Inhoudsopgave. Hoofdstuk 1. 1.1. 1.2. 1.3. Inleiding. Reikwijdte. Doelgroep nota. Doelstelling. 3 3 4 4 Hoofdstuk 2. Jongeren en participatie. 2.1. Inleiding. 2.2. Definitie. 2.3. Doelen van jongerenparticipatie. 2.4. Inbedding in gemeentelijke organisatie. 2.5. Landelijk beleid. 2.6. Provinciaal beleid. 2.7. Lokaal beleid. 2.7.1. Jeugdgemeenteraad. 2.7.2. Jeugdsite. 2.8. Samenvatting. 2.9. Aanbevelingen. 5 5 5 5 6 6 6 6 6 7 7 7 Hoofdstuk 3. Jongeren en zorg. 3.1. Inleiding. 3.2 Landelijk beleid. 3.2.1. Wet op de Jeugdzorg. 3.2.2. Centrum voor Jeugd en Gezin. 3.2.3. Landelijke Verwijs Index. 3.2.4. Elektronisch kinddossier. 3.3. Provinciaal beleid. 3.3.1. Provinciaal beleidskader jeugd 2005-2008. 3.3.2. Convenant aansluiting jeugdzorg – jeugdbeleid. 3.3.3. Regionaal Bestuurlijk Overleg. 3.3.4. Subsidieregeling coördinatie lokale zorg. 3.4. Lokaal beleid. 3.4.1. Sluitende jeugdketen. 3.4.2. Motie gemeenteraad Landerd. 3.4.3. Wet op de Jeugdzorg. 3.4.3.1. Functie 1: informatie en advies. 3.4.3.2. Huidige situatie. 3.4.3.3. Nieuwe gemeentelijke initiatieven. 3.4.3.4. Samenvatting. 8 8 8 8 9 9 9 9 9 10 10 10 11 11 11 11 11 11 13 13 3.4.4.1. Functie 2: signalering. 3.4.4.2. Huidige situatie. 3.4.4.3. Nieuwe gemeentelijke initiatieven. 3.4.4.4. Samenvatting. 13 13 14 16 3.4.5.1. Functie 3: toeleiding naar het hulpaanbod. 3.4.5.2. Huidige situatie. 3.4.5.3. Nieuwe gemeentelijke initiatieven. 3.4.5.4. Samenvatting. 16 16 17 17 3.4.6.1. Functie 4: licht pedagogische hulp. 3.4.6.2. Huidige situatie. 3.4.6.3. Nieuwe gemeentelijke initiatieven. .4.6.4. Samenvatting. 18 18 18 18 1 3.4.7.1. Functie 5: coördinatie van zorg. 3.4.7.2. Huidige situatie. 3.4.7.3. Nieuwe gemeentelijke initiatieven. 3.4.7.4. Samenvatting. 4.5. Aanbevelingen. 19 19 19 19 19 Hoofdstuk 4. Jongeren en gezondheidszorg. 4.1. Inleiding. 4.2. Landelijk beleid. 4.3. Provinciaal beleid. 4.4. Gemeentelijk beleid. 4.4.1. Monitoring en signalering. 4.4.2. Inschatten zorgbehoefte. 4.4.3. Screeningen en vaccinaties. 4.4.4. Voorlichting, advies, instructie en begeleiding. 4.4.5. Beïnvloeden gezondheidsbedreigingen. 4.4.6. Zorgsysteem netwerken, overleg, samenwerking. 4.5. Samenvatting. 4.6. Aanbevelingen. 21 21 21 22 22 22 23 23 23 24 24 25 25 Hoofdstuk 5. Jongeren en onderwijs. 5.1. Inleiding. 5.2. Landelijk beleid. 5.3. Provinciaal beleid. 5.4. Lokaal beleid. 5.4.1. Leerplicht en voortijdig schoolverlaten. 5.4.2. Leerlingenvervoer. 5.4.3. Voorschoolse opvang. 5.4.4. Schoolbegeleiding. 5.4.5. Lokaal onderwijsbeleid. 5.4.6. Brede school. 5.5. Samenvatting. 5.6. Aanbevelingen. 26 26 26 26 26 26 27 27 27 28 29 29 29 Hoofdstuk 6. Jongeren en vrije tijd. 6.1. Inleiding. 6.2. Cultuur. 6.2.1. Landelijk beleid. 6.2.2. Provinciaal beleid. 6.2.3. Gemeentelijk beleid. 6.2.4. Samenvatting. 6.3. Jeugd- en jongerenwerk. 6.3.1. Landelijk beleid. 6.3.2. Provinciaal beleid. 6.3.3. Gemeentelijk beleid. 6.3.4. Jongerenwerker. 6.3.5. Samenvatting. 6.4. Sport 6.4.1. Landelijk beleid. 6.4.2. Provinciaal beleid. 6.4.3. Lokaal beleid. 6.4.4. Samenvatting. 6.5. Aanbevelingen. 30 30 30 30 31 31 32 32 32 32 32 33 34 34 34 34 34 35 35 2 Hoofdstuk 1. Inleiding. In je jeugd leg je de basis, waarop je de rest van je leven bouwt. In de eerste jaren ontwikkel je immers je persoonlijkheid, je lichamelijke en geestelijke vermogens en word je voorbereid op een zelfstandig leven in de samenleving. Het is belangrijk dat dit fundament stevig is. Zonder een goede basis kan namelijk je verdere ontwikkeling stagneren. Jeugd- en jongerenbeleid ondersteunt jongeren bij het vormen van dit fundament, probeert problemen te voorkomen of te verhelpen, zodat het fundament stevig is. Het is van belang om te investeren in onze jeugd, zij zijn onze toekomst. De rechten van kinderen staan in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Het verdrag is opgesteld door de Verenigde Naties. Het IVRK is het meest geratificeerde internationale mensenrechtenverdrag. Nagenoeg alle aspecten van het leven van jeugdigen komen in de 54 artikelen van het Verdrag aan de orde, zoals het belang van het kind, ontwikkeling, onderwijs, inspraak, bescherming tegen kindermishandeling. Landelijk is er veel aandacht voor jeugd en jongeren. Het landelijke beleid is gericht op het versterken van de positie van de jeugd, het vergroten van hun kansen en het tegengaan van uitval. In 2004 is Operatie Jong van start gegaan. Operatie Jong was een samenwerkingsverband van de ministeries van VWS, OCW, Justitie, SZW en BZK, VROM en Financiën. Operatie Jong had tot doel kinderen en jeugdigen op tijd en goed te ondersteunen in hun ontwikkeling. Operatie Jong heeft tot 1 januari 2007 gelopen. In het regeerakkoord 2008 – 2011 van het kabinet Balkende 4, is opgenomen dat het gezin van grote waarde is. In het gezin worden kinderen opgevoed, wordt geborgenheid geboden en worden essentiële waarden en normen voorgeleefd en overgedragen aan volgende generaties. Ouders moeten daar voldoende tijd, middelen en vaardigheden voor hebben. Het kabinet zal gezinsvriendelijk beleid voeren dat erop gericht is dat te bevorderen. Met de komst van de Wet op de Jeugdzorg (2005) is de taakverdeling tussen provincie en gemeente op het terrein van jeugdzorg vastgelegd. De kerntaak van de Provincie is jeugdzorg. In de doorgaande lijn van het gehele ontwikkelingsproces van het kind tot jong volwassenen spelen vele partners een rol. De inzet van de provincie is er primair op gericht om samen met overheden en uitvoerders in goed en intensief overleg, aanvullend aan elkaar te werken zodat een ononderbroken keten van voorzieningen ontstaat voor jeugdigen en hun ouder/verzorgers. In de gemeente Landerd zijn veel voorzieningen aanwezig voor de jeugd (zoals peuterspeelzalen, kinderopvang, speelvoorzieningen, veelzijdig verenigingsleven, etc.). De samenhang tussen deze voorzieningen en de relatie met jeugdbeleid is niet altijd duidelijk zichtbaar. Deze nota is een eerste aanzet om te komen tot preventief jeugdbeleid. 1.1. Reikwijdte. Jeugdbeleid is een verzamelnaam voor alle beleid dat de jeugd (0 tot en met 24 jaar) betreft. Het gaat dan om een integraal beleid met een breed scala van terreinen: jeugd(gezondheids)zorg, onderwijs, vrije tijd, opvoedingsondersteuning, participatie, etc. Voor enkele van deze beleidsvelden zijn de afgelopen jaren afzonderlijke beleidsnota’s of startnotities opgesteld (de nota lokaal gezondheidsbeleid, startnotitie jongerenparticipatie, nota lokaal onderwijsbeleid). 3 1.2. Doelgroep nota. De nota ‘Jongeren in Landerd, ons een zorg!’, heeft jongeren en hun ouders in onze gemeente als doelgroep. In het algemeen verstaan wij onder jeugd jongens en meisjes van 0 tot en met 12 jaar. Met jongeren worden jonge mannen en vrouwen van 12 tot en 24 jaar bedoeld. In deze nota wordt de algemene term jongeren gebruikt voor de hele doelgroep van 0 tot en met 24-jarigen. Onze gemeente had op 1 januari 2007 14.741 inwoners. Van dit aantal behoorden 4.569 personen tot de jeugd en jongeren tot en met 24 jaar. Dit is weergegeven in de volgende tabel. Tabel 1: inwonersaantallen van de jeugd en jongeren 0 tot en met 24 jaar naar geslacht. (Peildatum 31 januari 2006) Leeftijd 0 – 4 jaar 5 – 12 jaar 13 – 17 jaar 18 – 24 jaar Totaal Man 414 900 482 601 2.397 Vrouw 412 791 483 486 2.172 Totaal 826 1.691 965 1.087 4.569 Tabel 2: inwonersaantallen van de jeugd en jongeren van 0 tot en met 24 jaar naar dorpskern. (Peildatum 31 januari 2006). Kern Zeeland Schaijk Reek Totaal 0 – 4 jaar 355 379 92 826 5 – 12 jaar 704 772 215 1.691 13 – 17 jaar 419 447 99 965 18 – 24 jaar 447 499 141 1.087 1.3. Doelstelling. Landerdse jongeren moet kunnen opgroeien tot gezonde, betrokken en zelfstandige burgers. Het gemeentelijk jeugdbeleid is gericht op een zo goed mogelijke ondersteuning van de ontwikkeling en opvoeding van de jeugd / jongeren 0 – 24 jaar. De volgende doelstellingen vloeien hieruit voort: a) Het vergroten van de maatschappelijke participatie van jongeren. b) Het zoveel mogelijk voorkomen van ‘uitval’ door een samenhangende, preventieve aanpak en samenwerking; en c) Het aanbieden van een kader ten behoeve van de opvoeding / het opgroeien van jongeren en het aanspreken van jongeren op hun verantwoordelijkheden ten einde de weerbaarheid en zelfstandigheid van jongeren vergroten. 4 Hoofdstuk 2. Jongeren en participatie. 2.1. Inleiding. Het Verdrag van de Rechten van het Kind legt in artikel 12 de formele basis voor jongerenparticipatie, ‘jongeren hebben recht op deelname aan de samenleving’. Landelijk is er ook aandacht voor jongerenparticipatie. Het Ministerie van VWS ondersteunt bijvoorbeeld op verschillende manieren de participatie van jongeren. Eén daarvan is het subsidiëren van de landelijke georganiseerde Nationale Jeugdraad. De provincies zijn verantwoordelijk voor de jeugdzorg en de gemeente voor preventief jeugdbeleid. In de Wet op de Jeugdzorg, die in januari 2005 in werking is getreden is cliëntenparticipatie ook wettelijk vastgelegd. In het voorjaar van 2006 is YoungWorks in opdracht van Provincie Noord-Brabant met de ontwikkeling van jongerenparticipatie gestart. 2.2. Definitie. Roger A. Hart, Amerikaans psycholoog en betrokken bij het opstellen van het Verdrag inzake De Rechten van het Kind, heeft jongerenparticipatie als volgt omschreven: ‘het luisteren naar de jeugd, de jeugd informeren, mee laten doen, mee laten denken en mee laten beslissen’. Jongerenparticipatie heeft betrekking op jongeren van vier tot 24 jaar. Er bestaan verschillende definities en beschrijvingen van jongerenparticipatie. Die zijn terug te voeren op twee soorten: maatschappelijke en politieke participatie. Maatschappelijke participatie is de deelname van jongeren aan allerlei beleidsgerichte activiteiten in hun leefomgeving. Bijvoorbeeld op school, in verenigingen, in vrijwilligerswerk. Politieke of beleidsgerichte participatie betreft de inspraak van jongeren en het meepraten over beleid en voorzieningen1. 2.3. Doelen van jongerenparticipatie. Jongerenparticipatie kan op meerdere manieren worden vormgegeven. De keuze voor een bepaalde vorm van jongerenparticipatie is afhankelijk van het doel. Globaal worden er vier vormen van participatie onderscheiden: 1) 2) 3) 4) Informatie van jongeren is medeweten. Raadplegen is meepraten. Medezeggenschap is meebeslissen. Autonomie is meedoen. 2.4. Inbedding in gemeentelijke organisatie. Jongerenparticipatie kan op twee manieren worden ingebed in de gemeentelijke organisatie: structureel of incidenteel. De methode om inspraak van jongeren te waarborgen kan variëren als het gaat om de inzet van betrokken jongeren. Er kan bijvoorbeeld structureel overleg gevoerd worden met en advies gevraagd worden aan een vaste groep jongeren. Nadeel hiervan is dat slechts met één mondige en actieve groep wordt gesproken, die niet de gehele groep vertegenwoordigt. 1 Overgenomen uit de Startnotitie ‘Ik ben de jongere, ik wil…..’ juli 2003, gemeente Landerd’. 5 Voordeel is echter wel dat sprake is van continuïteit, een algemene inspraak- en aanspreekpunt. Daarnaast kan gekozen worden voor een incidentele jongerenparticipatie: met wisselende activiteiten wordt een steeds wisselende groep jongeren betrokken bij het beleid. Voordelen van eenmalige activiteiten is dat dit een laagdrempelige vorm van participatie is. Daarnaast worden wisselende groepen jongeren betrokken bij beleidsvorming en –uitvoering, waardoor het draagvlak en de vertegenwoordiging breder is. Nadeel is echter dat er wellicht te veel sprake is van vrijblijvendheid, zodat er niet iets structureel verandert en dat deze vorm erg ad hoc is. Het is niet mogelijk om werkelijk duidelijk advies te krijgen over jongerenbeleid in het algemeen. Het belang van jongerenparticipatie wordt ook door ons erkend. Wij hebben op dit moment niet inzichtelijk op welke wijze wij jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 24 jaar uit Landerd mee kunnen laten praten over beleid en voorzieningen. 2.5. Landelijk beleid. Jongerenparticipatie is voornamelijk een gemeentelijke aangelegenheid. De rijksoverheid voert geen actief beleid op het gebied van jongerenparticipatie. 2.6. Provinciaal beleid. De Provinciale Staten willen jongeren actief bij het beleid betrekken. In het voorjaar van 2006 is YoungWorks in opdracht van de Provincie Noord-Brabant met de ontwikkeling van jongerenparticipatie gestart. Dit heeft geleid tot TeamBrabant; een team van 50 Brabantse jongeren die actief meedenken met de Provincie over thema’s die hen raken. 2.7. Lokaal beleid. In juli 2003 is de startnotie ‘Ik ben de jongere, ik wil…..’ opgesteld. Deze startnotitie was gericht op de doelgroep12 t/m 23 jarigen. Op 15 april 2003 heeft K2, Brabants Kenniscentrum Jeugd, een inhoudelijke bijdrage geleverd aan een opiniërende vergadering over de kaderstelling jongerenparticipatiebeleid van de commissie Burgerzaken. De commissie Burgerzaken was van mening dat het accent moest worden gelegd op informeren en raadplegen, waarbij raadplegen als belangrijkste vorm naar voren kwam. Dit gaf de sterke behoefte aan om met jongeren in gesprek te komen. In de startnotitie ‘Ik ben de jongere, ik wil….’ is een aantal aanbevelingen gedaan. Deze aanbevelingen zijn nader uitgewerkt en ten uitvoer gebracht. In december 2004 is er een evaluatie gehouden met betrekking tot jongerenparticipatie. Geconcludeerd werd dat jongeren in de leeftijd van 12 t/m 23 jaar uit de gemeente Landerd weinig interesse hadden om invulling te geven aan participatie als het gaat om invloed uit oefenen op wat er gebeurt in de gemeente Landerd. 2.7.1. Jeugdgemeenteraad. In maart 2005 heeft basisschool ‘Vlasgaard’ de gemeente benaderd met de vraag of er mogelijkheden waren om een jeugdpanel op te zetten voor kinderen in de basisschoolleeftijd. Het College van B&W heeft besloten om hiermee te starten. 6 Op 21 juni 2006 hebben de eerste jeugdgemeenteraadsverkiezingen plaatsgevonden. Alle zes basisscholen in Landerd (De Wizzert, de Regenboog, de Vlasgaard, de Omgang, de Kreek’l en ’t Oventje) deden hieraan mee. Kinderen van groep 6, 7 en 8 mochten hun stem uitbrengen op hun kandidaat in groep 6 en 7. Per school zijn 2 leden gekozen. De jeugdgemeenteraad wordt begeleid door gemeenteraadsleden en komt vier keer per jaar bijeen. 2.7.2. Jeugdsite. Bij de totstandkoming van de nieuwe website van de gemeente Landerd (oktober 2006) is er ook een jeugdsite gemaakt. Deze jeugdsite is een onderdeel van de gemeentelijke website. In eerste instantie is deze jeugdsite ontwikkeld door de gemeente Landerd. Het is echter de bedoeling dat van iedere school een leerling mee gaat werken aan het beter of leuker maken van de jeugdsite. Op de jeugdsite kan middels een peiling / poll op een snelle manier de mening van veel jeugdigen worden gepeild. 2.8. Samenvatting. Jongerenparticipatie is belangrijk. In 2003 is het accent gelegd op informeren en raadplegen. De evaluatie die gehouden is in 2004 toonde aan dat er niet veel interesse is in participatie. Wij hebben op dit moment niet inzichtelijk op welke wijze wij jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 24 jaar uit Landerd mee kunnen laten praten over beleid en voorzieningen. 2.9. Aanbevelingen. 1) Jeugdgemeenteraad in stand houden. 2) Jeugdgemeenteraadsleden die de basisschool verlaten 1 á 2 keer per jaar op het gemeentehuis uitnodigen voor een informeel gesprek met wethouder welzijn. 3) Jeugdsite in samenwerking met het onderwijs up-to-date houden. 4) Jeugdsite op de gemeentelijke website prominenter in beeld brengen. 5) Mogelijkheden bekijken om jeugdsite te linken aan de websites van de basisscholen. 6) In overleg treden met jeugdverenigingen over de mogelijkheden om jongeren mee te laten praten over beleid, deze nota en voorzieningen. 7 Hoofdstuk 3. Jongeren en zorg. 3.1. Inleiding. De Wet op de Jeugdzorg is in 2005 ingevoerd om zorg aan jongeren en hun ouders te verbeteren en hun positie te versterken. De gemeente is verantwoordelijk voor het preventieve aanbod in geval van lichte opgroei- en opvoedproblemen. De provincie is verantwoordelijk voor het regelen en leveren van het wettelijk recht op jeugdzorg. De wettelijke verankering van de Wet op de Jeugdzorg heeft plaatsgevonden in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Prestatieveld twee van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning is gericht op jeugdigen en heeft de volgende omschrijving: ‘op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden’. 3.2. Landelijk beleid. Het gezin is ‘van grote waarde’, stelt het kabinet Balkende 4 in het regeerakkoord. ‘Daar worden kinderen opgevoed en worden essentiële waarden en normen voorgeleefd en overgedragen aan volgende generaties.’ Ouders moeten voldoende tijd, middelen en vaardigheden hebben om hun rol als opvoeders goed te kunnen vervullen. Een samenhangende aanpak van alles wat met jeugd en gezin te maken heeft, moet hieraan bijdragen. Voor de samenhang in het jeugd- en gezinsbeleid is de programmaminister de heer Rouvoet verantwoordelijk. In diverse rapportages en publicaties wordt gewezen op de versnippering van het lokale jeugdbeleid en de noodzaak van meer samenhang tussen jeugdbeleid, de jeugdgezondheidszorg en de jeugdzorg2. Het kabinet heeft aangegeven voorstander te zijn van bundeling van taken in een centrum voor jeugd en gezin vooralsnog binnen de huidige wet- en regelgeving en huidige verantwoordelijkheidsverdeling tussen gemeenten en provincies. 3.2.1. Wet op de Jeugdzorg. In de Wet op de Jeugdzorg is de rijksoverheid eindverantwoordelijk voor het gehele stelsel van jeugdzorg. De provincie is verantwoordelijk voor het bureau jeugdzorg en de zorg waarop aanspraak bestaat op grond van de Wet op de Jeugdzorg. De provincie ontvangt hiervoor het noodzakelijke geld van het Rijk, in de vorm van twee doeluitkeringen één voor het zorgaanbod (de hulp) en één voor het bureau jeugdzorg. De gemeenten hebben een preventieve en signalerende rol. De taken van opvoed-, opgroei- en gezinsondersteuning voor de gemeente zijn: 1) Informatie verstrekken aan ouders, kinderen en jeugdigen over opvoeden en opgroeien. 2) Signaleren van problemen door instellingen als jeugdgezondheidszorg en onderwijs. 3) Toegang tot het (gemeentelijke) hulpaanbod, beoordelen en toeleiden naar voorzieningen aan de hand van een ‘sociale kaart’ voor ouders, kinderen, jeugdigen en verwijzers. 4) Pedagogische hulp voor jongeren 5) Coördineren van zorg in het gezin op lokaal niveau. 2 Bijvoorbeeld het rapport van de Inventgroep (2005), het Manifest van de Gideonsgemeenten (januari 2006) en het sturingadvies van Van Eijck. 8 3.2.2. Centrum voor jeugd en gezin (CJG). Eén van de aanbevelingen uit het sturingsadvies van Operatie Jong ‘Koersen op het Kind’ is dat taken op het gebied van opvoeding, preventieve gezondheidszorg en bescherming gebundeld moeten worden in een laagdrempelig, eerstelijns centrum voor alle jeugdigen en ouders. Een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) is een coördinatiepunt van gemeentelijk organisaties die betrokken zijn bij preventief jeugdbeleid en jeugdgezondheidszorg. Het doel ervan is om de keten jeugd van daaruit te coördineren zodat de hulp gebundeld wordt aangeboden. Dit moet leiden tot een herkenbare, laagdrempelige plek, met een duidelijk loket waar ouders, kinderen, jongeren en professionals snel, gemakkelijk en vanzelfsprekend terecht kunnen met allerlei vragen over opvoeden en opgroeien. Het CJG moet daarnaast bij problemen ook snel hulp kunnen inschakelen. 3.2.3. Landelijke Verwijs Index. In 2006 is het Rijk gestart met de ontwikkeling van een landelijke verwijsindex. De verwijsindex is een ict-toepassing die meldingen van problemen met jongeren (risico’s) van 0 – 23 jaar registreert. Aan de landelijke verwijsindex worden verschillende informatiebronnen gekoppeld, zoals het elektronisch kinddossier, informatie vanuit Bureau Jeugdzorg, huisartsen, politie en justitie. Komen er meerdere risicomeldingen van diverse instanties over een jongere bij elkaar in de verwijsindex, dan worden de betrokken instanties actief geïnformeerd over elkaars melding. De landelijke verwijsindex wisselt alleen zogenaamde ‘DAT-informatie’ uit. 3.2.4. Elektronisch kinddossier (EKD). Vanaf 2008 krijgt ieder pasgeboren kind een elektronisch kinddossier (EKD). Daarnaast worden er voor alle kinderen tussen nul en negentien jaar een dossier aangemaakt op het moment dat ze met de jeugdgezondheidszorg in aanraking komen. Per 1 januari 2009 zal het gebruik van het EKD in de jeugdgezondheidszorg wettelijk verplicht worden. In het EKD komt informatie te staan over het kind, de gezinssituatie en de omgeving. Het gaat dus om zogenaamde ‘WAT-informatie, van overwegend medische aard. De dossiers worden bijgehouden door artsen en verpleegkundigen van de jeugdgezondheidszorg. Om te voorkomen dat een kind ‘kwijt’ raakt als het bijvoorbeeld verhuist, zal het EKD worden gekoppeld aan het Burger Service Nummer. 3.3. Provinciaal beleid. 3.3.1. Provinciaal beleidskader jeugd 2005 – 2008 ‘Omdat het om kinderen gaat’. Op basis van de Wet op de Jeugdzorg is de provinciale rol sterk uitgebreid. Provinciale kernverantwoordelijkheid is het regelen en leveren van het wettelijk recht op jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg is verantwoordelijk voor de toegang tot de provinciaal gefinancierde jeugdzorg, de jeugd-GGZ en de civielrechtelijke plaatsing van jeugdigen in gesloten jeugdinrichtingen. Ook de functies ‘jeugdbescherming’ en ‘jeugdreclassering’ maken onderdeel uit van Bureau Jeugdzorg, evenals het Adviesen Meldpunt Kindermishandeling. 9 Voor de jaren 2005 - 2008 heeft de Provincie het beleidskader ‘omdat het om kinderen gaat’ opgesteld. In dit beleidskader worden de volgende actiepunten beschreven: - Afspraken over preventie / sluitende keten; - Verbetering van de toegang tot de jeugdzorg (via Bureau Jeugdzorg); - Verbetering van het aanbod van jeugdzorg. Voor de bestuursperiode 2004-2007 zet de provincie de zogenoemde intentiemiddelen jeugd in. Doel van de intentiemiddelen is om afstemming tussen het preventief jeugdbeleid en het jeugdzorgbeleid en daarmee de benodigde hulp aan jongeren te verbeteren. De gemeenten in regio Noordoost-Brabant hebben gezamenlijk afgesproken om de intentiemiddelen te besteden aan de digitale sociale kaart en voor aansluiting basisonderwijs en jeugdzorg. Bij de ontwikkeling van de digitale sociale kaart is er aansluiting gezocht bij een bestaande digitale sociale kaart, te weten www.jeugdwijzer-brabant.nl. De gemeenten hebben gekozen om de intentiemiddelen ook in te zetten voor aansluiting basisonderwijs en jeugdzorg om de interne zorgstructuur binnen het basisonderwijs te versterken. Een van de instrumenten die hierbij ingezet wordt is schoolmaatschappelijk werk. 3.3.2. Convenant aansluiting jeugdzorg - jeugdbeleid. Ter bevordering van de aansluiting tussen lokaal preventief jeugdbeleid en de jeugdzorg hebben de gemeenten uit de regio Noordoost-Brabant en de Provincie Noord-Brabant afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn neergelegd in het convenant aansluiting jeugdbeleid en jeugdzorg tussen de betrokken gemeenten en de provincie. In het convenant is vastgelegd op welke wijze hieraan invulling wordt gegeven. Op 5 december 2005 is dit convenant ondertekend. 3.3.3. Regionaal Bestuurlijk Overleg (RBO). Drie maal per jaar vindt het regionaal overleg tussen portefeuillehouders jeugdbeleid en de gedeputeerde plaats. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeenten en provincie om te komen tot heldere afspraken over de aansluiting van jeugdvoorzieningen op lokale preventieve voorzieningen en vice versa. Doel is om te komen tot een sluitende jeugdketen. Met ingang van 2007 worden de gemeenten per kwartaal geïnformeerd over de stand van zaken ten aanzien van het aantal wachtenden, maar ook over het aantal jongeren dat in de zorg is opgenomen bij de aanbieders van geïndiceerde jeugdzorg. Vanuit de gemeenten wordt de provincie steeds aangesproken op de wachtlijsten. 3.3.4. Subsidieregeling coördinatie lokale zorg. Provinciale Staten heeft bij de behandeling van de kadernota 2006 extra geld beschikbaar gesteld voor de jeugdzorg. Gedeputeerde Staten willen dit geld inzetten voor versterking van de keten in de jeugdzorg in Noord-Brabant. Daartoe is een subsidieregeling opgesteld ter versterking van de coördinatie van de lokale zorg voor jongeren met een complexe, meervoudige problematiek. De subsidie richt zich op het signaleringssysteem ‘Zorg voor jeugd’. Provincie Noord-Brabant vindt het van groot belang dat binnen Brabant een en hetzelfde systeem wordt gebruikt. 10 3.4. Lokaal beleid. 3.4.1. Sluitende jeugdketen. In oktober 2006 hebben de gemeenten in de regio Uden / Veghel gezamenlijk de regionale notitie ‘preventief jeugdbeleid’ opgesteld. De wethouders van de gemeenten in de regio willen daar waar mogelijk gezamenlijk in zetten op de versterking van de aansluiting jeugdbeleid en jeugdzorg. Concreet betekent dit dat iedere gemeente in de regio een zelfde model voor de lokale zorgstructuur (sluitende jeugdketen) gaat hanteren. In juli 2006 is opdracht verstrekt aan K2, Brabants Kenniscentrum Jeugd, om als eindresultaat van het traject ‘een sluitende jeugdketen’ te zorgen voor een beschreven model voor de inrichting van de lokale zorgstructuur en waarvoor draagvlak is bij alle partners in de gemeente. 3.4.2. Motie gemeenteraad Landerd. In de vergadering van 14 december 2006 heeft de gemeenteraad van Landerd unaniem de motie Jeugdzorg aangenomen. Met deze motie roept de gemeenteraad Gedeputeerde Staten en Bureau Jeugdzorg op hun verantwoordelijkheid voor snelle indicatie en snelle behandeling volledig waar te maken. Tevens heeft de gemeenteraad verzocht om Bureau Jeugdzorg nauwlettend te volgen. De raad is van mening dat het werken aan wachtlijsten en –tijden erg belangrijk is. Onlangs zijn wij door de provincie geïnformeerd over het feit dat het aanvalsplan op de wachttijden succesvol is verlopen. De laatste jaren is de beschikbare capaciteit voor provinciale jeugdzorg ook fors uitgebreid. Er worden inspanningen verricht om het aantal zorgaanbieders in de provincie uit te breiden. 3.4.3. Wet op de Jeugdzorg Zoals eerder aangeven is de gemeente met de invoering van de Wet op de Jeugdzorg, verantwoordelijk voor het preventieve aanbod in geval van lichte opgroeien opvoedproblemen. Deze verantwoordelijkheid wordt uitgedrukt in vijf functies. 3.4.3.1. Functie 1: informatie en advies. Het gaat om ongevraagde informatie over opvoeden en opgroeien (voorlichting) en om het beantwoorden van specifieke vragen van ouders en jeugdigen. Voor zowel ouders als jeugdigen is een groot assortiment algemene opvoedingsvoorlichting beschikbaar, bijvoorbeeld via de media, openbare bibliotheek en het internet. Deze informatie moet tijdig bereikbaar en makkelijk toegankelijk zijn. 3.4.3.2. Huidige situatie. Informatie en advies op het terrein van opvoed- en opgroeivragen wordt op verschillende wijzen aangeboden binnen de gemeente Landerd. Het gaat dan over de volgende zaken: ● het geven van voorlichting, ● het verstrekken van informatie (meer algemeen), ● het beantwoorden van specifieke vragen. 11 Activiteiten met betrekking tot de functie informatie en advies. Instelling (uitvoering door) Stichting Thuiszorg Brabant Noord-Oost Activiteit Opvoedingsondersteuning 0 – 4 jarigen. Door intakehuisbezoek, consultatiebureau en het organiseren van themabijeenkomsten. MEE Algemene informatieadviesfunctie voor mensen met een beperking. Algemeen Maatschappelijk Algemene probleemvragen Werk van volwassen en jongeren. Bijvoorbeeld via schoolmaatschappelijk werk. Bureau Jeugdzorg Informatie en indicatie voor jongeren en hun ouders/opvoeders die ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen hebben. Novadic / Kentron Voorlichting geven m.b.t. alcohol en drugs. Basisbibliotheek Maasland Algemene informatie- en adviesfunctie voor volwassenen en jongeren. GGD Voorlichting en informatie geven aan opvoeders, kinderen en jongeren over opvoeden en opgroeien. Bijvoorbeeld door middel van spreekuren op scholen en project als gezonde school en genotmiddelen. Gemeente / K2 Digitale sociale kaart (www.jeugdwijzerbrabant.nl) Gemeente Informatie geven over de Leerplichtwet. Vivaan (jongerenwerker) Algemene informatie- en adviesfunctie voor jongeren. GGZ Algemene informatie – adviesfunctie voor mensen met een psychische aandoening. Gemeentelijke rol Financier/toezichthouder Geen Financier/toezichthouder Gesprekspartner Gesprekspartner Financier/toezichthouder Financier/toezichthouder Financier/toezichthouder Uitvoerder Financier/toezichthouder Gesprekspartner 12 3.4.3.3. Nieuwe gemeentelijke initiatieven. Digitale sociale kaart. Eind 2005 zijn de gemeenten in de regio Uden/Veghel aangehaakt bij de digitale sociale kaart, jeugdwijzer-brabant.nl. De andere regio’s in de Noordoost-Brabant zijn medio 2006 aangehaakt. De sociale kaart van jeugdvoorzieningen geeft inzicht in het totale hulpaanbod voor ouders en verwijzers op het terrein van zorg en welzijn. De informatie over de voorzieningen is toegankelijk, actueel en geeft zicht op de aanwezigheid van het aanbod van allerlei voorzieningen voor jeugd. Er is een stijgende lijn te zien in het aantal bezoekers van de digitale sociale kaart. Gastles GGD. Uit de monitor van de GGD Hart voor Brabant blijkt dat ongezond gedrag van jongeren zorgen baart. Ongezond gedrag bij jongeren komt ook in Landerd veel voor, vooral alcoholconsumptie onder jongeren is zorgwekkend. Meer dan de helft van 12 t/m 17 jarigen in Landerd (57%) drinkt alcohol. Bijna een kwart is zelfs een ‘binge drinker’ (drinkt zes of meer glazen alcohol op minstens één weekenddag), dit percentage ligt nog hoger dan gemiddeld in de regio Hart voor Brabant. Juist de grote hoeveelheid alcohol die dan gedronken wordt, is schadelijk op jonge leeftijd. In het schooljaar 2007/2008 gaat de GGD Hart voor Brabant voor alle groepen 8, indien de scholen dit willen, gastlessen verzorgen waarin preventieve voorlichting wordt gegeven over roken en alcohol- en drugsgebruik. Het onderwerp sluit goed aan bij het project ‘De gezonde school en genotmiddelen’ waaraan de scholen in Landerd, met uitzondering van OBS ‘de Wizzert’ en LZK-school ‘De Vlinder’, hebben deelgenomen. 3.4.3.4. Samenvatting. In regio Uden/Veghel is inmiddels gesproken over de ontwikkeling van een Centrum voor Jeugd en Gezin. De ontwikkeling van een Centrum voor Jeugd en Gezin past binnen het traject dat K2 is gestart voor de implementatie en versterking van de lokale zorgstructuur (sluitende jeugdketen). Op dit moment gaan wij er vanuit dat in iedere gemeente een laagdrempelig steunpunt opvoedingsondersteuning wordt gehuisvest, dat functioneert als frontoffice voor het Centrum voor Jeugd en Gezin. 3.4.4.1 Functie 2: Signalering. Gemeenten zijn er verantwoordelijk voor dat latente en manifeste opvoedings- en opgroeiproblemen van ouders en jeugdigen gesignaleerd worden door voorzieningen, die voor deze doelgroep werken. 3.4.4.2. Huidige situatie. Instelling (uitvoering door) Huisarts Activiteit Signaleren van (gezondheids) problemen van jongeren en hun ouders. Peuterspeelzaal/ Invullen kinderdagverblijf/basisschool peuterontwikkelingsvolglijst (POL) Schoolmaatschappelijk Basisscholen ondersteunen Werk (basisonderwijs) bij vroegsignalering (deskundigheidsbevordering) Gemeentelijke rol Geen Financier/toezichthouder Financier/toezichthouder 13 Schoolmaatschappelijk werk Voortgezet onderwijs (voortgezet onderwijs) ondersteunen bij vroegsignalering. Op de meeste scholen voor voortgezet onderwijs is smw aanwezig. GGD Signaleren van wensen, behoeften en problemen van jongeren. Onderwijs Signaleren van verzuim. Vivaan (jongerenwerk) Signaleren van wensen, behoeften en problemen van jongeren door de jongerenwerker Zorgnetwerk Zeeland en Bespreken van signalen over Schaijk/Reek 12problemen m.b.t. groei en ontwikkeling van kinderen 0 – 4 jaar op bijv. consultatiebureau. Stichting Thuiszorg BNO Signaleren van groei en ontwikkelingsproblemen Politie Signaleren en voorkomen van crimineel gedrag vanaf 10 jaar. Tijdens het overleg jeugd en veiligheid worden signalen besproken met jongerenwerker en gemeente. Geen. In de gemeente Landerd is geen voortgezet onderwijs aanwezig. Financier/toezichthouder Uitvoerder Leerplichtwet Financier/toezichthouder Financier/toezichthouder Financier/toezichthouder Gesprekspartner 3.4.4.3. Nieuwe gemeentelijke initiatieven. Studiedag ‘communiceren met ouders’. Om de zorgstructuur binnen het basisonderwijs te versterken hebben wij de intentiemiddelen jeugd 2006 (verkregen van de provincie) ingezet om een kwaliteitsimpuls te geven aan de signaleringsfunctie binnen het primair onderwijs in aansluiting op het schoolmaatschappelijk werk. De schoolmaatschappelijk werkster heeft op elke basisschool een studiemiddag georganiseerd waar het thema ‘communiceren met ouders’ centraal stond. Werkbijeenkomst m.b.t. kindermishandeling. Het thema huiselijk geweld krijgt een stevige positie op landelijke en lokale politieke agenda’s. Kindermishandeling is één vorm van huiselijk geweld en naar het aantal kinderen dat wordt mishandeld is onderzoek gedaan als onderdeel van de GGDmonitor voor kinderen tot en met 11 jaar. Uit de resultaten blijkt dat 0,6% van de kinderen in de GGD-regio Hart voor Brabant ooit te maken heeft gehad met kindermishandeling. In de gemeente Landerd is dit 0,9%. Dit cijfer is door de GGD niet beoordeeld als ‘significant afwijkend’ omdat het tot nu toe slechts eenmalig is gemeten en op toeval kan berusten. Mede bezien in het licht van de aandacht die de gemeente Landerd besteedt aan de bestrijding van huiselijk geweld en de preventieve taak van de gemeente hebben wij besloten om extra aandacht te schenken aan het voorkomen van kindermishandeling. Wij hebben besloten om onderzoek te doen naar de signalering van kindermishandeling door scholen, peuterspeelzalen en kinderopvang (vindplaatsen). Allereerst wordt gekeken naar de 14 wijze waarop de vindplaatsen aandacht besteden aan het signaleren van kindermishandeling. Vervolgens wordt er in een werkbijeenkomst ingezet op het optimaliseren van signaleren van kindermishandeling. In een plan van aanpak zullen de verbeterpunten beschreven worden. Signaleringssysteem ‘Zorg voor jeugd’. Zoals eerder aangegeven heeft de provincie Noord-Brabant een subsidieregeling opgesteld met betrekking tot de lokale coördinatie van zorg. In maart 2007 hebben de gemeenten in de regio Uden/Veghel gezamenlijk een subsidieaanvraag ingediend bij de Provincie gericht op de invoering van het signaleringssysteem ‘Zorg voor jeugd’. In het signaleringssysteem staan in principe twee elementen centraal, namelijk enerzijds een digitaal signaleringssysteem en anderzijds afspraken over coördinatie van zorg. Het laatste element werken wij verder uit onder functie 5. Het signaleringssysteem is bedoeld om risicokinderen in de leeftijd van 0 tot 23 jaar in een vroegtijdig stadium te registreren en problemen met betrekking tot hun situatie te signaleren. Dat gebeurt met behulp van een eenvoudige internettoepassing. Alle deelnemende instellingen maken gebruik van deze toepassing. Alle jongeren met wie er contact is, worden in het systeem geregistreerd. De instellingen die bij een bepaalde jongere zijn betrokken, worden automatisch via een mailbericht geïnformeerd als dezelfde jongere door een nieuwe, nog niet eerder betrokken instelling wordt geregistreerd. Daarmee hebben de instellingen en hulpverleners continu inzicht in welke instellingen contact hebben met jongere. Deelnemende instellingen aan het signaleringssysteem kunnen zijn: Algemeen Maatschappelijk Werk, Bureau Jeugdzorg, GGZ, politie, MEE, Stichting Thuiszorg, Raad voor de Kinderbescherming, Novadic-Kentron en Gemeente. Op dit moment wordt er een omgevingsanalyse in de regio Uden/Veghel uitgevoerd om inzicht te krijgen in alle omgevingsfactoren en eisen die aan het invoeren van coördinatie van zorg en signaleringssysteem gesteld worden. ‘Zorg voor jeugd’ wordt gekoppeld aan de landelijke verwijsindex en het elektronisch kinddossier op het moment dat deze systemen beschikbaar komen. Landelijke verwijsindex Elektronisch kinddossier Lokaal signaleringsysteem (Zorg voor jeugd) Systemen instellingen Figuur 1. Samenhang systemen. 15 3.4.4.4. Samenvatting. Vindplaatsen hebben een belangrijke taak op het terrein van signalering van opvoed- en opgroeiproblematiek. Vindplaatsen zijn instellingen waar jongeren veel komen. Tot de vindplaatsen behoren: 0 – 4 jaar: consultatiebureau, peuterspeelzaal en kinderopvang. 4 –12 jaar: basisonderwijs, buitenschoolse opvang, leerplicht en politie. 12 – 18/24 jaar: voortgezet onderwijs, ROC, jongerenwerk, leerplicht en politie. Zij krijgen de verantwoordelijkheid om: a) Opvoed- en opgroeiproblematiek bij jongeren en ouders te signaleren; b) De functie signalering binnen de eigen organisatie in te bedden (interne zorgstructuur); c) Het gesignaleerde bespreekbaar te maken met ouders en/of betrokken jongeren. d) Indien nodig de signalen door te geleiden naar voorzieningen voor licht pedagogische hulp. . 3.4.5.1. Functie 3: Toeleiding naar het hulpaanbod. Nadat een vraag of probleem gesignaleerd is, is het van belang dat er snel hulp is. De toegang tot het (gemeentelijk) hulpaanbod moet daarom herkenbaar en gemakkelijk bereikbaar zijn. 3.4.5.2. Huidige situatie. Instelling (uitvoering door) Schoolmaatschappelijk Werk Activiteit SMW-er verzorgt de toeleiding. Brengt jongere in het screeningsoverleg van BJZ. Sociale kaart Geeft inzicht in het totale hulpaanbod voor ouders en jongeren op het terrein van zorg en welzijn. Vivaan (jongerenwerk) Indien nodig jongere doorverwijzen naar een hulpverleningsinstantie. Huisarts Indien nodig jongere doorverwijzen naar een hulpverleningsinstantie. Stichting Thuiszorg Overleg voeren met psz/kdv rondom risicokinderen (met toestemming van ouders), waardoor kind eerder op consultatiebureau wordt opgeroepen en/of doorwezen naar andere instantie. Algemeen Maatschappelijk Diverse activiteiten totdat Werk (Jeugd Preventie verwijzing naar Bureau Werk) Jeugdzorg of voorliggende Gemeentelijke rol Financier/toezichthouder Financier/toezichthouder Financier/toezichthouder Geen Financier/toezichthouder Financier/toezichthouder 16 Zorgnetwerk Zeeland en Schaijk/Reek 12- voorziening kan plaats vinden (of duidelijk blijkt dat probleem middels lichte hulp kan worden opgelost). Indien blijkt dat ‘zwaardere’ Financier/toezichthouder hulp noodzakelijk is vindt er een doorverwijzing plaats. 3.4.5.3. Nieuwe gemeentelijke initiatieven. Voorschools maatschappelijk werk. Met ingang van 1 februari 2007 is de pilot voorschools maatschappelijk werk op de peuterspeelzalen in Landerd gestart. Er is gekozen voor een pilot omdat het een nieuwe activiteit is voor het Algemeen Maatschappelijk Werk. De intentiemiddelen jeugd 2007 (verkregen van de provincie) hebben wij hiervoor ingezet. De aanleiding van deze pilot is om de peuterspeelzalen te ondersteunen bij hun deskundigheid met betrekking tot peuters waarvan de problematiek op sociaal-emotioneel terrein de leidster(s) met zorgtaken dreigt te overstijgen en/of waarop aanvulling is gewenst. De schoolmaatschappelijk werkster zorgt, indien nodig, voor overdracht naar passende begeleiding buiten de peuterspeelzaal. Op de peuterspeelzalen is dezelfde schoolmaatschappelijk werkster actief als op de basisscholen in de gemeente Landerd. Er vindt in juni 2007 een tussenevaluatie plaats en in november 2007 een eindevaluatie. Op basis van de eindevaluatie zal een besluit worden genomen over wel/geen voortzetting van deze activiteit. 3.4.5.4. Samenvatting. De zorgadviesoverleggen worden per vindplaats op de volgende wijze ingevuld: Leeftijd Vindplaats Organisatie licht. Ped hulp. 0 – 4 jarigen Consultatiebureau Peuterspeelzaal Kinderopvang Thuiszorg / JGZ 4 – 12 jarigen Basisonderwijs Zorgadviesteam AMW / SMW, GGD* Buitenschoolse opvang AMW / SMW of Thuiszorg / JGZ** AMW / SMW Leerplicht 12 – 18/24 jarigen Voortgezet onderwijs Zorgadviesteam AMW / SMW, GGD* ROC AMW / SMW Leerplicht AMW / SMW Vivaan / jongerenwerk AMW / JPW Politie AMW / JPW 17 * Aanspreekpunt voor basisonderwijs en het voortgezet onderwijs is de schoolmaatschappelijk werker (SMW). De GGD-medewerker participeert in het zorgteam op basis van zijn/haar preventieve activiteiten binnen het onderwijs. ** Buitenschoolse opvang wordt op verschillende wijzen aangeboden. Indien dit vanuit een onderwijsvoorziening gebeurd is het logisch dat aangesloten wordt vanuit het SMW. 3.4.6.1. Functie 4: Licht pedagogische hulp. Binnen het gezin kan er een moment komen waarop de opvoeding dreigt te stagneren. Kortdurende (pedagogische) hulp bij de problemen kan in de meeste gevallen een oplossing bieden. 3.4.6.2. Huidige situatie. Activiteiten met betrekking tot de functie licht pedagogische hulp. Instelling (uitvoering door) Algemeen Maatschappelijk Werk (Jeugd Preventie Werk) Schoolmaatschappelijk Werk GGD Bureau Jeugdzorg Thuiszorg Activiteit Wanneer tijdens de motiveringsfase blijkt dat problematiek toch opgelost kan worden door een paar contacten wordt dit uitgevoerd door de jeugdpreventiewerker. Uitvoeren van licht pedagogische hulp aan kinderen. Uitvoeren van een pedagogisch spreekuur op de basisschool (10 x per jaar) Voeren van maximaal vijf pedagogische gesprekken. Uitvoeren van huisbezoeken en aanbieden van verkorte video hometraining. Gemeentelijke rol Financier/toezichthouder Financier/toezichthouder Financier/toezichthouder Geen Financier/toezichthouder 3.4.6.3. Nieuwe gemeentelijke initiatieven. Er zijn op dit moment geen nieuwe gemeentelijke initiatieven op deze functie ontwikkeld / in ontwikkeling. 3.4.6.4. Samenvatting. Op het gebied van pedagogische hulp worden tal van activiteiten uitgevoerd. De lokale voorzieningen voor licht pedagogische hulp en Bureau Jeugdzorg hebben afspraken gemaakt over de wijze waarop zij elkaar inschakelen. Deze afspraken zijn vastgelegd in het convenant ‘de optimale keten in opvoedingsondersteuning’ gesloten tussen Thuiszorg, GGD, AMW, MEE, Bureau Jeugdzorg en GGZ. Deze afspraken worden momenteel geïmplementeerd binnen de organisaties 18 3.4.7.1. Functie 5: Coördinatie van zorg. Bij coördinatie van zorg gaat het om hulp aan gezinnen met meervoudige problematiek, die geen greep hebben op de eigen situatie. Deze gezinnen hebben te maken met diverse instanties en hulpverleners. Bijvoorbeeld in verband met schuldsanering, huisvesting, verslaving en problemen op school. Vaak hebben de betrokken gezinnen weerstanden tegen professionele hulpverlening. Het is aan de gemeente ervoor te zorgen dat lokale instellingen afspraken maken over het bij elkaar brengen van afzonderlijke probleemsignalen van/over het gezin en het onderling afstemmen van de hulpverlening. Een van de randvoorwaarden voor de inrichting van een sluitende lokale jeugdhulpverleningstructuur is een gemeentelijk signaleringssysteem, zoals ‘Zorg voor Jeugd’. Dit systeem gaat niet over WAT er plaats vindt maar geeft slechts aan DAT er sprake is van een probleem met een bepaalde risicotaxatie. 3.4.7.2. Huidige situatie. Activiteiten met betrekking tot de functie coördinatie van zorg. . Instelling (uitvoering door) Zorgnetwerk 12- Bureau Jeugdzorg Landerd-overleg Activiteit Organiseren van samenhang in en afstemming van hulp en begeleiding tussen instellingen aan jongeren. Aanstellen van een gezinscoach. Organiseren van samenhang in en afstemmen van hulp en begeleiding tussen instellingen m.b.t. multiproblem gezinnen. Gemeentelijke rol Financier/toezichthouder Geen Gesprekspartner 3.4.7.3. Nieuwe gemeentelijke initiatieven. Zorg voor jeugd. Wanneer er tegelijkertijd meerdere instellingen betrokken zijn bij de behandeling van een jongere, start de zorgcoördinatie. In een convenant moeten hierover met alle betrokken hulpinstanties afspraken worden gemaakt. Op grond van het overeengekomen zorgconvenant wijs het systeem automatisch aan wie de verantwoordelijke zorgcoördinator is. De afspraken met betrekking tot de zorgcoördinatie worden door de zorgcoördinator vastgelegd in het systeem. Alle betrokken hulpverleners kunnen deze afspraken via het systeem raadplegen. 3.4.7.4. Samenvatting. Het komt helaas voor dat noodzakelijk geachte hulp niet voorhanden is, bijvoorbeeld door wachtlijsten bij zorgaanbieders. Onder regie van de Provincie wordt getracht deze wachtlijsten terug te dringen. In sommige gevallen is ingrijpen dermate dringend gewenst dat noodoplossingen moeten worden ingezet. Wij adviseren het ingrijpen in dergelijke crisissituaties plaats te laten vinden binnen het ‘crisisberaad’. 19 4.5. Aanbevelingen. 1) Het opzetten van een regionaal /lokaal Centrum voor Jeugd en Gezin onderzoeken. 2) Mogelijkheden onderzoeken om de functie coördinatie van zorg vorm te geven en te ondersteunen door invoering van het signaleringssysteem ‘Zorg voor Jeugd’. 3) Jaarlijks voor de vindplaatsen een werkbijeenkomst organiseren waarin aandacht wordt besteed aan de signaleringsfunctie. 4) De kwartaaloverzichten met betrekking tot aantal wachtenden jongeren op jeugdzorg zorgvuldig doornemen en indien noodzakelijk contact op nemen met de Provincie. 5) Mogelijkheden onderzoeken om afspraken te maken en vastleggen met de afzonderlijke vindplaatsen over de functie en de kwaliteit van het signaleringsaanbod. 6) Onderzoeken hoe de afspraken binnen het convenant ‘de optimale keten in opvoedingsondersteuning’ vorm kunnen worden gegeven om te komen tot een sluitende jeugdketen. 7) Overleggen met de vindplaatsen om een zorgadviesteam op te zetten, waaraan wordt deelgenomen door de vindplaats zelf en een hier direct aan gekoppelde professionele organisaties voor licht pedagogische hulp. 8) Mogelijkheden onderzoeken om op regionale schaal een zorgnetwerk en crisisberaad op te zetten ten behoeve van coördinatie van zorg. 20 Hoofdstuk 4. Jongeren en gezondheidszorg. 4.1. Inleiding In artikel 24 van de het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind wordt het recht van kind erkend “op het genot van de grootst mogelijke mate van gezondheid en op voorzieningen voor de behandeling van ziekte en het herstel van de gezondheid”. Daarbij is bepalend dat aan ‘geen enkel kind zijn of haar recht op toegang tot deze voorzieningen voor gezondheidszorg wordt onthouden’. De jeugdgezondheidszorg en de jeugdzorg maken deel uit van het totaal aan voorzieningen voor jeugdigen. Samen vormen deze voorzieningen een jeugdketen die nodig is voor een effectief preventief jeugdbeleid. De Jeugdgezondheidszorg is preventieve gezondheidszorg ten behoeve van personen in de leeftijd van 0 – 19 jaar. Het doel van de jeugdgezondheidszorg is het bevorderen, beschermen en beveiligen van de lichamelijk, cognitieve, sociale en geestelijke gezondheid en ontwikkeling van alle jongeren. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de gemeente een regierol voert (stimuleren, situeren, steun creëren, structureren en sturen), dat er afstemming plaatsvindt tussen instellingen, voorzieningen en beleidsterreinen en dat een integraal aanbod van voorzieningen voorhanden is. 4.2. Landelijk beleid. De positie van gemeenten in het lokale gezondheidsbeleid is versterkt. De GGD viel al onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Het kabinet heeft besloten om deze gemeentelijke regierol met betrekking tot jeugdgezondheidszorg uit te breiden tot de thuiszorgorganisaties. In 2002 hebben de Tweede en de Eerste kamer daartoe ingestemd met de wijziging van de Wet collectieve preventie volksgezondheid (wcpv). Derhalve bieden met ingang van 1 januari 2003 de thuiszorgorganisaties en GGD gezamenlijk, onder regie van de gemeenten, dit takenpakket aan jongeren van 0 – 19 jaar aan. Met de wijziging van de Wcpv is het Basistakenpakket JGZ wettelijk verankerd. Dit pakket moet leiden tot uniformiteit in heel Nederland en waarborgen bieden voor kwaliteit. Ook moet er dankzij dit pakket meer samenhang in het aanbod van de jeugdgezondheidszorg op lokaal niveau komen. Daarmee hangt een ander doel samen: het beter op elkaar laten aansluiten van het lokale jeugdbeleid en de openbare gezondheidszorg. Dat moet er uiteindelijk toe leiden dat de zorg voor kinderen en jongeren van 0 – 19 een continuüm wordt dat integraal en in samenhang met andere beleidsterreinen wordt geboden. In het basistakenpakket is de preventieve gezondheidszorg voor elk kind dat in Nederland woont omschreven. Binnen het basistakenpakket is gedifferentieerd naar een uniform deel en een maatwerkdeel. Het uniforme deel bestaat uit activiteiten die aan alle kinderen en jongeren op een bepaalde leeftijd worden aangeboden. In het maatwerkdeel moeten gemeenten het zorgaanbod afstemmen op de zorgbehoefte van groepen kinderen en op de gezondheidssituatie van de kinderen in de gemeentelijke regio. Die gezondheidssituatie wordt in beeld gebracht bij de monitoring van de jeugd in het uniforme deel van het basistakenpakket JGZ. 21 Het basistakenpakket JGZ bestaat uit zes productgroepen die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn: 1. Monitoring en signalering; 2. Inschatten zorgbehoefte; 3. Screeningen en vaccinaties; 4. Voorlichting, advies, instructie en begeleiding; 5. Beïnvloeden van gezondheidsbedreigingen; 6. Zorgsysteem, netwerken, overleg en samenwerking. Per productgroep is een aantal producten beschreven. Deze producten zijn ingedeeld in een uniform of maatwerkdeel. Het uniform deel van het Basistakenpakket bestaat uit activiteiten die gevraagd en ongevraagd worden aangeboden aan alle individuen uit de doelgroep. Voor het maatwerkdeel hebben gemeenten beleidsvrijheid. Ze kunnen het aanbod toespitsen op de zorgbehoeften van de jongeren in de gemeente of de regio. Daarbij is het de bedoeling dat gemeenten aansluiten bij ander gemeentelijk beleid, zoals het jeugdbeleid, het gezondheidsbeleid en het onderwijsbeleid. 4.3. Provinciaal beleid. In het Beleidskader jeugd 2005 – 2008 van Provincie Noord-Brabant is opgenomen dat in de doorgaande lijn van het gehele ontwikkelingsproces van kind tot jong volwassene, vele partners een rol spelen. De inzet van de Provincie is er primair op gericht om samen met de overheden en uitvoerders in goed en intensief overleg, aanvullend aan elkaar te werken zodat een ononderbroken keten van voorzieningen ontstaat voor jeugdigen en hun ouders / verzorgers. De ‘vindplaatsen’ dienen betrokken te blijven bij geïndiceerde jeugdzorg om een spoedige teruggeleiding mogelijk te maken. 4.4. Gemeentelijk beleid. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van jeugdgezondheidszorg. Sinds 1 juli 2003 zijn alle gemeenten op grond van de Wet collectieve preventie volksgezondheid verplicht om over een nota gezondheidsbeleid te beschikken. De daadwerkelijke uitvoering ligt in handen van de GGD en de Thuiszorg. De gemeente Uden, Veghel, Boekel, Sint-Oedenrode en Landerd hebben gezamenlijk een regionale nota gezondheidsbeleid 2004 – 2007 opgesteld. Deze nota zal in 2007 worden herzien. Met ingang van 1 januari 2006 ontvangt de gemeente structureel een bedrag van € 50,- per geboren kind in het kader van de Tijdelijke regeling specifieke uitkering jeugdgezondheidszorg. Dit bedrag komt boven op de reguliere Regeling Specifieke Uitkering JGZ. Deze middelen dienen ingezet te worden voor activiteiten ten behoeve van preventief jeugdbeleid. 4.4.1. Monitoring en signalering. Hierbij gaat het om het systematisch volgen van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van een jongeren en/of groepen jongeren en het signaleren van mogelijke verstoringen daarin. Het gaat dan om het monitoren van de normale ontwikkeling van het kind, maar ook het signaleren van ongewone ontwikkelingen. 22 Activiteiten Gezondheidsmonitor (4 jaarlijkse cyclus) 4 weken, 3, 6,9 en 14 maanden, 2 jaar en 3 jaar en 9 maanden consult. Intakehuisbezoek, 8 weken, 4, 7.5, 11 maanden, 3 jaar en 3 jaar en 9 maanden consult Onderzoek van 10 -11 jarigen door schoolarts. Uitvoeren van logopedisch onderzoek op de basisscholen. Peuter Ontwikkelingsvolglijst (POL) Uitvoering door GGD Thuiszorg Thuiszorg GGD GGD Peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en basisscholen. 4.4.2. Inschatten zorgbehoefte. Bij het inschatten van de zorgbehoefte wordt vastgesteld welke jongeren / ouders en welke groepen jongeren / ouders welke zorg nodig hebben. Niet alle ouders en opvoeders kunnen zelfstandig de opvoeding van jongeren aan. Ook zijn er (groepen) jongeren die voorlichting, advies, instructie of zorgverlening nodig hebben. Activiteiten Gezondheidsmonitor Uitvoering door GGD 4.4.3. Screeningen en vaccinaties. Aan ieder kind worden screeningen en vaccinaties aangeboden. Bijna elk kind in Nederland krijgt de DKTP-prik. De hielprik is de eerste screening van de gezondheid van een kind. Daarnaast zijn er onderzoeken als gehoortest en virusscreening beschikbaar. Activiteiten Hielprik Inentingen 4-jarigen Inentingen 9-jarigen 4 weken, 3, 6, 9 en 14 maanden, 2 jaar en 3 jaar en 9 maanden consult Intakehuisbezoek 8 weken, 4, 7.5, 11 maanden, 3 jaar en 3 jaar en 9 maanden consult Uitvoering door Thuiszorg GGD GGD Thuiszorg Thuiszorg 4.4.4. Voorlichting, advies, instructie en begeleiding. Zowel ouders als jongeren kunnen individueel of in groepen voorlichting en advies krijgen. Sommige vormen van informatieverstrekking zijn wettelijk vastgelegd. Het gaat dan om de informatie die moet worden gegeven voor het uitvoeren van een medische handeling. Daarnaast gaat het om het op de hoogte stellen van de jongeren en / of de ouders waar de verstrekt persoonsgegevens terechtkomen. De plicht om deze informatie te geven staat in de Wet Bescherming Persoonsgegevens. 23 Activiteiten Op basisschool ’t Oventje en Den Omgang worden op advies van de GGD poetsinstructies gegeven in de groepen 4 en 7. Opvoedingsspreekuur op basisscholen in Zeeland en Schaijk (20 keer). Groeps- en themabijeenkomsten m.b.t. ontwikkeling van de zuigeling en peuter op de peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. (voor) Schoolmaatschappelijk werk Opvoedingsondersteuning 0 – 4 jarigen bijvoorbeeld door huisbezoek, video hometraining en inloopspreekuur. Heart Dance Award (kinderen worden in beweging gebracht en worden gewezen op het belang van gezond leven). Sociale kaart, www.jeugdwijzerbrabant.nl Algemene probleemvragen van volwassenen en jongeren Uitvoering door GGD GGD Thuiszorg Algemeen Maatschappelijk Werk Thuiszorg Nederlandse Hartstichting K2 Algemeen Maatschappelijk Werk Algemene adviesfunctie voor volwassen Basisbibliotheek Maasland en jongeren Algemene adviesfunctie voor mensen MEE met een beperking 4.4.5. Beïnvloeden gezondheidsbedreigingen. Deze productgroep wordt weliswaar genoemd in het Besluit JGZ, maar er worden noch in de Wcpv, noch in het Besluit zelf producten aan gekoppeld. Deze kerntaak is erg breed te interpreteren. Activiteiten Controle m.b.t. hygiëne en binnenmilieu op peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en basisscholen. Hielprik Inentingen 4-jarigen Inentingen 9-jarigen Uitvoering door GGD Thuiszorg GGD GGD 4.4.6. Zorgsysteem netwerken, overleg en samenwerking. De partijen die de zorg- en hulpverlening voor jongeren organiseren staan in deze productgroep centraal. Zij moeten integraal samenwerken om de continuïteit van de zorg te waarborgen. Een grote rol in de productgroep is weggelegd voor het overdragen van het medisch dossier van de jongeren. Activiteit Zorgnetwerk Schaijk/Reek en Zeeland Uitvoering door GGD, Thuiszorg, school maatschappelijk werk, huisarts, kinderdagverblijf, politie, algemeen maatschappelijk werk en 24 Afstemmingsoverleg met peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Optimale zorg verlenen en adequate ondersteuning bieden Voorleesproject Bureau Jeugdzorg Thuiszorg Thuiszorg, huisartsen, fysiotherapeut, diëtiste en logopedie. Bibliotheek en Thuiszorg. 4.5. Samenvatting. De Jeugdgezondheidszorg is een basisvoorziening voor alle jongeren en hun ouders. Jeugdgezondheidszorg wordt uitgevoerd waar de jongeren zich bevinden (thuis, consultatiebureau, op school) en werkt samen met andere voorzieningen voor jongeren en hun ouders. Naast het onderwijs is de jeugdgezondheidszorg de enige voorziening die alle kinderen en hun ouders ziet en spreekt. 4.6. Aanbevelingen. 1) Onderzoeken op welke wijze de jeugdgezondheidszorg invulling kan geven aan de sluitende jeugdketen. 2) Onderzoeken op welke wijze de zorgbehoefte inzichtelijk gemaakt kan worden. Daarnaast inzichtelijk maken of het aanbod van activiteiten van de jeugdgezondheidszorg voldoende is. 3) Onderzoeken hoe de structuur voor het ondersteunen van vroegsignalering, opvoeden en opgroeien verstevigd kan worden. 4) Aansluiten op de uitkomsten van de monitoring van de GGD Hart voor Brabant. 25 Hoofdstuk 5. Jongeren en onderwijs. 5.1. Inleiding. Onderwijs neemt in de kenniseconomie een cruciale plaats in. Hier ligt de basis voor kennisverwerving en ontwikkeling. Maar ook wordt in het onderwijs de basis gelegd voor sociale binding. Leren en ontwikkelen is de toegang tot het later verkrijgen van een succesvolle loopbaan op de arbeidsmarkt en maakt het mogelijk voor jongeren om mee te kunnen doen in de samenleving. Investeren in het onderwijs is nodig voor individuen en voor de samenleving als geheel. 5.2. Landelijk beleid. Op landelijk niveau is er sprake van een vernieuwde politieke visie op het onderwijsbeleid. Bij een modern onderwijsbestel en een volwassen relatie met onderwijsinstellingen past een andere manier van werken en aansturen. Dat betekent dat vernieuwingen in het onderwijs niet meer vanuit de overheid komen, maar vanuit de scholen zelf. De overheid stelt wel de kwaliteit van het onderwijs vast, maar scholen krijgen meer ruimte om onderwijs ‘op maat’ te geven. Het gaat daarbij om het vergroten van de autonomie en het verminderen van het aantal regels. 5.3. Provinciaal beleid. Noord-Brabant kent als onderwijsprovincie een groot scholenaanbod en twee universiteiten. De Provincie zet in op kenniseconomie, versterking van beroepsonderwijs, Brede School, cultuureducatie en ICT. 5.4. Lokaal beleid. De rol van de gemeente met betrekking tot onderwijs heeft voornamelijk betrekking op randvoorwaarden en wettelijke taken, zoals de uitvoering van de Leerplichtwet, organiseren van leerlingenvervoer en de bouw van onderwijsvoorzieningen, naast taken op bijvoorbeeld het terrein van het achterstandenbeleid en de zogenoemde sluitende aanpak. 5.4.1. Leerplicht en voortijdig schoolverlaten. De uitvoering van de leerplichtwet 1969 behoort tot de gemeentelijke taken. Om allerlei redenen kunnen jongeren vastlopen op school, vanwege sociaal-emotionele beperkende factoren of anderszins persoonlijke problemen, door gezinsomstandigheden, maar ook vanwege gewoonweg een verkeerde studiekeuze. Aan gemeenten is opgedragen de naleving van de Leerplichtwet door scholen, ouders en leerplichtige jongeren te controleren. Het uiteindelijke doel hiervan is leerplichtige jongeren optimale kansen te bieden zich te ontwikkelen tot jong volwassenen met goede perspectieven in onze maatschappij en in het bijzonder op de arbeidsmarkt. Op diverse terreinen van de onderwijswetgeving zijn er wijzigingen aangebracht of worden er voorstellen ontwikkeld om jongeren beter toe te rusten voor de arbeidsmarkt en het voortijdig schoolverlaten te verminderen. Een voorbeeld hiervan is om de kwalificerende leerplicht tot 18 jaar in te voeren. Het jaarlijks uit te brengen leerplichtverslag maakt de ontwikkelingen en activiteiten op het terrein van leerplicht zichtbaar. 26 Leerlingen die voortijdig het onderwijs verlaten zonder startkwalificatie worden bij de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC) gemeld. De RMC-functie heeft tot taak om op regionaal niveau samenwerking van leerplichtambtenaren te bevorderen en een sluitende aanpak te organiseren voor zowel leerplichtige en niet-leerplichtige voortijdige schoolverlaters. Daarnaast coördineert het RMC de activiteiten die de diverse instanties op het gebied van terugdringen van voortijdig schoolverlaten ontwikkelen. De gemeenten in de regio Noord-Brabant Noord-Oost hebben gezamenlijk een ESFaanvraag ingediend met betrekking tot bestrijding jeugdwerkloosheid en voortijdig schoolverlaten. Met dit ESF-project wil de regio werkzoekende jongeren tot 23 jaar door middel van maatwerktrajecten toeleiden naar een leerbaan of terug leiden naar het onderwijs om zodoende jeugdwerkloosheid in de regio terug te dringen. 5.4.2. Leerlingenvervoer. Sinds 1987 is leerlingenvervoer gedecentraliseerd naar de gemeente. Gemeenten zijn hierdoor verplicht om een verordening leerlingenvervoer vast te stellen en passend vervoer aan te bieden. De laatste jaren is er sprake van een gestage kostenstijging onder meer als gevolg van toename van het aantal te vervoeren leerlingen naar het speciaal onderwijs. Stichting Heuveleind en Bureau Jeugdzorg zorgen ook voor een groei in het leerlingenvervoer, het aantal crisisopvangplaatsen binnen onze gemeentegrenzen neemt toe. 5.4.3. Voorschoolse opvang. De aandacht voor de voorschoolse periode is de laatste jaren sterk toegenomen. Peuterspeelzalen en kinderopvang hebben een steeds belangrijker positie gekregen in onder andere het tegengaan en wegnemen van taal- en onderwijsachterstanden. Ook in de gemeente Landerd is de peuterspeelzaal de laatste decennia uitgegroeid tot een niet meer weg te denken voorziening. Bijna 62% van de peuters in de gemeente bezoekt een peuterspeelzaal in één van de kernen. In elke kern is een voorziening aanwezig. De kracht van een peuterspeelzaal is dat het een geaccepteerde, laagdrempelige, in de lokale omgeving ingebedde voorziening is. De peuterspeelzaal is een belangrijke voorziening in het creëren van optimale kansen. De relatie tussen peuterspeelzaal en primair onderwijs neemt daarbij in belang toe. De peuterspeelzaal heeft een belangrijke rol in de cognitieve en sociale ontwikkeling van kinderen. Zo kan bijvoorbeeld tijdige signalering van taalachterstand of ontwikkelingsproblematiek en adequate actie hierop de onderwijskansen van jonge kinderen vergroten. De ontwikkeling van de peuterspeelzalen duidt op toenemende professionalisering. De relatie met het primair onderwijs geeft gestalte aan een doorgaande lijn voor jongeren gedurende de gehele schoolloopbaan. Uitwisseling van gegevens en ervaringen draagt bij aan verbetering van de ontplooiingsmogelijkheden van de leerlingen. Het gemeentelijk peuterspeelzalenbeleid wordt in 2007 geformuleerd. Hierin wordt het gewenste ambitieniveau van de peuterspeelzalen in de gemeente Landerd meegenomen. 5.4.4. Schoolbegeleiding. Met ingang van 1997 heeft het rijk de verantwoordelijkheid voor de instandhouding van de schoolbegeleiding gedecentraliseerd naar de lokale overheid. Voor deze instandhouding ontving de gemeente een door het rijk vastgesteld bedrag als 27 doeluitkering. Deze uitkering werd jaarlijks door het rijk opgehoogd vanwege de groei van het aantal leerlingen in het primair onderwijs van Landerd. Aanvullend biedt de gemeente cofinanciering vanuit lokale middelen voor meer dan 50% van het totale budget. In de Wet ‘Regeling schoolbegeleiding’ is opgenomen dat 25% van de gelden die worden verstrekt aan de onderwijsbegeleidingsdienst ingezet moeten worden voor lokaal onderwijsbeleid. Per 1 augustus 2006 is de stelselwijziging onderwijsbegeleiding in werking getreden. Hiermee wordt overgegaan van aanbodfinanciering naar vraagfinanciering. Daarnaast is een gemeente niet meer verplicht om een onderwijsbegeleidingsdienst in stand te houden. Per 1 januari 2008 zullen alle rijksmiddelen voor schoolbegeleiding rechtstreeks ter beschikking komen aan de schoolbesturen. Scholen kunnen zelf beslissen of zij het rijksbudget willen besteden aan schoolbegeleiding en zo ja bij wie ze dit gaan inkopen. Voortkomend uit de kerntakendiscussie is er ten aanzien van schoolbegeleiding een bezuiniging doorgevoerd van € 30.000,-. In samenspraak met de schoolbesturen moet inzichtelijk worden gemaakt hoe de middelen ten behoeve van schoolbegeleiding worden ingezet. 5.4.5. Lokaal onderwijsbeleid (LOB). Voor veel gemeenten geldt sinds 1998 de verplichting tot het opstellen van een lokaal onderwijsachterstandenbeleid. Gezien de bevolkingssamenstelling behoort de gemeente Landerd niet tot de doelgemeenten voor onderwijsachterstandenbeleid. De gemeente Landerd heeft dan ook niet de verplichting een dergelijk plan op te stellen. Ook zonder deze verplichting werd in de gemeente Landerd voldoende reden gezien om een visie op lokaal onderwijsbeleid te formuleren. Bij raadsbesluit van 25 september 2003 is het lokaal onderwijsbeleidsplan (LOB) 2003 – 2007 vastgesteld. In dit beleidsplan is meer dan in het voorgaande LOB-plan uitgegaan van de Landerdse behoeften in plaats van het landelijk beleid. Het plan richt zich op de verbetering van de kwaliteit en het optimaliseren van onderwijs en ontwikkelingskansen van kinderen die op een kinderdagverblijf, peuterspeelzaal of een basisschool verblijven. In de afgelopen jaren zijn er diverse projecten in het kader van het lokaal onderwijsbeleid uitgevoerd, bijvoorbeeld: 1) Peuter ontwikkelings volglijst (POL). Peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en basisscholen hebben een kindvolgsysteem ontwikkeld. 2) Project ‘voortouw’ en ‘de rode draad’. Voortouw is een (voor)leesbevorderingsproject en taalstimulering voor kinderen van 0 – 4 jaar. Het project ‘rode draad’ heeft als doelstelling kinderen (4 – 12 jaar) stimuleren tot lezen. Beide projecten worden in samenwerking met de bibliotheek uitgevoerd. 3) Afstemming kinderdagverblijf / peuterspeelzaal / basisschool. Doel van deze bijeenkomsten is meer bekend worden met elkaar visie, uitgangspunten en werkwijze, en het realiseren van een nauwere samenwerking tussen deze instellingen om een doorgaande lijn en een sluitende aanpak te borgen. Zoals eerder aangegeven heeft de gemeente Landerd een bezuiniging doorgevoerd op schoolbegeleiding. Dit heeft eveneens consequenties voor het lokaal onderwijsbeleid. Het budget voor lokaal onderwijsbeleid in 2007 bedraagt € 9.101,-, terwijl er in 2006 een budget van € 21.337,- beschikbaar was ten behoeve van lokaal onderwijsbeleid. De doorgevoerde bezuiniging heeft grote invloed op de activiteiten die in het kader van het lokaal onderwijs beleid worden uitgevoerd. De basis voor het lokale jeugd- en zorgbeleid is hierdoor erg verzwakt. 28 5.4.6. Brede school. Op 6 februari 2007 heeft het College van B&W besloten dat er fysiek een brede school komt in de kern Zeeland. Partners van de brede school zijn basisschool ‘Vlasgaard’, openbare basisschool ‘De Wizzert’, peuterspeelzaal ‘Pinkeltje’, Kinderdagverblijf ‘De Vlieger’ en Stichting Thuiszorg Brabant-Noordoost. Bij de inhoudelijke samenwerking wordt onder andere basisbibliotheek Maasland betrokken. De bibliotheek kan bijvoorbeeld in relatie tot taalonderwijs als cultuureducatie een belangrijke rol spelen. De brede school Zeeland is een educatief samenwerkingsverband dat de doorgaande ontwikkelingslijn van kinderen (0-12 jaar) centraal stelt. De meerwaarde van samenwerking moet zichtbaar worden op de volgende thema’s: - Eén geïntegreerd pedagogisch concept; - Buitenschoolse opvang en vrije tijd (dagarrangementenprofiel); - Taalstimulering; - Doorgaande ontwikkelingslijn; - Opvoedingsondersteuning; - Samenwerking van de basisscholen op zorg en ontwikkelingsniveaus van kinderen; - Samenwerking met de gemeente in het kader van gemeentelijk onderwijs- en jeugdbeleid. De gemeente stimuleert het initiatief om te komen tot een brede school in Zeeland. Een brede school is een netwerk van organisaties in onderwijs, sport, zorg en welzijn rond kinderen en hun gezinnen. Op deze wijze worden optimale ontwikkelingskansen aan kinderen geboden en wordt door het verbeteren van de (sociale) competenties van kinderen een actieve deelname aan de samenleving bevorderd. 5.5. Samenvatting. Alle kinderen hebben recht op onderwijs. Dit recht stelt kinderen in staat om optimaal in de samenleving te participeren en goede vooruitzichten op de arbeidsmarkt te verwerven. Door het uitvoeren van diverse activiteiten wordt aan dit recht tegemoet gekomen. 5.6. Aanbevelingen. 1) Samen met de schoolbesturen discussiëren over de nieuwe positionering van de schoolbegeleiding in de gemeente Landerd. 2) Samen met de regiegroep lokaal onderwijsbeleid het lokaal onderwijsbeleidsplan voor 2008 en volgende jaren vorm geven. 3) Bekijken of het budget voor lokaal onderwijsbeleid verhoogd kan worden zodat er een stevige basis ligt voor het jeugd- / zorgbeleid. 4) In samenwerking met Stichting Peuterspeelzalen Landerd het gemeentelijk peuterspeelzaal beleid ontwikkelen en het ambitieniveau van de peuterspeelzalen bepalen. 29 Hoofdstuk 6. Jongeren en vrije tijd. 6.1. Inleiding. In onze gemeente zijn diverse sportverenigingen, culturele organisaties en jeugdverenigingen actief. Daarnaast zijn er in onze gemeente tal van speelvoorzieningen aanwezig. Dit vormt samen het aanbod van voorzieningen ten behoeve van de besteding van vrije tijd. In artikel 31 van het VN-Verdrag van de Rechten van het Kind is beschreven, dat ‘De Staten die partij zijn, het recht van het kind op rust en vrije tijd, op deelneming aan spel en recreatieve bezigheden passend bij de leeftijd van het kind, en op vrije deelneming aan het culturele en artistieke leven erkennen”. In ditzelfde artikel is bepaald dat ‘De Staten die partij zijn, het recht van het kind volledig deel te nemen aan het culturele en artistieke leven eerbiedigen, de verwezenlijking van dit recht bevorderen, en het bieden van passende en voor ieder gelijke kansen op culturele, artistieke en recreatieve bezigheden en vrijetijdsbesteding stimuleren. In de gemeente Landerd zijn geen specifieke beleidsnota’s opgesteld gericht op cultuur, sport, etc. De gemeente stimuleert en faciliteert wel de activiteiten op het terrein van cultuur, sport en jeugd- en jongerenwerk. 6.2. Cultuur. 6.2.1. Landelijk beleid. De overheid ondersteunt het culturele aanbod en beoogt ook de belangstelling van de bevolking daarvoor te stimuleren. Onder politieke verantwoordelijkheid vallen programmasubsidies, subsidie aan fondsen, het beheer van de rijkscollectie en van collecties waar de Staat verantwoordelijkheid voor heeft genomen en de basisinfrastructuur. De overheid beschouwt cultuur als onlosmakelijk onderdeel van het onderwijs. Het onderwijs dient te zorgen voor ontsluiting van basiskennis over kunst en cultuur maar kunst en cultuur is ook te benutten als onderdeel van de leeromgeving. De afgelopen jaren heeft het kabinet structureel extra geïnvesteerd in cultuureducatie. Sinds 1998 zijn er in het voortgezet onderwijs vakken voor culturele en kunstzinnige vorming (CKV) ingevoerd. Daarnaast loopt sinds 2001 het actieplan Cultuurbereik. Het rijk wil vanaf 2008 de toegankelijkheid van culturele voorzieningen voor jongeren verder stimuleren door het invoeren van een brede cultuurkaart. Deze brede cultuurkaart vervangt het systeem van cultuurvouchers die ter ondersteuning van het schoolvak CKV op het voortgezet onderwijs dienen. Het doel van de cultuurkaart is zoveel mogelijk jongeren in staat stellen om aan cultuur deel te nemen. Als laagdrempelige centra voor educatie, kunst en cultuur zijn de bibliotheken van oudsher stevig verankerd in de Nederlandse samenleving. Hun publieksbereik onder alle lagen van de bevolking (jong of oud, autochtoon of allochtoon) is groot. Het kabinet heeft structureel extra middelen beschikbaar gesteld voor de vernieuwing van openbare bibliotheken. De uitbreiding van diensten vindt onder andere plaats via de landelijke internetportal: bibliotheek.nl. Voorbeelden daarvan zijn een digitale 'vraagbaak' (Al@din) en de vorming van een virtuele mediatheek. 30 6.2.2. Provinciaal beleid. De doelstelling van het provinciale beleid op het terrein van cultuur is de zorg voor een divers aanbod van hoge kwaliteit en het versterken van de (deelname aan) culturele activiteiten. Provincie Noord-Brabant heeft een Actieplan Cultuurbereik geformuleerd dat erop is gericht om het onderwijs (primair en voortgezet) en het culturele veld tot visie en afstemming op het gebied van cultuureducatie te brengen. De bibliotheken gaan de samenwerking met scholen zoeken om de taal- en leesvaardigheid van burgers van 0 tot 18 jaar te bevorderen 6.2.3. Gemeentelijk beleid. De gemeentelijke rol ten aanzien van cultuur is met name gericht op het stimuleren en steunen van lokale culturele initiatieven. In de huidige situatie krijgen veel verenigingen subsidie op basis van het ledental en gerealiseerde activiteiten. De laatste jaren heeft de gemeente Landerd een aantal bezuinigingen doorgevoerd op het gebied van cultuur. Op dit moment wordt er geen muziekonderwijs meer gegeven door bijvoorbeeld CKVU of Muzelinck, wel kunnen jongeren lid worden van de fanfare of de harmonie. Daarnaast is in 2006 besloten om een bezuiniging door te voeren op basisbibliotheek Maasland. De regiegroep lokaal onderwijsbeleid heeft besloten dat vanaf 2004 projecten zoals ‘cultureel erfgoed’ en ‘culturele vorming in het basisonderwijs’ door basisscholen uit eigen middelen moeten worden gefinancierd. De basisscholen in de gemeente Landerd besteden op diverse wijze aandacht aan cultuur. Bijvoorbeeld door middel van de lesmethode ‘moet je doen’ komen kunst en cultuur ruim aan bod. Wekelijks staan de vakken muziek, drama, tekenen en handvaardigheid op het programma. Daarnaast nemen de basisscholen deel aan het project ‘cultureel erfgoed’. Sinds 2004 organiseert Stichting Theaterspoor voorstellingen voor basisschoolkinderen in de gemeente Landerd. Het oogmerk is cultuur dichtbij de kinderen brengen en daarmee de drempel te verlagen. Vanaf 2007 is het jaarlijks budget verhoogd en structureel gemaakt voor Theaterspoor om in alle drie de kernen een voorstelling op te voeren. Theaterspoor voldoet aan een behoefte bij de Landerdse kinderen en ouders om kwalitatief hoogstaand theaterbezoek te zien op een vertrouwde plek. In 2006 hebben 174 kinderen en volwassenen een voorstelling van Theaterspoor bezocht. De missie van Basisbibliotheek Maasland stelt het deelnemen aan cultuur, het beschikken over betrouwbare informatie en sociale verankering centraal. Basisbibliotheek Maasland voert diverse activiteiten uit, bijvoorbeeld het Uitpunt, lezingscyclus Bikopener Special, leesbevorderingsprojecten ‘Voortouw’ en ‘De Rode Draad’, VIPkaart de bibliotheek- en cultuurpas voor jongeren. Voor de groep 13 – 18 jarigen is er de VIP-pas. Iedere leerling van het voortgezet onderwijs van het werkgebied van basisbibliotheek Maasland krijgt via de school een vippas. Met deze vippas kan men goedkoper naar de schouwburg, Groene Engel, de Pul en naar theater Markant. Hiermee kan men ook naar de andere bibliotheken. 31 6.2.4. Samenvatting. De amateurverenigingen (muziek, dans, toneel en zang) voorzien in de behoefte van veel jongere inwoners van de gemeente Landerd om bezig te zijn met kunst en cultuur. Deze verenigingen hebben niet alleen een culturele, maar ook een belangrijke sociale functie voor de gemeente. 6.3. Jeugd- en jongerenwerk. 6.3.1. Landelijk beleid. Er is geen landelijk beleid geformuleerd ten aanzien van jeugd- en jongerenwerk. In 2005 is het Landelijk Ontwikkelingsproject Jongerenwerk Innovatie en Kwaliteitsverbetering van start gegaan. Er wordt een kwaliteitsimpuls aan het vak gegeven. Men is bezig met de verbetering van de beroepspraktijk en scholingsmogelijkheden voor jongerenwerkers. Daarnaast moet ook de instroom van jongerenwerkers verbeteren. Het verloop onder jongerenwerkers is erg groot, daardoor zijn er steeds minder gekwalificeerde en ervaren jongerenwerkers beschikbaar. 6.3.2. Provinciaal beleid. De provincie subsidieert steunfuncties. Dit zijn Brabantse organisaties die in opdracht van de provincie ondersteuning gegeven aan de uitvoering van provinciaal beleid. Op het gebied van jeugd en jongerenbeleid is dit K2, Brabants Kenniscentrum Jeugd. 6.3.3. Gemeentelijk beleid. In onze gemeente zijn zes jeugdgebouwen aanwezig en elf jeugdverenigingen. Een aantal jeugdverenigingen ontvangt subsidie op grond van de deelverordening “Jeugd- en jongerenwerk 2007”. De activiteiten van de jeugdverengingen onderscheiden zich in een viertal sectoren, te weten: 1) methodisch jeugd- en jongerenwerk (scouting), 2) open jeugd- en jongerenwerk (Disco de Fuik en Ut Hoischûrke), 3) jeugdvakantiewerk, 4) Creatief jeugdwerk. Stichting Jeugdbelangen Zeeland en Stichting speel-o-theek ‘De Hummelhoek’ ontvangen subsidie op basis van het besluit nadere regels subsidiering Stichting Jeugdbelangen Zeeland en op basis van het besluit nadere regels subsidiering Stichting Speel-o-theek ‘De Hummelhoek’. Als tegemoetkoming in de huisvestingslasten ontvangen enkele jeugdverenigingen een extra subsidiebedrag. Daarnaast kan via de representatieregeling een vereniging financieel worden ondersteund bij jubilea en festiviteiten. De gemeente Landerd speelt op het gebied van jeugd en jongerenwerk voornamelijk een faciliterende en voorwaarden scheppende rol. 32 In 2006 en 2007 zijn de volgende subsidies (netto) aan de jeugdgebouwen in de gemeente Landerd toegekend: Jeugdgebouw ‘De Vlashoeve’ te Zeeland Loods Stichting Jeugdbelangen te Zeeland ‘De Sprankel’ te Schaijk ‘De Piramide’ te Schaijk Loods Stichting Kindervakantiewerk Schaijk ‘De Rekelhof’ te Reek Subsidie 2006 € 6.132,08 € 2.293,58 Subsidie 2007 € 5.988,75 € 2.328,67 € 8.304,28 € 8.420,78 € 692,23 € 8.441,79 € 9.040,73 € 607,05 € 5.112,95 € 5.187,80 In 2006 en 2007 zijn de volgende subsidies aan de jeugdverenigingen in de gemeente Landerd toegekend. Jeugdvereniging Methodisch jeugd- en jongerenwerk. Stichting Scouting Schaijk Stichting Jong Nederland Reek Stichting Jong Nederland Zeeland Open jeugd- en jongerenwerk. Stichting Disco de Fuik te Schaijk Stichting Ut Hoischûrke te Zeeland Jeugdvakantiewerk Stichting Jeugdvakantiewerk Schaijk Stichting Jeugdvakantiewerk Reek Creatief Jeugdwerk Hobbyclub te Zeeland Creatief Centrum ’t Werkhuis te Zeeland Stichting Jeugdbelangen te Zeeland Speel-o-theek ‘De Hummelhoek’ Subsidie 2006 Subsidie 2007 € 8.612,€ 4.705,€ 3.340,- € 8.602,€ 5.208,€ 3.390,- € 2.225,€ 3.894,- € 2.869,€ 3.955,- € 4.108,€ 0,- € 4.171,€ 0,- € 556,€ 1.344,€ 12.894,€ 556,- € 565,€ 1.365,€ 1 3.117,€ 565,- 6.3.4. Jongerenwerker. Sinds 1997 is er een jongerenwerker actief in de gemeente Landerd. De jongerenwerker zet zich in voor de Landerdse jongeren en bezoekt hen regelmatig in de avonduren wanneer jongeren elkaar op straat treffen. Een taak van het jongerenwerk is onder andere het bemiddelen bij overlastsituaties en vandalisme en het organiseren van jongerenactiviteiten. De jongerenwerker is in dienst bij Vivaan. In 2007 is gestart met het overleg jeugd en veiligheid. Aan dit overleg neemt de jeugdagent, de jongerenwerker en de ambtenaar jeugd deel. Tijdens dit overleg worden de plekken besproken waar ongeorganiseerde jongeren samenkomen, zonodig worden er afspraken gemaakt. Uit de jongerenmonitor van de GGD Hart voor Brabant komt naar voren dat de jongerenwerker geen meerwaarde heeft voor het welzijn van de jongeren in Landerd. Jongeren geven aan dat zij voor informatie of hulp naar hun familieleden gaan, 0,7% maakt gebruik van het jongerenwerk. 33 6.3.5. Samenvatting. In de gemeente Landerd is er sprake van een bloeiend verenigingsleven waarbinnen vele jongeren (doelgericht) hun vrije tijd doorbrengen. Binnen onze gemeente zijn er echter ook jongeren die zich hierbinnen niet thuis voelen en op straat ‘rondhangen’ en in sommige gevallen vandalisme plegen en overlast veroorzaken. Een jongerenwerker kan als onafhankelijk intermediair optreden tussen de gemeente, de relevante instellingen en ‘ongeorganiseerde’ jongeren. De jongerenwerker in de gemeente Landerd vervult de rol van intermediair maar marginaal. 6.4. Sport. 6.4.1. Landelijk beleid. De overheid vindt sport belangrijk. Niet alleen omdat het een populaire manier van vrijetijdsbesteding is, maar ook omdat sport een wezenlijk bijdrage kan leveren aan de samenleving. Het sportbeleid van het ministerie van VWS is verwoord in de nota ‘tijd voor sport’. 6.4.2. Provincie beleid. Het provinciaal beleid ten aanzien van sport is weergegeven in de sportnota ‘Sportprovincie Noord-Brabant’. Provincie Noord-Brabant ziet sport als een belangrijke voorwaarde voor een leefbare samenleving. Sport is van betekenis voor sociale samenhang, gezondheid, persoonlijke ontwikkeling en ook de economie. Daarom is sport één van de geprioriteerde thema’s binnen het provinciaal beleid. 6.4.3. Lokaal beleid. Het beoefenen van een sport kan een belangrijke rol spelen, vanuit het oogpunt van gezondheid, de eigen ontwikkeling, ontplooiing van mensen en sociale contacten. De gemeentelijke rol ten aanzien van sport is met name een voorwaardenscheppende rol. Deze rol kenmerkt zich door het verstrekken van subsidies aan sportverenigingen voor jeugdleden tot 18 jaar en het inrichten, in stand houden en beheren van sporthallen / gymzaal. Het gemeentebestuur van Landerd huldigt jaarlijks haar inwoners en sportverenigingen die een Nederlands, Europees of Wereldkampioenschap hebben behaald. Alle kampioenen ontvangen een gemeentelijk onderscheiding. De leerlingen van de groepen 3 en 4 van het basisonderwijs gaan schoolzwemmen. De schoolbesturen nemen de vergoeding voor het zwemonderwijs voor hun rekening en de gemeente Landerd neemt de vervoerskosten voor haar rekening. Uit de monitor uitgevoerd door de GGD Hart voor Brabant onder ouders van kinderen in de leeftijd van 0 t/m 11 jaar is gebleken dat bijna twee derde van de vierplussers (65%) lid is van een sportvereniging of sportschool. 34 6.4.4. Samenvatting. Bij jongeren in Nederland is een sterke toename van overgewicht te zien. Dit geldt ook voor jongeren in de gemeente Landerd, bij 9% van de jongeren is er sprake van overgewicht. Voldoende bewegen verkleint de kans op overgewicht en eveneens op chronische aandoeningen. Bovendien zullen jongeren zich socialer ontwikkelen, wanneer ze gezamenlijk met andere jongeren sporten. 6.5. Aanbevelingen 1) Mogelijkheden onderzoeken om een ‘cultuurknipkaart’ op te zetten in de gemeente Landerd. Tevens de mogelijkheden bekijken om dit in samenwerking met basisbibliotheek Maasland te doen. 2) Mogelijkheden onderzoeken om extra subsidie beschikbaar te stellen aan de amateurverenigingen in de gemeente Landerd om hen te stimuleren om een activiteit op en met de basisscholen uit te voeren. 3) Onderzoeken of het jongerenwerk in de gemeente Landerd een meerwaarde heeft en of de inzet doelmatig en doeltreffend is. Na dit onderzoek een besluit nemen over een eventuele voortzetting van het contract. 4) Mogelijkheden onderzoeken om een sportcheck op te zetten in samenwerking met het basisonderwijs en de sportverenigingen in de gemeente Landerd. 5) Mogelijkheden onderzoeken om een knipkaart op te zetten waarmee jongeren aan één proefles kunnen deelnemen bij meerdere sportverenigingen in de gemeente Landerd. 6) In het minimabeleid van de gemeente Landerd een hogere vergoeding opnemen voor deelname aan het verenigingsleven. 35