Bloedplaatjes, angiogenese en tumorgroei M. Belderbos Samenvatting Angiogenese is een belangrijke voorwaarde voor tumorgroei. Bloedplaatjes zijn een belangrijke bron van VEGF, één van de belangrijkste stimulatoren van angiogenese. Door afgifte van VEGF bevorderen bloedplaatjes angiogenese en tumorgroei. Bloedplaatjes nemen verschillende eiwitten op uit het bloed, waaronder antilichamen. Bevacizumab, een antilichaam tegen VEGF, wordt opgenomen door bloedplaatjes. Wij veronderstellen dat bloedplaatjes ook andere antilichamen opnemen. In dit verslag onderzoeken wij de opname in bloedplaatjes van verschillende klinisch toegepaste antilichamen en het effect van deze opname op de werking van het antilichaam en de functie van de bloedplaatjes. Introductie Angiogenese Iedere cel is voor zijn overleving afhankelijk van zuurstof en voedingsstoffen. Deze stoffen worden aangeleverd via het bloed. Angiogenese, of vaatnieuwvorming, is de vorming van nieuwe bloedvaten uit het bestaande vasculaire netwerk (figuur 1). Angiogenese is een fysiologisch proces, dat optreedt tijdens de embryonale ontwikkeling, de menstruele cyclus en bij wondgenezing. Daarnaast speelt angiogenese een belangrijke rol bij het ontstaan van tumoren[1]. Een kenmerk dat kankercellen onderscheidt van normale cellen is dat kankercellen ongeremd delen. Om aan de hoge vraag naar aan voedingsstoffen en zuurstof te voldoen, hebben tumoren behoefte aan een uitgebreide bloedvoorziening. Al in de jaren ’70 toonde Judah Folkman aan dat tumoren de vorming van hun eigen bloedvoorziening stimuleren (angiogenese)[2]. Eén van de belangrijkste factoren die deze Figuur 1: Angiogenese. vaatnieuwvorming stimuleert is VEGF, afkomstig uit de tumor en gastheercellen, vascular endothelial growth stimuleert de vorming van nieuwe bloedvaten uit het factor (VEGF)[2]. bestaande vasculaire netwerk. Bloedplaatjes en angiogenese Ons bloed bestaat uit plasma, rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes (trombocyten). Bloedplaatjes zijn verantwoordelijk voor bloedstolling en het voorkomen van verder bloedverlies. Als er ergens in het lichaam schade optreedt aan een bloedvat, dan leidt dit tot een cascade aan reacties, met als uiteindelijke resultaat de vorming van een plaatjesplug die verder bloedverlies voorkomt en wondgenezing bevordert. Bloedplaatjes bevorderen de wondgenezing door afgifte van diverse groeifactoren[35].Vaatwandschade leidt tot blootstelling van het bloed aan eiwitten die bloedplaatjes ‘vangen’. Als plaatjes worden gevangen raken zij geactiveerd, en stoten zij hun groeifactoren uit, waaronder VEGF. Hierdoor worden vaatnieuwvorming en wondgenezing gestimuleerd[3, 4]. Naast wonden worden plaatjes ook gevangen in tumoren en vormen daar lokale plaatjesaggregaten[6, 7]. Er wordt verondersteld dat de continue afgifte van VEGF leidt tot angiogenese, een belangrijke voorwaarde voor tumorgroei[6, 8]. Figuur 2: Bloedplaatjes in tumorgroei en angiogenese Bloedplaatjes worden gevangen in de tumor en stoten daar de hun groeifactoren uit, waaronder VEGF. Dit bevordert angiogenese en tumorgroei. Antilichamen Antilichamen zijn eiwitten die van nature in ons lichaam voorkomen. Ze spelen een rol in de afweer tegen ziektekiemen. Binding van antilichamen remt verspreiding van virussen en leidt via verschillende mechanismen tot vernietiging van bacteriën[9]. Sinds enkele jaren worden kunstmatig geproduceerde antilichamen gebruikt in de behandeling van een scala aan ziekten, waaronder kanker[10]. Deze antilichamen zijn zó ontworpen dat zij zich binden aan groeifactoren of andere eiwitten die essentieel zijn voor de groei en overleving van de tumorcellen. Door de werking van deze groeifactoren te blokkeren, of door de kankercellen direct aan te vallen, remmen deze antilichamen tumorgroei[10]. Op dit moment worden vier therapeutische antilichamen toegepast in de kliniek; een groot aantal andere is in ontwikkeling. Bevacizumab Bevacizumab is een antilichaam dat de activiteit van VEGF blokkeert[11]. Bevacizumab is goedgekeurd voor de behandeling van darmkanker, en is in klinische studies voor verschillende andere kankersoorten[11]. Eerdere onderzoeken hebben aangetoond dat bevacizumab wordt opgenomen in de bloedplaatjes. Dit is een interessante bevinding, omdat VEGF, het ligand voor bevacizumab, voornamelijk gelokaliseerd is in de bloedplaatjes[12]. Plaatjesopname van bevacizumab blokkeert het VEGF in de plaatjes vrijwel volledig[12]. Opname van bevacizumab kan dus een belangrijk aspect zijn van het werkingsmechanisme van dit antilichaam. Daarnaast kan plaatjesopname een algemeen mechanisme zijn, dat van toepassing is op meerdere antilichamen. Hypothese Bloedplaatjes nemen antilichamen op, en deze opname beïnvloedt de werking van het antilichaam en de functie van de plaatjes. Methoden en resultaten Om deze veronderstelling te toetsen, bestudeerden wij plaatjesopname van verschillende antilichamen in in vitro en in vivo experimenten. Daarnaast verzamelden we bloed van kankerpatiënten die behandeld werden met anti-VEGF antilichamen, om te bestuderen of we ook in patiënten bewijs vonden voor plaatjesopname van antilichaam. Plaatjes nemen verschillende antilichamen op Om te bestuderen of bloedplaatjes ook andere antilichamen opnemen, werden plaatjes geincubeerd met fluorescerende antilichamen. Na een uur werd het vrije antilichaam verwijderd, en werd de fluorescentie van de plaatjes bepaald. Er was een dosisafhankelijke toename van de plaatjesfluorescentie na incubatie met alle geteste antilichamen (figuur 3). Plaatjes zijn dus in staat om verschillende antilichamen op te nemen. De concentratie anti-VEGF antilichaam in de plaatjes was vele malen hoger dan de hoeveelheid VEGF. Deze grote overmaat aan antilichaam zou voldoende moeten zijn om het plaatjes-VEGF volledig te blokkeren. Figuur 3: Opname van antilichaam. Bloedplaatjes werden geïncubeerd met fluorescerende antilichamen tegen EGFR, Her-2-neu, VEGF en controle (aspecifiek) antilichaam. Er is een dosisafhankelijke toename van de plaatjesfluorescentie (Mean Fluorescence Intensity, MFI), wat duidt op opname van antilichaam in de bloedplaatjes. Gevolgen van antilichaam opname op de plaatjesfunctie Vervolgens bestudeerden we de gevolgen van antilichaamopname op de functie van de plaatjes door middel van een endotheelcelproliferatie assay. Endotheelcellen (de cellen die de bloedvatwand bekleden) werden geïncubeerd met plaatjes die waren opgeladen met anti-VEGF antilichaam. Normale bloedplaatjes stimuleren angiogenese, onder andere door de groei van endotheelcellen (de cellen die de bloedvatwand bekleden) te bevorderen. Na incubatie met anti-VEGF antilichaam was er significant minder groei van de endotheelcellen (maximale remming 33%, p=<0.01, figuur 4). Figuur 4: Opname van anti-VEGF antistof remt de stimulerende werking van bloedplaatjes op endotheelcellen. Endotheelcellen werden gedurende 72 uur geïncubeerd met toenemende concentraties bloedplaatjes die waren opgeladen met aspecifieke antistof (controle) of anti-VEGF antistof. Incubatie met anti-VEGF antilichaam resulteerde in een significante remming van de endotheelcelgroei. Gevolgen van antilichaam opname op de werking van het antilichaam Bloedplaatjes worden gevangen in tumoren, en geven daar hun groeifactoren af. Wij veronderstellen dat ook de opgenomen antilichamen actief worden uitgescheiden ter plaatse van de tumor. Plaatjes zouden dus gebruikt kunnen worden om antilichamen selectief naar de tumor te transporteren. Op dit moment wordt gewerkt aan een methode om de in vivo verdeling van antilichamen afkomstig uit bloedplaatjes te bestuderen. Conclusie In dit verslag beschrijven wij dat diverse klinisch toegepaste antlichamen worden opgenomen in bloedplaatjes. Opname van anti-VEGF antlichaam blokkeert het VEGF in de plaatjes, en remt zo hun angiogene activiteit. Opname in bloedplaatjes is dus mogelijk een belangrijk aspect van het werkingsmechanisme van antilichamen. Daarnaast beïnvloedt antilichaam-opname mogelijk ook de functie van de plaatjes. Bijwerkingen van klinisch gebruikte antilichamen zijn onder andere bloedingsstoornissen en trombose. Inzicht in de interactie tussen bloedplaatjes, antilichamen en tumorgroei zal in de toekomst hopelijk leiden tot een meer gerichte behandeling van kankerpatiënten, met minder schadelijke bijwerkingen. Referenties 1. 2. Ferrara, N. and R.S. Kerbel, Angiogenesis as a therapeutic target. Nature, 2005. 438(7070): p. 967-74. Folkman, J., Tumor angiogenesis: therapeutic implications. N Engl J Med, 1971. 285(21): p. 1182-6. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. Brill, A., H. Elinav, and D. Varon, Differential role of platelet granular mediators in angiogenesis. Cardiovasc Res, 2004. 63(2): p. 226-35. Kisucka, J., et al., Platelets and platelet adhesion support angiogenesis while preventing excessive hemorrhage. Proc Natl Acad Sci U S A, 2006. 103(4): p. 855-60. Plow EF, G.M., The molecular basis for platelet function, in Hematology: Basic principles and practice., B.E. Hoffman DR, Shattil SJ, Furie B, Cohen HJ, Silberstein LE, McGlave P, ed., Editor. 2000, Churchill Livingstone: Philadelphia. p. 1741-1752. Verheul, H.M., et al., Platelet and coagulation activation with vascular endothelial growth factor generation in soft tissue sarcomas. Clin Cancer Res, 2000. 6(1): p. 166-71. Dirix, L.Y., et al., Plasma fibrin D-dimer levels correlate with tumour volume, progression rate and survival in patients with metastatic breast cancer. Br J Cancer, 2002. 86(3): p. 389-95. Caine, G.J., et al., Platelet activation, coagulation and angiogenesis in breast and prostate carcinoma. Thromb Haemost, 2004. 92(1): p. 185-90. Roitt I, B.J., Male D, Immunology 6th edition. 2002, London: Mosby. Adams, G.P. and L.M. Weiner, Monoclonal antibody therapy of cancer. Nat Biotechnol, 2005. 23(9): p. 1147-57. Jain, R.K., et al., Lessons from phase III clinical trials on anti-VEGF therapy for cancer. Nat Clin Pract Oncol, 2006. 3(1): p. 24-40. Verheul HM, L.M., Quian DZ, Hilkes YH, Liapi E, Pili R, Voest ER. Uptake of bevacizumab by platelets blocks the biological activity of platelet-derives vascular endothelial growth factor. . in AACR Annual Meeting. 2006. Dankwoord Deze onderzoeksstage en het verslag zouden niet mogelijk geweest zijn zonder de inspirerende begeleiding van dr. H. Verheul, dr. R. Pili en prof. Dr. E. Voest. Ook wil ik de Nijbakker-Morra Stichting bedanken voor het mogelijk maken van deze stage.