Bestand downloaden

advertisement
LESONTWERP
ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING
Naam: Kelsey Fripont
UC Leuven-Limburg
Lerarenopleiding
Vestiging Heverlee
Hertogstraat 178, 3001 Heverlee
Tel. +32 16 37 56 00
Vakkencombinatie: Aardrijkskunde - Biologie
Stagebegeleider DLO: Mevr. Schellemans
School: Sint-Jozef Kessel-lo
Les gegeven door: Kelsey Fripont
Onderwijsvorm: A - stroom
Vak: Aardrijkskunde
Richting:
Onderwerp: Europese verschillen in productiviteit
(landbouw)
Klas: 2AE
Vakmentor: An Vanbekbergen
Lokaal: A 34
Datum/Data: 10/11/2015
Aantal leerlingen: 11 leerlingen
Lesuur/-uren: 8u15 – 9u10
BEGINSITUATIE
Situering in de lessenreeks


Er wordt voor het thema landbouwlandschappen 5 lestijden gerekend.
In de voorgaande lessen werden reeds de volgende onderwerpen besproken:
o De landbouw in Europa als leverancier van vele producten.
o Landbouwlandschappen: Een landbouwbedrijf in het landschap.
o Verschillen in bodemgebruik: de landbouwtypes.
o Het teeltdiagram
In deze les wordt er gekeken naar de productiviteit van verschillende Europese landen en de factoren die dit
beïnvloeden.
De vraag: ‘waarom daar hoge productiviteit in landbouw?’ staat centraal in deze les.
De les die hier op volgt is een les over de factoren die de landbouw beïnvloeden.



Relevante voorkennis (en/of kennis die nog niet aanwezig is)




De
De
De
De
leerlingen
leerlingen
leerlingen
leerlingen
hebben al met hun atlas gewerkt en weten hoe ze thematische kaarten moeten opzoeken.
kunnen beelden, kaarten en andere informatiebronnen analyseren.
weten al dat Europa zeer productief is in de landbouw.
kennen reeds de landbouwtypes.
Belevings- en ervaringswereld & Actualiteit

Leerlingen komen dagelijks in contact met landbouw zonder dit al dan niet te beseffen. Ze dragen katoen en
eten bijvoorbeeld dagelijks brood.
In de actualiteit wordt er vaak gesproken over GGO’s, dit zijn landbouw gewassen die genetische
gemanipuleerd zijn om een betere opbrengst te garanderen. De leerlingen willen hier eventueel iets meer van
weten.
In de actualiteit verschijnt ook af en toe ook iets over staking bij Belgische boeren doordat zij heel weinig
verdienen aan bijvoorbeeld hun melk.
Voor sommige leerlingen is het heel logisch welke natuurlijke elementen je moet hebben om aan goede
landbouw te doen, ze leggen eventueel de link met planten die niet groeien of sterven als je ze geen water
geeft of wanneer de bodem niet geschikt is (bijvoorbeeld op het strand staan er geen planten).



Leerniveau van de klasgroep, klassfeer, …
Het is een 2de jaar, een klasje van 11 leerlingen.
Ik verwacht niet echt grote problemen.
DIDACTISCHE VERANTWOORDING
Welke (vak)didactische principes en werkvormen komen in je les aan bod? Waarom
kies je voor deze aanpak?
-
Aanschouwelijkheidprincipe
Er worden heel veel foto’s gebruikt in de PowerPoint.
-
-
Aan het begin van de les worden de leerlingen warm gemaakt met een kort filmpje dat mooi toont hoeveel
er bij komt kijken om bijvoorbeeld je eigen boterham te maken. In dit filmpje is te zien hoe een jongen 100
procent zelf zijn sandwich maakt, van brood tot kaas en vlees. Deze jongen koopt niets in de winkel maar
zorgt zelf voor alles, hij begint als het ware bij een zaadje graan om zou later tot een brood te komen. Ook
kaas en boter maakt hij volledig zelf.
Dit filmpje werkt niet enkel als motivatie maar laat de leerlingen ook even stil staan bij het feit dat er heel
veel werk en tijd kruipt bij het maken van een voedingsproduct.
Verder werk ik in mijn PowerPoint met copies van het werkboek zodat de leerlingen gemakkelijk kunnen
volgen.
Indien er tijd over is heb ik nog een extra voorzien: kaarten van ‘worldmapper’ dit zijn wereldkaarten die de
landen uitbeelden aan de hand van de cijfers over het gekozen onderwerp. Komt het thema veel voor in een
bepaald land wordt dit land groter uitgebeeld. Wanneer het thema minder voorkomt in een bepaald land
wordt dit land dan weer kleiner afgebeeld. Dit heeft als resultaat een vervormde wereldkaart.
Deze kaarten zijn perfect bruikbaar in een 2de jaar doordat zij al meer vertrouwd zijn met de wereldkaart.
Activiteitsprincipe
De leerlingen worden actief betrokken bij de les, bij de instapfase met het filmpje wordt ook ingespeeld op
hun leefwereld, de humor die in het filmpje zit gaat zeker geapprecieerd worden door deze leeftijdsgroep.
Na vordering van de les worden de leerlingen steeds meer uitgedaagd, er wordt dan gevraagd om
oefeningen zelfstandig te maken. Door dit te doen worden de leerlingen actief betrokken bij de les.
Motivatieprincipe
De leerlingen worden aan het begin van de les gemotiveerd door een leuk filmpje (zie
aanschouwelijkheidsprincipe). Verder ga ik er in deze les zeer goed opletten dat ik de leerlingen veel
positieve feedback ga geven zo dat ze gedurende heel de les (hopelijk) zeer gemotiveerd zijn.
EINDTERMEN & LEERPLANDOELEN
Situering in de eindtermen: (Vakoverschrijdend en/of vakgebonden)
VAKGEBONDEN EINDTERMEN
19
21
Met voorbeelden illustreren dat weer en klimaat de plantengroei en de activiteiten van dier en mens
beïnvloeden.
Een landelijk landschap herkennen, beschrijven naar uitzicht en functies en eenvoudige observeerbare
kenmerken ervan vergelijken met een landelijk landschap elders.
Situering in het leerplan:
VVKSO, leerplan aardrijkskunde tweede graad, september 2012, Brussel. D/2012/7841/002
LEERPLANDOELSELLINGEN
2
3
De waargenomen voorbeelden op een thematische kaart landbouw van Europa situeren
WENKEN
Samen met de leerkracht bouwen de leerlingen een thematische kaart van Europa op, door te vertrekken van de
referentiekaart van Europa waarop reeds de begrenzingen van landbouwregio’s zijn aangebracht. De leerlingen
vergelijken deze kaart met atlaskaarten landbouw om het landbouw type van de bestudeerde regio aan te duiden.
In een gebied met fysische beperkingen in Europa het verband zoeken tussen landbouwtype en fysische
omstandigheden.
WENKEN
3.1 als introductie op dit themaonderdeel leiden de leerlingen de factoren af die de landbouw beïnvloeden: klimaat,
reliëf, bodem en bevolkingsdichtheid. Deze introductie kan vrij kort gehouden worden aan de hand van een onderwijsleergesprek.
3.2 de leerlingen onderzoeken voor een gebied zonder landbouw welke factoren hiervan de oorzaak zijn.
3.3 de leerlingen onderzoeken voor een gebied met beperkte landbouw mogelijkheden (Bv. Alpen – Scandinavisch
Hoogland – droge gebieden in het middellands zeegebied) welke landbouwtype dan wel mogelijk is.
3.4 de leerlingen situeren de bestudeerde landbouw voorbeelden op een vereenvoudigde landbouwkaart van Europa.
ALGEMEEN LESDOEL
De opbrengst van landbouw in Europa linken met natuurlijke omstandigheden.
SCHOOLAGENDA
(Van de leerlingen. Verwijs naar het werkblad en/of de pagina’s in het werk- en/of handboek.)
Europese verschillen in productiviteit. Pagina 41 - 44
BRONNEN (Noteer alle gebruikte bronnen, volgens BIN.)
Websites
 http://www.worldmapper.org/
 https://www.youtube.com/watch?v=URvWSsAgtJE
Literatuur
 Rondeaux B., Slootmans T., Van Boven M. en Wouters J. (2015). Werkmap aardrijkskunde 2. Kontich:
Billigentia
 Van Hecke E., Vanderhalle D.& Callemeyn J., (2012). Plantyn Algemene Wereldatlas, Mechelen: Plantyn.
LEERMIDDELEN & MEDIA
In de klas aanwezig
Computer
Beamer
Smartbord
Krijtbord
Krijtjes
Wereldkaart
Atlassen
Door leerkracht mee te brengen
USB-stick
Uitprint lesvoorbereiding
Ingevulde werkblaadjes
11 naamkaartjes
Didactisch lesontwerp
KRACHTIGE LEEROMGEVING
Leerdoelen
Lesfasen
& timing
Instapfase
Motiveren
10’
Onderwijs- en leeractiviteiten
Goedemorgen allemaal, jullie mogen jullie naam op
het naamkaartje schrijven en allemaal je boek
nemen op pagina 41.
Demonstratie – filmpje ‘how to make a 1500$
sandwich in only 6 months
In de voorgaande lessen hebben jullie al tamelijk
wat gezien over het thema landbouw. Maar om jullie
te laten stil staan wat er allemaal bij komt kijken heb
ik een filmpje voor jullie klaar staan. Dit filmpje gaat
over een jongen die helemaal zelf een sandwich
maakt, van zaadjes tot broodje.
Lkr toont filmpje.
OLG – vragen bij filmpje om zo tot
probleemstelling te komen
 Wat is er jullie bij gebleven bij het bekijken van
dit filmpje?
 Met wat is in dit filmpje geen rekening
gehouden?
 Kan je overal zomaar groenten telen?
 Wat heb je nodig om groenten te telen?
PROBLEEMSTELLING: kan je overal aan
landbouw doen, en waarom wel of niet?
Lesfase 1:
Vastzetten
Lln kunnen
verbanden leggen
tussen landschap
4’
en landbouw. (C3)
We gaan in deze les onderzoeken waar en waarom
daar juist landbouw voor komt (of niet).
OLG – foto’s dia
kijk allemaal eens daar de foto’s op de dia.
 Als jullie boer waren, welk stukje land wou je het
liefste willen?
 Waarom zouden jullie daar een akker willen
beginnen?
Media
14 naamkaartjes
Leerinhoud


Waar zou je helemaal geen boerderij willen
openen?
 Waarom niet?
Wat kunnen we hier uit besluiten?
Niet alle regio’s in Europa zijn geschikt om
aan landbouw te doen.
Lkr brengt definitie productief en improductief aan.
PRODUCTIEF: vruchtbaar, levert een
landbouw opbrengst op
IMPRODUCTIEF: onvruchtbaar, levert geen
landbouwopbrengst op.
Lln kunnen
uitleggen wat
improductief en
productief
betekend. (C2)
Lesfase 2:
Vastzetting.
12’
Lln kunnen de
geziene gegevens
linken met regio’s
aan de hand van
beelden. (C4)
Er zijn verschillende factoren die de productiviteit in
een regio kunnen bepalen. We gaan die nu even
overlopen.
OLG - natuurlijke omstandigheden die de
productiviteit in een regio bepalen
 Welke factoren spelen mee bij een al dan niet
vruchtbare plaats om aan landbouw te doen?
BIJVRAAG KLIMAAT:
 Wat doe je om te voorkomen dat een
kamerplant sterft?
BIJVRAAG BODEM:
 Kan een plant in eender welke bodem
groeien? Bijvoorbeeld aan zee waar zand ligt,
is dit een goede bodem voor een plant om te
groeien?
BIJVRAAG RELIEF:
 Welke middelen hebben we nodig om een
land te bewerken?
 Is het gemakkelijk om met een tractor
hellingen te bewerken?
 Hoe moet het klimaat zijn?
 Hoe moet de bodem zijn?
 Hoe moet het reliëf zijn?
Factoren die de productiviteit kunnen
bepalen:
OEFENING – vergelijking Scandinavië en
Duitsland.
Leipzig is een productieve streek.
Er zijn grote akkers met graan en
landbouwmachines te herkennen in het
landschap.
Leerkracht maakt klassikaal oefening 9 DEEL A op
pagina 41.
KLIMAAT
BODEM
RELIEF
-Het klimaat mag niet te droog, of te koud
zijn.
-De bodem moet vruchtbaar zijn.
-Het reliëf effen.
Bergen is improductief.
Er is geen landbouwgrond te zien, maar
enkel stenige bodem en bos.
(situeren op kaart)
Jullie mogen nu per 2 deel B en C van oefening 9,
zelf proberen te maken, je krijgt hier 5 min voor.
Hiervoor hebben jullie jullie atlas nodig.
Jullie kunnen allemaal werken met een atlas dus ik
ga er vanuit dat jullie ook zelf de kaart die je nodig
hebt kunnen vinden.
Lln kunnen een
thematische kaart
over landbouw
interpreteren. (C4)
Lln maken oefening 9 DEEL B EN C op pagina 41.
Lkr overloop de oefening aan de hand van
PowerPoint.
OLG/OEFENING - VERKLARING IMPRODUCTIEF
OF PRODUCTIEF
 Kunnen we zeggen dat heel Europa productief is?
 Welke streken zijn niet productief of
improductief?
 Hoe zou het komen dat het hier (lkr wijst de
Alpen aan) een improductieve regio is?
 Waarom zijn sommige regio’s in Europa
improductief?
 Wat zijn de oorzaken hiervan?
(NOTEREN BIJ DEEL D VAN VRAAG 19)
Lkr projecteert het antwoord op PowerPoint.
 Welke omstandigheden zijn volgens jullie nodig
om een hoge landbouwopbrengst te verzekeren?
 Denk aan de factoren die de landbouw
verhinderen?
(NOTEREN BIJ DEEL E VAN VRAAG 19)
Lesfase 3:
Vastzetten
Lln kunnen een
definitie geven
van
landbouwareaal.
(C2)
10’
Natuurlijk is een gunstig klimaat, een vruchtbare
bodem en vlak reliëf ideaal om aan landbouw te
doen, maar als er net daarom een stad staat heb je
daar ook niet veel aan.
Daarom gaan we in dit stukje bekijken hoe het zit
met de beschikbare landbouwgrond in landen van
Europa.
Doceren – landbouwareaal
Lkr brengt definitie landbouwareaal aan.
Oefening – tabel interpreteren
Sommige regio’s in Europa zijn Improductief
omdat het te koud is, de bodem weinig of
niet vruchtbaar is of er heerst een ongunstig
reliëf.
Het klimaat mag niet te koud of te droog
zijn, de hellingen niet te steil en de bodem
moet vruchtbaar genoeg zijn om een hoge
landbouwopbrengst te verzekeren.
Landbouwareaal is de oppervlakte
beschikbare landbouwgrond.
Tabel interpreteren:
In de eerste kolom staan de landen. In de
tweede kolom staat de totale oppervlakte
hen het land in HA (maal 1000) er moeten
achter deze getallen nog 4 nullen komen.
Maar omdat het getal anders te groot werd
hebben ze deze nullen weggelaten in de
tabel.
Lkr legt principe van tabel uit.
Lln maken de oefening 10 deel A,B en C in duo.
Lkr overloopt de oplossingen aan de hand van de
PowerPoint.
OLG – oplossingen interpreteren
 Hebben de landen met een groot landbouwareaal
automatisch ook procentueel veel
landbouwgrond?
 Waarom niet?
 Waarom zouden de landen Estland, Finland en
Zweden het minste landbouwgrond hebben?
Lln kunnen
oplossingen uit
een gegeven tabel
interpreteren. (C4)
Oefening – tabel interpreteren DEEL D
(Klassikaal)
 Welke gegeven vertellen het meeste over het
belang van de landbouw in de economie van het
land?
 Waarom?
Lln vullen het antwoord in.
Lesfase 4:
vastzetting
Lln kunnen een
definitie geven
van rendement.
(C2)
14’
In de derde kolom staat het totale
beschikbare landbouwgrond van dat land,
let wel op als er een land kleiner van
oppervlakte is, kan het geen groter
landbouw oppervlakte hebben. Dit zijn de
cijfers die het landbouwareaal voorstellen.
(want landbouwareaal: het aantal
oppervlakte beschikbare landbouwgrond.)
In de vierde kolom staat het aantal
landbouwoppervlak van het land in procent.
Dus dit geeft weer hoeveel procent hectare
van de totale hectare van het land wordt
gebruikt voor landbouw.
Landen met het grootste landbouwareaal:
Denemarken, Frankrijk, Spanje en V.K.
Landen met procentueel het meeste
landbouwrond: Denemarken, Ierland,
Roemenië en V.K.
Landen met het minste landbouwgrond:
Cyprus, Estland, Finland en Zweden
Kolom 4 vertelt ons het meeste, want het
vertelt hoeveel van de totale oppervlakte in
een land wordt gebruikt voor landbouw
activiteiten.
We weten nu al dat bepaalde natuurlijke factoren
belangrijk zijn voor aan een goede landbouw te
kunnen doen. En we hebben ook net gezien dat
sommige landen minder productief zijn doordat ze
ofwel sterk verstedelijkt zijn of minder gunstig
liggen.
Maar nu gaan we eens kijken hoe het zit met het
rendement.
Vertellen – rendement
Het rendement is de opbrengst per hectare
landbouwgrond. Om jullie een idee te geven hoeveel
1 hectare is: 1 hectare is ongeveer 2 voetbalvelden.
Oefening – grafiek interpreteren (duo werk)
Jullie mogen nu de oefening op pagina 44 maken per
2 tot aan C.
Het rendement is de opbrengst van
landbouwgoederen per hectare.
Het rendement is niet voor alle landen gelijk
Lln maken oefening A,B en C
Lln kunnen een
gegeven grafiek
interpreteren. (C4)
Lkr overloopt oefening aan de hand van PowerPoint.
Oefening/OLG – denkvragen bij grafiek
(Klassikaal)
De vraagjes D,E en F gaan we even klassikaal
bekijken.
 Waarom ligt het rendement van de landbouw niet
overal in Europa even hoog?
(denk aan wat we aan het begin van de les
hebben gezien?
 Hoe zou dit komen?
Lln vullen dit in aan de hand van de PowerPoint.

Waarom vind je in de grafiek niet voor alle
Europese landen cijfers over de teelt van
citrusvruchten terug?
 Telen wij bijvoorbeeld in België
citrusvruchten?
Voor het gewas, aardappelen zijn de
verschillen het grootst.
Roemenië en Letland hebben een hoog
rendement in aardappelteelt.
Portugal en Cyprus hebben een laag
rendement in aardappelteelt
België en Nederland hebben een hoog
rendement in tarweteelt.
Spanje en Roemenië hebben een laag
rendement in tarweteelt.
De omstandigheden verschillen van het
land, ander klimaat, andere bodem en ander
reliëf.
Er worden niet overal citrusvruchten
geteeld, omdat het klimaat niet overal
geschikt is.
Lln vullen dit in aan de hand van de PowerPoint.

Hoe zou het komen dat er niet overal
citrusvruchten worden geteeld?
Lln vullen dit in aan de hand van de PowerPoint.
Lesfase 5:
We gaan nu even herhalen wat je zeker moet
Herhaling/vas onthouden van deze les.
tzetten.
Vertellen – herhalen van essentie van les
We hebben aan het begin van de les gezien dat niet
5’
elke regio in Europa geschikt is voor landbouw,
sommige landen waren IMPRODUCTIEF en andere
dan weer wel PRODUCTIEF. Dit was het gevolg van
verschillende natuurlijke omstandigheden, zoals het
reliëf, het klimaat en de bodem.
Dit mogen jullie ook aanduiden in de cursus op
pagina 44.
Verder hebben we dan ook gekeken naar het
landbouwareaal van een land, dit was de totale
oppervlakte van een land dat werd gebruikt voor
Zie middelste kolom.
landbouw. En als laatste hebben we gezien dat het
rendement (de opbrengst per hectare) in een land
kan verschillen voor verschillende gewassen.
Slot:
Vanuit een
andere
invalshoek
kijken
5’
Nu hebben we gekeken naar de landbouw in regio’s
in Europa, maar hoe doet Europa het tegenover de
rest van de wereld?
Demonstratie – ongewone kaarten (thema
landbouw in de wereld)
Ik heb hier een aantal speciale thematische kaarten
bij. Deze thematische kaarten hebben geen legenden
maar werken als volgt:
Wanneer er van een bepaald onderwerp veel
aanwezig is in een bepaald land wordt dat land heel
groot afgebeeld, en wanneer er weinig van is wordt
het land klein afgebeeld.
De eerste kaart geeft de verhouding aan over de
hele wereld welke landen meer of minder werkende
tractors hebben.
 Welke landen zijn heel klein afgebeeld?
 Hoe zou dat komen?
 Welke landen zijn heel groot afgebeeld?
 Hoe zou dat komen?
 Hoe staat Europa ervoor?
De volgende kaart geeft aan welke verhouding er is
tussen de landen in de hoeveelheid graan er wordt
geproduceerd.
 Welke landen zijn heel klein afgebeeld?
 Hoe zou dat komen?
 Welke landen zijn heel groot afgebeeld?
 Hoe zou dat komen?
 Hoe staat Europa ervoor?
In de volgende kaart is de verhouding te zien tussen
de verschillende landen, hierin wordt afgebeeld
hoeveel groenten er worden uitgevoerd vanuit een
land.
 Welke landen zijn heel klein afgebeeld?
 Hoe zou dat komen?
 Welke landen zijn heel groot afgebeeld?
 Hoe zou dat komen?
 Hoe staat Europa ervoor?

Wat kunnen we hier uit besluiten?
Download