EUROPESE COMMISSIE Brussel, 14.7.2016 SWD(2016) 229 final WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING bij Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) nr. 345/2013 betreffende Europese durfkapitaalfondsen en Verordening (EU) nr. 346/2013 betreffende Europese sociaalondernemerschapsfondsen {COM(2016) 461 final} {SWD(2016) 228 final} NL NL Samenvatting Effectbeoordeling van het voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordening (EU) nr. 345/2013 inzake Europese durfkapitaalfondsen (EuVECA) en Verordening (EG) 346/2013 inzake Europese sociaalondernemerschapsfondsen (EuSEF). A. Behoefte aan actie Waarom? Wat is het probleem? Met de EuVECA- en EuSEF-verordeningen werd het keurmerk "Europees durfkapitaalfonds" en "Europees sociaalondernemerschapsfonds" gecreëerd dat mag worden gebruikt door EuVECA- en EuSEF-fondsen die jonge en innovatieve bedrijven of ondernemingen steunen met het oog op een positief maatschappelijk effect. Dankzij de twee verordeningen kunnen deze fondsen zonder extra belemmeringen over de grenzen heen op de markt worden aangeboden om hun investeringsbehoeften af te dekken. De evaluatie van de EuVECAverordening en de EuSEF-verordening houdt nauw verband met de doelstellingen van de kapitaalmarktenunie (KMU), namelijk het faciliteren van kmo-financiering, het diversifiëren van de financieringsbronnen en het versterken van grensoverschrijdende kapitaalstromen. Dit proces hangt tevens samen met de eerste en de tweede pijler van het investeringsplan, die vooral focussen op het aantrekken van bijkomende EU-financiering voor kmo's en eigenvermogensinstrumenten in het kader van het programma voor het concurrentievermogen van bedrijven en kmo's (COSME) en van Horizon 2020. De verordeningen liggen in de lijn van andere KMUmaatregelen, zoals het plan van de Commissie om in combinatie met het Europees Investeringsfonds een Europees fonds voor durfkapitaal in het leven te roepen, om te investeren in risicokapitaalfondsen in hun diverse stadia van ontwikkeling. Het effectbeoordelingsverslag bouwt voort op de resultaten van een evaluatie die oorspronkelijk aan het Refitprogramma was gekoppeld. Wat is het doel van dit initiatief? De voorgestelde maatregelen moeten resulteren in meer investeringen in durfkapitaal en sociale ondernemingen via EuVECA- en EuSEF-fondsen, en dat dankzij i) het opheffen van restricties voor grotere beheerders van EuVECA- en EuSEF-fondsen en het schrappen van dubbele registratievereisten, ii) lagere kosten voor EuVECA- en EuSEF-fondsen en iii) het uitbreiden van het scala in aanmerking komende activa waarin EuVECAfondsen mogen beleggen. Wat is de meerwaarde van maatregelen op EU-niveau? De gewijzigde EuVECA- en EuSEF-verordeningen zullen de twee gespecialiseerde fondsen aantrekkelijker maken door de noodzaak weg te nemen om 28 nationale stelsels te doorgronden, de kosten te verlagen en schaalvoordelen te creëren. De gewijzigde regels zullen het verkeer van kapitaal bevorderen, hetgeen zal zorgen voor meer vertrouwen in grensoverschrijdende investeringen en een beter werkende interne markt. De noodzaak van EU-maatregelen komt voort uit het feit dat individuele lidstaten niet de middelen hebben om de tekortkomingen van de thans bestaande EuVECA- en EuSEF-fondsen te verhelpen. Nationale maatregelen kunnen enkel betrekking hebben op voorschriften die niet in de twee verordeningen staan en blijven beperkt tot wat is toegestaan uit hoofde van Richtlijn 2011/61/EU inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen. B. Oplossingen Welke wetgevende en niet-wetgevende beleidsmaatregelen zijn overwogen? Heeft een bepaalde optie de voorkeur? Waarom? Om de gewenste doelstellingen te verwezenlijken, worden de volgende maatregelen voorgesteld: uitbreiding van het aantal beheerders, fondsen en beheerde activa van EuVECA en EuSEF door ook grote vermogensbeheerders toe te staan EuVECA- en EuSEF-fondsen beheren, namelijk beheerders met een vergunning op grond van Richtlijn 2011/61/EU inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen. uitbreiding van de voor EuVECA in aanmerking komende activa buiten de huidige kmo-definitie (niet- 2 beursgenoteerde bedrijven met minder dan 250 werknemers + jaaromzet van minder dan 50 miljoen EUR of een jaarlijks balanstotaal van minder dan 43 miljoen EUR) tot a) kleine midcaps (niet-kmo's met maximaal 499 werknemers), als vastgesteld in door het Europees Investeringsfonds beheerde EUprogramma's, b) kmo's op kmo-groeimarkten, als gedefinieerd in de tweede richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten 2014/65/EU, en c) om vervolginvesteringen mogelijk te maken; vermindering van de kosten bij het bepalen van het eigen vermogen van beheerders, met een uitdrukkelijk verbod voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst om vergoedingen te verlangen, en vereenvoudiging van de registratieprocedures. Wie steunt welke optie? Bij de raadpleging over de herziening van de EuVECA- en de EuSEF-verordeningen hebben de respondenten, waaronder lidstaten, er krachtig voor gepleit om ook grote beheerders met een vergunning op grond van Richtlijn 2011/61/EU inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen toe te staan om EuVECA- en EuSEF-fondsen te beheren en op de markt aan te bieden. Tegelijk klonk kritiek op het al te restrictieve karakter van de definitie van voor EuVECA in aanmerking komende activa. Zo werd opgemerkt dat verscheidene lidstaten geen rekening hebben gehouden met de omvang van de EuVECA- en EuSEF-beheerders bij de interpretatie en toepassing van de EuVECA- en de EuSEF-verordeningen, aangezien deze lidstaten vergoedingen verlangen, aanvullende voorwaarden opleggen of hetzelfde niveau van voorschriften toepassen als voor grote beheerders met een vergunning op grond van Richtlijn 2011/61/EU inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen. C. Effecten van de voorkeursoptie Wat zijn de voordelen van de voorkeursoptie (indien van toepassing, anders van de belangrijkste opties)? De voorgestelde wijzigingen zullen het bestaande financieringskanaal van EuVECA- en EuSEF-fondsen voor kmo's, met inbegrip van sociale ondernemingen, versterken waardoor deze minder afhankelijk worden van allerlei restricties in de banksector en waardoor het effect van de weigering van kredietaanvragen door banken wordt verzacht. Grote beheerders met een vergunning op grond van Richtlijn 2011/61/EU inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen krijgen de mogelijkheid om hun cliënten een volledig assortiment producten aan te bieden en dankzij hun grotere schaalvoordelen is dat voor beleggers een goede zaak. Wanneer grote beheerders met ruimere portefeuilles toegang krijgen tot deze regeling zouden de keurmerken ruimer worden benut, wat hun bekendheid onder beleggers zou vergroten en waardoor meer financiering ter beschikking zou komen van de economie. EuVECA-fondsen kunnen een cruciale rol vervullen bij de ontwikkeling van de kmo-groeimarkt en meer bedrijven, met name de arbeidsintensievere, zullen erdoor kunnen worden gefinancierd. Naarmate meer gediversifieerde beleggingsmogelijkheden beschikbaar worden, zal het beleggersrisico tot op zekere hoogte verminderen. Ondernemingen in verder gevorderde stadia van ontwikkeling zullen ook van vervolginvesteringen profiteren. Wat zijn de kosten van de voorkeursoptie (indien van toepassing, anders van de belangrijkste opties)? Er worden geen sociale en economische kosten van betekenis verwacht aangezien de voorkeursoptie de kosten zal drukken voor belanghebbenden die gebruik maken van deze twee financieringsregelingen. Niets wijst erop dat de voorgestelde beleidsopties rechtstreekse of onrechtstreekse milieu-effecten zullen sorteren. Wat zijn de gevolgen voor bedrijven, kmo's en micro-ondernemingen? De gewijzigde verordeningen zullen kleine ondernemingen, waaronder sociale ondernemingen, betere toegang verschaffen tot kapitaal om te groeien. Deze bedrijven zullen meer alternatieve kapitaalbronnen kunnen aanboren en kunnen kiezen uit een groter aanbod van concurrerende en sterk gespecialiseerde EuVECA- en EuSEF-fondsen met schaalvoordelen; derhalve zullen de fondsen kosteneffectiever zijn. Grotere binnenlandse en grensoverschrijdende concurrentie zal leiden tot meer hoogwaardige steun voor de commerciële ontwikkeling van de gefinancierde ondernemingen en tot een sterker innovatievermogen waarop deze bedrijven kunnen voortbouwen. Zijn er significante gevolgen voor de nationale begrotingen en overheden? 3 Neen. De voorgestelde verbeteringen zouden geen kosten van betekenis voor nationale begrotingen en overheden mogen veroorzaken. Integendeel, voor de bevoegde nationale autoriteiten zouden de verduidelijkingen een verbetering moeten vormen. Zijn er nog andere significante gevolgen? Neen. D. Follow-up Wanneer wordt dit beleid geëvalueerd? Er wordt een herzieningsclausule voorgesteld om vier jaar na de inwerkingtreding van de herziene regels na te gaan in welke mate de hierboven genoemde doelstellingen zijn verwezenlijkt. 4