Zelfstudieopdracht 11.

advertisement
Zelfstudieopdracht 11
Stap 1
MS: Multiple sclerose (MS) is een ziekte waarbij de bescherm- en
isolatielaag rondom de zenuwen in de hersenen, ruggenmerg en
oogzenuwen (het centrale zenuwstelsel) is beschadigd. Hierdoor kunnen
onder andere problemen ontstaan met lopen, voelen en zien.
www.hersenstichtng.nl
Op enkele of vele plaatsen voorkomende verhardingen in ruggenmerg
en hersenen, gepaard gaand met geleidelijk toenemende neurologische
uitvalsverschijnselen van spieren of spiergroepen en van
gevoelszenuwen; de aandoening breidt zich langzaam verder uit en
bedreigt het leven zodra de ademhalingsspieren verschijnselen beginnen
te vertonen. (Klein geneeskundig woordenboek, bladzijde 450, P.A.A
Klok, H.E. Klok-Donker, C.W.M. Eelink-Klok)
Recidieven: hernieuwde ziekteverschijnselen van een ziekte die
schijnbaar genezen was. (Klein geneeskundig woordenboek, bladzijde
424, P.A.A Klok, H.E. Klok-Donker, C.W.M. Eelink-Klok)
Interferon: afweerstof tegen virussen, een glycoproteïne (uit suikers en
eiwitten samengestelde stoffen de o.a. in veel steunweefsels van het
lichaam voorkomen) dat door met virus besmette cellen wordt gemaakt
en aan de bloedbaan wordt afgegeven, waarna het andere cellen
verhindert viruseiwit te vermeerderen, te repliceren; onderscheiden
worden interferon-alfa, interferon-bèta en interferon-gamma. Het is
mogelijk interferon te laten aanmaken door bacteriën via recombinantDNA-techniek. (Klein geneeskundig woordenboek, bladzijde 243, P.A.A
Klok, H.E. Klok-Donker, C.W.M. Eelink-Klok)
IM: intramusculaire injectie, inspuiting in een spier. (Klein geneeskundig
woordenboek, bladzijde 239, P.A.A Klok, H.E. Klok-Donker, C.W.M.
Eelink-Klok)
Incontinentie: niet instaat zijn urine of ontlasting op te houden;
onvermogen de desbetreffende sluitspieren te beheersen. (Klein
geneeskundig woordenboek, bladzijde 235, P.A.A Klok, H.E. Klok-Donker,
C.W.M. Eelink-Klok)
Stap 2
Centrale vraag: welke stressoren kunnen in het leven van een MS
patiënt een rol spelen.
Wat kunnen redenen zijn dat mensen hun chronische ziekte zo
verschillend kunnen beleven
Stap 3 & 4
uitvalverschijnselen
krachtverlies
levensbedreigend
zenuwen
centraal zenuwstelsel
werksituatie verandert
incontinentie
hulpmiddelen voor het mobiliseren
jong chronisch ziek
last met de opvoeding van het dochtertje van 3
moeite met ADL
tintelingen en gevoelsvermindering
tekort aan energie, vermoeidheid
De ziekte kan invloed hebben op de relatie met haar man en de
thuissituatie.
rolverdeling verandert
zelfstandigheid
persoon/mens:



fysiologisch- ondersteuning nodig bij de ADL, die in niet
zelfstandig uit te voeren.
ontwikkelingsbepaald: De rolverdeling van het gezin verandert.
Het is een invloed bepalend door de levensfase.
sociaal cultureel: aanvraag hulpmiddelen voor het mobiliseren.
gezondheid (stressoren):
 krachtverlies
 vermoeidheid
 incontinent
 ziekte wordt erger
 tintelingen
 beschadigingen van de zenuwen
omgeving:
 mantelzorgers
 professionele zorg
verpleging:
 vormen van interventies en preventie.
 primaire preventie: niet te voorkomen
 secundaire preventie: niet te genezen
 tertiaire preventie: de interferon die erger voorkomt.
Stap 5
- Na mijn zelfstudie kan ik het ziektebeeld van MS beschrijven aan
de hand van blz 88 in het blokboek.
- Na mijn zelfstudie kan ik beschrijven welke problemen een patiënt
met MS ervaart.
- Na mijn zelfstudie kan ik de stressoren en hulpbronnen van een
patiënt met MS in beeldbrengen.
- Na mijn zelfstudie kan ik inspelen op de verschillende
copingsmechanismen. (welke invloed levensfase kan hebben op
de beleving)
- Na mijn zelfstudie kan ik aangeven wat de wmo voor iemand met
MS kan beteken.
Hoofdstuk 3 NSM lezen
Stap 6 & 7
Na mijn zelfstudie kan ik het ziektebeeld van MS beschrijven aan de
hand van blz 88 in het blokboek.
welk deel van een orgaansysteem is door de aandoening getroffen
het aangedane orgaanstelsel is het centraal zenuw stelsel.
Het centrale zenuwstelsel bestaat uit:
- de hersenen, gelegen in de schedelholte
- het ruggenmerg, lopend van de schedelbasis tot in de lumbale
streek(..) . het wordt door de beenderen van de ruggengraat
(wervels) beschermd tegen letsel.
Anatomie Fysiologie Ross and Wilson bladzijde 9-10
wat zijn de normale functies van het aangedane deel van het
orgaansysteem?
Hersenen: de hersenen liggen in de hersenpan en bestaat uit:
cerebrum (grote hersenen): De grote hersenen bestaan uit vier
kwabben: de frontaalkwab, de pariëtaalkwab, de achterhoofdskwab en
de slaapkwab.
- Frontaalkwab: Ook voorhoofdskwab genoemd. Dit is de grootste
van de vier hersenkwabben en neemt eenderde deel van de totale
hersenschors in beslag. Dit deel van de hersenen wordt gezien als
het meest geavanceerde deel, verantwoordelijk voor het
menselijke zelfbewustzijn. Het voorste gedeelte van de
frontaalkwab is de prefrontale cortex. Dit deel ligt direct achter
het voorhoofd en is verantwoordelijk voor cognitieve, emotionele
en motivationele processen, zoals plannen, impulsbeheersing en
doelgericht handelen. Dit worden ook wel de executieve functies
genoemd.
- Pariëtaalkwab: Ook wandbeenkwab genoemd. Van opzij gezien:
het aan de achter/bovenzijde gelegen deel van de hersenschors.
Dit deel van de schors is betrokken bij zintuiglijke en cognitieve
functies, zoals aandacht, ruimtelijk inzicht, lezen en rekenen. Het
voorste gedeelte van de pariëtaalkwab ontvangt zintuiglijke
informatie van de thalamus.
- Achterhoofdkwab: Ook occipitaalkwab genoemd. Van opzij
gezien: het aan de achterzijde gelegen deel van de hersenschors.
Dit is de kleinste hersenkwab, die betrokken is bij het zien.
- Slaapkwab: De slaapkwab ligt aan de zijkant van de hersenen en is
niet zichtbaar op bovenstaande dwarsdoorsnede.
Thalamus: Eivormige, grijze stof, gelegen in beide hersenhelften. Aan de
onderkant vergroeid met de hypothalamus en aan de zijkant met de
grote hersenen. De thalamus speelt een belangrijke rol bij de selectie
van prikkels die doorgegeven moeten worden aan de verschillende
delen van de hersenschors; de thalamus wordt daarom wel aangeduid
als de 'poort naar de hersenschors'. De thalamus bestaat uit een
dertigtal kernen met een eigen, verwante functie. Zij spelen een rol bij
het doorgeven en aanpassen van prikkels uit de zintuigen. Het gaat om
de gehoor- en gezichtszintuigen, evenals de waarneming van pijn,
temperatuur, tast en om de waarneming van de stand waarin het
lichaam zich bevindt. Wanneer de hersenschors hiertoe opdracht geeft,
kan de thalamus ook het doorgeven van bepaalde prikkels
onderdrukken: zo is het mogelijk dat we bijna niets horen als we ons
concentreren op wat we lezen. Ook is de thalamus betrokken bij de
bewustwording van bepaalde prikkels waaraan de hersenschors een
preciezere betekenis hecht. Het gaat hierbij vooral om de emotionele
connotaties die een gebeurtenis oproept. De thalamus is betrokken bij
de motoriek, en geeft informatie door vanuit de kleine hersenen en de
basale ganglia naar de motorische hersenschors. Ook speelt de thalamus
onder andere een rol bij de handhaving van het bewustzijn.
Hypothalamus: Het regelcentrum dat zorgt voor het handhaven van het
interne milieu (homeostase). Dit gebeurt zowel direct als indirect. Direct
door de aansturing van het autonome zenuwstelsel, dat
verantwoordelijk is voor processen als ademhaling, hartslag en
reguleren lichaamstemperatuur. Indirecte handhaving door het
organisme te motiveren bepaald gedrag te vertonen, bijvoorbeeld eten
als de hypothalamus een hongergevoel veroorzaakt.
De hypothalamus ligt aan de voor- en onderzijde van de thalamus,
weegt vier gram en neemt minder dan één procent van het
hersenvolume in beslag. Een belangrijke taak van de hypothalamus is de
besturing van het hormonale systeem. Dit gebeurt op twee manieren,
direct door de aanmaak van de hormonen, en indirect via de bloedbaan
door beïnvloeding van de hypofyse. De hypothalamus speelt daarnaast
een hoofdrol bij het reguleren van het autonome zenuwstelsel. Het
draagt bij aan het klaarmaken van het lichaam voor actie en aan het
herstel tijdens de rust. De hypothalamus regelt ook gevoelens van
honger, dorst en verzadiging en daarmee de energiehuishouding. Tot
slot bevat de hypothalamus de biologische klok via de nucleus
suprachiasmaticus. De hypothalamus bestaat uit meer dan tien
afzonderlijke kernen en heeft nauwe verbindingen met het limbisch
systeem en de hersenschors van de grote hersenen.
Mesencephalon (middenhersenen): Ook mesencephalon genoemd. Het
bovenste deel van de hersenstam. De middenhersenen zijn betrokken bij
de regulatie van zintuiglijke en motorische functies en spelen
bijvoorbeeld een rol bij de totstandkoming van oogbewegingen. Tevens
worden hier visuele en auditieve reflexen gecoördineerd. De elektrische
stimulatie van een deel van de middenhersenen, het peri-aquaductale
grijs, leidt tot volledig defensieve reacties, die zowel uit aanvallen als
verdedigen kunnen bestaan. Beschadigingen van de middenhersenen
kunnen het versterken of verzwakken van verdedigingsreacties tot
gevolg hebben.
Pons (hersenstam): Ook brug van Varol genoemd. Een forse uitstulping
van zenuwvezels die gelegen is tussen het verlengde merg en de
tussenhersenen. De pons houdt met twee stevige armen de kleine
hersenen vast en verzorgt daarmee het contact tussen grote en kleine
hersenen. Het is een onderdeel van de hersenstam. De pons zorgt
ervoor dat prikkels van het evenwichts- en gehoororgaan doorgegeven
worden aan de kleine hersenen.
Medulla oblongata (verlengde merg): Ook medulla oblongata genoemd.
Het overgangsgebied van het ruggenmerg naar de hersenen. Het
verlengde merg is niet groter dan het laatste kootje van de pink, maar is
van vitaal belang. Het bevat bijvoorbeeld kernen die betrokken zijn bij
het regelen van de ademhaling, hartslag, slikken, de omvang van kleine
bloedvaten en daarmee indirect de bloeddruk, waken, slapen, hoesten
en braken en andere vitale functies.
Tevens bevat het verlengde merg de piramidekruising, waar
zenuwbanen oversteken zodat de linker hersenhelft de rechterkant van
het lichaam bedient. Het is een belangrijke schakelcentrale tussen
ruggenmerg en overige hersendelen.
Cerebellum (kleine hersenen): Ook cerebellum genoemd. De aan de
achteronderzijde van de schedel gelegen bal zenuwweefsel. De kleine
hersenen omvatten ongeveer éénachtste deel van de hersenmassa,
bevatten meer dan de helft van alle zenuwcellen en zijn sterk geplooid.
Ze liggen redelijk afgescheiden van de rest van het centraal
zenuwstelsel. Het cerebellum is betrokken bij de voortbeweging en bij
het bewaren van het evenwicht, maar is niet noodzakelijk voor het
samentrekken van spieren of voor de waarneming van de stand van het
lichaam. Zo kunnen spieren na een operatieve verwijdering van de
kleine hersenen nog even krachtig aangespannen worden. De functie
van het cerebellum is indirect. Het houdt in de gaten of het doel van
bepaalde bewegingen bereikt wordt en zorgt eventueel voor aanpassing
van bewegingen. Door een beschadiging van de kleine hersenen worden
bewegingen veel minder gecoördineerd, de persoon lijkt wel dronken.
Hij stoot tegen dingen aan en is erg onhandig (ataxie). Maar de kleine
hersenen doen meer dan alleen bewegingen controleren. Ze zijn ook
betrokken bij impliciet leren, vormen van leren die buiten het bewustzijn
omgaan, maar die wel merkbaar zijn in gedrag. Niemand weet precies
wat hij bij tennis moet doen om de arm goed te bewegen, maar door
oefenen krijgen we de beweging onder controle. Ook spelen de kleine
hersenen een rol bij taal en bij taken die een beroep doen op het
werkgeheugen, zoals het herhalen van een telefoonnummer om het niet
te vergeten. Anatomisch kunnen de kleine hersenen ingedeeld worden
in een centraal deel, met daaromheen twee halve bollen (hemisferen).
De buitenkant van het cerebellum wordt net als bij de grote hersenen
aangeduid als de schors (cortex cerebelli). Deze bestaat uit veel
windingen (gyri), zodat zeer veel cellen een plaats hebben. Aan de
buitenkant zien we daardoor veel parallelle groeven (sulci) lopen.
Het ruggenmerg: Het ruggenmerg is het onderdeel van het centraal
zenuwstelsel dat het onderste gedeelte van de hersenen (de
hersenstam)met het perifere zenuwstelsel verbindt. Het bestaat uit een
bundel zenuwbanen (ook wel axonen genoemd) die door de
wervelkolom naar de rest van het lichaam loopt. Het laatste gedeelte
van het ruggenmerg wordt cauda equina genoemd (dit betekent
“paardenstaart”) en bevindt zich weliswaar in het onderste gedeelte van
de wervelkolom, maar wordt niet tot het central zenuwstelsel gerekend,
maar tot het pirifiere zenuwstelsel.
Het ruggenmerg bestaat uit opstijgende en dalende zenuwbundels. Via
opstijgende banen bereikt de sensorische informatie van de zintuigen de
hersenen. Dit worden ook wel afferente banen genoemd. Via de dalende
banen sturen de hersenen het lichaam aan. Dit worden de efferente
banen genoemd. Op verschillende plaatsen verlaten deze banen de
wervelkolom. De zenuwen die naar de armen gaan verlaten het
ruggenmerg vlak onder de nek en de zenuwen die de benen aansturen
verlaten het ruggenmerg ter hoogte van de onderrug. Als het
ruggenmerg onderbroken is, bijvoorbeeld door een ongeluk, kunnen de
hersenen dus geen informatie meer ontvangen van de zintuigen en de
spieren niet meer aansturen. Het gevolg daarvan is een verlamming. Hoe
hoger de locatie van de schade, hoe groter de verlamming.
Het ruggenmerg is overigens niet alleen een verbinding tussen het
perifere zenuwstelsel en het centraal zenuwstelsel. Het kan ook zelf
bewegingen aansturen. Denk daarbij aan het voorbeeld van de kip
zonder kop. Ook nadat de kop (en dus de hersenen) van het ruggenmerg
gescheiden zijn, kan de kip blijven bewegen. Dit komt doordat bepaalde
reflexen en eenvoudige bewegingspatronen zonder tussenkomst van de
hersenen kunnen verlopen.
In welk opzicht verschilt de bouw van het aangedane orgaansysteem
van het gezonde orgaansysteem.
Door MS wordt de myeline (witte stof rond de zenuwen) beschadigd.
Uitgebreide ontstekingen laten vaak een litteken achter, ook wel een
sclerotische plaque genoemd. Op de plaatsen waar dit litteken is
ontstaan werkt het zenuwstelsel niet goed meer en kunnen de
boodschappen alleen nog maar vertraagd of helemaal niet meer
doorgegeven worden. Chronisch zieken 211
wat is de oorzaak van het disfunctioneren van het orgaansysteem?
De oorzaak van MS is onbekend, maar er zijn wel verschillende factoren
bij betrokken.
- het lijkt een aandoening te zijn van het auto-immuunsysteem,
mogelijk geactiveerd door een virusinfectie. Door de virusinfectie
wordt de myeline (witte stof rond de zenuwen, komt allen voor in
centraal zenuwstelsel) beschadigd (ontstoken). Uitgebreidere
ontstekingen laten vaak een litteken achter, ook wel sclerotische
plaque genoemd. Op die plaatsen werkt het zenuwstelsel niet
meer goed en kunnen de boodschappen alleen nog maar
vertraagd of helemaal niet meer worden doorgegeven vanuit de
hersenen naar de organen in het voedingsgebied van de zenuwen.
- Omgeving speelt een rol, ziekte komt het meest voor bij mensen
die in een gematigd klimaat leven, degenen die naar een ander
klimaat verhuizen blijven vatbaar.
- Erfelijke factoren spelen een rol, kans op de ziekte verhoogt
wanneer een familielid deze al heeft.
- Bladzijden 213 chronischzieken
welke functieverandering kan ja daaruit afleiden?
Het centrale zenuwstelsel kan minder goed impulsen doorgeven aan de
delen van het lichaam. De skeletspieren verzwakken en soms ontstaat er
stijve verlamming. Ook kan de coördinatie en de bewegelijkheid verloren
gaan.
Hoe kunnen de klachten van symptomen van het ziektebeeld vanuit de
gegevens bij 2, 3 en 4 verklaard worden?
De primaire klachten van MS zijn: verminderde kracht, vermoeidheid,
tremoren, pijn, blaas- en darmfunctievermindering en problemen met
het zien. De primaire klachten ontstaan als gevolg van het beschadigen
van de myeline in het centraal zenuwstelsel.
De secundaire klachten zijn de complicaties als gevolg van de
aandoening, zoals: vallen, verminderde activiteiten, gebrek aan slaap en
urineweginfecties.
De tertiaire klachten zijn de psychosociale problemen die ontstaan als
primaire en secundaire problemen niet aangepakt worden. Tertiaire
klachten zijn: verlies van werk, veranderingen in rollen, echtscheiding en
een depressie.
De meest voorkomende klachten van MS zijn:
 moeheid
 stoornissen in het gezichtsvermogen
 gevoelsstoornissen, zoals prikkelingen en tintelingen in handen,
armen en benen.
 krachtsvermindering van de benen.
 stuurloze en ongecoördineerde bewegingen.
 duizeligheid
 pijn door de aangetaste zenuwen.
 blaasproblemen, ontstaat door een overactieve blaasspier of
retentie door een verzwakte blaasspier.
 darmstoornissen, obstipatie door de vertraagde darmwerking,
verslapte buikspieren en verminderde mobiliteit.
 seksuele stoornissen
 geheugen- en concentratiestoornissen (lichte cognitieve
stoornissen)
welke onderzoeken kan een arts laten verrichten om tot de juiste
diagnose te komen?
Het stellen van de diagnose MS is vaak niet eenvoudig, het ziektebeeld
kan zich grillig voordoen door het komen en gaan van de klachten. De
klachten zijn vaak niet specifiek voor MS; ze kunne ook bij andere
ziektebeelden passen. Bovendien bestaat er geen diagnostische test
(meettechniek) voor MS, waarmee die ziekte met 100% zekerheid kan
worden vastgesteld.
De diagnose kan gesteld worden op grond van:
- Het verloop van de ziekteverschijnselen
- De klinische symptomen
- Het verhaal van de cliënt
- Met behulp van de resultaten van (hulp)onderzoek.
Om meer zekerheid te krijgen van de diagnose MS is een aantal
(hulp)onderzoeken mogelijk, namelijk:
- neurologisch onderzoek: wordt uitgevoerd door de neuroloog en
bestaat uit een systematisch onderzoek van de hersenzenuwen,
de motoriek, de reflexen, de sensibiliteit (onderzoek naar
gevoelsstoornissen), de coördinatie en de hogere hersenfuncties
-
-
-
-
(bewustzijn, geheugen, taalgebruik, rekenen, oriëntatie in tijd en
plaats)
lumbaalpunctie: hierbij wordt liquor afgenomen, dit hersenvocht
wordt onderzocht op eiwitten die wijzen op een
ontstekingsreactie.
MRI: met een MRI onderzoek kunnen de littekens in het centraal
zenuwstelsel zichtbaar worden gemaakt, naarmate er meer
afwijkingen op de MRI te zien zijn (multiple) wordt de diagnose
MS zekerder.
Neurofysiologisch onderzoek: onderzoek gebaseerd op het feit dat
de zenuwen elektrische prikkels geleiden, bij MS is deze
prikkelgeleiding verstoord. Als er lichte elektrische stroomstootjes
worden opgewekt in der hersenen en de geleidingssnelheid ervan
wordt gemeten, kan er worden bepaald of er stoornissen zijn in de
prikkelgeleiding van de zenuwen. Bij MS is de geleidingssnelheid
verhoogd.
(verpleegkundige in de zorg aan chonisch zieken, blz. 215)
wat zullen de bevindingen zijn bij deze onderzoeken?
Bij neurologisch onderzoek zullen de bevindingen zijn dat de
hersenzenuwen, de motoriek, de reflexen, de sensibiliteit, de
coördinatie en de hogere hersenfuncties verminderd of verstoord zijn.
Bij de lumbaalpunctie wordt er een verhoogd eiwitgehalte en extra
afweerstoffen gevonden. Bij de MRI wordt het littekenweefsel zichtbaar
en bij neurofysiologisch onderzoek is de geleidingssnelheid verhoogd.
(verpleegkundige in de zorg aan chronisch zieken, blz 215)
welke maatregelen kunnen genomen worden om de klachten tegen te
gaan?
Er bestaat op het moment geen behandeling die MS geneest, wel zijn er
medicijnen ontwikkeld die het verloop van MS kunnen beïnvloeden.
Hiernaast bestaat de behandeling uit het bestrijden van de klachten en
symptomen door MS. Bij de medicamenteuze behandeling van MS richt
men zich op de werking van het immuunsysteem om de
ontstekingsreactie te beïnvloeden.
Remmende medicijnen
- infuusbehandeling met corticosteroïde: (beterbekend als
Methylprednisolon) corticosteroïde zijn effectief bij een tijdelijke
verergering van de symptomen door de ontstekingen in de
myelineschede. Het heeft een remmende werking op het
ontstekingsproces, en worden toegediend via een infuus in
verschillende schema’s. (minder effectief bij een progressief
verloop van MS)
- Interferon: interferonen zijn eiwitten die invloed uitoefenen op
verschillende onderdelen van het afweersysteem. De
interferonbehandeling is een behandeling die het ziekteproces
kan vertragen. Een behandeling met interferon vermindert het
aantal en de ernst van de aanvallen en w=vertraagt dus het ziekte
proces. (minder effectief bij progressief verloop MS, geen effect
op reeds bestaande beprekingen)
- Glatirameer acetaat: medicijn voor MS onder merknaam
Copaxone. Copaxone werkt anders dan interferon, maar de
effecten op het ziekteproces zijn ongeveer gelijk en wordt ook per
injectie toegediend. Glatirameer helpt om de schade in het
centraal zenuwstelsel te verminderen. Het heeft over het
algemeen geen bijwerkingen en mag alleen worden
voorgeschreven voor cliënten met een aanvalsgewijs verloop van
MS.
- Mitoxantrone (Novantrone): is een cytostaticum (…) en vormt een
alternatief voor de behandeling van MS, vooral MS in ernstige
vorm lijkt te gaan verlopen. Mitoxantrone wordt toegediend per
infuus. Mitoxantrone heeft als bijwerking hartspier falen, dus het
van belang om voor en na de behandeling een hartspierfunctie
onderzoek uit te voeren.
- Tysabri: tysabri bevat een antilichaam dat voorkomt dat de
immuun cellen (witte bloedcellen), die de ontstekingen van MS
veroorzaken de hersenen binnendringen. Tysabri kan MS niet
genezen, maar remt het ontstekingsproces af, het effect kan zijn
dat het aantal MS aanvallen relatief vermindert. Tysabri wordt om
de vier weken per infuus gegeven.
Symptoommedicijnen
Symptoommedicijnen kunnen de klachten die uit de ziekte voortkomen
verlichten of verminderen. Bij MS kunnen klachten ontstaan op
verschillende gebieden die een grote inpact hebben op het dagelijks
leven van de cliënten met MS. Voor dit soort klachten kan een
behandelend arts vaak medicijnen voorschrijven. Bijvoorbeeld
medicijnen tegen; pijn, de vermoeidheid, de spasmen, de stoornissen
van blaas of darmen, of bijvoorbeeld antidepressiva.
Behandelingen gericht op klachten en symptomen
- fysiotherapie/oefentherapie: oefeningen gericht op het behoud
van spierkracht, het berstijden van spierstijfheid en spasmen,
pijnbestrijding en het bevorderen van de mobiliteit en de
zelfredzaamheid in het dagelijkse leven.
- Ergotherapie: gericht op het bevorderen van de zelfstandigheid
van de client met MS in zijn eigen woon- werkomgeving. De
ergotherapeut leert de client de mogelijkheden die er zijn te
benutten, maar kijkt met name naar ed functionele mogelijkheden
en beperkingen bij de persoonlijk verzorging, huishouding, werk,
hobby’s, woninginrichting en het omgaan met communicatie
apparatuur. Een ergotherapeut adviseert bij het aanvragen van
aanpassingen en hulpmiddelen.
- Revalidatie: letterlijk ‘opnieuw geschikt maken’. Revalidatie kijkt
naar de lichamelijke, geestelijke en sociale gevolgen van MS in
totaal, de nadruk op de vraag wat men niet meer kan , wat dit
betekent en wat de beste manier is om daarmee om te gaan. Bij
revalidatie is een team van hulpverleners betrokken; voor iemand
met MS kan dat een revalidatie arts zijn, een verpleegkundige, een
fysiotherapeut, een ergotherapeut, een logopedist, een medisch
instrumentmaker, een orthopedisch schoenmaker, een
maatschappelijk werker, psycholoog, neuroloog, uroloog.
Welke maatregelen zijn preventief, welke curatief en welke paliatief en
waarom?
Preventief: geen van alle behandelingen zijn preventief, wanneer
medicatie nodig is, is de ziekte al aanwezig en valt deze niet meer te
voorkomen;.
Curatief: geen van alle behandelingen zijn curatief, want MS is niet te
genezen:
Palliatief: alle behandelingen zijn palliatief, ze zijn klachten reducerend
en voorkomen erger.
Hoe ziet de toekomstverwachting van een patiënt met deze
aandoening eruit?
De gevolgen van MS zijn zeer divers en kunnen leiden tot problemen bij
zelfverzorging, mobiliteit, arbeid en vrijetijdsbesteding. Het verloop van
MS is bij iedere persoon anders en moeilijk te voorspellen. Invaliditeit
kan jaren uitblijven maar de ziekte kan soms ook erg snel verlopen. MS is
vrijwel nooit een dodelijke ziekte. Gemiddeld is de levensverwachting
slechts enkele jaren verkort. Bij de meeste patiënten verloopt de ziekte
in periodes van verbeteringen en verslechteringen.
Omdat niet te voorspellen is hoe de ziekte zich zal ontwikkelen is het
geven van een prognose heel moeilijk. Het grootste percentage cliënten
met MS blijft in meer of mindere mate mobiel en dat een klein
percentage uiteindelijk ernstig invalide raakt. MS is geen dodelijke
ziekte, het komt zelden voor dat een patiënt overlijdt aan MS. Wel
kunnen patiënten in een later stadium overlijden aan de complicaties die
kunnen ontstaan door MS, zoals een longontsteking en een
urineweginfectie. Deze complicaties zijn indirecte gevolgen van MS en
kunnen soms het leven bekorten.
Na mijn zelfstudie kan ik beschrijven welke problemen een patiënt met
MS ervaart.
Na mijn zelfstudie kan ik de stressoren en hulpbronnen van een patiënt
met MS in beeldbrengen.
- zie notulen
Na mijn zelfstudie kan ik inspelen op de verschillende coping
mechanismen. (welke invloed levensfase kan hebben op de beleving)
-probleem gericht
-emotioneel gericht
Na mijn zelfstudie kan ik aangeven wat de WMO voor iemand met MS
kan beteken.
Uitvoering van de WMO is in handen gelegd van de gemeenten. De
gemeenten moeten hun inwoners compenseren voor de beperking die
zij hebben om aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen. We
noemen die het compensatiebeginsel. Voorop staat dat mensen zelf
hulp moeten regelen, wanneer dit niet lukt kan aanspraak ontstaan op
de Wmo. De volgende voorzieningen worden door de Wmo
gefinancierd:
- hulp bij het huishouden
- woonvoorzieningen, zoals een traplift
- rolstoel of ander verplaatsingsmiddel
- vervoersvoorzieningen
- gehandicaptenparkeerplaatsen
- welzijnswerk
- ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers
- verslavingsbeleid
- vrouwenopvang
- maatschappelijke opvang
- openbare geestelijke gezondheidszorg
- bestrijding huiselijk geweld
voor sommige hulpmiddelen of voorzieningen moet soms een eigen
bijdrage worden betaald, de hoogte is afhankelijk van het aantal
personen binnen het huishouden, het inkomen en de gemeente waar de
aanvrager woont.
Bij de WMO bestaat ook de mogelijkheid om een persoonsgebonden
budget aan te vragen voor hulp in de huishouding, hulpmiddelen en
woonvoorzieningen.
Wat de WMO voor een cliënt met MS kan doen is verschillende per
situatie waarin de cliënt verkeerd. Wanneer je er vanuit gaat dat er geen
bijkomende complicaties zijn kan de WMO het volgende voor een cliënt
met MS betekenen:
- hulp bij het huishouden
- woonvoorzieningen, zoals een traplift
- rolstoel of ander verplaatsingsmiddel
- vervoersvoorzieningen
- ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers
- gehandicaptenparkeerplaatsen
Hoofdstuk 3 NSM lezen
Download