Context 1 Materie, energie en leven Hoofdstuk 3 Moleculen in levende materie 1. Te dik, te dun … 2. Voedingsstoffen 1. suikers (gluciden) 2. vetten (lipiden) 3. eiwitten (protëinen) 4. mineralen en vitaminen 3. Gluciden (suikers) 3.1 Monosachariden: glucose, fructose 3.2 Disachariden: maltose, lactose, sucrose 3.3 Polysachariden: cellulose, zetmeel, glycogeen 4. Lipiden (vetten) boek p. 43-46 Neutrale vetten = triglyceriden Fosfolipiden Cholesterol Steroïden Lipiden in vetweefsel 4. Lipiden (vetten) 4.1 Esters boek p. 43-46 4. Lipiden (vetten) 4.2 Triglyceriden of neutrale vetten a) Opbouw en structuur van triglyceriden 4. Lipiden (vetten) 4.2 Triglyceriden of neutrale vetten a) Opbouw en structuur van triglyceriden 4. Lipiden (vetten) 4.2 Triglyceriden of neutrale vetten b) Soorten triglyceriden in dierlijke vetten in plantaardige vetten 4. Lipiden (vetten) 4.2 Triglyceriden of neutrale vetten b) Soorten triglyceriden het verschil tussen boter en margarine het verschil tussen boter en margarine boter: dierlijk product, vooral verzadigde vetzuren margarine: plantaardig product, ook een deel onverzadigde vetzuren harden van oliën 4. Lipiden (vetten) 4.2 Triglyceriden of neutrale vetten c) Aanvulling: essentiële vetzuren omega-3-vetzuren linoleenzuur in walnoten, bepaalde plantaardige oliën, sommige groenten (waterkers, spinazie) c) Aanvulling: essentiële vetzuren omega-3-vetzuren docosahexaeenzuur (DHA) C22:6 eicosapentaeenzuur (EPA) C20:5 in vette vis: visvetzuren (zalm, haring, sardienen, … uit algen) c) Aanvulling: essentiële vetzuren omega-6-vetzuren linolzuur: in zonnebloemolie, noten, oliën c) Aanvulling: essentiële vetzuren omega-6-vetzuren arachidonzuur: in eidooiers en vlees 1. Eiwitten zijn ketens van kleine bouwstenen. Er zijn 20 van die bouwstenen (aminozuren). Hoeveel soorten eiwitten zijn er? A. 100den B. 1000den C. 10 000den 2. De bouwstenen van eiwitten zijn aminozuren. Hieronder staat de structuur van een aminozuur. Welke belangrijke functionele groepen herken je? A. aminogroep en zuurgroep B. aldehydegroep en amidegroep 3. Een voorbeeld van een eiwit is hemoglobine. Dit komt voor in rode bloedcellen. Wat is de functie van dit eiwit? A. Voedsel (suiker) meevoeren met het bloed. B. Zuurstof binden en vervoeren doorheen het lichaam. 4. Hoeveel eiwitten heb je per dag ongeveer nodig (als je 60 kg weegt)? A. 90 g B. 45 g 5. Hoeveel g suiker (glucose) zit in ons bloed A. 5 g B. 50 g 6. Hoe komt het dat veel Afrikanen en aziaten geen melk drinken. A. Ze kunnen het suiker in de melk niet verteren. B. Ze zijn allergisch aan melk. 7. Cellulose in de celwand van planten is een suiker. A. Deze uitspraak is waar. B. Deze uitspraak is niet waar. 5. Proteïnen (eiwitten) boek p. 47-51 5.1 Formule - aminozuren eiwitten = lange ketens van aminozuren vast gedeeltje variabel gedeelte aminozuren aminozuren 5. Proteïnen (eiwitten) 5.2 Proteïnen en voeding – essentiële aminozuren a) Functie van proteïnen uit onze voeding 0,8 g per kg lichaamsgewicht voedingsmiddel 100 g vlees hoeveelheid eiwitten 30 g 2 glazen melk 10 g 1 plak kaas 150 g aardappelen 6 sneden brood 1 pak vlees 4g 3g 12 g 5g 5. Proteïnen (eiwitten) 5.2 Proteïnen en voeding – essentiële aminozuren b) Essentiële aminozuren 5. Proteïnen (eiwitten) 5.3 Opbouw van een eiwit a) reactie tussen 2 aminozuren: een dipeptide Welk soort reactie is dit? Waar komt dit nog voor? b) peptidebinding 5. Proteïnen (eiwitten) 5.3 Opbouw van een eiwit c) polypeptiden c) polypeptiden 5. Proteïnen (eiwitten) 5.3 Opbouw van een eiwit d) verschillende soorten eiwitten illustratie: insuline functie van insuline? 5. Proteïnen (eiwitten) 5.4 Functie van eiwitten a) eiwit als bouwstof van cellen 5. Proteïnen (eiwitten) 5.4 Functie van eiwitten a) eiwit als bouwstof van cellen 5. Proteïnen (eiwitten) 5.4 Functie van eiwitten b) eiwit als transportmiddel 5. Proteïnen (eiwitten) 5.4 Functie van eiwitten c) eiwit als verdedingsmiddel 5. Proteïnen (eiwitten) 5.4 Functie van eiwitten d) eiwit als enzyme biokatalysatoren d) eiwit als enzyme voorbeeld 1 d) eiwit als enzyme voorbeeld 2