Scheikunde 4 Atoombouw Kelly van Helden Moleculen vanderwaalskrachten Atomen • Kleinste deeltjes van een molecuul • Symbolen – Eerste letter van de Latijnse naam – Bijvoorbeeld: • Koolstof = Carboneum dus C • Koper = Cuprum dus Cu • Denk aan hoofdletter kleine letter!!! Molecuulformule Coëfficiënt: Geeft het aantal moleculen aan 2 C2H6O 2 moleculen ethanol Index: Geeft het aantal atomen dat in het molecuul voorkomt aan Atoombinding • Covalentie: het aantal atoombindingen die een atoom aan kan gaan Atoombinding Er zijn ook atomen die meer dan een covalentie hebben. Bijvoorbeeld: Zwavel (S) covalentie 2, 4 en 6 Structuurformule • Een structuurformule is een tekening van een molecuul. - Ruimtelijke structuur: hierbij kun je de hoeken en verbindingen goed zien. - Eenvoudiger is de structuurformule: deze zijn gemakkelijker te tekenen. Ethanol H-atomen worden voor het gemak vaak weggelaten. Periodiek systeem Periode G R O E P E N Groepen • Groep 1 Alkalimetalen (Film) – Reageren heftig met water • Groep 2 Aardalkalimetalen – Reageren heftig met lucht (felle vlam) • Groep 17 Halogenen – F, Cl, Br, I reageren goed met metalen • Groep 18 Edelmetalen – Verbinden zich niet en tasten niets aan Atoommodel van Rutherford • Atoommodel Atoomkern opgebouwd uit protonen en neutronen, met daar omheen een elektronenwolk Atoomnummer en massagetal • Atoomnummer geeft aan hoeveel protonen en elektronen in een atoom zitten • Massagetal geeft de som van protonen en neutronen aan – Vb: K atoomnummer: 19 – K massagetal: 39 – Aantal protonen en elektronen= 19 – Aantal neutronen= 39-19= 20 Elektronen-verdeling • De elektronen zijn over schillen verdeeld: Schil naam 1e schil K schil Maximaal aantal elektronen 2 2e schil L schil 8 3e schil M schil 18 4e schil N schil 32 • De elektronen worden van binnenuit naar buiten toe opgevuld • Uit het periodiek systeem is de elektronen-verdeling (elektronenconfiguratie) per atoom af te leiden Het atoomnummer geeft het aantal protonen in de kern aan Dit komt overeen met de kernlading (+) en het aantal elektronen in de elektronenwolk (-) Elektronenconfigatie: elektronenverdeling over de 4 schillen (banen) Valentie-elektronen: De elektronen in de buitenste schil Isotopen • Isotopen zijn elementen met hetzelfde atoomnummer maar met een verschillend massagetal • Aantal neutronen bij een atoom verschillen • Bijv waterstof: – “Gewoon” waterstof 1 proton geen neutronen – “Zwaar” waterstof 1 proton 1 neutron – Tritium 1 proton 2 neutronen Chloor Lichtere soort komt 3x zovaak voor Het gemiddelde massagetal wordt dan: Massagetal: (3*35+1*37)/4 = 35,5 Dit is de atoommassa!!! Opdrachten • Meerkeuze vragen: Opdracht 1 t/m 10 • Open vragen: opdracht 1, 2, 5, 6, 13, 14, 15, 18 en 19 • Alles wat niet af is in de les is huiswerk! Scheikunde 4 Kelly van Helden Herhaling • Atoommodel – Elektronen (-) protonen (+) en neutronen (0) – Atoomnummer (aantal P en E) – Massagetal (aantal N en P samen) Vragen • Meerkeuze vragen: Opdracht 1 t/m 10 1.D 8. B 2.D 9. B 3.B 10. D 4.C 5.D 6.A 7.D Open vragen 1. Elektronen (-) eromheen, (protonen(+) neutronen(0)) in kern 2. atoomnummer: hoeveel P en E Massagetal: Som van P en N in kern 5. 15, 15, 31-15=16, periode 3 groep 15 6. H, Mg, Al, O 13. Wolfraam reageert met O2 niet met Ar 14. Wordt niet snel aangetast, Kwik en zilver Geleiding en wordt niet snel aangetast 15. Deze geleiden geen elektrische stroom 18. Opgebouwd uit moleculen 19. Als er bepaalde stoffen in opgelost zijn Week 2 scheikunde Kelly van Helden 2.4 Ionen • Atomen kunnen elektronen opnemen of afstaan • Atomen willen zijn als edelgas • Atomen uit groep 1 staan makkelijk 1 elektron af (elektron positief) • Atomen uit groep 17 nemen makkelijk 1 elektron op (elektron negetief) Bijvoorbeeld Na • • • • Atoomnummer 11 Kernlading is dus +11 11 protonen en 11 elektronen Na kan 1 elektron afstaan – Buitenste schil 1 e • 11 P 10 E (+11 -10= +1) • Natrium ion (Na+-ion) Natrium Bijvoorbeeld Cl • • • • • • Atoomnummer 17 Kernlading is dus +17 17 protonen en 17 elektronen Cl kan 1 elektron opnemen 17 P 18 E (+17 -18= -1) Chloride (Cl- ion) Periodiek systeem en ionen • Atomen uit groep 1 – 1 afstaan dus lading van 1+ • Atomen uit groep 2 – 2 afstaan dus lading van 2+ • Atomen uit groep 16 – 2 opnemen dus lading van 2- • Atomen uit groep 17 – 1 opnemen dus lading van 1- Waardigheid van atomen • Atomen uit groep 1 – Waardigheid van 1 • Atomen uit groep 2 – Waardigheid van 2 • Atomen uit groep 15 – Waardigheid van 3 • Atomen uit groep 17 – Waardigheid van 1 2.5 naamgeving van ionen • Positieve ionen behouden dezelfde naam – Mg2+ = Magnesium ion – Na+ = Natrium ion – K+ = Kalium ion Metalen • Er zijn metalen die meerdere valenties kunnen hebben • Fe2+ of Fe3+ • Deze geven we aan met romeinse cijfers • Ijzer(II) ion of ijzer(III)ion • Cu+ en Cu2+ • Koper(I)ion en Koper(II)ion Negatieve ionen • Achtervoegsel –ide – F– Cl– Br – I– O2– S2- Fluoride Chloride Bromide Jodide Oxide Sulfide Vragen • Meerkeuze vragen: 11 t/m 20 • Open vragen: 3, 4, 7 t/m 12, 16, 17, 20 Vragen • Meerkeuze vragen: Opdracht 11 t/m 20 11. C 18. B 12. B 19. D 13. D 20. B 14. A 15. B 16. A 17. A Open vragen 3.Geladen atomen (1 of meer elektronen opgenomen of afgestaan) 4. 3+ 7. Positief ion 8. a. Cu+ b. Cu2+ 9. a. Opnemen b. 1 elektron 10. a. 3- b. 18 e en 15 p 11. a. 2+ b. 20 p en 18 e 12. a. Waar b. Niet waar c. Niet waar d. Waar e. Waar f. Niet waar 16. a. Protonen: 26 neutronen: 56-26=30 b. 2+ c. Vrije elektronen 17. Bij vaste stof bewegen de elektronen niet bij gesmolten stof wel 20. zouten