Kosten voor riolering - rapportering 2015

advertisement
Vlaanderen
© shutterstock.com
is milieu
Kosten voor riolering
rapportering 2015
VLAAMSE
MILIEUMAATSCHAPPIJ
www.vmm.be
DOCUMENTBESCHRIJVING
Titel
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
Samenstellers
Economisch Toezicht, VMM
Dienst Kostenaanrekening Doelgroepen
Dienst Economisch Toezicht, Infrastructuur en Middelen
Inhoud
Dit rapport geeft een overzicht van de kosten en opbrengsten van het rioolbeheer in Vlaanderen. Daarnaast
brengen we de kostenefficiëntie van de verschillende rioolbeheerders in kaart en gaan we na of de tarieven
van de gemeentelijke saneringsbijdrage en -vergoeding overeenstemmen met de kosten.
Wijze van refereren
Vlaamse Milieumaatschappij (2017), Kosten voor riolering – rapportering 2015
Verantwoordelijke uitgever
Michiel Van Peteghem, Vlaamse Milieumaatschappij
Vragen in verband met dit rapport
Vlaamse Milieumaatschappij
Dokter De Moorstraat 24-26
9300 Aalst
Tel: 053 72 62 10
[email protected]
Depotnummer
D/2017/6871/012
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
2
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
SAMENVATTING - DOELSTELLING EN SITUERING
De afvoer van ons afvalwater is een belangrijk
element om uiterlijk tegen 2027 een goede
toestand in onze waterlichamen te bereiken.
Hoeveel geld is er nodig om ons afvalwater
(collectief en individueel) af te voeren?
Welke gevolgen zijn er voor de integrale
waterfactuur?
Gemeentelijk
Financieringsmodel
Wat is er nodig om de
doelstelling te halen?
Wordt de gemeentelijke saneringsbijdrage en
-vergoeding correct aangewend?
Rapportering
Gemeentelijke
Sanering
Wat betalen de gezinnen, de bedrijven en de
landbouw voor de afvoer van hun afvalwater?
Hoe is de financiële situatie van de
rioolbeheerders?
Kunnen we meer doen
met minder?
Wat is de kostenefficiëntie van de verschillende
rioolbeheerders?
Benchmark
&
Kan deze kostenefficiëntie geoptimaliseerd
worden via overdracht van ‘best practices’ en
het volgen van een leertraject?
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
3
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
SAMENVATTING - RESULTATEN 2015
RIOLERINGSSECTOR
2 gemeenten zonder saneringscontract
106 gemeenten stonden zelf in voor het rioolbeheer
200 gemeenten deden beroep op een intergemeentelijk samenwerkingsverband
Stabiele maar complex georganiseerde sector
Grote verwevenheid tussen watergerelateerde en andere activiteiten
KOSTEN
Totaal 318 miljoen euro
Gemiddeld 50 euro per inwoner
Gemiddeld 78 eurocent per m³ water
25 procent exploitatiekosten en 50 procent afschrijvingskosten
Afhankelijk van statutaire bepalingen en boekhoudregels
OPBRENGSTEN
Totaal 401 miljoen euro
Gemiddeld 63 euro per inwoner
Gemiddeld 98 eurocent per m³ water
92 procent uit gemeentelijke saneringsbijdrage en -vergoeding
6 procent uit gewestsubsidies en 1 procent uit gemeentebijdragen
Afhankelijk van waterverbruik, tarieven en tariefzetting t.a.v. grootverbruikers
FINANCIEEL RESULTAAT
Gemiddeld 25 procent overschot
82 procent van de gemeenten opereerde kostendekkend
BENCHMARK
Gemiddelde exploitatiekost van 2,54 euro per meter riool
Gemiddelde investeringskost van 3,11 euro per meter riool
Gemiddelde investeringsuitgave van 1.130 euro per meter riool
Nog ruimte voor optimalisatie van de kostenefficiëntie
TARIEFBEOORDELING
Tarieven hoger dan de gerapporteerde kosten
Cijfermatige onderbouwing door sector op basis van cashflow nodig
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
4
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
INHOUD
1.1 Wettelijk kader ...................................................................................................................................................... 8
1.2 Rioolbeheerders in 2015 ....................................................................................................................................... 9
1.3 Stabiele maar complex georganiseerde sector ................................................................................................... 11
2.1 Financiële transparantie ...................................................................................................................................... 14
2.2 Efficiënte gegevensuitwisseling .......................................................................................................................... 15
2.3 Hoge responsgraad ............................................................................................................................................. 17
2.4 Criteria voor representatieve data ...................................................................................................................... 17
2.5 Interpretatie van gerapporteerde data ............................................................................................................... 19
3.1 Kosten van de gemeentelijke sanering ............................................................................................................... 20
3.1.1 Kosten per inwoner .................................................................................................................................... 20
3.1.2 Kostenstructuur.......................................................................................................................................... 23
3.2 Opbrengsten van de gemeentelijke sanering ..................................................................................................... 25
3.2.1 Opbrengsten per inwoner .......................................................................................................................... 25
3.2.2 Opbrengstenstructuur ................................................................................................................................ 27
3.3 Financieel resultaat ............................................................................................................................................. 29
3.3.1 Kostendekkingsgraad ................................................................................................................................. 29
3.3.2 Verwerking van de overschotten en tekorten ........................................................................................... 32
3.4 Investeringen....................................................................................................................................................... 33
3.4.1 Gesubsidieerde investeringen .................................................................................................................... 33
3.4.2 Niet-gesubsidieerde investeringen ............................................................................................................ 34
4.1 Van activiteiten naar kostenefficiëntie-indicatoren ............................................................................................ 37
4.2 Benchmarkgroepen ............................................................................................................................................. 40
4.3 Benchmarkanalyse: resultaten 2015 ................................................................................................................... 40
4.3.1 Exploitatiekost van de rioleringsinfrastructuur per meter riool ................................................................ 41
4.3.2 Investerings/afschrijvingskost van de rioleringsinfrastructuur per meter riool ........................................ 56
4.3.3 Investeringsuitgave aan de rioleringsinfrastructuur per lopende meter weg ........................................... 58
4.3.4 Ondersteuningskosten ............................................................................................................................... 62
5.1 Wettelijk kader .................................................................................................................................................... 65
5.2 Kosten en opbrengsten per m³ water ................................................................................................................. 65
5.3 Geen overeenstemming tussen kosten en tarieven ........................................................................................... 69
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
5
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
LIJST VAN TABELLEN
LIJST VAN FIGUREN
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
6
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
7
1 ORGANISATIE VAN DE GEMEENTELIJKE SANERING
1.1 Wettelijk kader
De watermaatschappijen organiseren niet alleen de waterproductie en -voorziening via het openbare
waterdistributienetwerk, maar zijn volgens het drinkwaterdecreet1 ook verantwoordelijk voor de sanering
van het door hen geleverde drinkwater. Die sanering omvat twee afzonderlijke activiteiten: eerst wordt het
afvalwater ingezameld en getransporteerd - dit is de gemeentelijke sanering2 - en vervolgens wordt het
ingezamelde afvalwater gecollecteerd en gezuiverd - dit is de bovengemeentelijke sanering.
Dit rapport heeft enkel betrekking op de gemeentelijke sanering. Die omvat het duurzame onderhoud en de
verdere uitbreiding van het rioleringsstelsel, de grachten, de individuele afvalwaterbehandelingsinstallaties
(IBA) en een deel van de kleinschalige waterzuiveringsinstallaties (KWZI). Waterbeheersing, waterkering en
overig waterbeheer vallen daarentegen niet onder de gemeentelijke sanering.
Om aan de gemeentelijke saneringsverplichting te voldoen, kunnen de watermaatschappijen een saneringscontract afsluiten met de gemeenten. In dat contract wordt onder andere vastgelegd wie instaat voor de
gemeentelijke sanering. Er bestaan verschillende mogelijkheden:
1 de watermaatschappij geeft zelf uitvoering aan de gemeentelijke saneringsverplichting. Daartoe draagt
de gemeente de eigendom of het gebruiksrecht van haar rioleringsinfrastructuur over aan de watermaatschappij;
2 de gemeente neemt de gemeentelijke saneringsverplichting van de watermaatschappij over en blijft
(zoals vóór de inwerkingtreding van het drinkwaterdecreet) instaan voor de uitbouw en het onderhoud
van haar rioleringsinfrastructuur;
3 de watermaatschappij delegeert de gemeentelijke saneringsverplichting aan een derde en de gemeente
draagt de eigendom of het gebruiksrecht van haar rioleringsinfrastructuur over aan die derde (in regel
ook een intergemeentelijk samenwerkingsverband).
De VMM inventariseert deze saneringscontracten en houdt toezicht op de uitvoering van de gemeentelijke
sanering. Tevens bevraagt de VMM de rioolbeheerders jaarlijks over de kosten en opbrengsten3 verbonden
aan de gemeentelijke sanering. Dit rapport omvat een overzicht van deze bevraging (hoofdstuk 2) en de
resultaten (hoofdstuk 3) alsook van de analyses die de VMM op basis van deze resultaten uitvoerde. De
gemeentelijke benchmarkanalyse (hoofdstuk 4) brengt de kostenefficiëntie van de verschillende
rioolbeheerders in kaart. In het laatste hoofdstuk bekijken we hoe de kosten en opbrengsten zich verhouden
ten opzichte van de aangerekende tarieven.
1
Decreet betreffende water bestemd voor menselijke aanwending (24/05/2002) Hoofdstuk 3 Art. 6bis.
Te raadplegen via http://codex.vlaanderen.be/Portals/Codex/documenten/1009284.html.
2 De gemeentelijke sanering omvat naast de inzameling en het transport van het afvalwater ook de individuele zuivering van het afvalwater (via een
individuele afvalwaterbehandelingsinstallatie of een kleinschalige zuiveringsinstallatie).
3 Er is een duidelijk onderscheid tussen de kosten en opbrengsten enerzijds en de uitgaven en ontvangsten anderzijds. Zo resulteren niet alle kosten
en opbrengsten effectief in uit- en ingaande geldstromen. Ook niet alle kosten en opbrengsten worden op hetzelfde tijdstip geboekt als het tijdstip
waarop de betalingen plaatsvonden. Zo betekenen ook overschotten en tekorten niet noodzakelijk toe- en afnames van de liquide middelen.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
8
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
1.2 Rioolbeheerders in 2015
Figuur 1 illustreert per gemeente wie – een watermaatschappij, de gemeente of een derde – in 2015 instond
voor de gemeentelijke sanering. Hieruit blijkt het volgende:
– de watermaatschappijen hadden een sanerings- of toetredingscontract met bijna alle gemeenten, enkel
met Baarle-Hertog en Lo-Reninge niet;
– in 117 gemeenten gaf een watermaatschappij uitvoering aan de gemeentelijke saneringsverplichting.
Binnen deze groep onderscheiden we AGSO Knokke-Heist, AquaRio (Farys), Rio-link (Water-link),
HidroGem (Pidpa), HidroRio (Pidpa), HidroSan (Pidpa), IWVA, Riopact (de nv Aquafin en De Watergroep)
en VIVAQUA;
– 106 gemeenten4 stonden zelf in voor de gemeentelijke sanering. Dit betekent echter niet noodzakelijk dat
ze het eigen gemeentepersoneel daarvoor inzetten. Sommige gemeenten sloten een overeenkomst met
Pidpa (HidrIBA), een concessieovereenkomst met de nv Aquafin, een dienstverleningsovereenkomst met
de nv Aquafin (Rio Totaal) of een dienstverleningsovereenkomst met de nv Aquafin en De Watergroep
(Riopact);
– 83 gemeenten delegeerden het rioolbeheer aan een intergemeentelijk samenwerkingsverband dat geen
watermaatschappij is. Binnen deze groep onderscheiden we Infrax West, Inter-aqua, IVEG en Riobra, die
alle deel uitmaken van de Infrax-groep.
In dit rapport geven we de resultaten van de bovenstaande rioolbeheerders afzonderlijk weer. De groep
‘Gemeente’ verzamelt de resultaten van alle gemeenten die zelf instonden voor het rioolbeheer en de
resultaten van de gemeenten zonder een saneringscontract. Ook AGSO Knokke-Heist zit in deze groep
begrepen, omdat haar werkingsgebied slechts één gemeente omvat. De groep ‘Riopact’ omvat enkel de
gemeenten die als vennoot toetraden. De gemeenten die enkel een dienstverleningsovereenkomst met
Riopact sloten zijn opgenomen in de groep ‘Gemeente’.
4
De gemeente Anzegem is op 1 januari 2010 toegetreden tot Riopact. Omdat de VMM begin 2016 het nieuwe saneringscontract nog niet
ontvangen had, werd Anzegem nog bij de gemeenten die zelf instaan voor het rioolbeheer geteld.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
9
Figuur 1: Rioolbeheerders in 2015
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
10
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
1.3 Stabiele maar complex georganiseerde sector
De rioleringssector en de marktposities die de verschillende rioolbeheerders innemen, ondergingen in 2015
weinig verandering. Zo vormden de gemeenten die zelf instonden voor het rioolbeheer, nog steeds de
grootste groep. Zij vertegenwoordigen samen 38 procent van alle inwoners in Vlaanderen. Onder de
intergemeentelijke samenwerkingsverbanden vormden AquaRio, Rio-link en Inter-aqua de grootste
marktspelers. Zij vertegenwoordigden samen 39 procent van het totale inwoneraantal. Het resterende
marktaandeel (23 procent) werd verdeeld over de negen andere rioolbeheerders (zie figuur 2).
Figuur 3 illustreert eveneens de marktpositie van iedere rioolbeheerder, maar toont daarenboven de
bestaande relaties (verbonden ondernemingen, deelnemingen en andere samenwerkingen) tussen de
verschillende rioolbeheerders onderling. Hierbij komen een aantal bevindingen naar voren:
– de drinkwater-, de riolerings- en de afvalwaterzuiveringssector zijn nauw verweven. Die verwevenheid
vindt ook haar weerslag in de integrale waterfactuur, waarin de drie componenten vervat zijn;
– sommige rioolbeheerders zijn daarenboven betrokken bij het beheer van andere nutsvoorzieningen.
AGSO Knokke-Heist combineert bijvoorbeeld het beheer van de drinkwater- en rioleringsinfrastructuur
met de uitvoering van het afvalbeheer, van stadsontwikkelingsprojecten en vastgoedtransacties;
– de organisatie van die verschillende activiteiten verschilt sterk van rioolbeheerder tot rioolbeheerder. In
sommige gevallen werden alle activiteiten ondergebracht in één vennootschap, in andere gevallen
werden afzonderlijke vennootschappen voor iedere activiteit opgericht. Die afzonderlijke vennootschappen kunnen vervolgens besluiten om alle activiteiten via een gezamenlijk opgerichte exploitatiemaatschappij uit te voeren;
– naast de bovenvermelde rioolbeheerders is ook de nv Aquafin een belangrijke speler binnen de riolerings-
sector. Zo biedt de nv Aquafin haar diensten rechtstreeks aan de gemeenten aan via concessie- en
dienstverleningsovereenkomsten, maar ook onrechtstreeks via Rio-link en Riopact. Alles samengenomen
heeft de nv Aquafin een marktaandeel van 40 procent.
Daarnaast waren er in 2015 ook twee sectorverenigingen die een grote rol binnen de rioleringssector
vervullen. AquaFlanders behartigde de belangen van de watermaatschappijen en Rio-link. InterRio verenigde
VVSG, Infrax en een deel van de gemeenten die het rioolbeheer zelf uitvoeren. In 2017 zijn de leden van
InterRio toegetreden tot AquaFlanders en is er dus sprake van een overkoepelende sectorvereniging.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
11
Figuur 2: Marktaandeel van iedere rioolbeheerder in 2015 (op basis van het inwoneraantal)
PIDPA
Infrax
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
12
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
Figuur 3: Onderlinge relaties tussen de watermaatschappijen en rioolbeheerders in 2015
* Figuur 3Figuur 3 werd samengesteld op basis van de statuten en de jaarrekeningen van de bovenstaande ondernemingen (te raadplegen via het Belgische Staatsblad) en op basis van de overgemaakte saneringscontracten.
2 RAPPORTERING OVER DE GEMEENTELIJKE SANERING
Dit rapport bundelt de resultaten van de rapportering over de gemeentelijke sanering en de gemeentelijke
benchmarkanalyse. Voordat we ingaan op de feitelijke resultaten, herhalen we eerst de doelstelling van de
rapportering en de manier waarop die verloopt. Ook de responsgraad en de representativiteit komen in dit
hoofdstuk aan bod.
2.1 Financiële transparantie
De rapportering over de gemeentelijke sanering werd in 2008 in het leven geroepen met als doel om
financiële transparantie te scheppen in het gemeentelijke rioolbeheer. Zo worden de middelen die voor de
gemeentelijke sanering beschikbaar zijn en de effectieve aanwending van die middelen in kaart gebracht. De
opbrengsten uit de gemeentelijke saneringsbijdrage en -vergoeding5 mogen namelijk enkel aangewend
worden voor de verdere uitbouw en het duurzame onderhoud van de gemeentelijke
saneringsinfrastructuur6. Ook bevraagt de VMM de rioolbeheerders om de aangerekende tarieven te kunnen
beoordelen. Een gezond evenwicht tussen de benodigde en de beschikbare middelen is immers noodzakelijk.
Naast het algemene belang van de Vlaamse gezinnen en (landbouw)bedrijven die de kosten van de sanering
dragen, beoogt de rapportering ook een verdere ondersteuning van de betrokken beleidsmakers en de
rioolbeheerders zelf. De gemeentelijke benchmark, het leertraject Rio-leren, de individuele resultaats-fiches
en het financieringsmodel geven een concrete invulling aan die doelstelling en putten de nodige informatie
uit de rapportering.
Deze instrumenten worden hieronder kort toegelicht. Meer info vind je ook op onze website:
www.vmm.be/water/riolering/financiering.
Gemeentelijke benchmark en leertraject Rio-leren
Het benchmarkmodel voor de gemeentelijke sanering brengt de kostenefficiëntie van de Vlaamse rioolbeheerders in kaart en positioneert hen tegenover elkaar. De rioolbeheerders krijgen via het model meer
inzicht in hun eigen werking alsook in hun sterke en zwakke punten in vergelijking met de andere
rioolbeheerders. Aansluitend biedt de VMM het leertraject Rio-leren aan, waarin we samen met de
rioolbeheerders ‘best practices’ identificeren om zo tot een meer kostenefficiënt rioolbeheer te komen.
Individuele resultaatsfiches
Dit rapport geeft een algemeen overzicht van de rapportering en de benchmarkanalyse. Daarnaast koppelt
de VMM ook de individuele resultaten met iedere gemeente en rioolbeheerder terug. Via de individuele
resultaatsfiches krijgen zij een overzicht van hun eigen, financiële positie en kostefficiëntie alsook hun
verhouding ten opzichte van vergelijkbare rioolbeheerders.
5
De watermaatschappijen kunnen voor de inzameling en het transport van het afvalwater een gemeentelijke saneringsbijdrage aan hun abonnees
en een gemeentelijke saneringsvergoeding aan eigen waterwinners aanrekenen. Meer info vindt u op www.vmm.be/water/waterfactuur.
6 Omzendbrief betreffende de aanwending van de gemeentelijke saneringsbijdrage en vergoeding.
Te raadplegen via http://codex.vlaanderen.be/Portals/Codex/documenten/1023973.html.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
14
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
Financieringsmodel
Om een concrete inschatting van de globale financieringsnood voor het rioolbeheer te maken, ontwikkelde
de VMM het financieringsmodel. Dit model raamt de te verwachten opbrengsten en kosten voor de verdere
uitbouw van de collectieve en individuele saneringsinfrastructuur tot 20277. De gerapporteerde data leveren
daarbij het nodige vergelijkingsmateriaal zodat we het model verder kunnen verfijnen. Bovendien kunnen
we op die manier achterhalen of de doelstelling financieel haalbaar is en of tussentijds ook de nodige stappen
genomen worden om de doelstelling te realiseren.
2.2 Efficiënte gegevensuitwisseling
Om de noodzakelijke en maatschappelijk relevante rapportering over de gemeentelijke sanering mogelijk te
maken, streeft de VMM naar een zo efficiënt mogelijke gegevensuitwisseling en stemt haar werkwijze daarop
af. Het vraagt namelijk een zekere inspanning van de rioolbeheerders om de opgevraagde data te
verzamelen.
Online rapporteringstool
De rapportering verloopt via een online rapporteringstool. Op die manier is een vergaande automatisatie van
de achterliggende processen mogelijk en wordt het vaak tijdrovende mailverkeer vermeden. Daarenboven
wordt de identiteit van de gebruikers gecontroleerd aan de hand van hun e-ID zodat de gegevensuitwisseling
op een beveiligde wijze verloopt. Figuur 4 geeft een visuele weergave van de online tool.
Verantwoordelijkheid bij de rioolbeheerder
De online rapporteringstool biedt real-time feedback bij de rapportering. Als de rioolbeheerders een sterk
afwijkende of inconsistente waarde invullen, dan krijgt ze hiervan een melding. De verantwoordelijkheid voor
de datakwaliteit ligt uitdrukkelijk bij de rioolbeheerders zelf. De VMM controleert de ingevulde vragenlijsten
nadien nog op volledigheid en onderlinge consistentie, maar voert zelf geen correcties door.
Terugkoppeling en ondersteuning door de VMM
Om de rapporteringslasten zo veel mogelijk te beperken, vragen we enkel de strikt noodzakelijke informatie
op en controleren we steeds of de opgevraagde data niet elders voorhanden zijn. Zo werken we samen met
de VVSG en het Agentschap Binnenlands Bestuur aan een afstemming met de beleids- en beheerscyclus (BBC)
zodat we voor de gemeenten die zelf instaan voor het rioolbeheer, de rapportering over de gemeentelijke
sanering uit de BBC-rapportering kunnen halen. De VMM voorziet ook in een terugkoppeling van de data die
bij de VMM beschikbaar zijn. Zo wordt bijvoorbeeld een overzicht van de door de watermaatschappijen
aangerekende bijdragen en vergoedingen aan de gemeenten aangereikt.
De rioolbeheerders kunnen met al hun inhoudelijke en technische vragen bij de VMM terecht via
[email protected]. Daarnaast voorziet de VMM een bondige handleiding bij de rapportering en de
online tool.
De volledige vragenlijst en de bijhorende toelichting vind je in bijlage 1 vanaf pagina 75.
7
De doelstelling is het behalen van een goede watertoestand uiterlijk tegen 2027. Eén van de maatregelen die kaderen binnen deze doelstelling is
de verdere uitbouw van het rioleringsstelsel (conform de zoneringsplannen en de gebiedsdekkende uitvoeringsplannen).
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
15
Figuur 4: Online rapporteringstool (visuele weergave)
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
16
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
2.3 Hoge responsgraad
Door de decreetaanpassing van april 20128 en het uitvoeringsbesluit van maart 20149 zijn de rioolbeheerders
wettelijk verplicht te rapporteren en ten minste het financiële luik in te vullen. Desondanks hebben de
gemeenten Diest en Tremelo niet gerapporteerd en ook de gemeenten Keerbergen en Kuurne hebben voor
het tweede jaar op rij aan hun decretale verplichtingen verzaakt. Uitgezonderd deze gemeenten, hebben alle
rioolbeheerders minstens het financiële luik ingevuld en zo komen we tot een responsgraad van 98 procent.
Vier rioolbeheerders (HidroRio, Infrax West, Inter-aqua en Riobra) rapporteerden niet per individuele
gemeente. Zij verkozen, conform hun statuten, om enkel gesolidariseerde gegevens aan te leveren. Ook
AquaRio rapporteerde sommige kosten als een totaalbedrag voor alle gemeenten in haar werkingsgebied.
2.4 Criteria voor representatieve data
Om een volledig en representatief beeld van de kosten en opbrengsten te krijgen, nemen we enkel de
rapporteringen in aanmerking waarvan minstens de onderstaande rubrieken ingevuld zijn:
–
–
–
–
de opbrengsten uit de gemeentelijke saneringsbijdrage en -vergoeding;
de in resultaat genomen kapitaalsubsidies;
de afschrijvingskosten;
de exploitatiekosten.
Deze rubrieken hebben immers een bepalende invloed op het totaalbeeld. Aan de hand van deze
volledigheidsvoorwaarde komen 189 van de 205 ingevulde vragenlijsten in aanmerking. Samen
vertegenwoordigen zij 93 procent van de Vlaamse bevolking of 94 procent van de gerapporteerde kosten.
Bij de benchmarkanalyse (hoofdstuk 4) werden andere voorwaarden gesteld. Per indicator hebben we
nagekeken of de nodige data voor de berekening van de desbetreffende indicator volledig is. Ook uitschieters
werden niet meegenomen.
Om de datakwaliteit van de gemeentelijke benchmark te verbeteren, werden dit jaar de selectiecriteria voor
het aanvaarden van rapporten aangepast. Om vergelijking in de tijd mogelijk te maken, werden de resultaten
van voorgaande jaren in dezelfde zin herrekend. Deze herrekening heeft echter geen invloed op trends en
evoluties die in het verleden werden vastgesteld.
8
Decreet houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu en natuur (20/04/2012) Hoofdstuk 13 Art. 38.
Te raadplegen via http://codex.vlaanderen.be/Portals/Codex/documenten/1021747.html.
9
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de rapportering over de uitvoering van de saneringsverplichting door de exploitant van een openbaar
waterdistributienetwerk of de gemeente, het gemeentebedrijf, de intercommunale of het intergemeentelijke samenwerkingsverband of door de
gemeente na marktbevraging aangesteld entiteit (01/03/2014).
Te raadplegen via http://codex.vlaanderen.be/Portals/Codex/documenten/1022838.html.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
17
Figuur 5: Aantal gemeenten en aantal rapporteringen per rioolbeheerder
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
18
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
2.5 Interpretatie van gerapporteerde data
Bij de opmaak van het uitvoeringsbesluit over de rapportering over de gemeentelijke sanering10 is er, op basis
van overleg met de rioleringssector, gekozen om enerzijds enkel de strikt noodzakelijke informatie te
bevragen en om anderzijds de kosten en opbrengsten te bevragen in plaats van de uitgaven en inkomsten.
De rapportering onder de vorm van kosten en opbrengsten sluit immers beter aan bij de besluitvorming en
de werking van de (intergemeentelijke) rioolbeheerders.
Bij de interpretatie van de onderstaande resultaten, is het dus van belang om een duidelijk onderscheid te
maken tussen de begrippen ‘kosten’ en ‘opbrengsten’ enerzijds en de begrippen ‘uitgaven’ en ‘inkomsten’
anderzijds. Deze begrippen hebben niet altijd dezelfde betekenis. Zo resulteren niet alle kosten en
opbrengsten effectief in uit- en ingaande geldstromen. Ook niet alle kosten en opbrengsten worden op
hetzelfde tijdstip geboekt als het tijdstip waarop de betalingen plaatsvonden. Zo betekenen ook overschotten
en tekorten niet noodzakelijk toe- en afnames van de liquide middelen. De rapportering laat vandaag dus
niet toe om een uitspraak te doen over de kasstromen van de rioolbeheerders.
Als voorbeeld nemen we de aanleg van een nieuwe riolering:
-
Op het moment dat de riolering opgeleverd en door de rioolbeheerder betaald wordt, resulteert dit
in een uitgave maar nog niet in een kost. Pas op het moment dat de riolering effectief in gebruik
genomen wordt en de rioolbeheerder deze via afschrijvingen in de boekhouding opneemt, ontstaat
er ook een kost. De initiële uitgave wordt daarbij gespreid over de economische levensduur van de
riolering en dus afgeschreven. Dit is dus een boekhoudkundige kost waar geen geldelijke transactie
aan verbonden is.
-
Eenzelfde principe geldt ook voor de subsidies die de rioolbeheerder bij de aanleg van de nieuwe
riolering van het gewest ontvangen heeft. Het ontvangen subsidiebedrag wordt over dezelfde
tijdsperiode als de investering gespreid en in de boekhouding verrekend. Op deze manier ontstaat
er een oorzakelijk verband tussen kosten en opbrengsten over de beschouwde periode.
10
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de rapportering over de uitvoering van de saneringsverplichting door de exploitant van een
openbaar waterdistributienetwerk of de gemeente, het gemeentebedrijf, de intercommunale of het intergemeentelijke samenwerkingsverband of
door de gemeente na marktbevraging aangesteld entiteit (01/03/2014).
Te raadplegen via http://codex.vlaanderen.be/Portals/Codex/documenten/1022838.html.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
19
3 FINANCIEEL OVERZICHT
3.1 Kosten van de gemeentelijke sanering
De inzameling en het transport van ons afvalwater kostte in 2015 ongeveer 318 miljoen euro. De kosten per
inwoner en de kostenstructuur verschilden echter sterk tussen de verschillende rioolbeheerders onderling.
In bijlage 2 is een uitgebreid overzicht van de gerapporteerde kosten opgenomen.
3.1.1 Kosten per inwoner
De gerapporteerde kosten worden sterk beïnvloed door het aantal inwoners waarop de rapportering
betrekking heeft (naast andere factoren, zie hoofdstukken 3.1.2 en 5.2). Om een uniforme vergelijking tussen
verschillende rioolbeheerders en opeenvolgende jaren mogelijk te maken, nemen we de kosten per inwoner
(zie figuur 6 en figuur 7) in plaats van de absolute kosten in beschouwing.
In 2015 bedroegen de kosten van het rioolbeheer gemiddeld 50 euro per inwoner en varieerden deze tussen
34 en 58 euro per inwoner. Net als de voorgaande jaren, merken we dat de rioolbeheerders met een groter
marktaandeel – AquaRio en Inter-aqua – ook hogere kosten rapporteerden. Ook de gemeenten die het
rioolbeheer zelf uitvoerden, rapporteerden een bovengemiddelde kost van 57 euro per inwoner. Dit resultaat
wordt echter sterk beïnvloed door enkele uitschieters, die cashflowmatig rapporteerden of grote éénmalige
afschrijvingen rapporteerden. Bovendien is er een groot verschil tussen de gemeenten die een concessie- of
dienstverleningsovereenkomst met de nv Aquafin of De Watergroep sloten (65 euro per inwoner) en de
gemeenten zonder een dergelijke overeenkomst (41 euro per inwoner).
Evolutie van kosten per inwoner
Tussen 2011 en 2015 is de gemiddelde kost gestaag gestegen van 37 naar 50 euro per inwoner, wat
overeenstemt met een gemiddelde toename van 7 procent per jaar. Vooral in de beginjaren zijn de kosten
fors gestegen. Dit wijst mogelijk op een volledigere rapportering van de kosten in plaats van een werkelijke
kostentoename. Echter, ook in het laatste jaar zijn de kosten met 3 procent gestegen. Ter vergelijking: het
algemene prijsniveau11 steeg tussen 2011 en 2015 met minder dan 1 procent per jaar.
De kosten van de verschillende rioolbeheerders evolueerden meestal op een gelijkaardige manier. De kosten
van Rio-link en HidroSan volgden daarentegen een grilliger patroon met een piek in 2013. Zij hanteren
namelijk een cashflowmatige aanpak en brengen alle investeringsuitgaven onmiddellijk in rekening. De
meeste rioolbeheerders spreiden de jaarlijkse investeringsuitgaven over een afschrijvingstermijn van 33 tot
75 jaar, waardoor pieken uitgevlakt worden. Die verschillende aanpak bemoeilijkt een onderlinge
vergelijking. Verder merken we dat de kosten van Riobra12 en IWVA sterk stegen met respectievelijk 30 en
28 procent in 2015.
11
Consumptieprijzen (FOD Economie). Te raadplegen via http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/economie/consumptieprijzen/.
Sinds 2015 verlopen de toevoegingen aan het rioleringsfonds niet langer via de resultaatsverwerking, maar neemt Riobra deze op in de kosten
(zie 3.1.2). Riobra heeft deze aanpassing doorgevoerd naar aanleiding van een fiscale ruling, waardoor dividenduitkeringen niet meer mogelijk zijn
(zie 3.3.2).
12
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
20
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
Figuur 6: Gerapporteerde kosten per inwoner in 2015
Figuur 7: Gerapporteerde kosten per inwoner tussen 2011 en 2015
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
21
Figuur 8: Gerapporteerde kosten per inwoner in 2015 (voor de gemeenten die zelf instonden voor het rioolbeheer)
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
22
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
3.1.2 Kostenstructuur
In figuur 9 is het relatieve gewicht van iedere kostenrubriek uitgezet. Zo bedroegen de exploitatiekosten in
2015 gemiddeld 25 procent, de afschrijvingskosten 50 procent en de andere, operationele kosten 4 procent
van de totale kosten. Daarenboven waren er 7 procent indirecte personeelskosten en 3 procent
overheadkosten. Ook de financiële kosten hadden een behoorlijk aandeel (11 procent) in het kostentotaal.
Er waren wel nauwelijks tot geen uitzonderlijke kosten. Daarmee krijgen we eenzelfde structuur als de
voorgaande jaren.
Er zijn echter grote verschillen tussen de rioolbeheerders onderling, die voornamelijk voortvloeien uit de
verschillende, statutaire en boekhoudkundige bepalingen13. Enkele voorbeelden:
– het relatieve gewicht van de afschrijvingskosten bedroeg opmerkelijk meer voor HidroSan, Rio-link en een
deel van de gemeenten die zelf instonden voor het rioolbeheer, omdat zij de jaarlijkse investeringsuitgaven onmiddellijk afschrijven;
– het relatieve gewicht van de afschrijvingskosten werd ook sterk beïnvloed door herwaarderingen van het
rioleringsstelsel en aanpassingen van de afschrijvingstermijnen, die enkele rioolbeheerders in 2014 of
2015 doorvoerden;
– IWVA heeft de rioleringsinfrastructuur niet overgenomen van haar vennoten (waardoor de
afschrijvingskosten slechts 24 procent van het totaal bedroegen) maar betaalt wel gebruiksrechten. Deze
werden onder de overheadkosten gerapporteerd, waardoor die opliepen tot 47 procent van het totaal;
– bij Infrax West, Inter-aqua, IVEG en Riobra worden de investeringsuitgaven met een forfaitaire toeslag
van 2,50 procent overheadkosten verhoogd. De gerapporteerde overheadkosten omvatten enkel het
verschil tussen de totale overheadkosten en de forfaitaire toeslagen (dat ook negatief kan zijn). Daarnaast
worden de indirecte personeelskosten via een verdeelsleutel toegewezen aan de materiële vaste activa;
– Infrax West, Inter-aqua en Riobra hebben in 2014 een fonds opgericht waarin ze middelen voor het
rioolbeheer reserveren. De toevoegingen aan dit rioleringsfonds werden onder de andere operationele
kosten gerapporteerd, waardoor die opliepen tot 19 procent van de totale kosten (in het geval van
Riobra).
In hoofdstuk 4 worden de voornaamste kostenrubrieken (investeringen, exploitatie en overhead) nader
bekeken en plaatsen we deze kosten in verhouding tot de relevante kostendrijvers.
13
Meer informatie over de karakteristieken van iedere rioolbeheerder vindt u op www.vmm.be/data/kenmerken-rioolbeheerders.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
23
Figuur 9: Gerapporteerde kosten per rubriek in 2015
Figuur 10: Gerapporteerde kosten per rubriek tussen 2011 en 2015
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
24
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
3.2 Opbrengsten van de gemeentelijke sanering
De kosten voor de uitbouw en het onderhoud van de rioleringsinfrastructuur worden grotendeels gedragen
door de Vlaamse gezinnen en (landbouw)bedrijven, maar ook de gemeenten en het Vlaamse Gewest nemen
een deel van de kosten op zich. In totaal rapporteerden de rioolbeheerders 401 miljoen euro aan
opbrengsten.
In bijlage 3 vindt u een volledig overzicht van de gerapporteerde opbrengsten.
3.2.1 Opbrengsten per inwoner
In 2015 bedroegen de opbrengsten van de gemeentelijke sanering gemiddeld 63 euro per inwoner en
varieerden de opbrengsten tussen 44 en 91 euro per inwoner. Aangezien de gemeentelijke saneringsbijdrage
en -vergoeding de voornaamste inkomstenbron vormden, is deze variatie vooral gerelateerd aan het
waterverbruik, de tarieven en de tariefstructuur (voor grootverbruikers). Enkele voorbeelden:
– IWVA rapporteerde opmerkelijk hoge opbrengsten voor een bedrag van 91 euro per inwoner. In de
meeste gemeenten waar IWVA het rioolbeheer uitvoerde, gold dan ook het maximumtarief voor de
kleinverbruikers14 en eenzelfde, uniform tarief voor de grootverbruikers. Bovendien werd er relatief veel
water verbruikt in verhouding tot het aantal inwoners. Dit komt door de vele tweede verblijven in het
werkingsgebied van IWVA, waar men wel water verbruikt maar niet gedomicilieerd is;
– Inter-aqua rapporteerde middelhoge opbrengsten van 67 euro per inwoner. Deze rioolbeheerder
hanteerde ook het maximumtarief voor de kleinverbruikers maar hanteerde in plaats van een uniform
tarief individuele en degressieve tarieven voor de grootverbruikers;
– IVEG hanteerde lagere en uniforme tarieven, kende een lager waterverbruik per inwoner en rapporteerde
bijgevolg opmerkelijk lage opbrengsten voor een bedrag van 44 euro per inwoner.
In hoofdstuk 5 wordt de samenhang tussen de opbrengsten enerzijds en het waterverbruik, de tarieven en
de tariefstructuur anderzijds verder uitgediept.
Evolutie van de opbrengsten per inwoner
In de voorgaande jaren kenden de gemiddelde opbrengsten een continu stijgend verloop van 49 euro per
inwoner in 2011 naar 63 euro per inwoner in 2015. Opmerkelijk is dat de (maximale) tariefstijging van 26
procent geen evenredige stijging van de opbrengsten veroorzaakt. Mogelijk is het volledige effect van de
tariefstijging pas bij de volgende rapportering merkbaar (zie ook 5.2).
In tegenstelling tot de andere rioolbeheerders, rapporteerden Rio-link en HidroSan sterk veranderlijke
opbrengsten. Doordat zij cashflowmatig rapporteerden wordt het verloop van deze curve sterk bepaald door
de verschillen in de jaarlijks ontvangen subsidies.
14
Kleinverbruikers zijn de gezinnen en bedrijven die minder dan 500 m³ leidingwater per jaar verbruiken en/of over een eigen waterwinning met
pompcapaciteit kleiner dan 5 m³ per uur beschikken. Grootverbruikers overschrijden die grenzen.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
25
Figuur 11: Gerapporteerde opbrengsten per inwoner in 2015
Figuur 12: Gerapporteerde opbrengsten per inwoner tussen 2011 en 2015
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
26
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
3.2.2 Opbrengstenstructuur
De gemeentelijke saneringsbijdrage en -vergoeding vormden de voornaamste inkomstenbron van de
rioolbeheerders. Zo werd in 2015 bijna 92 procent van hun opbrengsten via de integrale waterfactuur
verkregen. Het relatieve gewicht van de bijdrage en vergoeding liep voor bepaalde rioolbeheerders zelfs op
tot 99 procent.
Daarna wogen de verrekende15 kapitaalsubsidies (financiële opbrengsten) het zwaarste door. Gemiddeld
bedroegen deze 6 procent van het opbrengstentotaal. Voor de gemeentelijke rioolbeheerders bedroeg het
relatieve gewicht van de kapitaalsubsidies zelfs 11 procent. De intergemeentelijke rioolbeheerders
rapporteerden daarentegen enkel de subsidies die ze ontvingen na de toetreding van hun
gemeentevennoten. De subsidies die de gemeenten vóór hun toetreding ontvingen, werden in de
overnameprijs verrekend.
Aanvullend konden de gemeentevennoten een deel van de investeringslasten (bijvoorbeeld om de uitvoering
van een bepaald rioleringsproject te bespoedigen) of werkingskosten (bijvoorbeeld als de gemeente een deel
van het rioolbeheer nog zelf uitvoert en bekostigt) van de intergemeentelijke rioolbeheerders bijpassen of
overnemen. Deze tussenkomsten bedroegen slechts 1 procent van de opbrengsten. Hierbij dient opgemerkt
dat alleen de AquaRio-vennoten de eigen middelen die ze in het rioolbeheer investeerden, als dusdanig
rapporteerden. Eventuele tussenkomsten van andere gemeenten zijn in de afschrijvingskosten of via de
resultaatsverwerking verrekend en zijn niet afzonderlijk gerapporteerd.
15
De ontvangen subsidies worden samen met de investeringsuitgaven geactiveerd en afgeschreven over een periode van 1 tot 75 jaar
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
27
Figuur 13: Gerapporteerde opbrengsten per rubriek in 2015
Figuur 14: Gerapporteerde opbrengsten per rubriek tussen 2011 en 2015
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
28
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
3.3 Financieel resultaat
In 2015 realiseerden de rioolbeheerders samen een boekhoudkundig overschot16 van 83 miljoen euro. Aan
de hand van de kostendekkingsgraad onderzoeken we in de onderstaande paragrafen wat de financiële
situatie per rioolbeheerder en gemeente is en hoe deze evolueert. Daarnaast gaan we na hoe het financiële
resultaat verwerkt wordt.
3.3.1 Kostendekkingsgraad
In figuur 15 worden de kostendekkingsgraden per rioolbeheerder uitgezet. De kostendekkingsgraad in enge
zin omvat de opbrengsten uit de gemeentelijke saneringsbijdrage en -vergoeding in verhouding tot de totale
kosten. Gemiddeld bedroeg deze 115 procent in 2015. Dit betekent dat de opbrengsten uit de gemeentelijke
saneringsbijdrage en -vergoeding ruimschoots volstonden om alle kosten te dekken. Op basis van de
kostendekkingsgraad in ruime zin, die de totale opbrengsten uitzet ten opzichte van de totale kosten, stellen
we vast dat de rioolbeheerders over een marge van 25 procent beschikten.
Als we de rioolbeheerders afzonderlijk bekijken dan blijken AquaRio en Infrax West kleine boekhoudkundige
overschotten te realiseren. De opbrengsten uit de gemeentelijke saneringsbijdrage en -vergoeding
volstonden voor hen niet om alle kosten te dekken. De overige rioolbeheerders beschikken over veel tot zeer
veel financiële ruimte. In vele gevallen liep de kostendekkingsgraad op tot 50 procent en meer. Tenslotte
illustreert figuur 17 de financiële situatie per gemeente. In 82 procent van de gemeenten volstonden de
totale opbrengsten om de totale kosten te dekken, tegenover 18 procent die niet kostendekkend
opereerden.
Evolutie van de kostendekkingsgraad
Als we de kostendekkingsgraad op langere termijn bekijken, dan blijken de verschillende rioolbeheerders jaar
na jaar boekhoudkundige overschotten te realiseren. De gemiddelde marge tussen 2011 en 2015 bedroeg 15
procent. Enkel Rio-link en HidroSan gingen in 2013 in het rood, omdat zij toen meer investeerden en
cashflowmatig rapporteerden. De tekorten uit 2013 zijn nadien wel gecompenseerd, waardoor Rio-link en
HidroSan opnieuw over reserves beschikken om toekomstige investeringspieken op te vangen (zie ook
hoofdstuk 5.3).
16
Er is een duidelijk onderscheid tussen de kosten en opbrengsten enerzijds en de uitgaven en ontvangsten anderzijds. Zo resulteren niet alle
kosten en opbrengsten effectief in uit- en ingaande geldstromen. Ook niet alle kosten en opbrengsten worden op hetzelfde tijdstip geboekt als het
tijdstip waarop de betalingen plaatsvonden. Zo betekenen ook overschotten en tekorten niet noodzakelijk toe- en afnames van de liquide middelen.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
29
Figuur 15: Kostendekkingsgraden in 2015
Figuur 16: Kostendekkingsgraad in ruime zin tussen 2011 en 2015
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
30
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
Figuur 17: Kostendekkingsgraad in ruime zin in 2015
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
31
3.3.2 Verwerking van de overschotten en tekorten
Tot slot bekijken we hoe het uiteindelijke resultaat verwerkt werd. Enkel de intergemeentelijke
rioolbeheerders worden hierbij in beschouwing genomen. Voor de gemeenten die het rioolbeheer zelf
uitvoerden heeft het analytische resultaat namelijk weinig tot geen betekenis.
De intergemeentelijke rioolbeheerders rapporteerden uitsluitend boekhoudkundige overschotten. De te
bestemmen winst bedroeg 96 miljoen euro, waarvan het merendeel werd overgedragen naar het volgende
boekjaar. Ongeveer 24 procent werd toegevoegd aan de reserves17. De resterende 28 procent heeft
betrekking op de (cashflow) resultaten van Rio-link en HidroSan, die ook gereserveerd of overgedragen zijn
naar het volgende boekjaar.
De dividendstromen van de rioolbeheerders naar de gemeenten zijn dus op basis van de rapportering volledig
opgedroogd. Bovendien hebben de meeste rioolbeheerders ondertussen de mogelijkheid tot
dividenduitkering uit hun statuten geschrapt zodat ze geen vennootschapsbelasting moeten betalen, maar
onderworpen blijven aan de rechtspersonenbelasting. Dat er geen dividenden uitgekeerd worden betekent
niet noodzakelijk dat de omzendbrief18 over de aanwending van de gemeentelijke saneringsbijdrage en vergoeding correct nageleefd wordt. Zo worden er via achtergestelde leningen en gebruiksvergoedingen
opbrengsten uit de bijdrage en vergoeding rechtstreeks naar de gemeentevennoten doorgestort, zonder de
garantie dat deze bedragen door de gemeentevennoten opnieuw in het rioolbeheer geïnvesteerd worden.
In 2015 zijn er 0,8 miljoen euro aan gebruiksvergoedingen betaald.
Figuur 18: Resultaatsverwerking in 2015
17
Infrax West, Inter-aqua en Riobra hebben in 2014 een fonds opgericht waarin ze middelen voor het rioolbeheer reserveren. De toevoegingen aan
dit rioleringsfonds (tot 7,2 miljoen euro in 2015) zijn niet in de resultaatsverwerking opgenomen.
18 Omzendbrief betreffende de aanwending van de gemeentelijke saneringsbijdrage en vergoeding.
Te raadplegen via http://codex.vlaanderen.be/Portals/Codex/documenten/1023973.html.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
32
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
3.4 Investeringen
De gemeentelijke sanering is een kapitaalintensieve aangelegenheid en vergt de nodige investeringen. De
rioolbeheerders dragen deze investeringslasten echter niet alleen, ze worden door het Vlaamse Gewest
ondersteund met subsidies. Hieronder vind je achtereenvolgens een overzicht van de gesubsidieerde en nietgesubsidieerde investeringsuitgaven.
3.4.1 Gesubsidieerde investeringen
De gesubsidieerde investeringsuitgaven worden niet afzonderlijk bevraagd via de online rapportering, de
VMM kan deze bedragen namelijk berekenen op basis van de door de rioolbeheerders ingediende
subsidiedossiers. Daarbij werden enkel volledige subsidiedossiers (mét een eindafrekeningsdossier) in
aanmerking genomen en werden de investeringsuitgaven volledig toegewezen aan het jaar waarin de werken
eindigden.
De resultaten hiervan worden weergegeven in figuur 20 Deze figuur moet evenwel met de nodige
voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Op dit moment is immers een deel van de informatie nog niet
beschikbaar bij de VMM (het is eigen aan deze data dat ze pas na verloop van tijd gekend zijn en aangeleverd
kunnen worden). Zodra deze data (via de eindafrekeningsdossiers) aangeleverd worden, kunnen we figuur
20 verder aanvullen en zullen de werkelijke investeringsuitgaven hoger liggen dan nu weergegeven is (dit
geldt voornamelijk voor de recentste jaren).
We kunnen wel concluderen dat de rioolbeheerders tussen 2011 en 2015 minstens 585 miljoen euro19 in de
gemeentelijke saneringsinfrastructuur investeerden, dit gespreid over 452 projecten. Ongeveer 202 miljoen
hiervan heeft het Vlaamse Gewest ten laste genomen.
Ter vergelijking: over diezelfde periode heeft het Vlaamse Gewest in totaliteit 383 miljoen euro aan subsidies
uitbetaald (dit zijn de benutte vereffeningskredieten zoals te zien in figuur 19). Aangezien figuur 20
voorlopige (en dus onvolledige) data betreft, komen beide bedragen niet overeen.
Meer informatie over de subsidieprogramma’s vind je op www.vmm.be/water/riolering/timing-ensubsidies/subsidies.
19
Via de online rapportering worden enkel de investeringen in de gemeentelijke saneringsinfrastructuur (inclusief het herstel of de nieuw aanleg
van de bovenbouw – dit conform de omzendbrief betreffende de aanwending van de gemeentelijke saneringsbijdrage en -vergoeding) bevraagd. De
bedragen die hier en in figuur 21 vermeld worden, omvatten echter ook een deel van de investeringen in de verfraaiing van de bovenbouw.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
33
3.4.2 Niet-gesubsidieerde investeringen
De gemeenten en intergemeentelijke rioolbeheerders realiseerden ook veel projecten naast de projecten die
opgenomen zijn in de gemeentelijke subsidieprogramma’s. Deze projecten werden samen met de jaarlijkse
kosten en opbrengsten bevraagd via de online rapportering, aangezien hierover geen gegevens bij de VMM
beschikbaar zijn.
De resultaten op basis van de rapportering vind je in figuur 21. Voor de periode tussen 2011 en 2015
rapporteerden de rioolbeheerders 2.338 projecten met een totale waarde van 617 miljoen euro. Daarbij
werden ten minste 410 kilometer riolering, 103 IBA’s en 9.843 aansluitingen vervangen of nieuw aangelegd.
Deze figuur toont eveneens de verhouding tussen de vervangings- en uitbreidingsinvesteringen. De laatste
jaren is er een tendens dat de rioolbeheerders verhoudingsgewijs meer in de vervanging (49 procent) van de
bestaande rioleringsinfrastructuur investeren dan in de uitbreiding (41 procent) ervan. Voor 11 procent van
de investeringsuitgaven werd geen onderscheid tussen vervanging en uitbreiding gemaakt of was dit
onderscheid niet van toepassing. Inventarisaties, modelleringen en andere studies behoren bijvoorbeeld tot
deze laatste categorie.
De resultaten, zoals te zien in figuur 21, zijn wel onvolledig. Zo rapporteerden de rioolbeheerders 907
projecten waarvan de einddatum nog niet gekend is of waarvan de totale investeringsuitgaven nog niet
gekend zijn.
Doordat een groot deel van de data nog ontbreekt – zowel bij de gesubsidieerde als de niet-gesubsidieerde
investeringen – hebben we geen volledig zicht op de hoogte van de totale investeringsuitgaven.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
34
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
Figuur 19: Voorziene en benutte vereffeningskrediet tussen 2011 en 2015
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
35
Figuur 20: Gesubsidieerde investeringsuitgaven tussen 2011 en 2015 (op basis van de beschikbare eindafrekeningsdossier)
Figuur 21: Niet-gesubsidieerde investeringsuitgaven tussen 2011 en 2015
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
36
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
4 KOSTENEFFICIENT RIOOLBEHEER: HET GEMEENTELIJK
FINANCIEEL BENCHMARKMODEL
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de gemeentelijke benchmarkanalyse over het jaar 2015
weergegeven. Om de relevante benchmarkgroepen met elkaar te kunnen vergelijken ontwikkelde de VMM
specifieke kostenefficiëntie-indicatoren. Tevens wordt de evolutie van deze indicatoren over de periode 2011
tot en met 2015 voorgesteld.
Dit rapport geeft de trends en evoluties van de benchmarkanalyse weer. Bijgevolg werden alle resultaten in
dit hoofdstuk geanonimiseerd, de resultaten worden als leertraject teruggekoppeld met de individuele
rioolbeheerders. Bijkomend ontvangt elke gemeente een individuele resultaatsfiche waarmee gemeenten
hun eigen resultaten kunnen vergelijken met deze van de verschillende benchmarkgroepen.
4.1 Van activiteiten naar kostenefficiëntie-indicatoren
Identificatie van (sub)activiteiten en kostendrijvers
Het rioolbeheer omvat verschillende activiteiten en subactiviteiten. Telkens één van deze activiteiten wordt
uitgevoerd, worden er kosten gemaakt. De hoogte van de gemaakte kosten is afhankelijk van een
kostendrijver. Zo is bijvoorbeeld de hoogte van de kosten die gemaakt worden voor de exploitatie van
hydraulische structuren afhankelijk van het aantal pompstations, in dit geval de kostendrijver. Voor de
opbouw van het benchmarkmodel bracht de VMM alle (sub)activiteiten en kostendrijvers van het
gemeentelijk rioolbeheer in kaart.
Indicatoren maken vergelijking mogelijk
De verhouding tussen de gemaakte kosten voor één bepaalde (sub)activiteit en de overeenkomstige
kostendrijver werd berekend. De verkregen indicator is een maat voor de kostenefficiëntie van deze
(sub)activiteit en laat een vergelijking tussen de verschillende types rioolbeheerders toe. Zo is bijvoorbeeld
de exploitatiekost per pompstation een indicator voor de kostenefficiëntie van de exploitatiekosten van
hydraulische structuren.
In figuur 22 wordt de benchmarkmethodologie schematisch voorgesteld.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
37
Figuur 22: Schematische voorstelling van het benchmarkmodel
Kostprijs /
Uitgave voor
Activiteit (N)
Kostendrijver
Indicator voor
Kostenefficiëntie
Subactiviteit 1 (N-1)
Subactiviteit 2 (N-1)
…
Onderstaande figuur geeft een overzicht van de activiteiten, subactiviteiten, kostendrijvers en
kostenefficiëntie-indicatoren die in dit rapport worden besproken (figuur 23).
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
38
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
Figuur 23: Overzicht van de (sub)activiteiten, kostendrijvers en kostenefficiëntie-indicatoren
Kostenefficiënt rioolbeheer
(Sub)activiteiten
Exploitatiekosten
van de rioleringsinfrastructuur
- Hydraulische structuren
Kostendrijvers
Aantal meter riolering
Aantal pompstations
Aantal IBA's
- Leidingennet
-IBA's
Aantal meter weg
- Straatkolken
- Grachten
Indicatoren
Exploitatiekost van de
rioleringsinfrastructuur
per meter riolering
- Exploitatiekost per
pompstation
- Exploitatiekost
leidingennet per meter
riolering
- Exploitatiekost per IBA
Aantal meter grachten
Aantal straatkolken
- Exploitatiekost per meter
gracht
- Exploitatiekost per
straatkolk
Investeringen
- Uitbouw en vervanging
van de rioleringsinfrastructuur (kost)
- Investeringskost per
meter riolering
-Uitbouw en vervanging van
de rioleringsinfrastructuur
(uitgave)
- Investeringsuitgave per
meter weg
Overhead
Kost van de ondersteunende
diensten als percentage ten
opzichte van de exploitatieen investeringskost
Types kostenefficiëntie-indicatoren: exploitatie, investering en ondersteuning
De kostenefficiëntie-indicatoren kunnen onderverdeeld worden in 3 blokken. De exploitatiekosten hebben
betrekking op alle kosten van het onderhoud, de herstelling en de uitbating van de rioleringsinfrastructuur.
De investeringsactiviteit wordt vanuit twee perspectieven bekeken. Enerzijds worden vanuit
kostenperspectief alle boekhoudkundige kosten in rekening gebracht. Het betreft hier voornamelijk de
afschrijvingskosten, waardeverminderingen en voorzieningen. Anderzijds worden vanuit het
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
39
uitgavenperspectief enkel de cashflowmatige uitgaven in rekening gebracht. De ondersteuningskosten zijn
alle indirecte kosten die kunnen toegewezen worden aan de activiteit gemeentelijke afvalwatersanering.
4.2 Benchmarkgroepen
Voor de rapportering van de resultaten van het benchmarkmodel, werden telkens 3 benchmarkgroepen
beschouwd: Vlaanderen, de gemiddelde gemeente en het gemiddeld intergemeentelijk
samenwerkingsverband.
Figuur 24: Schematische voorstelling van de verschillende benchmarkgroepen
Vlaanderen
Geeft het gemiddelde weer van alle gemeenten die het rioolbeheer in eigen beheer hebben, alle
watermaatschappijen en alle intercommunales
Gemiddelde Gemeente
Gemiddeld Intergemeentelijk
Samenwerkingsverband
Geeft het gemiddelde weer van alle gemeenten
die het rioolbeheer in eigen beheer hebben
Geeft het gemiddelde weer van alle
watermaatschappijen en intercommunales
De gemeenten die een concessie- of dienstverleningsovereenkomst met de nv Aquafin of De Watergroep
sloten, worden voor de berekening van de kostenefficiëntie mee opgenomen in de benchmarkgroep
‘Gemiddelde Gemeente’.
Wanneer verder in dit hoofdstuk de termen gemeente en intergemeentelijk samenwerkingsverband worden
gebruikt, wordt hiermee respectievelijk bedoeld de ‘Gemiddelde gemeente’ en het ‘Gemiddeld
intergemeentelijk samenwerkingsverband’.
4.3 Benchmarkanalyse: resultaten 2015
De benchmarkanalyse werd uitgevoerd voor het jaar 2015. De evolutie van de indicatoren over de periode
2011 tot en met 2015 wordt eveneens besproken.
Achtereenvolgens worden de resultaten voorgesteld van het hoogste activiteitenniveau uit de
benchmarkmethodologie, meer bepaald exploitatie van de rioleringsinfrastructuur, uitbouw- en
vervangingsinvesteringen en ondersteunende diensten. Binnen de activiteit exploitatie worden ook enkele
subactiviteiten verder in detail uitgediept.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
40
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
4.3.1 Exploitatiekost van de rioleringsinfrastructuur per meter riool
Onder exploitatiekosten verstaan we alle kosten die gemaakt worden voor onderhoud, herstelling en
uitbating van de rioleringsinfrastructuur.
De exploitatie-activiteit wordt verder onderverdeeld in subactiviteiten, meer bepaald exploitatie
hydraulische structuren, exploitatie leidingennet, aansluitingen, exploitatie IBA’s, exploitatie KWZI’s,
exploitatie grachten, buffer- en infiltratievoorzieningen en ten slotte exploitatie straatkolken.
Onderstaand diagram geeft de verdeling van de totale exploitatiekosten in subactiviteiten (figuur 25). Het is
duidelijk dat het grootste deel van de exploitatiekost (58 procent) gaat naar de exploitatie van het
leidingennet. Andere relevante activiteiten op vlak van exploitatiekosten zijn de buffer- en
infiltratievoorzieningen (16 procent), straatkolken (13 procent) en hydraulische structuren (10 procent).
Figuur 25: Breakdown van de totale exploitatiekosten voor rioleringsinfrastructuur naar exploitatiekosten per subactiviteit
We merken op dat de kostencategorie ‘leidingennet’ mogelijks licht overschat is, omdat een minderheid van
de gemeentelijke rioolbeheerders de exploitatiekosten grotendeels aan deze categorie toewijst zonder een
uitsplitsing te maken naar de andere categorieën.
In dit rapport worden de subactiviteiten exploitatiekosten leidingennet, exploitatiekosten hydraulische
structuren, exploitatiekosten IBA’s, exploitatiekosten grachten en exploitatiekosten straatkolkenreiniging in
detail besproken. Voor een grondige analyse van de andere subactiviteiten beschikt de VMM momenteel
over onvoldoende gegevens. Er wordt onderzocht of en hoe deze gegevens in de toekomst kunnen verzameld
worden.
De kostendrijver voor de benchmarkindicator exploitatiekost per meter riool, met name het aantal lopende
meter riool, wordt berekend als het aantal lopende meter weg die gerioleerd is in de desbetreffende
gemeente, verhoogd met een corrigerende factor van 15 procent om de wegen met dubbele riolering in
rekening te brengen.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
41
We stellen vast (cf. figuur 26) dat in 2015 de gemiddelde rioolbeheerder in Vlaanderen 2,54 euro per meter
riool uitgaf aan het onderhoud, het herstel en de uitbating van de volledige rioleringsinfrastructuur.
Gemeenten die het rioolbeheer in eigen beheer deden, spendeerden gemiddeld 1,75 euro per meter riool.
Het gemiddeld intergemeentelijk samenwerkingsverband gaf met 3,04 euro per meter riool merkelijk meer
uit dan de gemiddelde gemeente.
Figuur 26: Exploitatiekost per lopende meter riool voor de verschillende benchmarkgroepen
Er zijn grote verschillen tussen de individuele rioolbeheerders binnen elke afzonderlijke benchmarkgroep.
Figuur 27 toont de spreiding van de exploitatiekost in euro per meter riool rond het gemiddelde voor de
gemeenten die het rioolbeheer in eigen beheer hebben.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
42
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
Figuur 27: Exploitatiekost per meter riolering van de gemeenten met rioolbeheer in eigen beheer
Van de 93 gemeenten waarvan de data geselecteerd werden, schommelt de exploitatiekost per meter riool
tussen 0,22 euro en 5,56 euro. De standaardafwijking, met andere woorden de spreiding van de gegevens
rondom het gemiddelde, bedraagt 1,16. Bijna 96 procent van de beschouwde gemeenten heeft een
exploitatiekost per meter riool van maximaal 4,5 euro. Slechts 3 gemeenten hebben een indicator van meer
dan 5 euro.
Van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden schommelt de exploitatiekost per meter riolering
tussen 1,41 euro en 4,18 euro (figuur 28). De standaardafwijking bedraagt 0,92 wat lager is dan bij de
gemeenten. Een mogelijke verklaring hiervoor is een grotere homogeniteit in activiteiten en
(exploitatie)kostenstructuur van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden dan bij de gemeenten die
het rioolbeheer in eigen beheer hebben.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
43
Figuur 28: Exploitatiekost per meter riolering van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden
Evolutie van de exploitatiekost per meter riool
Uit figuur 29 kunnen we afleiden dat de exploitatiekost per meter riool voor de intergemeentelijke
samenwerkingsverbanden over de periode 2011 tot en met 2014 schommelde rond 2,4 euro en dit jaar een
stijging kent tot 3,04 euro. Deze stijging volgt uit het feit dat diverse intergemeentelijke
samenwerkingsverbanden de toewijzing aan het rioleringsfonds hebben opgenomen onder de ‘Andere
operationele kosten’ (cf. hoofdstuk 3.1.2). Voor de gemeenten met rioolbeheer in eigen beheer was een
lichte stijging merkbaar in de periode 2011 tot 2014, gevolgd door een daling naar 1,75 euro in 2015.
Figuur 29: Exploitatiekost per meter riool tussen 2011 en 2015
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
44
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
4.3.1.1
Exploitatiekost van de hydraulische structuren per pompstation
De exploitatiekosten van de hydraulische structuren hebben betrekking op alle kosten van het onderhoud,
het herstel en de uitbating van pompstations. De kostendrijver is het aantal pompstations.
Onderstaande figuur vergelijkt de indicator exploitatiekost per pompstation voor de verschillende
benchmarkgroepen (figuur 30).
Figuur 30: Exploitatiekost per pompstation van de gemiddelde benchmarkgroepen
De gemiddelde Vlaamse rioolbeheerder spendeerde in 2015 een bedrag van 2.127 euro per pompstation
voor onderhoud en herstelling. Gemeenten gaven gemiddeld een bedrag van 1.637 euro uit tegenover een
bedrag van gemiddeld 2.476 euro bij de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Een belangrijk
onderdeel van deze kostprijs is de energiekost.
Uit figuur 31 blijkt dat de exploitatiekost per pompstation voor de gemeenten die het rioolbeheer in eigen
beheer hebben schommelt tussen 42 euro en 9.312 euro. De verscheidenheid tussen de individuele
gemeenten is dus enorm groot.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
45
Figuur 31: Exploitatiekost per pompstation van de gemeenten met rioolbeheer in eigen beheer
Ook tussen de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden onderling is er een zeer merkbare spreiding
rondom het gemiddelde, maar niet zo uitgesproken als bij de gemeenten (figuur 32). De exploitatiekost per
pompstation varieert tussen 273 euro en 6.653 euro.
Figuur 32: Exploitatiekost per pompstation van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden
Rioolbeheerder 1 leverde enkel gegevens aan met betrekking tot de totale exploitatiekosten op niveau van
de activiteiten en kon bijgevolg bij de bespreking van deze subactiviteit niet worden opgenomen.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
46
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
Evolutie van de exploitatiekost per pompstation
We zien dat deze benchmarkindicator voor de gemeenten die het rioolbeheer in eigen beheer hebben daalde
van 2.518 euro in 2011 naar 1.637 euro in 2015, een daling met 35 procent. Bij de intergemeentelijke
samenwerkingsverbanden stellen we een stijging vast tot 2.476 euro in 2015 (figuur 33). Deze stijging volgt
uit het feit dat diverse intergemeentelijke samenwerkingsverbanden de toewijzing aan het rioleringsfonds
hebben opgenomen onder de ‘Andere operationele kosten’ (cf. hoofdstuk 3.1.2).
Figuur 33: Exploitatiekosten hydraulische structuren per pompstation tussen 2011 en 2015
4.3.1.2
Exploitatiekost van het leidingennet per meter riool
De exploitatiekosten van het leidingennet hebben betrekking op alle kosten van onderhoud en herstelling
aan het rioleringsstelsel. Dit omvat het ruimen en verwerken van rioolslib, het reinigen van straatkolken en
alle interventies voor herstellings- en onderhoudswerken. De kostendrijver is het aantal lopende meter
riolering.
De exploitatiekost van het leidingennet per meter riool bedraagt gemiddeld voor Vlaanderen 1,73 euro. De
gemeenten met rioolbeheer in eigen beheer hebben met 1,01 euro een lagere en de intergemeentelijke
samenwerkingsverbanden met 2,15 euro een hogere exploitatiekost per meter riool in vergelijking met het
globaal gemiddelde (figuur 34).
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
47
Figuur 34: Exploitatiekost van het leidingennet per meter riool
Volgens figuur 35 schommelt de exploitatiekost van het leidingennet per meter riool voor de gemeenten die
het rioolbeheer in eigen beheer hebben tussen 0,11 euro en 4,5 euro.
Figuur 35: Exploitatiekost leidingennet per meter riool van de gemeenten met rioolbeheer in eigen beheer hebben
97 procent van de gemeenten heeft een exploitatiekost van het leidingennet per meter riool van maximaal
3 euro. Slechts 2 gemeenten hebben een indicator van meer dan 3 euro. De standaarddeviatie bedraagt 0,75.
Figuur 36 toont de exploitatiekost van het leidingennet per meter riool van de intergemeentelijke
samenwerkingsverbanden. De spreiding rond het gemiddelde is hier minder uitgesproken dan bij de
gemeenten.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
48
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
Figuur 36: Exploitatiekost leidingennet per meter riool van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden
Rioolbeheerder 1 leverde onvoldoende gedetailleerde gegevens aan om in deze indicatoranalyse te worden
opgenomen.
Evolutie van de exploitatiekost van het leidingennet per meter riool
De exploitatiekost van het leidingennet per meter riool bleef tussen 2011 en 2013 vrij stabiel voor de
verschillende benchmarkgroepen, gevolgd door een stijging vanaf 2014 (figuur 37). In 2015 kende deze
indicator een stijging naar 2,15 euro voor de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Deze stijging
volgt uit het feit dat diverse intergemeentelijke samenwerkingsverbanden de toewijzing aan het
rioleringsfonds hebben opgenomen onder de ‘Andere operationele kosten’ (cf. hoofdstuk 3.1.2).
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
49
Figuur 37: Exploitatiekost van het leidingennet per meter riolering tussen 2011 en 2015
4.3.1.3
Exploitatiekosten per IBA
Deze indicator wordt berekend als zijnde alle kosten van onderhoud en herstellingen aan de IBA’s, uitgevoerd
door de gemeentelijke rioolbeheerders, in verhouding tot het aantal IBA’s aanwezig in de betreffende
gemeente.
Deze resultaten moeten met de nodige omzichtigheid benaderd worden, aangezien slechts 33 rapporten
konden worden gebruikt voor deze analyse: 18 rapporten van gemeenten die het rioolbeheer in eigen beheer
hebben en 15 rapporten van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
50
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
Figuur 38: Exploitatiekost per IBA van de verschillende benchmarkgroepen
Uit figuur 38 blijkt dat gemeenten die het rioolbeheer in eigen beheer uitvoeren, in 2015 gemiddeld 176 euro
besteedden aan onderhoud en herstelling per IBA. De intergemeentelijke samenwerkingsverbanden slechts
134 euro.
Ten gevolge van de beperkte steekproefgrootte werd voor deze indicator geen informatie met betrekking
tot spreiding rondom het gemiddelde en evolutie in de tijd opgenomen.
4.3.1.4
Exploitatiekost grachten per meter gracht
De exploitatiekosten voor grachten hebben betrekking op alle kosten van onderhoud en herstellingen van
alle waterlopen in beheer van de gemeentelijke rioolbeheerder, inclusief doorgerekende kosten van
polderbesturen en wateringen. De kostendrijver is het aantal meter grachten.
In figuur 39 zien we dat de gemiddelde rioolbeheerder in Vlaanderen jaarlijks 1,06 euro per meter spendeert
aan onderhoud en herstelling van grachten. Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden spenderen
gemiddeld meer, met 1,27 euro per meter.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
51
Figuur 39: Exploitatiekost grachten per meter gracht
We merken eveneens grote verschillen tussen gemeentebesturen onderling (figuur 39). De exploitatiekost
per meter gracht schommelt bij de gemeentebesturen tussen 0,02 euro en 5,76 euro op jaarbasis.
Figuur 40 Exploitatiekost per meter gracht van de gemeentebesturen met rioolbeheer in eigen beheer
Ook tussen de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden zijn er duidelijk verschillen merkbaar (figuur
40). Daar schommelt de exploitatiekost per meter gracht tussen 0,37 euro en 7,34 euro.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
52
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
Figuur 41: Exploitatiekost per meter gracht van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden
Rioolbeheerder 1 leverde onvoldoende gedetailleerde gegevens aan om in deze indicatoranalyse te worden
opgenomen.
Figuur 42 geeft de evolutie weer van de exploitatiekost van grachten per meter gracht van 2012 tot en met
2015. Gegevens met betrekking tot de exploitatiekosten voor grachten werden pas vanaf 2012 opgevraagd.
Figuur 42: Exploitatiekost per meter gracht tussen 2012 en 2015
De exploitatiekost per meter gracht van de gemeenten met rioolbeheer in eigen beheer bleef vrij stabiel
sinds 2012. Bij de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden noteren we een stijging van 0,31 euro in
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
53
2012 naar 1,27 euro in 2015, met een piek van 2,05 euro in 2014. Deze piek volgt uit het feit dat 3
rioolbeheerders vanaf 2014 enkel de grachten in eigen beheer rapporteren, terwijl voorheen alle meters
gracht werden opgenomen.
4.3.1.5
Exploitatiekost straatkolken per straatkolk
Deze indicator werd dit jaar toegevoegd. Onder de exploitatiekost van straatkolken verstaan we alle kosten
van onderhoud en herstelling aan straatkolken. De kostendrijver is voor deze benchmarkindicator het aantal
straatkolken.
Figuur 43 geeft een overzicht van de exploitatiekost per straatkolk voor de verschillende benchmarkgroepen.
De gemiddelde rioolbeheerder in Vlaanderen spendeert jaarlijks 6,87 euro per straatkolk aan reiniging en
onderhoud.
Figuur 43: Exploitatiekost van straatkolken per straatkolk
De gemiddelde gemeente spendeert jaarlijks 6,59 euro per straatkolk. Tussen de gemeentebesturen
onderling merken we nog grote verschillen op. De reinigingskost per straatkolk schommelt voor het jaar 2015
tussen 1,46 euro en 16,32 euro (figuur 44).
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
54
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
Figuur 44: Exploitatiekost straatkolken per straatkolk van de gemeentebesturen
Ook tussen intergemeentelijke samenwerkingsverbanden merken we verschillen op. De reinigingskost per
straatkolk schommelt tussen 5,04 euro en 10,86 euro (figuur 45). Voor rioolbeheerder 1 kon de indicator niet
berekend worden, aangezien wij geen informatie over de exploitatiekosten voor straatkolken ontvingen.
Figuur 45: Exploitatiekost straatkolken per straatkolk van de rioolbeheerders
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
55
4.3.2 Investerings/afschrijvingskost van de rioleringsinfrastructuur per meter riool
Onder investeringskosten verstaan we de afschrijvingskost met betrekking tot nieuwbouw en renovatie van
rioleringsinfrastructuur en de afschrijvingskost van de overgenomen rioleringsinfrastructuur, alsook de
waardeverminderingen en voorzieningen hierop. Als kostendrijver wordt het aantal meter riolering
beschouwd.
Figuur 46 toont dat de gemiddelde rioolbeheerder in Vlaanderen een investeringskost heeft van 3,11 euro
per meter riool. Voor de gemeenten met rioolbeheer in eigen beheer bedraagt dit 3,51 euro en voor de
intergemeentelijke rioolbeheerders is dit 2,95 euro. Deze indicator is uitsluitend gebaseerd op gegevens van
intergemeentelijke samenwerkingsverbanden die geen cashflowmatige boekhouding bijhouden.
Figuur 46: Investeringskost van de rioleringsinfrastructuur per meter riool
Figuur 47 geeft een beeld van de spreiding van de investeringskost per meter riool van de gemeenten die het
rioolbeheer in eigen beheer hebben. Deze schommelt tussen 0,04 euro en 10,21 euro in 2015.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
56
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
Figuur 47: Investeringskost per meter riool van de gemeenten met rioolbeheer in eigen beheer
Figuur 48 geeft een overzicht van de investeringskost in rioleringsinfrastructuur per meter riool voor de
intergemeentelijke samenwerkingsverbanden.
Figuur 48: Investeringskost van de rioleringsinfrastructuur per meter riolering van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
57
Evolutie van de investeringskost per meter riool
In Figuur 49 zien we dat de investeringskost per meter riool over de periode 2011 tot en met 2015 vrij stabiel
bleef voor de gemeenten die het rioolbeheer in eigen beheer deden. Bij de intergemeentelijke
samenwerkingsverbanden merken we een lichte stijging van 2,35 euro in 2011 tot 2,95 euro in 2015.
Figuur 49: Investeringskost per meter riool van de verschillende benchmarkgroepen tussen 2011 en 2015
4.3.3 Investeringsuitgave aan de rioleringsinfrastructuur per lopende meter weg
Deze indicator betreft uitsluitend de niet-gesubsidieerde projecten.
In figuur 52 zien we dat de gemeenten die het rioolbeheer in eigen beheer doen, investeringsuitgaven deden
van 44,5 miljoen euro over alle in 2015 lopende niet-gesubsidieerde projecten. Hiervan werd 37 procent
besteed aan vervanging en 43 procent aan uitbreiding. De intergemeentelijke samenwerkingsverbanden
besteedden samen een bedrag van 35,4 miljoen euro, waarvan 58 procent aan vervanging en 32 procent aan
uitbreiding.
De resultaten, zoals te zien in figuur 51, zijn evenwel onvolledig. Zo rapporteerden de rioolbeheerders 907
projecten waarvan de einddatum nog niet gekend is of waarvan de totale investeringsuitgaven nog niet
gekend zijn, en die dus niet in deze figuur opgenomen konden worden.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
58
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
Figuur 50: Totale investeringsuitgaven in het jaar 2015 in niet-gesubsidieerde projecten, uitgesplitst naar aard van de investering
Investeringsuitgave van de niet-gesubsidieerde projecten
Voor alle lopende niet-gesubsidieerde projecten, waarvoor het aantal meter nieuw aangelegde weg gekend
is, werd de benchmarkindicator investeringsuitgave per lopende meter berekend. De gemeenten die het
rioolbeheer in eigen beheer hebben gaven dit jaar gemiddeld een bedrag van 1.267 euro uit aan de
rioleringsinfrastructuur per meter nieuwe weg. De intergemeentelijke samenwerkingsverbanden gaven
gemiddeld een bedrag van 754 euro uit (figuur 51).
Voor de berekening van deze indicator wordt de totale investeringsuitgave van een project in het laatste jaar
opgenomen. Deze werkwijze sluit nauwer aan bij de werkelijkheid, waarbij het gros van de uitgaven in het
opleveringsjaar gebeuren, dan wanneer de investeringsuitgave lineair in de tijd zou gespreid worden
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
59
Figuur 51: Investeringsuitgave van de lopende niet-gesubsidieerde projecten per meter nieuw aangelegde weg
Figuur 52 toont de spreiding van de benchmarkindicator rondom het gemiddelde voor de gemeenten die het
rioolbeheer in eigen beheer hebben. De investeringsuitgave voor de riolering per meter nieuwe weg
schommelt voor de gemeenten die het rioolbeheer in eigen beheer hebben tussen 157 euro en 4.000 euro.
Figuur 52: Investeringsuitgave per meter nieuwe weg voor de gemeenten met rioolbeheer in eigen beheer
Onderstaande figuur toont de investeringsuitgave voor de riolering per meter nieuwe weg voor de
intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (figuur 53). Het bedrag schommelt tussen 422 euro en 1.551
euro.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
60
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
Figuur 53: Investeringsuitgave per meter nieuwe weg voor de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden
Onderstaande analyse toont de evolutie van de investeringsuitgave voor riolering per meter nieuwe weg
over de periode 2011 tot en met 2015 (figuur 54).
Figuur 54: Investeringsuitgave per meter nieuwe weg tussen 2011 en 2015
De gemiddelde investeringsuitgave per meter nieuwe weg in Vlaanderen steeg van 697 euro in 2011 naar
1.080 euro in 2013, kende een daling tot 728 euro in 2014 en stijgt verder in 2015 tot 1.130 euro. Deze daling
in 2014 volgt uit de daling van de gemiddelde investeringsuitgave per meter nieuwe weg van de
gemeentebesturen met rioolbeheer in eigen beheer. Deze rapporteerden sinds 2012 een indicator van 1.250
euro en meer met een afname tot 734 euro in 2014.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
61
Figuur 55 geeft de evolutie van de gemiddelde projectkost gerapporteerd door de gemeenten met
rioolbeheer in eigen beheer voor de periode van 2011 tot 2015. We merken op dat de gemiddelde
projectkost sinds 2012 schommelt rond 700.000 euro, met uitzondering van 2014, waar de gemiddelde
projectkost slechts 387.373 euro bedroeg.
Figuur 55: Gemiddelde projectkost van de gemeenten met rioolbeheer in eigen beheer tussen 2011 en 2015
4.3.4 Ondersteuningskosten
De ondersteuningskosten zijn alle indirecte kosten die al dan niet met behulp van een verdeelsleutel kunnen
toegewezen worden aan gemeentelijke afvalwatersaneringsactiviteiten, inclusief indirecte
personeelskosten. In onderstaande analyse worden de ondersteuningskosten als percentage ten opzichte
van de exploitatie- en investeringskosten voorgesteld.
Voor de gemeenten die het rioolbeheer in eigen beheer hebben bedraagt de ondersteuningskost 26 procent
tegenover de exploitatie- en investeringskosten. Voor de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden is dit
slechts 14 procent (figuur 56).
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
62
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
Figuur 56: Ondersteuningskosten als percentage ten opzichte van de exploitatie- en investeringskosten
In figuur 57zien we dat de ondersteuningskosten als percentage ten opzichte van de exploitatie- en
investeringskosten toenemen voor de gemeenten die het rioolbeheer in eigen beheer hebben van 15 procent
in 2011 naar 26 procent in 2015. Bij de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden noteren we een daling
van 19 procent naar 11 procent tussen 2011 en 2013, opnieuw gevolgd door een stijging tot 14 procent in
2015.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
63
Figuur 57: Ondersteuningskosten als percentage ten opzichte van de exploitatie- en investeringskosten tussen 2011 en 2015
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
64
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
5 BEOORDELING VAN HET GEMEENTELIJKE SANERINGSTARIEF
5.1 Wettelijk kader
Volgens het drinkwaterdecreet20 bepaalt iedere watermaatschappij het tarief van de gemeentelijke
saneringsbijdrage en -vergoeding in functie van de kosten die ze moet dragen om haar saneringsverplichting
op het gemeentelijk vlak na te komen. De VMM houdt toezicht op de tarieven en de tariefbepaling.
Bij de bepaling van het tarief moeten de watermaatschappijen volgens het drinkwaterdecreet in 2015 ten
minste rekening houden met de volgende elementen:
1 de vervuiling die de abonnee veroorzaakt (de vervuiler betaalt);
2 de collectieve respectievelijk individuele saneringskost per m³ water;
3 het aandeel van de niet-inbare bijdragen en vergoedingen;
4 het aandeel van de vrijstellingen en compensaties;
5 de financiële tussenkomst van de gemeenten en het Vlaamse Gewest;
6 het aandeel van de kosten die veroorzaakt worden door het lozen van afvalwater dat niet afkomstig is
van een openbaar waterdistributienetwerk.
Verder wordt het tarief van de gemeentelijke saneringsbijdrage en -vergoeding begrensd. Het mag maximaal
1,4 keer hoger zijn dan het tarief van de bovengemeentelijke saneringsbijdrage. We stellen vast dat de
watermaatschappijen de grens van 1,4 maal het bovengemeentelijke tarief respecteren. Hoewel de
watermaatschappijen decretaal verantwoordelijk zijn voor de tariefbepaling, gebeurt dit in de praktijk in
samenspraak met de gemeente en/of rioolbeheerder en is dit opgenomen in het saneringscontract dat deze
partijen afsloten.
5.2 Kosten en opbrengsten per m³ water
Op basis van de rapportering kunnen we nagaan of het tarief overeenstemt met de kosten, zoals het
drinkwaterdecreet vooropstelt. Ter voorbereiding van het uitvoeringsbesluit van 2014 waarin de verplicht te
rapporteren financiële gegevens werden vastgelegd, is intensief overlegd met de sector zodat de verplichte
rapportering beperkt is tot informatie die nodig is om toezicht te kunnen houden op de tarieven die de
watermaatschappijen hanteren zoals beschreven in hoofdstuk 2.5.
Om de overeenstemming te kunnen aftoetsten berekenen we hiertoe eerst de verhouding tussen de
gerapporteerde kosten en het waterverbruik21. Figuur 58 geeft een overzicht van de resultaten.
In 2015 bedroeg de gemiddelde kost 78 eurocent per m³ water. Dit is 5 procent minder dan vorig jaar. In
2015 varieerden de kosten tussen 33 eurocent (Rio-link) en 1,17 euro (AquaRio en Riobra) per m³ water. Deze
variatie tussen de verschillende rioolbeheerders en tussen de opeenvolgende jaren is voornamelijk te wijten
aan fluctuaties in het waterverbruik, die op hun beurt sterk bepaald worden door enkele grote bedrijven. Zo
20
Decreet betreffende water bestemd voor menselijke aanwending (24/05/2002) Hoofdstuk 5 Art. 16bis t.e.m. Art. 16sexies.
Te raadplegen via http://codex.vlaanderen.be/Portals/Codex/documenten/1009284.html.
21 Het bruto waterverbruik (incl. sociale vrijstellingen) zoals door de watermaatschappijen gerapporteerd. Het betreft het totale waterverbruik
(zowel kleinverbruikers als grootverbruikers) waarvoor een gemeentelijke saneringsbijdrage of -vergoeding aangerekend werd.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
65
kenden Inter-aqua en VIVAQUA door de aanwezigheid van enkele grote bedrijven in hun werkingsgebied een
groot waterverbruik, terwijl hun kosten minder dan evenredig stegen met het waterverbruik. Dit resulteerde
in een lage kost per m³ water. Doordat het Antwerpse havengebied niet in de kosten van Rio-link opgenomen
is (het Havenbedrijf beheert de riolering zelf) maar wel in het waterverbruik, verkrijgen we ook hier een lage
kost per m³ water.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
66
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
Figuur 58: Gerapporteerde kosten en opbrengsten per m³ in 2015
Figuur 59: Gerapporteerde kosten en opbrengsten per m³ tussen 2011 en 2015
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
67
In figuur 58 zijn ook de opbrengsten per m³ water weergegeven, die gemiddeld 98 eurocent bedroegen en
varieerden tussen 66 eurocent (Rio-link) en 1,63 euro (HidroGem). Deze cijfers zijn in regel lager dan het
gemiddeld tarief22 voor de gemeentelijke saneringsbijdrage en -vergoeding. Dit kunnen we als volgt
verklaren:
– om sociale, ecologische of economische redenen werd in 2015 aan bepaalde groepen van gebruikers een
–
–
–
–
vrijstelling of compensatie van de gemeentelijke saneringsbijdrage of -vergoeding toegekend. 2,65
procent van het totale waterverbruik werd vrijgesteld en 0,68 procent van het totale factuurbedrag werd
gecompenseerd;
ook de watermaatschappijen krijgen een deel van de gefactureerde bijdragen en vergoedingen
toegekend, dit ter compensatie van het debiteurenrisico en de overige inningskosten die zij dragen. In
regel gold een inningspercentage van 4,25 procent in 2015;
voor de kleinverbruikers geldt een vast tarief per m³ water, voor de grootverbruikers is dit niet
noodzakelijk het geval. Verschillende rioolbeheerders hanteren individuele tarieven voor de
grootverbruikers. In dat geval zijn de aangerekende tarieven afhankelijk van de geloosde vuilvracht en
gaat het lineaire verband tussen de opbrengsten en het waterverbruik verloren;
daarenboven hanteren sommige rioolbeheerders degressieve tarieven voor de grootverbruikers. Vanaf
een waterverbruik boven 6.000 m³ water wordt tot 50 procent korting toegekend, vanaf 60.000 m³ water
wordt tot 75 procent korting toegekend;
in sommige gevallen is bijna het totale waterverbruik binnen een gemeente of binnen het werkingsgebied van een rioolbeheerder toe te schrijven aan één enkele grootverbruiker. Deze uitschieters leiden
tot een vertekend beeld.
De invloed van de bovenstaande factoren – die de rioolbeheerders al dan niet zelf in handen hebben –
verschilt sterk van rioolbeheerder tot rioolbeheerder. Gemiddeld zien we het verschil tussen de
aangerekende tarieven en de uiteindelijke opbrengsten wel toenemen (zie figuur 59). Ook in 2015 stegen de
opbrengsten per m³ water nauwelijks, hoewel het maximumtarief met 26 procent steeg en de meeste
rioolbeheerders die tariefstijging ook doorvoerden. Uitzonderlijkheden zoals de fluctuaties in het
gerapporteerde waterverbruik (het betreft hoofdzakelijk enkele grote bedrijven) en de fluctuaties in de
jaarlijks ontvangen subsidies (bij Rio-link en HidroSan die cashflowmatig rapporteerden) leiden er toe dat de
opbrengsten uitgedrukt per m³ water een ander verloop kennen dan de absoluut gerapporteerde
opbrengsten (zie hoofdstuk 3.2).
22
Het betreft het gewogen gemiddelde tarief voor de collectieve gemeentelijke sanering voor de kleinverbruikers. De weging gebeurt op basis van
het inwoneraantal van iedere gemeente. Voor de grootverbruikers wordt in iedere gemeente een eigen berekeningswijze gehanteerd, in de meeste
gevallen dient het tarief voor de kleinverbruikers als vertrekbasis.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
68
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
5.3 Geen overeenstemming tussen kosten en tarieven
In hoofdstuk 3.3 en 5.2 stelden we vast dat de rioolbeheerders een gemiddelde opbrengst per m³ water
rapporteerden die minder bedraagt dan het tarief van de gemeentelijke saneringsbijdrage en -vergoeding.
Dit omwille van de vrijstellingen, de compensaties en de inningkosten maar evenzeer omwille van de
tariefzetting ten aanzien van de grootverbruikers. Desondanks bedroeg de gemiddelde opbrengst in 2015
meer dan de gemiddelde kost, wat resulteerde in een kostendekkingsgraad van 125 procent. Ook in de
voorgaande jaren beschikten de rioolbeheerders gemiddeld over een marge van 15 procent (zie figuur 60).
Op basis van de gerapporteerde cijfers is de in het drinkwaterdecreet beoogde overeenstemming tussen de
kosten en de tarieven niet vast te stellen en stellen we vast dat de gerapporteerde kosten per m³ lager zijn
dan het tarief.
Hoewel de rioolbeheerders reeds enkele jaren boekhoudkundige overschotten realiseerden, betekent dit
niet noodzakelijk dat de rioolbeheerders ook kasoverschotten realiseerden23. Het is mogelijk dat er omwille
van liquiditeits- of solvabiliteitsredenen van het beoogde evenwicht tussen de kosten en de tarieven
afgeweken wordt. De VMM vroeg de sector om per rioolbeheerder via cijfermateriaal de evenwichtige
cashflow te onderbouwen. De sector leverde echter geen overkoepelende informatie aan waaruit de VMM
kan afleiden dat de rioolbeheerders cashflowmatig op een break-even zitten. Om dit bij een volgende
publicatie van dit rapport te beoordelen is de VMM in overleg met de rioleringssector om afspraken te maken
rond gegevensuitwisseling zodat o.a. ook de cashflow beoordeeld kan worden in functie van de gehanteerde
tarieven.
In tussentijd vraagt de VMM dat dat de rioolbeheerders verder maximaal werken aan het realiseren van de
door hen vooropgestelde investeringen. Het effectief en tijdig uitvoeren van deze investeringen vormt
immers de basis waarop de gevraagde tarieven gebaseerd zijn en is dus essentieel in het kader van het correct
toepassen van de gehanteerde tarieven. Het is van belang dat de tarieven gelijke tred houden met de
gerealiseerde uitbouw van de saneringsinfrastructuur en de overeenkomstige kostentoename zodat de
huidige gezinnen en (landbouw)bedrijven een correcte prijs betalen.
De VMM is ook van oordeel dat de tarieven op een transparante en planmatige manier bepaald moeten
worden, zodat het binnen een vooropgestelde periode duidelijk is welke projecten en andere kosten
gefinancierd moeten/zullen worden enerzijds en waarvoor de opbrengsten uit de gemeentelijke
saneringsbijdrage en -vergoeding aangewend worden anderzijds.
23
Er is een duidelijk onderscheid tussen de kosten en opbrengsten enerzijds en de uitgaven en ontvangsten anderzijds. Zo resulteren niet alle
kosten en opbrengsten effectief in uit- en ingaande geldstromen. Ook niet alle kosten en opbrengsten worden op hetzelfde tijdstip geboekt als het
tijdstip waarop de betalingen plaatsvonden. Zo betekenen ook overschotten en tekorten niet noodzakelijk toe- en afnames van de liquide middelen.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
69
Figuur 60: Gemiddelde kosten en opbrengsten per m³ tussen 2011 en 2015
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
70
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
Figuur 61 illustreert de situatie per gemeente. De opbrengsten per m³ water zijn uitgezet op de y-as, de
kosten per m³ water op de x-as. Het maximumtarief (voor de kleinverbruikers) is aangeduid aan de hand van
twee stippellijnen. Ten slotte toont de bissectrice ons de beoogde situatie waarbij de kosten en opbrengsten
in evenwicht zijn. In Figuur 61 onderscheiden we drie verschillende situaties (zone I, II en III):
– zone I: 82 procent van de gemeenten positioneerde zich boven de bissectrice en realiseerde in 2015 (en
de voorgaande jaren) boekhoudkundige overschotten.
Binnen deze groep zijn er veel gemeenten die het maximumtarief aanrekenen. Als de watermaatschappij
en de gemeente in het saneringscontract overeenkomen om standaard én zonder voorafgaande analyse
van de kosten het maximumtarief aan te rekenen, ontstaat er een strijdigheid met het drinkwaterdecreet
tenzij de rioolbeheerder corrigerende maatregelen neemt;
– zone II: in 10 procent van de gemeenten volstonden de opbrengsten niet om alle kosten te dekken. Vaak
bedroeg de kost per m³ water meer dan het sectorgemiddelde maar overschreed deze het maximumtarief
niet. Deze gemeenten kunnen nog bijkomende middelen genereren via een tariefverhoging of een
aangepaste tariefzetting ten aanzien van de grootverbruikers;
– zone III: in 8 procent van de gemeenten overschreden de kosten zowel de opbrengsten als de maximale
opbrengsten (uitgaande van het maximumtarief voor kleinverbruikers) die de maximumgrens voor de
tarieven kan opleveren. Deze groep omvat voornamelijk gemeenten die cashflowmatig rapporteerden en
in 2015 (meer) investeerden. Naar alle verwachting zullen deze gemeenten terug naar een financieel
evenwicht evolueren zodra de investeringen naar hun normale niveau terugkeren. De gemeenten waarbij
de kosten systematisch de opbrengsten uit het maximumtarief overschrijden, dienen hier bijzondere
aandacht aan te besteden.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
71
Figuur 61: Gerapporteerde kosten en opbrengsten per m³ in 2015
Zone I De rioolbeheerder rapporteerde meer opbrengsten dan kosten en realiseerde dus een overschot.
Zone II De rioolbeheerder rapporteerde meer kosten dan opbrengsten en realiseerde dus een tekort, maar de kost per m³ water overschrijdt het maximumtarief niet.
Zone III De rioolbeheerder rapporteerde meer kosten dan opbrengsten en realiseerde dus een tekort. De kost per m³ water overschrijdt ook het maximumtarief.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
72
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
6
BESLUIT
De rapportering over de gemeentelijke sanering heeft als doel om financiële transparantie te scheppen in
het gemeentelijke rioolbeheer. Aangezien bijna alle rioolbeheerders een kwalitatief toereikende
rapportering invulden, kunnen we in dit rapport een representatief beeld geven van de gerapporteerde
financiële middelen die in 2015 naar het rioolbeheer vloeiden en waarvoor deze aangewend werden.
Zo rapporteerden de rioolbeheerders in totaliteit 318 miljoen euro kosten, wat overeenstemt met een
gemiddelde kost van 50 euro per inwoner of een gemiddelde kost van 78 eurocent per m³ water. Er zijn
echter grote verschillen tussen de rioolbeheerders onderling, die vaak voortkomen uit de statutaire
bepalingen en boekhoudregels van de rioolbeheerders. Wel kenden de kosten van de meeste
rioolbeheerders een gelijkaardig verloop en stegen deze tussen 2011 en 2015 gemiddeld met 7 procent per
jaar, wat beduidend hoger is dan de stijging van het gemiddelde prijsniveau.
De kosten werden grotendeels gedragen door de Vlaamse gezinnen en (landbouw)bedrijven. Bijna 92
procent van de opbrengsten werd namelijk via de gemeentelijke saneringsbijdrage en -vergoeding
opgehaald. Samen met de gewestsubsidies (6 procent) en de financiële inbreng vanuit de gemeenten (1
procent), vormde dit een totale opbrengst van 401 miljoen euro in 2015. De gemiddelde opbrengst bedroeg
63 euro per inwoner en varieerde tussen 44 en 91 euro per inwoner, al naargelang het waterverbruik, de
tarieven en de tariefzetting ten aanzien van de grootverbruikers.
Als we de opbrengsten met de kosten vergelijken, krijgen we een kostendekkingsgraad van 125 procent. Ook
in enge zin, volstonden de opbrengsten uit de gemeentelijke saneringsbijdrage en -vergoeding om alle kosten
te dekken. Op basis van de gerapporteerde cijfers brengt de decretale begrenzing van de tarieven de
financiële gezondheid van de rioleringssector met het huidige investeringsritme niet in gevaar.
Wat kostenefficiëntie betreft, is er een grote verscheidenheid tussen alle actoren. Uit de benchmarkanalyse
blijken verschillen te bestaan tussen gemeentebesturen en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden,
maar ook binnen de groep van gemeentebesturen en tussen de intergemeentelijke
samenwerkingsverbanden onderling. Om te komen tot een optimalisatie van de kostenefficiëntie,
onderzoekt de VMM, samen met gemeentebesturen en rioolbeheerders de aard en de oorsprong van deze
verschillen, alsook de goede praktijken, via het leertraject Rio-leren.
Tot slot stellen we vast dat de door de rioolbeheerders gevraagde tarieven hoger zijn dan de gerapporteerde
kosten. Liquiditeits- of solvabiliteitsredenen kunnen een afwijking van het beoogde evenwicht tussen de
kosten en de tarieven motiveren. Om dit eenduidig te kunnen beoordelen, is de VMM in overleg met de
sector rond de gegevensuitwisseling met betrekking tot de kasstromen van de rioolbeheerders. De VMM is
tevens van oordeel dat de tarieven op een transparante en planmatige manier bepaald moeten worden,
zodat het binnen een vooropgestelde periode duidelijk is i) welke projecten en andere kosten gefinancierd
worden en ii) waarvoor de opbrengsten uit de gemeentelijke saneringsbijdrage en -vergoeding aangewend
worden.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
73
BIJLAGEN
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
74
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
Vragenlijsten
Rapportering Gemeentelijke Sanering – vragenlijst Financiële Informatie
Nummer Vraag
Toelichting vraag
Opbrengsten
Opbrengsten uit de werking
Het totaal bedrag van de opbrengsten afkomstig van de bijdrage en vergoeding
2.1
Totaal bedrag van
bijdrage en vergoeding (meestal de transportfacturen en eindafrekening t.a.v. de watermaatschappij).
2.3
Andere
dienstprestaties
Fiscale opbrengsten
2.2
Aansluitingen
2.4
Andere fiscale
opbrengsten
Financiële opbrengsten
2.5
In resultaat genomen
kapitaalsubsidies
2.6
Eenheid
euro
UITZONDERING: Indien de gemeente voor het systeem van '3de betaler' heeft
gekozen (zie 1.51), blijft dit veld leeg. - AR 71 - NIEUW BBC: AR 700/7 (VERKOPEN
EN DIENSTPRESTATIES)
Opbrengsten die het gevolg zijn van andere dienstprestaties. - AR 71 - NIEUW
BBC: AR 700/7 (VERKOPEN EN DIENSTPRESTATIES)
euro
De opbrengsten die de rioolbeheerder genereert voor nieuwe aansluitingen van
onroerend goed op riolering, IBA's en KWZI's. - AR 70120 (GEMEENTELIJKE
VERHAALBELASTING), AR 70130 (GEMEENTEBELASTINGEN OP PRESTATIES VAN
OPENBARE HYGIËNE) - NIEUW BBC: AR 7310 (AANSLUITING RIOLERING)
Leggen riolen, onderhoud rioolnet, op rioolnet aangesloten en aansluitbare
gebouwen, afkoppeling hemelwater, andere (voor zover toewijsbaar aan de
saneringsactiviteiten) - AR 70120 - 70130 - NIEUW BBC: AR 7322 - 73300 - 73301
– 73304
euro
De investeringssubsidies worden gespreid a rato de afschrijvingstermijn op activa.
- AR 76780 (VERREKENINGEN VAN ONTVANGEN INVESTERINGSSUBSIDIES, GIFTEN
EN LEGATEN) - NIEUW BBC: AR 7530 (IN RESULTAAT GENOMEN
KAPITAALSUBSIDIES EN SCHENKINGEN)
Andere dan in 2.5 opgenomen financiële opbrengsten. - AR 75 - NIEUW BBC: AR
75
euro
euro
Andere financiële
opbrengsten
Andere (operationele) opbrengsten
De tussenkomsten van de gemeente-vennoot ter financiering van specifieke
2.7
Bijpassing gemeente
2.8
Andere operationele
opbrengsten
Uitzonderlijke opbrengsten
2.9
Uitzonderlijke
opbrengsten
2.10
Totale opbrengsten
euro
euro
projecten.
Dit zijn o.a. meerwaarden en diverse bedrijfsopbrengsten. – AR 71, AR 73 –
NIEUW BBC: AR 74
euro
Terugnemingen van afschrijvingen en waardeverminderingen. – AR 77100
(UITZONDERLIJKE OPBRENGSTEN VAN DE GEWONE DIENST), AR 772, AR 773 –
NIEUW BBC: AR 763 (MEERWAARDE OP DE REALISATIE VAN FINANCIËLE,
MATERIËLE EN IMMATERIËLE VASTE ACTIVA)
Som van de velden 2.1 tot en met 2.9.
euro
euro
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
75
Nummer Vraag
Toelichting vraag
Kosten
(Afschrijvings)kosten van investeringen
Is de opsplitsing van de investeringskosten beschikbaar?
3.1
Nieuwbouw en renovatie van
saneringsinfrastructuur
Betreft het gedeelte van het antwoord op vraag 3.1 dat betrekking
3.1a
waarvan leidingennet
3.1b
waarvan grachten
3.2
Overgenomen infrastructuur
3.2a
waarvan leidingennet
3.2b
waarvan grachten
3.3
3.4
3.5
3.6
Activa nodig voor de exploitatie
Aansluitingen
Inventarisaties / modelleringen /
studies
Oprichtingskosten
3.7
Totaal investeringen
3.8
Waardeverminderingen
3.8a
waarvan leidingennet
3.8b
waarvan grachten
3.9
Voorzieningen voor risico's en
kosten
3.9a
waarvan leidingennet
3.9b
waarvan grachten
Financiële kosten
3.10
Rentelasten op leningen en andere
financiële kosten
Eenheid
heeft op het leidingennet (optioneel).
Betreft het gedeelte van het antwoord op vraag 3.1 dat betrekking
heeft op grachten (optioneel).
De jaarlijkse afschrijvingskost van de door de gemeente-vennoten
ingebrachte infrastructuur.
Betreft het gedeelte van het antwoord op vraag 3.2 dat betrekking
heeft op het leidingennet (optioneel).
Betreft het gedeelte van het antwoord op vraag 3.2 dat betrekking
heeft op grachten (optioneel).
De jaarlijkse (afschrijvings)kost van inventarisaties, modelleringen
en studies.
De jaarlijkse afschrijvingskost van de oprichting en herstructurering
van de vennootschap.
Som van de velden 3.1 t/m 3.6. Enkel indien de opgegeven
opsplitsing niet gekend is, kan dit veld overschreven worden.
Per saldo in te vullen, totaal van de toevoegingen en de
terugnemingen. - AR 66 - NIEUW BBC: AR 63
Betreft het gedeelte van het antwoord op vraag 3.8 dat betrekking
heeft op het leidingennet (optioneel).
Betreft het gedeelte van het antwoord op vraag 3.8 dat betrekking
heeft op grachten (optioneel).
Per saldo in te vullen: toevoegingen verminderd met de
bestedingen/aanwendingen en de terugnemingen. - AR 66621 - AR
66622 - AR 77111 - NIEUW BBC: AR 6370 - AR 6371
Betreft het gedeelte van het antwoord op vraag 3.9 dat betrekking
heeft op het leidingennet (optioneel).
Betreft het gedeelte van het antwoord op vraag 3.9 dat betrekking
heeft op grachten (optioneel).
Rentelasten op leningen aangegaan ter financiering van de
gemeentelijke saneringsactiviteiten en andere financiële kosten. AR 65 - NIEUW BBC: AR 65
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
76
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
euro
euro
euro
euro
euro
euro
euro
euro
euro
euro
euro
euro
euro
euro
euro
euro
euro
euro
Nummer Vraag
Toelichting vraag
Kosten
Exploitatie
Is de opsplitsing van de exploitatiekosten beschikbaar?
Alle kosten van onderhoud, herstellingen en uitbating van de
3.11
Pompstations
3.12
Riolen
3.13
Aansluitingen
3.14
3.15
3.16
IBA
KWZI
Grachten
3.27
3.17
Straatkolken
Totaal exploitatie
3.18
Indirecte personeelskosten
3.19
Overhead
Andere operationele kosten
3.20
Aanmoedigingspremies
3.21
Andere
3.22
Uitzonderlijke kosten
3.23
Totale kosten
Eenheid
euro
pompstations.
Alle kosten van onderhoud en herstellingen aan het rioleringsstelsel
(DWA, RWA en drukriolen).
Enkel indien de uitvoering van aansluitingen deel uitmaakt van de
gewone dienst.
euro
euro
euro
euro
euro
Alle kosten van onderhoud en herstellingen van alle waterlopen in
beheer van de gemeentelijke rioolbeheerder (ook de buffer- en
infiltratievoorzieningen), incl. doorgerekende kosten van
Polderbesturen/ Wateringen.
Alle kosten van onderhoud en herstellingen van de straatkolken.
euro
euro
Som van de velden 3.11 t/m 3.16. Enkel indien de opgegeven
opsplitsing niet gekend is, kan dit veld overschreven worden.
De indirecte personeelskosten toe te wijzen aan de
afvalwatersaneringsactiviteiten. - AR / NIEUW BBC: AR 62
Alle andere indirecte kosten toe te wijzen aan de
afvalwatersaneringsactiviteiten.
euro
euro
Alle toegestane premies / werkingssubsidies die de uitvoering van
de gemeentelijke saneringsverplichting aanmoedigen. - AR 63 NIEUW BBC: AR 649 (TOEGESTANE WERKINGSSUBSIDIES)
Andere bedrijfskosten / operationele kosten die het gevolg zijn van
de afvalwatersaneringsactiviteiten - AR 63 - NIEUW BBC: AR 64
(MINDERWAARDEN, DIVERSE WERKINGSKOSTEN)
Alle uitzonderlijke kosten toe te schrijven aan de
afvalwatersaneringsactiviteiten. - AR 67 - NIEUW BBC: AR 66
Som van de velden 3.7 t/m 3.10 en de velden 3.17 t/m 3.22.
euro
euro
euro
euro
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
77
Nummer
Resultaat
3.24
3.25
Vraag
Totaal opbrengsten - totaal kosten
Overgedragen winst / verlies vorig
boekjaar
3.26
Te bestemmen winstsaldo / te
verwerken verliessaldo
Resultaatverwerking
3.26a
Toevoeging / onttrekking aan het
kapitaal en uitgiftepremie
3.26b
Toevoeging / onttrekking aan de
reserves
3.26c
3.26d
Over te dragen winst / verlies
Vergoeding / tussenkomst van het
kapitaal/bestuurders/gemeenten
Andere
3.26e
Toelichting vraag
Eenheid
Verschil tussen 2.10 en 3.23
euro
euro
In de velden 3.26a t/m 3.26e dient aangegeven te worden hoe het
positieve of negatieve resultaat verwerkt is.
euro
Ingeval van overgedragen of over te dragen winsten, toevoegingen
aan het kapitaal of de reserves en vergoedingen van het
kapitaal/bestuurders/gemeenten worden positieve bedragen
gerapporteerd.
Ingeval van overgedragen of over te dragen verliezen,
onttrekkingen aan het kapitaal of de reserves en tussenkomsten van
het kapitaal/bestuurders/gemeenten worden negatieve bedragen
gerapporteerd.
euro
De tussenkomsten vanuit de algemene middelen (van de gemeentevennoot)
euro
euro
euro
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
78
euro
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
Rapportering Gemeentelijke Sanering – vragenlijst Kostendrijvers
Nummer
5.1
Vraag
Aantal meter weg riolering
5.2
Aantal pompstations
5.3
Aantal IBA’s
5.4
Aantal KWZI’s
5.5
Aantal meter grachten
5.6
Percentage van de totale rioleringslengte dat werd geïnventariseerd
5.7
Percentage van de totale rioleringslengte dat werd gemodelleerd
5.8
Aantal aansluitingen
onroerend goed
Aantal straatkolken
5.9
Toelichting vraag
Het aantal lopende meter weg, dus niet de totale lengte van de
buizen.
Het totaal aantal pompstations aanwezig in het werkingsgebied van
de rioolbeheerder.
Het totaal aantal IBA’s aanwezig in het werkingsgebied van de
rioolbeheerder.
Het totaal aantal KWZI’s aanwezig in het werkingsgebied van de
rioolbeheerder.
Het totaal aantal meter grachten aanwezig in het werkingsgebied
van de rioolbeheerder.
Percentage (o.b.v. het aantal inwoners) dat aangeeft welk deel van
de riolering in het werkingsgebied van de rioolbeheerder
geïnventariseerd werd.
Percentage (o.b.v. het aantal inwoners) dat aangeeft welk deel van
de riolering in het werkingsgebied van de rioolbeheerder
gemodelleerd werd.
Het totaal aantal aansluitingen aanwezig in het werkingsgebied van
de rioolbeheerder.
Eenheid
meter
aantal
aantal
aantal
meter
procent
procent
aantal
Het totaal aantal straatkolken aanwezig in het werkingsgebied van
de rioolbeheerder.
aantal
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
79
Rapportering Gemeentelijke Sanering – vragenlijst Projecten
Nummer
-
Vraag
NIS-code
Toelichting vraag
Eenheid
4.1
Naam
4.2
Projectnummer
4.3
Type investering
4.4
Totale afstand
4.5
aantal
4.6
Aantal nieuwe aansluitingen
gerealiseerd
Aantal nieuwe IBA’s geplaatst
De werknaam van het project zoals het in de gemeente is gekend.
Dit kan ook de straatnaam zijn waar de werken worden uitgevoerd.
Het nummer van het project zoals het bij de rioolbeheerder is
gekend. Dit is een uniek nummer. Op die manier beschikt de VMM
voor elk project over een unieke identificatie.
Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen uitbreidingsinvesteringen en vervangingsinvesteringen. Bij gemengde projecten
dient het type gekozen dat het grootste aandeel inneemt.
4.3.1 Uitbreidingsinvesteringen
Elke investering met betrekking tot de gemeentelijke
saneringsinfrastructuur waarbij voorafgaandelijk geen
gemeentelijke saneringsinfrastructuur aanwezig was.
4.3.2 Vervangingsinvestering
Hieronder wordt begrepen elk investeringsproject waarbij (een deel
van) de bestaande infrastructuur in zijn geheel wordt vervangen.
Het aantal lopende meter weg (dus NIET de totale lengte van de
buizen) uitbreiding of vervanging.
Het aantal nieuwe aansluitingen dat een project omvat.
Het aantal nieuwe IBA’s dat een project omvat.
aantal
4.7
Reële investeringskost
4.8
Datum begin project
Alle aangerekende bedragen – van studie en metingen tot en met
de laatste vorderingsstaat / factuur – voor werken aan
gemeentelijke saneringsinfrastructuur en desgevallend het herstel
van bovenbouw in oorspronkelijke toestand of de aanleg van
nieuwe bovenbouw (GEEN bijkomende verfraaiing van het wegdek).
In het geval van een verkaveling waarbij de verkavelaar de kosten
van de rioleringen op zich neemt, moet dit project ook genoteerd
worden, maar dan met 0€ aan reële investeringsuitgaven.
Hier horen ook de beschikbaarheidsvergoedingen ingeval van een
PPS- of DBFM-constructie thuis.
De datum waarop de uitvoering van het project start.
4.9
Datum einde project
De geraamde of werkelijke datum van oplevering van het project.
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
80
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
meter
euro
Gerapporteerde kosten
Tabel 1: Gerapporteerde kosten per rioolbeheerder in 2015 (op basis van 203 rapporteringen)
Rioolbeheerder
Exploitatie
kosten
Afschrijvingen,
waardeverm. en
voorzieningen
Andere
operationele kosten
Indirecte
personeels
kosten
Overhead
Financiële kosten
Uitzonderlijke
kosten
Totale kosten
Gemeente
€ 24.623.760
€ 71.690.178
€ 1.965.876
€ 14.103.820
€ 2.808.217
€ 15.785.653
€ 1.500
€ 130.979.003
AquaRio
€ 18.009.303
€ 24.734.604
€ 2.238.307
€ 3.642.772
€ 2.911.422
€ 12.382.444
€0
€ 63.918.851
Rio-link
€ 5.863.640
€ 14.326.390
€ 25.391
€ 3.108.558
€ 1.156.314
€0
€0
€ 24.480.293
€ 695.397
€ 1.228.521
€ 10.833
€0
€0
-€ 6.215
€0
€ 1.928.536
HidroRio
€ 4.168.524
€ 7.550.421
€ 794.574
€ 383.584
€ 660.727
€ 363.798
€0
€ 13.921.628
HidroSan
€ 1.266.068
€ 2.561.849
€ 23.697
€ 26.454
€0
€0
€0
€ 3.878.068
Infrax West
€ 3.240.126
€ 5.189.875
€ 2.071.720
€ 200.759
-€ 185.913
€ 1.346.072
€0
€ 11.862.638
Inter-aqua
€ 9.996.755
€ 18.769.353
€ 3.096.121
€ 402.895
€ 31.048
€ 5.073.993
€0
€ 37.370.165
IVEG
€ 660.660
€ 746.998
€ 12.635
€ 45.541
€ 40.206
€ 55.699
€0
€ 1.561.738
Riobra
€ 3.094.297
€ 5.550.544
€ 2.476.538
€ 422.621
€ 460.364
€ 725.249
€0
€ 12.729.613
IWVA
€ 415.075
€ 453.648
€ 51.491
€ 89.539
€ 911.047
€0
€0
€ 1.920.801
Riopact
€ 3.025.481
€ 3.763.206
€ 788.092
€ 40.717
€ 11
€ 490.555
€0
€ 8.108.062
VIVAQUA
€ 2.675.002
€ 883.539
€ 28.038
€ 501.168
€0
€ 813.812
€0
€ 4.901.559
Vlaanderen
€ 77.734.088
€ 157.449.124
€ 13.583.314
€ 22.968.428
€ 8.793.442
€ 37.031.060
€ 1.500
€ 317.560.956
HidroGem
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
81
Gerapporteerde opbrengsten
Tabel 2: Gerapporteerde opbrengsten per rioolbeheerder in 2015 (op basis van 203 rapporteringen)
Rioolbeheerder
Bijdrage en
vergoeding
Aansluitingen
Andere
operationele
opbrengsten
Financiële
opbrengsten
Uitzonderlijke
opbrengsten
Bijpassing
gemeenten
Totale opbrengsten
Gemeente
€ 134.692.546
€ 3.027.560
€ 1.946.414
€ 14.087.103
€ 73.484
€0
€ 153.827.108
AquaRio
€ 61.544.619
€ 345.202
€0
€ 1.239.407
€0
€ 2.884.643
€ 66.013.870
Rio-link
€ 47.264.968
€ 990.191
€ 251.509
€ 924.623
€0
€0
€ 49.431.291
HidroGem
€ 4.086.865
€0
€ 11.602
€ 20.661
€0
€0
€ 4.119.127
HidroRio
€ 19.112.919
€0
€ 732.447
€ 1.094.685
€0
€0
€ 20.940.050
HidroSan
€ 5.986.694
€ 112.818
€0
€ 100.114
€0
€0
€ 6.199.626
Infrax West
€ 11.592.869
€0
€ 17.704
€ 322.187
€ 5.641
€0
€ 11.938.400
Inter-aqua
€ 44.031.925
€0
€ 118.907
€ 2.437.282
€ 5.977
€0
€ 46.594.092
IVEG
€ 1.989.037
€0
-€ 13.993
€ 38.130
€ 476
€0
€ 2.013.650
Riobra
€ 14.213.781
€0
€ 7.260
€ 652.234
€ 338
€0
€ 14.873.613
IWVA
€ 3.127.280
€ 138.051
€ 15.199
€ 248.555
€0
€0
€ 3.529.085
Riopact
€ 14.298.911
€ 754.413
€ 208.698
€ 6.137
€0
€0
€ 15.268.160
VIVAQUA
€ 6.247.027
€0
€0
€ 25.513
€0
€0
€ 6.272.541
€ 368.189.441
€ 5.368.234
€ 3.295.747
€ 21.196.632
€ 85.915
€ 2.884.643
€ 401.020.613
Vlaanderen
\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\
82
Kosten voor riolering – Rapportering 2015
Vlaamse milieumaatschappij
Dokter De moorstraat 24-26
9300 aalst
www.vmm.be
Download