Hfst 2 De aarde : onze hofleverancier § 2.1 De aarde 2 In de zee kunnen de elementen alleen in de vorm van oplosbare stoffen zitten. In de aarde kunnen ze ook voorkomen in niet oplosbare stoffen 3 polyetheen plastic voorwerpen glas : ramen en glasservies zout : als toevoeging aan het eten maar ook bv in tandpaste en schuurmiddelen Koper : water en gasleidingen Grafiet : potloden en middel om sloten of iets dergelijk te smeren 4 vulkaanuitbarsting : niet te voorkomen omdat aardplaten altijd bewegen en er dus op sommige plaatsen openingen kunnen komen. Broeikaseffect : Wel te voorkomen door alleen CO2 neutrale brandstoffen te gebruiken. Bv windenergie, zonne-energie of bioenergie. Plastic afval op zee : wel te voorkomen door plastic niet weg te gooien maar te recycleden. Orkaan : niet te voorkomen alhoewel de zwaarte van de orkanen wel afhangt van de temperatuur van het zeewater. Aardbevingen : sommige bevingen zijn niet te voorkomen omdat die ontstaan door verschuivingen van de aardplaten. Maar door de winning van gas en mineralen verander je wel de bodem waardoor er aardbevingen kunnen ontstaan in gebieden waar die normaal niet of nauwelijks voorkomen (zie nu in Groningen) Vervuiling van de rivieren : Wel te voorkomen door geen vuil in de rivieren te lozen. 5 Daar het grootste gedeelte van het ijzer niet in de korst zit, maar in de kern. (IJzer verbinding zijn altijd vast (want of metaal of zout) en zitten dus niet in de lucht) 6 De gassen in de aarde zijn ontstaan uit vaste of vloeibare stoffen. Deze zitten dus altijd onder druk opgesloten in de aarde. Dus door alleen een leiding naar de gasbel de maken kun je het grootste gedeelte van het gas omhoog krijgen. Vaste stoffen moet je altijd daar waar het zit uit de aarde gehaald worden. Deze komen niet vanzelf omhoog. Dit kost dus energie om deze naar boven te halen. 7 a b Een laag zeewater stroomt in het af te sluiten bekken. Daarna sluit men het bekken en laat de zon het water verdampen. Na verloop van tijd is het water verdampt en kan het zout van de bodem van het bekken geschept worden. In Nederland wordt water door een zoutmijn gepompt. Het water wordt ondertussen verzadigd met zout en kan dan naar boven gepompt worden. Het water moet nu nog uit het mengsel verwijderd worden door het water af te dampen. 8 Het winnen van het goud kost nog meer dan wat de prijs van goud nu waard is. Het is dus nu nog goedkoper om goud te kopen dan om het te winnen. 9 a Mg b c d e f 10 a b c d In de formules komen meer dan één atoomsoort voor, dus zijn het ontleedbare stoffen. Een niet ontleedbare stof bestaat maar uit één atoomsoort Bij een zuivere stof hebben we maar een formule. In deze formule kunnen wel meerdere atoomsoorten zitten, maar deze staan in een formule (dus zonder komma’s ertussen). Bij een mengsel hebben we te maken met meerdere stoffen met verschillende formules. De formules staan met komma’s of woorden van elkaar gescheiden. Dus H2O2 is een zuivere stof en H2 en O2 is een mengsel van 2 stoffen. Elektrolyse is een ontledingsmethode. Je ontleed de stof met behulp van elektrische stroom. eerst reactieschema MgCl2 (s) → Mg (s) + Cl2 (g) Vergelijking is al kloppend Een legering is een mengsel van 2 of meer metalen. Deze metalen zijn op atoomniveau gemengd. Een legering kun je maken door de metalen samen te smelten , het gesmolten mengsel wordt goed te mengen en het daarna af te langzaam af te koelen. De naam black smoker is gekozen omdat het net lijk als af de “rook” (dus het kokend hete zwarte water ) er net uitziet als een zwarte rookkolom. De gestolde mineralen lijken net een askegel. Dus vandaar de naam black smoker In de warme vloeistof kunnen veel meer mineralen oplossen dan in de afgekoelde vloeistof. Het teveel aan mineraal slaat al het ware neer op het al eerder neergeslagen mineraal zodat je een schoorsteenachtige pijp krijgt. 6CO2 (g) + 6 H2O (l) → C6H12O6 (s) + 6O2 (g) H2O § 2.2 Atomen 14 Op pag 19 1e kolom onderaan kun je lezen diameter kern atoom = 10–15 m diameter gehele atoom = 10–10 m dus de diameter van het gehele atoom is Error! = 105 x zo groot als de diameter van de kern dus als de kern een diameter van 1 cm heeft dan is de diameter van het hele atoom 105 cm ≙ 100 km dus afstand tot de kern = 0,5 • 100 km = 50 km (de grootte van de kern kun je hier verwaarlozen) 15 a b c d lading proton is 1+ dus lading 6+ dan heeft het 6 protonen aantal protonen is gelijk aan atoomnummer dus atoomnummer 6 atoom is neutraal dus voor elke proton ook een elektron dus ook 6 elektronen - 6e 6p 16 a Voorbeeld C–12 C-12 heeft massagetal 12 massagetal = aantal protonen + aantal neutronen C heeft atoomnummer 6 (zie periodiek systeem) Dus C-12 heeft 6 protonen, 6 elektronen en 12 –6 = 6 neutronen Schema atoom atoomnummer Aantal protonen C-12 6 6 N-14 7 7 Ba-138 56 56 Au-197 79 79 b C-12 Aantal elektronen 6 7 56 79 C-14 - - 6e 6e 6p, 6n 6p, 8n Ba-138 Au-197 - - 56e 56p, 82 n 17 47 protonen dus atoomnummer 47 Ag heeft atoomnummer 47 18 a b Aantal neutronen 12 – 6 = 6 14 –7= 7 138 –56 = 82 197 –79 = 118 79e 79p, 118 n Mg –24 78,8 % Mg –25 10,1 % Mg –26 11,1 % Overige isotopen komen niet in de natuur voor Mg atoomnummer 12 dus alle isotopen 12 protonen en 12 elektronen aantal neutronen is verschillend Mg – 24 heeft 24 – 12 = 12 neutronen Mg – 25 heeft 25 – 12 = 13 neutronen Mg – 26 heeft 26 – 12 = 14 neutronen 19 Een brandstof is een stof die bij verbranding dus bij de reactie met zuurstof energie levert. Uranium levert wel energie maar in de kernreactor wordt het niet verbrand, maar wordt het atoom gesplitst. Dus is het wel een stof die energie kan leveren, maar geen brandstof volgend bovenstaande definitie. 20 a b c Een helium kern heeft 2 protonen Een radium atoom heeft 88 protonen Als een radiumatoom spits in een heliumkern en deeltje X dan moet X 88 – 2 = 86 protonen hebben (er verdwijnen geen protonen) Ra –226 heeft 226 – 88 = 138 neutronen 4;2 He heeft 4 – 2 = 2neutronen dus X heeft 138 – 2 = 136 neutronen x Heeft 86 protonen dus atoomnummer 86 atoomnummer 86 is Rn (Radon) 21 In de verval vergelijking van uranium staat 1 neutron voor de pijl en 2 neutronen na de pijl. Dus na elk verval van een atoom uranium kunnen daarna 2 reacties plaatsvinden dan 4 dan 8 dan 16 enz. Dus de reactie loopt zelf uit de hand als er geen neutronen afgevangen worden. 22 a b c Calcium en scancium (ook Titaan, vandium, chroom tot en met Krypton) natrium en Rubium, (ook litium, cesium Francium en waterstof) De atomen in de zelfde groep dus de elementen van antwoord b 23 a Ze staan ook in de groep van de edelgassen dus je verwacht dat ze ook dat ze gasvormig zijn en nauwelijks reageren et andere stoffen Ne-20 en Ne 22 (ook Ne-21 mag maar 20 en 22 komen het meest voor in de natuur) beide isotopen hebben 10 protonen en 10 elektronen Ne-20 heeft ook 10 neutronen (20 –10) terwijl Ne –22 er 12 heeft (22–10) Ze staan beide op dezelfde plek want het aantal protonen bepaald de positie in het periodieke systeem Dus beide staan in periode 2 groep 18 b c 24 a b c d I-131 I atoomnummer 53 dus 53 protonen en 53 elektronen en 131 – 53 = 78 neutronen Bij bètastraling is er 1 neutron dat zich spits in 1 proton + 1 elektron. Het elektron verdwijnt uit het atoom dus atoom krijgt 1 proton erbij en er gaat een neutron af. Dus het atoomnummer neemt met 1 toe dus wordt 54 massagetal blijft gelijk want ipv neutron komt er een proton dus aantal protonen neemt met 1 toe maar aantal neutronen neemt met 1 af dus massagetal (= aantal protonen + aantal neutronen ) blijft gelijk het nieuwe atoom heeft 54 protonen dus atoomnummer is 54 dus het atoom is Xenon het massa getal is 131 dus het is Xe-131 § 2.3 Aardolie of aardgas? 26 a b 27 a b c d 28 a b c 2C (s) + O2 (g) → 2CO (g) C (s) + H2O (l) → CO (g) + H2 (g) In steenkool zitten allerlei vervuilingen. Deze kunnen na de kolenvergassing makkelijker uit het ontstane gas gehaald worden zodat zuiver synthese gas overblijft. Bij de verbranding ontstaan dan alleen CO2 en H2O en niet allerlei vervuilende stoffen zoals bv SO2 aardolie, aardgas en steenkool fossiele brandstoffen zijn niet duurzaam omdat ze veel sneller verbruikt worden dan dat ze ontstaan in de aarde Omdat er meer CO2 ontstaat bij de verbranding dan er door de natuur via de bomen wordt vastgelegd. Dus krijgen we een hogere CO2 concentratie in de lucht en dus een versterkt broeikaseffect windenergie en zonne-energie geeft geen CO2 productie dus niet nadelig voor de opwarming van de aarde Bij verbranding van biomassa ontstaat wel CO2 maar dezelfde hoeveelheid CO2 is vast gelegd bij het ontstaan van de biomassa. Dus tijdens het groeien van de planten dus ook in een korte tijd. De stoffen onderuit de toren hebben hoge kookpunten dus is de vdWaalsbinding tussen de moleculen sterker, dus hebben ze hoge molecuulmassa’s dus zijn het grote moleculen. Doordat de vdWaalsbinding sterk is, is ook de viscositeit van de vloeistof hoog. Aardgas bestaat voornamelijk uit CH4 moleculen dus kleine moleculen. De vdWaalsbinding is dus zwak vandaar dat de stof bij kamertemperatuur al gasvormig is. Aardolie bestaat uit veel grotere moleculen. De vdWaalsbinding is dus sterker en dus is het bij kamertemperatuur vloeibaar. 29 a b CO2 (er van uitgaand dat steenkool alleen C bevat) CO2 en H2O 30 a b C4 H10 eerst reactieschema C4H10 (g) + O2 (g) → CO2 (g) + H2O (l) Dan kloppend maken 2C4H10 (g) + 13O2 (g) →8CO2 (g) + 10H2O (l) 31 Het kookpunt van butaan is 0 ˚C dus als we butaan zouden gebruiken zou dat vloeibaar zijn bij temperaturen onder 0. Het zou dan in de winter niet onder druk in de gastank zitten en dus niet normaal uitstromen. Propaan heeft een kookpunt van –88 ˚C. Zo koud is het niet winterdag en zal dus altijd onder druk kunnen uitstromen. 32 a b koolstofmonooxide koolstofmonooxide is giftig omdat het in ons bloed de positie van zuurstof inneemt. Je kunt dan niet meer genoeg zuurstof opnemen. c d Kolendamp is niet juist omdat met kolen juist koolstof wordt bedoeld. Kolendamp zou dan gasvormige koolstof moeten zijn. Eerst reactieschema CH4 (g) + O2 (g) → CO (g) + H2O (l) Dan kloppend maken CH4 (g) + O2 (g) → CO (g) + 2H2O (l) 33 Methaan tot en met butaan zijn bij kamertemperatuur gasvormig, pentaan en hexaan zijn bij kamertemperatuur vloeibaar. § 2.4 Covalente binding 35 CH4 waterstof heeft covalentie 1 dus alle waterstof atomen moeten aan het koolstof atoom verbonden zijn wil het een molecuul kunnen vormen. Dus het koolstof atoom is verbonden met 4 waterstof atomen en heeft dus covalentie 4. (Als twee waterstof atomen aan elkaar zitten hebben ze geen mogelijkheid meer om nog andere bindingen aan te gaan en kunnen ze dus niet in het CH4 molecuul zitten) 36 a 37 b NH3 waterstof heeft covalentie 1 dus alle waterstofatomen moeten aan het stikstofatoom verbonden zijn wil het een molecuul kunnen vormen. Dus het stikstofatoom is verbonden met 3 waterstofatomen en heeft dus covalentie 3. N2 c N≡ N a Omdat waterstof covalentie 1 heeft moet ook F covalentie 1 hebben. Beide atomen zijn met 1 binding aan elkaar gebonden H −F broom en jood staan in dezelfde groep al Chloor en Fluor en zullen dus net al Chloor en Fluor ook covalentie 1 hebben. b 38 H a methaan H C H H H H H b propaan H C C C H H H H c 39 a b c koolstofdixixe O C O Zwavel staat onder O dus de formule zal H2S zijn, vergelijkbaar met H2O. Zwavel heeft dus covalentie 2 S S S S S S S S S S d e Si + 4He → 32S Eerst reactieschema 28 S (s) + O2 (g) + H2O (l) → H2SO4 (l) Dan kloppend maken 2S (s) + 3 O2 (g) + 2H2O (l) → 2H2SO4 (l) 40 a b covalentie 0 groep c d e 41 a b 14 C 4 Si 4 16 O 2 S 2 Se 2 17 F 1 Cl 1 Br 1 I 1 18 He Ne Ar Kr 0 0 0 0 van groep 18 naar 14 neemt de covalentie steeds met 1 toe te beginnen bij covalentie 0. Pcovalentie 3 , Cl covalentie 1 dus PCl3 Si covalentie 4 , Br covalentie 1 dus SiBr4. 0 ˚C ≙ -273 K dus 23K ≙ 23 - 273 = - 250 °C O O H c 15 N 3 P 3 Se 3 H Eerst reactieschema H2O2 (l) → H2O (l) + O2 (g) Dan kloppend maken 2H2O2 (l) → 2H2O (l) + O2 (g) 42 d H a destilatie is een scheidingstechniek dus de binding tussen de moleculen wordt verbroken dus de vd Waalsbinding. atoombinding is sterker dan vdWaalsbinding omdat bij deze temperatuur deze nog niet wordt verbroken terwijl de vdWaalsbinding al wel wordt verbroken C8 H18 de molecuulformule voldoet aan de algemene regel voor alkanen CnH2n + 2 dus is het een alkaan. b c d e f g 43 a C C C N C10H22 → C6H14 + C4H8 stof X is geen alkaan want hij voldoet niet aan de algemene formule voor alkanen. n = 22 dus 2n + 2 = 2 • 22 + 2 = 46 dus C22H46 waterdamp H2O (g) koolstofdioxide CO2 (g) zwaveldioxide SO2 (g) waterstofsulfide H2S (g) waterstof H2 (g) koolstofmonooxide CO (g) waterstofchloride HCl (g) waterstoffluoride HF (g) helium He (g) O b H O H C O S H H H H H Cl H F He c Met de covalenties zoals we die nu kennen kunnen we geen juiste structuur bedenken. Want C heeft bv covalentie 4 en O heeft covalentie 2 dus CO kan niet § 2.5 Periodieke systeem 45 a b c d chloor stoomnummer 17 dus ook 17 elektronen chloride heeft lading –1 dus 1 elektron meer dan atoom dus 18 elektronen ijzer atoomnummer 26 dus 26 elektronen ijzer II ion heeft lading +2 dus 2 elektronen minder dan atoom dus 24 elektronen 46 a b K+ en I– dus gelijke lading dus 1 : I dus KI Cu2+ en Br– lading verhouding lading is 2 : 1 dus verhouding moet 1 : 2 zijn wil lading gelijk zijn dus CuBr2 Fe3+ en S2– lading verhouding is 3 : 2 dus verhouding moet 2 : 3 zijn wil lading gelijk zijn dus Fe2S3 Al3+ en O2– lading verhouding is 3 : 2 dus verhouding moet 2 : 3 zijn wil lading gelijk zijn dus Al2O3 c d 47 a b c d K+ e Br– kaliumbromide Na+ en S2– natriumsulfide Fe3+ en Cl– dus ijzer (III)chloride (het is Cl– negatieve lading dus 3– dus positieve lading 3+ dus Fe3+) Zn2+ en O2– Zinkoxide 48 Al2O3 aluminiumoxide Fe2O3 ijzer(III) oxide (3 x 2- dus moet het 2 x 3+ zijn) TiO2 Titaan(IV)oxide (2 x 2- dus 1 x 4+) H2O water 49 formule Geleid bij Geleid in kamertemp gesmolten toestand Methaan CH4 – – Stikstof N2 – – Water H2O – – Tin Sn + + Kalium K + + Natriumchloride NaCl – + Naam rooster Molecuul rooster Molecuul rooster Molecuul rooster Metaal rooster Metaal rooster ionrooster § 2.6 Metalen 51 Eerst reactie schema Fe (s) + O2 (g) → Fe2O3 (s) Dan kloppend maken 4Fe (s) + 3O2 (g) → 2Fe2O3 (s) 52 Eerst reactie schema CuO (s) + C (s) → Cu (s) + CO2 (g) Dan kloppend maken 2CuO (s) + C (s) → 2Cu (s) + CO2 (g) 53 a Eerst reactie schema Fe2S3 (s) + O2 (g) → Fe2O3 (s) + SO2 (g) Dan kloppend maken b 2Fe2S3 (s) + 9O2 (g) → 2Fe2O3 (s) + 6SO2 (g) Eerst reactie schema Fe2O3 (s) + C (s) → Fe (s) + CO2 (g) Dan kloppend maken 2Fe2O3 (s) + 3C (s) → 4Fe (s) + 3CO2 (g) 54 a Het is Al3+ en OH– dus Al(OH)3 Het is Al3+ en O2– dus Al2O3 Eerst reactie schema Al(OH)3 (s) → Al2O3 (s) + H2O (l) Dan kloppend maken b 2Al(OH)3 (s) → Al2O3 (s) + 3H2O (l) Eerst reactie schema Al2O3 (s) → Al (s) + O2 (g) Dan kloppend maken 2Al2O3 (s) → 4Al (s) + 3O2 (g) C (s) + O2 (g) → CO2 (g) c § 2.7 Toepassingen Dubbelzout 1 Fe Atoomnummer 26 2 Fe3+ ion Fe atoom - 26e - 23e 26p , 26p , 3 Massagetal = aantal protonen+ aantal neutronen Massagetal = 56 dus 56 – 26 = 30 neutronen 4 Negatieve lading is 2 • 2- = 4 dus positieve lading ook 4+ lading Fe is 3 + dus nog 1 + voor Cu ion dus Cu+ Seleen 5 waterstof heeft covalentie 1 dus beide waterstofatomen moeten aan het Seleenatoom zitten dus Seleen heeft covalentie 2 6 Se H H Oppassen met fosfor 7 formule AlP positieve ion Al3+ ion is P3─ dus positieve lading is 3+ dus negatieve lading ook 3─ dus 8 het bestaat uit ionen dus ionrooster 9 formule PH3 covalent H is 1 dus alle H moeten verbonden zijn met P dus 3 H aan een P dus covanlentie is 3. 10 gaat om binding in de moleculen dus de atoombinding 11 Gaat om binding tussen de moleculen dus de vdWaalbinding Benzine blauw 12 Een koolwaterstof is een verbinding die uit koolstof en waterstof bestaat. 13 Dit is een scheidingsmethode dus destilleren Overmaat 17O 14 ozon, kooldioxide, koolmonoxide en lachgas 15 ozon trioxide O3 koolstofdioxide CO2 koolstofmonoxide CO lachgas distikstofoxide N2O 16 spore-gassen zijn gassen die in heel kleine hoeveelheden voorkomen 17 het aantal neutronen want beide zijn zuurstof dus protonen en elektronen zijn beide 8, maar het aantal neutronen is in 17O 17 ─ 8 = 9 en in 16O 16 ─ 8 = 8 18 Dit zijn isotopen van zuurstof (afkomst betekenis iso = gelijk en toop = plaats ) 19 Dit komt door massa afhankelijke fractionering in de lucht treedt de volgende reactie op CO + OH → CO2 + H bij deze reactie reageert 16O gemakkelijker dus is 17O percentage groot in de achtergebleven CO