III. Webfora als leerscholen van democratie?

advertisement
Webfora als leerscholen van democratie?
Dr. Albert Benschop
Introductie ................................................................................................ 2
I. Anonimiteit – gebrek aan sociale controle .................................................. 3
a. Sociale controle en fatsoen ................................................................... 3
b. Anonimiteit als schild en wapen ............................................................. 6
c. Netsletten en nethufteren ..................................................................... 9
d. Cultuur van de grote bekken: schreeuwen om aandacht ......................... 10
II. Online socialisatie in webfora ................................................................. 13
a.
Utopie van open gemeenschappen ..................................................... 13
b.
Zelfregulatie en virtuele socialisatie .................................................... 16
1.
Verleiden tot fatsoen: netiquette .................................................. 16
2.
Handhaven van huisregels ........................................................... 19
3.
Moderatoren: de digitale hydra .................................................... 20
4.
Reputatiesysteem ....................................................................... 26
c.
Effectiviteit van online socialisatie ...................................................... 27
d.
Beschaving als gestileerde zelfbeheersing ........................................... 32
III. Webfora als leerscholen van democratie? ............................................... 33
a.
Webfora als sfeer van politieke openbaarheid ...................................... 33
b.
Politieke leerprocessen en virtueel burgerschap ................................... 35
c.
Nieuwe vaardigheden van de (virtuele) burger..................................... 39
d.
Versoepeling van de grenzen van directe democratie ............................ 45
Literatuur ................................................................................................ 52
In opdracht van RMO voor het advies Internetlogica.
29 november 2009
Introductie
Sinds de opkomst van het internet is er een geheel nieuwe politieke arena
ontstaan waarin een grote diversiteit van tegengestelde belangen en verlangens
worden gearticuleerd en georganiseerd. In de meest uiteenlopende vormen zijn
er omvangrijke virtuele netwerken en gemeenschappen (‘webcommunities’)
ontstaan, waarin elke dag politieke meningen worden geventileerd en besproken.
Deze politieke meningsvorming voltrekt zich relatief onafhankelijk van de
bekende officiële en officieuze publieke domeinen: de overheden, de politieke
partijen en de traditionele media.
Het eigenaardige van de politieke communicatie op het internet is enerzijds haar
interactieve karakter (velen communiceren direct met velen), anderzijds haar
anonieme karakter (mensen communiceren veelal onder pseudoniem). Hierdoor
vertonen politiek relevante webgemeenschappen een geheel eigensoortige
structuur en dynamiek, die zich duidelijk onderscheidt van de tot nu toe bekende
politieke communicatievormen. Deze nieuwe ‘internetlogica’ kan men samenvatten in de trefwoorden: snelle circulatie van informatie, geen of zeer lage participatiedrempels, massaliteit van participatie, ongeremdheid en emotionaliteit
van uitlatingen in anonieme communicatie. Niet ten onrechte worden de webfora
wat dit laatste betreft vaak vergeleken met een kroeg. Met dit verschil dat in een
stamkroeg iedereen elkaar bij naam en toenaam kent en daarom ook effectieve
sociale controle mogelijk is. Bij de anonieme of pseudonieme communicatie in
webfora worden de mechanismen van lokale sociale controle echter buiten
werking gesteld. Het gevolg hiervan is dat de communicaties op de grote
populaire webfora een geheel eigen dynamiek en cultuur vertonen [hoofdstuk I].
Naast voordelen brengt anonieme/pseudonieme communicatie op webfora ook
een aantal risico’s (nethufteren & netsletten, beledigen & bedreigen) met zich
mee die beheerst moeten worden door zelfregulatie, d.w.z. door de institutionalisering van virtuele sociale controle. Er lijken steeds effectievere online vormen
van sociale controle te ontstaan die de negatieve gevolgen van de ongeremdheid af te zwakken en in beschaafde kaders te integreren. Nadruk ligt in deze
analyse op de specifieke vraag welke gevolgen deze online ontwikkelingen
bieden voor de democratische vorming van jongeren [hoofdstuk II].
2
Tegen deze achtergrond wordt de volgende kernvraag aan de orde gesteld: in
welke opzichten fungeren webfora als leerscholen van democratie? Meer in het
bijzonder komen de volgende drie (sub)vragen aan de orde: (a) In hoeverre
leren jongeren op webfora vaardigheden die zij in het democratisch proces
kunnen inzetten? (b) In hoeverre faciliteren webfora de omzetting van
zelfexpressie in een vorm van publieke participatie? (van particuliere naar
publieke stem) (c) In hoeverre stelt participatie in interactieve media jongeren in
staat positieve ervaringen op te doen met burgerschap? [hoofdstuk III]
I. Anonimiteit – gebrek aan sociale controle
a. Sociale controle en fatsoen
Wanneer we deelnemen aan het openbare leven —in ons werk, op school, in de
buurt, in de politiek of gewoon op straat— doen we dat als onszelf. In de openbare ruimte laten we zien wie we zijn. Zelfs als mensen niet precies weten wie je
bent, kunnen ze je bij een volgende ontmoeting toch aan je uiterlijke kenmerken
herkennen. Door deze authentieke identiteit zij we aanspreekbaar op onze
daden: wat we doen en wat we zeggen kan door medeburgers aan een specifiek
identificeerbaar persoon worden toegeschreven. Omdat zij weten met wie zij te
maken hebben, kunnen zij onze daden en woorden prijzen of kritiseren.
Individuen kunnen ter verantwoording, en indien noodzakelijk ook, tot de orde
geroepen worden. Dat schept niet alleen helderheid (omdat we openlijk acteren),
maar ook vertrouwen.
Ongewenst gedrag kan op verschillende manieren worden gecorrigeerd: door een
afkeurende blik, door een vriendelijk verzoek, door openbare vermaning door
geconditioneerde dreiging, of door sociale uitsluiting. Als dat alles niet werkt, en
de schendig van de sociale orde ernstig is, kan in democratische rechtsstaten
altijd nog beroep worden gedaan op de nog sterkere arm van politie en justitie.
We doen dan aangifte van illegaal of misdadig gedrag. Maar in het algemeen
wordt het afwijken van sociale normen (‘deviantie’) bestreden met sociale
sancties. De sociale orde wordt niet alleen in stand gehouden door het verbinden
van onaangename consequenties aan de overtreding van geldende normen,
maar ook door het verbinden van aangename consequenties aan normconform
gedrag. Tegenover negatieve sancties (dwangmiddelen) zoals terughoudendheid
3
in het contact, minachting en antipathie, staan positieve sancties (lokmiddelen)
zoals aandacht, toeschietelijkheid, respect en sympathie. In wisselende
combinaties en sequenties worden zowel dwang- als lokmiddelen gebruikt om
normschendingen te voorkomen of te redresseren.
Ongewenst gedrag en sociale controle: waarden, normen
Natuurlijk zijn er verschillende meningen over wat ‘sociaal ongewenst’ gedrag is. Wat
‘ongewenst’, ‘onfatsoenlijk’ of ‘onbeschoft’ is voor de één, kan ‘normaal’ zijn voor de
ander. Dat is afhankelijk van onze specifieke opvoeding en van de waarden en gedragsnormen die we tot de onze rekenen, omdat we die in de loop van het socialisatieproces
hebben geïnternaliseerd.1 Maar het is vooral ook afhankelijk van de nationaal en lokaal
sterk variërende culturen, en van de sociale, etnische of religieuze achtergrond. Terwijl
het in sommige culturen ‘fatsoenlijk’ is om je hele lichaam te bedekken, lopen in andere
landen beide seksen vrijwel naakt. Bovendien verschillen de fatsoensregels naar
specifieke situatie: kleding die op het strand correct is, geldt in de stad of bij een
begrafenis niet als fatsoenlijk. Ongewenst gedrag is dus gedrag dat afwijkt van onze
subjectieve en situationeel wisselende normen en waarden.
Waarden zijn universele morele maatstaven waarmee je het gedrag van mensen kunt
beoordelen: rechtvaardigheid, vrijheid, naastenliefde, oprechtheid enzovoort. Vanuit die
uitgangspunten (finale doeleinden van het goede leven) worden vervolgens specifieke
afspraken gedefinieerd voor bepaald gedrag in specifieke situaties. Normen zijn waardegeladen wederzijdse gedragsverwachtingen. Of, in klassiek sociologische termen: “De
normcomplexen die rond bepaalde waarden geconcentreerd zijn, stabiliseren de
processen van interactie en communicatie; de doeleinden geven richting aan de collectieve gedragingen; de verwachtingen vormen tezamen een patroon, dat vaste referentiekaders voor de interacterende personen verschaft” [Van Doorn/Lammers 1976:270].
Normen en waarden reproduceren zich van generatie op generatie door opvoeding,
Socialisatie is het actief internaliseren van maatschappelijk dominante of subdominante
normen en waarden. Socialisatie is dus iets anders dan het passief overnemen van de in
de eigen gemeenschap dominante waarden en geldende normen, maar ook en vooral een
kwestie van zelfsocialisatie [Müller e.a. 2004]. Bij de constructie van hun individueelpersoonlijke en politiek sociale identiteit ontvangen en internaliseren jongeren niet alleen
wat de relevante omgeving hen te bieden heeft, maar eigenen zij deze omgeving ook
actief toe. Zij selecteren en interpreteren dat wat hen wordt aangeboden op grond van
hun specifieke ervaringswijze en perceptieschema’s. Voor hun identiteitsconstructie
maken jongeren gebruik van zeer uiteenlopende oude en in toenemende mate nieuwe
media. Het internet is daarbij in het bijzonder van belang omdat het zoveel mogelijkheden biedt voor informatieverwerving en interactie, of deze nu politiek gekleurd zijn of
niet.
1
4
socialisatie en ‘de kracht van het voorbeeld’ (rolmodellen) en worden gegarandeerd door
sociale controle. Sociale controle zorgt ervoor dat er een bepaalde evenwichttoestand
in de gemeenschap wordt gehandhaafd of hersteld die van vitaal belang is voor haar
stabiliteit. Een gemeenschap die niet in staat is interne en externe balansverstoringen te
verwerken, zal niet lang overleven. Dat geldt ook, en misschien nog wel in sterkere mate
voor online gemeenschappen en netwerken.
We vinden sommige normen en waarden zo vitaal dat we ze in wetten hebben
vastgelegd: onze fundamentele normen en waarden zijn geobjectiveerd2 in
wetten die door de overheid worden gewaarborgd:
 burgers mogen geen geweld tegenover elkaar gebruiken: niet doden,
mishandelen of verkrachten en ook niet dreigen met geweld (bescherming
van integriteit van het lichaam);
 burgers mogen zich de eigendommen van andere burgers niet toeëigenen:
geen diefstal, fraude of oplichting;
 burgers mogen de privacy van andere burgers niet schenden: alleen ik bepaal
wie er door mijn voordeur mijn huis in komt;
 burgers mogen elkaar niet in het openbaar beledigen of belasteren: niet
‘kwaadspreken’ in het openbaar.
We vinden ze zo belangrijk dat we speciale instanties in het leven hebben
geroepen om deze in wetten vastgelegde, en dus geobjectiveerde normen en
waarden te handhaven: de politie ziet erop toe dat de wetten worden nageleefd,
en justitie straft degenen die wetten overschrijden. Burgers die de geobjectiveerde normen van goed gedrag overtreden, worden door de overheid tot de orde
geroepen en bestraft.3 Om dit te doen moet die overheid weten ‘wie’ welke wet
op welke manier heeft overtreden. Zolang de identiteit van de moordenaar, dief
of verkrachter niet bekend is, kan de overheid deze niet arresteren en voor de
2
Wetten zijn gestolde moraal – zij zijn moraal in gecodificeerde vorm.
Met de positivering van het recht ontstaat ook de mogelijkheid van niet-incidentele,
structurele spanning tussen recht en legitimiteit. Recht geldt niet meer per definitie als
legitiem. Zie voor een theoretisch overzicht: Neumann [1972], Luhmann [1972]. Een
praktisch voorbeeld is de strijd om de abortuswetgeving in de jaren zeventig. Op 23 juni
1976 verklaarde minister van justitie Van Agt: “De overheid is niet bij machte een
wetgeving te handhaven die het afbreken van zwangerschap niet dan in uiterste nood
toelaat, wanneer een zeer aanmerkelijk aantal van degenen die onder die wetgeving
leven een daarvan sterk afwijkend ethisch oordeel over die ingreep heeft” [p.54].
3
5
rechter brengen. De overheid ‘kent’ in principe al haar burgers. Elke burger heeft
een paspoort (identiteitsbewijs) en de overheid weet waar we wonen. Als dat niet
het geval is wordt het moeilijk: daders opereren vaak met valse identiteitsbewijzen of onttrekken zich aan de Nederlandse jurisdictie.
Wanneer we deelnemen aan het openbare leven in cyberspace liggen de zaken
op het eerste gezicht nog ingewikkelder. Op internet opereren we veelal anoniem
of pseudoniem. Die anonimiteit is een zegen en een vloek, een schild en wapen
tegelijk.
b. Anonimiteit als schild en wapen
Op internet kan iedereen zo hard schreeuwen als hij wil. Dankzij het internet is
iedereen in staat om ongezouten zijn of haar mening naar voren te brengen.
Buiten het internet was en is dat nog steeds heel anders. Wie zijn mening wil
ventileren via de ‘oude’ media, stuit op poortwachters die selecteren wat wel en
niet gepubliceerd zal worden. Op grond van eigen journalistieke normen bepalen
kranten, tijdschriften en uitgevers of en zo ja hoe zij iets publiceren. Radio- en
televisieredacties bepalen zelf wie zij over welke kwesties aan het woord laten.
Op internet kunnen deze filters worden omzeild.
Het grondwettelijke recht op vrijheid van drukpers was altijd beperkt tot degenen
die beschikten over een drukpers (of over een radio- of televisiestation, of
communicatiesatellieten). Op internet beschikt iedereen niet alleen over een
eigen drukpers, maar ook over een eigen radiostation en televisiezender.
Internet heeft het grondwettelijke recht op vrijheid van drukpers voor iedereen
binnen handbereik gebracht. Iedereen kan op internet gebruik maken van
weblogs, discussiefora, instant messaging en databanken, om uiting te geven
aan zijn meningen en oordelen, analyses en verbeeldingen, frustraties en hoop,
ervaringen en fantasieën.
In de virtuele wereld kan men zich vrijer bewegen dan in de lokale samenleving.
De belangrijkste reden daarvoor is dat men op internet veelal anoniem of
pseudoniem kan opereren zonder de echte identiteit prijs te geven. Alleen
onder zeer bepaalde omstandigheden kunnen providers of beheerders van webfora door de overheid gedwongen worden om de identiteit van een gebruiker bekend te maken. Uiteindelijk zijn bijna alle uitspraken of handelingen van
6
internetgebruikers te traceren. Toch geeft internet het gevoel van ongekende
vrijheid.
Pseudonimiteit op internet wil niet zeggen dat je geen identiteit hebt. Als pseudoniem
ben je nog steeds een persoon, met een identiteit en een verleden dat in een database is
vastgelegd, met een IP-nummer en met een email-adres. Je bent dus wel te herleiden,
maar niet voor iedereen. Alleen de site-eigenaar of forumbeheerder kan, als dat nodig is,
achterhalen wie je in werkelijkheid bent. Zij zijn ook in staat om querulanten uit te sluiten door hun IP-nummer te blokkeren. Voor de gewone leden van virtuele gemeenschappen ben je echter anoniem.
In lokale persoonlijke contacten zijn mensen zijn vaak terughoudend om te
zeggen wat zij echt denken omdat zij rekening houden met persoonlijke
repercussies (zeker als zij met gezagsdragers te maken hebben). Maar online
zijn mensen veel meer geneigd om zich ondubbelzinnig uit te spreken of zich te
misdragen. Zij wanen zich onzichtbaar en komen hierdoor in de verleiding om
dingen te doen die zij normaal niet durven te doen, of die zij niet mogen doen.
Door deze ontremming (‘disinhibition’) zijn mensen geneigd om zich directer,
emotioneler en ongeremder te uiten over de meest intieme en ultieme
onderwerpen.4 Dit juist dit geeft de deelnemers een groot gevoel van vrijheid.
Anonimiteit stelt mensen dus in staat om zich achter hun computers te
verschuilen en alles te zeggen wat zij op hun lever hebben, zonder dat zij hoeven
te vrezen dat dit directe repercussies heeft voor hun lokale sociale leven.
Daarom vertonen talloze virtuele gemeenschappen een veel ongeremdere —om
niet te zeggen ruigere— communicatiecultuur dan in lokale face-to-face
communicatie.
Anonimiteit stelt ons in staat om vrijer en ongeremder te discussiëren over
gênante of stigmatiserende onderwerpen, maar kan ook de grootste vijand zijn
van een gemeenschap. De anonimiteit van de online communicatie is een zegen
voor degenen die het netwerk zelf en de daarin opererende virtuele gemeenschappen proberen te ontregelen. Het biedt niet alleen een masker voor online
fraudeurs en dieven, maar ook voor haatzaaiers, geweldspredikers, reputatieschenders, kinderpornografen, pedofielen en terroristen. De meest uiteenlopende
4
Zie voor een sociaalpsychologische uiteenzetting van online ontremming Suler [2004].
7
soorten criminelen hebben zich anoniem op internet genesteld om zich op illegale
wijze te verrijken. Extremistische politieke groeperingen gebruiken internet om
hun discriminerende en haatzaaiende propaganda te verspreiden.
De omvang van verspreiding van discriminerende, haatzaaiende en tot geweld
aanzettende uitlatingen op het internet is moeilijk te meten. De Monitor Racisme
& Extremisme, die wordt uitgevoerd door de Anne Frank Stichting en het
Departement Bestuurskunde van de Universiteit van Leiden, biedt jaarlijks een
overzicht van vormen van rassendiscriminatie, antisemitisme en extremisme. Het
jaarverslag van het Meldpunt Discriminatie Internet (MDI - www.meldpunt.nl)
laat zien dat in 2008 het aantal meldingen over discriminerende uitlatingen sterk
stijgt, terwijl het aantal uitingen een lichte daling vertoont (evenals het aantal
uitingen dat het MDI als strafbaar heeft beoordeeld). De meeste (strafbare)
uitingen hadden betrekking op haat tegen moslims. Daarbij speelt de
discriminatiegrond ‘Marokkanenhaat’ een steeds prominentere rol. De
belangrijkste bronnen van discriminerende uitingen zijn de profielensites (met
name Hyves), de videosite You Tube en moppensites. Het overgrote deel van de
meldingen bij het MDI betreft de interactieve sites (zoals weblogs en webfora).
De frequentie van ‘virtueel onfatsoen’ (nethufteren, netsletten, publieke
vernedering, kwaadaardige roddel etc.) is nog nauwelijks systematisch in kaart
gebracht. De meeste beschouwingen zijn louter anekdotisch van aard. In Fatsoen
moet je ook online doen heb ik een exemplarische uiteenzetting gegeven van de
belangrijkste vormen van virtueel onfatsoen op het internationale internet (worst
cases).
Digitaal Lynchen
“Bij het digitaal lynchen worden personen via internet belasterd. Daarbij gaat het heel
vaak, maar zeker niet alleen, om persoonlijke afrekeningen: er worden rekeningen
vereffend tussen voormalige geliefden die op de harde manier van elkaar scheiden,
tussen werknemers die zich onheus bejegend voelen door hun (voormalige) baas of
werkgever, tussen scholieren die op hetzelfde meisje vallen, of tussen buren die elkaar
het licht in de ogen niet gunnen. Nationaal bekende figuren —politici, rechters, acteurs,
popsterren en andere Bekende Nederlanders— vormen een tweede categorie van
potentiële slachtoffers. Het beledigen, belasteren en zelfs virtueel bedreigen van bekende
Nederlanders lijkt op het internet een volkssport te zijn geworden. Door een digitale
lynchpartij worden zij vogelvrij verklaard. In al deze gevallen is het doel weer precies
8
hetzelfde: het beschadigen van de reputatie van al dan niet bekende particulieren of van
het imago van instellingen of bedrijven. Wraak lijkt dus in veel gevallen het belangrijkste
motief. Publieke vernedering is het overheersende doel” [Benschop 2008/9 – Fatsoen
moet je ook online doen].
Het onfatsoen op internet kan niet worden teruggedrongen door wettelijke
maatregelen of strafrechtelijke sancties. Wie op internet slachtoffer wordt van
kwaadaardige, reputatievernietigende roddel weet vaak niet wie daarvoor
verantwoordelijk is en heeft op het eerste gezicht weinig middelen in handen om
op het internet zelf effectief tegengas te bieden.
c. Netsletten en nethufteren
Internet is een plaats waar we onze eigen identiteit kunnen articuleren, en het is
tegelijkertijd een plek waar we anoniem kunnen opereren. Anonimiteit is immers
het verbergen van identiteit. In cyberspace zeggen en doen mensen dingen die
zij normaal niet zouden zeggen of doen in de lokale wereld. We hebben gezien
dat mensen zich ongeremder voelen en zichzelf openlijker uitdrukken omdat zij
anoniem of pseudoniem kunnen opereren. Die anonieme conversatie is het
gecombineerde gevolg van (i) het wegvallen de mechanismen van lokale sociale
controle en (ii) het lage risico van justitiële vervolging. Zolang niemand weet dat
ik ‘repelsteeltje’ heet, hoef ik niet te vrezen dat ik persoonlijk geconfronteerd
word met de gevolgen van mijn online gedrag.
De beschaving van een samenleving reproduceert zich primair door de werking
van gewoontes, zeden, solidariteiten en gemeenschappelijke belangen. Een
beschaving stabiliseert zich dus min of meer onbewust, als niet gewild en
onbedoeld neveneffect van onze traditionele, affectieve en utilitaire oriëntaties
en handelingen [Bader/Benschop 1988: 265 e.v.]. Sociale controle en recht zijn
de twee basismechanismen waardoor de instandhouding van die beschaving
wordt gegarandeerd, en onder bepaalde omstandigheden ook wordt getransformeerd. Door het wegvallen van deze twee garantiemechanismen lijkt er een
premie te ontstaan op extreme vormen van sociaal handelen. De ontremming die
anonieme communicatie met zich meebrengt is dus een tweesnijdend zwaard.
9
Aan de ene kant zien we dat mensen erg persoonlijke en intieme verhalen over
zichzelf delen. Zij onthullen geheime emoties, angsten en verlangens. Of zij
vertonen ongebruikelijk vriendelijk en genereus gedrag. Maar naast deze
minzame, goedaardige ontremming is er ook sprake van een giftige ontremming
die zich uit in uitbundig grove taal, botte kritiek, angst, blinde haat en zelfs
bedreigingen. Het is een razende catharsis waarin de meeste weerzinwekkende
verlangens worden uitgeleefd.
Zodra de mechanismen van sociale en juridische controle buiten werking zijn
gesteld —of minstens naar de achtergrond zijn gedrongen— komt er een premie
te staan op overdreven en opdringerig flirten (netsletten) enerzijds, en op het
grof provoceren en beledigen (nethufteren) anderzijds. Netsletten is het
belagen van mensen (veelal vrouwen) met ongewenste aandacht, met voorstellen voor ongewenste seksuele intimiteiten en soms ook met geloofwaardige
dreigingen. Je kunt het ook een vorm van online stalking of cyberstalking
noemen.5 Nethufteren is het verspreiden van botte kritiek, grove beledigingen en
vaak ook bedreigingen. Wanneer zich op bepaalde internetlocaties voldoende
nethufters verzamelen, kunnen zij digitale lynchpartijen (‘flame wars’)
orkestreren waarbij de slachtoffers door een razende meute worden achtervolgd.
Dat gebeurt niet alleen via het organiseren van een hetze op het internet.
Regelmatig worden de scheidslijnen tussen het virtuele en het lokale doorbroken
en worden de slachtoffers ook in hun privésfeer, op straat of op hun werk
bedreigd.
d. Cultuur van de grote bekken: schreeuwen om aandacht
De combinatie van netsletten en nethufteren levert een giftig mengsel op dat nog
het best omschreven kan worden als de cultuur van de grote bekken. Dat is een
cultuur met een heel eigensoortige groepsdynamiek, waarbij de deelnemers
elkaar proberen te overtreffen in ongezouten, stijlloze groot- en sterkpraat.
Deze groepsdynamiek volgt volgens Johan Heslinga, van het webforum Fok
[www.fok.nl] de logica van de exponentiële versterking van het extreme. Hij
omschrijft deze logica als volgt: “Overal heb je toenemende, en steeds hardere
confrontaties, in het echte leven en ook op internet. Vermenigvuldig dat met de
Zie voor een meer uitgebreide analyse van dit fenomeen: Cyberstalking: belaagd op het
internet [www.sociosite.org/cyberstalking.php].
5
10
groei van het aantal mensen op internet en de tijdsbesteding, en met de veilige
afstand waarop meningen worden geuit. Dan kom je tot een aanzienlijke
exponentiële versterking van de kracht of het extreme van online uitingen”
[Olsthoorn 2007].
Door haar afstandelijkheid en anonimiteit is internet volgens sommigen een
uniek voertuig voor het ontketenen van verborgen razernij.6 Virtuele
communicatie is een ongeremde vorm van communicatie en is veel ruiger in de
expressie van ongenoegen en agressie. Het zijn vooral de shocklogs of treiterlogs
(met in Nederland GeenStijl voorop) die hiervoor een podium bieden.
Van links tot rechts
Het spectrum van webfora waarin regelmatig ‘grensoverschrijdende uitingen’ worden
gedaan is uiteraard veel breder. Zo bleek uit een onderzoek dat RADAR in samenwerking
met het Meldpunt Discriminatie Internet (MDI) in 2005 verrichtte naar de webfora van de
Rotterdamse gemeenteraadsfractie dat ook op deze fora sprake is van een enorme vervuiling met hate speech in de sfeer van racisme, discriminatie, antisemitisme, islamofobie e.d. Deze uitingen waren met name te vinden op de sites van de PvdA en Leefbaar
Rotterdam (LF). Vooral bij de LF-site valt op “dat er veel uitermate negatieve uitlatingen
over islam en moslims worden gepubliceerd en dat er veel wordt gefoeterd, zo niet gescholden op alles wat buitenlands en allochtoon is. Soms nemen bijdragen hetzeachtige
vormen aan” [Radar 2008].
In het lokale leven worden mensen gedwongen om rekening te houden met
anderen en om aan een ‘normaal’ verwachtingspatroon te voldoen. Internetfora
zijn vrijplaatsen met weinig sociale controle. Deelnemers die extreme opvattingen verkondigen vragen om aandacht. Krijgen zij die aandacht niet, dan komen
zij in de verleiding om zich nog extremer uit te drukken. Fora die niet in staat
6
Achter de in cyberspace ontketende razernij schuilt het ressentiment: de ingekankerde,
en dus niet uitgeleefde wraakgevoelens van de onmachtigen tegen de machtigen. “Alles
wat in vele nachten van dronken opwinding aan ziekelijke, smerige haatfantasieën was
uitgedacht, werd op klaarlichte dag in volle razernij naar buiten gebracht” [Stefan
Zweig]. Vroeger had je de ‘zwijgende meerderheid’, maar dankzij het internet heeft zij
een podium voor zichzelf gevonden. “Met dit zwijgen is het voorgoed afgelopen. Nu
ontdekken we via het web dat zich een nieuw, welvarend lompenproletariaat heeft
ontwikkeld, een massa die zich permanent en tot in de ziel miskend en bedrogen voelt en
dit zo luid mogelijk laat weten. Door de digitale cultuur heeft deze massa een stem
gekregen” [Hofland 2008].
11
zijn om zichzelf te reguleren dreigen hierdoor te worden ondergraven.7 Zij gaan
ten onder in een onbeheersbare kluwen van opgeblazen, haatdragende spierballentaal. De risico’s worden nog groter wanneer de grens tussen virtuele en
lokale uitingen vervaagt.
Vervagingsrisico
Vervagingsrisico’s treden vooral op in heftige conflictsituaties, zoals die bijvoorbeeld
ontstond na de moord op Theo van Gogh. In Kroniek van een aangekondigde politieke
moord heb ik in detail laten zien hoe de grenzen tussen het virtuele internet en het lokale
politieke landschap in die sterk gepolariseerde en hectische conjuncturen vervagen. Tot
haat en geweld aanzettende uitlatingen op internet vormden een belangrijke impuls om
hieraan in de lokale wereld gevolg te geven. Het populaire weblog GeenStijl speelde hierbij een prominente rol. Onder het pseudoniem ‘Fleischbaum’ schreef Dominique Weesie
(oprichter van GeenStijl en tegenwoordig voorzitter van de nieuwe omroep Powned) op 8
november 2004: “Niks de dialoog aangaan, het wordt tijd geweld met geweld te vergelden. Oog om oog, tand om tand!” De oproepen op deze en vergelijkbare treiterlogs om
moskeeën in brand te steken (of ze met benzine te blussen) bleven niet onbeantwoord.
Het is een variatie op het Thomas-theorema: als mensen in de virtuele wereld iets als
‘echt’ definiëren, dan sorteren zij in de lokale werkelijkheid echte gevolgen.
De deelnemers aan anonieme conversaties bedienen zich overwegend van
informele taal: de straat- en kroegtaal, en de onder jongeren inmiddels
ingeburgerde taal van de emoticons en de chat/sms-afkortingen. Zodra deze taal
in de openbaarheid van cyberspace wordt gebruikt en vastgelegd, wordt de
betekenis daarvan drastisch veranderd. Bij internetconversaties verspreiden de
digitale signalen zich veel sneller over grote groepen mensen, en zij blijven ook
nog eens langer hangen. Als iemand in een buurtkroeg met een ‘ach val dood’ te
kennen geeft het niet met de vorige spreker eens te zijn, dan wordt dit alleen
Voorbeelden hiervan zijn de discussiefora van het NRC Handelsblad en het Algemeen
Dagblad. Deze fora moesten in 2002 de digitale deuren sluiten omdat zij stelselmatig
gevandaliseerd werden door enkele mensen die zich door niets en niemand lieten
disciplineren. Om het digitale vandalisme binnen de perken te houden, voerde het
Algemeen Dagblad eerder een registratieprocedure in voor de deelnemers aan het forum.
Op die manier hoopte de krant ongewenste bezoekers buiten de deur te kunnen houden.
Dat bleek niet afdoende. Met enige regelmaat werden er toch racistische bijdragen op het
forum geplaatst. Het simpel uitsluiten van mensen bleek ook niet adequaat omdat zij zich
gewoon weer onder een nieuwe naam konden aanmelden. De redactie vond het destijds
niet de moeite waard om een moderator aan te stellen.
7
12
gehoord door de mensen die dicht in de buurt van de spreker staan. De uitspraak
verdwijnt zodra de luchttrillingen die deze boodschap door de lucht transporteren
verstorven zijn. In de beslotenheid van een buurtkroeg betekent zo’n uitspraak
meestal niet meer dan dat de spreker twijfelt aan de woorden van de vorige
spreker; in de volle openbaarheid van het internet fungeert een dergelijke
uitspraak echter snel als een bedreiging, zeker wanneer zo’n uitspraak ‘val
deaud’ door vele virtuele stamgasten wordt herhaald [KRO 2007].
II. Online socialisatie in webfora
a. Utopie van open gemeenschappen
Bij de eerste generaties internetgebruikers overheerste een utopische visie op de
toekomst van online gemeenschappen. Volgens deze visie zou de internettechnologie er min of meer automatisch toe leiden dat alle grenzen worden
afgebroken en dat de macht van natie-staten wordt teruggedrongen. In de
idyllische visie verschijnt internet als een ‘new frontier’ waar mensen in vrede
leven, onder hun eigen regels, bevrijd van de dwangmatigheden van een
onderdrukkende samenleving en vrij van overheidsbemoeienis. Internet werd
gezien als een onstopbare moloch die de hele sociale en politieke organisatie van
de samenleving op z’n kop zet. In plaats van het industriële kapitalisme met zijn
exploitatie, zijn concentratie en zijn strakke hiërarchieën, zou een volledig
laterale netwerksamenleving ontstaan, waarin de vrij geassocieerde burgers alle
kennis en inzichten met elkaar delen (open-source) en al delibererend direct
democratisch beslissen over de toekomst van de via internet verenigde
mensheid.8 De utopische visie op internet werd gevoed door de hoop dat de
wereld aanzienlijk zou verbeteren als elk individu in staat is om met elk
willekeurig ander individu te communiceren.
8
In Who Controls the Internet? gaan Jack Goldsmith en Tim Wu uitvoerig in op de illusies van een wereld zonder grenzen. Zij benadrukken terecht dat nationale grenzen nog
steeds werkelijke en belangrijke verschillen weerspiegelen tussen mensen die op uiteenlopende plaatsen leven. Dat heeft niet alleen te maken met taalverschillen (het werd niet
English all the way), maar ook met verschillen in cultuur, klimaat, consumptieve voorkeuren of ethiek. Bovendien hebben ook diverse overheidsinterventies ertoe geleid dat
het internet in toenemende mate is gelokaliseerd en geregionaliseerd. “Internet is een
verbinding van nationale en regionale netwerken geworden” [Goldsmith/Wu 2008:57].
13
Achter deze nogal naïeve verwachtingen gaat een technologisch deterministische
denkwijze schuil. Deze denkwijze steunt op twee (vooronder)stellingen. Ten
eerste wordt de technologische ontwikkeling opgevat als een gegeven dat
zichzelf voortbrengt en slechts één traject volgt. Technologische innovaties
zouden zich volgens een eigen logica voltrekken en volgens ontwikkelingswetten
die louter technisch en niet sociaal beperkt zijn. Ten tweede wordt verondersteld
dat het technologisch proces eenduidige externe of sociale effecten heeft.
Internettechnologie zou per definitie en min of meer automatisch emanciperende
en democratiserende effecten met zich meebrengen.
Daarom propageerden de utopisten ook het idee dat cyberspace een heel aparte
ruimte is die verdedigd moest worden tegenover mogelijke interventies van
territoriale overheden. De netizens zouden hun eigen sociaal contract wel
ontwikkelen en moesten daarom worden gevrijwaard van elke intrusie van
nationale staten of andere instellingen van de oude samenleving. Daarom
verzetten de utopisten zich tegen elke vorm van regulering. Het internet kan en
mag niet worden gereguleerd, zei Nicolas Negroponte, de medeoprichter en
directeur van het Media Lab van MIT: “It’s not that laws aren’t relevant, it’s that
the nation-state is not relevant. The internet cannot be regulated” [Negroponte
1995]. Internet werd gezien als de belichaming van delibererende (directe)
democratie in actie. De opkomende virtuele gemeenschappen zouden bewijzen
dat de netizens in staat waren om volledig vrij toegankelijke en direct
democratische associaties op te bouwen — zonder bemoeienis van wetgeving,
zonder autoriteit en zonder sancties.
Het ideaal van de virtuele gemeenschap was dat zij volledig vrij en ongeregeld
zou zijn:
 Zonder drempels voor toelating
De toegang tot de ideale virtuele gemeenschap is volledig vrij. Er bestaat
geen exclusieve rekrutering. Er zijn geen voorwaarden verbonden aan
toetreding, er zijn geen poortwachters die nieuwe leden selecteren, en men
hoeft in de regel ook geen entreegeld te betalen. Virtuele gemeenschappen
zijn niet alleen drempelloos, maar ook vluchtig. Zoals elke netizen zelf bepaalt
wanneer hij van welke gemeenschap lid wordt, zo bepaalt hij ook zelf
14
wanneer hij deze wil verlaten.
 Zonder interne gedragsregels
Niemand kan een ander lid van de gemeenschap voorschrijven hoe hij of zij
zich moet gedragen. Er bestaan geen specifieke gedragsregels, hooguit een
minimale netiquette. Omdat de gemeenschap geen gedragsregels opstelt is er
ook geen behoefte aan sociale controle op het gedrag van de leden. Voor
zover er überhaupt behoefte is aan moderatie zal dit overwegend door de
leden zelf (‘spontaan’) moeten gebeuren.
 Zonder effectieve sancties of uitsluitingen
Door het ontbreken van zowel poortwachters (om toe te zien op de
toetredingsvoorwaarden) en moderatoren (om interne gedragsregels te
handhaven) bestaan er in deze ideale virtuele gemeenschappen ook geen
effectieve sancties tegen mensen die de gemeenschap van buitenaf aanvallen
of van binnenuit proberen te destabiliseren. Een ideale virtuele gemeenschap
staat daarom praktisch weerloos tegenover kwaadaardige aanvallen van
buitenaf en tegenover —al dan niet bewuste, gerichte en georganiseerde—
pogingen om haar van binnenuit te ontregelen. Kortom: het is een paradijs
voor nethufters en netsletten die met hun provocaties niet alleen andere
leden op stang jagen, maar hen op den duur ook uit de gemeenschap
verjagen omdat de sfeer volledig is verpest.
Het is hier niet de plaats om de geschiedenis en de leerprocessen van virtuele
gemeenschappen te schrijven. Maar de noties over een volledig autonoom en
zichzelf regerend virtueel hiernaastmaals hebben inmiddels veel van hun frisse
kleuren verloren en zijn zwaar in diskrediet gebracht. In 1998 was het internet al
sterk gecommercialiseerd, op een manier die haar uitvinders en grondleggers
niet voor mogelijk hadden gehouden. Door de commercialisering en pornoficatie
van het internet hebben chatrooms, webfora en andere virtuele associaties vaak
op de harde manier geleerd dat zij gedragsregels nodig hebben om zichzelf als
gemeenschap in stand te houden en te beheren.
15
b. Zelfregulatie en virtuele socialisatie
Om crimineel gedrag op internet te bestrijden is er behoefte aan een opsporingsen vervolgingsbeleid van de overheid, dat in staat is om de ‘boeven in cyberspace’ te identificeren. Deze monitoring van crimineel gedrag op internet is moeizaam van de grond gekomen en kampt nog steeds met onvoldoende capaciteit
om in de zeer uitgebreide en erg complexe virtuele wereld naar digitale sporen te
zoeken die naar daders kunnen leiden, en om voldoende betrouwbare informatie
te verzamelen om een succesvolle aanklacht voor het gerecht te brengen.
Maar hoe goed de officiële opsporings- en vervolgingsinstanties ook hun werk
doen, zij kunnen dat nooit alleen - zij hebben de hulp van de internetburgers
hard nodig. Bovendien worden op deze manier alleen de grootste uitwassen die
strafrechtelijk al verboden zijn bij de kop gepakt. Het ‘mindere kwaad’ van het
onfatsoen en van de cultuur van de grote bekken blijft buiten het bereik van de
sterke arm. Dit kwaad moet door de netburgers zelf bestreden worden.
De belangrijkste les uit de geschiedenis van virtuele gemeenschappen is dat zij
veel zich beter moeten wapenen tegen interne balansverstoringen én tegen
kwaadaardige aanvallen van buitenaf: virtuele gemeenschappen moesten zichzelf
reguleren.9 Er moesten dus strategieën worden ontwikkeld om processen van
virtuele socialisatie op gang te brengen. In de loop der tijd zijn er door de
weblogs een viertal methoden ontwikkeld die hun bijdragen aan het zelfreinigend
vermogen van de virtuele gemeenschap.
1. Verleiden tot fatsoen: netiquette
De etappe in dit proces was het besef dat het nodig is om op een of andere
manier gemeenschappelijke waarden en gedragsnormen te ontwikkelen en deze
Een specifieke les is dat het beschermen van een virtuele gemeenschap een permanente taak is. Voor jongerenfora met overwegend vrijwillige, onbetaalde moderatoren is
dat in de praktijk vaak niet eenvoudig. Als bijvoorbeeld tijdens de zomermaanden alle
moderatoren op vakantie gaan, blijft een webforum onbeheerd achter en vormt het een
gemakkelijke prooi voor degenen die voor eigen doeleinden van zo’n platform gebruik wil
maken. Dat gebeurde in zomer van 2004 op het forum van marokko.nl. De meeste
allochtone moderatoren vertrokken naar familieleden in hun land van herkomst. Het
grotendeels onbeheerde forum kon daarom gemakkelijk worden gepenetreerd door de
jihadisten van de Hofstadgroep. Mohammed B., Samir A., Ahmed A. c.s. konden het
forum als platform gebruiken om hun ongeremde haat tegen Hirsi Ali en Theo van Gogh
zonder al te veel moeite te presenteren voor een zeer groot publiek. Deze ‘kwaadaardige
aanval van buitenaf’ is uitvoerig gedocumenteerd in Benschop [2004-9 – Kroniek van een
aangekondigde politieke moord].
9
16
vast te leggen in eigen huisregels. De basisidee van deze ‘netiquette’ is simpel:
“Gedraag je, ook op internet.” Maar zoals we gezien hebben zijn de fatsoensregels die daarbij gehanteerd worden niet altijd even duidelijk en soms sterk
omstreden. ‘Iedereen moet kunnen zeggen wat hij wil’, maar het is niet erg
verstandig en meestal ook onfatsoenlijk om alles wat je voor de mond komt ook
maar op internet neer te typen. Daar achter schuilt het fundamentele democratische besef dat discriminerende, tot haat aanzettende of bedreigende uitlatingen
onbehoorlijk en/of strafbaar zijn juist omdat zij de principiële voorwaarden aan
van een werkelijk vrije discussie op webfora ondergraven.10
Internetgemeenschappen die de vrijheid van meningsuiting koesteren, gingen er
steeds beter op letten dat de randvoorwaarden voor een werkelijk vrije meningsuitwisseling worden gerespecteerd. Het bewaken van deze randvoorwaarden is
normatief gezien geen beperking van de vrijheid van meningsuiting, maar maakt
deze vrijheid pas mogelijk.
Het rechttoe rechtaan zeggen wat men denkt, zonder de mogelijkheid van het
overbrengen van toon en gelaatsuitdrukking, leidt snel tot misverstanden en
soms tot hevige woede. En de kans dat dit gebeurt is groter wanneer mensen uit
de meest uiteenlopende continenten, naties en culturen, direct kunnen
communiceren met andere mensen die zowel in taal, opleiding, leeftijd, socioeconomische positie, als seksuele en politieke voorkeuren extreem van elkaar
verschillen. De ervaringen daarmee hebben geleid tot de ethische norm: ‘Wees
ruimdenkend bij het ontvangen en terughoudend bij het verzenden.’ Zo’n morele
richtlijn schrijft niet precies voor wat men wel en niet mag doen, maar biedt toch
enig houvast in kritische discussies over de democratische cultuur van virtuele
gemeenschappen.
10
Bij de meeste webfora geldt een expliciet verbod op haatzaaien en nethufteren
(‘flaming’), discriminatie en religieuze of etnische beledigingen, bedreigingen en
pornografie. Daarnaast wordt in het algemeen ook vaak gezegd dat ‘illegale acties’
verboden zijn. Naast het verbieden van schadelijke uitlatingen hanteren de meeste fora
ook speciale regels om de discussie beheersbaar te houden. Voorbeelden hiervan zijn het
verbod op dubbele postings, geen oneliners gericht op een persoon, citeer alleen
relevante onderdelen, geen spam, en ‘stay on topic’. In de meeste netiquettes klinkt een
administratieve logica door: de meeste forumregels zijn geformuleerd vanuit het
perspectief van beheersbaarheid. De netiquette concentreert zich op wat niet is
toegestaan en hoe de deelnemers zich niet moeten gedragen. De meeste webfora
hebben geen of slechts vage richtlijnen over hoe men zich wel online zouden moeten
gedragen. De meest gangbare positieve richtlijn is: ‘hou het gezellig’.
17
In de klachten die over internet naar voren worden gebracht spelen criminaliteit
en onfatsoen (onverdraagzaamheid en de ruwe omgangsvormen) een
prominente rol. Hoe kunnen mensen worden geïnspireerd om zich ook in een
digitale omgeving fatsoenlijk te gedragen? Beschaafd gedrag kan ook online niet
worden afgedwongen. Het is onvermijdelijk dat het onfatsoen dat we op straat
tegenkomen ook doorwerkt in populaire webfora. Als je een open webforum
beheert dat erg populair wordt, dan moet je er rekening mee houden dat er
‘onfatsoenlijke’ postings worden geplaatst. Een webloghouder of forumbezitter
kan zich voor de wet niet verbergen achter een disclaimer: criminele daden
blijven ook als zij online worden begaan strafbare daden. Binnen deze grens zijn
beheerders van webfora echter niet formeel aansprakelijk voor wat mensen op
het forum plaatsen.11 Voor onfatsoenlijk taalgebruik hoeft de beheerder van een
webforum zich niet te excuseren. Maar beheerders van webfora kunnen wel
samen met hun bezoekers gedragsregels opstellen en bewaken die daaraan
duidelijke grenzen stellen. Dat heeft niets te maken met het beperken van de
vrijheid van meningsuiting. Integendeel, het ontwikkelen van een eigen
netiquette is voor elke online gemeenschap een vitale voorwaarde om vrije
meningsuiting mogelijk te maken.
De meeste webbeheerders en moderatoren zijn zich hier inmiddels zeer van
bewust. Een exemplarisch voorbeeld zijn de lessen die door de Marokko.nl zijn
getrokken. In het Handvest MVC-Moderators van Marokko.nl wordt veel waarde
gehecht aan de ‘sociale controle’ en het ‘zelfreinigend vermogen’ teneinde een
brede maatschappelijke dialoog mogelijk te maken. Het discussieforum van de
Marokko Community “vervult de plaats van de aloude gemeenschapsplaats
11
Een cruciale vraag is: in hoeverre is (de beheerder/eigenaar van) een weblog verantwoordelijk voor de postings die door anderen worden gedaan? Wie is er aansprakelijk als
er op een weblog door een bezoeker iets geplaatst wordt dat als belediging, bedreiging,
schending van de privacy en portretrechten enz. gekwalificeerd kan worden? Wanneer
een internetprovider in Nederland door justitie gewezen wordt op de kwalijke inhoud van
websites die op hun netwerk/servers draaien dan worden ze geacht hier wat aan te doen.
Providers zijn niet aansprakelijk voor de plaatsing van illegaal materiaal, maar wel voor
het niet verwijderen daarvan. Dit principe kan worden doorgetrokken naar webfora zelf,
zodat webmasters gedwongen kunnen worden discussies binnen de grenzen van de wet
te houden. En liefst ook binnen de grenzen van het maatschappelijk betamelijke. Maar
we weten inmiddels dat je fatsoen niet of moeilijk kunt afdwingen, en zeker niet met
juridische middelen. Wat voor de een betamelijk is, is voor de ander onfatsoenlijk. Wat
voor de een lomp is, vindt de ander scherpzinnig of geinig. En onfatsoenlijk zijn is
(gelukkig!) niet strafbaar.
18
waarin door gezamenlijkheid de normen en waarden (maar eigenlijk gewoon de
omgangsvormen en gedragscodes) opnieuw worden vastgesteld. Het doel van de
dialoog is om met alle deelnemers zorgvuldig uit te zoeken welke kenmerkende
waarden in de eigen overtuiging kunnen bijdragen aan een veilige en vreedzame
samenleving. Wanneer deze dialoog op een respectvolle manier gevoerd wordt,
kan er een sfeer ontstaan waarin er meer begrip en inleving zal zijn voor de
diverse leefsferen en -stijlen. Voorwaarde én van groot belang is om in eerste
instantie vooral goed naar elkaar te luisteren. Wanneer men op een positieve
manier open staat voor elkaars argumenten krijgt men vanzelf meer kennis van
en belangstelling voor elkaar.”
Alle webfora hebben al jarenlang ervaring opgedaan met het opstellen en
handhaven van internet gedragsregels. Die ervaring leert dat het lang niet altijd
zin heeft om zeer gedetailleerde gedragsregels op te stellen. “Als je probeert
expliciete normen te stellen, gaan mensen toch naar gaatjes zoeken. (...) Veel
mensen vinden het toch leuk om de grens op te zoeken”, zegt Johan Heslinga
van Fok. Het FOK!forum hanteert daarom een eenvoudige en praktische
gedragsregel: “Het voornaamste is dat we verwachten dat je je op fatsoenlijke
wijze gedraagt tegenover je medeposters, dat je je aan de Nederlandse
wetgeving houdt en dat je de instructies van moderators en (forum)admins
opvolgt” [Fok Policy].12
2. Handhaven van huisregels
Het formuleren van gemeenschappelijke waarden en normen en het vastleggen
daarvan in interne gedragsregels is slechts een eerste stap in de zelfregulering
van virtuele gemeenschappen. De tweede stap is het toezien op de naleving van
de huisregels en het treffen van sancties tegen degenen die deze regels
schenden. Het toezicht op naleving van de huisregels is geen privilege van de
beheerder of eigenaar van een webforum, maar een zaak van de hele
gemeenschap.13 Steeds meer online gemeenschappen hebben daarom inmiddels
een eigen meldpunt waar deelnemers kunnen aangeven welke bijdragen zij om
Zie: http://forum.fok.nl/fok/faq/policy
In de huisregels van Marokko.nl wordt dit expliciet verwoord: “Op Marokko.nl zorgen
de Moderators en Operators voor de naleving van de regels. Het is echter de taak van
ieder lid om ervoor te zorgen dat zijn/haar virtuele community schoon blijft. Een gezonde
sociale controle is zoals in ‘real-life’ ook op internet onmisbaar”
[http://info.marokko.nl/index.php?onderdeel=netiquette&pagina=9].
12
13
19
welke reden niet gepast vinden. Aansluitend daarop kunnen er ook procedures
worden vastgesteld die aangeven hoe dergelijke klachten verwerkt worden en
wie daarover de definitieve beslissingen neemt. Wanneer onduidelijk is of de
klacht gegrond is, kan de vraag aan de hele gemeenschap worden voorgelegd.
3. Moderatoren: de digitale hydra
In de grotere webfora worden meestal uit het ledenbestand mensen gerekruteerd die de taak krijgen om de discussiebijdragen te modereren. Moderatoren
zijn de poortwachters van virtuele gemeenschappen die dagelijks toezien op het
verloop van de discussies. Omdat zij de postings op de voet volgen, kunnen zij
waar nodig direct optreden wanneer zij de indruk krijgen dat er dingen gebeuren
die niet in de betreffende gemeenschap passen. Vaak is het al voldoende om
leden aan te sporen tot kalmte, en hen te wijzen op de huisregels. Maar soms is
het ook nodig dat moderatoren harder ingrijpen. Dat is het geval wanneer een
deelnemer volhardt in zijn of haar onfatsoenlijk optreden en willens en wetens
probeert om de sfeer in de gemeenschap te verzieken. In dat geval kunnen
moderatoren besluiten om postings van het forum te verwijderen of om de
betreffende persoon tijdelijk of duurzaam uit te sluiten van de gemeenschap.
Uitsluiting is het laatste redmiddel om een gemeenschap resistent te houden
tegen verloedering.
Verwijderen van user input
De sancties die in webfora worden toegepast vallen uiteen in het verwijderen
van ongewenste user input14, en het blokkeren van zich misdragende
gebruikers. Moderatoren of beheerders15 kunnen berichten van leden/bezoekers
op drie manieren verwijderen. (i) Fysiek verwijderen: berichten worden
permanent uit de database gewist, deze actie kan niet ongedaan worden
gemaakt. (ii) Zacht verwijderen: berichten worden voor bezoekers onleesbaar.
In plaats van het bericht zien de bezoekers de reden van verwijdering. Zacht
verwijderde berichten worden bij sommige webfora na enkele dagen
Het verwijderen van user input is niet beperkt tot de berichten die door leden worden
geplaatst, maar strekt zich ook uit tot avatars, ondertekeningen, multimediale
fragmenten en reputatieberichten.
14
Bij sommige webfora zijn de taken van forumbeheerders en forummoderatoren functioneel sterker gedifferentieerd dan bij anderen. Daarbij vervullen de beheerders een
coördinerende en arbitrerende functie. Vaak kan daarbij de betaalde beheerde ook met
gezag beslissen over klachten van deelnemers over sancties door onbetaalde
moderatoren.
15
20
automatisch verwijderd. Het voordeel van deze zachte manier van verwijderen is
dat alle bezoekers direct geïnformeerd worden over de reden van verwijdering.
De kans dat de leden van een gemeenschap hierover gaan klagen is hierdoor
aanzienlijk kleiner; (iii) Verplaatsen naar afvoerputje: berichten worden
verplaatst naar een rubriek die enkel toegankelijk is voor beheerders en
moderatoren. Deze manier van verwijderen wordt meestal toegepast bij twijfel
en/of in het geval van een strafbare uiting die wellicht nader onderzocht dient te
worden door de staf van het forum of een politieambtenaar.
Blokkeren van gebruikers
Wanneer een forumlid de huisregels of netiquette structureel negeert of op
andere manier het functioneren van de online gemeenschap verstoort kan het
noodzakelijk zijn de toegang van het betreffende lid te blokkeren. Ook deze
sanctie kan op drie manieren worden uitgevoerd. (i) Blokkade voor bepaalde
tijd: een lid wordt voor een bepaalde periode de toegang tot het forum ontzegd.
Deze blokkade wordt automatisch ongedaan gemaakt als de opgegeven
blokkeringperiode verstreken is. (ii) Blokkade voor onbepaalde tijd: bij
ernstige of herhaalde overtreding van de huisregels kan de toegang tot het
forum permanent worden geblokkeerd. (iii) IP-blokkade: door het blokkeren
van een IP-adres kunnen de leden de website niet meer benaderen vanuit dit
specifieke IP-adres. Besluiten om bepaalde leden op IP-niveau uit te sluiten
worden bij de meeste webfora alleen op het hoogste niveau genomen. Hierdoor
probeert men te voorkomen dat bij het blokkeren van een IP-adres meerdere
(wellicht onschuldige) leden worden geblokkeerd. De leiding van webfora
beschikt over de kennis en instrumenten om aanvullende informatie over een IPadres te achterhalen en laten vervolgens deze informatie meewegen in het
besluit al dan niet over te gaan tot een IP-blokkade.
Open proxy’s
Om een IP-blokkade te omzeilen wordt gebruik gemaakt van een open proxy.
Een open proxy is een proxyserver die verbindingen toestaat van clients van
willekeurige IP-adressen, met willekeurige internetresources elders. In veel
webfora is daarom het gebruik van niet-transparante en/of open proxy’s niet
toegestaan. Wanneer leden dat toch doen kan dit leiden tot een nieuwe IPblokkade op de betreffende proxyserver. Open proxy’s kunnen automatisch
worden gescand en geweigerd. Maar omdat dit te veel resources vergt, gebeurt
het detecteren van open proxy’s handmatig.
21
In de loop der jaren zijn er steeds meer en zeer uiteenlopende grote online
gemeenschappen ontstaan, waarin dagelijks vele duizenden mensen participeren. Bij de meest populaire webfora zijn de taken en verantwoordelijkheden van
moderatoren sterk uitgebreid. Zij spelen een steeds vitaler rol in de bescherming
van hun gemeenschap tegen onverlaten, vandalen, querulanten en trollen én in
de stimulering van een sfeer die nodig is voor openhartige meningsuitwisseling.
Aanvankelijk waren de moderatoren veelal vrijwilligers die onbetaald de taak op
zich namen om hun gemeenschap te reguleren. Het toenemend besef van het
belang van ‘zelfregulatie door moderatie’ heeft in veel virtuele gemeenschappen
geleid tot initiatieven om hun moderatoren beter te kwalificeren. Dit gebeurt
enerzijds door het organiseren van bijeenkomsten waarop de moderatoren hun
ervaringen uitwisselen, anderzijds door het organiseren van speciale trainingen
voor moderatoren waarbij ook gebruik wordt gemaakt van externe deskundigen.
Zo probeert men niet alleen de inhoudelijke, communicatieve en technische
kwalificaties die nodig zijn om goed te modereren te verbeteren, maar ook om
een consistente lijn aan te brengen in het toezichthoudende, regulerende en
sanctionerende gedrag van de moderatoren.
Moderatoren zetten de toon
Moderatoren moeten integer handelen. Zij moeten hun functie adequaat en zorgvuldig
uitoefenen, met in achtneming van hun verantwoordelijkheden en in het bijzonder de
geldende netiquette. Een moderator opereert niet alleen en zijn/haar optreden heeft
effect op het aanzien van alle moderatoren en beheerders. Indien regels ontbreken of
onhelder zijn dan moeten moderatoren op moreel verantwoorde wijze handelen, d.w.z.
op basis van algemeen aanvaarde sociale en ethische normen. Een van deze meer
algemene normen is dat een moderator zorgvuldig moet omgaan met persoonlijke of
gevoelige informatie en geen misbruik maakt van zijn/haar bevoegdheden. Te opzichtige
‘vriendjespolitiek’ wordt in de regel snel onderkend, en moreel veroordeeld. Een
moderator moet vooral ‘eerlijk’ en ‘oprecht’ zijn, en consequent in elke interventie.
In het reguliere HBO en WO onderwijs zouden leertrajecten opgezet kunnen
worden die de professionalisering van de moderatoren ondersteunen. Het
bevorderen van deskundigheid bij moderatoren is een cruciale schakel in het
22
realiseren van een niet-repressieve sociale controle binnen online
gemeenschappen.
Tot een niet-repressieve sociale controle binnen online gemeenschappen behoort
ook dat moderatoren zich inspannen om het verloop van discussies te structureren. De meest eenvoudige vorm daarvan is dat moderatoren zorgen dat een
discussie ‘on topic’ blijft en gebruikers helpt om hun bijdrage in de juiste thread
te plaatsen. Zij kunnen ook de interactie stimuleren door nieuwe discussielijnen
te openen of bestaande lijnen levend te houden door zelf vragen te stellen. Een
meer ontwikkelde vorm van structurering is dat moderatoren langer lopende
discussies proberen samen te vatten voor nieuwelingen die geen zicht hebben op
de argumenten die al eerder zijn uitgewisseld.16 Op deze manier kan het
repetitieve karakter van de discussies worden beperkt en kan er beter worden
voortgebouwd op de resultaten van eerdere conversaties. Deze inhoudelijk
structurerende taak van moderatoren komt tot nu toe weinig uit de verf. De
reden is simpel. De meeste moderatoren zijn vrijwilligers die hun handen vol
hebben aan de meer repressieve vormen van sociale controle: regelhandhaving.17 Zowel bij moderatoren als bij beheerders van webfora overheerst bovendien de gedachte dat men zich niet al te veel met de inhoud van discussies moet
Op deze wijze kan het collectieve geheugen van een webforum worden gevoed. Het
collectieve geheugen is een verzameling herinneringen die groepen mensen gemeenschappelijk hebben. Deze herinneringen kunnen worden vastgelegd in een thematisch
georganiseerde bibliotheek. Hierdoor kan iedere deelnemer aan de discussie gemakkelijk
beschikken over de verzamelde kennis. Alle duurzame en veel gebruikte webfora kampen
met het probleem dat in eerste instantie alle informatie chronologisch is gestructureerd
en zich soms schier eindeloos vertakt in subfora en onoverzichtelijke discussielijnen
(threads). Een (naar onderwerp gedifferentieerde) systematische structurering van de
informatie draagt niet alleen bij aan het overzichtelijk houden van de actuele discussies
en aan de voeding van het collectieve geheugen, maar ook aan het reduceren van ‘herhalingsoefeningen’ (d.w.z. repetitieve discussies). Bovendien biedt het voor newbies
betere kansen om zich soepel in te voegen in een sinds jaren bestaande virtuele gemeenschap. Bij deze argumenten voor geavanceerde inhoudelijke structurering van
forumdiscussies moet niet vergeten worden dat er bij collectieve geheugenvorming altijd
generalisatie en selectie plaatsvindt. Daarom zullen er altijd individuen zijn die zich
uitgesloten voelen, omdat zij hun specifieke verhaal niet terugvinden in het dominante
discours. Maar juist dat is een goede aanleiding voor verdere discussie. De organisatie
van het sociale geheugenkader zou derhalve een opdracht kunnen/moeten zijn voor
beheerders en moderatoren van webfora.
16
De grootste fout van forumbeheerders is dat zij van moderatoren verwachten dat zij
de gemeenschap controleren. Zij zien moderatoren vooral als handhavers van forumregels, als mensen die berichten weghalen die hen niet bevallen en onderwerpen
afsluiten als zij uit de hand lopen. De primaire rol van een moderator zou het stimuleren
van de interactie moeten zijn.
17
23
bemoeien en louter de randvoorwaarden van de discussies moet bewaken. Daar
achter schuilt meestal de angst voor van bovenaf ‘geregisseerde discussies’.
Goede moderatoren van webfora zijn veelzijdige mensen. Voor het in stand
houden van grotere gemeenschappen werden als van ouds diverse belangrijke
functies in het leven geroepen. Mensen die in staat waren om nieuwelingen te
helpen om hun plaats binnen de gemeenschap te bepalen. Mensen die in staat
waren om te interveniëren in vastgelopen of uit de hand gelopen discussies.
Mensen die ervoor zorgden dat er in de gemeenschap geen dingen gebeurden die
het voortbestaan van de hele gemeenschap in gevaar brachten. De moderator
van populaire webfora vervult niet alleen al deze functies tegelijkertijd, maar
doet dit bovendien in gemeenschappen die vaak veel omvangrijker zijn dan alle
lokale gemeenschappen die we tot nu toe hebben gekend. 18
Moderatoren kunnen op grond van de huisregels of netiquette —liefst als
uitkomst van een discussie met bezoekers of gemeenschapsleden— ingrijpen om
de randvoorwaarden van een vrije discussie te beschermen. Een moderator kan
een overtreder van de communicatieregels vriendelijk vermanen of waarschuwen
om te stoppen met het ongewenste gedrag. Hij kan de desbetreffende posting
verwijderen, een hele discussielijn (‘thread’) sluiten, of als uiterste middel die
persoon tijdelijk of duurzaam uit het systeem verwijderen en zijn IP-nummer
blokkeren. Praktisch elke vorm van lokale sociale controle kan online worden
gerepliceerd.
Het zelfreinigend vermogen van online gemeenschappen lijkt in eerste instantie
sterk beperkt te worden door het anonieme of pseudonieme optreden van de
deelnemers. Maar het ontbreken van lokale mechanismen van sociale controle
kan online worden gecompenseerd door virtuele socialisatie. Hierdoor kunnen de
sociale cohesie en het groepsgevoel van virtuele gemeenschappen worden
versterkt, waardoor er voor extreme reacties geen (of in ieder geval veel minder)
plaats meer is.
Omdat moderatoren zo’n cruciale rol vervullen in het bepalen van wie er wat kan posten en op welke wijze, is het van groot belang dat zij transparant opereren. De kritiek
van discussianten richt zich vaak tegen het gebrek aan daadwerkelijke openheid en zij
gaan protesteren als zij niet begrijpen waarom hun bijdrage is verwijderd. Gebruikers
beschouwen de discussieruimte als iets dat van hen zelf is, en dat dus door of minstens
voor hen gereguleerd moet worden. Moderatoren zien het meer als een particuliere
ruimte die beschikbaar is gesteld voor de gebruikers.
18
24
Wet van behoud van bagger
Krantensites met open discussiefora bestaan bijna niet meer omdat alleen de bagger
aandacht krijgt. “Omdat we ons als krantenmensen rot schrikken van de brutaliteit en
het onfatsoen waarmee mensen tekeergaan als ze anoniem over het nieuws kunnen
meepraten. Omdat de bagger niet weggaat, wat je ook probeert. Bij DvhN [Dagblad van
het Noorden] blijven we het toch proberen. We sluiten discussies die uit de hand lopen
en weren trollen - vandalen - met ip-bans. Dat werkt, gelukkig. In elk geval maakt het
de problemen hanteerbaar. Voelen we ons niet langer gegijzeld door een klein groepje
onverlaten. Doel is dat de gebruikers van de site het samen oplossen. Als krant willen wij
niet de volle verantwoordelijkheid overnemen, omdat we dat niet kunnen. Uiteraard
blijven we aansprakelijk voor beledigende en racistische uitingen; die halen we weg
zodra we erop worden gewezen. Maar het eerste streven is een open site, waarbij niet
langer alleen onze toets van wat goed en slecht is de maat is. We doen dat omdat we
werkelijk geloven in lezersgerichte journalistiek. In luisteren naar de lezer. Het is
ondertussen natuurlijk een ongehoord experiment, omdat andere kranten niet zonder
reden hun forum hebben gesloten, of er maar helemaal niet meer aan beginnen”
[Blanken 2005].
De wet van behoud van bagger luidt: “Wat je als medium ook doet online, je zult altijd
jouw deel van de bagger op je deurmat vinden, jouw deel van het platte racisme, van de
domme onzin, van het anonieme jennen en het zinloze treiteren. Omdat bagger blijft,
zijn tal van interactieve experimenten mislukt, forums gesloten en chatsessies uitgelopen
op treurige drama’s” [Blanken 2005b]. Ofwel: “Als je de hele wereld uitnodigt op je
feestje, kun je er zeker van zijn dat er iemand in je bier pist” [Wired]. Moderatie van
weblogs is een effectief instrument om virtueel onfatsoen aan banden te leggen. Maar
rotzooi blijf je houden. Al is het alleen maar dat de meeste webfora niet de middelen
hebben om alle bijdragen in real-time te modereren.
In een verklaring naar aanleiding van het door minister Van der Laan geïnitieerd
onderzoek naar mogelijk beledigende uitingen op de site Marokko.nl verklaarde een van
de sitebeheerders: “Dagelijks heeft Marokko.nl een stroom van vijftig duizend nieuwe
berichten te verwerken, daar zitten, afhankelijk van wat zich in de actualiteit afspeelt,
berichten tussen die niet door de beugel kunnen (richting homo’s, ‘het westen’, maar ook
wraakzuchtige reacties richting Marokkanen / Moslims). Als er ontoelaatbare berichten
onopgemerkt door moderatoren blijven staan, betekent het nog niet dat Marokko.nl daar
als website achterstaat” [Mahdaoui 2008].
25
4. Reputatiesysteem
Naast het opstellen van gedragsregels en het aanstellen van moderatoren kunnen online gemeenschappen nog een aantal andere middelen gebruiken om
ervoor te zorgen dat mensen zorgvuldiger en vriendelijker met elkaar communiceren. Door middel van een waarderingssysteem kan men deelnemers in staat
stellen om elkaars reacties omhoog of omlaag te stemmen. Op die manier komen
de door velen hooggewaardeerde bijdragen ook bovenaan de lijst met reacties te
staan. Je kunt bezoekers ook de mogelijkheid bieden om zelf te bepalen dat zij
alleen maar reacties te zien krijgen met een hoge waardering. Naast waardering
van de afzonderlijke bijdragen kan ook de deelnemer zelf worden gewaardeerd
middels een reputatiesysteem. Hierdoor wordt een positieve premie gezet op
fatsoenlijk gedrag. Het reputatiesysteem speelt in op de behoefte om erkenning
te krijgen. Bovendien kunnen alle leden van de gemeenschap de reputatiescore
meenemen in hun beoordeling van tegenstrijdige opvattingen die door andere
leden zijn gepubliceerd.19 In de praktijk blijkt overigens dat veel waarderings- en
reputatiesystemen relatief makkelijk gemanipuleerd kunnen worden.
Tenslotte kunnen webfora ook nog gebruik maken van een klik-klaag-knop,
waarmee bezoekers van de site met één klik op de knop discriminerende,
haatzaaiende, lasterlijke of andere strafwettelijk verboden uitlatingen kunnen
registreren én naar de politie doorsturen. Met de software van Chat-Security20
kan men bijvoorbeeld in een keer een schermafdruk maken, waarna de gegevens
van de betrokken deelnemer worden geregistreerd en in een databank geplaatst.
De politie kan deze gegevens inzien en al naar gelang de ernst van de
overtreding stappen ondernemen. Met de software van Chat-Security wordt niet
alleen de moderator, maar ook de politie gewaarschuwd. Marokko.nl was de
eerste site in Nederland die met deze techniek experimenteerde. Marokko.nl
Reputatie is een verwachting over het gedrag van een actor welke gebaseerd is op
informatie over of observatie van zijn gedrag in het verleden. Reputationele informatie is
dus van belang omdat het mensen helpt om effectieve en geïnformeerde vertrouwensbeslissingen te nemen. Reputatie helpt ons om de complexiteit van het online sociale
leven te beheren door het selecteren van mensen die je kunt vertrouwen [Abdul-Rahman
/Hailes 2000:3]. Een deelnemer aan een webfora stelt in meer of meerdere mate vertrouwen in een andere deelnemer op grond van de eigen ervaringen met deze persoon
én op grond van de samengebundelde vertrouwensoordelen van de andere deelnemers.
Reputatie is het collectieve equivalent van vertrouwen.
19
20
Zie: http://www.chat-security.com
26
kwam in december 2008 in opspraak, nadat minister Van der Laan (Integratie)
geschokt was door opruiende teksten tegen onder meer homo’s en joden op de
fora van de website. Volgens oprichter Khalid Mahdaoui is het voor de dertig
moderatoren van Marokko.nl ondoenlijk om alle tienduizenden berichten die
dagelijks binnenkomen zélf te controleren: “met vijftigduizend berichten per dag
glipt er wel eens iets tussendoor”.21
c. Effectiviteit van online socialisatie
Hoe effectief is online zelfregulatie door middel van huisregels, moderatie en
reputatiesystemen op webfora in de praktijk? Kan virtuele sociale controle het
gebrek aan de traditionele lokale sociale controle daadwerkelijk compenseren?
In de theoretische verhandelingen over deze vragen stellen de meeste auteurs
het thema ‘vertrouwen’ centraal. Sommige auteurs vragen zich af of virtuele
gemeenschappen wel even effectief kunnen functioneren met het oog op het
ontbreken van regelmatige face-to-face interactie. Daarbij wordt meestal
verondersteld dat vertrouwen alleen kan ontstaan in duurzame face-to-face
interacties. In virtuele gemeenschappen zou daarom per definitie onvoldoende
vertrouwen bestaan tussen de deelnemers. De leidende gedachte daarbij is
samengevat in de slagzin van Charles Handy [1995:46]: ‘trust needs touch’.
Vertrouwen als normatieve gedragsverwachting
Vertrouwen is een normatieve gedragsverwachting. Interpersoonlijk vertrouwen is een
verwachting van een individu dat het woord of de belofte (verbaal of geschreven) van
een ander vertrouwd kan worden. Vertrouwen manifesteert zich in de bereidheid van
actoren om zich kwetsbaar op te stellen ten opzichte van andere actoren. En deze
bereidheid is gebaseerd op de verwachting dat de ander daar geen misbruik van zal
maken. Vertrouwen komt tot stand wanneer en in die mate dat individuen elkaar als
gelijkwaardig erkennen en geen misbruik maken van elkaars kwetsbaarheden. “One
leaves others an opportunity to harm one when one trusts, and also shows one’s
confidence that they will not take it. Reasonable trust will require good grounds for such
De websites van Marokko.nl (MVC-websites) trekken per maand meer dan een miljoen
unieke bezoekers. De community telt inmiddels meer dan 100.000 leden. De websites
bereiken vooral jongeren in de leeftijd van 15 tot 30 jaar. 47% jonger dan 20 jaar, 53 %
tussen de 20 en 30 jaar. Maandelijks worden er ongeveer 1,4 miljoen nieuwe bijdragen
op het forum aangeleverd verspreid over verschillende subfora [Marokko Media aan
2009]. Het bereik van de site is 70 tot 75% van de Marokkaans Nederlandse jongeren tot 35 jaar.
Van de Marokkanen bezoekt 30% minstens één keer per week het discussieplatform
Marokko.nl en 24% zelfs dagelijks [Motivaction 2007].
21
27
confidence in another’s good will, or at least the absence of good grounds for expecting
their ill will or indifference. Trust, then, on this first approximation, is accepted
vulnerability to another’s possible but not expected ill will (or lack of good will) toward
one” [Baier 1994:99]. We vertrouwen wanneer we kwetsbaar zijn voor kwaadaardig
optreden van anderen, maar toch geloven dat deze anderen ons geen kwaad zullen doen
ook al zij dat zouden kunnen. Vertrouwen is een mechanisme om de complexiteit van
menselijk gedrag te reduceren in situaties waarin mensen met onzekerheid moeten
omgaan [Luhman 1968/2009]. In hun verkenning van online trust beschrijven Wang
/Emurian [2004:7] de werking van vertrouwen in onzekere en risicovolle omgevingen:
“Trust involves vulnerability. Trust is only needed, and actually flourishes, in an
environment that is uncertain and risky. Trustors must be willing to make themselves
vulnerable for trust to be operational by taking the risk of losing something important to
them and relying on the trustees not to exploit the vulnerability.” Juist in onzekere en
risicovolle omgevingen is vertrouwen een eerste vereiste voor het bestaan van elke vorm
van samenleving [Abdul-Rahman/Hailes 2000]. Zonder vertrouwen zouden mensen
geconfronteerd worden met een ondoorgrondelijke complexiteit: zij zouden met álle
mogelijke eventualiteiten rekening moeten houden voordat zij beslissen wat zij kunnen
doen.
Vertrouwen is de bereidheid van actoren om zich kwetsbaar op te stellen ten
opzichte van andere gemeenschapsleden, gebaseerd op de verwachting dat de
ander daarvan geen misbruik zal maken. Een minimale mate van vertrouwen
onder deelnemers is van cruciaal belang voor virtuele gemeenschappen. Zonder
vertrouwen vervaagt de gebondenheid aan de gemeenschapsdoelen, omdat de
conversatie tussen de deelnemers fragmenteert door misverstanden en
wantrouwen. Vertrouwen is de lijm die een virtuele gemeenschap bijeenhoudt.
Er zijn diverse factoren die vertrouwen genereren. De belangrijkste daarvan zijn
gedeelde sociale normen, duurzame interacties, gedeelde ervaringen, en de
anticipatie op toekomstige interacties.22 Co-locatie of fysieke nabijheid is
bevorderlijk voor sociale gelijkenis, gedeelde waarden en verwachtingen. Maar
Wanneer mensen min of meer duurzaam met elkaar interacteren kunnen zij op basis
van de geschiedenis van interacties uit het verleden afleiden hoe vertrouwbaar de
anderen zijn en wat hun attitude is. Zij leren wanneer zij op een ander kunnen rekenen.
Op die manier ontstaat de verwachting dat zij in toekomstige interacties kunnen rekenen
op steun (of juist kritiek of vergelding). Dit vormt een prikkel voor goed gedrag. In
actuele en toekomstige interacties houden mensen dus rekening met elkaars verleden.
22
28
dit wil niet zeggen dat face-to-face ontmoetingen onvervangbaar zijn voor het
opbouwen van vertrouwen en voor het repareren van geschonden vertrouwensrelaties. Online communicatie verschilt niet van face-to-face communicatie in
termen van het vermogen om sociale informatie uit te wisselen die van belang is
voor het genereren van vertrouwen, warmte, aandacht en andere interpersoonlijke gevoelens. Internet is medium van nabijheid dat in staat is om mensen die
in meerdere opzichten ver van elkaar verwijderd zijn met elkaar in intensief
contact te brengen.
Uit diverse empirische studies blijkt zelfs dat in online communicaties de openhartigheid, diepgang en intimiteit van discussies groter zijn dan in face-to-face
groepen, en dat dit ook geldt voor online gemeenschappen met geografisch
verspreide en cultureel diverse deelnemers die elkaar nooit face-to-face hebben
ontmoet.23 In louter virtuele groepen kan wel degelijk informatie over individuele
verschillen worden gecommuniceerd, vooral wanneer zo'n groep bestaat uit
sociaal en cultureel diverse individuen. Als de heterogeniteit van de groep groter
is, zal er meer tijd nodig zijn om sterke persoonlijke bindingen tot stand te
brengen. Maar ondanks hun heterogeniteit en korte levensduur ontwikkelen zich
in sommige virtuele gemeenschappen wel degelijk sterke sociale bindingen en
uitgebreide netwerken van wederzijds vertrouwen.
Dit wederzijds vertrouwen en deze binding aan de als ‘eigen’ ervaren virtuele
gemeenschap kunnen door een bewuste strategie van online zelfregulatie worden
versterkt. Praktisch alle beheerders en moderatoren van webfora voor jongeren
benadrukken dat regulerende activiteiten niet alleen gericht zijn op het beschermen van hun gemeenschap tegen interne balansverstoringen en kwaadaardige
aanvallen van buitenaf, maar ook en vooral op het stimuleren van een aangenaam, vertrouwenwekkend discussieklimaat en op het versterken van het gevoel
van eigen verantwoordelijkheid van de deelnemers. Het opstellen van huisregels
en het institutionaliseren van moderatie en reputatiesystemen dragen naar hun
opvatting dus bij aan het versterken van het vertrouwen van de deelnemers aan
Vgl. bijvoorbeeld de kritische studie van Walter [1997] en mijn uiteenzetting over
vertrouwen in virtuele organisaties in: Virtuele Organisatie en Communicatie
[www.sociosite.org/organisatie.php]. Zie voor een overzicht van concepten, elementen
en implicaties van online vertrouwen: Ye/Emurian [2005]. Zie voor de sociologische
factoren die online vertrouwen in virtuele gemeenschappen bevorderen: Daneshgar/Ho
[2007].
23
29
de webfora.24 Zij benadrukken daarbij zonder uitzondering het belang van de
tijdsfactor. ‘Vertrouwen komt te voet en gaat te paard’ is een oude Hollandse
tegelwijsheid. Dit geldt voor virtuele gemeenschappen in nog veel sterkere mate
dan voor de traditionele lokale gemeenschappen. Virtuele gemeenschappen en
netwerken hebben dus waarschijnlijk meer tijd nodig om min of meer stabiele
vertrouwenspatronen op te bouwen. De oorzaak daarvan is vooral gelegen in de
anonieme/pseudonieme aard van de communicatie25, in de relatieve vluchtigheid
waarmee de deelnemers daadwerkelijk in webfora participeren, en in de
geografische, sociale en culturele diversiteit van de deelnemers.
Vertrouwen genereren: interpersoonlijk en institutioneel
Het genereren van vertrouwen in virtuele gemeenschappen is een ingewikkelde taak. Het
is moeilijk om mensen te vertrouwen die je niet goed kent, die je niet gedurende langere
tijd hebt kunnen observeren en die niet gericht zijn op dezelfde doelen. Het anonieme/
pseudonieme karakter van de conversaties is overigens niet per se een belemmering
voor vertrouwen. Uit diverse empirische studies is immers gebleken dat in online
communicaties juist meer ruimte is voor openhartige discussie, diepgang en intimiteit
dan in ‘normale’ face-to-face relaties. Binnen webfora neemt het onderling vertrouwen
(ook wel ‘interpersoonlijk vertrouwen’) toe als deelnemers niet meer alleen hoeven te
vertrouwen op basis van eigen ervaringen in het verleden 26, maar ook gebruik kunnen
maken van een door alle leden samengesteld reputatiesysteem.27 Van institutioneel
24
Dit wordt o.a. bevestigd door het onderzoek van Wu & Tsang [2008]. Zij onderzochten
de factoren die van invloed zijn op het vertrouwen van deelnemers binnen virtuele
gemeenschappen. Zij concluderen dat gedeelde waarden die in huisregels zijn vastgelegd
significante positieve effecten hebben op het genereren van onderling vertrouwen, en dat
moderatie een significant positief effect heeft op het genereren van institutioneel
vertrouwen. In die mate dat dit vertrouwen daadwerkelijk tot stand komt, neemt niet
alleen de duurzaamheid van de participatie toe, maar ook de bereidheid om informatie te
delen.
Hoe sterker de anonimiteit des te zwakker de aansprakelijkheid. Als je de persoon
waarmee je interacteert niet kent en niet in staat bent om de locatie van die persoon te
bepalen, zijn er minder prikkels voor een vreemde om zich verantwoordelijk te gedragen.
25
In virtuele gemeenschappen is het relatief makkelijk om andere leden te beoordelen op
grond van hun online activiteiten. Naast directe ervaring kan men in virtuele gemeenschappen ook steunen op indirecte ervaringen door het lezen van eerdere postings en
interacties.
26
Ook in het virtuele leven is ‘de eerste indruk’ van groot belang. In virtuele werelden
volgen mensen diverse methoden om die eerste indruk te vormen. Om te achterhalen
met wie men te maken heeft, wordt meestal gekeken naar de persoonlijke profielen.
Maar zo’n virtuele eerste indruk is niet altijd even betrouwbaar omdat deze profielen door
de gebruiker zelf worden opgesteld. De in persoonlijke profielen verstrekte informatie
over de sociale status (zoals opleidingsniveau, beroepspositie, kennis, deskundigheid of
27
30
vertrouwen (ook wel ‘systeemvertrouwen’) is sprake wanneer een gebruiker vertrouwen
stelt in de virtuele omgeving waarin de interacties of transacties plaatsvinden. Binnen
webfora neemt het institutionele vertrouwen toe wanneer beheerders en moderatoren de
afgesproken huisregels consequent hanteren en dus geen willekeurige privileges
toekennen of sancties toepassen. Een derde type van vertrouwen is dispositioneel
vertrouwen (ook wel ‘basisvertrouwen’). Dit vertrouwen refereert aan de algemene
vertrouwensattitude van individuen als onderdeel van hun persoonlijkheid. Dispositioneel
vertrouwen is de gegeneraliseerde verwachting van vertrouwen tussen mensen. Daarbij
is de beslissing om iemand al dan niet te vertrouwen niet primair afhankelijk van
rechtstreekse bewijzen over de vraag of die specifieke persoon al dan niet betrouwbaar
is: er wordt aangenomen dat de ander betrouwbaar is zolang het tegendeel niet bewezen
is, men geeft de ander het voordeel van de twijfel en begint een relatie door de ander tot
op zekere hoogte te vertrouwen. In sterk gepolariseerde gemeenschappen is gaat dit
‘basisvertrouwen’ als eerste ten onder.28
Door virtuele sociale controle in webfora kan dus het gebrek aan lokale sociale
controle daadwerkelijk tot op zekere hoogte worden gecompenseerd. Dit
betekent uiteraard niet dat de webfora voor jongeren gevrijwaard zijn van
onfatsoenlijk, asociaal, hufterig of kwaadaardig gedrag. Maar er is bij deze
webfora inmiddels wel een scherper inzicht ontstaan in de noodzaak en het nut
van zelfregulatie. De informanten van de jongerenfora benadrukken daarbij twee
belangrijke winstpunten: het ontstaan van een online cultuur waarin respect voor
de grenzen van de rechtsstaat en tolerantie centraal staan, en het ontstaan van
institutionele regels en procedures om crimineel, amoreel en asociaal gedrag te
bestrijden. Voor buitenstaanders zijn deze positieve ontwikkelingen niet altijd
goed zichtbaar. Wie wil weten of meten in welke mate een webforum erin
geslaagd is zichzelf te reguleren, moet niet alleen kijken naar uitingen van
deelnemers die op het forum gepubliceerd worden, maar ook en vooral naar de
bijdragen die (al dan niet op instigatie van de eigen leden) door moderatoren
gekuist zijn of naar het afvoerputje van ontoelaatbare uitingen zijn verbannen.
De zichtbare ‘bagger’ die men af en toe op de jongerenfora tegenkomt, moet in
andere kenmerken die van belang zijn) kan makkelijk worden gemanipuleerd
(‘opgeblazen’) en is vaak moeilijk te controleren.
Gebrek aan basisvertrouwen leidt tot cynisme. Cynisme is een aangeleerde houding
die in de regel gebaseerd is op het gevoel door anderen bedrogen of verraden te zijn. De
cynische levenshouding manifesteert zich in wantrouwen tegen iemands goede
bedoelingen. Cynici geloven niet in de oprechtheid of goede bedoelingen van mensen.
28
31
verhouding worden gebracht met de omvangrijke ‘bagger’ die door een
succesvolle zelfregulatie al uit het zicht verdwenen is.
d. Beschaving als gestileerde zelfbeheersing
Beschaving is een ingewikkeld begrip met een heel lange, maar ook tegenstrijdige geschiedenis. Het was vanaf haar oorsprong een term waarmee
maatschappelijke elites zich profileerden ten opzichte van mensen die in hun
ogen ‘eenvoudiger’ en ‘primitiever’ waren. Civilisatie was altijd al een begrip
waarmee de heersende elites zichzelf en anderen probeerden wijs te maken dat
zij boven de ‘gewone mensen’ uitstaken [Elias 1939/82: (1) 62]. Hierdoor kleeft
er een elitaire lading aan het begrip beschaving (net zoals bij fatsoen). Het is
echter heel goed mogelijk, en ook noodzakelijk, om het beschavingsbegrip los te
wrikken uit haar elitaire cocon.
Beschaving is het reguleren van ons drift- en gevoelsleven door een duurzame
zelfcontrole. Deze zelfcontrole is een onmisbare voorwaarde voor menselijk
samenleven. Bij een volledig ongecontroleerde uiting van ons drift- en gevoelsleven wordt samenleven onmogelijk, in ieder geval zeer onaangenaam. Ons hele
opvoedingsproces staat in het teken van het leren van zelfcontrole, en daarmee
ook van zelfstandigheid en weerbaarheid. De kunst is nu om dit leerproces ook
voort te zetten in ons virtuele hiernaastmaals.
32
Zelfregulatie van het internet begint met het meest letterlijke en nabije ‘zelf’: ik.
‘Civiliseer het internet, en begin bij
Hechte en weerbare gemeenschappen
jezelf.’ Als ik me erger aan onbeschoft- Er zijn op internet genoeg goed functioneheid, schuttingtaal, hufterigheid en
rende virtuele gemeenschappen waarin de
haatdragendheid, dan moet ik er zelf
deelnemers ondanks hun anonimiteit sterk
voor zorgen dat ik me daaraan niet
op elkaar betrokken zijn. De hechte sociale
schuldig maak en dat ik optreed tegen
contacten scheppen een positieve sfeer. Een
degenen die dat wel doen. Door de
handen ineen te slaan kunnen virtuele
gemeenschappen zichzelf beschermen
tegen verloedering, en kunnen zij ook
sfeer waarin onderling vertrouwen en
respect voor elkaars standpunten de toon
aangeven. Het zijn meestal gemeenschappen waarvan de leden gedurende langere
tijd met elkaar interacteren en die daardoor
daadwerkelijk digitale omgevingen
een eigen stijl van communicatie hebben
worden waarin het goed toeven is. Dat
ontwikkeld en een gedeelde geschiedenis
zijn omgevingen waarin mensen naar
hebben. Juist deze sterke gemeenschappen
elkaar luisteren, waarin ze elkaar
laten zien dat ongeacht de anonimiteit van
kunnen kritiseren zonder te schelden,
hun communicatie, virtuele socialisatie
waarin ze elkaar kunnen overtuigen
uiterst succesvol kan zijn.
zonder te dreigen, en waarin ze af en
toe iets van elkaar kunnen leren. De vrijheid van kritiek gedijt vooral in een
omgeving waarin mensen ruimdenkend zijn als zij kritiek ontvangen, en
terughoudend als zij kritiek verzenden. Het is een kunst die men al doende leert.
Fatsoen moet je ook online gewoon doen.
III. Webfora als leerscholen van democratie?
a. Webfora als sfeer van politieke openbaarheid
In hoeverre fungeren webfora voor jongeren als leerscholen van politieke democratie en actief burgerschap? We hebben hiervoor gezien hoe de webfora van
jongeren proberen zijn om het gebrek aan lokale sociale controle te compenseren door een uitgebreid regime van online socialisatiemechanismen. Zij spannen
zich in ieder geval in om een zodanig kader te scheppen dat de uitwisseling van
particuliere opvattingen zich vreedzaam en in meer of mindere mate beschaafd
kan voltrekken. Het zelfreinigend karakter van de webfora is in dit opzicht
aanzienlijk. Dat is niet alleen te danken aan de inspanningen van de beheerders
die met vallen en opstaan geleerd hebben hoe uitwassen en misbruik van hun
33
webfora kunnen worden bestreden door het entameren van online socialisatieen disciplineringsprocessen. Het is ook te danken aan de praktische inspanningen
van de in de regel onbetaalde vrijwilligers die de fora modereren. Zelfreiniging is
tenslotte ook en vooral te danken aan die vele duizenden leden die proberen om
de voorwaarden van een vrije en gezellige discussie te handhaven en die
optreden tegen vandalen, querulanten en trollen die proberen een openhartige
meningsuitwisseling te frustreren. Uit al mijn gesprekken met de beheerders,
moderatoren en forumleden blijkt dat zij er trots op zijn dat zij er gezamenlijk in
geslaagd zijn om als virtuele gemeenschapsplaats te fungeren waarin de
omgangsvormen en gedragscodes opnieuw worden vastgesteld. “Wij zijn erin
geslaagd om onze eigen stoep schoon te vegen”, is de leidende gedachte.
Daarnaast hebben alle betrokkenen een kritisch oog voor de wet van behoud van
bagger [zie p. 24]: om het virtueel onfatsoen aan banden te leggen moet het
instrument van moderatie permanent worden ingezet en verfijnd.
De wet van behoud van bagger betekent praktisch dat hoe goed je ook
modereert, er altijd een deel van de ‘bagger’ die je ontvangt op je virtuele bordje
blijft liggen. Beheerders, moderatoren en forumleden ergeren zich veel minder
aan deze baggerrestanten, dan aan de buitenstaanders (vaak politici) die een ten
onrechte niet verwijderde discriminerende, beledigende of bedreigende bijdrage
aangrijpen om het webforum als geheel in een kwaad daglicht te plaatsen.29 Voor
hen is het kernprobleem niet dat er af en toe wat bagger in een vergeten hoekje
op hun forum blijft staan, maar dat er dagelijks zoveel bijdragen naar het
‘afvoerputje’ verplaatst moeten worden omdat deze ver buiten de door de
gemeenschap vastgestelde gedragscodes vallen of afbreuk doen aan tolerante
omgangsvormen.
Het is in Nederland tegenwoordig helaas niet verwonderlijk dat dit vooral gebeurt bij
webfora van allochtone jongeren (zoals Marokko.nl), en in veel mindere mate bij typisch
autochtone treiterlogs (zoals GeenStijl.nl) of bij de sites van de Telegraaf en Elsevier,
waar dagelijks door een aantal vaste bezoekers gescholden wordt op moslims en Marokkanen. Het recentelijk door de minister van integratie Van der Laan ingestelde onderzoek
naar mogelijk discriminerende, beledigende of kwetsende bijdragen op de websites van
marokko.nl, maroc.nl en islamwijzer.nl is hiervan een duidelijk voorbeeld. Zie: Onderzoek naar website marokko.nl [http://binnenland.nieuws.nl/537839] en het kritische
commentaar van Butter [2008] Laat Van der Laan zich verleiden tot symboolpolitiek? Vgl.
ook het commentaar van GeenStijl [2008] Eberhard is onze vriend.
29
34
Hoewel de webfora van jongeren formeel geen onderdeel zijn van het politieke
systeem, fungeren zij wel steeds sterker in de sfeer van de (voorstatelijke)
politieke openbaarheid [Dahlgren 2005]. De sfeer van de politiek is die waarin
individuen ageren in hun eigenschap als vrije en gelijke staatsburgers.
Door de opkomst van het internet is het filterende monopolie van traditionele
massamedia (dagbladen, radio, televisie) doorbroken. In dat opzicht leveren
webfora een bijdrage aan de democratisering van de politieke openbaarheid.
Webfora zijn bij uitstek platforms waarop politieke meningen kunnen worden
gevormd, waarop politieke alternatieven ontwikkeld en naar voren gebracht
kunnen worden.30 De grote, pluriforme webfora van allochtone jongeren
vervullen weliswaar veel meer sociale, journalistieke en recreatieve functies voor
hun leden, maar vormen daarnaast ook zeker een belangrijk potentieel voor het
vitaliseren van de politieke openbaarheid, doordat zij actief burgerschap onder
jongeren stimuleren.
De grote webfora van jongeren zijn onderdeel van de virtuele politieke openbaarheid. Zij vormen daarom ook een resonantiebodem voor problemen die door het
politieke systeem bewerkt moeten worden. Het zijn virtuele arena’s waar maatschappelijke problemen worden geïdentificeerd en preferenties met betrekking
tot oplossingen voor deze problemen worden geformuleerd. Daarom zouden
jongerenfora op het internet dus misschien als bruggen kunnen functioneren
tussen de alledaagse communicatieve praktijken en het politieke systeem.
b. Politieke leerprocessen en virtueel burgerschap
In hoeverre faciliteren webfora de omzetting van zelfexpressie in een vorm van
publieke participatie? Of anders gezegd: hoe voltrekt zich de overgang van
particuliere naar publieke stem? In hoeverre stelt participatie in interactieve
media jongeren in staat positieve ervaringen op te doen met burgerschap?31
30
Webfora kunnen fungeren als platforms waarop sociale bewegingen betrokken worden
bij de politieke menings- en besluitvorming. De doelstellingen van de webfora en weblogs
van (allochtone en autochtone) jongeren zijn weliswaar niet primair of expliciet politiek
gericht, maar zij vervullen wel een belangrijke rol in de zelforganisatie van jongeren. Als
zodanig kunnen deze webfora worden opgevat als een product van zelforganisatie van
jongeren en daarom als onderdeel van een zich virtueel en lokaal organiserende
jongerenbeweging.
31
Op de complexiteit van het begrip burgerschap kan hier niet verder worden ingegaan.
Burgerschapsconcepties veranderen in de loop der tijd en verschillen per land. Burger35
Wanneer webfora voldoende mechanismen van socialisatie en zelfbescherming
hebben geïnstitutionaliseerd, ontwikkelen benaderen zij het normatieve model
van de ideale gesprekssituatie. Volgens Jürgen Habermas [1981: 109 e.v.] zijn
er minstens vier voorwaarden van de ideale gesprekssituatie{ (1) Alle
betrokkenen dienen gelijke kansen te hebben om een discours te beginnen en
(2) dienen binnen het discours gelijke kansen te hebben. (3) Tussen de
discoursdeelnemers mogen geen machtsverschillen bestaan die kunnen
verhinderen dat bepaalde opvattingen naar voren gebracht of juist gekritiseerd
kunnen worden (Herrschatsfreiheit). (4) Alle deelnemers aan het discours dienen
zich waarachtig tegenover elkaar te uiten.32
Jongeren die regelmatig participeren in webfora waarin meningen worden
uitgewisseld over de meest uiteenlopende aspecten van hun persoonlijke, sociale
en politiek-culturele leefsferen, doen daarin voor het eerst ervaring op met
virtuele gesprekssituaties waarin zij elkaar als gelijken ontmoeten en binnen het
discours gelijke kansen hebben om hun opinies en waarderingen naar voren te
brengen. Alleen al in dit opzicht zijn de webfora een leerschool en transmissieriem van democratie. In de niet-hiërarchische open online netwerken krijgt het
basisprincipe van de publieke opinie haar nieuwe kans: individuen geven in de
openbaarheid van het webforum hun opinie; deze publiek gearticuleerde opinies
wijzigen zich in dialoog met de opinies van anderen; vanuit het open en kritische
schap impliceert gelijkheid in het politieke domein, maar veronderstelt noch vereist
maatschappelijke gelijkheid. De burger is in ieder geval niet identiek met heel de mens.
Diverse auteurs maken een onderscheid tussen een dun/beperkt en een dik/uitgebreid
concept van politiek burgerschap. In de brede conceptualisering van staatsburgerschap
zijn meestal ook de (republikeinse) deugden opgenomen, zoals open debat, redelijkheid,
zorgvuldigheid en pluraliteit [Van Gunsteren e.a. 1992]. Jürgen Habermas [1992: 638
e.v.] maakt een onderscheid tussen Staatsangehörigkeit (status positivus civilis) en
Staatsbürgerschaft (status activus). Daarmee vergelijkbaar is het onderscheid tussen
formeel en moreel burgerschap [Kymlicka /Norman 1994:353; Van Dixhoorn 2005;
Schinkel 2009:49]. Bij formeel burgerschap gaat het om de rechten en plichten die horen
bij het staatsburgerschap. Het heeft zowel betrekking de juridische status van lidmaatschap van een staat (een juridisch-politieke orde) als op sociale rechten. Bij moreel
burgerschap gaat het om een buiten-juridische normatieve invulling van wat de ‘goede
burger’ is of moet zijn en doen. Moreel burgerschap impliceert de voorstelling dat men
pas echt burger is als men ook actief burger is.
In zijn onderzoek naar webfora sluit ook Graham Todd [2009] aan op de ideeën van
Habermas over de ‘ideale’ publieke sfeer. Om de kwaliteit van de forumdiscussies te
beoordelen formuleerde hij negen voorwaarden voor correcte deliberatie: rationeelkritisch debat, continuïteit, samenhang, wederkerigheid, reflexiviteit, empathie,
discursieve gelijkheid, discursieve vrijheid en oprechtheid.
32
36
debat onder gelijken ontstaan gebundelde opinies; gebundelde opinies kunnen
het beleid van particulieren, organisaties, bedrijven en overheden beïnvloeden.33
Wat begint als een vorm van zelfexpressie (zeggen wat jij ervan vindt) wordt in
de webfora dus daadwerkelijk omgezet in een vorm van publieke participatie.
Dat geldt uiteraard lang niet voor alle topics en subtopics die in de grote webfora
worden besproken. Maar het geldt ook niet alleen voor de expliciet politieke
topics waarin actualiteiten worden besproken. Ook in identiteit en leefstijl gerelateerde topics waarin bijvoorbeeld over muziek, seksualiteit, sport of kleding
wordt gediscussieerd, kristalliseren zich meer of minder sterk gebundelde opinies
over jeugdcultuur, machogedrag en mannelijkheid, zedelijkheid en fatsoen uit.
Geen restrictieve definitie van burgerschap en politieke participatie
In de Angelsaksische literatuur over burgerparticipatie worden meestal drie terreinen genoemd die jongeren zouden moeten beheersen om actieve en effectieve burgers te worden: relevante kennis (‘civic literacy’), vaardigheid om collectieve acties te organiseren
(‘civic skills’) en emotionele verbinding en motivatie (‘civic attachment’) [Flanagan/Faison
2001]. Het merendeel van de auteurs concentreerde zich lange tijd op de politieke onverschilligheid (‘civic disengagement’) van jongeren; zij probeerden te verklaren waarom
jongeren niet politiek geëngageerd zijn en aan te geven hoe een sterkere participatie bevorderd kan worden [Bucy 2003]. Pas in de laatste jaren zijn er studies die verder gaan
dan deze traditionele aanpak van burgerparticipatie [Bell 2005]. In deze studies wordt
niet meer gefocust op wat jongeren niet doen. Daaruit blijkt dat jongeren waarvan traditioneel verondersteld wordt dat zij niet politiek actief zijn, in werkelijkheid deelnemen
aan diverse politieke discussies en acties (ook al worden deze activiteiten door die jongeren niet als zodanig gedefinieerd). Waarover jongeren zich politiek zorgen maken valt
lang niet altijd samen met de agenda’s van politieke partijen die bijdragen aan het dominante discours van wat ‘politiek’ is. “If young people are given the chance to discuss politics in their own terms, so providing a wider definition of politics, then it is clear that they
are very much engaged and interested in things ‘political’” [Skelton/Valentine 2003:124].
Het kernprobleem is hoe breed of restrictief men het begrip ‘politieke participatie’ (en
daarmee ‘burgerschap’) definieert. Als men politieke participatie reduceert tot het ideaaltypische parlementaire model (stemmen, actief zijn in een politieke partij, meedoen met
politieke campagnes) dan ontneemt men zichzelf het zicht op al de andere (voorstatelijke
Zie voor algemene studies over jongeren en burgerschap in digitale omgevingen: Della
Carpini [2002], Suorant [2003], Bell [20075], Dahlgren [2007].
33
37
en indirecte) vormen van politieke participatie en van actief burgerschap. En men
ontneemt zichzelf vooral het zicht op virtuele vormen van actief burgerschap. De kunst is
om zicht te krijgen op de manier waarop jongeren zelf ‘politiek’ ervaren en beleven.
Het is waar dat jongeren over weinig feitenkennis beschikken en dat zij meer politieke
kennis krijgen naarmate zij ouder worden. De Nederlandse jongeren verschillen in dit
opzicht niet of nauwelijks van jongeren uit andere Westerse landen. Maar dat betekent
nog niet dat zij onwetend zijn over politiek. Burgers die over geen of weinig politieke
feitenkennis beschikken, kunnen wel degelijk inhoudelijk over politiek spreken en
politieke informatie interpreteren. “Veel jongeren zijn in staat politieke informatie correct
te interpreteren en hebben in de praktijk adequate kennis” [Aalberts 2006:22].
Veel jongeren stellen weinig vertrouwen in de officiële politieke instellingen (zoals de
Europese Commissie, het nationale parlement, vakbonden of politieke partijen), maar zij
participeren vaak in grass-roots organisaties, lokale burgerinitiatieven en zelf geïnitieerde
activiteiten. Politieke betrokkenheid onder jongeren is dus niet afgenomen, maar van
karakter veranderd en deels gevirtualiseerd. De virtualisering van burgerschap is een
nog grotendeels onbegrepen fenomeen. De virtualiteit van burgerschap is niet zozeer
gelegen in het feit dat burgerschap meer een virtus (deugd) is geworden [Schinkel
2009], maar in het feit dat modern burgerschap zich in en door de participatie in virtuele
gemeenschappen manifesteert.
Op webfora krijgen jongeren de ruimte om burgerschap te leren. Tot het leren
van burgerschap behoort tegenwoordig ook het leren hanteren van webgerelateerde instrumenten, het informeren van diverse publieken, het beargumenteren
van eigen stellingnames, het aanvechten van illegitieme aanspraken en het organiseren van acties rond eigen thema’s. Kortom: de leerprocessen in interactieve
media stellen jongeren in staat positieve ervaringen op te doen met burgerschap.
Webfora zijn de natuurlijke leerscholen van le jeune citoyen.
Het leerproces vindt niet plaats in ‘burgerschapsklassen’ of andere formeel
pedagogische contexten. Het leren ontstaat vanuit de discursieve praktijken in
webfora. Het leren is grotendeels niet-lineair en niet-hiërarchisch en vindt plaats
in diverse sociale omgevingen die verbonden zijn aan of voorbereiden op een of
andere vorm van democratische participatie.
38
Ondanks al het ‘kinderlijke geklaag’ en de botheid van vele standpunten krijgt
men zicht op jongeren die in de loop van een paar weken of maanden regels van
een rationele en kritische argumentatie onder de knie krijgen en die ook zorg
dragen voor een tolerant discussieklimaat. Sommigen van deze jongeren worden
vervolgens door de forumbeheerder uitgenodigd om als moderator van een
(sub)forum op te treden. De meeste jongeren beschouwen dit als een grote eer,
ook al worden zij daarvoor in de regel niet monetair beloond. De aspirant
moderatoren vormen de ruggengraat van het forumwezen en dragen door hun
eigen ervaringen en deskundigheid bij aan het scheppen van gunstige condities
voor verdergaande leerprocessen in een tolerant discussieklimaat waarin de
deelnemers elkaar ondanks alle kritiek respecteren. Praktisch alle sitebeheerders
en moderatoren zien dit als hun eigenlijke civiliserende opdracht.
Leercurve
Van het precieze verloop van de leercurve in virtuele jongerenfora is nog geen empirisch
onderzoek voorhanden. Uit mijn gesprekken met moderatoren blijkt wel dat zij door zelf
door intensieve participatie in het forum tot het inzicht zijn gekomen dat het voor een
goed verloop van de discussie en voor het realiseren van een aangename discussiesfeer
nodig is (i) dat er handhaafbare huisregels opgesteld moeten worden; (ii) dat de
moderatoren uit de eigen groep van het (sub)forum gerekruteerd moeten worden; en
(iii) dat zij in de loop der tijd zelf de motivatie en vaardigheden hebben ontwikkeld om
deze verantwoordelijkheid op zich te nemen. Een deel van de beginnende moderatoren
vat de hun toegewezen verantwoordelijkheid te ‘ruimhartig’ of te ‘restrictief’ op: zij
beschouwen het (sub)forum dat zij mogen modereren als hun eigen particuliere ruimte
waarvan bezoekers alleen maar op ‘gepaste’ wijze gebruik mogen maken. In de loop der
tijd leren zij (uit eigen ervaringen en deling daarvan met anderen) dat het zo krachtig
mogelijk naar voren brengen van een eigen mening iets anders is dan het handhaven
van de huisregels van het webforum: ‘de scheidsrechter speelt niet mee en is geen
partij’. En zij leren op den duur ook om te gaan met de weerbarstigheid en dwarsheid
van gebruikers die het forum beschouwen als ‘iets dat van henzelf is’.
c. Nieuwe vaardigheden van de (virtuele) burger
In hoeverre leren jongeren op webfora vaardigheden die zij als burger in het
democratisch proces kunnen inzetten? We hebben hiervoor gezien dat jongeren
in webfora leren hoe zij met elkaar in het openbaar kunnen discussiëren. In de
webfora ontwikkelen zij met vallen en opstaan de vaardigheid om de eigen
39
stellingnames te beargumenteren en die van anderen te kritiseren. Zij leren
zinnige van onzinnige argumenten te onderscheiden en illegitieme aanspraken
van legitieme. In webfora leren zij luisteren naar wat anderen te berde brengen,
ook al zijn zij het daarmee volstrekt oneens. Bovendien kunnen zij in de praktijk
leren wat de grenzen zijn van de vrijheid van meningsuiting, en hoe juist door de
instandhouding van deze grenzen een ongedwongen, rationele maar toch
gezellige discussie kan plaatsvinden over de meest uiteenlopende, intieme en
ultieme vraagstukken van het persoonlijke en maatschappelijke leven.
Door de participatie in webfora leren jongeren niet alleen hun eigen visies en
opinies te formuleren maar worden zij ook geconfronteerd met tegenspraak. Veel
jongeren gebruiken webfora in eerste instantie louter om op ongezouten wijze
lucht te geven aan hun ongenoegen of kwaadheid over de meest uiteenlopende
kwesties. Door tegenspraak van anderen worden zij ertoe gestimuleerd hun
eigen opvattingen te herzien, te differentiëren of beter te onderbouwen. Wie
halsstarrig blijft hangen in zijn ‘eigen gelijk’ merkt al snel dat zijn bijdrage
nauwelijks invloed heeft op het verloop van een discussie. Participanten wier
bijdragen positief door andere deelnemers worden aangehaald of door hen
serieus worden besproken fungeren vaak als informeel rolmodel dat met respect
wordt behandeld. Dit gebeurt vooral in webfora waarvan de leden min of meer
regelmatig standpunten met elkaar uitwisselen en daarom ongeveer weten wie
(met welke avatar) wat te melden heeft. In subfora die slechts incidenteel door
leden worden bezocht vertonen de discussies vaak een erg repetitief karakter:
een herhaling van zetten door een klein clubje van deelnemers die eigenlijk nooit
echt met elkaar in discussie gaan.
Verhalen vs. Verhalen
Er staat meer op het spel dan de loutere inclusie of tolerantie van verschillende stellingnames en opinies. Het gaat erom verschillende discoursen met elkaar te confronteren:
forumdeelnemers moeten nadenken over hun eigen verhaal via een confrontatie met de
verhalen van anderen. Openheid bestaat niet alleen in het insluiten van alle deelnemers
en alle posities; het vereist ook dat discussianten zich open stellen ten opzichte van
anderen en hun posities. De verschillende verhalen moeten niet alleen co-existeren,
maar ook interacteren. Alleen dan wordt het mogelijk wegen te vinden om de bestaande
verschillen te overbruggen. In (In)difference online: The openness of public discussion
on immigration [2007] wijst Tamara Witschge er terecht op dat forumbezoekers niet zo
snel hun opvattingen wijzigen naar aanleiding van een forumdiscussie. “Alleen wanneer
40
deelnemers zich openstellen voor anderen en hun meningen, en deze niet onverschillig
en vijandig tegemoet treden, is een dialoog mogelijk. […] In een samenleving waarin
steeds meer polarisatie bestaat, kan het moeilijk zijn om een dialoog te bewerkstelligen.”34
Een van de meest cruciale vaardigheden die jongeren in online discussiefora
kunnen leren is de kritische omgang met (internet)bronnen. Zij leren omgaan
met tegenstrijdige bronnen en worden telkens uitgedaagd om de betrouwbaarheid van hun bronnen te toetsen. Door het vergelijken en afwegen van uiteenlopende en vaak tegenstrijdige bronnen leren jongeren met vallen en opstaan
wat de indicatoren van kwaliteit zijn: de dekking (relevantie en reikwijdte van de
inhoud), nauwkeurigheid (betrouwbaarheid van de informatie), evenwichtigheid
(redelijkheid van ingenomen of weergegeven standpunten) en actualiteit (gedateerdheid van de aangeboden informatie), en geloofwaardigheid (het gezag en
de deskundigheid van een auteur). Bronkritisch vermogen is een schaars goed in
een situatie waarin iedereen die maar wil de grootst mogelijke onzin op het
internet kan plaatsen. 35
De participatie in interactieve media stelt jongeren dus niet alleen in staat om
positieve ervaringen op te doen met burgerschap, maar genereert tevens een
aantal essentiële vaardigheden die nodig zijn om dat burgerschap ook actief en
kritisch uit te oefenen. De jongerengeneratie van de digitale inlanders verwerft
deze vaardigheden niet alleen door deel te nemen aan webfora, maar ook door al
hun andere digitaal geschraagde activiteiten, en in het bijzonder door hun
intensieve gaming praktijken.
De vraag is of en in welke mate jongeren in de offline wereld daadwerkelijk
gebruik maken van deze vaardigheden en hun actieve burgerschap wordt
bevorderd. Er zijn nog geen empirische studies die hierover meer helderheid
verschaffen. Er zijn wel verwante studies naar de effecten van de participatie van
34
Vgl. ook Witschge [2004].
Op de grote jongerenfora wordt à la minute het allerlaatste nieuws beschikbaar gesteld
en besproken. Door de commentaren op deze nieuwsberichten tasten forumbezoekers
gezamenlijk af wat de relevantie en betrouwbaarheid van het geboden nieuws is, en hoe
redelijk of evenwichtig de weergegeven standpunten zijn. In dat opzicht zijn forumbezoekers permanent bezig om hun bronkritische vaardigheden te ontwikkelen.
35
41
jongeren in (face-to-face) vrijwillige organisaties op hun toekomstige politieke
participatie. Uit dat onderzoek blijkt dat deze effecten wel degelijk bestaan
[McFarland/Thomas 2006]. De beperking van dergelijke studies is echter dat zij
in de regel vertrekken vanuit een restrictief begrip van politieke participatie en
daarmee van burgerschap (meestal beperkt tot participatie in politieke partijen
en instituties). Ook de participatie in lokale vrijwillige(rs) organisaties kan
immers in veel gevallen als een vorm van politieke participatie worden
beschouwd. Bovendien moet er, zoals eerder gezegd [zie p. 34 e.v.] rekening
mee worden gehouden dat de processen van politieke menings- en
besluitvorming zich in toenemende mate virtualiseren. Men kan dus
tegenwoordig ook heel goed online ‘politiek actief’ en ‘actief burger’ zijn. De
vraag is daarom veeleer deze: in welke mate worden de vaardigheden die
jongeren door hun participatie in algemene webfora ontwikkelen daadwerkelijk
gebruikt voor actief burgerschap in online en offline arrangementen?
Recent Europees onderzoek naar het gebruik van games op scholen toont aan dat
het spelen van (commerciële) games bijdraagt aan de ontwikkeling van sociale en
intellectuele vaardigheden.37 Het verbetert
niet alleen het taalkundig en rekenvermogen, maar ook het geheugen, het ruimtelijk
inzicht38 en de oog-hand coördinatie.39
Gaming Iznogoud36
De gangbare vooroordelen over
gaming zijn dat het spelen van door
computers gemedieerde online spelletjes leidt tot (i) vereenzaming en een
gebrek aan sociale vaardigheden, (ii)
concentratieverlies, (iii) desensitisatie
en agressief gedrag (‘amokmakers’),
(iv) gender ongelijkheid – macho
cultuur en tot (v) verwaarlozing van
andere leefdomeinen.
Iznogoud (uitgesproken als “is no good” met een Frans accent) is een karakter in de
komische verhalen van de schrijver René Goscinny en van de kunstenaar Jean Tabary.
Het is een volkomen verdorven antiheld in de wereld van het Franse stripverhaal. Zijn
enige doel in het leven is om de kalief van zijn positie te verwijderen en deze zelf in te
nemen: “je veux devenir calife à la place du calife”. Het werd een metafoor voor overambitieuze individuen die zelf baas willen worden. Critici van online gaming die deze
vooroordelen van ‘Iznogoud’ verspreiden proberen van buitenaf greep te krijgen op een
wereld die zij niet begrijpen.
36
37
Sociale & intellectuele vaardigheden: European Schoolnet & ISFE [2009], DeMaria
[2007], Johnson [2005], Kirriemuir / McFarlane [2004]. Vgl. ook de Nederlandse site:
www.gamenisgoed.nl. Zie voor ISFE: www.isfe.eu.
38
Ruimtelijk inzicht en reactievermogen: Okagaki / Frensch [1994], Greenfield / Brannon
/ Lohr [1994], Subrahmanyam / Greenfield [1994], Greenfield [2009]. Zie ook het Journal of Applied Developmental Psychology [1994]. 15, Special Edition. Daarin wordt uitvoerig aandacht besteed aan de transformatie van het ruimtelijke voorstellingsvermogen,
42
Daarnaast stimuleert gamen de creativiteit40 en vergroot het de kennis van
nieuwe computertechnologieën die in de huidige samenleving steeds belangrijker
worden.
Samen gamen versterkt bovendien de sociale verbanden. 41 De mogelijkheden
om ook online met gelijkgestemden een spel te spelen is steeds populairder
geworden. De sociale betekenis wordt versterkt doordat wereldwijd steeds meer
mensen online gaan gamen.42 Online gaming en andere speelse internetactiviteide ruimtelijke visualisatie en de perceptie van snelheid.
39
Oog-hand coördinatie: Greenfield / De Winstanley [1994], Griffith / Voloschin [1983],
Kuhlman / Beitel [1991]. Het nut van de vaardigheden die in online games worden
verworven voor hoogwaardige militaire activiteiten wordt uitvoerig geanalyseerd door
Peter Singer [2009]. Volgens Singer stimuleert de omgang met de complexiteit van
games de verwerving van vaardigheden die van groot belang zijn voor de militairen van
de toekomst die eerder robots op afstand besturen dan rambo-achtig met getatoeëerde
spierballen door de jungle te trekken. “Dealing with all this complexity is stimulating and
exercising the neural networks in kids’ brains at younger ages than in previous generations, which may actually be making these kids smarter. […] This experience gives kids
not just more smarts, but a certain mental flexibility that translates especially well in the
complex fights of today’s wars” [Singer 2009:366].
Door hun intensieve ervaringen met online games zijn jongeren beter in staat tot multitasking. “Having spent their youth online gaming, sipping Red Bull, and talking on their
cell phones all at once, young drone pilots come to the unit with an ease at multitasking
already wired into their DNA” [idem]. Dat is overigens geen nieuwe gedachte. Al meer
dan 25 jaar daarvoor werd dezelfde stelling geponeerd door de Amerikaanse president
Ronald Reagan. Op 8 augustus 1983 verklaarde hij voor het Iota Chapter Tau Kappa
Epsilon Eureka College het volgende: “I recently learned something quite interesting
about video games. Many young people have developed incredible hand, eye, and brain
coordination in playing these games. The air force believes these kids will be our
outstanding pilots should they fly our jets”.
Een van de meest invloedrijke intellectuele voorlopers van het web, Vannevar Bush,
publiceerde al in 1945 het ontwerp van zijn memex, waarmee hij vooral probeerde om
het creatieve vermogen van mensen te stimuleren. De kern van creativiteit was volgens
hem dat mensen in staat zijn om associatieve verbanden te leggen. Bush was de eerste
die bedacht dat het mogelijk moest zijn om het principe van ‘selectie door associatie’ te
mechaniseren. Dit bracht hem tot de ontdekking van een systeem voor het associatief
verbinden van informatie, de ‘memex’ (memory extension). Vgl. Benschop [1997/2009]
De memex van Vannevar Bush. De hypertekstuele revolutie heeft niet alleen onze manier
van schrijven en lezen veranderd, maar daardoor ook onze wijze van leren, en
waarschijnlijk ook onze manier van (imiterend of creatief) denken.
40
41
Games als sociale tak van sport: Gee [2003], Corneliussen / Retberg [2008], Brand
[2007]. De meeste kinderen (68%) spelen video- of computerspellen samen met andere
kinderen [Van Schie / Wiegman 1997].
Via het internet worden in principe alle deelnemers aan de online wereld een potentiële
speelkameraad. De populariteit van online spelletjes wordt verder gestimuleerd door het
toenemende aanbod van online spelletjes, de laagdrempeligheid, de mogelijkheid om
met gelijkgestemden een gezelschapsspel te spelen zoals schaken, poker of bridge, en de
42
43
ten leiden dus niet tot vereenzaming of een erosie van sociale vaardigheden,
maar dragen juist bij aan het verwerven van competenties die van groot belang
zijn voor de vorming van solidaire gemeenschappen.
Uit al het onderzoek blijkt dat gamers de sociale aspecten van hun speelse activiteiten
als zeer belangrijk ervaren. Meer dan een derde van de gamers vindt zelfs dat de
familieband versterkt wordt door het spelen van interactieve online games. De overgrote
meerderheid van de gamers waardeert het vermaak zelfs nog minder dan het educatieve aspect: de gemiddelde gamer denkt dus dat hij/zij meer leert van een online spel dan
dat zij ervan genieten [Jeffrey Goldstein, Universiteit van Utrecht, Nederland]. Een substantiële minderheid van de online gamers is van mening dat hun activiteiten bijdragen
aan democratisering en het bevorderen van burgerschap [Jeff Brand, Bond University,
Australië]. Tenslotte biedt online gaming nieuwe mogelijkheden voor het leren omgaan
met dynamische groepsprocessen, zoals sociale in- en uitsluiting. Het draagt hiermee bij
aan sociale vorming en biedt een uitstekende testomgeving voor het uitspelen van
sociale relaties [Allessandro Antonietti, Sacred Heart Universiteit, Italië].
De explosieve ontwikkeling van digitale technologieën in de afgelopen decennia
heeft niet alleen de manier waarop we leven en communiceren veranderd, maar
ook de manier waarop onze hersenen werken [Small 2008]. De dagelijkse blootstelling aan hightech producten zoals mp3-spelers, smartphones, videogames en
computerprogramma’s stimuleert de aanleg van nieuwe neurale verbindingen in
ons brein. Gary Small, hoogleraar psychiatrie aan de universiteit in Los Angeles,
heeft samen met een team van neuropsychologen aangetoond wat er in de
hersenen van een mens gebeurt wanneer hij een boek leest of wanneer hij op
digitale wijze informatie vergaart. Uit een vergelijking tussen digibeten, digitale
migranten en digitale inlanders (digital natives) bleek dat er geen verschil te zien
was tussen de hersenactiviteiten van onervaren en ervaren computer gebruikers
wanneer ze een boek lazen. Maar er was wel een verschil in neurale activiteit te
zien tijdens de digitale zoekopdrachten. De proefpersonen met veel computerervaring gebruikten specifieke netwerken aan de linkervoorkant van hun
mogelijkheid om met of tegen volstrekt vreemde players een uitermate spannend strijdspel te spelen in hyperrealistisch digitale omgevingen zoals World of Warcraft. Het gevolg
hiervan was dat steeds meer oorspronkelijke niet-gamers en consolegamers tenslotte
toch online zijn gaan gamen.
44
hersenen, de zogeheten dorsolaterale prefrontale cortex.43 Dit deel van het brein
speelt een rol bij ons vermogen om complexe informatie te verwerken en
beslissingen te nemen. Het digitale brein is vooral goed in het voortdurend
versnipperd aandacht schenken aan verschillende dingen tegelijk. Middels de
nieuwe neurale netwerken in dit deel van de hersenen kunnen we meer signalen
tegelijkertijd opvangen, meer aandacht schenken aan verschillende digitale
prikkels en er ook eerder op reageren.
Ook in dit neurologisch perspectief is de generatie van de digitale inlanders
uitgerust met multi channel vaardigheden die van groot belang zijn voor het
verwerken van zeer uiteenlopende en tegenstrijdige informatiestromen.44 Voor
de moderne, ook virtueel actieve burger zijn dit cruciale vaardigheden om zich te
oriënteren in een onzekere wereld.
d. Versoepeling van de grenzen van directe democratie
De netwerkgeneratie van de digitale inlanders is op zoek naar nieuwe vormen
van maatschappelijke betrokkenheid en wil de democratie moderniseren
[Hazenberg 2009]. De laatste vraag die hier beantwoord moet worden is in
hoeverre deelnemers aan webfora ook daadwerkelijk ervaring opdoen met
communicatie- en interactievormen die van belang zijn voor een vitalisering van
de (vooral directe) democratie. Wat zijn de specifieke ervaringen waarop
strategieën voor democratische innovatie kunnen aansluiten? In hoeverre
kunnen vitaliseringsstrategieën aansluiten bij de zich ontwikkelende
communicatieve en interactieve mechanismen in populaire webfora?
Democratie is een specifieke vorm van beslissingsprocedures. Als ‘procedurele
vorm van legitimiteit’ (Habermas) kan democratie verschillende vormen
aannemen. Directe democratie is een beslissingsstructuur zonder enige vorm van
delegatie en representatie. Alle beslissingen worden door alle leden gezamenlijk
43
Vgl. Wikipedia_Prefrontale cortex: http://nl.wikipedia.org/wiki/Prefrontale_cortex
De leerverwachting van jongeren wordt in toenemende mate gevormd door het
gebruik van internet, gaming, participatie in virtuele sociale netwerken e.d. Zij geven de
voorkeur aan taken die snel, actief en explorerend zijn met meervoudige en parallelle
informatiekanalen. De traditionele methoden van (klassikale en lineaire) instructie zijn
niet erg geschikt om op deze educatieve behoefte aan te sluiten [Arnseth 2005]. Voor de
huidige generatie jongeren is leren sociaal, gedistribueerd en onderdeel van een netwerk
van mensen, instrumenten, technologieën en ondernemingen die allemaal met elkaar
verbonden zijn [Gee 2003:177].
44
45
voorbereid, genomen en uitgevoerd. In meer brede zin kan directe democratie
delegatie impliceren van bepaalde functies van beslissingsvoorbereiding,
besluitvorming, uitvoering en controle.45
Sinds jaar en dag wordt in discussies over de betekenis van directe democratie
de nadruk gelegd op de principiële grenzen van deze vorm van democratie.46
Deze schijnbaar onoverwinbare grenzen laten zich samenvatten in de
trefwoorden: gebrek aan ruimte, tijd en competentie.
1. Ruimte
Voor democratisch debat en beslissingen moeten alle leden van de
politieke gemeenschap bijeenkomen in een ruimtelijk verband. Zodra de
politieke gemeenschap de schaal van een kleine dorpsgemeenschap
overstijgt, wordt het praktisch onmogelijk een fysieke ruimte te vinden die
groot genoeg is om met elkaar synchroon te converseren. Nog afgezien
van alle andere praktisch bezwaren die kleven aan bijeenkomsten van
duizenden mensen, is de principiële beperking van directe democratie dat
zij alleen effectief kan zijn wanneer de politieke gemeenschap beperkt in
aantal is. In het digitale tijdperk wordt deze ruimtelijke grens van directe
democratie op diverse manieren doorbroken. In virtuele politieke gemeenschappen hoeven de burgers niet op een bepaalde plek bijeen te komen
om met elkaar te kunnen communiceren. Middels het internet kan een in
Bij delegatie in directe vormen van democratie geldt minimaal: korte ambtsperiodes,
recht om de gekozen gedelegeerden en bestuurders op elk moment terug te roepen,
directe verkiezing, strak imperatief en gespecificeerd mandaat, precieze verantwoordingsplicht, alle belangrijke beslissingen blijven voorbehouden aan de effectief werkende
ledenvergadering.
45
Daarnaast wordt traditioneel gewezen op de sociale voorwaarden van directe democratie: beperkte omvang van de organisatie en een minimum aan sociale homogeniteit. De
eerste voorwaarde komt hieronder bij punt 2 (ruimte) aan de orde. Het vereiste minimum aan sociale homogeniteit komt –zij het beperkt- bij punt 3 (competentie) aan de
orde. Bij een te grote sociale heterogeniteit van de deelnemers is de kans op een
Babylonische spraakverwarring erg groot. Een discussie tussen mensen met totaal
verschillende achtergronden die elkaar niet (willen) begrijpen kan spannend en spectaculair zijn, maar het informatieve of constructieve gehalte ervan is beperkt. Toch blijkt
uit al het onderzoek dat diversiteit een veel doorslaggevender motivatie is voor online
discussie dan het vinden van gelijkgestemde individuen. Forumbezoekers lijken de online
ruimte meer te zien als een plaats om verschil te vinden dan als een ruimte om een
exclusieve groep van gelijkgestemden te vormen. De primaire motivatie om in webfora te
participeren is de openheid van het debat: webfora zijn virtuele ruimtes waar het verschil
gevonden wordt en meningen vrij kunnen worden geuit. Internet faciliteert niet alleen de
participatie van meer mensen, maar ook van een meer heterogene groep mensen.
46
46
principe onbeperkt aantal burgers tegelijkertijd of op een tijdstip van eigen
keuze samenkomen in een principieel onbeperkte virtuele ruimte. Internet
is een medium van nabijheid dat mensen in staat stelt om op grote
afstand direct met elkaar te communiceren. De traditionele beperktheid
van de fysieke ruimte valt dus weg wanneer burgers zich beginnen te
organiseren in de virtuele ruimte.
2. Tijd
In het direct democratische model wordt van alle burgers47 verwacht dat
zij tijd vrijmaken voor het bijwonen van politieke bijeenkomsten. Bovendien worden zij geacht ook de moeite te nemen om zowel aan de voorbereiding van de besluitvorming als aan de uitvoering en controle mee te
werken. Een dergelijke claim op het tijdsbudget is voor veel burgers eenvoudig niet te realiseren. Zij zijn ingebed in diverse tijdsregimes van werk,
onderwijs, gezin, relaties en ontspanning. In het digitale tijdperk wordt dit
tijdsbeslag aanzienlijk geflexibiliseerd. Burgers kunnen zelf beslissen op
welk moment zij participeren in een virtuele politieke gemeenschap. Zij
hoeven hun andere leefritmes niet te onderbreken om op een bepaald
tijdstip en op een plek met andere leden van de politieke gemeenschap te
discussiëren. Voor synchrone communicatie is het weliswaar noodzakelijk
online aanwezig te zijn in een afgebakende conversatieruimte (zoals een
audio- of videoconferentie), maar daarvoor hoeft men niet meer naar een
vergaderzaal in een provinciale of nationale hoofdstad te reizen. Bij
asynchrone communicaties is het zelfs niet meer noodzakelijk dat alle
burgers gelijktijdig participeren. Zij kunnen middels discussiefora of
instant messaging asynchroon op een tijdstip van eigen keuze participeren
in de virtuele politieke gemeenschap. Het grote voordeel van asynchrone
communicatie (‘conversation in slow motion’) is dat de processen van
47
De centrale inclusieve gedachte is dat iedereen die met een thema of beslissing te
maken heeft (en er dus ‘belang’ bij heeft) aan de beraadslagingen moet kunnen
deelnemen. “De politieke publieke sfeer kan haar functie van het waarnemen en
thematiseren van omringende sociale problemen alleen maar vervullen voor zover deze
zich ontwikkelt vanuit de communicatie die plaats vindt tussen degenen die hierdoor
potentieel geraakt worden. Het wordt uitgevoerd door een publiek dat gerekruteerd
wordt uit het geheel van de burgers [Habermas 1992: 365]. De centrale egalitaire
gedachte is dat alle burgers in het publieke domein gelijk zouden moeten zijn, d.w.z.
gelijke kansen moeten hebben om aan het politieke discours deel te nemen [Barber
1984].
47
meningsvorming veel beter thematisch gestructureerd kunnen worden dan
in synchrone communicatie. Discussiegroepen worden geformeerd rond
een globaal thema. Daarbinnen kan de discussie gestructureerd worden
door een aantal discussielijnen over min of meer afgebakende subthema's
(‘threading’). Deze discussiegroepen kunnen een moderator aanstellen die
erop toeziet dat de discussie ‘bij het onderwerp’ blijft. Deze structurele
mechanismen verzachten de tendens naar thematische fragmentatie in
uitgebreide conversaties over complexe onderwerpen.
3. Competentie
Een derde principiële grens van directe democratie is het gebrek aan
competentie. In het ideaalmodel van directe democratie zijn alle burgers
bereid en in staat om een mening te vormen en te beslissen over
hoogcomplexe problemen.48 Veel politieke problemen zijn zo ingewikkeld
dat men specialistische deskundigheid nodig heeft om de mogelijke vooren nadelen van de beslissingsalternatieven te kunnen afwegen. In het
digitale tijdperk kan ook deze grens in vergaande mate worden opgerekt.
Natuurlijk blijven de problemen van bijvoorbeeld onze energievoorziening
en ons sociale zekerheidsstelsel uiterst complex en blijft ook het opstellen
van mogelijke beslissingsalternatieven een zaak van deskundigen met
voldoende kennis van zaken. Maar het verwerven en inzetten van die
expertise kan in de virtuele wereld veel eenvoudiger en sneller worden
gerealiseerd. Bovendien kunnen burgers via het internet nauwkeurige
informatie vinden over praktisch elk ingewikkeld probleem. Burgers
hoeven ook geen specialistische kennis te hebben over bijvoorbeeld
technische onderwerpen (zoals kernenergie) of wetenschappelijke studies.
Wanneer met behulp van ingeschakelde experts de alternatieve
oplossingen voor een probleem eenmaal zijn geformuleerd, dan zijn de
meeste burgers wel in staat om de voor- en nadelen van deze
alternatieven af te wegen en daarop hun keuze te bepalen. Burgers
hoeven dus geen specialistische competentie te verwerven; zij zijn als
politiek bewuste burgers competent om te beslissen over uitgewerkte
Een noodzakelijke voorwaarde van alle modellen van participerende, directe
democratie is de aanwezigheid van geïnformeerde burgers. Vgl. Macpherson [1971],
Barber [1984]. Zie ook het overzicht van Van Dijk [2000].
48
48
alternatieven. Tenslotte bieden virtuele politieke omgevingen diverse
nieuwe faciliteiten die processen van menings- en besluitvorming
ondersteunen. Zo wordt computervergaderen aangevuld met faciliteiten
voor informatiemanagement, instrumenten voor beslissingsondersteuning,
grafische displays, en software voor aansturing van het vergaderproces.
Digitale kloven overwinnen
Alle onderzoekers (Robert Dahl, Amitai Etzioni, Mitchell Kapor, Lawrence Grossman) zijn
het erover eens dat het internet de toegang tot politiek relevante informatie drastisch
heeft uitbreid en dat het voor burgers nieuwe mogelijkheden biedt voor politiek leren en
politieke actie.49 De actieve participatie van burgers is met name afhankelijk van de
vraag of de informatiesystemen zodanig zijn ontworpen en worden onderhouden dat zij
helpen om de kloof tussen de ‘informatierijken’ en de ‘informatiearmen’ te overbruggen.
De nieuwe capaciteiten die door het internet worden gecreëerd vormen een potentieel
dat juist door meer perifere groepen kan worden gebruikt [Bimber 1998; Norris 2001].
In het algemeen zijn het vooral de reeds actieve en betrokken jongeren die het internet
gebruiken voor maatschappelijke en politieke doeleinden.50 Zij doen dat meestal op websites die expliciet op politieke onderwerpen gericht zijn.51 In zijn in 2010 te publiceren
dissertatie The Young, the Civic, and the Web: Multi-method Reflections and Investigations doet Fadi Hirzalla een aantal suggesties voor het overwinnen van de digitale kloof
onder jongeren. Enerzijds stelt hij voor om bepaalde oefeningen in ‘burgerschap doen’
gemakkelijk en toegankelijk te maken. Anderzijds doet hij suggesties om de doelgroep
naar websites te ‘duwen’ waar over maatschappelijke en politieke onderwerpen wordt
gediscussieerd. Op scholen zouden jongeren op deze sites geattendeerd kunnen worden
of zij kunnen in de vorm van een opdracht jongeren stimuleren om deze sites te
bezoeken en te gebruiken. Vgl. ook Dahlgren [2007] en Livingstone [2002].
Vgl. Holmes [1998], Dahl [2002], Meikle [2002], Jenkins/Thornburn [2003], Dahlberg
[2007].
49
Volgens sommige auteurs [Delli Carpini 2002] heeft het internet vooral nut voor het
uitbreiden van de activiteiten van jongeren die al in het publieke domein opereren.
50
51
In zijn webgebaseerde studie concludeerde Lincoln Dahlberg [2001] dat er ‘substantiële politieke discussies’ plaatsvinden op de site van het Minnesota E-democracy project.
Jakob Linaa Jensen [2006] gebruikte een survey om te kijken wie er allemaal participeerden. Daaruit bleek dat het vooral actieve en geëngageerde mensen zijn.
49
IV. Conclusie
In de populaire webfora doen jongeren ervaringen op met diverse regels en
procedures die kenmerkend zijn voor processen van meningsvorming in direct
democratische associaties. In de virtuele wereld verwerven jongeren door hun
participatie in webfora niet alleen kennis en vaardigheden die cruciaal zijn voor
actief burgerschap, maar overschrijden zij tevens de klassieke grenzen van
directe democratie. Daarom is internet voor zoveel jongeren de ideale ruimte
geworden voor open en democratische discussie. De twee belangrijkste redenen
hiervoor zijn de anonimiteit van en de onbegrensde ruimte voor interactie. Het
internet maakt velen-tot-velen communicatie mogelijk en overbrugt tijd en
ruimte. Daardoor stelt zij duizenden mensen in staat om deel te nemen aan een
en dezelfde discussie. Internet faciliteert de participatie van meer mensen, en
vooral van een meer heterogene groep mensen. Omdat de interacties anoniem /
pseudoniem plaatsvinden, kunnen mensen vrijuit met elkaar discussiëren zonder
hun identiteit prijs te geven.
De webfora fungeren als een nieuwe third place52 naast al die andere vertrouwde
gemeenschapsdomeinen zoals het park, het plein, de kroeg, het danspaleis en de
wekelijkse markt. De derde plaatsen zitten tussen de eerste plaats van het ‘thuis’
en de tweede plaats van het ‘werk’. De eerste plaats is thuis en degenen waar
we mee samenwonen. De tweede plaats is de werkplaats, waar mensen feitelijk
een groot deel van hun tijd besteden. Derde plaatsen waren de ankers van de
sociale cohesie in het lokale gemeenschapsleven; het zijn plaatsen om te
ontspannen in het gezellig samenzijn met andere volwassenen dan de partner,
buurman of werkgever. Zij faciliteren en stimuleren bredere, meer creatieve
interactie. Naast het wijkplein, de buurtkroeg, en de markt fungeren de grote
webfora voor (allochtone) jongeren steeds sterker als belangrijke ankers van het
bovenlokale resp. nationale gemeenschapsleven.
In dat opzicht zouden de online discussiefora voor jongeren wel eens dezelfde
betekenis kunnen krijgen als het café (of beter: de achterkamer van het buurtcafé) in de negentiende eeuw had voor de syndicale en politieke constitutie van
de (socialistische) arbeidersbeweging. De verschillen zijn duidelijk. Webfora zijn
geen lokale cafés maar globale internetlocaties die altijd open en voor iedereen
Het concept ‘third place’ werd geïntroduceerd door Ray Oldenburg [1989]. Vgl. ook:
Ducheneaut, N. / Moore, R.J. / Nickel, E. [2007].
52
50
toegankelijk zijn. Zij kennen geen openings- of sluitingstijden en het uur van de
laatste ronde slaat nooit. Webfora zijn geen plaatsen die in de fysieke wereld van
de gebouwde omgeving zijn afgebakend, maar locaties in de virtuele wereld.
Voor hun interacties en discussies verzamelen jongeren zich niet meer op het
plein, in buurthuis of kroeg, maar in onzichtbare ruimtes in het virtuele hiernaastmaals, in de sfeer van hun tweede leven (Second Life).53 Anders dan in de
oude buurtcafé hoeven jongeren zich niet op eenzelfde tijdstip naar een fysiek
adres te begeven; zij krijgen ten alle tijden toegang tot de webfora door het
intypen van een internetadres. Ondanks al deze verschillen voltrekken zich in
webfora gelijksoortige processen als destijds in de buurtkroegen. Er worden
ervaringen uitgewisseld, er worden standpunten ingenomen, en er wordt soms
heftig geconverseerd over de meest uiteenlopende aspecten van het persoonlijke
en maatschappelijke leven. De webfora fungeren voor jongeren als een nieuw
mechanisme van virtuele socialisatie waar men kan leren op beschaafde wijze
met elkaar te discussiëren, als een ankerplaats van sociale cohesie waar een
nieuw gevoel van saamhorigheid ontstaat, als een oefenplek waar vaardigheden
worden geleerd die van belang zijn voor goed burgerschap. In al deze opzichten
kunnen de webfora van jongeren als democratische leerschool fungeren.
Methodische verantwoording
Behalve de literatuur en internetbronnen, waar in de voetnoten en de literatuurlijst naar
wordt verwezen, is deze verkenning gebaseerd op mijn eerdere studies naar de ontwikkeling van webfora [verzameld op de site: www.sociosite.org], op een intensieve
monitoring van de grootste webfora voor jongeren (met nadruk op sites die hoofdzakelijk
gericht zijn op allochtone jongeren, zoals marokko.nl, maroc.nl en hababam.nl), op
gesprekken met beheerders en moderatoren van webfora voor jongeren, en op eigen
ervaringen met cursussen voor en trainingen van moderatoren.
53
Vgl. Benschop [2005/9] Het Tweede Leven.
51
Literatuur
Aalberts, Chris [2006] Aantrekkelijke politiek? Een onderzoek naar jongeren en
popularisering van politiek. Amsterdam: Spinhuis.
Abdul-Rahman, Alfarez / Hailes, Stephan [2000] Supporting Trust in Virtual
Communities. In: Proceedings of the 33rd Hawaii International Conference on System
Sciences. Volume 6.
Ahuja, Manju K. / Galvin, John E. [2003] Socialization in Virtual Groups.
In: Journal of Management, 29(2): 161-85.
http://jom.sagepub.com/cgi/content/abstract/29/2/161
Anderson, David A. / Cornfield, Michael (eds.) [2003] The Civic Web: Online Politics and
Democratic Values. Lanham, MD: Rowman and Littlefield.
Arnseth, Hans Christian [2006] Learning to Play or Playing to Learn – A Critical Account
of the Models of Communication Informing Educational Research on Computer Gameplay.
In: Game Studies, 6(1).
http://gamestudies.org/0601/articles/arnseth
Bader, Veit / Benschop, Albert [1988] Ongelijk-heden. Sociale ongelijkheid en Collectief
handelen. Groningen: Wolters-Noordhoff.
Baier, Annette C. [1994] Moral prejudices: Essays on ethics.
Cambridge: Harvard University Press.
Bailey, Tom [2002]. On trust and philosophy.
Open University Reith, Lectures 2002.
http://www.open2.net/trust/on_trust/on_trust1.htm
Barber, Benjamin [1983] The Logic and Limits of Trust.
New Brunswick: s.n.
Barber, Benjamin [1984] Strong Democracy: Participatory Politics for a New Age.
Berkeley: University of California Press.
Beaufort, Binnert De [2007] De lompe leeuw. Amsterdam: Prometheus.
52
Bell, Brandi L. [2005] Children, youth and civic (dis)engagement: digital technology and
citizenship. CRACIN Working Paper No. 5. Toronto: Canadian Research Alliance for
Community Innovation and Networking.
http://www3.fis.utoronto.ca/iprp/cracin/
Benschop, Albert [1997/2009] De memex van Vannevar Bush.
In: Eigenaardigheden van Cyberspace:
www.sociosite.org/hypertekst.php#vannevar_bush
Benschop, Albert [2002-9] Cyberstalking: belaagd op het internet.
In: Eigenaardigheden van Cyberspace: www.sociosite.org/cyberstalking.php
Benschop, Albert [2002-9]
Virtuele organisatie en communicatie.
In: Eigenaardigheden van Cyberspace: http://www.sociosite.org/organisatie.php
Benschop, Albert [2004-9] Kroniek van een aangekondigde politieke moord – Jihad in
Nederland.
www.sociosite.org/jihad_nl.php
Benschop, Albert [2005/9] Het Tweede Leven. Onbegrensd verlangen naar het
hiernaastmaals.
www.sociosite.org/secondlife.php
Benschop, Albert [2008/9] Fatsoen moet je ook online doen: Internet als digitale
schandpaal.
www.sociosite.org/fatsoen.php
Bimber, Bruce [1998] The Internet and Political Transformation: Populism, Community,
and Accelerated Pluralism. In: Polity 31:133-60;
Blanken, Henk [2005a] Herbert en het behoud van bagger. www.henkblanken.nl/?p=122
Blanken, Henk [2005b] De wet van behoud van bagger. www.henkblanken.nl/?p=140
Blomqvist, K. [1997] The many faces of trust. Scandinavian Journal of Management
13(3): 271-86.
Brand, Jeffrey E. [2007] Interactive Australia 2007: facts about the Australian computer
and video game industry. In: Humanities & Social Sciences papers.
53
Bucy, E. P. [2003] The political (dis)engagement of generation Y, APSA Pre-Conference
on Mass Communication and Civic Engagement. University of Pennsylvania.
Burauskas, Gytis / Aldama, Jon Iker [2008] Trust in virtual communities.
http://biblioteket.ehl.lu.se/olle/papers/0003154.pdf
Butter, Ewoud [2009] Laat Van der Laan zich verleiden tot symboolpolitiek?
http://ewoudbutter.web-log.nl/ewoudbutter/2009/04/laat-van-der-la.html.
Corneliussen, Hilde G. / Retberg, Jiill Walker (eds.) [2008] Digital Culture, Play and
Identity. A World of Warcraft Reader. Cambridge/ London: MIT Press.
Dahl, Robert [2002] Modern Political Analysis. Prentice Hall.
Dahlberg, Lincoln / Siapera, Eugenia (eds.) [2007] Radical Democracy and the Internet:
Interrogating Theory and Practice. Palgrave Macmillan.
Dahlberg, Lincoln [2001] Extending the public sphere through cyberspace: The case of
Minnesota E-democracy. First Monday, 6(3).
http://firstmonday.org/htbin/cgiwrap/bin/ojs/index.php/fm/article/view/838/747.
Dahlberg, Lincoln [2007] Radical Democracy and the Internet: Interrogating Theory and
Practice. Palgrave MacMillan.
Dahlgren, P. [2003] Reconfiguring Civic Culture in the New Media Milieu. In: J. Corner, J.
/ Pels. D. (Eds.), Media and the Restyling of Politics (pp. 151–170). London: Sage.
Dahlgren, Peter [2005] The Internet, Public Spheres, and Political Communication:
Dispersion and Deliberation. In: Political Communication, 22:147-62.
www.cblt.soton.ac.uk/multimedia/PDFs/Internet, public spheres, political
communication.pdf
Dahlgren, Peter (ed.) [2007] Young citizens and new media. Learning for democratic
participation. New York/London: Routledge.
Daneshgar, Farhad / Ho, Sharon [2007] Sociological factors affecting trust development
in virtual communities.
In: International Journal of Networking and Virtual Organisations, 5(1): 51-63.
http://portal.acm.org/citation.cfm?id=1359732
54
Dekker, H. / Noll, J. van der / Capelos T [2007] Islamofobie onder jongeren en de
achtergronden daarvan. Leiden: Universiteit Leiden.
Dekker, Paul / Hart, Joep de / Beer, Paul de [2004] De moraal in de publieke opinie. Een
verkenning van ‘normen en waarden’ in bevolkingsenquêtes. Den Haag: SCP.
Delli Carpini, Michael X. [2002] Gen.com: youth, civic engagement, and the new
information environment. In: Political Communication 17 (4): 341–9.
DeMaria, Rusel [2007] Reset: Changing the way we look at videogames. San Francisco:
Berrett-Koehler Publishers, Inc.
Ducheneaut, N. / Moore, R.J. / Nickel, E. [2007] Virtual Third Places: A Case Study of
Sociability in Massively Multiplayer Games. In: Computer Cooperative Work, 16(1-2):
129-66.
Elias, Norbert [1939/82] Het civilisatieproces. Utrecht/Antwerpen: Spectrum. Deel 1.
European Schoolnet & ISFE [2009] How are digital games used in schools?
[games.eun.org/2009/05/research_results_released.html]
Flanagan, Constance A. / Faison, Nakesha [2001] Youth Civic Development: Implications
of Research for Social Policy and Programs. In: Social Policy Report 15.1 (2001): 3-16.
http://www.srcd.org/sprv15n1.pdf.
Friedman, Batya / Khan, Peter H. / Howe, Daniel C. [2000] Trust online.
Communications of the ACM, 43(12): 34-40.
http://faculty.washington.edu/pkahn/articles/Trust_Online.pdf
Gee, J. P. [2003] What video games have to teach us about learning and literacy. New
York: Palgrave Macmillan.
GeenStijl [2008] Eberhard is onze vriend. Subsidiestop Marokko.nl
www.geenstijl.nl/mt/archieven/2008/12/eberhart_is_onze_vriend_subsid.html.
Goldsmith, Jack / Wu, Tim [2008]Who Controls the Internet? Illusions of a Borderless
World. Oxford: Oxford University Press.
Govier, T. [1997] Cynicism, pessimism, optimism and hope: Social trust in human
communities. Buffalo, NY: McGill-Queen’s University Press.
55
Grabner-Kräuter, Sonja / Kaluscha, Ewald A. [2003] Empirical research in online trust: a
review and critical assessment.
In: International Journal of Human-Computer Studies 58(6): 783-812.
Greenfield P.M. / De Winstanley P. et al. [1994] Action video games as informal
education: Effects on strategies for dividing visual attention. Journal of Applied
Developmental Psychology, 15: 105-23.
Greenfield, P.M. / Brannon, C. / Lohr, D. [1994]. Two-dimensional representation of
movement through three-dimensional space: The role of video game expertise. In:
Journal of Applied Developmental Psychology, 15(1), 87-103.
Greenfield, Patricia M. [2009] Technology and Informal Education: What Is Taught, What
Is Learned. In: Science 323 (5910): 69-71.
www.sciencemag.org/cgi/content/abstract/323/5910/69
Griffith, J.L. / Voloschin, P. et al., [1983] References in eye-hand motor coordination of
video-game users and non-users. Perceptual and Motor Skills, 1: 155-8.
Habermas, Jürgen [1981] Theorie des Kommunikativen Handeln. Frankfurt/Main:
Suhrkamp.
Habermas, Jürgen [1998] The Inclusion of the Other. Studies in Political Theory.
Cambridge: MIT Press.
Habermas, Jürgen [1992] Faktizität und Geltung. Frankfurt/Main: Suhrkamp.
Handy, Charles [1995] Trust and the virtual organization.
In: Harvard Business Journal, 73(3): 40-50.
http://visionarymarketing.com/handytrust.html
Hazenberg, Joop [2009] Change – Hoe de netwerkgeneratie Nederland gaat veroveren.
Amsterdam: Arbeiderspers. www.joophazenberg.nl/?page_id=215
Hofland, H.J.A. [2008] De kostbare krant. In: NRC 7.12.2008.
http://weblogs.nrc.nl/hofland/2008/12/18/de-kostbare-krant/
Holmes, D. (ed.) [1998] Virtual Politics: Identity and Community in Cyberspace.
London: Sage.
56
Jenkins, Henry / Thornburn, David (eds.) [2003] Democracy and New Media. Cambridge,
MA: MIT Press.
Jensen, Jakob [2006] The Minnesota E-democracy project: Mobilising the mobilised? In
S. Oates / D. Owen / R. Gibson (eds.) The internet and politics. Citizens, voters and
activists (pp. 39-58). London: Routledge [books.google.nl/books?id=LGmrcMb7v_AC&dq]
Johnson, Steven Berlin [2005] Everything Bad Is Good for You: How today’s Popular
Culture Is Actually Making Us Smarter. New York: Riverhead Books.
Kirriemuir, J. / McFarlane, A. [2004] Literature review in games and learning. Report 8.
Bristol: NESTA Futurelab [www.nestafuturelab.org/research/reviews/08_01.htm].
KRO [2007]
Val Deaud, een kijk in de keuken van website GeenStijl. Het rechts-populistische weblog.
Profiel, 25.9.07
Kuhlman, J.S. / Beitel, P.A. [1991] Videogame experience: A possible explanation for
differences in anticipation of coincidence. Perceptual and Motor Skills, 72: 483-88.
Kymlicka,W. / Norman, W. [1994] Return of the Citizen: A Survey of Recent Work on
Citizenship Theory. In: Ethics 194(2): 352-81.
Livingstone, Sonia [2002] Young People and New Media. London: Sage.
Livingstone, Sonia [2007] Interactivity and participation on the Internet. Young people’s
response to the civic sphere. In: Dahlgren 2007: 103-124.
Luhmann, Niklas [1968/2000]
Vertrauen. Ein Mechanismus der Reduktion sozialer Komplexität.
Stuttgart: Lucius & Lucius.
Luhmann, Niklas [1972] Rechtssoziologie. Reinbeck bei Hamburg.
Macpherson, C.B. [1971] The Life and Times of Liberal Democracy. Oxford: Oxford
University Press.
Mahdaoui, Khalid [2008] Marokko.nl nodigt minister van der Laan uit [4.12.08]
http://nieuws.marokko.nl/index.php?nav=nieuws&nid=12385
57
Margolis, M. / Resnick, D. [2000] Politics as Usual: The Cyberspace ‘Revolution’.
London: Sage.
Marokko Media [2009] Brief aan minister van der Laan. 15.5.09
http://www.vrom.nl/get.asp?file=docs/kamerstukken/Thu29Oct20091434490100/II2009
036718abijlagetoezeggingMarokkonl.doc
McFarland, D.A. / R.J. Thomas [2006] Bowling young: How youth voluntary associations
influence adult political participation. American Sociological Review 71 (June): 401-425.
Meikle, G. [2002] Future Active: Media Activism and the Internet.
London: Routledge/Pluto Press.
Meldpunt Discriminatie Internet [2009] Jaarverslag 2008.
http://www.meldpunt.nl/uploads/upload_documents/Jaarverslag2008.pdf
Misztal, B. [1996] Trust in Modern Societies. Cambridge: Polity Press.
Monitor Racisme & Extremisme - www.monitorracisme.nl
Montgomery, Kathryn / Gottlieb-Robles, Barbara / Larson, Gary O. [2004] Youth as eCitizens: Engaging the Digital Generation. Washington, D.C.: Center for Social Media,
School of Communication, American University.
http://www.centerforsocialmedia.org/ecitizens/youthreport.pdf
Müller, Renate / Rhein, Stefanie / Glogner, Patrick [2004] Das Konzept musikalischer und
medialer Selbstsozialisation — widersprüchlich, trivial, überflüssig?
In: Hoffmann, Dagmar / Merkens, Hans (eds.) Jugendsoziologische Sozialisationstheorie.
Impulse für die Jugendforschung, Weinheim/München: Juventa.
Neumann, Franz [1980] Die Herrschaft des Gesetzes. Frankfurt.
Nissenbaum, Helen [1996] Accountability in a computerized society.
Science Engineering Ethics, 2(1): 25–42.
Norris, Pippa [2001] Digital Divide: Civic Engagement, Information Poverty and the
Internet Worldwide. New York: Cambridge University.
http://books.google.nl/books?id=D0CSHNEfRlAC&dq
58
Okagaki, L. / Frensch, P. A. [1994] Effects of video game playing on measures of spatial
performance: Gender effects in late adolescence. Journal of Applied Developmental
Psychology, 15(1), 33-58
Oldenburg, Ray [1989] The Great Good Place: Cafes, Coffee Shops, Community Centers,
Beauty Parlors, General Stores, Bars, Hangouts, and How They Get You Through the Day.
New York: Paragon House.
Oltshoorn, Peter [2007]
Fok: de boel bij elkaar houden
In: Netkwesties, editie 154, 7.11.08
http://www.netkwesties.nl/editie154/artikel2.html
Radar [2008] Conclusies en aanbevelingen ter zake moderatie van webfora Rotterdamse
gemeenteraadsfracties [http://www.radar.nl/?file=2341].
Rotter, J.B. [1967] A new scale for the measurement of interpersonal trust.
Journal of Personality, 35: 651-65.
Rotter, J.B. [1971] Generalized expectancies for interpersonal trust.
American Psychologist 26: 443-52.
Schinkel, Willem [2009] De virtualisering van burgerschap en de paternalistische staat.
In: Sociologie, 5(1):48-68.
Schneider, Fred B. (ed.) [1999] Trust in Cyberspace.
Washington, DC.: National Academy Press.
Shane, P. (eds.) [2004] Democracy online: The Prospects for Political Renewal through
the Internet. Ney York, NY: Routledge.
Sherrod, L. R. / Flanagan, C. / Youniss, J. [2002] Dimensions of citizenship and
opportunities for youth development: The what, why, when, where, and who of
citizenship development. Applied Developmental Science, 6(4): 264-72.
Singer, Peter W. [2009] Wired for War. The Robotics Revolution and Conflict in the 21st
Century.New Haven & London: Yale University Press.
Skelton, T. / Valentine, G. [2003] Political participation, political action and political
identities: Young D/deaf people's perspectives. Space and Polity, 7(2): 117-34.
59
Small, Gary [2008] iBrain: Surviving the Technological Alteration of the Modern Mind.
HarperCollins.
Subrahmanyam K. / Greenfield P.M. [1994] Effect of video game practice on spatial skills
in girls and boys. Journal of Applied Developmental Psychology, 15:13-32.
Suler, John [2004] The Online Disinhibition
http://www-usr.rider.edu/~suler/psycyber/disinhibit.html
Suorant, Juha [2003] The world divided in two: digital divide, information and
communication technologies, and the youth question. Journal for Critical Education Policy
Studies 1(2).
Todd, Graham [2009] What’s wife swap got to do with it? Talking politics in the netbased public sphere. http://dare.uva.nl/en/record/314852.
Van Dijk, Jan [2000] Models of Democracy and Concepts. In: Kenneth L. Hacker / Jan
van Dijk [2000] Digital Democracy. London: Sage.
Van Dixhoorn, A. [2005] Goed burgerlijk leven in de Nederlandse Republiek. In: Dekker,
P. / de Hart, A. de (red.) De goede burger. Toen beschouwingen over een morele
categorie. Den Haag: SCP, 20-32.
http://www.nicis.nl/kenniscentrum/binaries/stip/bulk/onderzoek/2006/3/de_goede_burg
er.pdf
Van Doorn, J.A.A. / Lammers, C.J. [1976] Moderne Sociologie. Utrecht/Antwerpen:
Spectrum.
Van Gunsteren H.R. e.a. [1992] Eigentijds burgerschap. Den Haag: SDU.
Van Schie, E. G. M. / Wiegman, O. [1997]. Children and video games: Leisure activities,
aggression, social integration, and school performance. Journal of Applied Social
Psychology, 27, 1175-94.
Van Zoonen, L. / Müller, F. / Alinead, D. /Dekker, M. / Duits, L. et al. [2007] Dr. Phil
meets the candidates: How family and personal experience produce political discussion.
Critical Studies in Media Communication, 24(4), 322-39
www.allacademic.com//meta/p_mla_apa_research_citation/0/9/1/3/8/pages91382/p913
82-1.php
60
Walther, J.B. [1997] Group and interpersonal effects in international computer-mediated
collaboration.
In: Human Communication Research, 23(3): 342-69.
Witschge, Tamara [2004] Online deliberation: Possibilities of the Internet for deliberative
democracy. In P. Shane (ed.) [2004] Democracy online: The prospects for political
renewal through the Internet [pp. 109-122]. New York, NY: Routledge.
Witschge, Tamara [2007] (In)difference online: The openness of public discussion on
immigration. http://dare.uva.nl/record/292549
Wu, Jyh-Jeng / Tsang, Alex S.L. [2008] Factors affecting members' trust belief and
behaviour intention in virtual communities. Behaviour & Information Technology 27 (2):
115-125.
Ye, Diana Wang / Emurian, Henry H. [2005] An overview of online trust: concepts,
elements, and implications. Computers in Human Behavior, 21(1): 105-125.
http://nasa1.ifsm.umbc.edu/cv/TrustCHB.pdf
61
Download