Vanuit de opleiding Het innerlijk kompas:een supervisieverslag Renate Geuzinge* Inleiding In het kader van een supervisiecursus heb ik dit verslag geschreven van een door mij uitgevoerde supervisie, waarin ik zowel het leerproces van de supervisant1 als mijn eigen leerproces als supervisor zal beschrijven. Voor zover mogelijk heb ik de persoonlijke gegevens geanonimiseerd. De aanmelding Een 26-jarige, zojuist afgestuurde basispsycholoog, die ik ‘Juri’ zal noemen, heeft om praktijkervaring op te doen, bij een ggz-instelling een baan aangenomen. De praktijkervaring wil hij gebruiken om gemakkelijker in aanmerking te komen voor een opleiding tot gezondheidspsycholoog. Hij werkt op een opnameafdeling, waarbij het de bedoeling is dat hij voor alle afdelingen op indicatie patiënten individueel ziet. Een vorige supervisie was niet zo bevredigend verlopen en moest om praktische redenen worden afgebroken. Het supervisieproces De kennismaking Juri mailt mij voor aanvang van de eerste supervisiesessie op mijn verzoek een beschrijving van zijn taken: • Ik draai samen met een gezondheidspsycholoog in opleiding een cognitieve gedragstherapiegroep op de behandelafdeling (tot september, vervolg nog niet duidelijk). • Ik neem deel aan de patiëntenbesprekingen van de opnameafdelingen. • Voor een nieuw op te zetten project ben ik op de opnameafdeling betrokken bij de intervisie van het verpleegkundige team. • In overleg zal ik op de opnameafdeling ook een aantal taken van de sociaal psychiatrisch verpleegkundige overnemen. • Het voeren van systeemgesprekken. • Het geven van psycho-educatie. • Nu de psychiater van de opnameafdeling ziek is, heb ik een aantal verwijzingen gedaan (steeds in overleg met de waarnemend psychiater). ∗ Renate Geuzinge is psycholoog/psychotherapeut en werkzaam bij GGZ Drenthe. 132 Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 47, 2009, 2 Vanuit de opleiding • M et een aantal cliënten heb ik behandelplannen opgesteld. Mogelijk dat ik een of twee van deze cliënten ook individueel ga zien. Het is een hele lijst aan taken voor een beginnende psycholoog. Deze cliënten en ook de patiënten van de andere afdelingen waar hij werkt, zijn zwaar voor iemand met zo weinig ervaring. Ik maak me nu al zorgen of deze jonge collega dit werk wel aankan. Als je verder kijkt naar de taken lijken deze ook wat te zijn opgeklopt. Ik vraag me namelijk af hoe een onervaren psycholoog systeemgesprekken voert of verwijzingen of behandelplannen schrijft. Ik besluit, in overleg met de leidinggevende, dat ik de supervisie op freelancebasis zal uitvoeren. Wanneer ik namelijk de supervisie uitvoer als collega van dezelfde instelling, dus in de uren van mijn aanstelling, ben ik juridisch ook verantwoordelijk voor zijn functioneren. Het eerste supervisiegesprek Juri en ik maken kennis. Hij maakt een gespannen indruk. Hij lijkt zijn angst te willen maskeren door een houding aan te nemen van zelfverzekerdheid. Ik stel veel vragen en vlecht zijn hulpvraag/doelstellingen daarin. Hij vindt het lastig om te verwoorden wat hij nu wil leren in de supervisie. Ik stel hem de toekomstvraag (wat is er anders, hoe ziet het er uit, als jij straks de supervisie bij mij hebt afgesloten?). Hij noemt interventies/technieken. Het komt niet zo erg doorleefd over. Hij lijkt het niet van zichzelf te hebben en ik vraag me stilletjes af waar zijn self is. Hij noemt iets over de lijn vasthouden en dat zijn vorige supervisor dat ook zei. Is dit ook wat hij ervaart, vraag ik me af. Ik stel hem voor dit als globaal doel te nemen en dat hij voor de volgende keer dit concretiseert aan de hand van subdoelen. Omdat hij zelf aangaf dat hij richting nodig had en omdat ik inschatte dat Juri het lastig zou vinden om in de leerlingpositie te zitten, iemand die het niet goed weet, ging ik intuïtief iets vertellen over een eigen leerervaring. Ik vertelde hem hoe ik jaren geleden les kreeg in het besturen van een speedboot door een waterski-slalombaan. Ik kreeg de instructie dat het heel eenvoudig was; je moest alleen maar binnen de boeien blijven varen en zo bleef je op één rechte lijn (zo vaar je een waterskiër door een slalombaan). Nou moet je weten dat er in een slalombaan veel meer boeien liggen. Ook die voor de waterskiër (waar je omheen skiet). Ik was zo gefocust op de boeien die ik voor me zag, dat ik krampachtig van boei naar boei voer (gaat behoorlijk snel). Nadat ik de boeienbaan gevaren had en ik dacht dat ik het er wel aardig van af had gebracht (één rechte lijn), vroeg de instructeur me achter om te kijken. Aan de golven zag je mijn net afgelegde parcours; het waren allemaal slingers door het hele slalomparcours heen! Misschien kwam ik ook wel niet voor niets met deze metafoor en wil mijn supervisant als een speedboot (snelle jongen) zijn werkzaamheden doen. Na de geruststelling start het proces Om te illustreren hoe hij zit te zoeken wat hij moet doen of zeggen in de gesprekken met cliënten, vertelt Juri over een rouwende mevrouw die steeds maar huilt. Ik vraag hem wat dit met hem doet, zo’n huilende mevrouw. Hij geeft dan aan dat hij niet weet wat hij moet doen en ik reflecteer met dat hij zich machteloos voelt. Ik vertel hem dat het er mogen zijn van verdriet, de boodschap is die je aan een rouwend persoon wilt geven. Ik stel hem op die manier gerust dat hij niet zo veel meer hoeft te doen dan aanwezig zijn en haar gevoelens van verdriet te accepteren. Omdat hij aangaf dat er bij de cliënte nog veel meer speelde dan die zaken die ze hem vertelde, vertelde Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 47, 2009, 2 133 Renate Geuzinge ik hem een persoonlijk verhaal. Als kind heb ik ooit eens de kindertelefoon gebeld met een ogenschijnlijk onnozele vraag. Uit de reactie van de hulpverlener aan de telefoon kreeg ik ook de boodschap dat het zoiets onnozels was en dat ik daarvoor toch niet de kindertelefoon moest bellen. Later begreep ik zelf dat ik de kindertelefoonmevrouw had uitgetest. Kon ik met echt serieuze zaken wel bij haar terecht? Mijn conclusie was; nee en ik heb nooit weer gebeld ook al had ik best wat hulp van een volwassen anoniem persoon kunnen gebruiken. Ik legde Juri zo uit dat ook cliënten je eerst uittesten, kunnen ze wel bij jou komen met echt serieuze zaken? Tevens gaf ik hem de boodschap dat als je zelf moeilijke dingen hebt meegemaakt in je jeugd, je toch ook wel een goede hulpverlener kunt zijn. En dat het geaccepteerd is om daar over te praten. Deze actie van mij was puur intuïtief en later in de supervisie werd duidelijk dat ik wat er bij Juri speelde goed had aangevoeld. Zoals ook hieronder wordt besproken was dit het ‘geheim’ waarmee deze supervisant binnenkwam. Zoals tijdens de cursus door de opleider werd verteld weet noch de supervisor noch de supervisant wat dit geheim is. Afspraken, leerdoelen en reflectie Aan het eind van de sessie zeg ik op een vanzelfsprekende toon dat hij een reflectieverslag schrijft plus subdoelen voor de volgende keer. Hij lacht wat verrast. Met de jas aan en de hand op de deurknop, stelt hij mij zijn prangende vragen; moet hij behandelcoördinator worden van een cliënt? En hij heeft nog een vraag over het schrijven van een verklaring naar het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. Ik waarschuw hem voor het niet in het bezit zijn van een BIG-registratie en de daarmee samenhangende juridische positie. Bij de deur en bij het afsluiten van de sessie voelde ik me achteraf verleid tot het geven van concrete adviezen. Zo directief had ik niet willen zijn. Reflecterend over deze sessie kreeg ik eveneens de hypothese dat zijn gedrag op dat moment (zich niet aan de tijd houden) wellicht parallel zou kunnen lopen met zijn gedrag ten opzichte van zijn cliënten. Kan hij naar zijn cliënten goed zijn grenzen aangeven? Daarnaast schreef ik een aandachtspunt op dat mezelf wat richting gaf in de gesprekken: ruimte geven zichzelf te ontdekken, voorzichtig sturen en oppassen dat hij niet hoeft te vermijden. Juri mailt mij een paar dagen voor de tweede sessie zijn reflectieverslag: De eerste supervisie is mij goed bevallen. Ik ervaar de ruimte om te bespreken wat ik lastig vind en waar ik tegenaan loop in het werk. Mijn eerdere supervisie-ervaringen beperkten zich tot werkbegeleiding in praktische zaken en af en toe een tip over de aanpak van een patiënt. Ik heb een doel kunnen kiezen dat voor mij belangrijk is. Door het stellen van een doel en het schrijven van reflectieverslagen kan ik naar mijn idee meer uit de supervisie halen. Ik loop in mijn werk veel tegen mijn eigen onzekerheid aan en heb de neiging negatief te oordelen over mijn kwaliteiten als hulpverlener. De bespreking van een casus vond ik prettig omdat ik er hierdoor op een andere manier tegenaan kon kijken.’ In dezelfde mail heeft hij ook, zoals afgesproken, zijn leerdoelen geformuleerd: Doel waar ik aan wil werken tijdens supervisie: Meer lijn in behandelingen leren aanbrengen. Subdoelen: • Inhoud en verloop van losse zittingen kunnen relateren aan het proces van de cliënt en op basis hiervan gericht bijsturen wanneer nodig. • Directieve vaardigheden ontwikkelen/oefenen. Vooral structuur bieden, begrenzen en agenda bepalen tijdens zittingen vind ik soms lastig. • Kennis opdoen over interventiemogelijkheden. 134 Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 47, 2009, 2 Vanuit de opleiding • Aan de hand van behandeldoel(en) een plan van aanpak leren maken. • Leren vertrouwen op mijn eigen vaardigheden en aanpak, niet te snel bij geringe vooruitgang aan mezelf gaan twijfelen en aanpak wijzigen. Zoals ik eveneens met hem heb afgesproken tijdens de eerste sessie maakt hij de Kolb-test op het internet (www.thesis.nl/kolb) zodat we beiden zicht krijgen op zijn leerstijl. De leercyclus en de leerstijlen(test), zoals Kolb die ontwikkeld heeft, ondersteunen het proces van leren coachen: om van onbewust en onbekwaam, bewust en bekwaam te worden (Kolb, 1984). Kolb legt in zijn theorie naast de waardering voor abstract leren ook de nadruk op het concrete, op ervaring gebaseerde, leren. Naast deze twee polariteiten zijn er in het leren nog twee andere polariteiten te ontdekken: actief leren versus reflectief leren. Kolb sprak in dit verband over de twee dimensies van het leren en hij plaatste deze twee dimensies in een assenstelsel en ontwikkelde de leercyclus. Hij benoemde de vier tussengebieden: de kwadranten tussen de polen concreet/reflectief, observeren/abstract, conceptualiseren en actief experimenteren. Bewust worden van je leerstijl(en) kan je stimuleren om integratiever te leren en de verschillende stijlkenmerken meer met elkaar in balans te brengen (Hendriksen, 2005). Juri stuurt mij de uitslag. Hieruit blijkt dat hij een typische denker en beslisser is. Denkers bewegen zich in de leerstijl tussen reflexief observeren en abstract conceptualiseren. Kenmerken zijn: logisch redeneren, belang hechten aan een theorie die logisch en nauwkeurig is, verwerken van verschillende observaties in een geïntegreerde uitleg, gericht op abstracte begrippen en concepten, minder gericht op praktisch gebruik van de theorie en minder gericht op mensen. De beslisser beweegt zich in de leerstijl tussen abstract conceptualiseren en actief experimenteren. De kenmerken zijn: praktische ideeën vertalen, gericht zijn op eenduidige, enkelvoudige antwoorden, gericht op een oplossing voor een probleem, door redeneren hun kennis richten op een specifiek probleem, relatief weinig geëmotioneerd zijn en liever zaken regelen zonder mensen dan met mensen (Hendriksen, 2005). Wat opvalt uit zijn reflectieverslag is dat hij open schrijft over zijn onzekerheid als beginnend psycholoog. Verder is het een zeer kort verslag en redelijk sociaal wenselijk. Het leerproces van de supervisant Tijdens de tweede supervisie sessie wordt duidelijk, wanneer Juri mij een casus beschrijft, hoe gedepersonaliseerd hij zelf kan zijn. Omdat ik niet helemaal kan inschatten of dit een parallelproces is en iets over zijn cliënt zegt of dat dit te maken heeft met Juri als persoon, vraag ik hem wat er nu met hem gebeurt. Hij vindt het lastig antwoord te geven en ik vraag hem zijn aandacht te richten op zijn lichaam en zijn aanwezigheid. Hij erkent dat hij weinig contact heeft met zijn lichaam en dat hij het lastig vindt iets te voelen. Dat gebeurt hem ook vaak als hij met zijn cliënten praat, dat zijn gevoel er dan helemaal niet meer is. Ik reageer op een accepterende manier op deze ervaring van hem en leg hem concreet uit hoe hij weer kan aarden, contact kan krijgen met zijn lijf. En dat hij deze techniek ook kan gebruiken in de gesprekken met zijn cliënten. Aan het eind van deze sessie geef ik hem een boek van Alice Miller (1999) mee waarbij ik alleen maar zeg dat ik denk dat het wel iets voor hem is. Wederom een spontane ingeving. Een paar dagen later stuurt hij mij zijn reflecties op deze sessie: Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 47, 2009, 2 135 Renate Geuzinge De casusbespreking van een patiënte van de opnameafdeling die ik zie, was voor mij erg verhelderend. Ik was erg gericht op de inhoud en voortgang van de gesprekken. Door stilgezet te worden bij wat het contact bij mij opriep kon ik de interpretatie dat zij in feite een oud patroon probeerde te herhalen beter begrijpen. Door op deze wijze naar de behandeling te kijken heb ik wel het gevoel dat er meer een rode draad ontstaat. De constatering dat ik in gesprekken soms het contact met mijn eigen emoties kwijtraak was voor mij wel bekend, maar ik vond het verassend dat dat zo vroeg in de supervisie al aan bod kwam. Het boekje dat ik meekreeg Drama van het begaafde kind, is mij jaren geleden al eens eerder aangeraden. Wat in het boek beschreven wordt is voor mij zeer herkenbaar, en het lezen ervan zorgt ervoor dat ik wat meer stil ga staan bij mezelf. Ik denk ook dat dit een gunstig effect heeft op de gesprekken die ik heb met patiënten; hoe kan ik van hen verwachten dat zij stilstaan bij pijn en verdriet als ik zo’n weerstand tegen mijn eigen emoties heb? Het leerproces van de supervisor In de cursusgroep besprak ik de ervaring die ik tot nu toe had opgedaan met mijn supervisant. Precies wat Juri zelf ook al schreef, legde ik voor in de groep. Maar in de cursusgroep kwam op ‘richting houden’ een hele andere associatie naar voren. Als je geen richting kunt houden, heb je een ‘kompas’ nodig. Stilstaan en voelen; daar ligt niet zijn kracht. Dus lag het voor de hand, me daar op te richten in de supervisie. En daar zat ook mijn conflict. Moet ik dus net als bij mijn cliënten hem leren stilstaan bij zijn gevoel? Gaan we dan psychotherapie doen? Wat is nu het verschil tussen psychotherapie en supervisie? De docent gaf de aanwijzing ‘hem niet van zijn vluchtheuvel (‘de denker’) te sturen’. Zijn kracht ligt namelijk in het ‘denken’ en als je daarbij aansluit kan hij leren verder rond de cirkel van Kolb te bewegen in de richting van een nog minder goed ontwikkelde leerstijl. In het gesprek met de andere supervisanten in opleiding kon ik verwoorden wat voor gevoel de supervisant bij me opriep: de neiging om wat voor hem te zorgen. De groep reageerde accepterend: hem grenzen aanreiken, hem niet te laten verzuipen (‘omarmen met grenzen’) is oké en is zelfs iets wat hij nu nodig heeft. Voortgang van het supervisieproces Tijdens de derde supervisiesessie die ik met Juri had, legde hij me een brief voor. Of ik daar even naar wilde kijken. Hij bedoelde of ik de brief even kon checken en goedkeuren. Het was een antwoordbrief aan een keuringsarts. Ik was geschokt over de inhoud maar hield dit voor me. Bij navraag bleek Juri geen idee te hebben van wat deze inhoud voor de cliënt zou kunnen betekenen. Toen ik zijn onderliggende motief exploreerde, werd duidelijk wat er aan de hand was. De verpleegkundige uit het team had hem gevraagd of hij de brief wilde beantwoorden want er was niemand anders die het kon doen. Daarop deed hij het dus maar zo goed als hij kon. Al snel, vermoedelijk ook door Miller, werd in dit gesprek de link gelegd met zijn positie vroeger thuis. Zo empathisch mogelijk confronteerde ik hem met het feit dat hij de situatie thuis aan het herhalen was: een kleine jongen die, omdat er niemand anders was die het deed, veel te grote verantwoordelijkheden op zich nam. Door de reactie op mijn inbreng tijdens de cursusgroep, schroomde ik nu niet hem directief toe te spreken dat hij zijn grenzen kon en moest aangeven. Het was een mooie sessie. Hij schreef er het volgende over: 136 Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 47, 2009, 2 Vanuit de opleiding Teruggekomen op de vorige supervisie. Aandacht hebben voor mijn eigen emoties en kwetsbaarheden is erg belangrijk. Op zich zijn ze mij wel bekend, maar in het dagelijkse werkritme verdwijnen ze makkelijk uit beeld. Deze keer kwam aan de hand van een brief voor een patiënt aan bod dat ik de neiging heb om me snel verantwoordelijk te voelen en moeite heb om daarin mijn grenzen te bewaken. Ook dit is voor mij zeer herkenbaar, en heeft inderdaad veel te maken met mijn positie in het gezin van mijn jeugd. Erop gewezen worden maakt dat ik meer ruimte ervaar om mijn eigen grenzen te bewaken. Tegelijkertijd vind ik het vaak lastig om te bepalen wat ik nu wel en niet op me moet nemen. Als zaken me niet (expliciet) gevraagd worden is dat wat makkelijker dan wanneer er rechtstreeks een beroep op mij gedaan wordt. Ik denk dat het ook een kwestie is van tijd nemen om ervaring op te doen en daarbij oog houden voor wat ik wel en niet kan/wil.’ In de daarop volgende sessie maakte ik hem attent op de vakgroepbijeenkomsten van onze instelling. Hij bleek er niet van te hebben gehoord en ik vroeg me af of hij hierin begeleiding nodig zou hebben. Ik zag tevens hoe Juri het steeds zwaarder kreeg op zijn werk. Hij was vaak erg moe aan het eind van de dag en had niet altijd zin om de volgende dag weer naar zijn werk te gaan. Ik vroeg hem of hij thuis ruimte had om iets te delen over zijn werk en hoe zwaar het is. Ik had een vermoeden dat hij ook thuis bij zijn vriendin niet zo snel zijn kwetsbaarheden en onzekerheden zou laten zien. Daarop reageerde hij bevestigend, maar enigszins ontwijkend. Die grens heb ik uiteraard gerespecteerd, maar ik dacht dat ik hem zo in ieder geval op een idee had gebracht. Verder stelde ik hem voor een gesprek met een nieuwe cliënt op te nemen met een audiorecorder. Ik zag hem wel wat schrikken, maar ik legde hem uit dat het natuurlijk eng is (met eigen herinnering van mijn supervisie erbij vertellend) maar hoe leerzaam dat kon zijn. Ik probeerde hem een leergierige houding aan te laten nemen ten opzichte van de opname in plaats van dat hij het gevoel zou krijgen door mij te worden beoordeeld. Hij zou het regelen. Een casus besproken van een patiënte met borderlinekenmerken. Ik vond de uitleg vanuit Kernberg verhelderend. Verder gesproken over mijn werkomstandigheden. Dat zorgt ervoor dat ik bewuster bezig ben met wat ik wel en niet op me moet nemen. In het werk mis ik wel vaak het contact met vakgenoten en de mogelijkheid om samen te werken met meer ervaren collega’s. Daarnaast gehad over mijn sollicitaties en het feit dat ik nog geen vervolg heb na mijn contract hier. Ik vond het best lastig om aan te geven dat de combinatie van werk, de gang van zaken daar en onzekerheid over de toekomst mij soms zwaar vallen. Tegelijkertijd lucht het ook wel weer op om het daar over te hebben en is het goed om te kijken naar wat ik hier zelf mee doe. Ik merk dat het er ook voor zorgt dat ik weer meer plezier in mijn werk heb. Voor aanvang van deze supervisiesessie had ik me bedacht hem direct maar te vragen naar het bandje. Ik ging er van uit dat hij het zou willen ontlopen. Iets wat ik zelf ook zou doen als ik hem was en in mijn eigen supervisiesessie ook wel heb gedaan. Ik zette de recorder klaar en vroeg hem meteen naar het bandje; zo, zullen we dan maar eens luisteren? Dat deden we. Het was inderdaad leerzaam want het viel me onmiddellijk op dat Juri de cliënt eindeloos liet praten en zelf amper iets zei. Hij liet lange stiltes vallen bij een angstige cliënt. Ik vroeg hem wat er dan in hem omging op zo’n moment en hij vertelde dat hij dan druk bezig was te bedenken wat hij zou kunnen zeggen. Hij was dus wel heel erg druk aan het werk, maar de cliënt zag daar niets van. Dit was in overeenstemming met de uitslag van de Kolb-test: hij is een typische denker/beslisser. Ik gaf een beetje uitleg over Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 47, 2009, 2 137 Renate Geuzinge containment bij angstige cliënten en doceerde iets over gevoelsreflecties. Daarnaast kwam ook naar voren dat Juri het nogal lastig vond om grenzen aan te geven naar zijn cliënten. Hij wilde ze helemaal laten uitpraten en hij had ook niet echt een duidelijk beeld van hoe lang een sessie moest duren. Soms liep het wel eens uit tot anderhalf uur omdat de cliënt nog zoveel te vertellen had. Hij wilde zijn cliënten niet kwetsen. Ik legde hem uit waarom grenzen aangeven belangrijk is. Voorheen gebeurde het wel eens dat we in de supervisiesessies vijf minuutjes uitliepen, maar ik besloot voor mezelf vanaf dat moment geen minuut meer uit te lopen. Opvallend was dat toen ik ‘einde tijd’ aangaf tijdens deze sessie hij het direct accepteerde en voor het eerst bij de jas aantrekken niet doorging met praten. Deze verandering bleef gedurende de hele supervisie bestaan. Zijn reflectieverslag over deze sessie verbaasde mij. Eerst kort gesproken over stand van zaken ten aanzien van verlenging en vacatures. Voorafgaand aan de supervisie had ik een heftige sessie met een cliënte gehad. Heftig voor mij omdat daarbij zaken uit mijn eigen verleden werden geraakt. Ik heb vooraf wel overwogen om dit te benoemen, maar heb dat uiteindelijk niet gedaan. Daar wil ik komende week nog wel even op terugkomen. Ik had een sessie met de cliënt van de afdeling opgenomen, zoals we vorige week hadden afgesproken. Hier hebben we naar geluisterd. Ik vond het heel vreemd om mezelf terug te horen. Vooral de lange stiltes vielen me erg op, iets waar ik me tijdens de sessies nooit bewust van ben. De uitleg dat ik blijkbaar zelf erg hard aan het werk ben, klopt wel en dat vond ik wel confronterend. Het werd me ook wel duidelijk dat ik een aantal stappen voor de cliënt uitdenk, waardoor de aansluiting minder wordt. De handreikingen die werden geboden, meer gevoelsreflecties en meer naïef belangstellend opstellen, daar kan ik naar mijn idee wel wat mee. Ik heb het in het gesprek die middag ook meteen geprobeerd toe te passen. In het begin van het gesprek ging het goed, maar halverwege merkte ik dat ik wel weer in de voor mij bekende valkuilen stap; namelijk hard werken en voor de cliënt denken. Ook nu weer besefte ik me hoe belangrijk het is aan te sluiten bij niet alleen je cliënten maar ook bij de supervisant. Ik was zelf zo in beslag genomen door de mogelijke vermijdingsstrategieën ten aanzien van de bandopname, dat ik niet even de sessie begon met de vraag hoe het met hem is. Ik had hem niet gevolgd en daardoor heeft hij niet de ruimte ervaren te bespreken wat voor hem op dat moment zo belangrijk was. Ik begon daarom de volgende sessie direct hierover. En hij vertelde hoe een cliënte in dezelfde situatie zat als hij en zijn broertje en moeder hadden gezeten. Zonder al te veel over zijn eigen verleden te vertellen werd via het verhaal van deze cliënte duidelijk dat Juri veel fysiek geweld had meegemaakt in zijn gezin van herkomst. Ik reageerde uitaard accepterend, want ik wilde hem niet de boodschap geven dat hij nadat hij dit had verteld misschien beter dit werk niet kon doen of zoiets. Ik legde hem iets uit over trauma, maar ook over hoe hij zijn ervaringen nadat hij de gevolgen voor zichzelf hanteerbaar had gemaakt, kon gebruiken als talent in zijn werk met cliënten. Het verslag hieronder geeft weer wat hij zelf heeft opgepikt uit deze sessie: In het vorige verslag had ik aangegeven dat ik, voorafgaand aan de vorige supervisie, erg geraakt werd door het verhaal van een cliënte. Ik vond het wel lastig om dit aan te geven en het erover te hebben. Ik ken het niet zo van mezelf dat ik geraakt wordt door cliënten. Ik kan me wel goed inleven vanuit empathie, maar het gebeurt zelden dat er zaken uit mijn eigen verleden worden opgerakeld. Vanuit dit onderwerp hebben we verder gesproken over het mechanisme dat ik 138 Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 47, 2009, 2 Vanuit de opleiding vaak mijn gevoel afsluit als het dichtbij komt. De uitleg over hoe dit werkt en dat het met veiligheid te maken heeft, was voor mij verhelderend. Tot slot is aan de orde geweest hoe ik beter contact kan houden met mijn eigen emoties en hoe ik dat eventueel weer kan herstellen. Het belang van sensorische input, bijvoorbeeld met grounding of het vastpakken van een voorwerp, kende ik nog niet zo goed; daar kan ik zeker wat mee. Ook de suggestie van haptonomie, is iets waar ik wellicht nog iets mee ga doen. Ik weet voor mezelf wat ik globaal kan doen om meer contact met mezelf te houden, bijvoorbeeld inrichting kamer aanpassen, regelmatig hardlopen. Het zijn zaken waarvan ik wel weet dat ze belangrijk zijn, maar waarvan ik het lastig vindt om er tijd voor te maken. De sessie daarop brengt hij een cliënte in die niet wil eten. We staan uitvoerig stil bij wat de cliënte bij hem oproept. Dit lijkt voor hem verhelderend. Juri herkent beter zijn eigen valkuilen. We hebben een cliënte besproken die ook al eerder aan de orde is geweest. Er zit na een aantal maanden opname nog steeds weinig tot geen verbetering in de toestand van cliënte. Dit maakt dat ik mij af en toe machteloos en gefrustreerd voel. Het kost me moeite om deze gevoelens toe te laten en de focus op hoe ik dat lijfelijk ervaar helpt daar wel bij. Het is wel een beetje puzzelen wat cliënte dan precies doet tijdens zo’n gesprek dat maakt dat ik me zo ga voelen. Wat ook nu weer naar voren kwam, was mijn neiging om twee stappen vooruit te lopen ten opzichte van cliënte. De voorgestelde naïeve, belangstellende houding vind ik lastig. In een eerder gesprek heb ik dit ook geprobeerd, maar merk dan toch dat ik dit maar kort volhoud. Er zo op terugkijkend denk ik dat dit veel te maken heeft met het verdragen van gevoelens die het oproept: om me niet machteloos te hoeven voelen ga ik vooruitlopen door uit te werken hoe het zit en wat cliënte zou kunnen veranderen in haar gedrag. Hij brengt de sessie daarop weer uit zichzelf een cliënte in waar hij mee vastloopt. Het aangaan van een echt contact met de cliënt is een thema in deze sessie. Jezelf en echt zijn in het contact met de cliënte. Durven te laten zien wie jij bent als mens. Gesproken over een cliënt die heel veel afweer laat zien in het contact. Zij was naar mij verwezen om te kijken of ik wel een ingang kon vinden, wat ik met name deed door veel vragen te stellen. Ze was erg gelaten in het contact en berustend over haar situatie. Ze gaf over alles aan niets te kunnen en niets te willen. Alleen als het over haar kinderen ging, was er enige lading te bespeuren. Ik vond het achteraf een erg frustrerend gesprek omdat ik naar mijn gevoel maar weinig bereikt had en dat was ook de reden dat ik het inbracht in de supervisie. We hebben besproken wat er bij mij gebeurde tijdens het gesprek en afgesproken dat ik zou proberen vanuit mijn bezorgdheid over haar toestand het contact met deze cliënt verder op te bouwen. Juri staat meer stil bij zijn eigen gevoelens ten opzichte van zijn cliënten. Hij lijkt ‘het beleid’ in de supervisiesessies te begrijpen. Het is net of hij meer begint te snappen wat je nu eigenlijk bespreekt in een supervisie en wat je er aan kunt hebben. Ik heb een cliënte ingebracht die ondanks het nodige inzicht toch niet tot gedragsverandering lijkt te kunnen komen. De analogie met stoppen met roken was voor mij wel verhelderend om de uitleg te volgen dat emotionele beleving uiteindelijk de sleutel tot verandering is. Op zich zat ik wel in de goede richting met mijn insteek om de cliënte te leren stil te staan bij haar gevoel als haar grenzen worden overschreden, maar ik kon niet goed expliciet verwoorden waarom. Ik denk dat dit op zich wel een beetje de rode draad in de supervisie is, hoe ik mijn eigen gevoel kan gebruiken als een soort innerlijk kompas om zo meer richting en lijn in de behandeling van cliënten te brengen. Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 47, 2009, 2 139 Renate Geuzinge Opvallend is hoe zijn reflectieverslagen in kwaliteit toenemen. Zijn reflecterend vermogen is duidelijk gegroeid in deze korte tijd. Het lijkt er op dat hij in de cirkel van Kolb zich meer is gaan bewegen in de richting van ‘de bezinner’ en daar ook meer vertrouwen in heeft gekregen. De laatste twee sessies besteden we aandacht aan het naderend afscheid. Hij vertelt over zijn sollicitaties, zijn ambities en zijn plannen voor de nabije toekomst. We staan eveneens stil bij hoe hij de supervisie heeft ervaren en hoe ik de supervisie en zijn functioneren daarin heb ervaren. We nemen goed afscheid. Na het afsluiten van het supervisieproces Pas toen ik een paar uur later in de cursusgroep zat en de rust ervoer, voelde ik wat het met me had gedaan. Ik was ontroerd. Ik vond het jammer dat we moesten stoppen. Eigenlijk kwam het allemaal net lekker op gang en hadden wij samen (zowel de supervisant als de supervisor) nog zo veel meer kunnen groeien. In de groep lukte het me om te verwoorden wat het met me had gedaan. Ik nam toen het besluit een uitgebreid procesverslag te schrijven van deze supervisie. Het was een te mooi en boeiend proces om het zo te laten liggen en misschien te laten wegzakken in mijn geheugen. Als ik mijn reflectieverslagen van de verschillende sessies teruglees, denk ik vaak dat ik iets intuïtief deed zoals het aanreiken van het boek van Miller. Later, met hulp van mijn collega’s tijdens de intervisie, kwam ik er achter dat ik wel wist wat ik deed, maar dat het toen voor mij nog vaag was waarom ik iets deed. Veel van wat ik zogenaamd intuïtief of gevoelsmatig deed, was het benaderen van de kwetsbare kant van Juri via de indirecte weg. Ik wist namelijk dat hij het niet kon verdragen dat ik hem op zijn kwetsbaarheid zou wijzen. Ik maakte het veilig door het er niet over te hebben. Zo had hij de vrijheid om er zelf mee te komen. Ook mijn reactie op het moment dat ik ontdekte dat hij geen inzicht had in zijn eigen grenzen, was daarvan een voorbeeld. Het juridische verhaal over de BIG-registratie was, net zoals een ouder zegt ‘dat mag niet’, veiliger dan hem aan te spreken op zijn kwetsbaarheid op dit punt. In de ontwikkeling van Juri zie ik het bewijs van de theorie van Rogers (1957): de natuurlijke neiging om te groeien, je ware zelf te ontdekken. Juri moest ook zelf ontdekken waar zijn kracht lag en wat hij nodig had. Aan het begin van de supervisie wist ik dat hij koers nodig had. In de cursusgroep kwam het woord ‘kompas’ naar voren. Nooit heb ik dit woord in het contact met Juri gebruikt. Met verbazing ontdek ik dat hij zijn reflectieverslagen eindigt met ditzelfde woord: ‘innerlijk kompas’. Correspondentieadres Renate Geuzinge Radesingel 9 B 9711 ED Groningen E-mail: [email protected] 140 Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 47, 2009, 2 Vanuit de opleiding Noot Ik wil ‘Juri’ bedanken voor zijn prachtige reflectieverslagen en zijn toestemming om deze te mogen gebruiken in dit verslag. 1 Literatuur Baljon, M. (2008). Competentiegericht opleiden, een uitdaging voor de cliëntgerichte benadering. Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie, 46(2), 149-166. Hendriksen, J. (2004). Cirkelen rond Kolb: begeleiden van leerprocessen. Soest: Nelissen. Kolb, D.A. (1984). Experiential learning. Experience as the source of learning and development. New Yersey: Prentice Hall. Miller, A. (1999). Drama van het begaafde kind. Houten: Van Holkema Warendorf. Praag-van Asperen, H.M. van, & Praag, Ph.H. van (Red.) (1993). Handboek supervisie en intervisie in de psychotherapie. Amersfoort: Academische Uitgeverij. Rogers, C. (1957). The necessary and sufficient conditions of therapeutic personality change. Journal of Consulting Psychotherapy, 21, 95-103. Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 47, 2009, 2 141