Competentiebeschrijvingen voor verpleegkundigen in de

advertisement
Competentiebeschrijvingen voor verpleegkundigen in de thuiszorg,
werkzaam op mbo-niveau
JULIE MEERVELD
JENNIE MAST
Competentiebeschrijvingen
voor verpleegkundigen in de thuiszorg,
werkzaam op mbo-niveau
N
I
Z
W
Module bij het handboek
In de spiegel kijken.
Werken aan competenties
in de thuiszorg
© 2004 Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie,
microfilm of op enige andere wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.
Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt door financiële steun van de Sectorfondsen Zorg en Welzijn en de
instellingen die hebben meegewerkt aan het project om tot deze competentiebeschrijvingen te komen. Deze
instellingen zijn: Thuiszorg Breda, Carint, Evean, Kruiswerk Mark en Maas, Oosterschelde Thuiszorg,
Thuiszorg Nieuwe Waterweg Noord, Valent RDB en Vierstroom.
Auteurs
Julie Meerveld en Jennie Mast
Ontwerp omslag
Zeno
Drukwerk
Krips, Meppel
ISBN
90-5957-294-7
NIZW-bestelnummer
E 329194
Bestelinformatie:
Adrepak
Postbus 45666
2504 BB Den Haag
Telefoon (070) 359 07 20
Fax (070) 359 07 01
E-mail [email protected]
Website www.nizw.nl/publicaties
Inhoud
Inleiding 7
1 Ontwikkelingen in de verpleging 9
2 Verantwoording werkwijze en gemaakte keuzes 13
3 Typering van verplegen op mbo-niveau 15
4 Overeenkomsten en verschillen mbo- en hbo-niveau 19
5 De competentiebeschrijvingen 23
Formulieren voor het screenen van specifieke competenties van verpleegkundigen in de
thuiszorg, werkzaam op mbo-niveau 65
Formulier totaalbeeld competenties niveau 4 82
Betrokkenen bij het project 83
Literatuur 85
Inleiding
Deze module is een van de losse uitgaven met beroepsspecifieke competentiebeschrijvingen die
horen bij het handboek In de spiegel kijken (Mast en Pool 2003a). In dit handboek worden de
principes van het werken aan competenties in de thuiszorg uitgebreid beschreven en wordt
daarvoor een aantal werkwijzen en hulpmiddelen gepresenteerd.
In deze module staat de uitwerking centraal van de belangrijkste beroepscompetenties van
verpleegkundigen die op mbo-niveau functioneren. Deze uitwerking is helemaal toegesneden
op de taken en rollen die verpleegkundigen op dit niveau in diverse domeinen vervullen en is
daarom niet geschikt voor gebruik door zorgverleners in andere functies. Voor hen zijn aparte
modules ontwikkeld. Inmiddels zijn naast de beroepscompetenties voor verpleegkundigen in de
thuiszorg die werken op hbo-niveau, de wijkverpleegkundige, ook de competenties voor
verzorgenden op mbo-niveau beschikbaar.
Bij het lezen van deze module wordt de inhoud van het handboek bekend verondersteld, met
name de begrippen en principes die in het eerste hoofdstuk daarvan zijn beschreven. Voor het
werken met de competentiebeschrijvingen als individuele zorgverlener, team, leidinggevende of
directie wordt verwezen naar de specifieke hoofdstukken hierover die in het handboek zijn
opgenomen.
In deze module beschrijven we wat verwacht mag worden van verpleegkundigen in de thuiszorg die op mbo-niveau functioneren. Met groepen betrokkenen en met experts hebben we
uitgebreid gesproken over het verschil tussen verplegen op mbo-niveau en verpleegkunde op
hbo-niveau in de thuiszorg. Het verschil tussen deze twee is ingewikkeld en niet altijd helder
weer te geven. Gebaseerd op de literatuur, de mening van experts en de mening van verpleegkundigen zelf zijn we tot een gewogen en onderbouwd profiel gekomen.
Het grootste deel van deze uitgave bestaat uit de zestien specifieke competentiebeschrijvingen
voor verpleegkundigen in de thuiszorg die op mbo-niveau functioneren. Ter inleiding
(hoofdstuk 1) worden de ontwikkelingen in de verpleging in de thuiszorg geschetst die van
invloed zijn op de behoefte aan bepaalde competenties. In hoofdstuk 2 verantwoorden we de
werkwijze en de gemaakte keuzes bij het beschrijven van de competenties. Hierna gaan we in
op het verplegen op mbo-niveau. Hoofdstuk 4 gaat over onderscheid en overeenkomst tussen
verplegen op mbo- en verplegen op hbo-niveau. In hoofdstuk 5 staan de competentiebeschrijvingen en de uitwerking van de bijbehorende elementen.
Tot slot zijn zestien formulieren opgenomen die als hulpmiddel kunnen dienen bij het in beeld
brengen van specifieke competenties van de verpleegkundige op mbo-niveau in de thuiszorg,
gevolgd door een formulier met het totaalbeeld van de competenties. Deze formulieren vormen
een aanvulling op de formulieren die in het handboek zijn opgenomen. De formulieren zijn
eveneens te downloaden van de website www.nizw.nl/competentiesvv, waar ook meer informatie te vinden is over ondersteuning bij het werken met competenties.
7
Omdat de overgrote meerderheid van de verpleegkundigen in de thuiszorg nog steeds uit
vrouwen bestaat, verwijzen we in dit boek naar hen met ‘zij’ en ‘haar’. De cliënt c.q. zorgvrager
duiden we in voorkomende gevallen aan met ‘hij of zij’ en ‘hem of haar’.
8
1 Ontwikkelingen in de verpleging
Verpleegkundige in de wijk, avond-weekendverpleegkundige, verpleegkundige niveau 4: willekeurig noemen we hier een aantal benamingen voor de verpleegkundige die binnen de thuiszorg werkzaam is op mbo-niveau. Niet alleen de namen verschillen, ook de invulling van de
functie verschilt. Per organisatie worden andere keuzes gemaakt over hoe deze verpleegkundigen werken en welke taken en verantwoordelijkheden zij toebedeeld krijgen. In de ene organisatie werken ze alleen in de avonden en weekenden, in de andere organisatie werken ze ook
overdag en verrichten ze de wijkverpleegkundige taken.
Binnen de thuiszorg is, onder invloed van de bezuinigingen in de zorg, een verregaande differentiatie gaande waarbij de doelstelling is om zo efficiënt mogelijk medewerkers met de juiste
vermogens in te zetten in specifieke situaties. Steeds specifieker wordt gekeken naar het onderscheid tussen verplegen en verzorgen, en naar de deskundigheidsniveaus die daarbij horen. De
positie van de verpleegkundige in de wijk lijkt hierbij wat onduidelijk tussen de wijkverpleegkundige en de ziekenverzorgende in te liggen. Het is in het belang van deze groep beroepsbeoefenaren dat hun specifieke plaats en taken binnen de zorg verhelderd en erkend worden.
Niet alleen de thuiszorgorganisatie verandert, ook de zorgvraag aan de thuiszorg is aan verandering onderhevig. De vergrijzing vraagt om hulpverleners met andere competenties. Mensen
komen sneller uit het ziekenhuis en vragen op grond daarvan om specifieke zorg. De thuiszorg
verleent zorg in intramurale en transmurale settings. Zorgvragers verwachten een klantgerichte
houding en zorg op maat. Verpleegkundigen moeten vaker onderhandelen over hun doelen en
activiteiten. Ze moeten op grond van professionele argumenten kunnen aangeven wat er nodig
is in een specifieke situatie. Deze zorginhoudelijke ontwikkelingen vragen om verpleegkundigen
die deskundig zijn in hun vak, die daarover goed kunnen communiceren en die goed kunnen
samenwerken met anderen. Verpleegkundigen moeten alert zijn op dit soort zorginhoudelijke
veranderingen en zullen zich als gevolg daarvan professioneel voortdurend verder ontwikkelen.
Daarnaast is het beroep van verpleegkundige volop in beweging. Er komen meer inhoudelijke
specialisaties, zoals de verpleegkundigen die zich specialiseren in wondverzorging of ouderenzorg. Ook ontstaan er nieuwe functies, zoals die van de huisartsverpleegkundige of transferverpleegkundige. Deze ontwikkelingen spelen zich tot nu toe met name af op hbo-niveau, maar de
vraag is wat dit mogelijk ook betekent voor de verpleging op mbo-niveau.
Denken in competenties
Het denken in en het werken met competenties geeft houvast in het omgaan met vakinhoudelijke en organisatorische ontwikkelingen en in het afstemmen ervan op elkaar. Competentie als
begrip is vrij nieuw binnen de zorg, maar is binnen het onderwijs al heel duidelijk omarmd. We
geven hier in het kort de definitie van competenties zoals wij die gebruiken binnen deze publicatie en geven puntsgewijs aan wat verpleegkundigen met deze beschrijvingen kunnen doen.
9
Wat zijn competenties?
‘Competenties zijn de vermogens van mensen om een taak onder verschillende omstandigheden
in de reële werkelijkheid uit te voeren en tot de gewenste resultaten te komen’ (Benner 1982).
Deze definitie geeft volgens ons goed aan waar het om gaat bij het denken in en werken met
competenties. We ontrafelen de definitie om een paar belangrijke aspecten ervan te verduidelijken.
• Competenties zijn vermogens van mensen: het geïntegreerde geheel van kennis, houding,
vaardigheden, ervaring, motivatie, zelfbeeld en normen en waarden. Een zorgverlener
gebruikt al die elementen om de zorg zo goed mogelijk te kunnen geven in allerlei verschillende situaties. Zij gebruikt van dit geheel dat wat ze nodig heeft in een situatie en ze kan
haar vermogens aanpassen aan de situatie waarin ze werkt. De competentiebeschrijvingen
geven weer over welke vermogens de verpleegkundige moet beschikken om het geheel van
haar werkzaamheden goed te kunnen uitvoeren.
• Competenties hebben te maken met effectief gedrag. In de beschrijvingen staat aangegeven
wat de zorgverlener wil bereiken met haar activiteiten, wat het gewenste resultaat is. De
verpleegkundige wil op een professionele wijze zorg leveren die voldoet aan haar eigen
normen, aan de verwachtingen van de zorgvrager, en aan de eisen die de instelling oplegt.
• Competenties zijn te zien en worden bepaald door de situatie waarin men werkt, de reële
werkelijkheid. De beschrijvingen zijn daarom specifiek voor verpleegkundigen op mboniveau omdat hierin beschreven wordt wat verpleegkundigen in de wijk tegenkomen in hun
werk, en wat zij daarbinnen aan vermogens inzetten om hun doelen te bereiken.
Wat kan een verpleegkundige met de competentiebeschrijvingen?
Competentiebeschrijvingen vormen als geheel een beeld van datgene wat nodig is om een
beroep te kunnen uitvoeren. Dit is een heel compleet en heel uitgebreid beeld.
• Je kunt je als verpleegkundige spiegelen aan dit beeld. Heb jij datgene wat beschreven staat
ook in je gedragsrepertoire of ontbreken er bepaalde elementen? Misschien ben je over
sommige zaken onzeker of weet je het niet van jezelf. Je kunt met behulp van de formulieren
die achter in dit boek zijn opgenomen een overzicht maken van je sterke en zwakkere
punten.
• Je kunt op eenzelfde manier aan collega’s of aan je leidinggevende vragen om hun beeld te
geven over een of meer van jouw competenties. Op die manier krijg je heel gericht feedback
van anderen en kun je je eigen beeld bijstellen.
• Je kunt ook de zorgvrager om tips vragen over waar je mee moet stoppen, waar je mee door
moet gaan of waar je mee moet beginnen. Ook deze feedback kan je helpen om je eigen
beeld te verfijnen.
• Je kunt gebaseerd op je overzicht een persoonlijk ontwikkelplan, een zogenoemd POP
maken, waarin je aangeeft wat je de komende tijd wilt ontwikkelen van jezelf, met welk doel
en op welke manier.
• In teambesprekingen kun je met elkaar de beschrijvingen bespreken en toetsen of jullie op
die manier werken, wat je wel of niet doet, en waarom jullie het zo doen. Je kunt dan ook
afspreken wat jullie er als team mee kunnen doen.
10
Blijven leren wordt binnen de verpleging steeds belangrijker. Verpleegkundigen op mbo-niveau
hebben zich soms door bij- en nascholing verder ontwikkeld op specifieke terreinen. Het is
voor instellingen en voor deze verpleegkundigen maar ook in het kader van het denken in
competenties van belang om deze elders verworven competenties van verpleegkundigen te
erkennen en te waarderen.
11
2 Verantwoording werkwijze en gemaakte keuzes
Bij de beschrijving van de competenties van de mbo-verpleegkundige niveau 4 in de thuiszorg,
hebben we ons gebaseerd op de kennis en de ervaring die we hebben opgedaan bij het
beschrijven van de competenties van de wijkverpleegkundige op hbo-niveau. Daarnaast hebben
we geprobeerd het eigene van het verplegen op mbo-niveau zo goed mogelijk in beeld te
brengen en te beschrijven. We laten hier in het kort zien voor welke uitgangspunten we hebben
gekozen en hoe we tot de beschrijvingen zijn gekomen.
Project met instellingen samen
De competentiebeschrijvingen voor de verpleegkundigen op mbo-niveau zijn totstandgekomen
binnen een project waaraan acht thuiszorginstellingen hebben meegewerkt. Iedere instelling
had een intern projectleider aangesteld om het plan van aanpak in de eigen instelling te
schrijven en te realiseren. Deze interne projectleiders hadden maandelijks overleg met de
projectleiders van het NIZW. De leden van de directie c.q. raden van bestuur van deze instellingen vormden met elkaar en het NIZW-projectteam de stuurgroep voor dit project. Door
deze stuurgroep werd de voortgang en de kwaliteit van het project bewaakt.
De beschrijvingen zijn gebaseerd op verschillende bronnen:
• We hebben met groepen verpleegkundigen werkzaam in de thuiszorg nagedacht en
gesproken over de inhoud van hun vak en over de invulling van de competenties. We hebben
dit gedaan door middel van gestructureerde groepsinterviews met ongeveer zestig verpleegkundigen uit acht thuiszorgorganisaties. Deze groepsinterviews waren opgebouwd rondom
verhalen van de verpleegkundigen over situaties waarin zij heel goed functioneerden of situaties waarvan zij vonden dat hun functioneren niet goed was geweest. Deze situaties hebben
we op band opgenomen, op schrift gesteld, geanalyseerd en uiteengerafeld om tot de competentiebeschrijvingen te kunnen komen.
• Vanuit de instellingen die partner waren in dit project hebben mensen in klankbordgroepen
meegedacht, zoals opleidingsfunctionarissen, medewerkers van de afdeling personeel en
organisatie, en managers. Ook hun meningen en ideeën zijn meegenomen in de beschrijvingen en de manier waarop ze totstandgekomen zijn.
• We hebben de meningen van tien experts gevraagd over de invulling van het beroep van de
verpleegkundigen op mbo-niveau, naast de verzorgenden op mbo-niveau en de wijkverpleegkundige op hbo-niveau. Uit de meningspeiling blijkt dat men de verschillen tussen de beide
niveaus beperkt vindt. Vooral in de rol van regisseur en ontwerper noemt men verschillen. In
de rol van zorgverlener geeft men weinig verschillen aan.
• We hebben gebruikgemaakt van het beroepsprofiel van de verpleegkundige, als algemene
basis, evenals Gekwalificeerd voor de toekomst (Commissie Kwalificatiestructuur 1996), en
de functiebeschrijvingen van de herziene AWBZ. Daarnaast hebben we literatuur geraadpleegd over de verschillende niveaus binnen de zorg.
• We sluiten met de indeling in domeinen en rollen en met de formulering van de competenties aan bij de uitgangspunten, het format en de methode om competenties te beschrijven
voor de wijkverpleegkundige (Mast en Pool 2003b). Deze keuze is gemaakt om de vergelijk-
13
baarheid van de competenties van verpleegkundigen op mbo- en hbo-niveau te vergroten.
Dit geldt eveneens voor de vergelijking met de competenties van de verzorgenden op mboniveau.
• Vanuit de instellingen die hebben meegedaan aan het project was er duidelijk voorkeur voor
het invullen van de competenties van de verpleegkundige op mbo-niveau binnen de vijf
rollen die beschreven zijn voor de verpleegkundige op hbo-niveau. De reden hiervoor is dat
de twee beroepen zo sterk in elkaars verlengde liggen dat het past om dezelfde indeling te
hanteren. Om het eigene van het verplegen op mbo-niveau te benadrukken, hebben we overwogen om dat ook te laten blijken in de benaming van de rollen. We hebben hier uiteindelijk
niet voor gekozen, omdat het voor de instellingen te verwarrend bleek om voor elk niveau
van zorgverleners andere rollen te moeten gebruiken.
• Groepen verpleegkundigen uit zeven van de acht pilotorganisaties hebben met de ontwikkelde competentiebeschrijvingen gewerkt, en hebben hun eigen beeld van hun functioneren
en hun beroepsinhoud getoetst aan de beschrijvingen. Zij hebben dit zeer uitgebreid geëvalueerd. Ook anderen uit de pilotinstellingen hebben hun mening gegeven over de conceptbeschrijvingen. Over het algemeen was men erg positief over het geheel.
• De evaluatiegegevens zijn verwerkt en de beschrijvingen zijn nogmaals gescreend en opnieuw
beoordeeld op logica en inhoud. Dit heeft geleid tot het nu voorliggende document.
Competentiebeschrijvingen zijn een hulpmiddel om goede zorg te kunnen verlenen, door de
juiste mensen op de juiste werkplek. Competentiebeschrijvingen zijn eveneens gekoppeld aan
een bepaalde situatie in een bepaalde tijd. Op dit moment weerspiegelt dit profiel wat verpleegkundigen op mbo-niveau in de thuiszorg idealiter kunnen en doen. Dit is echter niet statisch,
maar aan voortdurende verandering onderhevig. De beschrijvingen zullen daarom regelmatig
bijgesteld en zo nodig aangevuld moeten worden.
Verpleegkundigen kunnen hun eigen functioneren aan de competentiebeschrijvingen spiegelen.
We hopen dat verpleegkundigen zichzelf hierdoor zullen blijven ontwikkelen en voortdurend
mogelijkheden blijven zien om hun vak te verhelderen en te waarderen.
14
3 Typering van verplegen op mbo-niveau
Wat is nu anders bij het verplegen op mbo-niveau in de (thuis)zorg dan bij het verplegen op
hbo-niveau? Deze vraag is heel cruciaal voor dit beroepscompetentieprofiel en tegelijkertijd
moeilijk te beantwoorden. In het beroepsprofiel voor de verpleging (Leistra e.a. 1999) wordt
geen onderscheid gemaakt tussen de twee niveaus. Wel erkent men ook in dit profiel dat er in
de praktijk van de beroepsuitoefening op verschillende niveaus wordt gewerkt en dat daarvoor
verschillende competenties nodig zijn.
Verplegen is ‘het bieden van verpleegkundige zorg aan mensen met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking of een lichamelijke handicap, gericht op
herstel of voorkoming van verergering van een aandoening, beperking of handicap, te verlenen
door een instelling’ (Ministerie van VWS 2002). Ook hier is geen onderscheid in niveaus
gemaakt.
Wat maakt dan het verschil? In het rapport Gekwalificeerd voor de toekomst (Commissie
Kwalificatiestructuur 1996) wordt de samenhang geschetst tussen de verschillende niveaus van
denken en werken in de zorg. De belangrijkste criteria waarmee dit onderscheid wordt uitgewerkt, zijn:
• verantwoordelijkheid;
• complexiteit;
• transfer.
Op deze basis heeft men eveneens het onderscheid tussen de twee niveaus voor de verpleging
uitgewerkt en verduidelijkt. Dit houvast hanteren wij ook als basis voor de competentiebeschrijvingen van de verpleegkundige op mbo-niveau.
Een ander houvast is gelegen in de instroomeisen voor de opleiding. Verpleegkundigen op
mbo-niveau hebben een vooropleiding op mbo-niveau, en voldoen aan de eisen van het mboonderwijs. Zij moeten voldoen aan een aantal elementaire beroepsvaardigheden die relevant
zijn voor de verpleegkundige. Verpleegkundigen op mbo-niveau vervullen de rol van zorgverlener analoog aan die van de verpleekundigen op niveau 5, maar in minder complexe situaties,
met minder verantwoordelijkheid, en met een transfervermogen op mbo-niveau. De rollen van
regisseur, coach, ontwerper en beroepsbeoefenaar zijn ook op een andere manier ingevuld dan
bij het hbo-niveau.
Op mbo-niveau functioneren
Verpleegkundigen die in de thuiszorg werken hebben vaak heel verschillende opleidingen
gevolgd en verschillende ervaring opgedaan in de zorg. Dit kan betekenen dat er ook
verschillen zijn in datgene wat men heeft ontwikkeld aan competenties. In deze module geven
we een standaardbeschrijving weer voor alle verpleegkundigen in de thuiszorg, werkzaam op
mbo-niveau. Dit kan betekenen dat sommigen competenties zullen moeten ontwikkelen, en dat
15
anderen misschien meer competenties hebben ontwikkeld dan we hier aangeven. De vraag is
dan of diegenen nog functioneren op mbo-niveau of dat zij in hun loopbaan eigenlijk doorgegroeid zijn naar het hbo-niveau.
Binnen de hogescholen voor verpleegkunde is beschreven wat het onderscheidende is van het
hbo-onderwijs en wat men mag verwachten van studenten op hbo-niveau (HBO-Raad 1999).
Voor het mbo-onderwijs is er nog niet zo’n standaard ontwikkeld. Het is dus veel ingewikkelder om te definiëren wat nu wel of niet valt onder het mbo-niveau van zorg verlenen.
Onderscheid tussen verpleging en verzorging
Verzorgen is een eigen vak dat inmiddels wordt ingeschat op mbo-niveau. De kern van het vak
omvat volgens de definitie uit het beroepsprofiel: ‘De zorgvrager in zijn woon- en leefomgeving
stimuleren, ondersteunen of compensatie bieden bij niet-toereikende zelfredzaamheid op lichamelijk en psychosociaal gebied. Uitgangspunt is de ondersteuning van de zorgvrager in zijn zelfzorgactiviteiten’ (Van de Haterd e.a. 2000).
De verhouding tussen verzorging en verpleging is een voortdurende bron voor discussie en
afstemming. In Gekwalificeerd voor de toekomst (Commissie Kwalificatiestructuur 1996) wordt
verzorging gezien als onderdeel binnen het domein van de verpleging. In het rapport van het
College voor Zorgverzekeringen over de nieuwe functies binnen de AWBZ schetst men een
beeld van overlap tussen de functies verpleging en persoonlijke verzorging. Het uitgangspunt
hier is dat het doel van de activiteit leidend moet zijn bij de inzet van de bijbehorende functionaris (College voor Zorgverzekeringen 2003).
Bij deze competentiebeschrijvingen gaan wij voor de verpleging en voor de verzorging uit van
dezelfde domeinen en rollen. De inhoud van de verschillende rollen en beschrijvingen verschilt
echter.
Verzorgenden hebben een opleiding die erkend is als middelbaar beroepsonderwijs, en voldoen
aan de eisen die dat onderwijs stelt aan instroom en uitstroom. In de uitwerking van de kwalificatiestructuur is de ziekenverzorgende, naast een beroepsbeoefenaar op mbo-niveau, werkzaam
in verpleegkundige hulpverlening aan langdurig zieken, die in een min of meer ‘evenwichtige
gezondheidstoestand’ verkeren (OVDB 1997). Hierbij berust de beoordeling van:
• de complexiteit van de situatie waarin de zorgvrager zich bevindt
• de omstandigheden waaronder verpleegkundige zorg gegeven moet worden
bij de verantwoordelijk verpleegkundige. Ook het verpleegplan wordt in overleg met de ziekenverzorgende door de verpleegkundige vastgesteld.
In de praktijk van de thuiszorg zullen deze verschillen niet altijd even duidelijk zijn, vervangen
mensen elkaar als het nodig is, en maken instellingen zelf ook keuzes hoe zij hun medewerkers
inzetten.
Domeinen en rollen
16
De mbo-verpleegkundige is actief op drie domeinen: zorg, organisatie van zorg en beroep. De
twee laatste domeinen, organisatie van zorg en beroep, bestaan bij de gratie van het domein
zorg. De rollen worden hier kort getypeerd. Voor een uitgebreide beschrijving verwijzen we
naar Met het oog op de toekomst (Pool, Pool-Tromp e.a. 2001).
Rol van zorgverlener
Kenmerkend voor de rol van zorgverlener is dat het de meest basale rol is die verpleegkundigen
vervullen, ongeacht de opleiding die ze hebben genoten. In deze rol geeft de verpleegkundige
op een professionele manier vorm en inhoud aan de zorg. Het vervullen van de rol van zorgverlener vraagt van de verpleegkundige dat zij in iedere situatie afwegingen kan maken met
betrekking tot haar technisch en moreel handelen, en dat zij die afwegingen telkens kan beargumenteren en verantwoorden. Van de mbo-verpleegkundige wordt bovendien verwacht dat zij
de zorg baseert op kennis uit richtlijnen, protocollen of kwaliteitscriteria voor zover deze
beschikbaar zijn.
Rol van regisseur
Zorg kan alleen maar tot het gestelde doel leiden, als de tijd, plaats en planmatige aanpak van
zorgactiviteiten in goed onderling overleg op elkaar worden afgestemd. Hiervoor is regie
nodig. De verpleegkundige stelt in de rol van regisseur een integraal zorgplan op en houdt
toezicht op de uitvoering ervan. Zorgcoördinatie is onderdeel van de regie.
Preventie
De rollen zorgverlener en regisseur worden uitgevoerd binnen het domein zorg, met als
domeinspecificaties zorg voor chronisch zieken, gehandicapten en stervenden, zorg voor
mantelzorgers en individuele preventie. De verpleging op mbo-niveau wordt gekenmerkt door
een breed spectrum van zorgvragen en zorgactiviteiten. Het strekt zich uit van het geven van
lichamelijke of psychosociale zorg, coördinatie van zorg, ondersteuning van familieleden en
mantelzorgers tot het ondersteunen van medici of andere disciplines bij onderzoeken en behandelingen. Om gezondheidsrisico’s te vermijden of de kans erop te verkleinen werkt de verpleegkundige mee aan individuele vormen van preventie.
Rol van coach
Het meest kenmerkende van de rol van coach is stimuleren, motiveren en feedback geven en
ontvangen. De mbo-verpleegkundige doet dit als werkbegeleider. Soms is deze rol vrij impliciet,
bijvoorbeeld als het gaat om het vervullen van een voorbeeldfunctie voor nieuwe collega’s.
Deze rol kan echter ook heel expliciet worden vervuld, bijvoorbeeld bij het begeleiden en
inwerken van nieuwkomers in een team of op een afdeling, bij het begeleiden van stagiaires, en
bij intervisie- of reflectiebijeenkomsten. De rol van coach is essentieel voor het leren op de
werkplek.
Rol van ontwerper
Van een verpleegkundige op mbo-niveau wordt verwacht dat zij ook de alledaagse activiteiten
van het primaire zorgproces overstijgt en een bijdrage levert aan de kwaliteitsbevordering.
Daarom wordt van de verpleegkundige verwacht dat zij informatie levert over het gebruik van
kwaliteitsrichtlijnen, standaarden en protocollen in de dagelijkse individuele zorg en dat zij op
die manier een bijdrage levert aan de evaluatie van richtlijnen en protocollen.
17
Reflectie
De rollen van coach en ontwerper staan indirect wel ten dienste van de zorgvrager en mantelzorger, maar ze worden uitgevoerd ten behoeve van het domein organisatie van zorg. Dat
verpleegkundig handelen primair is gericht op de zorguitvoering is duidelijk. Dit is traditioneel
de kern van haar professionaliteit. Nu en in de toekomst is dat echter niet meer voldoende.
Het geven van werkbegeleiding en het meewerken aan kwaliteitszorg spelen eveneens een
belangrijke rol. Goede zorg vraagt om reflectie op de dagelijkse praktijk, zowel op het niveau
van het individu als op het niveau van het team. Zorg verlenen biedt altijd mogelijkheden om
te leren en het eigen handelen te verbeteren. Een van de eerste eisen die aan verpleegkundigen
wordt gesteld in verband met de kwaliteitszorg is dat zij de (gezondheids)zorg en thuiszorg
vanuit verschillende gezichtspunten kunnen beschouwen.
Rol van beroepsbeoefenaar
Als beroepsbeoefenaar is de verpleegkundige lid van een beroepsgroep, die haar bepaalde
verplichtingen oplegt. Zij houdt zich aan de beroepscodes en de ethische codes. Als individu
draagt zij ook beroepswaarden uit. Van de verpleegkundige mag worden verwacht dat zij op
een proactieve manier meewerkt aan het formuleren van waarden en aan het ontwikkelen van
strategieën om deze waarden te realiseren. De verpleegkundige heeft de wil en de kennis, en
creëert mogelijkheden om aan een continue verhoging van de kwaliteit van het beroep te
werken.
De rol van beroepsbeoefenaar wordt vervuld voor het domein beroep. Dit domein is gericht op
beroepsinnovatie en deskundigheidsbevordering. De verpleegkundige beroepsgroep moet op
talloze manieren laten zien wat zij waard is door aan te tonen welke bijdrage zij levert aan de
gezondheidszorg en thuiszorg en wat de waarde daarvan is. De verpleegkundige is moreel en
juridisch individueel verantwoordelijk voor haar handelen, maar zij heeft ook een verantwoordelijkheid tegenover de totale beroepsgroep. Deze verantwoordelijkheid kan niet los worden
gezien van maatschappelijke ontwikkelingen. Belangrijk is dat verpleegkundigen de beroepswaarden en standaarden als professional respecteren en hooghouden, maar wel flexibel
reageren op maatschappelijke, technologische en morele ontwikkelingen in de samenleving.
In de tabel in hoofdstuk 4 is de relatie aangegeven tussen de rollen die de verpleegkundige op
mbo-niveau vervult op de verschillende (sub)domeinen en de daarvoor benodigde competenties.
18
4 Verschillen en overeenkomsten mbo- en hbo-niveau
In het voorgaande hoofdstuk hebben we aangegeven wat het eigene is van verplegen op mboniveau. Omdat er naast het eigene ook veel overlap bestaat met verplegen op hbo-niveau zetten
we hier in het kort nog even de verschillen en overeenkomsten op een rij.
Overeenkomsten tussen verpleegkundigen op mbo-niveau en hbo-niveau
Voor de verpleegkundige op mbo-niveau worden dezelfde domeinen en rollen gehanteerd als
voor de wijkverpleegkundige. De verpleegkundige op mbo-niveau is deskundig binnen alledrie
domeinen en allevijf rollen. Dus zowel op het domein zorg, organisatie en beroep als in de rol
van zorgverlener, regisseur, ontwerper, coach en beroepsbeoefenaar. Maar de verpleegkundige
op mbo-niveau is niet in alle rollen even breed actief. De harde kern van het beroep wordt
gevormd door de rol van zorgverlener in de zorg voor zorgvragers met acute somatische
ziekten, voor langdurig somatische zorgvragers, voor terminale zorgvragers, psychogeriatrische
zorgvragers en zorgvragers met somatische en psychiatrische problemen.
De beschrijvingen beginnen met een competentie die alle andere overstijgt, maar ook aan alle
andere voorafgaat. Deze competentie 0 staat voor het meest basale vermogen van de verpleegkundige om te functioneren in alle rollen en alle domeinen. Het gaat om een algemene competentie die van belang is voor alle rollen. Daarnaast zijn er meer specifieke competenties
beschreven die gericht zijn op de specifieke groepen zorgvragers van verpleegkundigen niveau
4. Deze competentie is ook beschreven in de module competentiebeschrijvingen voor de wijkverpleegkundigen, maar is in het profiel voor mbo-verpleegkundigen uitgebreider ingevuld.
Deze verandering is gebaseerd op de wens van de gebruikers om alle algemene elementen te
centreren in competentie 0, zodat het aantal elementen bij de specifieke beschrijvingen kon
worden beperkt.
Verschillen in de beschrijvingen van verpleegkundigen op mbo-niveau en
hbo-niveau
Vergeleken met de wijkverpleegkundige zijn er enkele verschillen in de uitwerking van de
competentiebeschrijvingen voor verpleegkundigen op mbo-niveau. De verschillen zijn het meest
zichtbaar in de rollen van ontwerper, coach en beroepsbeoefenaar. Maar ook in de rol van
zorgverlener zijn er een paar verschillen. De verschillen in de rol van zorgverlener zijn klein,
omdat mbo-verpleegkundigen vaak ook zorg delen met de hbo-verpleegkundige. Op basis van
de groepsinterviews, de vergelijking van de beroepsprofielen, de mening van experts, de evaluatie van de kwalificatiestructuur en de reacties van de verpleegkundigen zelf zijn de competenties voor niveau 4 in deze vier rollen dan ook aangepast.
De volgende verschillen zijn gemaakt:
• Binnen de rol van zorgverlener zijn de competenties van de beide niveaus voor het grootste
deel hetzelfde. Het verschil is dat in de competenties 1 en 2 voor het mbo-niveau is opgenomen dat als de protocollen, standaarden of kwaliteitsrichtlijnen niet voldoende houvast
bieden in de zorg, de mbo-verpleegkundige dan een hbo-verpleegkundige inschakelt.
19
• De rol van regisseur op mbo-niveau bestaat niet uit twee, maar uit één competentie in vergelijking met het hbo-niveau. Alleen de competentie om een integraal zorgplan op te stellen,
uit te voeren, bij te stellen en te bewaken is gehandhaafd. Als een nieuwe indicatie nodig is
dan signaleert de mbo-verpleegkundige dit tijdens de cliëntenzorg en treedt zij in overleg met
de hbo-verpleegkundige. Deze ‘signaleringscompetentie’ is terug te vinden onder de rol van
zorgverlener: competentie 8.
• Binnen de rol van ontwerper is de mbo-verpleegkundige competent in het signaleren
wanneer standaarden, protocollen en kwaliteitsrichtlijnen aangepast dienen te worden. Zij
levert bovendien gegevens aan voor evaluatie. De bijdrage van de mbo-verpleegkundige is
daarmee beperkter dan de bijdrage van de hbo-verpleegkundige aan standaarden, protocollen
en kwaliteitsrichtlijnen.
• In de rol van coach is de mbo-verpleegkundige actief als werkbegeleider, bij het inwerken
van nieuwe collega’s en bij het leren met en van collega’s door feedback. Haar bijdrage is
gericht op concrete handelingen en concrete leerdoelen en beperkter vergeleken met de
vereiste competenties van de hbo-verpleegkundige.
• Ten slotte is aan de rol van zorgverlener een nieuwe competentie toegevoegd: competentie 9.
Deze competentie gaat over het professioneel behartigen van de belangen van de eigen organisatie bij de individuele cliënten. Uitgangspunt is dat verpleegkundigen, net zoals andere
medewerkers van de thuiszorg, bij cliënten thuis het gezicht van hun eigen organisatie zijn.
Ze zijn een soort ambassadeurs van hun eigen organisatie. Deze competentie is niet
beschreven in de module van de wijkverpleegkundigen, maar zal zeker in een update daarvan
worden meegenomen.
De hiernavolgende tabel betreft een overzicht van de domeinen, domeinspecificaties, rollen en
competenties van de mbo-verpleegkundige.
20
Alle domeinen
specificaties
rollen
Algemene competentie
0 Om een cliëntgerichte benadering te combineren met kwalitatief verantwoorde
zorg, sluit de verpleegkundige aan bij de beleving van de zorgvrager, betrekt zij de
zorgvrager en de mantelzorg bij de zorg, werkt zij methodisch en systematisch
volgens geldende actuele protocollen en kwaliteitsrichtlijnen en werkt zij samen
met anderen.
Domeinen
Domeinspecificaties
Rollen
Beroepscompetenties verpleegkundigen mbo-niveau
Zorg
Zorg voor
zieken,
gehandicapten en
stervenden
Zorgverlener
1 Om zorgvragers met een chronische somatische aandoening of handicap te
ondersteunen in het dagelijkse leven, biedt de verpleegkundige verpleegkundige
zorg.
2 Om psychogeriatrische en psychiatrische zorgvragers of verstandelijk gehandicapten
met een chronische somatische aandoening of handicap te ondersteunen in het
dagelijkse leven, biedt de verpleegkundige verpleegkundige zorg.
3 Om het lijden van zorgvragers te verlichten bij wie de ziekte niet meer reageert op
een curatieve behandeling, en het sterven binnen afzienbare tijd verwacht kan
worden, verleent de verpleegkundige palliatief terminale zorg.
4 Om herstel van de gezondheid van zorgvragers in elke fase van het ziek zijn te
bevorderen, complicaties te voorkomen en hen te ondersteunen bij therapeutische
behandelingen, biedt de verpleegkundige verpleegtechnische zorg.
5 Om zorgvragers te helpen bij het omgaan met de gevolgen van een chronische
somatische aandoening of handicap en bij het voorkomen en terugdringen van
psychosociale problemen, biedt de verpleegkundige psychosociale zorg.
6 Om het zelfmanagement van mantelzorgers van chronisch zieken, gehandicapten of
stervenden te bevorderen, biedt de verpleegkundige ondersteuning aan mantelzorgers.
7 Om het zelfmanagement van zorgvragers met een chronische somatische ziekte of
handicap te bevorderen, geeft de verpleegkundige advies, instructie en voorlichting.
8 Om ervoor te zorgen dat de zorgvrager die zorg krijgt die hij of zij nodig heeft, als de
situatie verandert of zich anders ontwikkelt dan verwacht, signaleert de verpleegkundige veranderingen en schakelt zij andere professionals in.
9 Om kwalitatief goede zorg te bieden, treedt de verpleegkundige op als professioneel
behartiger van de belangen van de zorgvragers én van de werkgevende organisatie.
Regisseur
10 Om zorg in de thuissituatie – vanuit het perspectief van de zorgvrager – als een
samenhangend geheel te laten verlopen, stelt de verpleegkundige een integraal
zorgplan op, zorgt zij ervoor dat er uitvoering aan wordt gegeven, houdt zij
toezicht op die uitvoering, stelt zij het zorgplan zo nodig bij en bewaakt zij het
realiseren van de integrale doelen.
Ontwerper
11 Om de kwaliteit en de doelmatigheid van de zorgverlening te bevorderen, signaleert de verpleegkundige wanneer standaarden, protocollen en kwaliteitsrichtlijnen
aangepast dienen te worden en verzamelt zij gegevens om het gebruik te evalueren.
Coach
12 Om student-verpleegkundigen op de werkplek te begeleiden in hun opleiding en
nieuwe collega’s in te werken op hun nieuwe werkplek, geeft de verpleegkundige
werkbegeleiding.
Beroepsbeoefenaar
13 Om kwaliteit van zorg te bieden, werkt de verpleegkundige actief samen in een
team.
14 Om de zorgverlening te laten voldoen aan eisen die gesteld mogen worden aan een 21
verpleegkundige die is opgeleid op mbo-niveau, werkt de verpleegkundige vanuit
actuele geldende professionele waarden en kaders voor de beroepsgroep.
15 Om het vak van verpleegkundige te ontwikkelen tot een beroep dat aansluit op de
eisen van de toekomst, vervult de verpleegkundige een actieve rol in de vernieuwing
van het beroep en in vakinhoudelijke ontwikkelingen.
Zorg voor
mantelzorgers
Individuele
preventie
Organisatie
van zorg
Kwaliteitsbevordering
Werk- en
stagebegeleiding
Beroep
Beroepsuitoefening
Beroepsinnovatie
Domeinen, domeinspecificaties, rollen en competenties verpleegkundigen in de wijk, mbo-niveau
5 De competentiebeschrijvingen
Spoorboekje
De beschrijving van alle competenties van de mbo-verpleegkundige vormen samen het profiel
van de verpleegkundige, zoals dat er volgens henzelf uit zou moeten zien. Daarnaast hebben we
bij het opstellen van het profiel ook rekening gehouden met wat deskundigen en opleiders
vinden en wat al in bestaande (wettelijke) kaders is vastgelegd. Het profiel geeft inzicht in wat
mag worden verwacht en wat de vermogens zijn van een verpleegkundige die een mbo-opleiding heeft gevolgd. Het kan worden gebruikt om teamdoelen te realiseren door bijvoorbeeld de
juiste persoon te kiezen voor een bepaalde cliënt of voor een bepaald team. Het profiel kan
ook worden gebruikt om organisatiedoelen te realiseren, zoals het verbeteren van de zorg voor
oudere zorgvragers. Het profiel kan eveneens worden gebruikt voor het werken aan de eigen
professionele ontwikkeling van een zorgverlener, bijvoorbeeld als basis voor het maken van een
eigen ontwikkelplan.
Het profiel is in de praktijk van de thuiszorg te gebruiken als een spoorboekje. Niet om het
helemaal door te lezen van voor naar achter, maar door gericht te zoeken waar je naartoe wilt
en het traject te bepalen waarlangs je dat doel kunt bereiken. Verpleegkundigen die zich willen
ontwikkelen, kunnen zichzelf met behulp van het profiel een spiegel voorhouden. Dat kan heel
algemeen door bijvoorbeeld alleen het overzichtsschema met alle competenties te bekijken of
meer in detail door zich te vergelijken met enkele competenties en daarbij alle elementen langs
te lopen. Op punten waar zij zichzelf niet voldoende competent vinden, kunnen zij zich
ontwikkelen. Maar het ontwikkelen van de competenties staat idealiter niet los van het team en
van de doelstellingen van de organisatie. Het is de bedoeling om ook samen met de leidinggevende te bekijken wat reëel en haalbaar is voor een individu, voor de collega’s en voor de
organisatie.
Vaste formule
De competentiebeschrijvingen zijn geformuleerd volgens de methodiek die is beschreven in het
boek Met het oog op de toekomst (Pool, Pool-Tromp e.a. 2001). Iedere competentiebeschrijving
begint met een kernzin, met daarin een werkwoord waarmee een mogelijkheid voor gedrag
wordt uitgedrukt. Aan dat werkwoord worden steeds elementen toegevoegd, waarmee wordt
weergegeven dat de verpleegkundige over eigenschappen beschikt waardoor ze in staat is het
gewenste gedrag te vertonen als een situatie daarom vraagt. Deze eigenschappen kunnen zijn:
• geschiktheid;
• benodigde kennis en kunde;
• wil;
• juiste houding.
23
De formule is:
Bij… gaat het om... zodat...
Achter Bij volgt een werkwoord dat kernachtig weergeeft wat de verpleegkundige doet, haar
gedrag.
Dit gedrag is uitgewerkt in elementen achter gaat het om. Elk element geeft weer over welke
eigenschappen de verpleegkundige beschikt om het gewenste gedrag te vertonen als een situatie
daarom vraagt. De elementen zijn een mix van geschiktheid, benodigde kennis en vaardigheden, wil en de juiste houding. Deze elementen worden na de vaste formule één voor één
uitgewerkt.
Achter zodat volgt het resultaat wat de verpleegkundige wil bereiken met haar gedrag.
Basis
Naast de vijf rollen zijn er een aantal basiselementen die de verpleegkundige moet kunnen laten
zien in de uitoefening van haar beroep binnen alle domeinen en alle rollen. We hebben dit de
basiscompetentie, competentie 0 genoemd. Dit betekent dat verpleegkundigen voor al hun
werkzaamheden een professionele relatie moeten kunnen opbouwen en onderhouden, dat zij
dat klantgericht doen, en dat zij hierover deskundig en methodisch kunnen communiceren.
Ook vraagt een goede beroepsuitoefening om regelmatig reflecteren op het eigen handelen en
de eigen emoties. Alleen op die manier kan een verpleegkundige leren van het eigen handelen
en dit verbeteren.
Deze basiscompetentie geldt daarom voor de gehele beroepsuitoefening van verpleegkundigen
op mbo-niveau. Instellingen, managers en verzorgenden zelf vinden hierin houvast voor het
toetsen of ontwikkelen van de meer algemene vermogens van de verpleegkundigen.
Deze basiscompetentie heeft dus een ander karakter dan de andere meer specifieker ingevulde
competenties. Competentie 0 is algemener en minder direct gekoppeld aan werksituaties van
verpleegkundigen. De elementen die worden genoemd in deze beschrijving kunnen in allerlei
andere competenties een rol spelen en zijn voortdurend verder te ontwikkelen. Als een
verpleegkundige het moeilijk vindt om goed te communiceren, is dat in allerlei werkzaamheden
een belemmering om goed te functioneren. Bij het werken met competentie 0 is het daarom
aan te bevelen de elementen te koppelen aan praktijksituaties, of aan andere competenties. Dan
kan men gericht kijken hoe de verpleegkundige dit element verder kan ontwikkelen.
Hierna worden alle competenties beschreven. Deze worden gevolgd door de invulformulieren
per competentie en voor het totaalbeeld.
24
0
Algemene competentie
Domein: alle domeinen
Domeinspecificatie: alle specificaties
Competentie
Om een cliëntgerichte benadering te combineren met professionele verantwoorde zorg, sluit de
verpleegkundige aan bij de beleving van de zorgvrager, betrekt zij de zorgvrager en de mantelzorg bij de zorg, werkt zij methodisch en systematisch volgens geldende actuele protocollen en
kwaliteitsrichtlijnen en zij werkt samen met anderen.
Toelichting
Deze competentie is de basiscompetentie van de verpleegkundige. In deze competentie geeft de
verpleegkundige op een vakbekwame manier vorm en inhoud aan de relatie met de zorgvrager,
de mantelzorger en andere professionals. Methodisch werken en samenwerken met andere
professionals zijn belangrijke gereedschappen voor een vakbekwame verpleegkundige in de rol
van zorgverlener. Ook voor de andere rollen van de verpleegkundige zijn het belangrijke
elementen: in de rollen regisseur, ontwerper, coach en beroepsbeoefenaar. Competentie 0 is
dan ook de basiscompetentie op alle domeinen en voor alle rollen waarin de verpleegkundige
actief is.
Daarnaast vraagt deze competentie van de verpleegkundige dat zij in iedere situatie afwegingen
kan maken over haar eigen handelen in relationeel, technisch en ethisch opzicht. En dat zij die
afwegingen telkens kan beargumenteren en verantwoorden door ze af te stemmen op de zorgvrager, andere hulpverleners en actuele kwaliteitseisen.
Bij
een cliëntgerichte benadering in combinatie met professionele verpleegkundige zorg
gaat het om
• een professionele relatie met zorgvrager en mantelzorger onderhouden;
• aansluiten op de beleving van de zorgvrager en de mantelzorger;
• zich vaardig uitdrukken;
• methodisch en systematisch handelen;
• doelgericht omgaan met grenzen en spanningen;
• realiseren van zorg volgens actueel geldende kwaliteitseisen (inzichten, protocollen en kwaliteitsrichtlijnen);
• reflecteren op eigen gedrag, emoties en (persoonlijke en professionele) normen;
• professionele waarden omzetten in gedrag;
• samenwerken met collega’s en andere hulpverleners;
zodat
de zorgvrager en de verpleegkundige de zorg als cliëntgericht en professioneel ervaren.
25
Elementen 0.1
Een professionele relatie met zorgvrager en mantelzorger onderhouden:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
betrouwbaar overkomen, bijvoorbeeld door gemaakte afspraken na te komen;
een open en eerlijke houding hebben;
open en eerlijk informatie geven;
uitgaan van eigen mogelijkheden en beperkingen;
gebruikmaken van eigen levens- en werkervaring;
hanteren van spanning tussen nabijheid en distantie in de relatie;
de relatie bespreken met de zorgvrager;
fouten van zichzelf en collega’s erkennen en herstellen;
verantwoordelijkheid voor eigen gedrag demonstreren;
zich niet achter formele argumenten verschuilen.
Element 0.2
Aansluiten op de beleving van de zorgvrager en de mantelzorger:
•
•
•
•
•
handelen afstemmen op beleving, voorkeuren, wensen en mogelijkheden van de zorgvrager;
interesse tonen in de ander, zijn of haar omgeving en zijn of haar functioneren;
zorgvrager en mantelzorger ruimte geven voor het uiten van angst, pijn en ongemak;
ervaringsdeskundigheid van zorgvrager en mantelzorgers gebruiken;
onderzoeken of de gekozen benaderingswijze past bij de behoefte of beleving van de zorgvrager;
• alert zijn op verschil in beleving en perspectief tussen directbetrokkene (zorgvrager en
mantelzorger) en buitenstaander (verzorgende) en deze verschillen benoemen;
• voorkeuren, wensen, mogelijkheden en verschillen gebruiken binnen het zorgplan;
• eigen deskundigheid over de situatie waarin de zorgvrager zich bevindt inbrengen.
Element 0.3
Zich vaardig uitdrukken:
•
•
•
•
•
•
ideeën mondeling helder en duidelijk formuleren;
ideeën schriftelijk helder en duidelijk formuleren;
de essentie van de boodschap effectief overbrengen;
rekening houden met het verschil in mondelinge en schriftelijke taal;
rekening houden met mogelijke storingen bij zender, boodschap en ontvanger;
non-verbaal en verbaal overeenstemmen in reacties.
Element 0.4
Methodisch en systematisch handelen:
26
•
•
•
•
•
•
•
•
•
vraagverheldering uitvoeren en anamnese afnemen;
situatie analyseren en probleeminventarisatie maken;
kennis over ziektebeelden en geldende instrumenten gebruiken;
met zorgvrager doelen, werkwijze en planning vaststellen;
regelmatig met zorgvrager evalueren en bijstellen van de gemaakte afspraken;
rekening houden met verwerkingsfasen van zorgvrager;
regelmatig rapporteren over de voortgang en evaluaties in zorgdossier en teamoverleg;
regelmatig proces evalueren met zorgvrager;
eigen handelen beargumenteren;
•
•
•
•
protocollen en kwaliteitsrichtlijnen gebruiken;
zorgen voor een obiectieve, toegankelijke en begrijpelijke verslaglegging;
organiseren van het eigen werk;
eigen tijd goed beheren.
Element 0.5
Doelgericht omgaan met grenzen en spanningen:
• herkennen en erkennen van verschillen tussen professionele normen en normen van de zorgvrager;
• gesignaleerde verschillen en spanningen bespreekbaar maken en bespreken;
• actief naar (alternatieve) oplossingen zoeken;
• hbo-verpleegkundige of andere collega consulteren;
• zelfstandig en onafhankelijk een oordeel vormen;
• open en op basis van argumenten onderhandelen;
• zich neerleggen bij het onvermijdelijke;
• verantwoordelijkheid nemen voor eigen gedrag;
• zorgvuldig omgaan met eigen signalen van onmacht of onvermogen;
• een kritische houding tonen ten aanzien van de verschillende belangen;
• een lerende houding demonstreren.
Element 0.6
Realiseren van zorg volgens actueel geldende kwaliteitseisen (inzichten,
protocollen en kwaliteitsrichtlijnen):
•
•
•
•
•
besluiten nemen op basis van actuele kwaliteitsrichtlijnen en protocollen;
eigen probleemoplossend vermogen gebruiken als er geen protocollen en richtlijnen zijn;
ervaringsdeskundigheid van zorgvrager gebruiken;
op de hoogte blijven van verpleegtechnische ontwikkelingen;
zorgen voor actuele deskundigheid en vaardigheid.
Element 0.7
Reflecteren op eigen gedrag, emoties en (persoonlijke en professionele)
normen:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
bewust zijn van de gevolgen van het aanwezig zijn als hulpverlener;
tijdens de situatie reflecteren op eigen gedrag;
buiten de situatie erop reflecteren;
regelmatig en gepland met zorgvrager reflecteren op eigen gedrag, emoties en normen;
met andere hulpverleners reflecteren: individueel en in groepsverband;
leren van consequenties;
bewust worden van eigen handelen;
gemaakte keuzes verantwoorden;
willen leren van eigen ervaringen;
gebruikmaken van feedback van anderen;
anderen feedback geven op inhoud, gedrag, emoties en normen.
27
Element 0.8
Professionele waarden omzetten in gedrag:
•
•
•
•
•
•
•
zorgzaamheid tonen in contact met de zorgvrager;
privacy en autonomie respecteren;
waarden en normen van zorgvrager respecteren;
met argumenten gedrag onderbouwen en uitleggen;
zorg bieden in een samenwerkingsrelatie met de zorgvrager;
zorg ondersteunend laten zijn aan de leefwijze van de zorgvrager;
reflecteren op eigen en professionele waarden.
Element 0.9
Samenwerken met collega’s en andere hulpverleners:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
28
voor eigen deskundigheid instaan;
eigen grenzen niet overschrijden;
de hbo-verpleegkundige consulteren bij twijfel of bij complicaties;
in overleg met de hbo-verpleegkundige andere hulpverleners inschakelen en naar andere
hulpverleners verwijzen;
samenwerkingsrelatie opbouwen en onderhouden met betrokken hulpverleners;
knelpunten in de zorg met anderen bespreken;
deelnemen aan of organiseren van cliëntbesprekingen met collega’s;
overleggen met de hbo-verpleegkundige over de te behalen resultaten;
mondeling en schriftelijk communiceren met andere hulpverleners over eigen bevindingen;
actief zoeken naar aanvullende informatie ter uitbreiding van eigen kennis;
zich assertief opstellen;
zich flexibel opstellen.
1
Domein: Zorg
Domeinspecificatie: Zorg voor zieken, gehandicapten en stervenden
Rol: Zorgverlener
Competentie
Om zorgvragers met een chronische somatische aandoening of handicap te ondersteunen in het
dagelijkse leven, biedt de verpleegkundige verpleegkundige zorg.
Toelichting
Verpleegkundigen verlenen zorg in complexe, niet-stabiele situaties. In de thuiszorg bestaat een
groot deel van de zorgvragers uit mensen met een chronische aandoening of een handicap, of
mensen met meerdere aandoeningen tegelijk, zoals bij ouderen nogal eens voorkomt. Deze
competentie bevat de elementen die van belang zijn voor het verlenen van de, vaak langdurige,
zorg bij deze doelgroepen van de thuiszorg.
Van verpleegkundigen wordt verwacht dat zij binnen complexe niet-stabiele situaties de rol van
zorgverlener invullen. Zij verlenen zorg vanuit een belevingsgerichte visie, gebaseerd op
vakkennis en ervaring, maken gebruik van protocollen, standaarden en kwaliteitsrichtlijnen (zie
competentie 0). Verpleegkundigen nemen de verantwoordelijkheid voor deze zorg. In snel
veranderende situaties kunnen zij adequaat zorg initiëren, efficiënt reageren en ingrijpen. Dit
vraagt vaardigheden en een attitude gericht op het probleemgericht en creatief omgaan met
situaties. Bij het vormgeven van de rol van zorgverlener is kenmerkend dat deze gecombineerd
wordt met de rollen regisseur en coach.
Op het moment dat protocollen, standaarden of kwaliteitsrichtlijnen niet voldoende houvast
bieden door de hoge mate van complexiteit en dynamiek in de situatie, schakelt de mboverpleegkundige de hbo-verpleegkundige in.
Bij
het verlenen van verpleegkundige zorg
gaat het om
• zorgen voor een professionele helpende relatie met de zorgvrager voor een lange periode;
• vooruitdenken en anticiperend handelen;
• toezicht houden op de conditie van de zorgvrager in zijn of haar situatie;
• zorgverloop bewaken;
• zorg bieden die de algemene conditie ondersteunt of versterkt;
• geïntegreerde psychosociale zorg verlenen (zie ook competentie 5);
zodat
de zorgvrager de ziekte, handicap of beperking beter kan inpassen in zijn of haar leven.
29
Element 1.1
Zorgen voor een professionele helpende relatie met de zorgvrager voor een lange
periode:
•
•
•
•
•
empathische houding aannemen;
compassie tonen;
dialoog onderhouden;
humor gebruiken;
actieve bijdrage van de zorgvrager stimuleren.
Element 1.2
Vooruitdenken en anticiperend handelen:
• initiatief nemen;
• vroegtijdig ingrijpen, dus vóór een nieuw probleem zich voordoet, vóór de verandering;
• ziektespecifieke kennis en kennis over het verloop van ziekteprocessen (symptomen, mogelijke problemen) gebruiken;
• anticiperen op het evenwicht tussen draagkracht en draaglast van de zorgvrager;
• anticiperen op het evenwicht tussen draagkracht en draaglast van het systeem rond de zorgvrager;
• anticiperen op complicaties in het ziekteproces en de gevolgen ervan voor de draagkracht en
beleving van de zorgvrager en het omringende systeem.
Element 1.3
Toezicht houden op de conditie van de zorgvrager in zijn of haar situatie:
•
•
•
•
•
•
vitale functies bewaken;
hygiënische maatregelen treffen;
fysieke, emotionele, sociale of materiële problemen opsporen;
veranderingen in de situatie signaleren;
op veranderingen in conditie en situatie en de consequenties daarvan anticiperen;
adequate verslaglegging en overdracht verzorgen.
Element 1.4
Zorgverloop bewaken:
•
•
•
•
•
afwijkingen van de uitgezette koers opsporen en corrigeren;
de doelstelling bewaken;
financiële grenzen van de zorguitvoering bewaken;
reflecteren en uitkomsten toetsen aan protocollen, standaarden en kwaliteitsrichtlijnen;
zorgverlening op grond van regelmatige evaluatie bijstellen.
Element 1.5
Zorg bieden die de algemene conditie ondersteunt of versterkt:
30
•
•
•
•
•
•
veiligheidsmaatregelen treffen;
pijn voorkomen of bestrijden;
decubitus voorkomen of bestrijden;
vooruitdenken om angst en onzekerheid te verminderen;
eenzaamheid voorkomen of bestrijden;
emotioneel steunen;
• medische therapie ondersteunen;
• informatie geven;
• hulpmiddelen en voorwaarden regelen.
Element 1.6 (zie ook competentie 5)
Geïntegreerde psychosociale zorg verlenen:
• de zorgvrager stimuleren zich te uiten over wat hem of haar bezighoudt;
• anticiperen op veranderingen die de zorgvrager door de aandoening op zijn of haar pad
tegenkomt (adaptieve opgaven);
• inschatten wanneer en hoe een gesprek over deze opgaven aangegaan kan worden;
• flexibel en respectvol aansluiten op de manier waarop de zorgvrager omgaat met de
gevolgen van de aandoening;
• psychosociale zorgactiviteiten verantwoorden en vastleggen in een zorgplan.
31
2
Domein: Zorg
Domeinspecificatie: Zorg voor zieken, gehandicapten en stervenden
Rol: Zorgverlener
Competentie
Om psychogeriatrische en psychiatrische zorgvragers of verstandelijk gehandicapten met een
chronische somatische aandoening of handicap te ondersteunen in het dagelijkse leven, biedt de
verpleegkundige verpleegkundige zorg.
Toelichting
Van verpleegkundigen wordt verwacht dat zij aansluitend aan de bekwaamheid om verpleegkundige zorg te bieden aan mensen met een chronische somatische ziekte of handicap ook zorg
kunnen bieden aan zorgvragers met een psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of een
verstandelijke handicap. Verpleegkundigen verlenen zorg in complexe, niet-stabiele situaties. De
verpleegkundige zal dus betrokken zijn bij deze doelgroep als de situatie van de zorgvrager
verandert of complexer wordt of als de psychogeriatrische of psychiatrische problematiek
optreedt in combinatie met (chronische) somatische problematiek. De verpleegkundige zal dan
alleen het verpleegkundige deel van de zorg op zich nemen of tijdelijk ook de basiszorg overnemen. Naast of ná de verpleegkundigen zijn er dus verzorgenden actief. Het gaat immers om
zorgvragers met meerdere aandoeningen tegelijk, zoals bij ouderen nogal eens voorkomt. In
deze competentie laten we zien wat extra nodig is voor deze groep zorgvragers.
Op het moment dat protocollen, standaarden of kwaliteitsrichtlijnen niet voldoende houvast
bieden door de hoge mate van complexiteit en dynamiek in de situatie, schakelt de verpleegkundige de hbo-verpleegkundige in.
Bij
het verlenen van verpleegkundige zorg
gaat het om
• observeren en signaleren van veranderingen in gedrag of situatie;
• het inschatten en zo mogelijk wegnemen van veiligheidsrisico’s;
• de relatie met de zorgvrager afstemmen op hoe de zorgvrager de situatie beleeft;
• zorg bieden die de algemene conditie ondersteunt of versterkt;
• samenwerken met verzorgenden van de thuiszorg en andere organisaties;
zodat
de zorgvrager zich met problemen ten gevolge van de ziekte kan handhaven thuis en dat een
crisis wordt voorkomen.
32
Element 2.1
Observeren en signaleren van veranderingen in gedrag of situatie:
• veranderingen bij de zorgvrager herkennen, zoals verminderde zelfzorg, vervuiling, het niet
goed omgaan met huishoudelijke zaken, ander gedrag rondom omgaan met geld en/of bezittingen, zwerfneigingen, apathie enzovoort;
• kenmerken bij de zorgvrager herkennen die te maken hebben met de ziekte: gedragsveranderingen zoals vergeetachtigheid, voortdurend dingen kwijt zijn, achterdocht, voortdurend
herhalen, onrust, verstoord emotioneel reageren enzovoort;
• de gevolgen van gedragsveranderingen van de zorgvrager herkennen bij personen in de
omgeving, zoals irritatie of gevoelens van onmacht of boosheid of schaamte;
• kenmerken bij de zorgvrager herkennen die angst en onzekerheid veroorzaken bij hem- of
haarzelf, zoals agressief gedrag, bizar gedrag of ongepaste seksuele uitingen;
• onderscheid kunnen aangeven tussen normaal gedrag en gedrag dat hoort bij het ziektebeeld;
• observatie-instrumenten gebruiken om systematisch gedragsveranderingen vast te leggen;
• evenwicht laten zien tussen terughoudendheid en doortastendheid.
Element 2.2
Het inschatten en zo mogelijk wegnemen van veiligheidsrisico’s:
• eigen mogelijkheden van de zorgvrager onderzoeken;
• directe steunmogelijkheden in de situatie onderzoeken en activeren, zoals hulp van de
partner, kinderen of anderen;
• afstemmen met huisarts in verband met het uitsluiten van somatische oorzaken of
problemen;
• indien nodig extra hulp inschakelen, bijvoorbeeld ergotherapie, vrijwilligers enzovoort;
• zorgen voor een zo goed mogelijke algemene conditie van de zorgvrager;
• zorgen voor een veilige en voor de zorgvrager herkenbare omgeving;
• de verantwoordelijkheid overnemen als er gevaar dreigt voor de zorgvrager;
• kennis gebruiken over verschillende benaderings- en omgangstheorieën;
• kennis toepassen van relevante wet- en regelgeving/BOPZ.
Element 2.3
De relatie met de zorgvrager afstemmen op hoe de zorgvrager de werkelijkheid
beleeft:
•
•
•
•
•
•
eigenheid, privacy en intimiteit van zorgvrager respecteren;
begrip en geduld tonen;
voor structuur en regelmaat zorgen;
binnen structuur en regelmaat improviseren als de situatie van de zorgvrager erom vraagt;
hulpmiddelen in huis gebruiken om structuur te bieden;
kennis demonstreren van verschillende benaderingswijzen en weten wanneer welke benaderingswijze het meest geschikt is;
• vaardigheden van de meest geschikte benaderingswijze toepassen bij het aangaan, onderhouden en afsluiten van de relatie met een zorgvrager;
• verwijzen naar andere hulpverlening.
33
Element 2.4
Zorg bieden die de algemene conditie ondersteunt of versterkt:
•
•
•
•
•
•
•
•
vitale functies bewaken;
hygiënische maatregelen treffen;
veiligheidsmaatregelen treffen;
pijn voorkomen of bestrijden;
decubitus voorkomen of bestrijden;
medische therapie ondersteunen;
hulpmiddelen en voorwaarden regelen in huis;
steun van de buurt mobiliseren.
Element 2.5
Samenwerken met verzorgenden van de thuiszorg en andere organisaties:
• delen en gebruikmaken van elkaars ervaringskennis;
• bespreken van gedrag en situatie van zorgvrager;
• gevoelens en emoties delen.
34
3
Rol: Zorgverlener
Domein: Zorg
Domeinspecificatie: Zorg voor chronisch zieken, gehandicapten en stervenden
Competentie
Om het lijden van zorgvragers te verlichten bij wie de ziekte niet meer reageert op curatieve
behandeling, en het sterven binnen afzienbare tijd verwacht kan worden, verleent de verpleegkundige palliatief terminale zorg.
Toelichting
Ook in de thuiszorg bieden verpleegkundigen hulp aan zorgvragers in de laatste fase van hun
leven. Deze competentie is gericht op zorgvragers bij wie de ziekte niet meer reageert op curatieve behandeling en bij wie het sterven binnen afzienbare tijd wordt verwacht. Palliatieve zorg
voor terminale patiënten is alle zorg die gericht is op het verlichten van het lijden van
patiënten in de laatste fase van hun leven te midden van hun naasten. Behalve bestrijding van
lichamelijke symptomen is ook aandacht voor emotionele, sociale en spirituele aspecten essentieel.
Dit vraagt om specifieke deskundigheid, een specifieke attitude en dus om een specifieke
competentie, omdat de situatie van terminale zorgvragers anders is dan veel andere situaties
waarin thuiszorg wordt gegeven. Palliatieve zorg is namelijk per definitie integrale zorg, omdat
problemen op de verschillende levensgebieden sterk samenhangen, bijvoorbeeld pijn over het
afronden van het leven die zich uit als fysieke pijn. Dit betekent vaak dat er verschillende disciplines bij betrokken zijn, maar ook dat één professional met verschillende aspecten tegelijk
bezig is. Palliatieve zorg is bovendien ook zorg die niet ophoudt op het moment dat de zorgvrager is overleden. Specifiek aan deze zorg is ook dat de tijd dringt en dit vraagt om een
goede organisatie van de zorg. Palliatieve terminale zorg is ten slotte emotioneel belastende
zorg, omdat zij de kern van het menselijk bestaan raakt, zowel voor zorgvragers, mantelzorgers
als voor professionals. Voor alle betrokkenen betekent het vaak een confrontatie met gevoelens
van machteloosheid en verdriet met het risico om opgebrand te raken of routinematig zorg te
verlenen. Palliatieve zorg is afhankelijk van de kwaliteit van de individuele zorgverlener als
professional maar ook als mens, en vraagt extra aandacht voor de verwerking van emoties door
de individuele zorgverlener.
Bij
het geven van palliatieve terminale zorg
gaat het om
• symptomen bestrijden;
• pijn bestrijden;
• aandacht voor existentiële vragen;
• erbij betrekken en ondersteunen van naasten;
• nazorg leveren;
• organiseren van de zorg;
zodat
de laatste levensfase zo veel mogelijk overeenkomt met de wensen en behoeften van de zorgvrager en zijn of haar naasten.
35
Element 3.1
Symptomen bestrijden:
• systematische observatie van problemen als sufheid, obstipatie, misselijkheid, vermoeidheid,
eetlust, mondverzorging, gevoelens van angst, machteloosheid en verwardheid, slapeloosheid
en andere symptomen;
• neveneffecten van medicijnen bewaken;
• gesignaleerde problemen omzetten in acties;
• zorgen voor eigen deskundigheid;
• gebruikmaken van protocollen van de eigen organisatie en beroepsgroep.
Element 3.2
Pijn bestrijden:
•
•
•
•
•
systematisch volgen van de pijnbeleving;
kennis hebben van pijnonderzoek;
gebruikmaken van regionale pijnteams;
gebruikmaken van pijnprotocollen;
alert zijn op nevenverschijnselen van pijnmedicatie.
Element 3.3
Aandacht voor existentiële vragen:
•
•
•
•
•
•
•
openstaan voor verschillende religieuze opvattingen en levensstijlen;
actief en open gelegenheid bieden voor het uiten van emoties door zorgvrager en naasten;
actief en open gelegenheid bieden aan de zorgvrager om het levensverhaal te vertellen;
bij existentiële vragen samenwerken met en doorverwijzen naar andere hulpverleners;
bereidheid tot het meewerken aan rituelen rondom het sterven;
kennis over stervens- en rouwprocessen gebruiken in de begeleiding;
kennis over euthanasiewetgeving gebruiken in de begeleiding van de zorgvrager en naasten
en de samenwerking met andere hulpverleners.
Element 3.4
Erbij betrekken en ondersteunen van naasten:
• aansluiten bij wensen en gewoontes van naasten;
• een plek maken voor naasten in de zorg en begeleiding van de zorgvrager die past bij de
wensen van de zorgvrager;
• psychosociale begeleiding bieden aan naasten;
• samenwerken met naasten (familie en vrienden);
• samenwerken met vrijwilligers.
Element 3.5
Nazorg leveren:
36
•
•
•
•
kennis en vaardigheden gebruiken rondom de lichamelijke zorg van de overleden zorgvrager;
begeleiding en ondersteuning bieden aan de naasten;
bereidheid om mee te werken aan gebruiken en rituelen van zorgvrager en naasten;
rust en ruimte maken voor naasten.
Element 3.6
Organiseren van de zorg:
• ervoor zorgen dat hulpmiddelen op tijd beschikbaar zijn;
• continuïteit in persoon (vaste gezichten) realiseren;
• aanwezigheid van mensen (professionals, naasten en vrijwilligers) bij de zorgvrager realiseren;
• beschikken over bereidheid en vermogen tot improviseren;
• meewerken aan een integraal zorgaanbod en intensieve samenwerking met betrokken professionals;
• flexibel omgaan met professionele grenzen.
37
4
Rol: Zorgverlener
Domein: Zorg
Domeinspecificatie: Zorg voor zieken, gehandicapten en stervenden
Competentie
Om herstel van de gezondheid van zorgvragers in elke fase van het ziek zijn te bevorderen,
complicaties te voorkomen en hen te ondersteunen bij therapeutische behandelingen, biedt de
verpleegkundige verpleegtechnische zorg.
Toelichting
Opnames in een ziekenhuis worden steeds korter en steeds meer behandelingen kunnen met
behulp van technologie ook thuis worden gegeven. Zorgvragers kunnen tijdelijk gezondheidsproblemen hebben waarbij verpleegtechnische thuis zorg nodig is, bijvoorbeeld na een behandeling in een ziekenhuis. Het kan gaan om infuustherapie, wonddrainages, pijnbestrijding,
complexe wondverzorging, stomaverzorging, inbrengen van sondes waaronder PEG-sondes,
toediening van parenterale voeding enzovoort. De verpleegkundige biedt dit type verpleegtechnische zorg. Zij maakt daarbij gebruik van in de organisatie aanwezige standaarden, protocollen
en kwaliteitsrichtlijnen en de door de beroepsgroep erkende standaarden, die voldoen aan
wetenschappelijke normen. Zij wijkt alleen van standaarden af in een bepaalde situatie als zij
dit op grond van haar professionele kennis nodig vindt en legt daarover schriftelijk verantwoording af. Zij consulteert zo nodig derden.
Bij deze – vaak kortdurende – verpleegtechnische zorg bestaat de competentie van de verpleegkundige vooral uit een combinatie van kennis over de ziekte, onderzoek en behandeling,
verpleegtechnisch handelen, kritisch denken, en hiervan afgeleide verpleegkundige handelingen
en beslissingen.
Verpleegkundigen die deze zorg bieden hebben aantoonbaar aanvullende scholing of training
gevolgd op specifieke gebieden van de zorg en voorbehouden handelingen.
Bij
het verlenen van verpleegtechnische zorg
gaat het om
• verpleegtechnische zorg regelen;
• verpleegtechnische en agogische vaardigheden demonstreren;
• advies, instructie en voorlichting (AIV) geven;
• eigen bekwaamheid op peil houden;
zodat
de gezondheid en het herstel van de zorgvrager worden bevorderd en complicaties worden
voorkomen.
38
Element 4.1
Verpleegtechnische zorg regelen:
•
•
•
•
•
•
•
•
overdracht verpleegtechnische zorg regelen;
formele procedures afwerken;
hulpmiddelen organiseren;
collega’s instrueren;
uitleg geven aan zorgvragers;
verslaglegging en verantwoording regelen;
zorgen voor continuïteit in tijd, persoon en aanpak;
handelingen, afspraken en overdracht van derden controleren.
Element 4.2
Verpleegtechnische en agogische vaardigheden demonstreren:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
voor de veiligheid van zorgvragers, mantelzorgers en professionals zorgen;
ondersteunen bij onzekerheid en angst;
handelen volgens richtlijnen of protocollen;
achtergrondkennis demonstreren bij het uitvoeren van verpleegtechnische handelingen;
hygiënische maatregelen treffen;
zorgvrager en mantelzorgers instrueren;
mogelijke complicaties of negatieve gevolgen van het handelen voorkomen en bestrijden;
nodige maatregelen treffen voor voortgang tijdens eigen afwezigheid;
in controlesystemen voorzien.
Element 4.3
Advies, instructie en voorlichting (AIV) geven:
•
•
•
•
•
•
informatie afstemmen op persoon en situatie;
rekening houden met ziekte en behandeling;
vragen van de zorgvrager en de naasten inventariseren en daarop ingaan;
zorgvragers en mantelzorgers informeren, adviseren en instrueren;
zorgen voor schriftelijk en audiovisueel ondersteuningsmateriaal;
collega’s informeren.
Element 4.4
Eigen bekwaamheid op peil houden:
•
•
•
•
•
•
verpleegtechnische vaardigheden op het vereiste niveau houden;
vakliteratuur bijhouden;
symposia en instructiebijeenkomsten bezoeken;
aan wettelijke eisen en regelingen voldoen;
conform de beroepscode handelen;
conform de ethische code van het beroep handelen.
39
5
Rol: Zorgverlener
Domein: Zorg
Domeinspecificatie: Zorg voor chronisch zieken, gehandicapten en stervenden
Competentie
40
Om zorgvragers te helpen bij het omgaan met de gevolgen van een chronische somatische
aandoening of handicap en bij het voorkomen en terugdringen van psychosociale problemen,
biedt de verpleegkundige psychosociale zorg.
Toelichting
Verpleegkundigen zien door hun werkzaamheden bij de zorgvragers thuis heel direct welke
effecten het ziek zijn op diverse aspecten van hun leven heeft. Chronisch zieken worden
gedwongen hun leven aan te passen aan de beperkingen die de ziekte hun oplegt. De verpleegkundige die kwalitatief goede zorg wil bieden, kan zich niet beperken tot het ondersteunen bij
de somatische gevolgen van aandoeningen, maar biedt ook geïntegreerd of gepland psychosociale zorg.
Onder verpleegkundige psychosociale zorg aan chronisch zieken verstaan we het ondersteunen
van chronisch zieken en hun omgeving bij het omgaan met de zogeheten adaptieve opgaven.
Met de term adaptatie wordt benadrukt dat zij geen keus hebben om de opdracht wel of niet te
accepteren. Zij moeten zich ongevraagd aanpassen aan de consequenties van de ziekte. De
verpleegkundige probeert met psychosociale zorg psychosociale problemen te voorkomen of
terug te dringen. We spreken over psychosociale problemen als een persoon psychisch onwelbevinden ervaart, sociaal niet naar tevredenheid kan functioneren of zingevingsvragen als een last
beschouwt en daar niet mee om kan gaan.
Psychosociale zorg is gericht op het draaglijk maken van het leven met een chronische ziekte of
het voorkomen van psychosociale problemen. Concrete doelen zijn betere probleemhantering
en adaptatie; zich gesteund voelen; zich minder machteloos voelen en het ervaren van meer
samenhang in de zingeving.
Verpleegkundigen bieden gericht en tijdig psychosociale zorg aan. Gericht betekent gericht op
de doelen die samen met de zorgvrager zijn opgesteld, maar gericht betekent ook anticiperend
op (mogelijke) problemen in de toekomst. De verpleegkundige biedt tijdig begeleiding, dus ook
vóór zich echte problemen voordoen. Daarbij heeft de verpleegkundige communicatieve
vaardigheden en kennis van psychosociale begeleidingsmethodieken nodig.
Bij
het verlenen van psychosociale zorg
gaat het om
• behoefte aan ondersteuning signaleren;
• de situatie analyseren;
• noodzaak inschatten voor het bieden van gestructureerde kortdurende verpleegkundige
psychosociale zorg;
• psychosociale interventies uitvoeren;
• ondersteuning bieden bij materiële problemen;
• tijdig en adequaat verwijzen;
zodat
de zorgvrager beter kan omgaan met de ziekte en een crisis wordt voorkomen.
Element 5.1
Behoefte aan ondersteuning signaleren:
• verbale en non-verbale uitingen opvangen en interpreteren;
• doorvragen op signalen;
• verbale en non-verbale uitingen van familieleden en mantelzorgers opvangen en interpreteren;
• (met toestemming) informatie bij derden inwinnen;
• kennis van mogelijke adaptieve opgaven en psychosociale problemen benutten;
• gebruikmaken van gegevens van andere hulpverleners.
Element 5.2
De situatie analyseren:
•
•
•
•
het verschil in feit en beleving hanteren;
inschatten op welke wijze de zorgvrager problemen hanteert;
inschatten welke vorm van psychosociale zorg nodig is;
met de zorgvrager overleggen over de aanpak, mogelijke keuzes en mogelijke extra hulpbronnen;
• verschillende vaardigheden gebruiken op het gebied van gedragsbeïnvloeding en overredingskracht gebruiken;
• prioriteiten stellen ten aanzien van de gewenste ondersteuning;
• reflecteren op de eigen aanpak.
Element 5.3
Noodzaak inschatten voor het bieden van gestructureerde kortdurende verpleegkundige psychosociale zorg:
•
•
•
•
•
•
•
•
eigen interpretatie van de situatie toetsen aan die van de zorgvrager;
een aantal gesprekken met de zorgvrager plannen en houden;
kennis over de relatie tussen ziek zijn en levensloop gebruiken;
methoden en principes van psychosociale zorg gebruiken, en integreren in methodisch
handelen;
crisissignalen herkennen;
handelen bij dreigende crisis;
bij crisis of crisisdreiging verwijzen of andere hulpverleners inschakelen;
effectief handelen bij verschil van mening tussen zorgvrager en professional over de noodzaak van psychosociale zorg.
Element 5.4
Psychosociale interventies uitvoeren:
•
•
•
•
•
•
•
•
een open gesprekssituatie creëren;
alert zijn op overdracht en tegenoverdracht van de zorgvrager naar de zorgverlener;
omgaan met spanning tussen affectieve neutraliteit en persoonlijke betrokkenheid;
gebruikmaken van uitgewerkte psychosociale zorginterventies;
standaarden en protocollen gebruiken;
aansluiten bij behoeften en stijl van de zorgvrager;
regelmatig het effect van de interventie evalueren;
diverse communicatievormen gebruiken.
41
Element 5.5
Ondersteuning bieden bij materiële problemen:
• kennis van de sociale kaart en regelgeving gebruiken;
• adequate informatie op het juiste moment geven;
• onderhandelen met zorgverzekeraars, artsen, apotheken, leveranciers en gemeenten.
Element 5.6
Tijdig en adequaat verwijzen:
• signaleren wanneer niet meer aan verwachtingen voldaan kan worden;
• de sociale kaart gebruiken ten aanzien van psychosociale zorgverlening in de regio;
• met instemming van de zorgvrager (of zijn of haar vertegenwoordiger) overleggen met
andere disciplines;
• nagaan of verwijzing tot het gewenste contact of resultaat heeft geleid.
42
6
Rol: Zorgverlener
Domein: Zorg
Domeinspecificatie: Zorg voor mantelzorgers
Competentie
Om het zelfmanagement van mantelzorgers van chronisch zieken, gehandicapten of stervenden
te bevorderen, biedt de verpleegkundige ondersteuning aan mantelzorgers.
Toelichting
Verpleegkundigen komen in de thuiszorg op diverse manieren met mantelzorgers in aanraking.
Waarom mantelzorgers zorgen, wat zij doen, en hoeveel tijd zij aan de zorg besteden kan zeer
uiteenlopen en heeft een directe invloed op de situatie thuis. De laatste jaren is veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de taken en de rollen van mantelzorgers. Dit heeft mede
geleid tot een duidelijke erkenning van het belang van de mantelzorg. De Landelijke Vereniging
Thuiszorgorganisaties heeft daarom ook ondersteuning van de mantelzorg als product in het
pakket opgenomen.
Meestal zijn de partners van de zorgvragers de meest belangrijke verzorger, maar ook familieleden, kinderen en vrienden kunnen mantelzorgers zijn. De verpleegkundige heeft met de
mantelzorgers te maken in verschillende rollen, zoals die van hulpbron, medezorgvrager en
medezorgverlener. Mantelzorgers komen door de hoeveelheid aan rollen en taken nogal eens in
de knel. Door het ondersteunen van mantelzorgers in de diverse rollen en door het bevorderen
van hun zelfmanagement, levert de verpleegkundige een belangrijke bijdrage aan het verbeteren
van de kwaliteit van hun leven. Tevens levert zij een bijdrage aan het instandhouden of verbeteren van het bestaande zorgsysteem.
Diverse hulpverleners en vrijwilligers kunnen ondersteuning bieden bij de uitvoering van specifieke taken die de mantelzorger op zich heeft genomen, zoals huishoudelijke taken of respijtzorg. De verpleegkundige onderscheidt zich hierin door haar inschatting en analyse van de situatie, door het kunnen anticiperen op de gevolgen van de situatie, en door het combineren van
de rollen van zorgverlener, regisseur en coach. Ook maakt zij gebruik van de wetenschappelijke
kennis en inzichten over mantelzorg en mantelzorgondersteuning. Veelal zal de verpleegkundige deze vaardigheden inzetten in complexe situaties waar veel formele en informele hulpverleners bij betrokken zijn. Zij moet hierbij flexibel en creatief en oplossingsgericht te werk
kunnen gaan.
Bij
het ondersteunen van mantelzorgers
gaat het om
• het signaleren van de noodzaak voor het ondersteunen van mantelzorgers;
• opbouwen en onderhouden van de relatie met mantelzorgers;
• het afstemmen van het handelen op de mantelzorger;
• verschil tussen normen van professional en mantelzorger hanteren;
• spanning tussen belangen van zorgvragers en mantelzorgers hanteren;
• spanning tussen behoeften van mantelzorgers en mogelijkheden vanuit de instelling
hanteren;
zodat
de mantelzorger meer greep op de situatie kan houden, en minder overbelast raakt.
43
Element 6.1
Het signaleren van de noodzaak voor het ondersteunen van mantelzorgers:
•
•
•
•
•
knelpunten in het informele zorgsysteem opsporen;
naar verhalen en signalen van mantelzorgers luisteren;
mantelzorgers stimuleren zich te uiten;
mogelijke probleemsituatie(s) analyseren;
indicatie voor ondersteuning mantelzorg regelen.
Element 6.2
Opbouwen en onderhouden van de relatie met mantelzorgers:
•
•
•
•
•
•
•
zich openstellen voor verschillende perspectieven;
alert zijn op partijdigheid;
een actief luisterende houding uitstralen;
de impact van het zorgen op het leven van de mantelzorgers erkennen;
waardering voor mantelzorgers tonen;
de diverse rollen van de mantelzorgers erkennen;
regelmatig met mantelzorgers overleggen over hun eigen behoeften.
Element 6.3
Het afstemmen van het handelen op de mantelzorger:
•
•
•
•
•
•
aansluiten bij de gewoontes, mogelijkheden en beperkingen van de mantelzorger;
gebruikmaken van ervaringskennis van de mantelzorger;
samenwerken met de mantelzorger;
systematisch taken en behoeften van mantelzorgers inventariseren;
ondersteuning of overname van zorgtaken regelen;
zorgen voor adequate hulpmiddelen, aanpassingen of voorzieningen ter ontlasting van de
mantelzorgers;
• psychosociale ondersteuning geven aan mantelzorgers;
• mantelzorgers informeren, adviseren en instrueren;
• vrijwilligers en andere disciplines of instanties in overleg inschakelen.
Element 6.4
Verschil tussen normen van professional en mantelzorger hanteren:
•
•
•
•
professioneel omgaan met gevoelige onderwerpen;
vanzelfsprekendheden en misverstanden bespreekbaar maken;
met mantelzorger op zorgproces reflecteren;
grenzen aan professionele bemoeienis herkennen en daarnaar handelen.
Element 6.5
Spanning tussen belangen van zorgvrager en mantelzorgers hanteren:
44
•
•
•
•
•
uiteenlopende behoeften en belangen van zorgvrager en mantelzorgers signaleren;
binnen de eigen rol eigen mogelijkheden gebruiken;
verschil in belangen bespreken;
oplossingsstrategieën aandragen;
inschatten wanneer een ‘driegesprek’ of een ‘tweegesprek’ de beste aanpak is;
• de situatie regelmatig met mantelzorgers evalueren;
• overleg met hbo-verpleegkundige over strategieën;
• overleg met hbo-verpleegkundige over verwijzen naar andere professionals.
Element 6.6
Spanning tussen behoeften mantelzorgers en mogelijkheden vanuit de instelling
hanteren:
•
•
•
•
•
•
ervaren knelpunten in een concrete zorgsituatie bij management aan de orde stellen;
de sociale kaart en mogelijkheden ter ondersteuning van mantelzorgers gebruiken;
knelpunten in het beleid signaleren, hierover rapporteren en oplossingen aandragen;
mogelijkheden van de instelling bespreken;
anderen (professioneel of vrijwillig) inschakelen;
overbelasting mantelzorg tijdig signaleren.
45
7
Rol: Zorgverlener
Domein: Zorg
Domeinspecificatie: Individuele gezondheidsvoorlichting en opvoeding (GVO)
aan ouderen, chronisch zieken en gehandicapten
Competentie
Om het zelfmanagement van zorgvragers met een chronische somatische ziekte of handicap te
bevorderen, geeft de verpleegkundige advies, instructie en voorlichting (AIV).
Toelichting
Ondersteunen van het zelfmanagement is erop gericht dat zorgvragers hun eigen doelen halen.
De doelen van de zorgvragers kunnen gericht zijn op hoe zij willen omgaan met hun ziekte en
met hun dagelijkse leven met de ziekte.
Van belang hierbij is dat de verpleegkundige aansluit op de beleving, doelen en behoefte aan
ondersteuning van zorgvragers. Dit doet zij door te onderzoeken wat de zorgvrager zelf al
weet, waar hij of zij behoefte aan heeft en welke informatie en oplossingen hij of zij zelf al
heeft gevonden en toegepast. Op basis van haar onderzoek kan de verpleegkundige vervolgens
extra informatie bieden of kan zij samen met de zorgvrager al verzamelde of bekende informatie bespreken met de vraag of de informatie echt bruikbaar is gezien de situatie en doelen
van de zorgvrager.
Soms zal de verpleegkundige op basis van haar professionele kennis en ervaring ongevraagd
informatie willen geven aan de zorgvrager om complicaties bij somatische of psychosociale
problemen te voorkomen of om het zelfmanagement van zorgvragers te vergroten. Dat kan
spanningen opleveren als het ongevraagde advies niet aansluit op de situatie en behoefte van de
zorgvrager. De mbo-verpleegkundige kan omgaan met zulke spanningen in de relatie met de
zorgvrager. Een van haar oplossingsstrategieën is om een hbo-verpleegkundige als coach in te
roepen.
Bij
het geven van advies, instructie en voorlichting
gaat het om
• het zelfmanagement van de zorgvrager bevorderen;
• activiteiten afstemmen op de zorgvrager;
• communicatie afstemmen op de zorgvrager;
• kritisch het verloop van het zelfmanagement volgen en bewaken;
• tijdig en adequaat verwijzen;
zodat
het zelfmanagement van de zorgvrager wordt vergroot.
46
Element 7.1
Het zelfmanagement van de zorgvrager bevorderen:
•
•
•
•
•
•
•
gebruikmaken van wijze van denken, gedragingen en ervaringen van de zorgvrager;
samen doelen vaststellen;
samen keuzes maken en expliciteren;
de zorgvrager stimuleren en motiveren tot het verzamelen en verwerken van informatie;
samen geschikte werkwijzen kiezen;
aangepast aan de behoefte van de zorgvrager diverse adviesvaardigheden gebruiken;
ervaringsdeskundigheid van zorgvrager en mantelzorgers gebruiken.
Element 7.2
Activiteiten afstemmen op de zorgvrager:
•
•
•
•
•
•
advies, instructie en voorlichting (AI.) afstemmen op de persoon en zijn of haar omgeving;
advies, instructie en voorlichting (AIV) afstemmen op de ziekte en de behandeling;
vragen van de zorgvrager en de naasten inventariseren en erop ingaan;
met de zorgvrager kiezen voor individuele of groepsgewijze voorlichting;
effectief en open communiceren;
zorgen voor schriftelijk of audiovisueel ondersteuningsmateriaal.
Element 7.3
De communicatie afstemmen op de zorgvrager:
•
•
•
•
•
ideeën mondeling helder en duidelijk formuleren;
ideeën schriftelijk helder en duidelijk formuleren;
de essentie van de boodschap effectief overbrengen;
rekening houden met het taalgebruik van de zorgvrager;
rekening houden met mogelijke onduidelijkheid in de boodschap.
Element 7.4
Kritisch het verloop van het zelfmanagement volgen en bewaken:
• indien de individuele zorgverlener afwijkt van het plan dit opsporen en bespreken;
• kritisch volgen of de interventies ertoe bijdragen de gestelde doelen te bereiken;
• financiële grenzen van de interventies bewaken.
Element 7.5
Tijdig en adequaat verwijzen:
• regelmatig de planning en de interventies bijstellen op basis van evaluaties;
• tijdig signaleren wanneer niet aan verwachtingen voldaan kan worden;
• met instemming van de zorgvrager de hbo-verpleegkundige of andere hulpverleners consulteren;
• in overleg met de hbo-verpleegkundige naar de juiste hulpverlener of organisatie verwijzen
als bovengenoemde grenzen bereikt zijn;
• verifiëren of de verwijzing tot het gewenste resultaat heeft geleid.
47
8
Rol: Zorgverlener
Domein: Zorg
Domeinspecificatie: Zorg voor zieken, gehandicapten en stervenden
Competentie
Om ervoor te zorgen dat de zorgvrager die zorg krijgt die hij of zij nodig heeft, als de situatie
verandert of zich anders ontwikkelt dan verwacht, signaleert de verpleegkundige veranderingen
en schakelt zij andere professionals in.
Toelichting
Thuiszorg wordt geboden op basis van het indicatiebesluit voor de zorgvrager. De zorgcoördinator zal regelmatig de zorg met de zorgvrager evalueren, en erop toezien dat de zorg wordt
geboden conform het zorgbesluit en de zorgtoewijzing. Gedurende het zorgverloop kan de situatie van de zorgvrager zo veranderen dat andere zorg of professionals nodig zijn of dat de zorg
die nodig is niet meer overeenkomt met het indicatiebesluit volgens de zorgvrager of de zorgcoördinator. Beiden kunnen signaleren dat er andere dan de geïndiceerde activiteiten nodig
zijn. De signalen komen tot stand doordat de zorgvrager de verpleegkundige laat weten dat hij
of zij ontevreden is of omdat de verpleegkundige zelf meent dat veranderingen nodig zijn op
grond van haar kennis en ervaring over bijvoorbeeld psychosociale zorg, huishoudelijke zorg of
over de draagkracht van de mantelzorg. Ook kan het zo zijn dat er in de tijd tussen het indicatiebesluit en het daadwerkelijk verlenen van zorg wijzigingen zijn opgetreden in de behoeften
van de zorgvrager.
Verpleegkundigen vervangen de wijkverpleegkundigen als zorgcoördinator of treden op als
zorgcoördinator. Van de verpleegkundige mag dan ook worden verwacht dat zij in de rol van
regisseur kan signaleren dat een nieuwe indicatie nodig is. Zij is formeel geen indicatiesteller.
Maar in toenemende mate wordt afgesproken tussen RIO en thuiszorg dat de zorgcoördinatoren een preadvies kunnen uitbrengen. Het indicatieadvies en indicatiebesluit wordt door de
bevoegde instantie genomen. De verpleegkundige heeft als regisseur verplichtingen tegenover
de zorgvrager en daarom mag worden verwacht dat zij actie onderneemt bij wijzigingen in de
situatie en een preadvies uitbrengt.
Bij
het (opnieuw) indiceren van zorg
gaat het om
• op een cliëntgerichte wijze de behoefte aan zorg vaststellen;
• doelen en benodigde zorg vaststellen;
• een preadvies voor een indicatiebesluit formuleren;
• in overleg met de hbo-verpleegkundige met derden over de noodzaak van een nieuwe indicatie onderhandelen;
• de spanning tussen wensen en formeel besluit hanteren;
• andere professionals inschakelen;
zodat
de zorg bijgesteld kan worden, en de zorgvrager de zorg ontvangt die hij of zij nodig heeft.
48
Element 8.1
Op een cliëntgerichte wijze de behoefte aan zorg vaststellen:
• de behoefte van de zorgvrager inventariseren;
• het bestaande indicatiebesluit met de door de zorgvrager geformuleerde zorgbehoefte vergelijken;
• rekening houden met de rechten en plichten van de zorgvrager;
• een cliëntgerichte houding vertonen;
• servicegericht zijn;
• de belangen van de zorgvrager kunnen afwegen tegen die van de zorgaanbieder.
Element 8.2
Doelen en benodigde zorg vaststellen:
•
•
•
•
•
•
korte- en langetermijndoelen opstellen;
benodigde zorg naar soort en hoeveelheid inschatten;
doelen en inschatting van de zorg met de zorgvrager bespreken;
afwijkende mening van de zorgvrager en van zichzelf vastleggen;
benodigde zorg vaststellen;
benodigde deskundigheid van de zorgverleners vaststellen.
Element 8.3
Een preadvies voor een indicatiebesluit formuleren:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
zorgen voor eenduidigheid in de formuleringen;
RIO-protocol gebruiken;
zich houden aan afspraken voor RIO-indicatie;
de International Classification of Functions (ICF) gebruiken;
gegevens vastleggen op het indicatieformulier / aanvraag in het computerprogramma
invoeren;
voor voldoende (aanvullende) informatie zorgen voor RIO;
kennis van AWBZ en andere relevante wetten en regelgeving gebruiken;
RIO op de hoogte brengen van het preadvies;
urgentie van de aanpassing van het indicatiebesluit meedelen aan RIO;
vastgestelde procedures voor indicatiestelling gebruiken;
de voortgang van de aanpassing van het indicatiebesluit bewaken.
Element 8.4
In overleg met de hbo-verpleegkundige met derden over de noodzaak
van indicatie onderhandelen:
• het eigen oordeel over de noodzaak van een andere indicatie bespreken met hbo-verpleegkundige;
• op basis van argumenten het advies voor een andere indicatie voorleggen aan derden;
• verantwoordelijkheid voor eigen advies demonstreren;
• beroepswaarden uitdragen tijdens discussies;
• verschillende onderhandelingsstrategieën gebruiken;
• personen en belangen scheiden.
49
Element 8.5
De spanning tussen wensen en formeel besluit hanteren:
•
•
•
•
•
•
met de zorgvrager de kloof tussen wenselijkheid en realiteit bespreken;
actief naar alternatieve oplossingen zoeken;
signalen afgeven aan management van eigen of andere betrokken organisaties;
meewerken aan beleidsbeïnvloeding;
het geaccordeerde zorgbesluit met de zorgvrager bespreken;
preadviesindicatie voorleggen aan de zorgvrager.
Element 8.6
Andere professionals inschakelen:
• eigen grenzen kennen;
• overleggen met hbo-verpleegkundige;
• zelfstandig andere professionals inschakelen.
50
9
Rol: Zorgverlener
Domein: Zorg
Domeinspecificatie: Zorg voor zieken, gehandicapten en stervenden, zorg voor
mantelzorgers en individuele preventie
Competentie
Om kwalitatief goede zorg te bieden, treedt de verpleegkundige op als professioneel behartiger
van de belangen van de zorgvragers én van de werkgevende organisatie.
Toelichting
Verpleegkundigen zijn bij de cliënt thuis het gezicht van hun thuiszorgorganisatie. De verpleegkundige treedt niet alleen op als individu, als professional en als lid van het zorgteam, maar
ook als medewerker van de thuiszorgorganisatie. De thuiszorgorganisatie heeft een grote groep
cliënten als doelgroep en maakt daarvoor een visie en beleid en organiseert de zorg binnen de
beschikbare middelen. De verpleegkundige is bij de cliënt degene die deze visie, beleid en organisatie uitdraagt tijdens haar werk. Niet alleen hoe ze het doet, maar ook wat ze doet. Want de
thuiszorgorganisatie heeft bijvoorbeeld beleid over en een visie op het tijdstip van de zorg, over
de hoeveelheid zorg en over grenzen aan de zorg. Vertrouwen van cliënten in de organisatie is
nodig. Anders klagen cliënten of gaan ze naar een andere zorgaanbieder. En juist dit
vertrouwen wordt onder andere bepaald door hoe de verpleegkundige haar werk doet. Een
probleem daarbij is dat het belang van de organisatie en het belang van een cliënt op gespannen
voet kunnen staan. En het is de individuele medewerker, de verpleegkundige, die dit als eerste
hoort en meemaakt bij de cliënt thuis. En die dus ook de verschillen in belangen moet kunnen
hanteren om het vertrouwen van de cliënt te behouden en de belangen van de organisatie zo
goed mogelijk te behartigen.
Bij
het vertegenwoordigen van de organisatie bij de cliënt thuis
gaat het om
• uitdragen van visie, beleid en structuur van de organisatie;
• verschillen tussen het belang van de individuele cliënten en van de organisatie hanteren;
• klantgerichtheid verbeteren;
zodat
het vertrouwen van de cliënt in de organisatie behouden blijft.
51
Element 9.1
Uitdragen van visie, beleid en structuur van de organisatie:
• kennis van de visie, het beleid en de structuur van de organisatie;
• vertalen van visie en beleid in de zorg;
• meewerken aan de ontwikkeling van visie en beleid.
Element 9.2
Verschillen tussen het belang van de individuele cliënten en van de organisatie
hanteren:
•
•
•
•
•
•
de zorgvrager informeren over relevante veranderingen;
verschillen tussen het belang van de individuele zorgvragers en van de organisatie hanteren;
de zorgvrager informeren over zijn of haar rechten;
rekening houden met de rechten van de zorgvrager;
de leidinggevende informeren over belangenconflicten;
aangeven waar de zorgvrager terechtkan met vragen of klachten.
Element 9.3
Klantgerichtheid verbeteren:
• meewerken aan projecten klantgerichtheid;
• met anderen klantvriendelijke werkmethoden ontwikkelen;
• de invloed van zorgvragers op de zorg bevorderen.
52
10
Rol: Regisseur
Domein: Zorg
Domeinspecificatie: Zorg voor chronisch zieken, gehandicapten, stervenden
Competentie
Om zorg in de thuissituatie – vanuit het perspectief van de zorgvrager – als een samenhangend
geheel te laten verlopen, stelt de verpleegkundige een integraal zorgplan op, zorgt zij ervoor
dat er uitvoering aan wordt gegeven, houdt zij toezicht op die uitvoering, stelt zij het zorgplan
zo nodig bij, en bewaakt zij het realiseren van de integrale doelen.
Toelichting
Verpleegkundigen worden geconfronteerd met zorgvragers die informele en formele zorg nodig
hebben. Het professionele circuit van zorginstellingen kent een grote diversiteit aan activiteiten
en personen. Bij onderzoek, zorg en behandeling aan dezelfde persoon zijn vaak meerdere
personen en instanties betrokken. Het blijkt dat professionals op verschillende manieren onderling en met de zorgvrager en zijn of haar familie communiceren. Hierdoor kunnen deze in
verwarring raken over wat hen te wachten staat. In de meeste gevallen zal de bijdrage aan het
welzijn van de zorgvrager groter zijn als deze activiteiten en de communicatie erover op elkaar
zijn afgestemd.
De onderzoeken, behandelingen, verzorgende en verpleegkundige activiteiten en andere diensten vormen naast hulp vaak ook een belasting voor de zorgvrager. Door een goede regie over
deze activiteiten kan deze belasting worden verminderd. Deze regie kan bestaan uit coördinatie
in een instelling of casemanagement over de grenzen van de instelling heen. De zorgvrager is
het centrale punt, van waaruit de zorg geregisseerd wordt. De mbo-verpleegkundige kan de rol
van coördinator vervullen.
Bij
het zorgen voor een integraal zorgaanbod
gaat het om
• het uitvoeren van een assessment (behoeftepeiling);
• een uitvoeringsplan samenstellen;
• het verloop van de zorg kritisch volgen en bewaken;
• multidisciplinair samenwerken;
• continuïteit van de zorgverlening waarborgen;
zodat
de zorgvrager vanuit zijn of haar perspectief de zorg als een samenhangend geheel ontvangt.
Element 10.1
Het uitvoeren van een assessment (behoeftepeiling):
•
•
•
•
•
•
•
een cliëntgerichte benadering tonen;
de behoefte van de zorgvrager inventariseren;
rekening houden met de rechten en plichten van de zorgvrager;
zoeken naar de samenhang tussen problemen en behoefte aan zorg;
relevante en irrelevante informatie scheiden;
inschatten van de behoeften van de zorgvrager;
inschatten van het evenwicht tussen draaglast en draagkracht van de zorgvrager en van het
gezinssysteem;
53
• inschatten van de mogelijkheden tot informele zorg;
• inschatten van de behoefte aan professionele coördinatie.
Element 10.2
Een uitvoeringsplan samenstellen:
•
•
•
•
•
•
•
vaststellen welke zorg in vorm en tijd wordt geboden;
in samenspraak met de zorgvrager doelen vaststellen;
een dossier aanleggen;
een uitvoeringsteam organiseren;
met betrokken professionals onderhandelen over het plan;
met de zorgvrager beslissingen nemen over de uitvoering van het plan;
de evaluatieprocedure vaststellen.
Element 10.3
Het verloop van de zorg kritisch volgen en bewaken:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
indien de individuele zorgverleners afwijken van de koers dit opsporen en corrigeren;
het verloop richting doelstelling kritisch volgen;
kwaliteit bewaken;
bewaken dat het plan aansluit bij de noden en behoeften van de zorgvrager;
financiële grenzen van de uitvoering bewaken;
initiatief nemen tot een gesprek met individuele zorgverleners;
rapportages over de zorg regelmatig evalueren;
regelmatig overleggen en zo nodig het uitvoeringsplan bijstellen;
problemen bespreekbaar maken;
initiatief nemen voor een evaluatiegesprek met de zorgvrager en de zorgverlener(s) tezamen.
Element 10.4
Multidisciplinair samenwerken:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
verantwoordelijkheid en initiatief tot samenwerken nemen;
samenwerking tussen verschillende typen betrokken professionals bevorderen;
samenwerking van professionals met vrijwilligers bevorderen;
samenwerking van professionals met mantelzorgers bevorderen;
individuele hulpverleners stimuleren in de richting van de doelen;
overleggen met betrokken hulpverleners over te behalen resultaten;
raadplegen van andere hulpverleners bij twijfel of bij complicaties;
eigen grenzen in samenwerking kennen;
hbo-verpleegkundige inschakelen bij vragen of problemen.
Element 10.5
Continuïteit van de zorgverlening waarborgen:
54
•
•
•
•
•
•
•
ervoor zorgen dat alle betrokkenen en de zorgvrager over de juiste informatie beschikken;
de zorgvrager alleen doorverwijzen naar anderen die feitelijk ondersteuning gaan bieden;
continuïteit in persoon bevorderen en bewaken;
continuïteit in tijd bevorderen en bewaken;
continuïteit in aanpak bevorderen en bewaken;
overlap in de activiteiten voorkomen;
op het juiste moment instellingen en personen inschakelen.
11
Rol: Ontwerper
Domein: Organisatie van zorg
Domeinspecificatie: Kwaliteitsbevordering
Competentie
Om de kwaliteit en de doelmatigheid van de zorgverlening te bevorderen, signaleert de
verpleegkundige wanneer standaarden, protocollen en kwaliteitsrichtlijnen aangepast dienen te
worden en verzamelt zij gegevens om het gebruik te evalueren.
Toelichting
In de thuiszorg gebruiken verpleegkundigen standaarden, protocollen en kwaliteitsrichtlijnen
om de kwaliteit van de zorgverlening te bewaken en te verbeteren. In de rol van ontwerper
levert de verpleegkundige een bijdrage aan de ontwikkeling en het actueel houden van deze
instrumenten voor kwaliteitszorg. Hiervoor weet zij de alledaagse activiteiten van het primaire
zorgproces te overstijgen. Ze heeft een wakkere en positief-kritische houding voor bestaande
standaarden, protocollen en kwaliteitsrichtlijnen en signaleert zelf mogelijke verbeteringen. Zij
doet suggesties voor veranderingen bij het opstellen en herzien van standaarden, protocollen en
kwaliteitsrichtlijnen. Behalve uit zichzelf levert zij ook op verzoek van anderen gegevens aan
om standaarden, protocollen en kwaliteitsrichtlijnen te evalueren. Van de mbo-opgeleide
verpleegkundige wordt bovendien verwacht dat zij informatie kan aanleveren voor (wetenschappelijk) onderzoek.
De rol van ontwerper van de verpleegkundige zal veelal betrekking hebben op het verpleegkundig deel van de zorgverlening. Steeds vaker zullen bij het opstellen van standaarden, protocollen en kwaliteitsrichtlijnen andere disciplines en andere organisaties uit de zorgketen en
vertegenwoordigers van cliëntenorganisaties betrokken zijn. Een voorbeeld hiervan is de
ontwikkeling van transmurale projecten of wachtlijstprojecten voor oudere zorgvragers en
mantelzorgers. Dit betekent dat van de verpleegkundige wordt gevraagd om haar inhoudelijke
bijdrage in samenhang met die van andere professionals te presenteren (zie competentie 0 over
‘zich vaardig uitdrukken’ en ‘samenwerken met collega’s en andere hulpverleners’).
Bij
het ontwikkelen van instrumenten voor kwaliteitsbevordering
gaat het om
• de alledaagse zorgactiviteiten overstijgen;
• een inhoudelijke bijdrage leveren aan standaarden, protocollen en kwaliteitsrichtlijnen;
• bijdragen aan toepassing standaarden, protocollen en kwaliteitsrichtlijnen;
zodat
er hulpmiddelen in de organisatie beschikbaar zijn voor kwaliteitsbevordering van de zorg.
55
Element 11.1
De alledaagse zorgactiviteiten overstijgen:
• betrokkenheid tonen bij kwaliteitsbevordering;
• zich kenmerken door een positief-kritische houding tegenover standaarden, protocollen en
kwaliteitsrichtlijnen;
• vergelijken en doordenken van het verschil tussen alledaagse activiteiten en de gewenste
zorg;
• knelpunten en mogelijke verbeterpunten signaleren en analyseren.
Element 11.2
Een inhoudelijke bijdrage leveren aan standaarden, protocollen en kwaliteitsrichtlijnen:
•
•
•
•
•
•
•
eigen signalen serieus nemen en bespreken;
kennis van eigen vakgebied en van andere disciplines gebruiken;
relevante vakliteratuur gebruiken;
deelnemen aan kwaliteitsgroepen, vakgroepen, themagroepen;
creatief denken;
oog hebben voor de behoeften van de doelgroep;
gebruikmaken van de eigen ervaringen over het toepassen van de standaarden, protocollen
en kwaliteitsrichtlijnen.
Element 11.3
Bijdragen aan toepassing van standaarden, protocollen en kwaliteitsrichtlijnen:
•
•
•
•
•
•
•
56
een voorbeeldfunctie vervullen;
instructie geven aan collega’s of zorgvragers;
een bijdrage leveren aan een scholingstraject;
feedback geven en ontvangen;
anderen motiveren tot toepassing;
signaal geven aan hbo-verpleegkundige voor noodzaak van evaluatie;
gegevens aanleveren voor evaluatie.
12
Rol: Coach
Domein: Organisatie van zorg
Domeinspecificatie: Werk- en stagebegeleiding
Competentie
Om student-verpleegkundigen op de werkplek te begeleiden in hun opleiding en nieuwe collega’s in te werken op hun nieuwe werkplek, geeft de verpleegkundige werkbegeleiding.
Toelichting
Verpleegkundigen maken deel uit van teams, waarvan de samenstelling per organisatie kan
verschillen. In de rol van coach richt de verpleegkundige zich als werkbegeleider op verschillende manieren op haar teamgenoten. Soms vervult de verpleegkundige een voorbeeldfunctie,
bijvoorbeeld in een situatie waarin zij samenwerkt met verzorgenden en ook helpenden. Soms
is de werkbegeleiding meer expliciet, zoals bij het begeleiden van verpleegkundestagiaires, het
inwerken van nieuwe collega’s en uitzendkrachten. De verpleegkundige geeft als werkbegeleider feedback (zie competentie 0) en begeleiding waar dat nodig is voor een kwalitatief goede
en doelmatige zorg.
Om een goede coach te zijn, is het in de eerste plaats van belang dat een verpleegkundige
authentiek, oprecht betrokken en zelfbewust functioneert (zie ook competentie 0). Zij stelt zich
open en eerlijk op ten opzichte van de ander en weet zicht te krijgen op zijn of haar belevingswereld, gevoelens, behoeften en mogelijkheden. Zij weet wat ze van de ander mag verwachten
en sluit in haar begeleiding aan op zijn of haar ontwikkelingsniveau. Essentieel is dat de
verpleegkundige beschikt over goede communicatieve vaardigheden en in staat is zowel feedback te geven als te ontvangen. Zij is in staat problemen te signaleren en te analyseren en
oplossingsgericht te werk te gaan. Op deze manier helpt zij anderen bij het leren maken van
eigen keuzes en het competent en zelfstandig uitvoeren van hun werk.
Bij het begeleiden van verpleegkundestagiaires en het inwerken van collega’s gaat de verpleegkundige procesmatig te werk. Het coachen door de verpleegkundige is gericht op individuen.
Bij
het geven van werkbegeleiding
gaat het om
• rekening houden met de leerdoelen en mogelijkheden van de ander;
• voorbeeldgedrag laten zien;
• methodisch begeleiden;
• instrueren en adviseren;
zodat
stagiaires en nieuwe collega’s worden geholpen zich te ontwikkelen tot goede zorgverleners.
57
Element 12.1
Rekening houden met de leerdoelen en mogelijkheden van de ander:
•
•
•
•
•
•
•
interesse tonen voor de mogelijkheden van de ander;
zich op de hoogte stellen van het functioneren van de ander;
aansluiten bij behoefte van de ander zó dat de ander dit begrijpt;
aansluiten bij de leerstijl van de ander;
aansluiten op de taal van de ander;
problemen of leerpunten van de ander signaleren en bespreekbaar maken;
aansluiten bij opdrachten vanuit de opleiding.
Element 12.2
Laten zien van voorbeeldgedrag:
•
•
•
•
inspireren, motiveren, waardering geven;
een open en eerlijke houding hebben;
aan zelfreflectie doen zó dat anderen dit merken;
uitgaan van eigen kwaliteiten, levens- en werkervaring.
Element 12.3
Methodisch begeleiden:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
voorbereiden van begeleidingsgesprekken;
communicatieve vaardigheden toepassen;
blijk geven van kennis en stagedoelen;
blijk geven van kennis en leerdoelen;
leren centraal stellen tijdens de begeleiding;
activiteiten stapsgewijs plannen;
evalueren en bijstellen van persoonlijke ontwikkelplannen;
resultaten vastleggen;
modules of inwerkprogramma’s voor stage of inwerken gebruiken.
Element 12.4
Instrueren en adviseren:
•
•
•
•
•
•
58
aansluiten bij bestaande kennis en vaardigheden van degene die wordt begeleid;
werkvolgorde bespreken;
informeren over werkmethoden, standaarden, protocollen en kwaliteitsrichtlijnen;
de ander onder begeleiding zelfstandig laten handelen;
gericht aandachtspunten meegeven aan de ander;
de student stimuleren zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het leerproces.
13
Rol: Beroepsbeoefenaar
Domein: Beroep
Domeinspecificatie: Beroepsuitoefening
Competentie
Om kwaliteit van zorg te bieden, werkt de verpleegkundige actief samen in een team.
Toelichting
Verpleegkundigen maken deel uit van teams, waarvan de samenstelling per organisatie kan
verschillen. Naast de rol van coach en zorgverlener betreft deze competentie de manier waarop
de verpleegkundige haar professie in het team vormgeeft. Zij zal in het team specifieke kennis
en vaardigheden inbrengen en zal zelf de meerwaarde daarvan moeten kunnen aantonen. Om
continuïteit van zorg te bieden aan de zorgvragers, dienen verpleegkundigen daarnaast hun
inbreng juist goed te kunnen afstemmen op de inbreng van de teamgenoten met een andere
professie en op de inbreng van collega-verpleegkundigen.
Bij
het functioneren als verpleegkundige binnen een team
gaat het om
• het aantonen van de meerwaarde en de inhoud van het vak verpleging;
• het hanteren van de spanning tussen doelmatigheid en kwaliteit binnen het team;
• versterken van de teamgeest;
zodat
kwaliteit van zorg wordt geleverd door het team.
59
Element 13.1
Het aantonen van de meerwaarde en de inhoud van het vak verpleging:
• open en met argumenten communiceren bij teambesprekingen, ook met collega’s van andere
niveaus;
• open en met argumenten communiceren bij cliëntbesprekingen, ook met collega’s van andere
niveaus;
• open en met argumenten communiceren met andere professionals rond de zorgvrager;
• problemen of vragen van teamgenoten signaleren en helpen oplossen.
Element 13.2
Het hanteren van de spanning tussen doelmatigheid en kwaliteit binnen het
team:
• signaleren van knelpunten in doelmatigheid, continuïteit en kwaliteit van de zorgverlening;
• informatie verzamelen die van belang is voor verbetering;
• bespreken van signalen en ondernemen van verbeteracties met leidinggevende/hbo-verpleegkundige;
• bespreken van signalen en ondernemen van verbeteracties met het team;
• reflecteren op het behalen van resultaten door het team en meewerken aan verbeteracties.
Element 13.3
Versterken van de teamgeest:
•
•
•
•
•
60
meedoen aan activiteiten om als team te leren (intervisie, casuïstiekbesprekingen enzovoort);
deelnemen aan vakgroepen of werkgroepen namens het team;
meedoen aan speciale groepsactiviteiten;
verantwoordelijkheid nemen voor het eigen gedrag;
een lerende houding demonstreren.
14
Rol: Beroepsbeoefenaar
Domein: Beroep
Domeinspecificatie: Beroepsuitoefening en beroepsinnovatie
Competentie
Om de zorgverlening te laten voldoen aan eisen die gesteld mogen worden aan een verpleegkundige die is opgeleid op mbo-niveau, werkt de verpleegkundige vanuit actueel geldende
professionele waarden en kaders voor de beroepsgroep.
Toelichting
De verpleegkundige oefent haar beroep meestal uit in de context van een organisatie. Zij doet
dit steeds vanuit haar professionele referentiekader. Dit kader wordt gevormd door opleiding,
competenties, deelname aan beroepsorganisaties en inschrijving in het BIG-register. Het kader
geeft haar speciale verplichtingen. Waaruit bestaan die verplichtingen? Ten eerste dient de
verpleegkundige rekening te houden met professionele waarden en standaarden, economische
normen en maatschappelijke normen en waarden. In de huidige maatschappij zijn professionele
waarden niet meer vanzelfsprekend. Bovendien veranderen waarden en standaarden. De
International Council of Nurses vindt daarom dat de verpleegkundige de waarde van haar werk
voor de maatschappij continu duidelijk dient te maken. Dit vraagt van verpleegkundigen dat zij
zich niet alleen bewust zijn van de professionele verplichtingen, maar dat zij deze ook laten
zien in alledaagse situaties en omstandigheden. Ten tweede vraagt dit van verpleegkundigen een
lerende grondhouding. De competenties voor verpleegkundigen bieden een kader om continu
te werken aan de eigen bekwaamheden.
Bij
het functioneren als verpleegkundige op mbo-niveau
gaat het om
• demonstreren van competenties vereist van verpleegkundige niveau 4;
• kritisch denken demonstreren;
• gevoeligheid demonstreren voor de belangen van de zorgvrager;
• de beroepscode kennen en naleven;
• werken aan eigen competenties;
• een open houding hebben ten opzichte van het beroep;
zodat
de verpleegkundige het vereiste niveau van functioneren kan bereiken.
Element 14.1
Demonstreren van competenties vereist voor verpleegkundige niveau 4:
•
•
•
•
•
•
benoemen van vereiste competenties;
in de praktijk brengen van competenties op de juiste manier;
zorgen voor voldoende hygiënische maatregelen;
zorgen voor voldoende veiligheid voor zichzelf en collega’s;
medische technieken op de juiste manier uitvoeren;
achtergrondkennis demonstreren bij het uitvoeren van medische en verpleegkundige technieken.
61
Element 14.2
Kritisch denken demonstreren:
•
•
•
•
•
kritisch omgaan met modes en trends binnen de verpleging en de thuiszorg;
creatief zijn in het oplossen van problemen;
reflecteren op eigen gedrag en gedrag in de groep;
onafhankelijk en zelfstandig oordelen;
met anderen ervaringen en meningen uitwisselen.
Element 14.3
Gevoeligheid demonstreren voor de belangen van de zorgvrager:
•
•
•
•
meewerken aan flexibel aanbod van zorg;
in de zorg uitgaan van het systeem van de zorgvrager;
de belangen van de zorgvrager expliciet afwegen tegen de belangen van het team;
aangeven waar de zorgvrager met vragen en klachten terechtkan.
Element 14.4
De beroepscode kennen en naleven:
• zelfstandig als beroepsbeoefenaar binnen een organisatie werken;
• weten wat het doel is van de beroepscode;
• inhoud van de beroepscode integreren in de eigen werkzaamheden.
Element 14.5
Werken aan eigen competenties:
• eigen competentieprofiel in kaart brengen aan de hand van de competentiebeschrijvingen
van de beroepsgroep;
• persoonlijk ontwikkelplan opstellen;
• doelgericht leeractiviteiten ondernemen;
• eigen competenties regelmatig bespreken met de leidinggevende;
• lerende grondhouding demonstreren;
• deelnemen aan professionele verenigingen en hiervan afgeleide werkgroepen of vakgroepen;
• vakliteratuur bijhouden;
• vakliteratuur met collega’s bespreken;
• symposia en workshops bezoeken.
Element 14.6
Een open houding hebben ten opzichte van het beroep:
62
•
•
•
•
•
•
•
•
openstaan voor vernieuwingen;
actief op zoek zijn naar veranderingen in het eigen werk;
openstaan voor discussies;
op basis van argumenten discussiëren;
eigen mening naast andere meningen plaatsen;
eigen mening geven bij discussies;
conflicten aangaan en deze niet vermijden;
openstaan voor meerdere beroepsopvattingen.
15
Rol: Beroepsbeoefenaar
Domein: Beroep
Domeinspecificatie: Beroepsinnovatie
Competentie
Om het vak van verpleegkundige te ontwikkelen tot een beroep dat aansluit op de eisen van de
toekomst, vervult de verpleegkundige een actieve rol in de vernieuwing van het beroep en in
vakinhoudelijke ontwikkelingen.
Toelichting
Verpleegkundigen zijn niet alleen verantwoordelijkheid voor hun handelen bij de zorgvrager
thuis. Zij zijn als professionele verpleegkundige ook verantwoordelijk voor hun handelen
buiten het zicht van de zorgvrager. De professionele kaders voor verpleegkundigen bestaan uit
hun opleiding, de vereiste competenties in de thuiszorg, deelname aan beroepsorganisaties en
inschrijving in het BIG-register. De Wet BIG legt de nadruk op het behoud van de eigen
deskundigheid. In competentie 14 gaat het over de verantwoordelijkheid van verpleegkundigen
voor hun eigen ontwikkeling en voor een continue leerhouding. Competentie 15 is daarop de
aanvulling en is gericht op de verantwoordelijkheid van verpleegkundigen voor de verdieping
en uitbreiding van het verpleegkundig vak.
De verpleegkundige dient binnen de grenzen en kaders van een organisatie aan haar professionele verplichtingen te voldoen als zij werkt bij een thuiszorgorganisatie. Het getuigt van
vakvrouwschap als dit lukt. Dit vraagt van haar dat zij haar capaciteiten aanwendt en zoekt
naar mogelijkheden het beroep uit te oefenen op een manier die past bij de thuiszorg van de
eenentwintigste eeuw. Deze inspanning van individuele verpleegkundigen is nodig om het vak
te vernieuwen. Daarvoor moeten verpleegkundigen helder kunnen communiceren en hun argumenten kunnen onderbouwen (zie ook competentie 0).
Bij
beroepsontwikkeling door verpleegkundigen
gaat het om
• bijdragen aan de integratie van verpleging en thuiszorg;
• vergroten van de inhoudelijke onderbouwing van het vak;
• werken aan competenties van de beroepsgroep;
• verbeteren van de zorg voor mensen uit andere culturen;
zodat
de verpleging als vak in de thuiszorg aansluit op de eisen van de maatschappij.
63
Element 15.1
Bijdragen aan de integratie van verpleging en thuiszorg:
•
•
•
•
•
•
vak en beroepswaarden uitdragen tijdens functioneren in de organisatie;
inzicht in de situatie van de verpleging als ‘een vak in ontwikkeling’;
open en met argumenten communiceren over het vak met andere professionals;
open en met argumenten communiceren over het vak met beleidsstaf en management;
verzorgden en helpenden actief uitnodigen tot deelname aan discussies over het vak;
meewerken aan de ontwikkeling van gezamenlijke referentiekaders.
Element 15.2
Vergroten van de inhoudelijke onderbouwing van het vak:
•
•
•
•
•
meewerken aan standaard- en protocolontwikkeling;
toepassen van wet- en regelgeving in de beroepspraktijk en beroepsontwikkeling;
gegevens aanleveren voor (verplegings)wetenschappelijk en praktijkonderzoek;
meewerken aan de evaluatie van de efficiëntie van het beroepsmatig handelen;
meewerken aan de evaluatie van de effectiviteit van beroepsmatig handelen.
Element 15.3
Werken aan competenties van de beroepsgroep:
• meewerken aan de evaluatie van de bestaande competenties;
• meewerken aan vernieuwing van de competenties van de beroepsgroep.
Element 15.4
Verbeteren van de zorg voor mensen uit andere culturen:
•
•
•
•
•
64
zich openstellen voor aspecten van interculturele verpleging;
praktische tips voor interculturele verpleging ontwikkelen;
casussen vanuit de praktijk inbrengen en hierop reflecteren;
aan het management voorstellen doen voor interculturele zorg;
deelnemen aan werkgroepen interculturele verpleging.
Formulieren voor het screenen van specifieke competenties van
verpleegkundigen in de thuiszorg, werkzaam op mbo-niveau
Competentie 0
Datum:
Betreft (naam en functie):
Ingevuld door:
Competentie 0.
Om een cliëntgerichte benadering te combineren met professionele verantwoorde zorg, sluit de
verpleegkundige aan bij de beleving van de zorgvrager, betrekt zij de zorgvrager en de mantelzorg bij
de zorg, werkt zij methodisch en systematisch volgens geldende actuele protocollen en kwaliteitsrichtlijnen en werkt zij samen met anderen.
Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
0.1
0.2
0.3
0.4
0.5
0.6
0.7
0.8
0.9
Totaalindruk competentie:
Niet aanwezig
Eventuele opmerkingen:
66
Volledig aanwezig
Competentie 1
Datum:
Betreft (naam en functie):
Ingevuld door:
Competentie 1.
Om zorgvragers met een chronische somatische aandoening of handicap te ondersteunen in het
dagelijkse leven, biedt de verpleegkundige verpleegkundige zorg.
Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
1.6
Totaalindruk competentie:
Niet aanwezig
Volledig aanwezig
Eventuele opmerkingen:
67
Competentie 2
Datum:
Betreft (naam en functie):
Ingevuld door:
Competentie 2.
Om psychogeriatrische en psychiatrische zorgvragers of verstandelijk gehandicapten met een chronische somatische aandoening of handicap te ondersteunen in het dagelijkse leven, biedt de verpleegkundige verpleegkundige zorg.
Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
Totaalindruk competentie:
Niet aanwezig
Eventuele opmerkingen:
68
Volledig aanwezig
Competentie 3
Datum:
Betreft (naam en functie):
Ingevuld door:
Competentie 3.
Om het lijden van zorgvragers te verlichten bij wie de ziekte niet meer reageert op curatieve behandeling, en het sterven binnen afzienbare tijd verwacht kan worden, verleent de verpleegkundige palliatief terminale zorg.
Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
3.6
Totaalindruk competentie:
Niet aanwezig
Volledig aanwezig
Eventuele opmerkingen:
69
Competentie 4
Datum:
Betreft (naam en functie):
Ingevuld door:
Competentie 4.
Om herstel van de gezondheid van zorgvragers in elke fase van het ziek zijn te bevorderen, complicaties te voorkomen en hen te ondersteunen bij therapeutische behandelingen, biedt de verpleegkundige verpleegtechnische zorg.
Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
4.1
4.2
4.3
4.4
Totaalindruk competentie:
Niet aanwezig
Eventuele opmerkingen:
70
Volledig aanwezig
Competentie 5
Datum:
Betreft (naam en functie):
Ingevuld door:
Competentie 5.
Om zorgvragers te helpen bij het omgaan met de gevolgen van een chronische somatische aandoening of handicap en bij het voorkomen en terugdringen van psychosociale problemen, biedt de
verpleegkundige psychosociale zorg.
Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
5.1
5.2
5.3
5.4
5.5
5.6
Totaalindruk competentie:
Niet aanwezig
Volledig aanwezig
Eventuele opmerkingen:
71
Competentie 6
Datum:
Betreft (naam en functie):
Ingevuld door:
Competentie 6.
Om het zelfmanagement van mantelzorgers van chronisch zieken, gehandicapten of stervenden te
bevorderen, biedt de verpleegkundige ondersteuning aan mantelzorgers.
Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
6.1
6.2
6.3
6.4
6.5
6.6
Totaalindruk competentie:
Niet aanwezig
Eventuele opmerkingen:
72
Volledig aanwezig
Competentie 7
Datum:
Betreft (naam en functie):
Ingevuld door:
Competentie 7.
Om het zelfmanagement van zorgvragers met een chronische somatische ziekte of handicap te
bevorderen, geeft de verpleegkundige advies, instructie en voorlichting (AIV).
Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
7.1
7.2
7.3
7.4
7.5
Totaalindruk competentie:
Niet aanwezig
Volledig aanwezig
Eventuele opmerkingen:
73
Competentie 8
Datum:
Betreft (naam en functie):
Ingevuld door:
Competentie 8.
Om ervoor te zorgen dat de zorgvrager die zorg krijgt die hij of zij nodig heeft, als de situatie verandert of zich anders ontwikkelt dan verwacht, signaleert de verpleegkundige veranderingen en schakelt zij andere professionals in.
Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
8.1
8.2
8.3
8.4
8.5
8.6
Totaalindruk competentie:
Niet aanwezig
Eventuele opmerkingen:
74
Volledig aanwezig
Competentie 9
Datum:
Betreft (naam en functie):
Ingevuld door:
Competentie 9.
Om kwalitatief goede zorg te bieden, treedt de verpleegkundige op als professioneel behartiger van
de belangen van de zorgvragers én van de werkgevende organisatie.
Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
9.1
9.2
9.3
Totaalindruk competentie:
Niet aanwezig
Volledig aanwezig
Eventuele opmerkingen:
75
Competentie 10
Datum:
Betreft (naam en functie):
Ingevuld door:
Competentie 10.
Om zorg in de thuissituatie – vanuit het perspectief van de zorgvrager – als een samenhangend
geheel te laten verlopen, stelt de verpleegkundige een integraal zorgplan op, zorgt zij ervoor dat er
uitvoering aan wordt gegeven, houdt zij toezicht op die uitvoering, stelt zij het zorgplan zo nodig bij,
en bewaakt zij het realiseren van de integrale doelen.
Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
10.1
10.2
10.3
10.4
10.5
Totaalindruk competentie:
Niet aanwezig
Eventuele opmerkingen:
76
Volledig aanwezig
Competentie 11
Datum:
Betreft (naam en functie):
Ingevuld door:
Competentie 11.
Om de kwaliteit en de doelmatigheid van de zorgverlening te bevorderen, signaleert de verpleegkundige wanneer standaarden, protocollen en kwaliteitsrichtlijnen aangepast dienen te worden en verzamelt zij gegevens om het gebruik te evalueren.
Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
11.1
11.2
11.3
Totaalindruk competentie:
Niet aanwezig
Volledig aanwezig
Eventuele opmerkingen:
77
Competentie 12
Datum:
Betreft (naam en functie):
Ingevuld door:
Competentie 12.
Om student-verpleegkundigen op de werkplek te begeleiden in hun opleiding en nieuwe collega’s in
te werken op hun nieuwe werkplek, geeft de verpleegkundige werkbegeleiding.
Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
12.1
12.2
12.3
12.4
Totaalindruk competentie:
Niet aanwezig
Eventuele opmerkingen:
78
Volledig aanwezig
Competentie 13
Datum:
Betreft (naam en functie):
Ingevuld door:
Competentie 13.
Om kwaliteit van zorg te bieden, werkt de verpleegkundige actief samen in een team.
Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
13.1
13.2
13.3
Totaalindruk competentie:
Niet aanwezig
Volledig aanwezig
Eventuele opmerkingen:
79
Competentie 14
Datum:
Betreft (naam en functie):
Ingevuld door:
Competentie 14.
Om de zorgverlening te laten voldoen aan eisen die gesteld mogen worden aan een verpleegkundige
die is opgeleid op mbo-niveau, werkt de verpleegkundige vanuit actueel geldende professionele
waarden en kaders voor de beroepsgroep.
Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
14.1
14.2
14.3
14.4
14.5
14.6
Totaalindruk competentie:
Niet aanwezig
Eventuele opmerkingen:
80
Volledig aanwezig
Competentie 15
Datum:
Betreft (naam en functie):
Ingevuld door:
Competentie 15.
Om het vak van verpleegkundige te ontwikkelen tot een beroep dat aansluit op de eisen van de
toekomst, vervult de verpleegkundige een actieve rol in de vernieuwing van het beroep en in
vakinhoudelijke ontwikkelingen.
Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
15.1
15.2
15.3
15.4
Totaalindruk competentie:
Niet aanwezig
Volledig aanwezig
Eventuele opmerkingen:
81
Formulier totaalbeeld competenties niveau 4
Datum:
Betreft (naam en functie)
Ingevuld door:
Nr.
Ontwikkelen
Perfectioneren
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
Totaalindruk competentieprofiel:
Ontwikkelen
Eventuele opmerkingen:
82
Perfectioneren
Betrokkenen bij het project
Verpleegkundigen, managers, stuurgroepleden, opleidingsfunctionarissen, medewerkers van de
afdelingen P&O van:
• Thuiszorg Breda: projectleider Jolande van Loon
• Carint: projectleider Karin Peters
• Evean: projectleider Margot Merts
• Kruiswerk Mark en Maas: projectleiders Els de Boer en Nelleke Havermans
• Oosterschelde thuiszorg: projectleider Ton Manni
• Thuiszorg Nieuwe Waterweg Noord: projectleider Annemarie Klaassen
• Valent RDB: projectleider Sandra van Kesteren
• Vierstroom: projectleiders Geertje van Hoogdalem en Gusta Kragting
Geraadpleegde experts
Maria Pelgrum
Mirjam Crijns
Annette van den Berg
Annelies Bannink
Henry Mostert
André Wendt
Majorie de Been
Freddy Veldman
Ans Grotendorst
Baroniecollege ROC
LEVV
BVE-raad, cie V en V
OVDB
Thuiszorg Den Haag
Mondriaan college ROC
STING
HR&O
Kessels en Smit
83
Literatuur
Barker, F.J.
Assessment in psychiatric and mental health nursing. Cheltenham: Stanley Thornes LTd., 1997
Benner, P.
Issues in competency-based testing. Nursing Outlook, jrg. 30, May, p.303-309, 1982
Benner, P.
From novice to expert. Excellence and power in clinical nursing practice. Menlo Park: AddisonWesley, 1984
Butterworth, T. e.a.
Clinical supervision and mentorship in nursing. Cheltenham: Stanley Thornes Ltd., 1997
Carpenito, L.J. (ed.)
Nursing diagnosis. Application to clinical practice. Philadelphia: Lippincott, 1995
College voor Zorgverzekeringen
Functiegerichte aanspraken, een gids voor uitleg in de praktijk. CVZ, 2003
Commissie Kwalificatiestructuur
Gekwalificeerd voor de toekomst. Kwalificatiestructuur en eindtermen voor verpleging en verzorging. Zoetermeer/Rijswijk: Ministerie OC&W / Ministerie VWS, 1996
Corbin, J.M. en A. Strauss
Unending work and care, managening chronic illness at home. San Francisco: Jossey Bass Publ.,
1985
Gordon, M.
Nursing diagnosis, process and application. New York: McGraw-Hill, 1995
Haterd, J. van de, e.a.
Beroepsprofiel van helpenden en verzorgenden. Utrecht: NIZW, 2000
HBO-Raad
Hoofdlijnen Evaluatieplan Proefaccreditering. Den Haag: HBO-Raad, 1999
Kohner, N. (ed.)
Clinical supervision in practice. London: King’s Fund Centre, 1994
85
Leistra, E. e.a.
Beroepsprofiel van de verpleegkundige. Maarssen: Elsevier / De Tijdstroom, 1999
Mast, J. en A. Pool
In de spiegel kijken. Werken aan competenties in de thuiszorg. Utrecht: NIZW, 2003a
Mast, J. en A. Pool
Competentiebeschrijvingen voor wijkverpleegkundigen. Module bij het handboek In de spiegel
kijken. Utrecht: NIZW, 2003b
Ministerie van VWS
Besluit Zorgaanspraken AWBZ. Den Haag: Ministerie van VWS, 2002
Nijhuis, C.
Gekwalificeerd voor nieuwe functies. Utrecht: LCVV, 2001
OVDB
Richtlijnen en voorschriften opleidingsprogramma verpleegkundige niveau 4 voor gediplomeerden van de opleiding ziekenverzorgende. Bunnik: OVDB, 1997
Pateman, B.
Clinical supervision in district nursing. Butterworth, T., Clinical supervision and mentorship in
nursing. Cheltenham: Stanley Thornes Ltd., 1998
Pool, A. en J. Egtberts
De steen de berg op rollen. Verpleegkundige psychosociale zorg voor chronisch zieken. Utrecht:
NIZW, 2001
Pool, A., C. Pool-Tromp e.a.
Met het oog op de toekomst. Beroepscompetenties van hbo-verpleegkundigen. Utrecht: NIZW,
2001
Raalte, B. van, R. Kuiperij, en M. Warringa / Stuurgroep wijkverpleging met toekomst
Spil in de zorg bij mensen thuis. Utrecht: LCVV, 1999
Sacket, D.L. e.a.
Evidence based medicine. How to practice and teach. London: Churchill Livingstone, 2000
Schön, D.A.
Educating the reflective practioner. San Francisco: Jossey-Bass, 1987
Schoot, T. en P. Stevens
Ontwerpen van zorg, vanuit verpleegkundig perspectief. Amsterdam: ThiemeMeulenhoff, 2000
Swaan, B. de
De mens is de mens een zorg. Amsterdam: Meulenhoff, 1989
86
Taylor, C.
De malaise van de moderniteit. Kampen: Kok/Agora, 1998
Van Dale, Groot woordenboek der Nederlandse taal. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie,
1992
Willems, D.
Coördinatie van zorg op het continuüm van vraag en aanbod. Graaff, H. de (red.), Case management: Een zorg minder? Utrecht: SWP, 1991
World Health Organization
International classification of functioning, disability and health. I.C.F. Geneva: WHO, 2002
87
NIZW, innovatiepartner in zorg en welzijn
Het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW is een onafhankelijke organisatie die
zich richt op het toepasbaar maken en overdragen van kennis aan professionals, beleidsmakers
en burgers in de sector zorg en welzijn. De inzet is aantoonbaar effectieve vernieuwingen in het
werkveld te realiseren en de kwaliteit van de beroepsuitoefening te verhogen.
In de sector zorg en welzijn werken zo’n 700.000 beroepskrachten en vele vrijwilligers op
terreinen als kinderopvang, maatschappelijke dienstverlening, sociaal-cultureel werk, ouderendienstverlening, jeugdzorg, maatschappelijke opvang, verzorgings- en verpleeghuizen, thuiszorg
en hulpverlening aan mensen met een handicap. Ook instellingen buiten de sector die zorg- en
welzijnsactiviteiten ondernemen, zoals opleidingen, provincies, gemeenten en woningbouwcorporaties, doen regelmatig een beroep op het NIZW.
Binnen het NIZW vormen de integrale activiteiten van de beleidscentra Jeugd, Zorg en Sociaal
Beleid de kern van de organisatie. Beleid en strategie van de centra zijn erop gericht om professionals in de sector te informeren, te adviseren en samen met hen innovaties in de praktijk
door te voeren. Tegelijkertijd investeert het NIZW in een aantal algemene functies, te weten
professionalisering, internationalisering en publieksinformatie.
Het werkprogramma van het NIZW komt tot stand in nauw overleg met het werkveld en het
ministerie van VWS. In het streven de doelmatigheid binnen de sector te bevorderen en zo veel
mogelijk maatschappelijk rendement te bereiken, zoekt het NIZW de samenwerking met
andere relevante partijen, met name binnen de landelijke kennisinfrastructuur. Op deze wijze
wil het NIZW bijdragen aan een zorgzame samenleving waarin de eigen verantwoordelijkheid
en keuzevrijheid van burgers vooropstaan. Het werk van het NIZW resulteert onder meer in
adviezen, facts en figures, databanken, implementatietrajecten, trainingen, congressen, boeken,
best practices, e-zines, nieuwsbrieven, websites, cd-rom’s en video’s.
Meer informatie over het NIZW is te vinden op www.nizw.nl.
Download