Interventie SuperChefs Erkenning Erkend door Deelcommissie Jeugdgezondheidszorg, preventie en gezondheidsbevordering d.d 29-03-2017 Oordeel: Goed onderbouwd De referentie naar dit document is: Frederike Mensink (februari 2017). Databank effectieve jeugdinterventies: beschrijving ‘SuperChefs'. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Gedownload van www.nji.nl/jeugdinterventies. 2 Inhoud Colofon ............................................................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Inhoud ......................................................................................................................................................3 Samenvatting ..........................................................................................................................................4 Korte samenvatting van de interventie ................................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Doelgroep ................................................................................................................................................... 4 Doel............................................................................................................................................................. 4 Aanpak ........................................................................................................................................................ 4 Materiaal .................................................................................................................................................... 4 Onderbouwing ........................................................................................................................................... 4 Onderzoek .................................................................................................................................................. 4 1. Uitgebreide beschrijving ...............................................................................................................6 Beschrijving interventie ............................................................................................................................ 6 1.1 Doelgroep........................................................................................................................................... 6 1.2 Doel .................................................................................................................................................. 6 1.3 Aanpak ............................................................................................................................................. 6 2. Uitvoering ........................................................................................................................................9 3. Onderbouwing ............................................................................................................................. 10 4. Onderzoek .................................................................................................................................... 13 4.1 Onderzoek naar de uitvoering ...................................................................................................... 13 4.2 Onderzoek naar de behaalde effecten .......................................................................................... 14 5. Samenvatting Werkzame elementen ......................................................................................... 18 6. Aangehaalde literatuur ............................................................................................................... 19 7. Praktijkvoorbeeld ...................................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 3 Samenvatting Doelgroep Kinderen in de leeftijd van 10-12 jaar. Doel Kinderen die hebben deelgenomen aan SuperChefs geven daarna aan gezonde gerechten te kunnen klaarmaken op een veilige manier. Aanpak SuperChefs is een serie van 8 kooklessen van ca 2 uur waarin een groep van max 15 kinderen gezond leert koken. De vaste structuur van elke les is als volgt: 1. Start 2. Thema. 3. Verdelen groepen en taken. 4. Koken. 5. Proeven. 6. SuperChefs-kinderkookboek en thuisvraag volgende les. Materiaal - SuperChefs; Handleiding begeleider Instructie DVD voor begeleider SuperChefs Werkboek kind Receptenboek kind Poster Schijf van Vijf Poster Hygiëneregels Wervingsposter Certificaat SuperChef Uitbreidingsset receptenboek (alleen te downloaden) Onderbouwing Kinderen voldoen niet aan de richtlijnen goede voeding (Van Rossum et al., 2010). Een te grote energie-inname kan overgewicht tot gevolg hebben. 12 procent van de 4-12 jarigen heeft overgewicht (CBS, 2015). Kinderen die zelf eten kunnen klaarmaken, eten meestal gezonder (Larson et al., 2006). Met SuperChefs richten we ons vooral op kookvaardigheden, kennis en attitude. Daarnaast wordt op smaakontwikkeling ingespeeld, om angst voor nieuwe voedingsmiddelen en gerechten te verminderen. Op jonge leeftijd kookvaardigheden aangeleerd krijgen, is heel belangrijk voor o.a. het behoud van die vaardigheden, attitude en de kwaliteit van eetgewoonten (Lavelle et al., 2016). De methodiek die wordt gebruikt om vaardigheden aan te leren, is ‘begeleide praktijkles’ (Bartholomew et al., 2011). De onderliggende theorie is de sociaal-cognitieve theorie (Mc Alister et al., 2008). Een systematische review naar het effect van kooklessen voor schoolgaande kinderen laat zien dat dergelijke programma’s een positieve invloed kunnen hebben op kinderen hun voedingsgerelateerde voorkeuren, attitudes en gedrag (Hersch et al., 2014). Onderzoek Onderzoek naar de uitvoering laat zien dat kinderen, ouders en begeleiders enthousiast zijn over de interventie. Voor de effectiviteit is een goed voorbereide docent en het uitvoeren van SuperChefs zoals bedoeld van belang. Onderzoek naar effecten van de interventie laten zien dat SuperChefs zorgt voor en verhoogde kennis over gezond en veilig eten, de eigen-effectiviteit vergroot en vaardigheden versterkt. 4 5 1. Uitgebreide beschrijving Beschrijving interventie 1.1 Doelgroep Uiteindelijke doelgroep De doelgroep zijn kinderen in de leeftijd van 10-12 jaar. Intermediaire doelgroep Geen. Selectie van doelgroepen Op basis van leeftijd van het kind wordt bepaald of het voldoet aan de kenmerken van de doelgroep. Er zijn geen contra-indicaties. Betrokkenheid doelgroep De doelgroep zelf is niet betrokken bij de ontwikkeling van de interventie. Vanuit het gemeentelijke programma Gezond Gewicht in Utrecht was er al veel ervaring in het geven van kookcursussen aan kinderen. Degenen die hier de meeste ervaring in hadden zijn intensief betrokken geweest bij de ontwikkeling van SuperChefs. Zij gaven gedurende het pilottraject ook les aan nieuwe begeleiders van groepen. In een latere fase vervulden zij de rol van stedelijk begeleiders van SuperChefs in Utrecht waarbij zij coachten op de werkvloer. Zij hebben hiermee waardevolle input gegeven voor de methode. 1.2 Doel Hoofddoel Kinderen die hebben deelgenomen aan SuperChefs geven daarna aan gezonde gerechten te kunnen klaarmaken op een veilige manier. Subdoelen Kinderen die hebben deelgenomen aan SuperChefs: - hebben meer kennis over gezonde voeding; - hebben meer kennis over veilig koken; - hebben een positievere attitude t.a.v. gezond en veilig koken; - geven aan het makkelijker te vinden gezond eten klaar te maken; - zijn minder bang om nieuwe smaken te proeven (afname neofobie); Dit in vergelijking met kinderen die niet hebben deelgenomen aan SuperChefs. 1.3 Aanpak Opzet van de interventie SuperChefs is een serie van 8 kooklessen. Een kookles duurt ongeveer 2 uur. Het aantal deelnemers voor deze kooklessen is maximaal 15 kinderen. Het liefst is er, behalve de kookdocent, één begeleider per vier kinderen. Dit zijn bijvoorbeeld ouders of stagiaires. Een groot deel van de tijd wordt er gewerkt in groepjes. SuperChefs is zeer geschikt om te organiseren bij de buiten- of naschoolse opvang, in buurthuizen of kindervakantieweken. Via foldermateriaal, posters en de website kun je laten weten dat de kooklessen worden georganiseerd. De lessen moeten door de docent worden voorbereid. Iedere week bekijkt de docent de instructie-dvd. De voorbereiding duurt ongeveer 60 minuten. Daarbij is de tijd voor boodschappen doen, niet meegerekend. 6 De vaste structuur van elke les is als volgt: 1. Start: Als de kinderen binnenkomen, zijn ze nog vol van de dingen die ze daarvoor deden. Ze mogen uitblazen, wat drinken en vertellen. 2. Thema: Elke les wordt begonnen met een korte bespreking van het thema van die week. Hiernaast komt elke week gezonde voeding aan bod als de ingrediënten besproken worden en als de kooktechnieken doorgenomen worden. Als het eten opstaat, wordt van alles met de kinderen besproken. Tijdens het sudderen of het proeven kan het thema terugkomen. 3. Verdelen groepen en taken: De docent maakt groepjes van 2- 3 kinderen. Ieder groepje krijgt een duidelijk omschreven taak. De kinderen lezen het recept en kunnen zelf ingrediënten en keukengerei klaarleggen en de taken verdelen. Op dit moment kan voedingskundige informatie gegeven worden. 4. Koken: In het begin moet alles duidelijk voorgedaan worden, vooral alle technieken. De kinderen worden gestimuleerd om na te denken over de gezondheidsaspecten van wat ze koken. Bijvoorbeeld: wat zou er tijdens het koken met de vitamines gebeuren? Tijdens het koken kan de docent extra uitleg geven of weetjes vertellen over de herkomst en voedingswaarde van de ingrediënten of het gerecht, hygiëne, veiligheid en gezondheid. 5. Proeven: Proeven komt wekelijks terug. Er wordt afgesproken dat woorden als ‘vies’ of ‘smerig’ taboe zijn in de les. En alle kinderen moeten alles even proeven. 6. SuperChefs-kinderkookboek en thuisvraag volgende les: De kinderen vullen de vragen in het boek behorend bij de les in. De docent stelt een vraag voor thuis en laat die noteren in het SuperChefskinderkookboek. Met de thuisvraag wordt de betrokkenheid van het thuisfront vergroot. 7. Opruimen en afsluiten: De kinderen moeten elke week zelf de keuken schoon achterlaten. Inhoud van de les Hier wordt een les uitgebreider weergegeven om te illustreren hoe de opbouw en de uitgangspunten uit de onderbouwing worden toegepast. Voor de overige lessen wordt verwezen naar de handleiding. Week 4: Smaak Leerdoelen: - Zelfstandig een simpel recept kunnen bereiden - Veilig kunnen snijden - Weten wat de hoofdsmaken zijn - Weten dat alle zintuigen van invloed zijn op hoe iets smaakt - Weten wat de belangrijkste smaakmakers zijn en hoe je ze kunt gebruiken 1. Introductie De docent komt terug op de thuisvraag. Deze vraag is bedoeld om de koppeling met de thuissituatie te maken en te stimuleren dat kinderen ook thuis over SuperChefs praten. 2. Thema: Smaak De docent legt uit hoe smaak werkt; dat er vier soorten zijn en welke voedingsmiddelen bijvoorbeeld een zoete, zure, bittere of zoute smaak hebben. Ook wordt uitgelegd waarom sommige dingen een vieze smaak hebben, zoals wanneer iets bedorven is weet je daardoor dat je het beter niet meer kunt eten. Vervolgens wordt ingegaan op proeven. De functie en werking van de tong wordt uitgebreider uitgelegd. Daarna wordt echter ook duidelijk gemaakt dat je niet alleen proeft met je tong, ook je neus speelt een belangrijke rol. Verder wordt toegelicht dat het ook bepalend is hoe iets eruit ziet en dat je oren zelfs meespelen. Er wordt ook een tip gegeven hoe de docent een verwijzing kan maken naar de Schijf van Vijf. Het thema smaak past goed bij het advies om gevarieerd te eten. Als kinderen open staan om nieuwe dingen te proberen, is het ook makkelijker om af te wisselen. Bijvoorbeeld eens een nieuwe groenteof fruitsoort proberen. 3. Verdelen groepen en taken Elke week roepen kinderen natuurlijk al wat ze van het recept gaan vinden. De docent vraagt iemand die er helemaal zin in heeft te vertellen waarom het hem of haar zo lekker lijkt. Vervolgens worden de groepen gemaakt en taken verdeeld. 4. Koken & proeven De kinderen gaan de aan de slag met de receptuur. Dit keer is het proeven niet één onderdeel van de les, maar komt het steeds terug vanwege het thema smaak. Daarom laat de docent de groep vandaag nog nadrukkelijker proeven en vertellen. De kinderen wordt uitgelegd hoe belangrijk proeven is bij koken: vooraf, tijdens het koken nog een keer én nog eens én tot slot. De kinderen krijgen ook wat 7 meer vrijheid om zelf extra smaakmakers toe te voegen om het recept naar hun zin te krijgen. De docent wordt geadviseerd het weekschema bij de hand te houden voor de aandachtspunten bij het recept en de ingrediënten. 5. SuperChefs-werkboek en thuisvraag volgende les De kinderen krijgen wat tijd om de vragen uit hun SuperChefs-werkboek te maken en de docent loopt rond om te helpen. Suggestie voor de thuisvraag: Welke van de recepten uit de eerste vier lessen vond je het lekkerste? Vraag thuis of je dit mag maken. Smaakte het hetzelfde? En zo niet, wat was er anders? Vonden je gezinsleden het ook lekker? 6. Opruimen en afsluiten De kinderen moeten elke week zelf de keuken schoon achterlaten. Ze moeten goed opruimen en alles in de koelkast terug zetten. Natuurlijk is het erg leuk om, als er nog iets over is, het resultaat van hun kookkunsten mee te geven voor thuis. 8 2. Uitvoering Materialen De volgende materialen zijn beschikbaar: - SuperChefs; Handleiding begeleider - Instructie DVD voor begeleider SuperChefs - Werkboek kind - Receptenboek kind - Poster Schijf van Vijf - Poster Hygiëneregels - Wervingsposter - Certificaat SuperChef - Uitbreidingsset receptenboek (alleen te downloaden) De materialen zijn beschikbaar via Kenmerk Educatief. www.kenmerk.nl Locatie en type organisatie SuperChefs kan op verschillende locaties worden uitgevoerd, zoals bij een buitenschoolse opvang locatie, een buurthuis, maar ook op school. Als men echt wil gaan koken, dan is een handige ruime keuken het meest ideaal. Wanneer het niet mogelijk is om gebruik te maken van een volledig uitgeruste keuken, bijvoorbeeld op een school, dan kan men ook SuperChefs uitvoeren. Er is een aparte set recepten ontwikkeld voor koken zonder fornuis, oven en grill. Opleiding en competenties van de uitvoerders Kookdocenten, docenten, of welzijnswerkers met kookkwaliteiten of diëtisten en kookfanaten met didactische kwaliteiten kunnen de cursus begeleiden. Kwaliteitsbewaking Op dit moment is er geen systeem om de kwaliteit van uitvoering te monitoren. Randvoorwaarden Er moet een geschikte keuken zijn en keukenmaterialen. De kookdocent dient de veiligheid te bewaken, ter preventie van ongelukken door snijden en hitte. Daarnaast dient de docent er voor te zorgen dat er hygiënisch gewerkt wordt ter preventie van voedselvergiftigingen. Implementatie Uitvoerders kunnen ten alle tijden contact opnemen met Kenmerk Educatief om eventuele vragen te stellen over de implementatie van SuperChefs. Kosten Een volledige startset met alle bovengenoemde materialen voor een groep van 15 kinderen kost 55,EUR inclusief BTW. Gaat men daarna door, dan hoeft men alleen de kindermaterialen bij te bestellen voor 45,- EUR inclusief BTW per 15 kinderen (aanvullend pakket). De kosten van de ingrediënten zijn circa 300,- EUR per cursus, uitgaande van 15 kinderen. Het kan zijn dat er ook nog kosten zijn voor het huren van een ruimte of betaling van een begeleider. Het kan zijn dat er nog extra kosten zijn. Bijvoorbeeld als er betaald moet worden voor huur van de kooklocatie of als de docent en/of begeleiders moet worden betaald. Het kan ook zijn de keuken niet voldoende uitgerust is en nog materialen moeten worden aangeschaft. 9 3. Onderbouwing Probleem Kinderen voldoen niet aan de richtlijnen goede voeding. Uit de voedselconsumptiepeiling van 20072010 blijkt dat 99% van de kinderen van 10-13 niet voldoen aan de richtlijnen voor fruit, groenten en vezels (Van Rossum et al., 2010). Een groot deel van de energie is afkomstig van frisdrank en snacks (Buurma-Rethans & van Rossum, 2016). Een te grote energie-inname kan, op termijn, overgewicht tot gevolg hebben. 12 procent van de 4-12 jarigen heeft overgewicht (CBS, 2015). Oorzaken Er zijn vele factoren die het eetgedrag van kinderen beïnvloeden. Het voert te ver om deze allemaal te behandelen, de meest belangrijke worden hieronder besproken waarbij gebruik wordt gemaakt van Contento (2007): Determinanten van eetgedrag (Contento, 2007). Voedingsgerelateerde factoren Hierbij gaat het o.a. om smaakontwikkeling. Een kind dat veel verschillende smaken leert kennen, eet gemakkelijker gevarieerd dan een kind dat weinig lust (Gerrish & Mennella, 2001). Persoonlijke factoren Intra-persoonlijk Kennis en attitude: Deze determinanten hebben bijvoorbeeld een relatie met groente- en fruitconsumptie van kinderen (Rasmussen et al., 2006; Wind, 2006). Vaardigheden: Uit een review naar oorzaken waarom jongvolwassenen in het Westen sneller aankomen in gewicht dan hun ouders, komt naar voren dat jongvolwassenen onvoldoende vaardigheden hebben in planning, boodschappen doen en het bereiden van gezond voedsel. (Munt et al., 2016) Jongeren die aangeven regelmatig eten klaar te maken, eten minder vaak fast-food eten en voldoen eerder aan richtlijnen (voor vet, calcium, fruit, groenten en vezels). Kinderen die zelf eten kunnen klaarmaken, eten dus meestal ook gezonder. (Larson et al., 2006) Mensen die kunnen koken maken betere voedselkeuzes. Er is bijvoorbeeld een positieve relatie tussen kookvaardigheden en groenteconsumptie. Ook variatie kan bevorderd worden door kookvaardigheden. Daarnaast gebruiken mensen met meer kookvaardigheden minder gemaksvoedsel, zoals pizza, kant-en-klaar, chocolade, en frisdranken. (Hartmann, 2014) Interpersoonlijk Op jongere leeftijd spelen met name de ouders een belangrijke rol in het aanleren van gezond eetgedrag door middel van hun eetopvoeding. Ouders spelen een cruciale rol bij het vormgeven van de eerste ervaringen met voeding, en die ervaringen hebben een relatie met het eetgedrag en het 10 gewicht van het kind. (Savage et al., 2007) Ook voorbeeldgedrag speelt een relevante rol. Kinderen observeren eetgedrag en imiteren hun ouders in voedselvoorkeuren, maar ook in voedsel dat zij afkeuren (Savage et al., 2007; Guidetti & Cavazza, 2008). Omgevingsfactoren Het gaat hier o.a. om beschikbaarheid van gezond eten. Het beschikbaar stellen van gezond eten door ouders aan hun kind is een belangrijke factor voor de consumptie ervan. Beschikbaarheid van groente en fruit is bijvoorbeeld in verband gebracht met de consumptie ervan door kinderen (Cullen et al., 2001; Vereecken et al., 2005). Aan te pakken factoren SuperChefs richt zich vooral op de individuele determinanten van een gezond eetpatroon, en laat daarbij omgevingsfactoren buiten beschouwing. Ouders worden middels de huiswerkopdrachten wel betrokken bij de interventie. Andere interventies richten zich op ouders en schoolomgeving, zoals Eetplezier en Beweegkriebels en SchoolGruiten. Lesprogramma’s als Smaaklessen en Lekker Fit! richten zich op determinanten als kennis en attitude van kinderen t.a.v. gezonde voeding. Met SuperChefs richten we ons met name op kookvaardigheden van kinderen, daarnaast wordt kennis vermeerderd en ingespeeld op de attitude van kinderen. Ook op de smaakontwikkeling wordt ingespeeld met de interventie, om angst voor nieuwe voedingsmiddelen en gerechten te verminderen. Hierbij horen de volgende subdoelen: - Kinderen hebben meer kennis over gezonde voeding (kennis); - Kinderen hebben meer kennis over veilig koken (kennis); - Kinderen hebben een positievere attitude t.a.v. gezond en veilig koken (attitude); - Kinderen geven aan het makkelijker te vinden gezond eten klaar te maken (vaardigheden); - Kinderen zijn minder bang om nieuwe smaken te proeven (afname neofobie) (smaakontwikkeling). Verantwoording Er zijn verschillende factoren die voedselkeuze en -consumptie beïnvloeden, maar vaardigheden om goede voeding te bereiden spelen een belangrijke rol. Omdat voeding een belangrijke rol speelt bij gezondheid, hebben voedselbereiding en kookvaardigheden de potentie om iemands gezondheid te beïnvloeden. Een tekort aan vaardigheden in voedselbereiding kan impact hebben op de gezondheid en keuzes beperken. (EUFIC, 2011). De afgelopen decennia heeft er een verandering in wijze van koken plaatsgevonden die een belangrijke impact kan hebben op gezond eten en de gezondheid, nu en in de toekomst. Een rapport uit Canada laat dit zien (Chenhall, 2010). Het beschrijft de stand van zaken met betrekking tot koken en voedselbereidingsvaardigheden, de veranderingen in het koken en uitdagingen die er liggen (zowel nationaal als internationaal). De veranderingen in koken en voedselbereidingsvaardigheden zijn onder andere: het toegenomen gebruik van kant-en-klaar, verpakt voedsel en gemaksvoedsel (vereist minimaal inspanning om te bereiden en scheelt tijd (EUFIC, 2011)), die minder en/of andere vaardigheden dan zogenoemd traditioneel of ‘from scratch’ koken. Omdat kant-en-klaar en gemaksvoedsel vaker gegeten wordt, is het lastiger voor kinderen en jongeren te leren hoe je zelf een maaltijd bereidt. Men is er daardoor bang voor dat de jeugd niet beschikt over de benodigde vaardigheden om goed geïnformeerde keuzes te maken in een toenemende complexe voedselomgeving (Chenhall, 2010). In Europa zijn er zorgen over de jeugd die onvoldoende basisvaardigheden aangeleerd zou krijgen waardoor ze autonomie hebben over het eten dat zij kiezen (EUFIC, 2011). Hierop aansluitend kan een lage eigen-effectiviteit (in hoeverre je het gevoel hebt te kunnen koken) een barrière zijn voor voedselkeuzes waardoor je meer afhankelijk bent van kant-en-klaar en gemaksvoedsel, minder variatie in voedselkeuze en –consumptie en verdere vermindering van vaardigheden (Chenhall, 2010). Ook heerst het idee dat doordat vrouwen tegenwoordig minder vaak de traditionele rol op zich nemen van het huishouden en koken, waardoor ze kookvaardigheden minder eigen maken en bovendien minder snel overbrengen op hun kinderen, en vaker gemaksvoedsel kiest. Het bevorderen van kookvaardigheden, maar ook vertrouwen in jezelf 11 om goed eten te kunnen klaarmaken, kunnen een enorm positieve invloed hebben op voedselkeuzes en –inname (EUFIC, 2011). Recent onderzoek toont dan ook aan dat op jonge leeftijd kookvaardigheden aangeleerd krijgen, heel belangrijk is voor onder andere het behoud van die vaardigheden, attitude en de kwaliteit van eetgewoonten (Lavelle et al., 2016). De methodiek die wordt gebruikt om vaardigheden aan te leren, is ‘begeleide praktijkles’ (Bartholomew et al., 2011), ook wel te beschrijven als ‘training’ (Michie et al., 2011). De insteek hierbij is het aanmoedigen van de kinderen om het gedrag meerdere keren te oefenen en herhalen, de ervaringen te bespreken en feedback te geven (Bartholomew et al., 2011). De onderliggende theorie is de sociaal-cognitieve theorie (Mc Alister et al., 2008). Een belangrijk gegeven in deze theorie is dat mensen leren van anderen die als voorbeeld dienen. Dit is verweven in SuperChefs waarbij de cursusleider de kinderen voorgaat en vervolgens onder begeleiding zelf laat uitproberen. Een systematische review naar het effect van kooklessen voor schoolgaande kinderen laat zien dat dergelijke programma’s een positieve invloed kunnen hebben op kinderen hun voedingsgerelateerde voorkeuren, attitudes en gedrag. (Hersch et al., 2014) Het is dus belangrijk dat kinderen kookvaardigheden aangeleerd krijgen waar ze hun leven lang profijt van kunnen hebben, en als ze dit thuis onvoldoende meekrijgen kan SuperChefs daar een bijdrage aan leveren. Tijdens de SuperChefs bijeenkomst vindt er veel verbale interactie met de kinderen plaats om aan kennisoverdracht te doen rondom gezond en veilig koken. Dit is een methode die geschikt is voor het bevorderen van vaardigheden, maar ook om kennis zelf te vermeerderen. (UCREATE, 2015) Binnen de interventie SuperChefs wordt de Schijf van Vijf uitgelegd en wordt er regelmatig naar terugverwezen bij het pakken van producten, zodat de kinderen in de loop van de 8 weken bekend raken met de Schijf van Vijf en hoe zij deze kunnen gebruiken. Ze worden gestimuleerd om er zelf over na te denken in welk vak een product zit en over hoe je de adviezen in de Schijf van Vijf kan toepassen. Uit een systematische review en meta-analyse naar onderwijsmethoden en –strategieën die gezond eten bevorderen bij basisschoolleerlingen, laat zien dat ervaringsleren het grootste effect had op o.a. voedingskennis (Dudley et al., 2015). Door direct ervaring met koken (methodiek ‘direct expercience’ (Bartholomew et al., 2011)) wordt ook ingespeeld op de attitude t.o.v. van het koken van gezonde maaltijden en dit op een veilige wijze doen. Angst voor nieuwe, onbekende producten (neofobie (Pliner, Pelchat, & Grabski, 1993)) heeft te maken met de attitude die het kind heeft t.o.v. die producten. Om hierop in te spelen, wordt de methodiek ‘herhaalde blootstelling’ toegepast (Bartholomew et al., 2011). Door de kinderen steeds weer de nieuwe smaken aan te bieden en hieraan bloot te stellen, wordt getracht de attitude en daarmee de angst voor nieuwe producten te verminderen. Wanneer kinderen vaker worden blootgesteld aan nieuwe producten, leren ze het beter waarderen (Wardle et al. ,2003). 12 4. Onderzoek 4.1 Onderzoek naar de uitvoering Van der Linden, LF (2009). Evaluatierapport SuperChefs pilot 1. Den Haag: Voedingscentrum. Procesevaluatie naar de uitvoering van SuperChefs. Doel is nagaan of de voorwaarden voor het gebruik van SuperChefs voldoende aanwezig zijn om de doelstelling van het programma te behalen. In dit formatieve onderzoek is het gebruik en de waardering van de materialen, de uitvoering en de organisatie van de interventie onderzocht, om advies te kunnen geven over een tussentijdse bijstelling van de interventie. Er zijn 27 observaties uitgevoerd op 17 locaties waar SuperChefs werd uitgevoerd. Verder zijn er vragen ten aanzien van de waardering van materialen en SuperChefs lessen gesteld in de vragenlijsten die bij 76 kinderen en 35 ouders zijn afgenomen. Uit deze evaluatie blijkt dat kinderen, ouders en begeleiders enthousiast zijn over de interventie. Het materiaal is mooi vormgegeven, het koken en samen eten erg leuk. Daarnaast wordt het positief gewaardeerd dat een aantal ouders wordt betrokken bij SuperChefs, dat er gezamenlijk gegeten en geproefd wordt en dat er in de praktijk met de werkboekjes wordt gewerkt. Bij veel groepen ligt de nadruk op het zelf lezen van de recepten door de kinderen. De kennisoverdracht kan nog verbeterd worden. Er wordt aanbevolen om de interventie didactisch beter te onderbouwen waardoor de kennisoverdracht naar de kinderen toe beter geborgd is. Begeleiders gaven ook aan dit moeilijk te vinden. Naar aanleiding van deze evaluatie is de handleiding van SuperChefs van een didactische onderbouwing voorzien. Van Kan, S, Van Leeuwen, E (2010). Evaluatierapport SuperChefs pilotfase 2. Den Haag: Voedingscentrum. Procesevaluatie naar de naar aanleiding van pilot 1 gewijzigde interventie SuperChefs. Hoofdvraag voor deze evaluatie: Is de interventie SuperChefs door de kookdocenten uitgevoerd zoals beschreven staat in de handleiding? Om deze vraag te beantwoorden zijn tien observaties en 8 interviews uitgevoerd. De kookdocenten en de kinderen zijn geobserveerd tijdens de kooklessen. Op 8 van de 10 locaties zijn na de observaties interviews gehouden met de kookdocenten. Uit deze procesevaluatie kwam naar voren dat er een verband is tussen de intensiviteit van de begeleiding en de kwaliteit van de lessen. De lessen werden beter gegeven naarmate er meer begeleiding was en naarmate er meer hulp was tijdens de lessen. Hoeveel hulp er nodig was hing samen met de inhoud van de les, het aantal kinderen en de ervaring van de begeleiders. Naar aanleiding van de bevindingen van dit onderzoek is de handleiding van SuperChefs nogmaals aangepast, en zijn er meer handreikingen voor de kookdocenten en meer recepten toegevoegd. De Vet, E, De Ridder, D (2011) Evaluatie SuperChefs pilot 3. Utrecht: Universiteit Utrecht. Voor deze procesevaluatie zijn zes kookdocenten van SuperChefs benaderd voor een telefonisch interview. De zes docenten werden geselecteerd op regio (Groningen, West-Brabant en Utrecht) en voorbereidingsvorm (training of DVD), zodat een goed beeld van de verschillende uitvoeringen van SuperChefs gekregen kon worden. Uiteindelijk is bij vijf kookdocenten een telefonisch interview afgenomen. De semigestructureerde vragenlijst omvat vragen naar de achtergrond van de docent, vragen over de handleiding, vragen over het werkboek voor de deelnemers, vragen over de DVD en training, vragen over de voorbereiding van de lessen en een aantal overige meldingen. Drie kookdocenten hebben de training gevolgd en twee kookdocenten hebben de dvd bekeken ter voorbereiding op de uitvoering van SuperChefs. SuperChefs is over het algemeen zeer positief ontvangen. Dit geldt zowel voor de kinderen als voor de begeleiding en de ouders/opvoeders. De kinderen vinden SuperChefs erg leuk en worden gemotiveerd door het programma in haar geheel. De tevredenheid en productiviteit zijn het grootst als de kinderen veel zelf mogen (en kunnen) doen. 13 Ondanks dat SuperChefs goed wordt ontvangen, blijkt ook dat de voorbereiding van de kookdocenten beter kan. Een aantal onderdelen uit de handleiding wordt niet uitgevoerd, ook blijkt dat het bekijken van de DVD ter voorbereiding wellicht niet altijd voldoende voorbereiding geeft. Voor de effectiviteit is echter een goed voorbereide docent en het uitvoeren van SuperChefs zoals bedoeld wel van belang. Wellicht is niet heel de training noodzakelijk maar zou contact met andere kookdocenten van SuperChefs, zoals de trainingsgroep wel heeft gehad, van meerwaarde zijn voor onzekere momenten in de uitvoering. Op die manier kunnen kookdocenten een ‘’kijkje in de keuken nemen’’ van andere kookdocenten. De aanbevelingen die kunnen worden gedaan zijn tot stand gekomen door suggesties ter verbetering van SuperChefs die gedaan zijn door de kookdocenten. • De recepten in de handleiding zijn een punt van aandacht. Er mogen meer internationale recepten worden opgenomen in de handleiding. Tevens mag meer aandacht komen voor de ‘’Hollandse pot’’; • Hygiëne, voedselveiligheid en veiligheid in de keuken behoeven meer aandacht in SuperChefs. Er zou bijvoorbeeld een poster kunnen worden ontworpen met belangrijke regels en richtlijnen rondom deze onderwerpen; • Meer aandacht voor proeven en smaakbeleving zal bevorderend zijn voor het doel van SuperChefs. Wellicht zouden deze onderwerpen in het handboek nog meer mogen worden benadrukt. Tevens zouden de kookdocenten meer mogen worden geïnformeerd over de meerwaarde van proeven en smaakbeleving met betrekking tot bijvoorbeeld verbreding van het voedingspatroon van de kinderen. • Een terugkomdag zou kunnen worden georganiseerd of forum of mailinglist zou kunnen worden opgesteld voor de kookdocenten. Hier kunnen zij onderling ideeën en tips met elkaar uitwisselen. Onzekerheid in de uitvoeringen zou wellicht kunnen worden weggenomen of worden verminderd wanneer de kookdocenten (uit de dvd-setting) een bepaald referentiekader zou kunnen hebben door het contact met andere kookdocenten van SuperChefs. Naar aanleiding van de aanbevelingen zijn de handleiding en het werkboek aangepast. a) 4.2 Onderzoek naar de behaalde Linssen, S (2010). SuperChefs: An effect evaluation of a program aimed at changing behavior and behavioral determinants related to preparing a healthy meal among Dutch 10-12 year olds. Den Haag: Voedingscentrum / Maastricht: Maastricht University. De resultaten van de effectevaluatie van pilotfase 1 en pilotfase 2 worden in dit rapport beschreven. Pilot 1: Wat zijn de effecten van SuperChefs op gedrag en gedragsdeterminanten ten aanzien van gezond koken? Onderzoeksgroep waren de kinderen die deelnamen aan SuperChefs in de eerste pilotfase. Het onderzoeksdesign was een pre-post design zonder controlegroep, de metingen werden uitgevoerd middels een vragenlijst die door de kinderen zelf werd ingevuld. 226 kinderen (uit 6 regio’s en in totaal 19 locaties) hebben de voormeting vragenlijst ingevuld. De nameting vragenlijsten zijn door 75 kinderen (uit 3 regio’s en 8 locaties) ingevuld. 4 regio’s hebben niet meer gereageerd en op 4 locaties vielen hele groepen uit. Wellicht zijn zij vergeten de vragenlijsten in te vullen of op te sturen. De data zijn geanalyseerd door gepaarde t-toetsen op de continue variabelen uit te voeren en ordinale variabelen werden gehercodeerd naar dichotome variabelen waarop nonparametrische McNemar tests werden uitgevoerd. Effecten zijn gevonden op items die over gedrag, kennis en eigen effectiviteit gaan. Meer kinderen geven aan dat ze konden helpen bij het koken of zelfstandig konden koken na deelname aan SuperChefs (vm: 2.40 (.55); nm: 2.55 (.58); p = .02). Het aantal dingen waar ze op letten tijdens het koken neemt af in vergelijking met de voormeting (vm: 3.99 (1.09); nm: 3.59; p = .05). Meer kinderen kennen de Schijf van 5 (vm: 65%; nm: 89%; p = 0.00) en weten wat de Schijf van 5 is (vm: 53%; nm: 79%; p = 0.00). Ten aanzien van eigen effectiviteit vinden kinderen het makkelijker om te koken (vm: 2.23 (.46); nm: 2.65 (.54); p = .00) en om te koken aan de hand van een recept (vm: 2.46 (.57); nm: 2.67 (.54); p = .02), en begrepen meer kinderen een recept (vm: 2.60 (.59); nm: 2.77 (.46); p = .02). Op een aantal items scoorden kinderen al hoog op de voormeting en is mede daardoor geen effect op de nameting gevonden. Het gaat hier om handen wassen, voorzichtig zijn met messen, dat het makkelijk is om 14 groenten klaar te maken, dat ze het leuk vinden om te koken en dat het belangrijk is om gezond te eten. Het is niet ondenkbaar dat een aantal van deze items sociaal wenselijk is beantwoord. Pilot 2: Wat zijn de effecten van SuperChefs op gedrag en gedragsdeterminanten ten aanzien van gezond koken? Onderzoeksgroep waren de kinderen die deelnamen aan SuperChefs in de tweede pilotfase. Het onderzoeksdesign was een pre-post design zonder controlegroep, de metingen werden uitgevoerd middels een vragenlijst die door de kinderen zelf werd ingevuld. 339 kinderen (uit 8 regio’s en in totaal 32 locaties) hebben de voormeting vragenlijst ingevuld. De nameting vragenlijsten zijn door 237 kinderen (uit 8 regio’s en 23 locaties) ingevuld. Op 9 locaties vielen hele groepen uit. Wellicht zijn zij vergeten de vragenlijsten in te vullen of op te sturen. De data zijn geanalyseerd door gepaarde t-toetsen op de continue variabelen uit te voeren en ordinale variabelen werden gehercodeerd naar dichotome variabelen waarop nonparametrische McNemar tests werden uitgevoerd. Effecten zijn gevonden op het gebruiken van een recept tijdens het koken (minder kinderen) (vm: 2.32 (.47); nm: 2.24 (.43); p = .03). Het aantal dingen waar kinderen tijdens het koken op letten is toegenomen (vm: 5.92 (1.48); nm: 6.42 (1.60); p = .00). Kinderen wisten na deelname aan SuperChefs ook meer over gerechten uit andere culturen (vm: 2.02 (.73); nm: 2.13 (.65); p = .04)en ze gaven meer antwoorden over informatie op etiketten (vm: 4.03 (1.52); nm: 4.59 (1.58); p = .00). Meer kinderen kenden de Schijf van 5 (vm: 68%; nm: 94%; p = .00) en kenden websites met informatie over gezond eten (vm: 26%; nm: 40%; p = .00). Ook wisten meer kinderen het juiste antwoord te geven op een aantal voedingsinhoudelijke vragen zoals hoeveel groenten en fruit je per dag moet eten (vm: 30%; nm: 50%; p = .00)en waarom groenten in de winter duurder zijn (vm: 60%; nm: 72%; p = .00), wat de betekenis van verzadigd vet is (vm: 42%; nm: 57%; p = .00), wat de betekenis van calorieën is (vm: 30%; nm: 50%; p = .00), waarom je calorieën nodig hebt (vm: 59%; nm: 72%; p = .00), hoe vaak je op een dag moet eten (vm: 31%; nm: 40%; p = .01) en hoe je het best voor een gezond dieet kunt zorgen (vm: 52%; nm: 67%; p = .00). Ten aanzien van eigen effectiviteit vonden kinderen het makkelijker om iets simpels te koken (vm: 2.64 (.48); nm: 2.75 (.44); p = .00), de ingrediënten te kiezen (vm: 2.41 (.66); nm: 2.56 (.68); p = .01), te kijken naar duurzaamheid van ingrediënten (vm: 2.59 (.70); nm: 2.80 (.60); p = .00) en om vlees, groenten te snijden en aardappels te schillen (vm: 2.52 (.64); nm: 2.71 (.56); p = .00. Evenals in pilot 1 scoorden kinderen op een aantal items al hoog bij de voormeting. Leeftijd heeft invloed op de effecten. Oudere kinderen zoeken meer informatie op internet over gezonde voeding en kijken vaker op het etiket dan jongere kinderen. Ook weten oudere kinderen beter wat de aanbevolen hoeveelheden groenten en fruit zijn. Meisjes letten op meer dingen tijdens het koken en kennen meer websites met informatie over gezond eten dan jongens. De Vet, E, De Ridder, D (2011) Evaluatie SuperChefs. Utrecht: Universiteit Utrecht. Om de effecten van pilotfase 3 te evalueren, is een niet-gerandomiseerd gecontroleerd experiment uitgevoerd. De interventie- en controlegroep bestond uit respectievelijk 86 en 108 kinderen. Van de 86 kinderen in de interventie groep, hadden 59 deelnemers SuperChefs gevolgd bij een kookdocent die een training had ontvangen ter voorbereiding op SuperChefs. De overige 27 deelnemers had een kookdocent die ter voorbereiding een DVD had gekeken. Voor deze effectevaluatie zijn gegevens gebruikt uit vragenlijsten over determinanten van gedrag (kennis, neofobie, attitude, sociale invloed, eigeneffectiviteit, vaardigheden, intenties en letten op gezond eetgedrag) die kinderen invulden voorafgaand aan de lessen en tijdens de 7e les. Er was een follow up meting voorzien die 4 tot 6 maanden na afloop van SuperChefs zou plaatsvinden, maar de respons op dit meetmoment was slechts 19 deelnemers. Ondanks intensieve acties om de respons te verhogen (aangekondigde verloting van een prijs, verzameling van adressen) is dit niet gelukt. SuperChefs is effectief in het verbeteren van kennis over gezond eten, kennis over gezond en veilig koken, attitude t.o.v. gezond en veilig koken, eigen effectiviteit t.o.v. gezond eten en t.o.v. klaarmaken van gezond eten, en de vaardigheden om gezond en veilig te koken. De effectsizes van de gevonden significante verschillen op de nameting waren als volgt: kennis over gezond eten (F: 12.33; p = .001; d = .07); kennis over veilig en gezond koken (F: 12.73; p < .001; d = .06); attitude gezond en veilig koken (F: 5.15; p = .02; d = .03); eigen effectiviteit gezond eten (F: 6.41; p = .01; d = .04); vaardigheden gezond en 15 veilig koken (F: 11.28; p = .001; d = .06). Verder werd één significant verschil tussen de DVD en training voorbereiding gevonden: vaardigheden gezond en veilig koken (F: 3.94; p = .05; d = .05; dit betekent dat de kinderen hun vaardigheden hoger inschatten als ze een kookdocent hadden die een training had gevolgd).Ook zijn de kinderen positief over de interventie. In de evaluatie is geen effect gevonden op neofobie, sociale invloed, intenties om gezonder te eten of het zelf letten op gezond eten. De conclusie is dat SuperChefs succesvol is in het veranderen van een aantal determinanten van gedrag. Daarnaast zijn kinderen positief over het programma. 10.2 Samenvatting Nederlandse effectstudies Studie 1 Auteurs: S. Linssen Jaar: 2010 Onderzoekstype: Pre – Post design zonder controlegroep Belangrijkste resultaten: Meer kinderen geven aan dat ze konden helpen bij het koken of zelfstandig konden koken na deelname aan SuperChefs (vm: 2.40 (.55); nm: 2.55 (.58); p = .02). Meer kinderen kennen de Schijf van Vijf (vm: 65%; nm: 89%; p = 0.00) en weten wat de Schijf van Vijf is (vm: 53%; nm: 79%; p = 0.00). Ten aanzien van eigen effectiviteit vinden kinderen het makkelijker om te koken (vm: 2.23 (.46); nm: 2.65 (.54); p = .00) en om te koken aan de hand van een recept (vm: 2.46 (.57); nm: 2.67 (.54); p = .02), en begrepen meer kinderen een recept (vm: 2.60 (.59); nm: 2.77 (.46); p = .02). Bewijskracht van het onderzoek: zwak Resultaten effectiviteit: overwegend positief Studie 2 Auteurs: S. Linssen Jaar: 2010 Onderzoekstype: Pre – Post design zonder controlegroep Belangrijkste resultaten: Het aantal dingen waar kinderen tijdens het koken op letten is toegenomen (vm: 5.92 (1.48); nm: 6.42 (1.60); p = .00). Kinderen wisten na deelname aan SuperChefs ook meer over gerechten uit andere culturen (vm: 2.02 (.73); nm: 2.13 (.65); p = .04)en ze gaven meer antwoorden over informatie op etiketten (vm: 4.03 (1.52); nm: 4.59 (1.58); p = .00). Meer kinderen kenden de Schijf van Vijf (vm: 68%; nm: 94%; p = .00) en kenden websites met informatie over gezond eten (vm: 26%; nm: 40%; p = .00). Ook wisten meer kinderen het juiste antwoord te geven op een aantal voedingsinhoudelijke vragen zoals hoeveel groenten en fruit je per dag moet eten (vm: 30%; nm: 50%; p = .00) en waarom groenten in de winter duurder zijn (vm: 60%; nm: 72%; p = .00), wat de betekenis van verzadigd vet is (vm: 42%; nm: 57%; p = .00), wat de betekenis van calorieën is (vm: 30%; nm: 50%; p = .00), waarom je calorieën nodig hebt (vm: 59%; nm: 72%; p = .00), hoe vaak je op een dag moet eten (vm: 31%; nm: 40%; p = .01) en hoe je het best voor een gezond dieet kunt zorgen (vm: 52%; nm: 67%; p = .00). Ten aanzien van eigen effectiviteit vonden kinderen het makkelijker om iets simpels te koken (vm: 2.64 (.48); nm: 2.75 (.44); p = .00), de ingrediënten te kiezen (vm: 2.41 (.66); nm: 2.56 (.68); p = .01), te kijken naar duurzaamheid van ingrediënten (vm: 2.59 (.70); nm: 2.80 (.60); p = .00) en om vlees, groenten te snijden en aardappels te schillen (vm: 2.52 (.64); nm: 2.71 (.56); p = .00. Bewijskracht van het onderzoek: zwak Resultaten effectiviteit: overwegend positief Studie 3 Auteurs: E. de Vet, D, de Ridder Jaar: 2011 Onderzoekstype: Quasi experimenteel design (niet gerandomiseerd) Belangrijkste resultaten: De effectsizes van de gevonden significante verschillen op de nameting waren als volgt: kennis over gezond eten (F: 12.33; p = .001; d = .07); kennis over veilig en gezond koken (F: 12.73; p 16 < .001; d = .06); attitude gezond en veilig koken (F: 5.15; p = .02; d = .03); eigen effectiviteit gezond eten (F: 6.41; p = .01; d = .04); vaardigheden gezond en veilig koken (F: 11.28; p = .001; d = .06). Verder werd één significant verschil tussen de DVD en training voorbereiding gevonden: vaardigheden gezond en veilig koken (F: 3.94; p = .05; d = .05; dit betekent dat de kinderen hun vaardigheden hoger inschatten als ze een kookdocent hadden die een training had gevolgd) Bewijskracht van het onderzoek: vrij sterk Resultaten effectiviteit: overwegend positief 17 5. Samenvatting Werkzame elementen Inhoudelijke werkzame elementen: - Het leren door doen (zelf koken) - Modeling (voordoen door docent) - Proeven (leren eten van nieuwe dingen) Praktische werkzame elementen: - Ruimte waarin met een groep kinderen gekookt kan worden 18 6. Aangehaalde literatuur Bartholomew Eldredge, L.K. (2016). Planning health promotion programs. An intervention mapping approach. 4th Ed. San Francisco, CA: Jossey-Bass. Buurma-Rethans, E., & Van Rossum, C. (2016). Bijdrage van VCN-voedingsmiddelengroepen aan de inname van nutriënten door kinderen en volwassenen in Nederland. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. CBS (2015). Lengte en gewicht van personen, ondergewicht en overgewicht; vanaf 1981. http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=81565ned&D1=04&D2=0&D3=a&D4=0&D5=0%2c10%2c20%2c30-34&HD=1606070936&HDR=T&STB=G1%2cG2%2cG3%2cG4 Bekeken op 27-10-2016 Chenhall, C. (2010). Improving Cooking and Food Preparation Skills: A Synthesis of the Evidence to Inform Program and Policy Development. Healthy Living Issue Group, Health Canada. Contento, I.R. (2007). Nutrition Education: Linking Research, Theory and Practice. Sudbury: Jones and Barlett Publishers. Dudley, D.A., Cotton, W.G., & Peralta, L.R. (2015). Teaching approaches and strategies that promote healthy eating in primary school children: a systematic review and meta-analysis. Int J Behav Nutr Phys Act, 12:28. EUFIC (2011). Can cooking skills be the key to health? http://www.eufic.org/article/en/artid/Cooking_skills_key_health/ Bekeken op 27-10-2016 Gerrish, C. J., & Mennella, J. A. (2001). Flavor variety enhances food acceptance in formula-fed infants. American Journal of Clinical Nutrition, 73, 1080-1085. Guidetti, M., & Vacazza, N. (2008). Structure of the relationship between parents’ and children’s food preferences and avoidances: An explorative study. Appetite, 50, 83-90. Hartmann, C. (2014). The importance of cooking skills for balanced food choices Results from the Swiss Food Panel. The Scientific Newsletter. International Fruit And Vegetable Alliance. Larson, N.I., Perry, C.L., Story, M., & Neumark-Sztainer, D. (2006). Food preparation by young adults is associated with better diet quality. Journal of the American Dietetic Association, 106, 2001-2007. Lavelle, F., et al. (2016). Learning cooking skills at different ages: a cross-sectional study.International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity,13:119. McAlister, A.L., Perry, C.L., & Parcel, G.S. (2008). How individuals, environments, and health behaviors interact; Social Cognitive Theory. In: K. Glanz, B.K. Rimer & K. Viswanath (Eds.), Health behavior and health education: Theory, research, and practice (pp. 169-188). San Francisco: JoesseyBass. Michie et al,. (2011).The behaviour change wheel: A new method for characterising and designing behaviour change interventions. Science, 6:42. Munt, A.E., Partridge, S.R., & Allman-Farinelli, M. (2016). The barriers and enablers of healthy eating among young adults: a missing piece of the obesity puzzle: A scoping review. Obesity Reviews. 19 Pliner, P., Pelchat, M., & Grabski, M. (1993). Reduction of neophobia in humans by exposure to novel foods. Appetite, 25, 95-103. Rasmussen, M., Krolner, R., Klepp, K. I., Lytle, L., Brug, J., Bere, E., & Due, P. (2006). Determinants of fruit and vegetable consumption among children and adolescents: a review of the literature. Part I: Quantitative studies. International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity, 3(22). Savage, J.S., et al. (2007). Parental Influence on Eating Behavior: Conception to Adolescence. J Law Med Ethics, 35(1), 22-34. UCREATE, Hogeschool Utrecht (2015). The behavioral lenses. Utrecht. Van Rossum, C.T.M., Fransen, H.P., Verkaik-Kloosterman, J., Buurma-Rethans, E.J.M., & Ocke, M.C. (2011). Dutch National Food Consumption Survey 2007-2010: Diet of children and adults aged 7 to 69 years. Bilthoven: RIVM. Wardle, J., Herrera, M.L., Cooke, L., & Gibson, E.L. (2003). Modifying children’s food preferences: the effects of exposure and reward on acceptance of an unfamiliar vegetable. Eur J Clin Nutr, 57, 341– 348. Wind, M. (2006). The development, implementation and evaluation of a school-based intervention to promote fruit and vegetable intake among 10–13 year old European schoolchildren. Rotterdam: Erasmus MC. 20 Samenwerking erkenningstraject Het erkenningstraject wordt in samenwerking uitgevoerd door het Nederlands Jeugdinstituut (NJi), het RIVM Centrum Gezond Leven (CGL), het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ), het Kenniscentrum Sport, Vilans, het Trimbos Instituut en MOVISIE. Door samen te werken aan het beoordelen van interventies volgens eenduidige criteria streven wij naar kwaliteitsverbetering in de betrokken werkvelden. 21