Geschiedenis EMU

advertisement
Leermiddel 4: Geschiedenis van de EMU
Economische en Monetaire Unie (EMU)
In juni 1988 bevestigde de Europese Raad de doelstelling van het geleidelijk verwezenlijken van de
Economische en Monetaire Unie (EMU). De Raad gaf een door Jacques Delors - de toenmalige voorzitter
van de Europese Commissie - geleid Comité de opdracht een concreet stappenplan op te stellen die tot
deze eenwording zou moeten leiden.
Het Comité bestond uit de presidenten van de nationale centrale banken van de EG, Alexandre
Lamfalussy, de toenmalige directeur-generaal van de Bank voor Internationale Betalingen, Niels Thygesen,
professor in de economie in Kopenhagen, en Miguel Boyer, de toenmalige president van de Banco Exterior
de España.
In het resulterende “Delors-rapport” werd geadviseerd de economische en monetaire unie in drie
afzonderlijke maar evolutionaire stappen te realiseren.
Economische en Monetaire Unie (EMU)
Een kort overzicht
Volledig vrij kapitaalverkeer;
EERSTE
FASE
aanvang
1 juli 1990
Meer samenwerking tussen centrale banken;
Vrij gebruik van de ECU (European Currency Unit, voorloper van de €);
Verbetering van economische convergentie;
Oprichting van het Europees Monetair Instituut (EMI);
Verbod op monetaire financiering door centrale banken;
TWEEDE
FASE
Meer coördinatie van monetair beleid;
aanvang
1 jan 1994
Versterking van economische convergentie;
Proces dat moet leiden tot de onafhankelijkheid van de nationale centrale banken en dat moet
worden voltooid vóór de oprichtingsdatum van het Europees Stelsel van Centrale Banken;
Voorbereidend werk voor de derde fase;
Onherroepelijke vaststelling van de wisselkoersen;
DERDE
FASE
aanvang
1 januari 1999
Invoering van de euro;
Voeren van het gemeenschappelijk monetair beleid door het Europees Stelsel van
Centrale Banken;
Inwerkingtreding van het nieuwe wisselkoersmechanisme binnen de EU (ERM II);
Inwerkingtreding van het Pact voor Stabiliteit en Groei;
De eerste fase van de EMU
Op basis van het Delors-rapport besloot de Europese Raad in juni 1989 dat de eerste fase van de realisatie
van de economische en monetaire unie op 1 juli 1990 zou moeten beginnen. Op deze datum werden, in
beginsel, alle beperkingen op het vrije verkeer van kapitaal tussen lidstaten afgeschaft.
Het Comité van Presidenten
Het Comité van Presidenten van de Centrale Banken van de lidstaten van de Europese Economische
Gemeenschap, dat sinds zijn oprichting in mei 1964 een steeds belangrijkere rol was gaan spelen op het
gebied van monetaire samenwerking, kreeg aanvullende bevoegdheden toegewezen. Deze werden op 12
maart 1990 neergelegd in een Raadsbesluit en omvatten het overleggen over en bevorderen van de
coördinatie op het gebied van het monetaire beleid van de lidstaten, met als doel het bereiken van
prijsstabiliteit.
Gezien de relatief korte tijd die beschikbaar was en de complexiteit van de betreffende taken, startte het
Comité van Presidenten tevens met de voorbereidende werkzaamheden voor de derde fase van de
Economische en Monetaire Unie (EMU). De eerste stap bestond uit het inventariseren van alle zaken die in
een vroeg stadium dienden te worden onderzocht, het opstellen van een werkschema vóór eind 1993, en
het aan de hand daarvan bepalen van de taken van de bestaande subcomité’s en de voor dat doel
opgerichte werkgroepen.
Voorbereiding op wetgevingsgebied
Om de tweede en derde fase te verwezenlijken, bleek het nodig het Verdrag tot oprichting van de Europese
Economische Gemeenschap (het “Verdrag van Rome”) te wijzigen, teneinde de vereiste institutionele
structuur te creëren. Daartoe werd een Intergouvernementele Conferentie over de EMU bijeengeroepen,
die in 1991 werd gehouden tegelijkertijd met de Intergouvernementele Conferentie over de politieke
eenwording.
De besprekingen resulteerden in het Verdrag betreffende de Europese Unie dat in december 1991 werd
overeengekomen en op 7 februari 1992 in Maastricht werd ondertekend. Door vertragingen bij de ratificatie
trad het Verdrag (dat een amendement vormt op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische
Gemeenschap – waarbij de naam is veranderd in het Verdrag tot oprichting van de Europese
Gemeenschap – en waarbij onder andere het Protocol betreffende de Statuten van het Europees Stelsel
van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank en het Protocol betreffende de Statuten van het
Europees Monetair Instituut zijn toegevoegd) echter pas op 1 november 1993 in werking.
De tweede fase van de EMU
Oprichting van het EMI en de ECB
De oprichting van het Europees Monetair Instituut (EMI) op 1 januari 1994 markeerde het begin van de
tweede fase van de EMU en het Comité van Presidenten hield daarmee op te bestaan. Het tijdelijke
bestaan van het EMI was tevens een weerspiegeling van de stand van monetaire integratie binnen de
Gemeenschap. Het EMI droeg geen verantwoordelijkheid voor het voeren van het monetaire beleid in de
Europese Unie – dit bleef voorbehouden aan de nationale autoriteiten – noch had het de bevoegdheid
interventies op de valutamarkt te verrichten.
De twee belangrijkste taken van het EMI waren:


versterking van de samenwerking tussen centrale banken en de coördinatie van het monetair
beleid;
het treffen van de vereiste voorbereidingen voor de oprichting van het Europees Stelsel van
Centrale Banken (ESCB), voor het voeren van een gemeenschappelijk monetair beleid, en voor de
invoering van een gemeenschappelijke munt in de derde fase.
Het EMI bood daartoe een forum voor overleg en voor het uitwisselen van ideeën en informatie over
beleidsaangelegenheden, en zorgde voor de uitwerking van het vereiste juridische, organisatorische en
logistieke kader dat het ESCB nodig had voor het vervullen van zijn taken in de derde fase.
Overzicht van de door het EMI verrichte voorbereidende
werkzaamheden
Overeenkomstig artikel 117 (ex artikel 109 f) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap
(het "Verdrag"), had het Europees Monetair Instituut (EMI) tot taak het juridische, organisatorische en
logistieke kader uit te werken dat nodig was voor het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB),
bestaande uit de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken van de lidstaten, om in
de derde fase van de Economische en Monetaire Unie (EMU) zijn taken te vervullen, en dit kader ter
goedkeuring voor te leggen aan de ECB op het tijdstip van haar oprichting. Een van de hoofdtaken van het
EMI bestond derhalve uit het leggen van de fundamenten voor het ESCB om het zo in staat te stellen zijn
werkzaamheden te verrichten vanaf de start van de derde fase.
Krachtens de Verdragsbepalingen, heeft het EMI zich met name gericht op:
 het voorbereiden van een reeks instrumenten en
procedures voor het voeren van één monetair beleid in
het toekomstige eurogebied, en het analyseren van
potentiële monetaire-beleidsstrategieën;
 het bevorderen van de harmonisatie van het
verzamelen, samenstellen en verspreiden, met een
voldoende mate van detaillering, van monetaire en
bancaire statistieken, betalingsbalansstatistieken en
andere financiële gegevens voor het eurogebied;
 het ontwikkelen van het kader voor het verrichten van
valutamarktoperaties, alsmede het aanhouden en
beheren van de deviezenreserves van de aan het
eurogebied deelnemende lidstaten;
 het bevorderen van de doelmatigheid van het
grensoverschrijdende betalings- en effectenverkeer ter
ondersteuning van de integratie van de euro-geldmarkt,
met name door het ontwikkelen van de technische
infrastructuur (het TARGET-systeem) zodat het
verwerken van grensoverschrijdende betalingen in euro
net zo soepel verloopt als dat van binnenlandse
betalingen; en
 het toezicht houden op de voorbereiding van de
eurobankbiljetten, met inbegrip van het ontwerp en de
technische specificaties.
Met het oog op het treffen van verdere voorbereidingen voor de oprichting van het ESCB, hetgeen tevens
wordt uiteengezet in de Statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese
Centrale Bank (de "Statuten van het ESCB"), die aan het Verdrag zijn gehecht, nam het EMI de volgende
taken op zich:
 uitwerking van de regels en werkwijzen ter harmonisatie
van de financiële administratie met als doel het
opstellen van een geconsolideerde balans van het
ESCB voor interne en externe
verslagleggingsdoeleinden;
 het installeren van de noodzakelijke informatie- en
communicatiesystemen ter ondersteuning van de door
het ESCB uit te voeren operationele- en beleidsfuncties;
en

het bepalen van mogelijke manieren waarop het ESCB
bij zou kunnen dragen aan het door de bevoegde
toezichthouders gevoerde beleid ter bevordering van de
stabiliteit van kredietinstellingen en het financiële
stelsel.
Het EMI heeft tevens ondersteuning verleend bij de voorbereiding van nationale en communautaire
wetgeving met betrekking tot de overgang naar de derde fase, met name op het gebied van monetaire en
financiële wetgeving, waaronder de statuten van de nationale centrale banken.
Bij de voorbereiding op de derde fase heeft het EMI bovendien met andere EU-organen samengewerkt.
Hetzij krachtens een Verdragsvereiste of in reactie op een uitnodiging van de Europese Raad, heeft het
EMI rapporten ingediend inzake:
 een scenario voor de overgang op de
gemeenschappelijke munt;
 samenwerking ten aanzien van monetair- en
wisselkoersbeleid tussen het eurogebied en andere EUlanden; en
 de voortgang die door lidstaten van de EU is geboekt bij
de naleving van hun verplichtingen met betrekking tot
het scheppen van de voorwaarden die zijn vereist voor
deelname aan de Economische en Monetaire Unie
(economische en juridische convergentie).
Overeenkomstig de statutaire vereisten deed het EMI regelmatig verslag van de voortgang van zijn
voorbereidende werkzaamheden, met name in zijn vier Jaarverslagen van 1994 t/m 1997. Bovendien heeft
het EMI in januari 1997 een rapport gepubliceerd waarin de details van het operationele kader van het
ESCB voor het voeren van een gemeenschappelijk monetair beleid werden uiteengezet, conform de
Verdragsvereiste dat dit kader uiterlijk 31 december 1996 uitgewerkt moest zijn. In drie gevallen werden
afzonderlijke rapporten gepubliceerd over de voortgang naar convergentie. Een aantal meer
gespecialiseerde publicaties behandelden onderwerpen op het gebied van monetair beleid,
wisselkoersbeleid, betalings- en effectenafwikkelingssystemen, statistieken, bankbiljetten en de overgang
op de euro. Voor een lijst met door het EMI gepubliceerde documenten, wordt verwezen naar het "EMI
publications"-onderdeel
van
deze
website.
Samen met alle interne documenten over de door het EMI met de steun van de nationale centrale banken
verrichte voorbereidende werkzaamheden, goedgekeurd door de Raad van het EMI tijdens de 45
vergaderingen die gedurende de periode van 1994 tot en met 1998 in Frankfurt am Main werden gehouden,
is een groot aantal conceptuele, gedetailleerde ontwerp- en implementatieteksten aan de ECB
overhandigd.
In december 1995 besloot de Europese Raad de aan het begin van de derde fase te introduceren
gemeenschappelijke munt “euro” te noemen, en bevestigde dat de derde fase van de EMU op 1 januari
1999 zou beginnen. Van te voren werd een chronologische volgorde van gebeurtenissen aangegeven voor
de overgang op de euro. Dit scenario was hoofdzakelijk gebaseerd op door het EMI uitgewerkte
gedetailleerde voorstellen.
ERM II
Tegelijkertijd kreeg het EMI de taak voorbereidende werkzaamheden te verrichten inzake de toekomstige
monetaire- en wisselkoersverhoudingen tussen het eurogebied en de overige EU-landen. In december
1996 presenteerde het EMI haar rapport aan de Europese Raad. Het vormde de basis voor een Resolutie
van de Europese Raad inzake de beginselen en fundamentele elementen van het nieuwe
wisselkoersmechanisme (ERM II), die in juni 1997 werd aangenomen.
De nieuwe bankbiljetten
In december 1996 presenteerde het EMI de geselecteerde ontwerpreeks voor de op 1 januari 2002 in
omloop te brengen eurobankbiljetten aan de Europese Raad, en vervolgens aan het publiek.
Stabiliteits- en groeipact
Ter aanvulling op en ter uitwerking van de verdragsbepalingen inzake de EMU, gaf de Europese Raad in
juni 1997 zijn goedkeuring aan het Stabiliteits- en groeipact, hetgeen tot doel heeft de begrotingsdiscipline
met betrekking tot de EMU te waarborgen. Het Pact werd vervolgens aangevuld, en de betreffende
verplichtingen versterkt, door een Verklaring van de Raad in mei 1998. In 2005 en 2011 werd het Pact
herzien en aangepast.
Eerste deelnemers
Op 2 mei 1998 besloot de Raad van de Europese Unie – in de samenstelling van de staatshoofden en
regeringsleiders – unaniem dat 11 lidstaten hadden voldaan aan de voorwaarden voor deelname aan de
derde fase van de EMU en de vereisten voor invoering van de gemeenschappelijke munt op 1 januari 1999.
De eerste deelnemers waren België, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland,
Oostenrijk, Portugal en Finland. De staatshoofden en regeringsleiders bereikten verder politieke
overeenstemming ten aanzien van de voor benoeming tot lid van de Directie van de Europese Centrale
Bank voor te dragen personen.
Voorbereiding voor het vaststellen van de wisselkoersen
Eveneens in mei 1998 zijn de Ministers van Financiën van de lidstaten die de euro hebben ingevoerd met
de presidenten van de nationale centrale banken van deze lidstaten, de Europese Commissie en het EMI
overeengekomen dat de toenmalige bilaterale spilkoersen binnen het ERM van de valuta’s van de
deelnemende lidstaten zouden worden gebruikt bij het bepalen van de onherroepelijke
omrekeningskoersen voor de euro.
Benoeming van de besluitvormende organen
Op 25 mei 1998 kozen de regeringen van de 11 deelnemende lidstaten de President, de Vice-President en
de vier overige leden van de Directie van de ECB. De benoemingen werden per 1 juni 1998 van kracht en
markeerde de oprichting van de ECB. De ECB en de nationale centrale banken van de deelnemende
lidstaten vormen gezamenlijk het Eurosysteem, dat het gemeenschappelijke monetaire beleid in de derde
fase van de EMU bepaalt.
Met de oprichting van de ECB op 1 juni 1998 had het EMI haar taak volbracht. Overeenkomstig artikel 123
(ex artikel 109 L) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, ging het EMI bij de
oprichting van de ECB in liquidatie. Alle aan het EMI toevertrouwde voorbereidende werkzaamheden
werden tijdig afgerond en de rest van 1998 werd door de ECB gebruikt voor het eindtesten van systemen
en procedures.
De derde fase van de EMU
Onherroepelijke vaststelling van de wisselkoersen
Op 1 januari 1999 ging de derde en laatste fase van de EMU van start met de onherroepelijke vaststelling
van de wisselkoersen van de valuta’s van de 11 lidstaten die vanaf het begin aan de Monetaire Unie
deelnamen en met het voeren van een gemeenschappelijk monetair beleid onder de verantwoordelijkheid
van de ECB.
Het aantal deelnemende lidstaten steeg na de toetreding van Griekenland tot de derde fase van de EMU op
1 januari 2001 naar 12. Slovenië werd op 1 januari 2007 het 13de lid van het eurogebied, een jaar later
gevolgd door Cyprus en Malta, door Slowakije op 1 januari 2009, door Estland op 1 januari 2011 en door
Letland op 1 januari 2014. Op de dagen dat de betreffende landen toetraden tot het eurogebied, werd hun
nationale centrale bank automatisch lid van het Eurosysteem.
Download