THEMA: HERIJKING VITALE INFRASTRUCTUUR De internationale stand van zaken in de bescherming van vitale infrastructuur Q Erwin van der Zwan en Marcel Spit Adviescentrum BVI Het Adviescentrum Bescherming Vitale Infrastructuur heeft voor de NCTV ter ondersteuning van de herijking van vitale infrastructuur een verkennende literatuurstudie uitgevoerd naar de stand van zaken ten aanzien van de bescherming van vitale infrastructuur (Critical National Infrastructure, CNI) in de Verenigde Staten, Canada, Australië, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken. Het doel was om eventuele aanbevelingen of acties te identificeren die ook voor Nederland relevant kunnen zijn. Daarbij is ingezoomd op strategische aspecten en de sectoren elektriciteit, olie, gas, nucleair, drinkwater, telecom en keren en beheren waterkwantiteit. De Verenigde Staten hebben de aanpak met name vastgelegd in het National Infrastructure Protection Plan (NIPP) van het Departement of Homeland Security (DHS). Het NIPP legt de nadruk op het verbeteren van security en veerkracht, het managen van risico’s en een integrale benadering. Samenwerking tussen private partijen en de overheid is voornamelijk vrijwillig. In 2013 zijn de verantwoordelijkheden en taken van overheidsorganisaties aangescherpt in de Presidential Policy Directive PPD-21 Critical Infrastructure Security and Resilience en Executive Order (EO) 13636 Improving Critical Infrastructure Cybersecurity. Een aanvullend voorstel voor de aanpak van cybersecurity, de National Cybersecurity and Critical Infrastructure Protection Act of 2014, is eveneens gepasseerd. Speerpunten zijn de ontwikkeling van een technologie-neutraal Cybersecurity Framework, het bevorderen van cybersecurity praktijken en een tijdige uitwisseling van dreigingsinformatie. Daarnaast wordt aandacht gevraagd voor het verbeteren van het inzicht ten aanzien van fysieke en cyber aspecten over het functioneren van CNI in de tijd en de trapsgewijze gevolgen van infrastructurele storingen (cascade-effecten). Aanvullend eist het ministerie van Defensie en de General Service Administration dat voor het gunnen van contracten cybersecurity-eisen worden geformaliseerd. De U.S. Government Accountability Office roept het DHS op om consistent te handelen met het NIPP raamwerk en te focussen op vitale infrastructuur met de hoogste prioriteit. Daarbij moeten kwetsbaarheidsgegevens over CNI-middelen, systemen en netwerken consequent door DHS worden verzameld en beheerd om potentiële doublures en lacunes te identificeren, de voornaamste gebruikte tools en methoden te analyseren en om afgedekte aandachtsgebieden te bepalen. Ook wordt gevraagd om een methode te ontwikkelen (zoals een securityen kwetsbaarheidsvragenlijst) om de bijdrage van individuele projecten aan de verbetering van de veerkracht van CNI te meten. De Strengthening Domestic Nuclear Security Act (HR 5629) en de Critical Infrastructure Protection Act (HR. 3410) keuren acties goed om CNI, met 32 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2015 - nr. 3 name de elektriciteitssector, beter te beschermen tegen een elektromagnetische puls. Binnen de watersector wordt opgeroepen om detectie, respons en herstelplannen verder te ontwikkelen, het publieke en politieke begrip voor uitvaleffecten te vergroten en een waarschuwingssysteem voor verontreiniging van drinkwater te ontwikkelen. Chemische bedrijven worden verplicht om maatregelen tegen terrorisme te treffen en om door DHS goedgekeurde Site Security Plannen te hebben (HR 4007). Waterkerende installaties worden verplicht om NERC CIP standaarden te implementeren. Canada heeft een Action Plan for Critical Infrastructure 2014-2017 en een Action Plan 2010-2015 for Canada’s Cyber Security Strategy opgesteld. Het Action Plan legt hierbij nadruk op bescherming tegen terrorisme, cybersecurity, klimaatveranderingen en globalisering. Canada zet verder in op verhogen van de capaciteit voor het verzamelen en analyseren van informatie en het detecteren van cyberdreigingen. Daarbij wordt een Industrial Control System laboratoriumprogramma (National Energy Infrastructure Test Center) opgezet en worden de mogelijkheden van het Canadese Cyber Incident Response Centrum uitgebreid om ondersteuning te bieden buiten de Canadese overheid. Australië beschrijft haar aanpak in de Critical Infrastructure Resilience Strategy Supplement en volgt daarbij voornamelijk een niet-regelgevende benadering. Australië richt zich op het ontwikkelen van sterke samenwerkingsverbanden met het bedrijfsleven ervan uitgaand dat eigenaren en exploitanten van CNI het best in staat zijn om hun risico’s te beheersen. Ter bevordering van de samenwerking en het uitwisselen van informatie wordt het Trusted Information Sharing Network (TISN) gebruikt. Binnen dit webforum werken eigenaren en exploitanten samen en delen informatie. Het TISN besteed aandacht aan alle mogelijke risico’s waaronder terrorisme, natuurgeweld, pandemie, cyberaanvallen en criminele activiteiten. Daarnaast onderneemt de Australische overheid diverse activiteiten om het bewustzijn te verhogen ten aanzien van onderlinge (cross-sectoral) afhankelijkheden, zoals in gezamenlijke oefeningen en werksessies met de industrie en in een Critical Infrastructure Program for Modelling and Analysis. Het Verenigd Koninkrijk verdeelt de aanpak ter bescherming van CNI tegen terrorisme, natuurrampen en cyber security over verschillende programma’s welke met name zijn beschreven in de UK’s counter-terrorism strategy (CONTEST), de UK Cyber Security Strategy en het National Cyber Security Programme. Een strategisch kader is opgesteld in de CNI Protection in the UK: Framework and Guidance. Ten aanzien van CNI richt het CONTEST-programma zich op het vergroten van de veerkracht, nauwe samenwerking met de private sectoren, creëren van generieke capaciteiten, voorbereiding en oefenen. Binnen de diverse programma’s is vooral aandacht voor de continuering en verbetering van security en bedrijfscontinuïteit in de energie- en watersectoren en calamiteiten veroorzaakt door overstromingen of “ruimteweer”. Denemarken heeft de aanpak van de bescherming van CNI tegen terrorisme, spionage, natuurrampen en cyber security verdeeld over verschillende organisaties. Daarbij onderschrijft Denemarken een sterke sectorale benadering om maatwerkoplossingen te creëren in plaats van algemene wetgeving voor te schrijven. Denemarken werkt samen met omringende landen Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden in de Nordic cooperation. Alle onderzochte landen hebben een nationale strategie ter bescherming van vitale infrastructuur opgesteld. Wellicht niet met zo veel woorden maar alle strategieën benadrukken de aspecten: • leiderschap; • samenwerking; • resultaatgerichtheid. Opvallend is dat de meeste strategieën spreken over critical infrastructure resilience (CIR) in plaats van het eerder gebruikelijke critical infrastructure protection (CIP). Dit kenmerkt een verschuiving in aanpak van het creëren van voldoende weerstand (bescherming en voorkomen van incidenten) naar een aanpak die meer nadruk legt op de veerkracht van de CNI en het omgaan met verstoringen door de eigenaren en exploitanten van CNI. Overigens verstaan de verschillende definities onder veerkracht nog steeds de begrippen weerstand, betrouwbaarheid, redundantie en reactie en herstel. De focus van alle landen ligt op de bescherming van CNI tegen terrorisme en cyberaanvallen. Echter in de uitvoering kennen de landen grote sectorale verschillen in volwassenheid, aanpak en wetgeving. De bestrijding van natuurrampen en calamiteiten is meestal apart benoemd en belegd bij andere organisaties. Wetgeving is summier. Harde beveiligingseisen ontbreken in wetgeving. Wetgeving beperkt zich op dit terrein over het algemeen tot kaderstellende richtlijnen. Alle nationale strategieën en actieplannen hebben als gemeenschappelijke deler: • focus op het bevorderen van de veerkracht; • hanteren van een alles omvattende (holistische) risico-gebaseerde aanpak; • een integrale aanpak van cybersecurity bij de bescherming van CNI; • focus op de bescherming van industriële controle systemen (ICS, SCADA) binnen CNI; • vergroten van het begrip ten aanzien van onderlinge afhankelijkheden en cascade-effecten; • vergroten van de betrokkenheid en bewustwording ten aanzien van CNI-problemen; • bevorderen van het gebruik van bestaande normen en praktijkrichtlijnen; • opbouwen van (herstel)capaciteit en paraatheid voor het omgaan met incidenten; • jaarlijks beoefenen van (sector overstijgende) scenario’s met bedrijfsleven en overheid. De nationale strategieën benadrukken het belang en de verantwoordelijkheden van de private sectoren, eigenaren en exploitanten. Een rode draad in alle strategieën is de noodzaak voor een zinvolle inhoudelijke samenwerking én informatie-uitwisseling tussen betrokken partijen. In het bijzonder geldt dit voor publiek-private samenwerkingen. Gedeelde informatie moet tijdig, zinvol en opvolgbaar (actionable information) zijn. VITALE INFRA EN EU-VOORZITTERSCHAP 2016 Q Mathilda Buijtendijk en Sladjana Cemerikic Ministerie van Veiligheid en Justitie, NCTV Vitale infrastructuur stopt niet bij de grens. Door de vergaande Europeanisering en globalisering van de samenleving zijn de vitale producten, diensten en processen steeds meer vervlochten met internationale systemen. Vitale infrastructuur is dan ook internationaal een belangrijk thema. Nederland is al jaren op dit terrein actief, zoals in Europa via het Europese programma voor de bescherming van vitale infrastructuur (EPCIP). Binnen de Europese Unie valt dit thema onder de raadswerkgroep Civiele bescherming. Als EU-voorzitter in de eerste helft van 2016 zal Nederland binnen deze raadswerkgroep de aandacht voor bescherming van vitale infrastructuur vragen. Het thema van het Nederlandse voorzitterschap van deze werkgroep zal resilient infrastructure zijn. Nederland zal zijn voorzittersrol benutten om, conform nationaal beleid, de nadruk te blijven leggen op het belang van publiek-private samenwerking. Hiermee wil Nederland aan het volgende bijdragen. Het vergroten van het bewustzijn dat de uitval van vitale infrastructuur een belangrijk thema is voor de civiele bescherming in de lidstaten, vanwege de grote impact op de samenleving. Het verder versterken van deze relatie tussen civiele bescherming en vitale infrastructuur door bijvoorbeeld in een oefening te demonstreren wat de cascade-effecten zijn van de uitval van vitale infrastructuur en welke gevolgen dat heeft voor de autoriteiten belast met civiele bescherming. Het op gang brengen van een dialoog over de risico’s die vitale infrastructuur bedreigen (zoals overstromingen). Hierbij kan zowel het aspect van het maken van risicoanalyses aan de orde komen als het delen van de belangrijkste lidstaat-overstijgende risico’s voor de vitale infrastructuur. Ten slotte het delen van informatie over hoe de weerbaarheid van deze vitale infrastructuur vergroot kan worden en deze deel te laten uitmaken van het risicomanagement van lidstaten. Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2015 - nr. 3 | 33