Cohen, moslims en orthodoxe Joden Deze week publiceerde het weekblad Vrij Nederland een groot interview met Job Cohen, de huidige partijleider van de PvdA. Hij was tot voor kort de burgemeester van Amsterdam. Job Cohen stelde dat de moslims in ons land worden buitengesloten, in het bijzonder door de PVV van Geert Wilders. Hierbij maakte Job de vergelijking met de Joodse bevolking in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog. In principe stelt Cohen ’dat moslims de nieuwe Joden zijn’ . Van alle missers die Job Cohen de laatste jaren heeft gemaakt, is dit tot nu toe de meest pijnlijke. De PvdAleider is zelf van Joodsen huize, doch werd pas na de Tweede Wereldoorlog geboren (1947). Dus heeft hij persoonlijk nooit meegemaakt op welke wijze de Europese Joodse bevolking in de jaren ’30 stap voor stap van alle rechten werd ontdaan en ten slotte in de jaren ’40 werd gedeporteerd en vermoord. Getuige In tegenstelling tot Job Cohen ben ik daar wél getuige van geweest. Zelf kom ik uit een joods-christelijk-socialistisch milieu. Als kind groeide ik op in de Transvaalbuurt in Amsterdam-Oost. Dat was toen een overwegend Joodse buurt. Daar woonden de mensen die in het begin van de 20e eeuw de doodarme en gedeeltelijk verpauperde Joodse buurt in het hartje van Amsterdam achter zich hadden gelaten. Ze vormden een ontwikkelde klasse van gespecialiseerde arbeiders (zoals diamantslijpers), onderwijzers, ambtenaren en kleine middenstanders. Ze lazen allemaal kranten en waren, voor die tijd, zeer goed op de hoogte van wat er in het buitenland gebeurde. In het bijzonder wisten ze wat zich in Duitsland afspeelde onder het nationaalsocialisme van Adolf Hitler. Maar ze voelden zich hier veilig omdat ze (geheel ten onrechte) vertrouwden op de Nederlandse overheid. Al spoedig kwamen de eerste Duits-Joodse vluchtelingen aan de deur. Ikzelf was nog een kleine jongen, maar nooit zal ik de ellende van de veelal hoogopgeleide vluchtelingen vergeten, die als marskramers met een armzalig koffertje probeerden wat stukjes zeep of scheermesjes te verkopen. Daar waren onder meer een oudminister van Onderwijs bij, een concertpianist, en een leraar klassieke talen. Mijn christelijke moeder, die vloeiend Duits sprak, gaf ze vaak wat te eten en mijn Joodse vader kocht zó veel scheermesjes, dat ik me er als volwassen man nog jaren mee heb kunnen scheren. Toen de Duitse nazi’s ons land bezetten, heb ik gezien hoe hele gezinnen met huilende kinderen en baby’s uit hun huizen werden gejaagd en op Duitse vrachtauto’s werden afgevoerd. De levendige Transvaalbuurt werd een soort dode stad waar soms nog een gedekte tafel in de huiskamer stond en kinderspeelgoed op de grond lag. Ik heb meegemaakt hoe stap voor stap de Joodse bevolking het leven onmogelijk werd gemaakt. In parken, tuinen, zwembaden, bioscopen of theaters mochten ze niet meer komen. Joodse leraren werden ontslagen en Joodse kinderen van school gestuurd. Ik heb ze gesproken. Het waren mijn eigen schoolvriendjes en mijn buren op het Transvaalplein. Op een uitzondering na heb ik ze nooit meer teruggezien. Dertig jaar later bezocht ik Auschwitz. Daar liep ik over voetpaden die met hun as was geplaveid. Het knarste onder mijn schoenen. Dat het menselijke as was, ontdekte ik pas toen ik er een handjevol van had opgeraapt. Dat bewaar ik thans zeer zorgvuldig in het bureau waaraan ik dit schrijf. Zo heb ik toch het gevoel dat mijn vermoorde schoolvriendjes en vriendinnetjes met mij meeschrijven terwijl ze zich verbijsteren over de uitspraak van Job Cohen, dat de huidige Nederlandse moslims op dezelfde wijze worden gediscrimineerd als zij toen hebben ondervonden. Onze vooroorlogse Joodse gemeenschap bestond uit volmaakt loyale Nederlanders die hard werkten en die in ruime mate bijdroegen aan zowel onze economie als aan ons culturele en intellectuele leven. Het begrip criminaliteit kwam in hun woordenboek niet voor. Daarentegen heeft Nederland, en vooral de grote steden, thans te maken met een overvloed aan islamitische immigranten die zich veelal niet goed of zelfs in het geheel niet aanpassen aan onze levensstijl. Hun aandeel in de criminaliteit is extreem hoog en is vaak gewelddadig van aard. Weerzinwekkend De combinatie donkere poncho, capuchon en scooter is berucht. Hun antisemitisme is weerzinwekkend. Talrijke autochtone Nederlanders, en vooral Amsterdammers, zijn weggetreiterd uit door Noord-Afrikaanse allochtonen bewoonde wijken. Job Cohen heeft daar in de jaren dat hij burgemeester was, nooit iets tegen ondernomen. Evenmin heeft hij gezorgd voor enige bescherming van de joodsorthodoxe schoolkinderen tegen het capuchongeteisem. De Joodse gemeente heeft alle vormen van bescherming zélf moeten organiseren en betalen. Nooit is er bij ons een Jood geweest die tassen roofde, juweliers overviel en de belaagde winkeliers neerschoot zoals thans regelmatig gebeurt. De inburgering van Marokkaanse allochtonen is een mislukking gebleken met uitzondering van de moslim-meisjes. Die doen het grotendeels goed. Men kan ze overal ontmoeten als secretaresse, verpleegkundige, receptioniste, tandartsassistente of als studente aan een hogeschool of zelfs universiteit. Het is hún effectieve manier om zich te ontworstelen aan een primitieve woestijncultuur die verstikkend is voor vrouwen. Het vergelijken van de moslimallochtonen met de Joodse bevolking in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog is niet alleen ongehoord dom, het is, om een Joodse uitdrukking te gebruiken, een absolute gotspe. En met het laatste restje Joodse cultuur dat Job Cohen misschien nog heeft, zal hij weten dat dit de overtreffende trap is van een godvergeten brutaliteit.