaken en is te verantwoorden vanuit de kerndoelen voor het basisonderwijs. Het is hierbij wel van belang dat het lespakket in alle groepen wordt gebruikt en dat minimaal alle basislessen worden gegeven. De basislessen kunnen worden aangevuld met de verdiepende en aanvullende extra lessen. De kwaliteit van de onderzochte lessen lijkt vanuit didactisch perspectief goed verantwoord te kunnen worden. In de geanalyseerde lessen zijn de stappen binnen de didactiek voor de persoonsgerichte benadering duidelijk herkenbaar uitgewerkt. Het is waarschijnlijk dat er daardoor aan de leerlingen goede kansen worden geboden om belangrijke kennis tot zich te nemen en zich waardevolle vaardigheden eigen te maken. Als kanttekening geldt hier dat de keuze is gemaakt om twee lessen uit het lespakket als exemplarisch voorbeeld te analyseren. Hoewel het aannemelijk is dat ook de andere lessen in het pakket goed doordacht zijn opgezet, kan op basis van deze praktijkstudie niet met zekerheid worden gesteld dat dit het geval is. Aanbevelingen voor de praktijk Op basis van de in deze praktijkstudie verzamelde gegevens wordt aan de school geadviseerd om het lespakket ‘Relaties & Seksualiteit’ structureel te gaan inzetten in de lessen op school. Het pakket sluit leerkrachten op de school hebben omtrent de relationele en seksuele vorming van kinderen. Vanuit didactisch oogpunt is het aannemelijk dat de in het lespakket gebruikte werkvormen bijdragen aan de relationele en seksuele vorming van de leerlingen, en aan het leren omgaan met en accepteren van (seksuele) diversiteit in de samenleving. ‘OP WEG’ NAAR PLANMATIG WERKEN AAN RELATIONELE EN SEKUELE VORMING inhoudelijk aan bij de eisen die door de overheid zijn gesteld en bij de opvattingen die ouders en 15 Figuur 2: Het ASE-model ingevuld op basis van de onderzoeksgegevens In figuur 2 worden de bevindingen in deze praktijkstudie gekoppeld aan het ASE-model. Het wordt duidelijk dat er op basis van de onderzoeksgegevens uitspraken kunnen worden gedaan over: de attitude van de school ten opzichte de intentie om structureel bij te gaan dragen aan de relationele en seksuele ontwikkeling van de leerlingen; de sociale invloed van ouders op de intentie om structureel te gaan bijdragen aan de relationele en seksuele ontwikkeling van de leerlingen; de manier waarop het lespakket kan bijdragen aan de eigen effectiviteit van de school om structureel te gaan bijdragen aan de relationele en seksuele ontwikkeling van de leerlingen. De positieve uitkomsten op deze gedragsdeterminanten zijn niet automatisch een garantie dat de gedragsintentie wordt omgezet in gedrag en uiteindelijk een gewoonte. Het is van belang dat de school in de nabije toekomst op zoek gaat naar eventuele barrières en ontoereikende eigen vaardigheden die het tot stand komen van het daadwerkelijk op structurele wijze bijdragen aan de relationele en seksuele vorming van leerlingen in de weg kunnen staan. Op het niveau van praktische barrières kan dan bijvoorbeeld worden onderzocht op welke manier de lessen plaats kunnen krijgen in het lesrooster. Op het terrein van vaardigheden kan bijvoorbeeld worden nagegaan of er leerkrachten zijn die ondersteuning nodig hebben bij het vergroten van hun vaardigheden om om te kunnen gaan met ‘lastige’ seksueel getinte vragen van leerlingen. Door eventuele barrières en ontoereikende vaardigheden vooraf onder de loep te nemen en te ondervangen vergroot de school voor zichzelf de kans om haar doel te bereiken: Dat haar leerlingen voldoende worden ondersteund in hun relationele en seksuele ontwikkeling en dat zij worden toegerust om op dit gebied verantwoorde keuzes te kunnen maken. ‘OP WEG’ NAAR PLANMATIG WERKEN AAN RELATIONELE EN SEKUELE VORMING 16 Literatuurlijst ‘OP WEG’ NAAR PLANMATIG WERKEN AAN RELATIONELE EN SEKUELE VORMING Bachgus, L., Martens, M., & Sluis, M. van der. (2010). Relationele en seksuele vorming in het basisonderwijs. Amsterdam: ResCon. Cense, M., Martens, M., Maris, S., Janssen, E., & De Graaf, H. (2011). Onderzoek naar determinanten van succesvolle implementatie van het leskatern relaties & seksualiteit in het basisonderwijs. Amsterdam: ResCon. Cense, M., & Tuk, B., (2012). Over kriebels, vlinders, ja- en neegevoelens; Seksuele vorming en weerbaarheid. JSW, 10, 40-43. Kallenberg, T., Koster, B., Onstenk, J., & Scheepsma, W., (2011). Ontwikkeling door onderzoek. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. Kohnstamm, R. (2002). Kleine ontwikkelingspsychologie 1, het jonge kind. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum. Kohnstamm, R. (2002). Kleine ontwikkelingspsychologie 2, de schoolleeftijd. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum. Looy, F., & Houterman, K. (2008). Gezond gedrag in de basisschool. Groningen/Houten: Noordhoff. Mat, J. (2012). Seksualiteit tussen oké en niet oké. NRC, 29 december 2012. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2012). Verplichte aandacht voor seksualiteit en seksuele diversiteit stap dichterbij. Geraadpleegd op 24 februari 2013, van http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/basisonderwijs/nieuws/2012/09/28/verplichteaandacht-voor-seksualiteit-en-seksuele-diversiteit-stap-dichter-bij.html Pabo Groenewoud (2010). OJW Educaties; reader 224. Nijmegen: Pabo Groenewoud Peters, I. (2010) Tijdslijn van seksuele ontwikkeling. Mechelen (België): Jeugd & Seksualiteit Rutgers WPF. (2011). Relaties & Seksualiteit, lespakket. Utrecht: VJD. Vlugt, I. van der. (red.) (2011). Relaties & Seksualiteit, Algemene introductie bij het lespakket. Utrecht: VJD. Zee, F. van der. (2004). Kennisverwerving in de Empirische Wetenschappen, de methodologie van wetenschappelijk onderzoek. Groningen: BMOOO. Zwiep, C. (2011). Omgaan met seksuele ontwikkeling; Leuk of lastig? HJK, 38 (4) 4-7. 17