NVP B 99.122 d.d. 12 okt.1999 naar NT NVvP-column Parodontologie Constante druksondes: de stand van zaken anno 1999 (kop) De introductie van de parodontale sonde met millimeterverdeling vond plaats in 1915 door G.V. Black. Sinds die tijd is dit instrument nog steeds het meest waardevolle diagnostische hulpmiddel voor het bepalen van de aanwezigheid èn de ernst van parodontale aandoeningen. In de loop der jaren hebben veel wetenschappelijke studies de verschillende factoren onderzocht die een invloed hebben op sonderen van een parodontale laesie. De ontwikkelingen die hieruit voortvloeiden, worden in dit artikel kort op een rij gezet. Op één van die ontwikkelingen wordt nader ingegaan: de constante druksonde. Wat zijn de voor- en nadelen van deze sondeermethode en voor welke behandelsituaties is het gebruik ervan aan te raden? (inl) Bij het sonderen van een parodontale laesie zijn meerdere factoren van invloed op het bepalen van de juiste pocketdiepte en de mate van aanhechtingsverlies. Deze factoren zijn onder te verdelen in site-gerelateerde factoren en factoren die gerelateerd zijn aan de clinicus. Voorbeelden van site-gerelateerde factoren zijn: 1) de mate van ontsteking 2) de anatomie van het element en 3) de eventuele aanwezigheid van tandsteen. Factoren die door de clinicus bepaald worden zijn: 1) sondeerdruk 2) richting van sonderen en 3) afleesfouten. Ontwikkelingen (tk) Om de parodontale diagnostiek met de pocketsonde te kunnen verbeteren, is er de laatste decennia sprake van een aantal ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen zijn globaal te verdelen in drie deelgebieden: 1) de vorm van de tip van de pocketsonde 2) het beheersen van de sondeerdruk 3) automatische registratie. Ad 1). Vorm van de tip Vele verschillende vormen van sondetips zijn bedacht en getest. De uiteindelijk meest gebruikte tip is een ronde, taps toelopende sondetip. Daarnaast worden ook ronde, parallelle sondetips en ronde sondes met een bolvormig uiteinde (CPITN sonde) geleverd. In het verleden zijn tevens flexibele tips onderzocht, die gemakkelijker de rondingen van de wortelcontouren zouden kunnen volgen. Deze flexibele tips bleken, ten opzichte van de niet-flexibele metalen sondes, geen verbetering te zijn. 1 Een ander aspect met betrekking tot de sondetip is de precisie waarmee de millimetermarkering werd aangebracht op de sonde. In een onderzoek uit 1992 werd door Van der Zee et al (1) aangetoond dat er tussen de verschillende productiebatches klinisch significante verschillen kunnen bestaan. Daarom is het goed de millimeterverdeling van nieuwe sondes te controleren vóór gebruik. Ad 2.) Sondeerdruk Bewust wordt hier gesproken over sondeerdruk en niet over sondeerkracht. Dit komt omdat bij gelijkblijvende sondeerkracht een heel verschillende druk kan worden uitgeoefend. De mate van sondeerdruk wordt onder andere bepaald door de diameter en de vorm van de sonde. Het zal duidelijk zijn dat wanneer de punt van de sonde een scherpe naaldvorm zou hebben, deze dan al met heel weinig kracht op het bot zit. Sondes die op de markt verkrijgbaar zijn, variëren in doorsnede van 0,3 – 0,6 mm, terwijl de punt meestal bolvormig is. Dit betekent dat bij een sondeerkracht van 0,5 N (50 gram) in het geval van een sonde met een diameter van 0,3 mm de sondeerdruk 708 N/cm 2 zal zijn. Dezelfde sondeerkracht van 0,5 N resulteert bij een sonde met een diameter van 0,5 mm in een sondeerdruk van 255 N/cm2. Uit onderzoek van Bulthuis et al. (2) aan het ACTA blijkt dat bij patiënten met een ontstoken parodontium de optimale sondeerdruk 127N/cm2 is (sondeerkracht 0,25 N, sondediameter 0,5 mm). Bij deze sondeerdruk zal gemiddeld genomen de punt van de sonde zich op de bodem van de pocket bevinden, dat wil zeggen ter plaatse van het aanhechtingsniveau. Bij gebruik van een handsonde wordt de sondeerdruk bepaald door de kracht die de clinicus uitoefent. Gebleken is dat deze kan variëren tussen de 0,15 en 1.30 N (3). Gemiddeld genomen wordt echter met ongeveer 0,5 N gesondeerd. Dit betekent dat bij de ontstoken situatie met de handsonde te diep gesondeerd wordt, met andere worden: de punt van de sonde bevindt zich apicaal van het aanhechtingsniveau. In de gezonde toestand zitten de parodontale weefsels zo strak om het element, dat veel meer druk moet worden uitgeoefend om even diep te sonderen als vóór de behandeling. Dit betekent dus dat bij gelijkblijvende druk (van bijvoorbeeld 127 N/cm 2) de punt van de sonde zich vóór behandeling gemiddeld ter plaatse van het aanhechtingsniveau bevindt, terwijl na afloop van de behandeling de punt van de sonde zich coronaal van het aanhechtingsniveau zal bevinden. Naast het meten van de pocketdiepte is ook het bepalen van de bloedingsneiging na sonderen van de pocket van groot belang. Uit onderzoek blijkt dat de constante druksonde een belangrijke bijdrage levert in het méér reproduceerbaar bepalen van de bloedingsneiging. Ad 3.) Automatische registratie Om de sondeerdruk zo veel mogelijk te kunnen standaardiseren, zijn in de afgelopen jaren verschillende systemen ontwikkeld. De systemen die gebruik maakten van een verplaatsbare sondetip in een soort buissysteem, maakten het meteen ook mogelijk om de verplaatsing van de sondetip in de buis electronisch te meten. Dit is het begin geweest van de automatische pocketdiepte-registratie. Deze registratie (en het daarna opslaan van de gegevens in de computer) leidt, naast afwezigheid van leesfouten, tot de nodige tijdwinst (overigens alleen in de situaties waarin normaal gesproken zonder assistentie wordt gewerkt). 2 Het tijdsvoordeel van de constante druksonde wordt overigens geminimaliseerd door gebruik te maken van stemgestuurde software (voice control) die inmiddels op de markt is verschenen. Het tandheelkundige software pakket Simplex van de firma Ge Systems, biedt de mogelijkheid om (na training van de computer op uw stem) bij het maken van een pocket- of parodontiumstatus met uw handsonde uw bevindingen aan de computer door te geven zónder tussenkomst van assistente of toetsenbord. Het daarbij optredende tijdsvoordeel, ook voor andere toepassingen binnen dit pakket, is groot. Druksonde versus handsonde (tk) Naast het voordeel van een constante druk heeft het werken met een constante druksonde ook een aantal duidelijke nadelen. Met de handsonde kan bijvoorbeeld beter exploratief worden gesondeerd. Tevens kunnen sondeerproblemen als overstaande restauraties, subgingivaal tandsteen en anatomische variaties van de elementen beter worden geïnterpreteerd. Met de constante druksonde is dit tactiele gevoel bijna afwezig. Het al eerder beschreven verschil in pocketdiepte tussen de hand- en druksonde levert bovendien onduidelijkheid op in de indicatiestelling van de parodontale behandeling. Een voorbeeld: als een behandelaar traditioneel chirurgie indiceert bij een bloedende pocket van 5 mm (gemeten met een handsonde), dan zal hij (wanneer hetzelfde criterium blijft bestaan) bij gebruik van een druksonde met 127 N/cm2 minder chirurgie indiceren (omdat geen pocket van 5 mm maar bijvoorbeeld 4 mm gemeten wordt). De indicatiestelling van de behandelaar met een druksonde zal dus moeten worden aangepast aan dit gegeven. Een voordeel is wél weer het feit dat de reproduceerbaarheid van het meten van de bloedingsneiging hoger is bij het gebruik van gestandaardiseerde druk. Een aspect ten gunste van de handsonde is het financiële voordeel. De handsonde is veel voordeliger dan de constante druksonde, minder omslachtig te steriliseren en minder kwetsbaar. Wel of niet in de praktijk? (tk) Het is derhalve zeker de vraag of aanschaf en gebruik van de constante druksonde een overweging is in de praktijk. Voor wetenschappelijk onderzoek is een druksonde onmisbaar, alleen zó immers kunnen metingen worden verkregen die onderling optimaal vergelijkbaar zijn. Met de constante druksonde kan zoveel mogelijk gestandaardiseerd worden gesondeerd op een aantal experimentele sites. Daarmee kunnen bijvoorbeeld de voordelen van de ene therapie boven een andere worden aangetoond. Wilt u binnen uw praktijk onderzoek doen tussen verschillende behandelmodaliteiten, dan is een constante druksonde een vereiste. In grote groepspraktijken (die vrijwel volledig zijn geautomatiseerd) kan een constante druksonde zeker een logistiek voordeel opleveren. Mogelijk is er een assistente minder nodig gezien het registratiesysteem dat direct zijn data invoert in de computer. Ditzelfde voordeel zou kunnen gelden als men überhaupt zonder assistente werkt. Daarbij moet worden opgemerkt dat door de voornoemde stemgestuurde software dit voordeel volledig vervalt. 3 Bij de keuze voor ‘handsonde’ of ‘druksonde’ kunnen echter de logistieke voordelen alléén niet de doorslag geven. Ook de mogelijke toename in kwaliteit van de metingen is een belangrijke factor. Een optimale meting met een druksonde kan pas dan worden verkregen als de site-gerelateerde factoren (zoals de reeds eerder genoemde ontstekingsgraad van het parodontium, de vorm van het parodontale defect, de anatomie van het element, subgingivaal tandsteen, de contour van eventuele restauraties en de gevoeligheid van de patiënt tijdens het sonderen) zoveel mogelijk zijn geminimaliseerd. Dit houdt in dat eigenlijk pas in een afbehandelde situatie een constante druksonde effectief wordt. Dàn immers zijn de parodontale defecten minimaal; de overhangende restauraties zijn er niet meer, het tandsteen is verwijderd en de invloed van de anatomie van het element is minimaal door de geringe pocketdiepte. Ook de gevoeligheid van de patiënt is afgenomen door de vrijwel afwezige ontsteking. Met andere woorden, ook gezien de grotere mate van reproduceerbaarheid bij het bepalen van de bloedingsneiging is het gebruik van de druksonde in de praktijk nog het meeste aan te raden bij evaluatie van de parodontale gezondheid in de nazorg. Conclusies (tk) Het gebruik van een constante druksonde in de parodontale diagnostiek is het overwegen zeker waard. Belangrijkste voordeel is de verhoging van de reproduceerbaarheid van de metingen, zowel longitudinaal als ook tussen verschillende personen die de metingen uitvoeren. Directe data-invoer in de computer scheelt tijd en vermindert de kans op aflees- en registratiefouten. Bij de initiële diagnostiek, waarbij het belangrijk is om informatie te verzamelen over de vorm van de afbraak in relatie tot de anatomie van het element, blijft de handsonde vooralsnog het aangewezen instrument. De voordelen van de constante druksonde komen dus vooral naar voren in de parodontale nazorgfase en tijdens klinische studies. Vanaf deze plek bericht de NVvP de lezers van het NT regelmatig over relevante ontwikkelingen binnen de parodontologie. Reacties op deze columns zijn welkom bij het secretariaat van de NVvP, Postbus 24, 9649 ZG Muntendam, telefoon 0598-633313, fax 0598-633413 (e-mail adres: [email protected]). Literatuurlijst: 1). Van der Zee, E., Davies, E.H. & Newman, H.N. (1991) Marking width, calibration from tip and tine diameter of periodontal probes. Journal of Clinical Periodontology 18, 516-520. 2). Probe penetration in relation to the connective tissue attachment level: influence of tine shape and probing force. (1998) H.M. Bulthuis, D.S. Barendregt, M.F. Timmerman, B.G. Loos & U. van der Velden Journal of Clinical Periodontology 25, 417-423 3). Gabathuler, H. & Hassell, T. (1971) A pressure-sensitive periodontal probe. Helvetica Odontologica Acta 15, 114-117. 4