Semantiek

advertisement
Dynamische Semantiek
Voor beginners
Henriëtte de Swart
Dynamische Semantiek

Semantiek: studie van betekenis van
natuurlijke taal.
 Statisch: waarheidscondities van zinnen.
 Dynamisch: ontwikkeling van semantische
representaties over zinsgrenzen heen.
Incrementele interpretatie

Incrementele interpretatie: toevoegen van
nieuwe informatie aan oude.
 Taal niet symmetrisch: links-rechts
asymmetrie.
 Zinnen later in discourse geïnterpreteerd in
de contekst gecreëerd door eerdere zinnen.
Meer dan zinnen…

Betekenis van teksten.
 Is de semantiek van teksten ‘anders’ dan de
semantiek van zinnen?
 Discourse coherentie bepaalt
welgevormdheid van tekst.
 Wat is discourse coherentie? Hoe meet je
dat?
Intuïties

Wie en wat

Over wie gaat het in de discourse?
 Discourse referenten.
 Wat zeggen we over die personen?
 Eigenschappen, relaties.
 Wat gebeurt er?
 Ontwikkeling van temporele structuur.
 Discourse Representatie theorie (DRT).
DRT

Jan houdt van Petra.
drs

u, v
discourse
referenten
Jan=u
Petra=v
u houdt-van v
discourse
condities
Discourse representation structure (DRS)
DRS

Discourse Representation structure (DRS):
representatie van informatie gegeven in de
discourse.
 Discourse referenten: discourse universum,
entiteiten die als ‘anker’ fungeren voor
predicatie.
 Discourse condities: informatie die bekend
is over discourse referenten.
Incrementele informatie

Update van DRS: nieuwe zin breidt DRS
uit.
 Jan houdt van Petra. Zij is zijn baas.
 Jani houdt van Petraj. Zijj is zijni baas.
 Tweede zin wordt geïnterpreteerd in de
contekst van de eerste: update van DRS.
Update van DRS

Jani houdt van Petraj. Zijj is zijni baas.
anafora
resolutie
u,v, w, x
Jan = u
Petra = v
u houdt van v
zij = w
zijn = van x
w=v
x=u
v is baas van u
Anafora resolutie

Zij, zijn: persoonlijke voornaamwoord
(pronomen).
 Anaforisch: voor hun interpretatie
afhankelijk van andere referentiële
uitdrukking.
 Anafora resolutie: oplossing van
referentiële afhankelijkheid.
Indefinieten in DRT (1)

Indefiniet: een student, twee boeken.
 Rol: introductie nieuwe discourse referent.
 Een student kwam binnen. Hij had een
vraag over het tentamen.
 Gisteren gebeurde het. Een studenti kwam
binnen. Hiji had een vraag over het
tentamen.
Indefinieten in DRT (2)

Een student kwam binnen.


introductie
nieuwe dr
u
Student(u)
u kwam binnen
Anafora resolutie

Een studenti kwam binnen. Hiji had een
vraag over het tentamen.
anafora
resolutie
u, x
Student(u)
u kwam binnen
hij = x
x=u
u had een vraag
Incoherentie

#Gisteren gebeurde het. Hij had een vraag
over een tentamen. Een student kwam
binnen.
x
hij = x
x=?

Antecedent van anaforisch pronomen moet
toegankelijk zijn (links, of ‘hoger’).
Statische semantiek.

Een student kwam binnen.
 Eerste orde predikaten logica.
 x Student(x) & Binnenkomen(x).
 Hij had een vraag over het tentamen.
 Had_een_vraag(y).
 Hoe verbinden we y aan x?
 y is niet in het bereik van kwantor 
Een oplossing?

Probleem: bereik van kwantor houdt op bij
zinsgrens.
 Oplossing: verander definitie van bereik.
Stel: bereik van kwantor houdt niet op bij
zinsgrens.
 x Student(x) & Binnenkomen(x) &
had_een_vraag(x).
 Intuïtie: update.
Probleem

Iedereen belde na het college. Hij had een
vraag over het tentamen.
 Iedereeni belde na het college. Hij ji had
een vraag over het tentamen.
 EOL met bereik uitbreiding: x Student(x)
 [Binnenkomen(x) & had_een_vraag(x)].
 ‘klassieke’ EOL OK voor , niet voor .
De puzzel

Waarom kan een indefiniet wel het
antecedent zijn van een discourse
pronomen, maar een universele kwantor
niet?
Drie oplossingen
(i) Omdat indefinieten een andere semantiek
hebben dan kwantoren (DRT).
(ii) Omdat existentiële kwantoren een andere
definitie van bereik hebben dan universele
kwantoren (dynamische predikaatlogica).
(iii) Omdat discourse pronomina zich anders
gedragen dan gebonden pronomina (e-type
analyse).
Dynamische predikaatlogica

In dynamische predikaatlogica geldt de
volgende equivalentie:d ;   d [; ],
waar ; is dynamische conjunctie.
 Intuïtie: bij een dynamische conjunctie
speelt update van informatie een rol.
 Discourse referenten d geïntroduceerd door
existentiële kwantoren blijven toegankelijk
in latere discourse.
E-type analyse

Discourse pronomina functioneren niet als
gebonden variabelen, maar als verborgen
definiete descripties.
 hij = de student die binnenkwam.
 Descriptieve content van e-type pronomen
wordt gereconstrueerd op basis van
contekstuele informatie.
‘Ezelzinnen’

Speciale betekeniseffecten van indefinieten
zijn niet beperkt tot discourse anafora.
 Onder kwantificatie en in conditionele zinnen
vinden we dezelfde contrasten.
 Iedere boer die een ezeli heeft slaat hemi.
 Als een boeri een ezelj heeft slaat hiji hemj.
 #Iedere boer die iedere ezeli heeft slaat hemi.
Keuze van uitdrukking
Referentiële hiërarchie:
pronomen < definiet < indefiniet.
 Al er meerdere discourse referenten zijn is
keuze van uitdrukking afhankelijk van
‘salience’ in discourse: wie staat er in de
aandacht?

Salience in context

Er was eens een prinses. Zij zag een kikker.
Zij kuste hem. De kikker veranderde in een
prins. De prins en de prinses trouwden. En
zij leefden nog lang en gelukkig..
 Introductie nieuwe dr: indefiniet.
 Continuing topic: pronomen (su-su).
 Shifting topic: definiet (do-su).
 Centering theory.
Anafora resolutie met definieten

Descriptieve content N meenemen: altijd
‘omhoog’ in de lexicale hiërarchie, soms
ook ‘omlaag’, vgl:
 Elly liet haar hond uit in het plantsoen. Het
dier/de teckel dartelde in het rond.
 Elly liet haar hondi uit in het plantsoen. Het
dieri/?de teckeli dartelde in het rond.
Computationele toepassing

Anafora resolutie door automatische
systemen: inbouwen van entailment relaties
volgend uit syntactische structuur (Adj+N)
en lexicon (ISA hiërarchie).
 Nuttig voor natuurlijke taal verwerkende
systemen (zinnen/teksten).
Informatie structuur

topic-comment (ook: theme-rheme).
 Focus-background.
 Distincties lopen door elkaar: wat topic is is
(vaak) deel van background, wat focus is is
(vaak) deel van comment.
Topic-comment

Topic: waar gaat het over? Comment: wat
zeg je er over. Categoriale zinnen: topic +
comment.
 Contekst: er is een gier ontsnapt uit een
dierenpark. Op het nieuws wordt gezegd:
 De ontsnapte gier is gevaarlijk voor
kinderen.
 [De ontsnapte gier]topic [is gevaarlijk voor
kinderen]comment
Focus-background

Focus: nieuwe informatie.
 Background: oude informatie.
 Wat heb je gekocht? Ik heb een t-shirt
gekocht.
 Ik heb [een t-shirt]focus gekocht.
 Ik heb een T-SHIRT gekocht.
 Fonologische realisatie van focus: stress op
diepst ingebedde constituent.
Contrastieve focus.

Heb je een groen t-shirt of een blauw t-shirt
gekocht?
 Ik heb een BLAUW t-shirt gekocht.
(contrastieve focus)
 #Ik heb een blauw T-SHIRT gekocht.
(informatie focus)
All-focus vs. topic-comment

Hoe gaat het met de katholieke kerk?
 DE PAUS is dood
(all focus)
 Hoe gaat het met de paus?
 De paus is DOOD.
(topic-comment).
 (Reconstructie van) de vraag waar de zin
een antwoord op geeft is goede manier om
focus-achtergrond relatie te bepalen.
Focus en syntaxis (1)

Truman is DOOD.
 JOHNSON is dood.
 Italiaans: preverbale/postverbale
subjectpositie.
 Truman è MORTO.
 È morto JOHNSON.
 #JOHNSON è morte.
Focus en syntaxis (2)

Tjechisch: tamelijk vrije woordvolgorde. In
contekst: links-rechts  oud-nieuw.
 Jeden voják poslal jednomu děvčeti DOPIS.
A
soldier sent a
girl a lettter
 Poslal jeden voják jednomu děvčeti DOPIS.
 Jeden voják jednomu děvčeti poslal DOPIS.
Focus en syntaxis (3)

Hongaars: focus bepaalt syntactische
structuur.
 Ném PÉTER sétál Máriával
 Niet Peter loopt Maria-met
 *Ném Péter MÁRIÁVAL sétál.
 Máriával SÉTÁL nem Péter.
 Syntactische focus: direct preverbaal.
Focus en syntaxis (4)







Catalaans (Vallduví 1994): link-focus-tail.
Link ~ topic.
Focus: nieuwe informatie
Tail: deel van oude informatie dat geen topic is.
Hi fiquem el GANIVET, al calaix.
Ik legde het MES,
in de la.
El ganiveti, eli vaig ficar al calaix de DALT.
Wat gebeurt er?

Verhaal heeft narratieve structuur: en toen
en toen en toen..
 Narratieve structuur ~ ontwikkeling
verteltijd (vertel gebeurtenissen in hun
natuurlijke volgorde).
 Rhetorische structuur bepaalt coherentie
tekst.
‘Natuurlijke’ volgorde

Hanna werd wakker, rekte zich nog eens uit, en sprong
kwiek uit bed. Zij nam een douche, ontbeet met een
crackertje, en stapte om 8 uur op de fiets om naar het
werk te gaan.
 ???Zij nam een douche, rekte zich nog eens uit, ontbeet
met een crackertje, en sprong kwiek uit bed. Hanna
werd wakker, stapte om 8 uur op de fiets om naar haar
werk te gaan en nam een douche.
 Zinnen in tekst: S1, S2, … Sn betekent temporele
structuur zodanig dat e1 < e2 < e3, … en.
Elaboratie

Elaboratie (substructuur van een
gebeurtenis)
 We hadden een heerlijke maaltijd in het
restaurant. We namen een salade, asperges
met ham, en rabarbertaart toe. Het was niet
eens erg duur.
 Meer rhetorische relaties: background,
explanation, result, …
Redeneren met taal

Inferentie relaties:
 Entailment (logische inferentie);
 Presuppositie (vooronderstelling);
 Implicatuur (voor de hand liggende
inferentie).
Entailment
heeft een langharige teckel 
 Elly heeft een teckel 
 Elly heeft een huisdier 
 Elly heeft iets.
 Want: deelverzamelingsrelatie
 Nuttige toepassing: anafora resolutie
 Elly
Presuppositie

Presuppositie triggers: talige uitdrukkingen
die een presuppositie introduceren
 Eva is ook naar Parijs geweest.
 Elly betreurt het dat Piet niet meegaat.
 Mijn fiets is gestolen!
 Petra is nog ziek.
Presuppositie

Zonder waarheid van de vooronderstelling
geen zinnige uitspraak (i). I.t.t. entailment
geldt: presuppositie blijft behouden onder
negatie (ii), of in een vraag (iii):
 (i) De koning van Frankrijk is kaal.
 (ii) De koning van Frankrijk is niet kaal.
 (iii) Is de koning van Frankrijk kaal?
Accomodatie

Accomodatie: zonder tegenspraak vul je de
waarheid van de presuppositie in als
aanvullende kennis als je die nog niet had.
 Mijn fiets is gestolen (kennelijk heb ik een
fiets).
 Petra is nog ziek (kennelijk was ze al ziek).
Bereik en presuppositie
“Onlangs gaf Condoleezza Rice een verklaring uit waarin
stond dat een inval in Iran nu niet op de agenda stond van
het Witte Huis. Ik keek naar het bericht op teletekst met de
historicus XX. Hij zei: ‘Als het Witte Huis gaat ontkennen
dat het nu op de agenda staat ga ik me pas echt zorgen
maken.’ Pas door de ontkenning wordt de invasie een
reële optie.”
Volkskrant 19-2-’05.
Bereik van niet is nu.
Rest van de zin: voorondersteld als waar.
Dus: invasie staat wel ‘ooit’ op de agenda.
Implicatuur
Grice: implicatuur als ‘invited inference’
 Zwakste vorm van inferentie: je neemt de
inferentie aan, tenzij die een tegenspraak of
anderszins ongewenst resultaat zou
opleveren, dan verwerp je ‘m gewoon.
 Jullie mogen hoofdstuk 1 lezen. (oh, dus het
hoeft niet?!)

Scalaire implicaturen
Assertie van ‘zwakkere’ uitspraak betekent
dat spreker ‘sterkere’ betekenis niet voor
zijn rekening neemt.
 Jullie mogen hoofdstuk 1 lezen. (oh, dus het
hoeft niet?!)
<mogen, moeten>
 Een aantal mensen hebben het tentamen
gehaald (oh, dus niet iedereen?!) <,>
 Wilt u soep of salade (exclusief) <, >

Cancel implicatuur

Jullie mogen hoofdstuk 1 lezen (of liever
gezegd, het moet!).
 Een aantal mensen hebben een voldoende
(dat aantal is iedereen op mijn lijst!).
 Wilt u soep of salade vooraf? (Allebei
graag!).
 Een invasie staat nu niet op de agenda (ik
heb toch niks gezegd over later?!).
Download