Onderzoek naar de effectiviteit van

advertisement
Onderzoek naar de effectiviteit van behandelingsprogramma’s, specifiek
voor patiënten met een dubbele diagnose
Onderzoeksproject DR/08 (Onderzoeksactie DR)
Beschrijving - Documentatie
Personen :

Prof. dr. SABBE Bernard Universiteit Antwerpen - UIA (UIA)
Betoelaagde Belgische partner
Duur: 1/8/2003-31/10/2004
Beschrijving :
De onderhavige onderzoeksopdracht is tweeledig daar ten eerste onderzocht dient te
worden of dubbele diagnose patiënten baat hebben bij een residentiële
geïntegreerde behandeling en ten tweede ook onderzocht dient te worden of deze
patiënten significant meer effect ondervinden van een residentiële geïntegreerde
behandeling dan van een residentiële standaardbehandeling.
“Dubbele diagnose patiënten” zijn patiënten die tezelfdertijd lijden aan een ernstige
persisterende psychiatrische stoornis van psychotische aard en aan een
middelengebonden stoornis. Het betreft hier veelal jonge, ongehuwde, weinig
opgeleide mannen die een aantal sociale en seksuele tekorten vertonen (Vb: Dixon
e.a., 1991; Gearon e.a., 2001; Salyers & Mueser, 2001; Cantwell, 2003). Zij zijn
zelden tewerkgesteld en kennen instabiele leef- en woonomstandigheden (Kavanagh
e.a., 2002).
Deze patiënten vertonen zowel de symptomatologie van psychotische patiënten als
symptomatologie van de verslaafde of afhankelijke patiënten. Voorts oefent de
interactie tussen de beide stoornissen een negatief effect uit op het verloop en de
behandeling van de stoornissen (Vb: Mueser e.a., 1992; Negrete, 2003). Bij deze
patiënten is er ook sprake van een medische, forensische en cognitieve
comorbiditeit. In vergelijking met enkelvoudig psychotische patiënten hebben zij
immers meer medische stoornissen, zijn zij impulsiever en/of gewelddadiger en
hebben ze ernstiger cognitieve disfuncties (Vb: U.S. Department of Mental Health
and Human Services, 1994; Ries e.a., 2000; Gearon e.a., 2001).
Op heden stellen prominente onderzoekers dat deze patiënten idealiter participeren
in een geïntegreerde behandeling (Vb: Drake e.a., 2001; Department of health,
2002). Concreet betekent dit dat de beide stoornissen simultaan en consistent
behandeld worden door een multidisciplinair en crosstrained team (Vb: Polstra,
1999). Ondanks hun grote diversiteit zijn geïntegreerde behandelingen meestal terug
te voeren tot een combinatie van de volgende behandelingscomponenten:
1. Een gespecialiseerde assessment (Todd e.a., 2002).
2. Outreachend werk ter bevordering van de therapeutische alliantie (Drake e.a.,
2001).
3. Motivationele gespreksvoering ter verhoging van de intrinsieke motivatie (Martino
e.a., 2002).
4. Individuele en groepscounseling (Drake e.a., 2001).
5. Een farmacologische behandeling (Dom e.a., 2000).
6. Psycho-educatie (Ryglewicz, 1991).
7. Een lange termijn perspectief (Mueser e.a., 1997).
8. Een gefaseerde behandeling (Department of health, 2002).
9. De betrokkenheid van het sociaal netwerk van de patiënten (Nikkel & Coiner,
1991).
Het schaarse onderzoek naar de al dan niet (superieure) effectiviteit van residentieel
geïntegreerde behandelingen leidde tot de volgende resultaten.
Drake e.a. (1997) constateerden dat de patiënten aan het eind van hun residentieel
geïntegreerde behandeling significant meer gemotiveerd zijn dan aan het begin van
hun behandeling. Uit het onderzoek van Herman e.a. (2000) bleek bovendien dat de
toename in motivatie significant groter is bij de patiënten in de residentiële
geïntegreerde behandeling dan bij de patiënten in de residentiële
standaardbehandeling. Uit verschillende onderzoeken bleek dat de residentieel
geïntegreerde behandelingen ofwel geen (DiNitto e.a., 2002) ofwel een marginaal
significant tot significant positief effect (Burnam e.a., 1995; Moggi e.a., 1999a; Moggi
e.a., 2002) uitoefenen op de psychiatrische symptomatologie . Blankertz & Cnaan
(1994) en Moggi e.a. (1999b) stelden vast dat de residentiële geïntegreerde
behandelingen een significant beter resultaat produceren dan de residentiële nietgeïntegreerde behandelingen.
Wat betreft het middelengebruik, kon vastgesteld worden dat dit ofwel niet (Bartels &
Drake, 1996; zie Drake e.a., 1998; Moggi e.a., 1999a; DiNitto e.a., 2002) ofwel in
significant positieve zin (Ries & Ellingson, 1990; zie Drake e.a., 1998; Moggi e.a.,
2002) beïnvloed werd. Een aantal onderzoekers besloot dat de onderzochte
behandelingen een significant grotere reductie in middelengebruik teweegbrengen
dan de residentieel niet-geïntegreerde behandelingen (Blankertz & Cnaan, 1994;
Drake e.a., 1997; Herman e.a., 2000; Brunette e.a., 2001).
Na het volgen van een residentieel geïntegreerde behandeling worden de patiënten
even frequent (Bartels & Drake, 1996; zie Drake e.a., 1998; DiNitto e.a., 2002) of
minder frequent (Moggi e.a., 2002) gehospitaliseerd dan voor het volgen van de
behandeling. Moggi e.a. (1999b) tekenden wat dat betreft een significant verschil op
tussen de patiënten in de residentieel geïntegreerde behandeling en de patiënten in
de niet-residentieel geïntegreerde behandeling. Het participeren in een residentieel
geïntegreerde behandeling zorgt voor een significant dalende kans op dakloosheid
(Drake e.a., 1997; Moggi e.a., 1999a; Brunette e.a., 2001; Moggi e.a., 2002) en
werkloosheid (Moggi e.a., 1999a; 1999b).
Op basis van de bovenbeschreven bevindingen wordt vaak besloten dat de
residentieel geïntegreerde behandelingen effectief zijn in het behandelen van
dubbele diagnose patiënten én dat ze bovendien ook significant effectiever zijn dan
de residentieel niet-geïntegreerde behandelingen (Vb: Drake e.a., 1998).
Tegenstanders van deze hypotheses (Vb: Ley e.a., 2002) merken echter op dat het
uitgevoerde onderzoek vaak belangrijke onderzoekshiaten (Vb: niet-experimentele
designs, niet-representatieve steekproeven) omvat én dat de resultaten onvoldoende
gerepliceerd werden. Deze polemiek kan enkel opgehelderd worden middels verder
onderzoek .
De evaluatie van het functioneren van de patiënten gebeurt aan de hand van een
observational outcome monitoring design (el-Guebaly e.a., 1999). Concreet betekent
dit dat de patiënten die in aanmerking komen voor het onderzoek, deelnemen aan
vier successieve interviews waarin gepeild wordt naar hun psychotische
symptomatologie, hun middelengebonden stoornis, hun veranderingsbereidheid, hun
levenskwaliteit, hun globaal functioneren, hun familiaal functioneren en hun
forensische comorbiditeit. De keuze van deze variabelen is gestoeld op het profiel
van deze patiënten enerzijds en het reeds uitgevoerde onderzoek anderzijds. Het
merendeel der variabelen zal door verschillende partijen (patiënten, professionelen,
familieleden) beoordeeld worden. De evaluatie van het professioneel functioneren
van de personeelsleden (werkstress – arbeidstevredenheid) gebeurt aan de hand
van drie vragenlijsten die zesmaandelijks afgenomen worden. De behandelingskost
wordt beoordeeld op basis van een aantal boekhoudkundige gegevens. Naast deze
effectevaluatie vindt ook een procesevaluatie plaats waarbij nauwkeurig
geregistreerd wordt welke interventies elke patiënt genoten heeft.
Behandelingen zullen als succesvol aangemerkt worden, indien aan de hand van
één of meer van de gebruikte instrumenten één of meer significante verbetering(en)
opgetekend worden (within-subject vergelijking). Indien blijkt dat een behandeling
significant betere resultaten produceert dan een andere behandeling, spreekt men
van de superieure effectiviteit van deze behandeling (between-subject vergelijking).
(1) Het betreft hier vooral de positieve, depressieve en angstige symptomen.
(2) De volgende argumenten rechtvaardigen de vraag naar verder onderzoek:
a. Men vond nooit negatieve behandelingseffecten terug.
b. De variabiliteit in onderzoeksresultaten is deels terug te voeren tot de variabiliteit in
methodologie.
c. De effectiviteit van de ambulant geïntegreerde behandelingen en een aantal
behandelingscomponenten kon wel reeds aangetoond worden (Vb: Barrowclough
e.a., 2001; Martino e.a., 2003).
d. De ecologische validiteit van de onderzoeksresultaten is niet gekend (Vb:
vergelijking Amerikaanse - Belgische populatie; vergelijking ernstige en minder
ernstige dubbele diagnose populaties).
Documentatie :
Onderzoek naar de effectiviteit van behandelingsprogramma’s, specifiek voor
patiënten met een dubbele diagnose : tussentijdsrapport Brussel : Federaal
Wetenschapsbeleid, 2004 (SP1394)
[Om te downloaden]
Onderzoek naar de effectiviteit van behandelingsprogramma’s, specifiek voor
patiënten met een dubbele diagnose : samenvatting Brussel : Federaal
Wetenschapsbeleid, 2004 (SP1395)
[Om te downloaden]
Etude sur l’efficacité des programmes de traitement de patients présentant un
double diagnostic : résumé Bruxelles : Politique scientifique fédérale,
2004 (SP1396)
[Om te downloaden]
Effectiveness of inpatient treatment programs for dually diagnosed patients :
summary Brussels : Federale Science Policy, 2004 (SP1397)
[Om te downloaden]
Download