Analyse huidige situatie - Rijksuniversiteit Groningen

advertisement
VOORWOORD
Voor u ligt het beleidsplan van de wetenschapswinkel Geneesmiddelen in
Groningen. Waarom een beleidsplan? Door het schrijven van een beleidsplan
word je gedwongen na te denken over je positie, je bestaansrecht en je
toekomst. Dit schept helderheid, allereerst voor jezelf, maar niet minder voor
alle partijen waarmee je in je functioneren te maken hebt.
Ruim een jaar geleden vierden we samen ons 20 jarig bestaan. Een lustrum
nodigt uit tot terugkijken, maar er ontstaat ook de behoefte om vooruit te
denken. Het lustrumsymposium maakte duidelijk dat de missie van de
wetenschapswinkel, namelijk wetenschappelijke kennis toegankelijk maken voor
een breed publiek, nog springlevend is. Ontwikkelingen in de gezondheidssector
hebben de laatste twee decennia echter voor veel veranderingen gezorgd.
Emancipatie van de patiëntenbeweging heeft gestalte gekregen en ook de
informatievoorziening over gezondheid en geneesmiddelen is sterk verbeterd.
Hoe moeten we onze beleidsvoornemens voor de komende jaren formuleren in
deze sterk veranderde omgeving? Wij hopen dat dit beleidsplan mag bijdragen
aan een versterking van onze positie, zowel binnen de universiteit als
daarbuiten.
Mei 2001
Evelyn Schaafsma
Janet Hoven
1
ALGEMEEN
De wetenschapswinkel Geneesmiddelen is een van de negen wetenschapswinkels
van de Rijksuniversiteit Groningen. De Rijksuniversiteit Groningen kent een
decentrale organisatie van de wetenschapswinkels. Meerdere faculteiten hebben
wetenschapswinkels met eigen gespecialiseerde kennis. De faculteit Wiskunde en
Natuurwetenschappen heeft er vier: Biologiewinkel, Chemiewinkel,
Natuurkundewinkel en de Wetenschapswinkel Geneesmiddelen. Tussen de
wetenschapswinkels bestaat een intensieve samenwerking over gezamenlijk
beleid. Ook worden vragen onderling uitgewisseld.
De missie van de wetenschapswinkel Geneesmiddelen is:

Het toegankelijk maken van wetenschappelijke kennis voor een breed publiek
In de praktijk betekent dit dat de Wetenschapswinkel onderzoek verricht voor
maatschappelijk organisaties zonder commercieel belang zoals
patiëntenverenigingen, ouderenorganisaties en vrouwengroepen. Het betreft
hier dan met name groepen die onvoldoende kennis en gelden beschikbaar
hebben om zelf (betaald) wetenschappelijk onderzoek te laten uitvoeren.
Studenten voeren de opdrachten uit, eventueel met hulp of onder begeleiding
van medewerkers van Farmacie. Korte vragen worden door de medewerkers
van de winkel zelf beantwoord. Naast onderzoek in opdracht signaleert de
wetenschapswinkel ook nieuwe onderzoeksthema's die ze uitwerkt in
onderzoeksprojecten, het zogenaamde proactieve onderzoek.
Hoofddoelen van de Wetenschapswinkel zijn:

Het vormen van een laagdrempelige schakel tussen universiteit en
maatschappij. Voor de maatschappij vormt zij een ingang tot
wetenschappelijke kennis. Voor de universiteit heeft ze een signaalfunctie:
zij signaleert ontwikkelingen waar de wetenschap op in kan spelen door
middel van onderzoek.

Het emanciperen of versterken van achterstandsgroepen in de maatschappij
door middel van kennis.
2

Het bijdragen aan de opleiding van farmaciestudenten, waarbij
maatschappelijk betrokkenheid centraal staat.
Bij de wetenschapswinkel Geneesmiddelen zijn momenteel 2 personen
(coördinator+ projectmedewerker) werkzaam die samen 0,9 fte (0,8 + 0,1
inverdiend door de coördinator) tot hun beschikking hebben.
In het vervolg van dit beleidsplan analyseren we of de bestaande werkwijze van
de wetenschapswinkel bijdraagt aan de missie en de bovenstaande doelen. Daar
waar realisering van deze doelen verbeterd kan worden zullen wij daarvoor
beleid formuleren.
Als eerste kijken we naar het krachtenveld waarin de wetenschapswinkel
participeert (hoofdstuk 1 ). Daarna wordt aandacht gegeven aan de bijzondere
positie die de wetenschapswinkel inneemt tussen universiteit en samenleving
(hoofdstuk 2 ). In hoofdstuk 3 worden de soorten vragen die aan de
wetenschapswinkel gesteld worden, de werkwijze en de output besproken. Op
basis van de conclusies uit de hoofdstukken 1 tot en met 3 worden in
hoofdstuk 4 beleidsvoornemens vastgesteld. In hoofdstuk 5 worden deze
beleidsvoornemens geconcretiseerd.
3
1. POSITIE WETENSCHAPSWINKEL
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt gekeken naar het krachtenveld waarin de
wetenschapswinkel haar plaats heeft. Haar relaties bevinden zich zowel binnen
als buiten de universiteit. Achtereenvolgens komen aan de orde: universiteit
(1), Farmacie (2), SFF (3), studenten (4), Groningse wetenschapswinkels
(5), landelijke wetenschapswinkels (6), internationale contacten (7). De
positie van de wetenschapswinkel ten opzichte van maatschappelijke
organisaties wordt elders besproken. Deze organisaties worden hier dan ook
buiten beschouwing gelaten.
1.
De Rijksuniversiteit
De wetenschapswinkel Geneesmiddelen is een van de negen wetenschapswinkels
aan de Rijksuniversiteit en valt formeel onder de faculteit wis- en
natuurkunde. Vanuit centraal niveau kent de Rijksuniversiteit 0,5 fte toe aan
iedere faculteit per winkel. Aan deze 0,5 fte hangt een exploitatiebudget van
f 5000,-. De faculteit op haar beurt is verplicht tenminste 0,8 fte
beschikbaar stellen voor de winkel. Zij koppelt hieraan een exploitatiebudget
van
f 6000,- gulden. In totaal wordt voor de wetenschapswinkel
Geneesmiddelen 0,8 fte beschikbaar gesteld. Mede door decentralisatie van de
winkel is het bijbehorende exploitatiebudget van totaal f 11000,- sinds januari
2000 verlaagd naar f 10.000,-. Dit budget, dat sinds de oprichting van de
wetenschapswinkel ongewijzigd en onlangs dus zelfs verlaagd is, is een
beperkende factor voor de activiteiten van de wetenschapswinkel.
2.
Het Opleidings- en Onderzoeksinstituut Farmacie
Farmacie bestaat uit 9 basiseenheden te weten Bioanalyse & Toxicologie,
Farmaceutische Analyse, Farmaceutische Biologie, Farmacochemie,
Farmacokinetiek en Drug Delivery, Geneesmiddelvormen & Biofarmacie,
4
Industriële Farmacie, Moleculaire Farmacologie en Sociale Farmacie &
Farmacoepidemiologie (SFF). De wetenschapswinkel is functioneel ingedeeld bij
de basiseenheid SFF, maar heeft wel een eigen, onafhankelijke positie binnen
het opleidingsinstituut.
In principe zijn medewerkers van andere werkgroepen altijd bereid hun kennis
ter beschikking te stellen aan de beantwoording van een vraag. Hierdoor
beschikt de wetenschapswinkel over een breed spectrum aan wetenschappelijk
kennis. Dit heeft een gunstig effect op de variatie in vragen die de
wetenschapswinkel kan aannemen. In de praktijk wordt een slechts aantal keren
per jaar een beroep gedaan op deze kennis door kort advies te vragen. In een
enkel geval wordt een medewerker van een andere werkgroep langdurig bij een
project betrokken. Door de groei binnen Farmacie, het bijbehorende nieuwe
personeel en de nieuwe huisvesting is de wetenschapswinkel niet bij iedereen
meer bekend en teert zij vooral op oude contacten.
5
3.
Basiseenheid Sociale Farmacie en Farmaco-epidemiologie (SFF)
De wetenschapswinkel maakt deel uit van de basiseenheid SFF. Met de SFF
medewerkers bestaat een grote mate van samenwerking aangezien veel
onderzoeksaanvragen nauw aansluiten bij de expertise van de medewerkers in de
groep. Daarnaast participeert de coördinator van de wetenschapswinkel in het
onderwijs dat deze basiseenheid verzorgt. De betrokkenheid van de SFF
medewerkers bij de wetenschapswinkel is groot en dit is zichtbaar in de
intensieve (mede)begeleiding van studenten en in advisering. Bovendien komt
de signaalfunctie van de wetenschapswinkel binnen deze basiseenheid het meest
tot uiting.
4.
Studenten
In de opleiding maken de meeste studenten kortstondig kennis met de
wetenschapswinkel. Tijdens de vakken Farmacie en Samenleving I en II geeft de
coördinator enkele (gast)colleges en stelt daarbij de wetenschapswinkel voor.
Ook tijdens de coachcursus voor tweedejaars en de lunchcolleges maken
studenten kennis met de coördinator.
Een aantal studenten komt later in de studie terug om een keuzevak
(“Wetenschapswinkel Vraagstukken” of een vak bij SFF) of een
afstudeerproject bij de wetenschapswinkel te doen. In het geval van een
afstudeerproject tekenen de studenten een contract, waarin afspraken omtrent
de planning en begeleiding van het project worden vastgelegd. Een hoogleraar is
eindverantwoordelijk voor een afstudeerproject. Een keuzevak valt onder de
verantwoordelijkheid van de coördinator of projectmedewerker. Hiervoor worden
middels een projectplan duidelijke afspraken gemaakt met de student. In alle
gevallen is de dagelijkse begeleiding in handen van één van de
wetenschapswinkelmedewerkers.
In het algemeen is het geen probleem om een student te krijgen voor een
project alhoewel sommige projecten meer in trek zijn dan andere. Studenten
zijn veelal enthousiast over hun onderzoek bij de wetenschapswinkel. Uit
evaluaties blijkt dat vooral het vertalen van wetenschap naar praktijk en vice
6
versa als leerzaam wordt ervaren. Ook het zelfstandig opzetten van onderzoek
en het verantwoordelijk zijn voor een eigen project worden als positieve punten
naar voren gebracht. Daarnaast worden de extra aandacht voor
schrijfvaardigheden en de ontwikkeling van sociale vaardigheden gewaardeerd.
5.
Andere wetenschapswinkels
Met de andere wetenschapswinkels bestaat een nauw contact. Een keer per
maand overleggen de coördinatoren, bereiden ze gezamenlijke activiteiten voor
en toetsen hun activiteiten aan het gezamenlijk afgesproken beleid. Hiertoe
wordt gemiddeld eens per twee jaar een beleidsdag georganiseerd. Alhoewel de
winkels onderling een verschillende koers varen is er met name een intensieve
samenwerking met de wetenschapswinkel Geneeskunde & Volksgezondheid
aangezien de inhoud van de projecten dicht bij elkaar ligt. Zo'n drie keer per
jaar wordt een gezamenlijke wetenschapswinkelcourant uitgegeven met
informatie over actuele projecten en eenmaal per jaar wordt een gezamenlijk
jaarbericht uitgebracht. Daarnaast worden gezamenlijke PR activiteiten
ontplooid, zoals de productie van een folder, ontwikkelen van een website, een
symposium of een lezingenreeks. Vanaf 2001 zullen de gezamenlijke
wetenschapswinkels een 4-punts AVO vak verzorgen: “masterclass
maatschappijgericht onderwijs”. De wetenschapswinkel Geneesmiddelen is
verantwoordelijk voor een kwart van dit programma.
6.
Landelijke wetenschapswinkels
Met de wetenschapswinkel Geneesmiddelen in Utrecht is regelmatig overleg
met name met betrekking tot de PR. Daarnaast worden projecten besproken
en ervaringen uitgewisseld. Ook landelijk is er overleg met alle
wetenschapswinkels die gezondheidsprojecten uitvoeren (LOG). Een
vertegenwoordiger van Groningse wetenschapswinkels voert daarnaast overleg
met alle wetenschapswinkels in het LOW (landelijk overleg wetenschapswinkels).
Tot slot vindt informatie uitwisseling plaats via de wewi-l, een discussielijst via
internet aangaande wetenschapswinkel aangelegenheden (inhoud van projecten
en beleidsstrategieën).
7
7.
Internationale contacten
Het Nederlandse concept van wetenschapswinkels (Science Shops) geniet in het
buitenland grote belangstelling. Dit betekent dat er regelmatig buitenlandse
gasten komen om het werk van de wetenschapswinkels in het algemeen en die
van de wetenschapswinkel Geneesmiddelen in het bijzonder te bekijken en te
bespreken. De Groningse wetenschapswinkels (vertegenwoordigd via de
chemiewinkel) participeren in een internationaal EU project rondom
wetenschapswinkels en zogenaamde community-based research centers (SCIPAS:
Study and Conference for Improving Public Access to Science). In het EU
project is de wetenschapswinkel Geneesmiddelen Groningen gebruikt als
casestudy om het succes van wetenschapswinkels in Nederland aan te tonen.
Naast deze contacten met andere "Science Shops", bestaan er ook
buitenlandse contacten vanuit vakinhoudelijke interesse. Twee belangrijke
netwerken zijn het Social Pharmacy Network en de sectie Pharmacy
Information van de FIP. Contacten met beide netwerken worden onderhouden
door bezoek aan congressen, een discussielijst en actieve participatie in een
werkgroep “Access to Consumer Information”.
Conclusies
De relaties die de wetenschapswinkel met de diverse partijen onderhoudt zijn
wezenlijk voor haar functioneren en dragen zo bij aan de missie en de
doelstellingen van de wetenschapswinkel.
Voor de partners binnen de universiteit is de bijdrage aan de vorming van
studenten minstens zo belangrijk als de relatie die rechtstreeks met de
maatschappij kan worden gelegd. De meerwaarde van projectonderwijs vanuit de
wetenschapswinkel is hierboven benoemd. Deze extra training in communiceren
met betrokkenen uit de maatschappij zowel met organisaties als met
patiënten is voor de uitoefening van zijn of haar toekomstig beroep van
wezenlijk belang. Daarnaast zouden de ervaringen van de wetenschapswinkel
met betrekking tot maatschappelijk relevant projectonderwijs goed gebruikt
kunnen worden voor curriculum aanpassingen. Te denken valt aan de
8
ontwikkelingen in het vijfde jaar rondom de M-variant en het rode draad
onderwijs in de hele opleiding farmacie.
De samenwerking met de andere wetenschapswinkels met name met betrekking
tot het ontwikkelen van gezamenlijk beleid resulteert in een eenduidiger beeld
naar de maatschappij toe. Dit komt de functie van de wetenschapswinkel als
schakel tussen universiteit en samenleving ten goede. Ditzelfde geldt voor de
contacten met de wetenschapswinkel Utrecht op het gebied van PR. Ook de
organisatie van het AVO vak "masterclass maatschappijgericht onderwijs" is
een samenwerkingsproject van alle wetenschapswinkels en draagt bij aan de
positionering van de wetenschapswinkels binnen de universiteit.
De bekendheid van de wetenschapswinkel(s) binnen de universiteit en met
name binnen Farmacie is nog te beperkt.
9
2. SCHAKEL TUSSEN UNIVERSITEIT EN SAMENLEVING
Inleiding
De wetenschapswinkel neemt een bijzondere plaats in op de scheiding van
universiteit en samenleving. Deze plaats maakt dat zij trends in de
maatschappij kan signaleren. In de afgelopen twintig jaar zijn accenten
verschoven. In de beginperiode van de wetenschapswinkel werden er onder meer
veel vragen gesteld die betrekking hadden op de derde wereld. Deze zijn in de
loop van de jaren afgenomen. Naast vragen rondom de zwangerschap, is tevens
kinderen en geneesmiddelen een aandachtsgebied geworden. Binnen het thema
van de vrouwenvraagstukken is de aandacht verschoven van anticonceptie naar
vruchtbaarheidsbevordering.
Ook ten aanzien van de informatievoorziening zijn dingen veranderd. Omdat
tegenwoordig iedereen relatief eenvoudig kan beschikken over informatie is er
steeds meer vraag naar onafhankelijke informatie van goede kwaliteit in plaats
van informatie als zodanig.
Door het beantwoorden van vragen uit de maatschappij vormt de
wetenschapswinkel een schakel tussen universiteit en samenleving. Verschillende
vragenstellers komen achtereenvolgens aan bod: patiëntenverenigingen (1),
consumentenorganisaties (2), professionele organisaties (3) en organisaties op
het gebied van ontwikkelingssamenwerking (4).
1.
Patiëntenorganisaties
Samenwerkingspartners bij uitstek
De input vanuit met name de diverse patiëntenverenigingen vormt al sinds de
oprichting een belangrijk bestaansrecht van de wetenschapswinkel. Met sommige
organisaties is al jaren regelmatig contact. Het onderhouden en waar mogelijk
uitbreiden van deze contacten is van groot belang voor de wetenschapswinkel.
Hetzelfde geldt voor de contacten met de regionale/nationale
patiëntenplatforms die hun leden kunnen doorverwijzen naar de
wetenschapswinkel. Op dit moment gebeurt dat op beperkte schaal door
10
middel van mailingen en persoonlijke gesprekken. De indruk bestaat echter dat
een groot deel van onze potentiële opdrachtgevers te weinig op de hoogte is
van onze dienstverlening. Terwijl in Nederland zo'n 300 patiëntenverenigingen
actief zijn heeft de wetenschapswinkel de laatste 10 jaar slechts voor 13
verenigingen een of meerdere projecten gedaan.
Historisch perspectief
De patiëntenbeweging in Nederland heeft een sterke vlucht genomen. Veel
grote categorale patiëntenorganisaties zijn sterk geprofessionaliseerd en ook de
koepels hebben tegenwoordig een professioneel bureau met beleidsmedewerkers.
Belangenbehartiging vindt dus op een professioneler niveau plaats en ook de
overheid erkent het belang van de patiëntenvertegenwoordiging bij
beleidsbepaling. Daarnaast is de informatievoorziening rondom gezondheid en
geneesmiddelen explosief uitgebreid in de afgelopen jaren. Het internet neemt
een steeds belangrijker plaats in. Dit betekent dat de wetenschapswinkel in
een heel ander veld opereert dan twintig jaar geleden toen
patiëntenverenigingen uitsluitend gedreven werd door (leken)vrijwilligers en
informatie soms moeilijk te vinden was.
Uitdagingen
Vandaag de dag ligt de uitdaging voor de wetenschapswinkel meer in het
uitleggen, vertalen en selecteren van goede (wetenschappelijke) informatie.
Daarnaast bestaat nog steeds behoefte vanuit patiëntenverenigingen om
onafhankelijk onderzoek te laten doen op terreinen waar zij behoefte aan
hebben. De behoefte aan gedragswetenschappelijk onderzoek neemt toe vanuit
de patiëntenbeweging. De wetenschapswinkel heeft hier van oudsher veel
ervaring mee en kan het onderzoek inbedden in een onderzoekscultuur.
Patiëntenverenigingen krijgen in toenemende mate subsidies toegewezen voor
betaald onderzoek, maar hebben geen eigen expertise in huis om dit uit te
voeren. Daardoor hebben ze moeite het onderzoek in een breder kader te
plaatsen en follow-up te realiseren van zo’n project. Door (een deel van) het
11
onderzoek uit te voeren is wetenschapswinkel een goede partner om mee
samen te werken.
Naast betaald onderzoek blijven nog steeds veel onderwerpen liggen die
patiëntenorganisaties graag onderzocht zouden zien, maar waarvoor financiering
ontbreekt. Ook de realisatie van dit soort onderzoek blijft een belangrijk
speerpunt van de wetenschapswinkel. Publicatie van een
wetenschapswinkelrapport kan leiden tot erkenning van een probleem en
daardoor kan het nut van vervolgonderzoek worden aangetoond.
2.
Consumentenorganisaties
Er worden projecten uitgevoerd in samenwerking met consumentenorganisaties
als de Consumentenbond, de stichting Health Base en de stichting Doelmatige
Geneesmiddelen Voorziening. Deze groepen richten zich ook op de
gezondheidszorg en de belangen van de consument daarin. Samenwerking met
deze organisaties garandeert tevens een groter bereik van de output van de
activiteiten van de wetenschapswinkel. Contacten met deze organisaties vinden
plaats op ad hoc basis.
3.
Professionele organisaties
Met het Lareb (Landelijk bureau registratie en evaluatie bijwerkingen) van de
regio Groningen wordt geregeld samengewerkt. De KNMP signaleert vanuit de
professionele kant van het vak ook ontwikkelingen waar de wetenschapswinkel
op in kan spelen. Ook door de samenwerking met professionele organisaties
krijgt de output een groter bereik omdat professionals op hun beurt daarmee
het grote publiek bedienen.
4.
Organisaties op het gebied van ontwikkelingssamenwerking
De wetenschapswinkel heeft van oudsher contacten met diverse organisaties die
zich bezig houden met rationeel geneesmiddelengebruik in Noord en Zuid (zoals
12
WEMOS, HAI). De laatste jaren is het aantal opdrachten op dit terrein
echter sterk teruggelopen. Dit komt omdat de organisaties zich sterk
geprofessionaliseerd hebben en de meeste expertise tegenwoordig in huis
hebben. Kleinere vragen blijven echter komen.
Een nieuwe ontwikkeling is de hulp aan Oost-Europa. De wetenschapswinkels in
Nederland worden regelmatig gevraagd te helpen bij het opzetten van een
soort wetenschapswinkels in minder ontwikkelde landen, waar de invloed van
burgers sterk onderontwikkeld is. Groningse wetenschapswinkels hebben in
Roemenië een milieuwinkel opgezet. De wetenschapswinkels Geneeskunde &
Volksgezondheid en Geneesmiddelen hebben onderzocht in hoeverre zij daar een
gezondheidswinkel zouden kunnen opzetten. Tijd en middelen ontbreken echter
om hier structureel aan mee te werken. Wel past het binnen de doelstellingen
van de wetenschapswinkel om vragen (aangaande farmacie of geneesmiddelen)
van een op te richten gezondheidswinkel te helpen oplossen.
13
Conclusies
Het hebben en houden van contacten met maatschappelijke organisaties zoals
genoemd onder 1 tot en met 5 zijn essentieel voor het verwezenlijken van de
missie en de doelen van de wetenschapswinkel en dan met name het vormen
van een schakel tussen universiteit en samenleving en het emanciperen en
versterken van achterstandsgroepen. Deze contacten vormen de bron van de
belangrijkste werkzaamheden. Op dit moment echter is de bekendheid van de
wetenschapswinkel nog onvoldoende groot bij met name patiëntenverenigingen.
De samenwerking met consumenten- en professionele organisaties draagt bij
aan de missie om een breed publiek te bereiken. Hiervoor is structureel overleg
nodig met betreffende organisaties, hetgeen nog te weinig gebeurt.
Door de samenwerking met maatschappelijk organisaties kan de
wetenschapswinkel ook een signaal afgeven over wat er speelt en zo haar
invloed uitoefenen op het onderzoeksbeleid van met name de basiseenheid SFF.
14
3. SOORT VRAGEN EN OUTPUT
Inleiding
Bij de wetenschapswinkel komen vragen binnen die ongeveer de hele farmacie en
geneeskunde bestrijken. Voorbeelden van projecten uit het afgelopen jaar zijn:
bekkeninstabiliteit, vitamines bij zwangerschap, NADH bij ME, voorlichting
psychofarmaca en zwangerschap, DESgebruik bij tall girls, voorlichting aan
minderheden. Deze projecten zijn allemaal door opdrachtgevers aangevraagd.
Daarnaast is er aandacht voor signaleringsprojecten die geïnitieerd worden door
de wetenschapswinkel op basis van maatschappelijke ontwikkelingen, aansluitend
bij de missie. Afgelopen jaar is bijvoorbeeld bekeken in hoeverre de thema’s
kinderen en minderheden geschikt zijn als signaleringsprojecten.
De activiteiten van de wetenschapswinkel zijn tweeledig en afhankelijk van de
binnenkomende vraag. De afhandeling van een vraag wordt zoveel mogelijk
volgens een standaardprocedure uitgevoerd.
Onderzoeksvragen (projecten)
Aantal en tijdinvestering
Projecten komen voort uit vragen die meestal gesteld worden door een
maatschappelijke organisatie: een kortere of langere periode gaat een student
hiermee aan de slag. De duur van deze projecten varieert van 2 weken tot
een half jaar. Hiervan komen er ongeveer 10 per jaar binnen. Slechts een deel
van de projecten kan hetzelfde jaar worden opgestart en afgerond. Sommige
projecten zijn complex van aard. Medewerkers van de wetenschapswinkel
leveren dan een belangrijke inhoudelijke bijdrage aan het project in de vorm van
uitgebreid vooronderzoek of in de afronding om tot een bruikbaar eindresultaat
te komen. Dit is een noodzakelijke maar tijdrovende activiteit. Vele
onderzoeken nemen daarom van begin tot eind vaak een jaar in beslag en soms
kan dit langer zijn. Dit betekent voor de praktijk dat er in een jaar ongeveer
20 lopende projecten in de portefeuille zitten.
Inhoud en betrokkenen
15
Inhoudelijk lopen de projecten sterk uiteen, zowel qua inhoud als qua doel:
voorlichtingsbrochures voor leden van een patiëntenorganisatie,
achtergrondinformatie voor medewerkers/bestuur of informatie om eventueel
nieuw beleid te gaan voeren, bijvoorbeeld richting de politiek.
Bij een project wordt de student begeleid door een
wetenschapswinkelmedewerker. De student doet onderzoek, resulterend in een
studentenrapport. Dit rapport is bestemd voor de vraagsteller. Waar mogelijk
en gewenst wordt dit rapport door een wetenschapswinkelmedewerker bewerkt
tot een voor publicatie geschikte uitgave. In beginsel wordt gestreefd naar een
publicatie die voor een grotere groep interessant is dan de vraagsteller alleen.
Deze uitgave wordt vervolgens via verschillende kanalen onder de aandacht
gebracht. Voor alle activiteiten geldt dat waar gewenst en/of nodig gebruik
kan worden gemaakt van de aanwezige expertise van wetenschappelijke
medewerkers binnen de hele farmacie faculteit. Zij spelen hierin een
adviserende rol.
Alle betrokkenen zijn over het algemeen tevreden over de activiteiten van de
wetenschapswinkel. Studenten zijn enthousiast en gemotiveerd en leren nieuwe
aspecten van het vak; opdrachtgevers krijgen de beschikking over kwalitatief
goed onderzoek, ook doordat we makkelijk een beroep kunnen doen op de
brede expertise, beschikbaar bij de universiteit. Door die expertise kunnen we
een breed scala aan (medisch/farmaceutisch) onderzoek bieden. Dit wordt
mogelijk gemaakt doordat de wetenschapswinkel onafhankelijk en als zodanig
niet gebonden is aan onderzoekslijnen binnen een bepaalde basiseenheid.
Individuele vragen
In principe worden individuele vragen doorverwezen naar de
geneesmiddeleninfolijn, de eigen huisarts of apotheker. Vaak echter is de
vraagsteller op zoek naar een second opinion of betreft het informatie die
moeilijk te verkrijgen is. In die gevallen probeert de wetenschapswinkel de vraag
wel te beantwoorden. Als de afhandeling meer dan een half uur werk kost dan
wordt de vraag officieel geregistreerd en krijgt een nummer.
16
Het werk beperkt zich tot het opslaan van de bij de wetenschapswinkel
aanwezige literatuur, daarna wordt teruggekoppeld naar de vraagsteller. Per
jaar worden gemiddeld zo'n 40 individuele vragen geregistreerd. Er is een trend
waarneembaar in de toename van e-mail vragen.
Output
Bovenstaande activiteiten resulteren in verschillende soorten output. Hieronder
bespreken we de meest voorkomende. Nieuwe publicaties worden middels
persberichten in diverse vakbladen en lekenpers onder de aandacht gebracht en
op de internetpagina vermeld.
a.
Wetenschappelijk rapport
Dit is een eindproduct van een student, nabewerkt door de wetenschapswinkel.
De student doet een diepgaande literatuurstudie, heeft gegevens verzameld
door middel van interviews en/of enquêtes met patiënten en deskundigen of
hanteert een database als bron. Ook een combinatie van deze activiteiten is
mogelijk. Deze gegevens zijn vervolgens verwerkt in een rapport conform een
standaard wetenschapswinkeluitgave. Afhankelijk van het onderwerp wordt dit
rapport gepubliceerd in een kleinere of grotere oplage.
b.
Brochures
Patiëntenverenigingen komen geregeld met een verzoek om een
voorlichtingsbrochure over een specifiek onderwerp als daar binnen hun
vereniging veel vraag naar is. Ook dit wordt door een student gedaan. Hiervoor
wordt veelal eerst een literatuurstudie gedaan. Voor veel studenten is dit de
eerste keer dat ze in aanraking komen met een kritische analyse van
wetenschappelijke literatuur. Het communicatieve aspect krijgt daarnaast veel
aandacht doordat veelvuldig overleg met de opdrachtgever is. Bovendien leert
de student doelgroepgericht schrijven. Een try-out van de folder plus een
evaluatie daarvan behoort eventueel tot het project.
Soms wordt een wetenschappelijke rapport op verzoek omgewerkt door de
wetenschapswinkel tot een handzame brochure. Ook deze kan als
voorlichtingsmateriaal worden gebruikt voor bijvoorbeeld leden van een
patiëntenvereniging.
17
c.
Internet
Sinds kort worden samenvattingen van rapporten en brochures op onze
website geplaatst. In de toekomst willen we zoveel mogelijk onze rapporten en
brochures beschikbaar stellen via de website.
d.
Kort advies
Mondeling of schriftelijk advies aan een individuele vraagsteller. Deze vragen
worden afgehandeld door de medewerkers van de wetenschapswinkel. Vaak
wordt volstaan met een aantal kopieën uit de voorhanden zijnde literatuur.
Door het professionaliseren van patiëntenverenigingen zou mogelijk een markt
kunnen ontstaan voor advieswerk. Gezien de huidige capaciteit ziet de
wetenschapswinkel dit niet als een mogelijke uitbreiding van taken.
Kosten
Vanwege het ideële karakter van de wetenschapswinkel worden alle diensten
gratis verricht ook als het daarbij om diensten van medewerkers uit andere
disciplines gaat. Rapporten en brochures worden tegen drukkostprijs verkocht.
Waar mogelijk wordt voor projecten subsidie aangevraagd, eventueel samen met
andere organisaties. Na het verdwijnen van de CBR subsidies van de RUG en
mogelijkheid om tegen geringe kosten een dienstweigeraar aan te stellen, is het
steeds moeilijker geworden projecten gefinancierd te krijgen.
Trajectbewaking
De wetenschapswinkel streeft ernaar het traject rondom een binnenkomende
vraag zoveel mogelijk vast te leggen door het opstellen van procedures.
Momenteel zijn er procedures ten aanzien van de PR rondom een publicatie,
er wordt gewerkt aan een standaard lay-out en met de uitvoerende student
wordt bij de aanvang van een project afspraken gemaakt die in een "contract"
18
worden vastgelegd. Dit alles om de kwaliteit van een project en de output
zoveel mogelijk te bewaken.
Conclusies
De bijdrage van deze activiteiten aan de hoofddoelen is evident. Het
beschikbaar stellen van wetenschappelijke informatie voor een breed publiek
gebeurt door informatie vast te leggen en zo breed mogelijk te verspreiden.
Dit zijn de activiteiten waardoor de missie van de wetenschapswinkel gestalte
krijgt. Actiever gebruik van de mogelijkheden van internet kan dit verder
versterken. Aan de andere kant moet de informatie ook beschikbaar blijven
voor mensen die (nog) geen toegang hebben tot het internet. Daarom moeten
publicaties voorlopig ook in papiervorm blijven verschijnen. Door de rapporten
en brochures volgens een standaard lay-out uit te geven wordt het gezicht
van de wetenschapswinkel intern en extern duidelijker.
Verspreiding van de output kan verder verbeterd worden door de PR rondom
een publicatie te verbeteren. Hiervoor is reeds een aanzet gegeven door
standaard procedures verder te ontwikkelen en op papier vast te leggen.
Door het traject rondom de afhandeling van een binnenkomende vraag of
project zoveel mogelijk volgens vastgelegde procedures te laten verlopen wordt
de kwaliteit van het onderzoek beter gewaarborgd. Het aantal procedures zal
nog verder worden uitgebreid.
Tot slot valt op dat medewerkers steeds meer tijd moeten investeren in
inhoudelijke bemoeienis met een project. Deze activiteiten zijn nooit vastgelegd
in de functieomschrijving en worden eigenlijk boven op het vastgestelde
takenpakket uitgevoerd. De functieomschrijving zou moeten worden aangepast
en het totaal aantal benodigde fte’s van de medewerkers zou moeten worden
19
uitgebreid om aan de vraag van opdrachtgevers én studenten te kunnen
voldoen.
20
4. BESTAANSRECHT
Schakel blijft nodig
Heeft de wetenschapswinkel (nog) bestaansrecht? Gezien de unieke beschikking
over brede wetenschappelijke informatie en de continue stroom vragen die
ondanks een beperkt PR beleid blijft komen, is er duidelijk behoefte aan een
wetenschapswinkel. In een moeras aan gezondheidsinformatie die tegenwoordig
beschikbaar is, heeft de wetenschapswinkel vooral bestaansrecht door het
uitvoeren van kwalitatief goed maatschappijgericht onderzoek en dit in
begrijpelijke taal aan het publiek over te dragen. Voor de universiteit is het
van belang dat de wetenschapwinkel ontwikkelingen signaleert waar de
wetenschap op in kan spelen door middel van onderzoek.
Wezenlijke bijdrage onderwijs
De laagdrempelige schakel tussen universiteit en maatschappij is dus voor beide
partijen nuttig. Daarnaast draagt de wetenschapswinkel wezenlijk bij aan de
wetenschappelijke, professionele en communicatieve vorming van de student.
Maatschappelijke betrokkenheid, eigen verantwoordelijkheid en multidisciplinaire
aanpak zijn aspecten die studenten noemen als belangrijke en unieke
leerervaringen bij de wetenschapswinkel.
Huidige werkwijze sluit aan bij missie
De conclusie uit de voorgaande hoofdstukken is dat de huidige werkwijze
essentieel bijdraagt aan de verwezenlijking van de missie en doelen van de
wetenschapswinkel. De werkwijze hoeft dus niet drastisch te wijzigen. Wel
verdienen de genoemde punten in de hoofdstukken 1 tot en met 3 ruim
aandacht omdat deze de positie van de winkel verder kunnen verstevigen.
Verderop in dit hoofdstuk zullen we de kansen en bedreigingen die vanuit het
veld op de wetenschapswinkel afkomen inventariseren. Tezamen met de eerder
21
genoemde verbeterpunten zullen zij de basis vormen voor de te formuleren
beleidsvoornemens.
Knelpunten
Er zijn ook knelpunten te constateren. Veel tijd gaat zitten in de dagelijkse
begeleiding van studenten. De taakomschrijving van de coördinator voorziet hier
niet in. Op papier zou dit uitgevoerd moeten worden door de reguliere
docenten van farmacie, maar in de praktijk blijkt dit moeilijk haalbaar. De
bijdrage van reguliere docenten aan het wetenschapswinkelonderzoek is
verschoven van continue begeleiding naar advies indien nodig. Daarnaast hebben
studenten beperkte tijd om aan een project te werken, gezien de huidige
studieplanning. Dit betekent dat medewerkers veel tijd moeten investeren in
het schrijven van een externe publicatie. Vroeger werd dit soort taken vaak
door (student) vrijwilligers uitgevoerd.
De meer inhoudelijke taken voor medewerkers van de wetenschapswinkel gaan
voor een deel ten koste van acquisitie en PR en dus impliciet ten koste van
de bekendheid van de wetenschapswinkel (zowel intern als extern). Daarnaast
heeft deze taakverzwaring invloed op de duur van de projecten. Afronding van
projecten laat soms te lang op zich wachten, omdat een kwalitatief goed
product hoog in het vaandel staat.
De functieomschrijving zou moeten worden aangepast en het totaal aantal
benodigde fte’s van de medewerkers zou moeten worden uitgebreid om aan de
vraag van opdrachtgevers én studenten te kunnen voldoen.
Het krachtenveld waarbinnen de wetenschapswinkel functioneert laat zoals
gezegd ruimte voor zowel kansen als bedreigingen. Hieronder volgt een analyse.
Kansen
De kansen die er intern liggen zijn:
22

Een beter PR beleid richting de universiteit, om medewerking en draagvlak
voor de wetenschapswinkel te (blijven) creëren (hoofdstuk 1);

Nog meer gebruik maken van de expertise die bij farmacie aanwezig is
(hoofdstuk 1);

Goede samenwerking met de andere 9 wetenschapswinkels biedt
mogelijkheden om gezamenlijk maatschappijgericht onderzoek en onderwijs te
stimuleren, zoals multidisciplinair onderzoek (hoofdstuk 1);

Kwaliteitsborging op organisatorisch en wetenschappelijk niveau (hoofdstuk
3);

Richting studenten de breedte van het onderzoeksveld benadrukken door
onafhankelijke positie binnen de universiteit (hoofdstuk 3).
Extern liggen er ook mogelijkheden om het functioneren van de
wetenschapswinkel te optimaliseren:

Een actiever PR beleid richting (potentiële) opdrachtgevers. Hierdoor
zouden nieuwe opdrachtgevers in het veld geïdentificeerd kunnen worden
(hoofdstuk 2);

Samenwerking met patiëntenplatforms en andere externe organisaties,
waardoor output breder beschikbaar komt (hoofdstuk 2);

Nieuwe aandachtsgebieden formuleren en benaderen, om aan te blijven
sluiten bij actuele maatschappelijke ontwikkelingen (hoofdstuk 2);

Breedte van het onderzoeksveld benadrukken door onafhankelijke positie
binnen de universiteit
(hoofdstuk 3).
Bedreigingen
Bedreigingen vanuit het krachtenveld zijn:

De visie van de Faculteit W&N en het College van Bestuur op de
wetenschapswinkels is onduidelijk. Het budget is al jarenlang gelijk en
beperkt. Hierdoor zijn er soms beperkingen in de vorm van output.
Bovendien is het aantal fte’s te beperkt voor het aantal taken (hoofdstuk
1, 3);
23

De bekendheid bij patiëntenorganisaties is te gering, waardoor ze andere
wegen zoeken om hun vragen beantwoord te krijgen of onnodig blijven
zitten met vragen (hoofdstuk 2);

Veel patiëntenorganisaties zijn zich aan het professionaliseren. Opdrachten
worden hierdoor complexer en er worden hogere eisen gesteld aan de vorm
en inhoud van de output (hoofdstuk 2,3). Dit is een uitdaging
maar
tevens in de huidige bezetting van de wetenschapswinkel een probleem;

In mindere mate vormt de toegankelijkheid van informatie via het internet
een bedreiging, alhoewel hier ook mogelijkheden liggen voor de
wetenschapswinkel. Relatief eenvoudige vragen kunnen makkelijker zelf
uitgezocht worden door opdrachtgevers (hoofdstuk 2). Hierdoor neemt het
aantal opdrachten, geschikt voor studentenprojecten, af;

Het aantal fte's is beperkt. Hierdoor komen de medewerkers van de
wetenschapswinkel onvoldoende toe aan activiteiten die de positie van de
wetenschapswinkel verder kunnen versterken (hoofdstuk 3, 4).
Beleidsvoornemens
Op grond van de voorgaande analyse heeft de wetenschapswinkel voor de
komende jaren de volgende beleidsvoornemens opgesteld. Dit beleid zal binnen
de driehoek tijd-geld-kwaliteit zo optimaal mogelijk uitgevoerd moeten worden.
De wetenschapswinkel kiest voor een kwalitatief hoogstaand product. Dit
betekent dat hiervoor óf meer geld voor nodig is, óf meer tijd gerekend moet
worden.
24
Beleidsvoornemens
1. Profileren naar binnen toe: Meer bekendheid en daarmee draagvlak creëren
is nodig om de adviserende functie van andere universitaire medewerkers in
de toekomst te garanderen en de beschikbaarheid van financiële middelen te
vergroten (hoofdstuk 1).
2. Actieve betrokkenheid bij onderwijsontwikkelingen in het onderwijsinstituut.
Gezien de brede expertise van de winkel op het gebied van project gestuurd
onderwijs kan ze daarmee de meerwaarde van de winkel voor de opleiding
aantonen en inzetten voor onderwijsvernieuwing (hoofdstuk 1).
3. Vergaande samenwerking met andere wetenschapswinkels om multidisciplinair
onderzoek van de grond te tillen en maatschappijgericht onderzoek en
onderwijs in brede zin te stimuleren (hoofdstuk 1).
4. Profileren naar buiten toe: Nog te weinig organisaties weten de
wetenschapswinkel te vinden. Ook het onderhouden van bestaande
contacten moet worden verbeterd. Daarnaast zal de output van de winkel
een groter bereik moeten krijgen (hoofdstuk 2).
5. Hoeveelheid projecten op niveau: Gezien de huidige formatie wil de
wetenschapswinkel de hoeveelheid binnenkomende vragen en projecten op
het huidige niveau handhaven. Wel streeft de winkel naar een afname van
de hoeveelheid individuele vragen om meer tijd te kunnen investeren in
projecten
(hoofdstuk 3).
6. Nieuwe aandachtsgebieden (minderheden, kinderen) zullen worden
geëxploreerd (hoofdstuk 3).
7. Kwaliteitsborging: Zowel organisatorisch als wetenschappelijk zullen de
projecten beter bewaakt worden (hoofdstuk 3).
25
5. CONCRETISERING VAN DE BELEIDSVOORNEMENS
Inleiding
In dit laatste hoofdstuk worden concrete stappen beschreven om op de
kortere of langere termijn de in hoofdstuk 4 vastgestelde beleidsvoornemens 1
tot en met 7 te realiseren.
1.
Profileren naar binnen toe: de universiteit (hoofdstuk 1)
a.
Beleidsplan
Dit beleidsplan is van belang om te laten zien dat de wetenschapswinkel (nog
steeds) in behoefte voorziet. Dit is een voorbeeld van het voornemen de
winkel (weer) duidelijk in beeld te brengen bij het College van Bestuur en de
Faculteit W&N. Het beleidsplan zal begin 2001 aan betrokkenen aangeboden
worden. Indien nodig zal in het voorjaar van 2001 met sleutelpersonen
mondeling van gedachten worden gewisseld over beleidsvoornemens.
b.
Universiteitsbreed
Om het belang van het werk van de wetenschapswinkels beter uit te dragen,
is het ook van belang om met alle winkels samen intern beleid te ontwikkelen
binnen het coördinatorenoverleg. Hiervoor is een beleidsnotitie in de maak. De
aanpak zal zich richten zowel op centraal- als faculteitsniveau.
c.
Adviesraad
Het instellen van een adviesraad zal de wetenschapswinkel een bredere basis
binnen de faculteit geven. De bekendheid van het werk van de
wetenschapswinkel bij medewerkers buiten SFF blijkt beperkt tot enkele vaste
adviseurs uit andere basiseenheden. Het betrekken van mensen uit verschillende
disciplines bij de wetenschapswinkel vergroot het inzicht in het maatschappelijk
belang en de bereidheid om mee te werken en te denken. Bovendien biedt dit
voor medewerkers de mogelijkheid om meer interdisciplinair mee te denken.
Vanuit een adviesraad kan ook meer pro-actief advies gegeven worden in plaats
van passief (op aanvraag). Deze adviesraad moet medio 2001 geïnstalleerd
worden.
26
d.
Informatieverstrekking
Nu al krijgen alle basiseenheden binnen farmacie ieder jaar een jaarverslag van
de gezamenlijke wetenschapwinkels in Groningen met daarbij gevoegd een katern
over de wetenschapswinkel Geneesmiddelen. Daarnaast wordt de
wetenschapswinkelcourant verspreid binnen de eigen basiseenheid. Deze courant
zal met ingang van 2001 aan alle basiseenheden worden verstuurd. Verder
worden de basiseenheden ook geïnformeerd over de wetenschapswinkel door
artikelen in de Foliolum, het blad van de studentenvereniging Pharmaciae
Sacrum (6x per jaar).
e.
Studenten
Ook moet de winkel studenten blijven trekken. Hoewel het aanbod van
studenten weinig problemen geeft zal zij bij hen in beeld moeten blijven. Het
is belangrijk om persoonlijk in contact te treden met de studenten, zodat ze
de mensen van de wetenschapswinkel kennen. Tijdens de cursussen Farmacie &
Samenleving I en II wordt altijd kort de wetenschapswinkel geïntroduceerd door
de coördinator als ze een uur college geeft over communicatieve vaardigheden
en interviewtraining. Ook de studenten die de coachcursus doen, zien de
coördinator tijdens de cursus groepsgesprekken. In de luchcolleges is aandacht
voor de wetenschapswinkel bij de introductie van de basiseenheid SFF.
Daarnaast zal zoals ook aangegeven onder d. de winkel regelmatig (blijven)
publiceren in de Foliolum, zowel over nieuwe projecten als over afgeronde
projecten of uitgegeven rapporten. Op de studentenzaal van de basiseenheid
SFF liggen de mappen met keuzeprojecten ter inzage.
Met name ook voor studenten is het van belang dat de internetpagina van de
winkel (www.farm.rug.nl/wewi) maandelijks goed wordt bijgehouden en zal email nieuws meer benut moeten worden bij het werven van studenten voor
een project. Andere manieren om zichtbaar te blijven zijn bijvoorbeeld posters
op de studentenprikborden.
f.
Plaats
De wetenschapswinkel bevindt zich in het complex van de Medische
Wetenschappen en Farmacie. De locatie voldoet maar de bewegwijzering in het
27
gebouw laat nog te wensen over. Dit is reeds aangekaart bij gebouwenbeheer
en zal begin 2001 gerealiseerd moeten zijn. Met name voor studenten en
klanten is dit zeer relevant. Ook is er te weinig capaciteit voor opslag van
archief en gedrukte rapporten. Medio 2001 moet hiervoor extra opslagruimte
gevonden zijn.
2.
Betrokkenheid bij onderwijsontwikkelingen (hoofdstuk 1)
Binnen de studie farmacie is sprake van curriculumwijzigingen. Gezien de brede
expertise van de winkel op het gebied van “problem based” learning ofwel
project gestuurd onderwijs kan ze daarmee de meerwaarde van de winkel voor
de opleiding aantonen en inzetten voor onderwijsvernieuwing. Als deze plannen
concreet worden zal de wetenschapswinkel hier tijdig op in moeten springen en
een duidelijke rol voor zich moeten opeisen. De winkel zal ernaar streven dat
dit, tezamen met de huidige onderwijstaken, door het opleidingsinstituut
gehonoreerd gaat worden.
3.
Samenwerking Groningse Wetenschapswinkels (hoofdstuk 1)
a.
Multidisciplinaire samenwerking
De wetenschapswinkels hebben door hun lage organisatiegraad, dwars door alle
faculteiten heen een unieke mogelijkheid om multidisciplinair onderzoek in
praktijk te brengen. Een multidisciplinaire aanpak past bij uitstek bij
maatschappijgericht onderzoek, omdat (complexe) problemen vaak niet met
behulp van één vakgebied op te lossen zijn. Wetenschapswinkels maken
onderling al jaren gebruik van elkaars expertise en netwerken in praktijk. Sinds
kort is er ook ervaring met vergaande interdisciplinaire aanpak waarbij
studenten uit verschillende studierichting werken aan een zelfde vraagstuk. De
wetenschapswinkel Economie is een project gestart rondom 'Transparante
Farmaceutische Industrie' en heeft daar ook de wetenschapswinkel
Geneesmiddelen in betrokken. Zowel studenten economie als farmacie werken
samen aan deelprojecten. Door het succes van deze aanpak wil de
wetenschapswinkel Geneesmiddelen een dergelijke aanpak ook realiseren met de
wetenschapswinkel Geneeskunde & Volksgezondheid, waardoor medische en
farmaciestudenten samen kunnen werken.
28
b.
Stimuleren maatschappijgericht onderzoek en onderwijs
Samen met het coördinatorenoverleg van de Groningse winkels willen we
activiteiten ontplooien die bijdragen aan het stimuleren van
maatschappijgericht onderzoek en onderwijs in het algemeen. Een voorbeeld
hiervan de start van het AVO vak maatschappijgericht onderzoek. Een andere
voorbeeld is de gezamenlijke evaluatie van wetenschapswinkelonderwijs. In de
toekomst kunnen ook de onderwijsveranderingen aan de faculteit W&N
aanleiding zijn samen activiteiten te ontplooien.
4.
Profileren naar buiten: maatschappelijke organisaties (hoofdstuk 2)
De wetenschapswinkel moet haar unieke positie ten volle benutten. Ondanks
het feit dat veel patiëntenverenigingen zich professionaliseren en dus veel zelf
in huis hebben, zijn er nog voldoende onderwerpen waar de wetenschapswinkel
een wezenlijke bijdrage aan kan leveren. De inbedding van de wetenschapswinkel
in een onderzoekscultuur vormt een meerwaarde, met name bij
(interdisciplinaire) onderzoekprojecten en onafhankelijke, betrouwbare
informatievoorziening.
a.
Nieuwe contacten
Het actief aanboren van nieuwe contacten is een tijdrovende klus die veelal
persoonlijk moet gebeuren. Met name organisaties als nationale en regionale
patiëntenplatforms, de Consumentenbond, stichting DGV, waarmee
interessante samenwerking (mogelijk) is, zullen moeten worden bezocht. Dit
geldt echter ook voor mogelijke andere opdrachtgevers die nog geen weet
hebben van het bestaan en de dienstverlening van de wetenschapswinkel, zoals
nieuwe patiëntenverenigingen. Met de huidige bezetting kan dit slechts op
beperkte schaal plaatsvinden. Ook zal hierin worden samengewerkt met de
wetenschapswinkel in Utrecht en de Wetenschapswinkel Geneeskunde en
Volksgezondheid. Het streven is elk jaar ten minste 2 netwerk gesprekken te
voeren.
29
Daarnaast zullen in samenwerking met de wetenschapswinkel Utrecht themaavonden georganiseerd worden om ook van externe organisaties adviezen in te
winnen en in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen. In 2001 zullen
minimaal 1 en maximaal 2 van zulke avonden worden gepland.
b.
Bestaande contacten
Het onderhouden van bestaande contacten is eveneens een activiteit die
geregeld dient plaats te vinden, met een persoonlijk tintje (bellen, brief of email). Ook dit kan vanwege de huidige bezetting niet volledig tot z'n recht
komen. Het bezoeken van symposia en andere bijeenkomsten moet daarom ook
gebruikt worden om bestaande contacten te onderhouden.
c.
Internet
De wetenschapswinkel beschikt over een eigen website die zich richt op
potentiële opdrachtgevers, studenten en anderen die geïnteresseerd zijn in de
uitkomsten van wetenschapswinkel onderzoek. Op dit moment komen via het
internet met name veel individuele vragen binnen. Deze stroom vragen willen
we ombuigen door goede linken aan te brengen met een betrouwbare
apothekerssite(s) die gespecialiseerd is in beantwoorden van individuele vragen.
Daarnaast is het van belang de maatschappelijke organisaties waar het om gaat
te bereiken. Medio 2001 willen we daarom een e-mailing doen samen met de
wetenschapswinkel Geneeskunde & Volksgezondheid om de mogelijkheden van de
wetenschapswinkel onder de aandacht te brengen.
d.
Wetenschapswinkelcourant
De wetenschapswinkel courant bericht drie maal per jaar over lopende en
afgeronde projecten van de Groninger wetenschapswinkels. De
wetenschapswinkel Geneesmiddelen verzorgt 1 á 2 maal per jaar een artikel
voor deze krant. De courant wordt verzonden naar interne en externe
contacten, waarbij interne verspreiding in 2001 meer aandacht zal krijgen.
e.
Publicaties
Zoals in hoofdstuk 3 beschreven, verzorgt de wetenschapswinkel verschillende
soorten publicaties. In het afgelopen jaar is een vaste vormgeving verder
30
uitgewerkt en doorgevoerd. Daarnaast is gewerkt aan een coherent systeem
van publiciteit rondom een nieuwe publicatie. Dit omvat een systeem van
verspreiding van presentexemplaren, persberichten, aankondigingen in
vaktijdschriften en/of bladen van patiëntenorganisaties. Dit heeft in 2000 al
geresulteerd in grotere bestellingen van rapporten. Publicaties van de
wetenschapswinkel zijn standaard te vinden in de bibliotheek van farmacie,
Universiteitsbibliotheek en Koninklijke Bibliotheek. Ze zijn makkelijk te traceren
door de aanvraag van ISBN nummers.
Door consequente vormgeving en actievere publiciteit zal de winkel een
duidelijker gezicht krijgen voor externe organisaties. Deze lijn zal in 2001
verder doorgetrokken worden.
5.
Vragen- en projectenaanbod (hoofdstuk 3)
Het aanbod van vragen en projecten is al jaren redelijk constant. De
verwachting is dat het aantal of soort aanvragen voor projecten zal toenemen
of veranderen als de promotieactiviteiten genoemd onder punt 4, Profileren
naar buiten, effect sorteren.
a.
Personeel & middelen
De huidige bezetting van de wetenschapswinkel, te weten 0,9 fte (0,8 + 0,1
inverdiend door de coördinator) verdeeld over twee personen, is niet voldoende
om alle activiteiten naar tevredenheid uit voeren. Op dit moment is er in het
formatieplan geen ruimte om de formatie structureel uit te breiden. Dit
beperkt de wetenschapswinkel in het aantal projecten dat zij kan behappen.
Daarom zal het huidige aantal projecten en output als uitgangspunt dienen.
Voor 2001 en 2002 betekent dat dat we uitgaan van 9 projecten per jaar
(1 project per 0,1 fte) waarbij minimaal 3 kwalitatief goede externe
publicaties uitgebracht zullen worden.
Aangezien de winkel kiest voor kwalitatief hoogstaande producten zal dit ten
koste gaan van het aantal projecten of de tijd die er mee gemoeid is, als er
geen extra middelen beschikbaar komen. Mochten de onderwijsontwikkelingen
echter aansluiten bij de ervaringen die de winkel heeft met maatschappijgericht
31
onderzoek in studentenprojecten, dan zal vanuit de winkel gepleit worden voor
meer (onderwijs)formatie, zodat de expertise vanuit de winkel ingezet kan
worden voor dit onderwijs.
b.
Subsidies & exploitatie
Extra middelen verwerven om projecten door betaalde medewerkers te laten
uitvoeren is nauwelijks een tegemoetkoming in de personeelskrapte. Veel werk
zit in het opstarten en afronden van projecten, twee fasen waarin vaak geen
beschikking is over projectmedewerkers. Daarnaast richt de winkel zich op de
non-profit sector en als er mogelijk sprake is van groter betaald onderzoek zal
de winkel het werk onderbrengen bij het GCDR en een geschikte vakgroep. Dat
neemt niet weg dat de winkel wel probeert subsidies te binnen te halen, als
dat een project (deels) vooruit kan helpen. Het exploitatiebudget is jaren lang
op hetzelfde niveau blijven steken. Meer (hoogwaardige) output betekent
meer kosten. De aanloopkosten voor het drukken van publicaties zijn gestegen.
Prijzen voor interne dienstverlening binnen de RUG zijn sterk gestegen en 2
medewerkers brengen extra kosten met zich mee. Positief is geweest een
eenmalige verhoging van het budget in 2000 door Farmacie. Dit heeft de
winkel onder andere in staat gesteld nieuw briefpapier en ander materiaal te
laten drukken. Al met al echter is het te verdedigen dat de wetenschapswinkel
streeft naar een (vaste) verdubbeling van het exploitatiebudget.
Het past bij de missie van de wetenschapswinkel om publicaties voor een lage
prijs te verkopen (of gratis op internet aan te bieden), om zo informatie
laagdrempelig aan te bieden. Daarom worden de rapporten altijd tegen de
drukkostprijs verkocht.
c.
Promotie
Omdat de winkel nu reeds tegen de grenzen van haar capaciteit aanloopt is
het zaak de promotie dusdanig af te stemmen dat de totale hoeveelheid werk
32
niet toeneemt. Een toename van het aantal projecten zal gepaard moeten
gaan met een afname van het aantal individuele vragen. Mocht de hoeveelheid
aanvragen toenemen, dan verdient het aanbeveling na te denken over een
systeem waarin de opdrachtgevers een projectaanvraag moeten indienen, die
vervolgens beoordeeld wordt en geprioriteerd. Zo’n systeem moet echter
laagdrempelig blijven. Tot nu toe hebben we hier nog geen gebruik van hoeven
maken. Wel hebben sommige projecten een wachttijd.
6.
Nieuwe aandachtsgebieden (hoofdstuk 3)
Kinderen en minderheden zijn de nieuwe aandachtsgebieden waar de
wetenschapswinkel zich de komende 3 jaren op wil gaan richten. Deze nieuwe
manier van themagericht werken (naast de huidige manier) zal duidelijk
gemaakt moeten worden richting nieuwe en bestaande contacten. Hieruit
zullen ideeën en projecten voortvloeien. Traditionele patiëntenverenigingen
richten zich niet specifiek op deze doelgroepen. Aangezien kinderen en
minderheden minder goed georganiseerd zijn als het gaat om ziekte en
gezondheid, is zeer waarschijnlijk een nieuwe manier nodig om de behoeftes van
de maatschappij te peilen als het gaat om onderzoeksprojecten op dit terrein.
In 2001 zal de aanpak hiervan verder ontwikkeld moeten worden en in 2002
moeten dan actief onderzoeksprojecten geworven worden op deze thema’s. In
2001 zal per thema in ieder geval 1 studentenproject worden opgestart om
het veld verder te verkennen. Om flexibel te blijven en ruimte te houden voor
andere projecten zal uiteindelijk gestreefd worden naar 50% themagerichte en
50% andere projecten.
Daarnaast heeft de wetenschapswinkel van oudsher veel expertise opgebouwd in
projecten op het gebied van vrouwengezondheidszorg, zoals anticonceptie,
hormonen bij onvruchtbaarheid, zwangerschap & geneesmiddelengebruik,
bekkeninstabiliteit.
7.
Kwaliteitsborging (hoofdstuk 3)
In de komende jaren kiest de wetenschapswinkel duidelijk voor kwalitatief
hoogstaande producten. Dit betekent dat gewerkt zal worden aan een systeem
33
van kwaliteitsborging, waardoor kwaliteit ook continue gegarandeerd kan
worden. Dit betekent dat zoveel mogelijk gewerkt gaat worden volgens vaste
procedures, overigens zonder dat dit de flexibiliteit van werkzaamheden
belemmert.
Kwaliteit begint met een goede begeleiding van een student die het project
uitvoert. Dit staat bij de wetenschapswinkel al jaren hoog in het vaandel.
Bovendien is het van belang dat er aan het eind voldoende tijd en ruimte is
voor redactie van het eindresultaat door de wetenschapswinkelmedewerker.
Daarnaast kan het traject in z’n geheel beter bewaakt worden door
projectmanagement principes toe te passen en procedures te ontwikkelen.
a.
Voortraject
Er moeten voorbeelden voor start-up documenten ontwikkeld worden en
standaard projectcontracten. Het voorbeeldcontract met studenten is al klaar.
Dit alles is van belang om afspraken, verwachtingen en tijdpad helder te krijgen
met en voor studenten en opdrachtgevers.
Gereed: eind 2001
b.
Monitoring en begeleiding
Er zijn meer “in-process controles” nodig (bv. literatuurontsluiting) tijdens de
begeleiding door een wetenschapswinkelmedewerker. Dit betekent dat er in de
praktijk niet veel verandert, maar dat de verantwoordelijkheden op papier
gewijzigd moeten worden: coördinator=inhoudelijk begeleider, wetenschappelijk
medewerker is adviseur, verantwoordelijkheid onderwijsdeel ligt bij hoogleraar,
verantwoordelijkheid voor het wetenschapswinkelproduct ligt bij coördinator.
Dit houdt in dat de functieomschrijving van de wewi-coördinator gewijzigd
moet worden, eventueel in samenwerking met andere wetenschapswinkeliers.
Het coördinatorenoverleg is bezig gezamenlijk beleid op onderwijsgebied te
ontwikkelen.
Aankaarten: voorjaar 2001 Gereed: zomer 2002
34
c.
Nazorg
Er moet gewerkt worden aan een checklijst voor redactiewerk / lay-out en
procedures voor PR en verspreiding moeten verder uitgewerkt worden. Ook
zullen standaard evaluatieformulieren voor student en opdrachtgever worden
ontwikkeld met betrekking tot het verloop van het onderzoek. Deze
evaluaties geschieden nu vaak uitsluitend mondeling.
Gereed: zomer 2001
35
36
Download